Beleidsplan Stichting A+O fonds Rijk

Transcriptie

1 Beleidsplan 2011 Stichting A+O fonds Rijk Vastgesteld door het bestuur 15 september 2010

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding blz Beleid 5 3. Organisatie 8 4. Financiële middelen 10 Bijlagen: 12 Subsidievoorwaarden 2011: voor arbeidsmarktprojecten voor werkervaringsplaatsen voor personele inzet SCO protocol subsidieverstrekking aan bestuurspartijen A+O fonds Rijk Bezoekadres Lange Voorhout EA Den Haag Postadres Postbus CN Den Haag Telefoon Fax info@aofondsrijk.nl Internet

3 1. Inleiding In het jaar 2011 zal de in 2009 ingezette herprofilering van het A+O fonds Rijk volledig tot ontwikkeling kunnen komen. Medio 2009 heeft het bestuur besloten de innovatieve rol van het A+O fonds Rijk meer te verbinden met de initiatieven, die de werkgever en werknemers in het SectorOverleg Rijkspersoneel (SOR) nemen om een moderne en inspirerende visie te ontwikkelen op werken bij het Rijk. Het A+O fonds Rijk wordt daardoor beter en sterker gepositioneerd als het samenwerkingsverband van de vakorganisaties en de werkgever Rijk, die werk maken van hun gezamenlijke én hun afzonderlijke complementaire doelen op het terrein van arbeidsmarkt en opleidingen. Daarmee wordt de statutaire doelstelling 1 van het fonds gerichter vorm gegeven. Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende activiteiten: het financieren van eigen activiteiten en activiteiten op verzoek van het SOR; het verlenen van subsidies aan die diensten van de Rijksoverheid welke vallen onder het regime van het SOR; het op verzoek van het SOR verlenen van subsidie aan gerelateerde sectoren en andere (internationale) instellingen. De werkwijze die is voortgevloeid uit de herprofilering van het fonds geldt voor een periode van 5 jaar, te weten van 1 januari 2010 tot 1 januari Een periode van deze lengte waarborgt de werkbaarheid en de continuïteit van de regelingen die het fonds treft. In het najaar van 2014 evalueren sociale partners de opzet en werking van de nieuwe opzet van het A+O fonds Rijk, tenzij er tussentijds eerder aanleiding is om de afspraken te heroverwegen. In verband hiermee krijgt de voor 2011 voorgenomen evaluatie van het fonds het karakter van een tussenevaluatie. Een plan van aanpak voor de tussenevaluatie zal begin 2011 aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. In 2010 hebben de vakbonden en de werkgever Rijk gezamenlijk een kwaliteitsagenda in ontwikkeling genomen, die de conclusies en concrete voorstellen bevat naar aanleiding van de met elkaar gedeelde visie. Op basis van die gedeelde visie kan het fondsbestuur zich vanaf 2011 ten volle richten op het positioneren van het fonds in een integrale relatie met het beleid, dat de sociale partners voor de sector Rijk beogen te ontwikkelen op het gebied van personeel en organisatie, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Voor 2011 zullen belangrijke aandachtspunten zijn: het optimaliseren van de betrokkenheid van de sociale partners bij de activiteiten van het fonds in relatie tot het door hen ontwikkelde beleid; het vergroten van de zichtbaarheid van de (in het fonds) samenwerkende sociale partners bij de doelgroep van werknemers in de sector Rijk; het meer recht doen aan de ondersteunende rol van het fonds ten opzichte van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector zoals die in het SOR tussen sociale partners wordt gesloten. Ook in 2011 zal het A+O fonds Rijk binnen zijn mogelijkheden onverminderd de ministeries en rijksdiensten financiëel steunen, wanneer zij met hun medezeggenschapsorganen 1 Statutair heeft het fonds als doelstelling: het initiëren, coördineren en stimuleren van vernieuwende activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt-, werkgelegenheids- en scholingsbeleid van de sