Gelet op de aanvraag van de Rijksdienst voor Pensioenen, ontvangen op 15/07/2014;

Transcriptie

1 1/6 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 68/2014 van 10 september 2014 Betreft: aanvraag van de Rijksdienst van pensioenen om toegang te bekomen tot een bijkomend informatiegegeven van het Rijksregister met het oog op de toepassing van de regelgeving inzake de inkomensgarantie voor ouderen (RN-MA ) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van de Rijksdienst voor Pensioenen, ontvangen op 15/07/2014; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 23/07/2014; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 05/08/2014; Gelet op het technisch en juridisch advies ontvangen op 09/09/2014;

2 Beraadslaging RR 68 /2014-2/6 Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 10 september 2014, na beraadslaging, als volgt: I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG 1. De Rijksdienst voor Pensioenen, hierna de aanvrager, wenst toegang te bekomen tot een informatiegegeven van het Rijksregister, namelijk datgene vermeld in artikel 3, eerste lid, 14, WRR, evenals tot de historiek van dit gegeven en vraagt tevens de geautomatiseerde mededeling van de wijzigingen ervan.. 2. Daarnaast wenst de aanvrager tevens toegang te verkrijgen tot een gegeven opgenomen in het wachtregister, namelijk het gegeven vermeld in artikel 2, eerste lid, 13, a), van het koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de in het wachtregister vermelde informatiegegevens en tot aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om die gegevens in het wachtregister in te voeren. 3. De toegang wordt gevraagd met het oog op de toepassing van de regelgeving inzake de inkomensgarantie voor ouderen, hierna IGO, meer in het bijzonder ten overstaan van vreemdelingen die genieten van een subsidiaire beschermingsstatus. II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG 4. De aanvrager werd bij koninklijk besluiten van 5 december gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. 5. Bijgevolg kan het onderzoek van het Comité zich ertoe beperken na te gaan of: het doeleinde welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd is (artikel 4, 1, 2, WVP); het gegeven waartoe toegang wordt gevraagd toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is (artikel 4, 1, 3, WVP). 1 Koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, in hoofde van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Voorzorg ressorteren, en het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen door de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Voorzorg ressorteren.

3 Beraadslaging RR 68 /2014-3/6 A. DOELEINDE 6. De Europese Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december bepaalt dat mensen aan wie het statuut van subsidiaire bescherming is verleend, in aanmerking komen voor de uitkering van een IGO. Deze richtlijn werd omgezet in Belgische recht door de wet van 8 december 2013 tot wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen. 7. Thans bepaalt artikel 4, eerste lid, 4, van de wet van 22 maart 2001 dat naast vluchtelingen, bedoeld in artikel 49 van de wet van 15 december , ook genieters van de subsidiaire beschermingsstatus bedoeld in artikel 49/2 van die wet in aanmerking komen voor de uitkering van de IGO. De doelgroep die voor een IGO in aanmerking komt, wordt dus verruimd met personen die aan een specifiek criterium voldoen. De toepassing van bovenvermelde regelgeving in de praktijk vereist dat de aanvrager dit specifiek criterium nagaat/controleert. 8. Het Comité stelt vast dat het doeleinde welbepaald en uitdrukkelijk omschreven is in de zin van artikel 4, 1, 2, WVP en artikel 5, tweede lid, WRR. Het is tevens gerechtvaardigd vermits de verwerkingen van persoonsgegevens die daartoe worden verricht, gestoeld zijn op artikel 5, eerste lid, e) en f), WVP. B. PROPORTIONALITEIT B.1. Ten overstaan van het informatiegegeven van het Rijksregister en het gegeven van het wachtregister 9. De aanvrager wenst toegang te bekomen tot: het informatiegegeven vermeld in artikel 3, eerste lid, 14, WRR meer in het bijzonder tot de bijzondere informatiegegevens met betrekking tot de verblijfstoestand van vreemdelingen. Eigenlijk wordt toegang gevraagd tot de informatie horend bij het IT 202; 2 Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming. 3 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

4 Beraadslaging RR 68 /2014-4/6 een gegeven vermeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995, namelijk 13, a) de datum waarop de status van vluchteling (of de subsidiaire beschermingsstatus) is toegekend en de overheid die deze beslissing heeft genomen. 10. Het Comité stelt vast dat onder IT 202 onder meer wordt geregistreerd of iemand vluchteling is, of iemand van subsidiaire bescherming geniet. Deze informatie is pertinent voor de aanvrager omdat ze toelaat na te gaan of de betrokkene een van de criteria vervult waardoor hij in aanmerking komt voor een IGO. De toegang tot het IT 202 is, in het licht van het opgegeven doeleinde, in overeenstemming met artikel 4, 1, 3, WVP. Dit geldt eveneens voor de informatie opgenomen onder artikel 2, eerste lid, 13, a), van het koninklijk besluit van 1 februari 1995 omdat dit aangeeft vanaf welk ogenblik de betrokkene aan een criterium voldoet. 11. De aanvrager wenst tevens de geautomatiseerde mededeling van de wijzigingen van deze gegevens te ontvangen. Een wijziging ervan kan tot gevolg hebben dat iemand niet langer in aanmerking komt voor een IGO en dat de uitkering moet worden stopgezet. Daarnaast zijn er gevallen waarin de aanvrager in toepassing van artikel 5, 6, van de wet van 22 maart 2001 ambtshalve moet nagaan of een persoon in aanmerking komt voor een IGO. Dit betekent dat voor een persoon voor wie dit ambtshalve onderzoek initieel negatief uitviel, een wijziging van zijn status naderhand tot een herziening van het onderzoek kan leiden. 12. Het Comité oordeelt dat de mededeling van de toekomstige wijzigingen die aangebracht worden aan de gegevens in overeenstemming is met artikel 4, 1, 3, WVP. 13. Opdat de mededeling van deze wijzigingen proportioneel zou verlopen, moet deze mededeling beperkt zijn tot de personen waarvoor de aanvrager over een actief dossier beschikt. Dit vereist het werken met een verwijzingsrepertorium, hetgeen een basisdienst is van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid 14. Tot slot wenst de aanvrager tevens toegang te verkrijgen tot de historiek van de bovenvermelde gegevens. In de bijkomende informatie verstrekt op 23/07/2014 meldt de aanvrager dat de regeling IGO voor vluchtelingen geldt vanaf 01/06/2001 en voor personen die subsidiaire bescherming genieten vanaf 01/01/2014. In de gegeven omstandigheden wordt een toegang tot de historiek tot 01/06/2001 gevraagd. 15. Het Comité stelt vast dat een correcte toepassing van de regelgeving vereist dat de aanvrager vanaf de inwerkingtreding ervan kan nagaan wie tot dit specifieke deel van de doelgroep behoort. In het licht hiervan is een toegang tot de historiek van de gegevens vanaf 01/06/2001 gepast en dus in overeenstemming is met artikel 4, 1, 3, WVP.

5 Beraadslaging RR 68 /2014-5/6 B.2. Ten overstaan van de frequentie van de toegang en de duur van de machtiging 16. De aanvrager wenst over een permanente toegang te beschikken. Het Comité stelt vast dat de aanvrager op dagdagelijkse basis aanvragen tot het bekomen van een IGO ontvangt. Met het oog op de behandeling daarvan, moet hij op om het even welk moment de gegevens kunnen raadplegen met het oog op controle van de randvoorwaarden. In het licht hiervan is een permanente toegang gepast (artikel 4, 1, 3, WVP). 17. Er wordt een machtiging van onbepaalde duur gevraagd. Het Comité stelt vast dat de uitvoering van de regelgeving met het oog waarop de toegang wordt gevraagd, niet in de tijd beperkt is. In het licht hiervan is een toegang van onbepaalde duur gepast (artikel 4, 1, 3, WVP). B.3. Ten overstaan van de bewaartermijn 18. De aanvrager stelt geen concrete termijn voorop gedurende dewelke de gegevens worden bijgehouden, maar geeft aan dat hij ze bewaart zo lang als nodig voor de afhandeling van de dossiers, met inbegrip van eventuele controle, herziening of betwisting. 19. Rekening houdend met de variabele duurtijd van de procedures stelt het Comité vast dat het inderdaad moeilijk is om een concrete bewaringstermijn voorop te stellen. Op voorwaarde dat de aanvrager de dossiers die niet langer actief zijn archiveert of vernietigt overeenkomstig de archiefwet van 24 juni 1955, handelt hij in overeenstemming met artikel 4, 1, 5, WVP. B.4. Intern gebruik en/of mededeling aan derden 20. De aanvrager meldt dat hij de gegevens niet alleen intern gebruikt maar ze ook meedeelt aan derden, namelijk diegene die om IGO verzoekt (= betrokkene) of zijn eventuele voorlopige bewindvoerder. 21. Het Comité merkt op dat in de mate dat de gegevens worden meegedeeld aan diegene op wie ze betrekking hebben, deze laatste niet als een derde kan worden gekwalificeerd. De eventuele mededeling aan de voorlopig bewindvoerder roept geen bijzondere bezwaren op. Hij is immers gerechtelijk belast met het behartigen van de belangen van de betrokkene en handelt dus in naam en voor rekening van deze laatste.

6 Beraadslaging RR 68 /2014-6/6 C. INFORMATIEBEVEILIGING 22. De aanvrager maakt deel uit van het netwerk van de sociale zekerheid. Dit betekent dat hij beschikt over een consulent inzake informatieveiligheid waarover het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid een advies verstrekte 4 alsook over een degelijk informatieveiligheidsbeleid 5. OM DEZE REDENEN het Comité 1 machtigt de Rijksdienst voor Pensioenen om voor het doeleinde vermeld in luik A en onder de voorwaarden vermeld in deze beraadslaging voor onbepaalde duur permanent toegang te verkrijgen tot: het gegeven vermeld in artikel 3, eerste lid, 14, WRR weliswaar beperkt tot het IT 202; het gegeven vermeld in artikel 2, eerste lid, 13, a), van het koninklijk besluit van 1 februari 1995; de historiek van deze gegevens vanaf 01/06/2001; evenals de geautomatiseerde mededeling van de wijzigingen van bovenvermelde gegevens te ontvangen. De Wnd. Administrateur, De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Mireille Salmon 4 Art. 24, Wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, B.S. 22 februari Zie Hoofdstuk IV De bescherming van de sociale gegevens van persoonlijke aard, Wet van 15 januari 1990 op.cit.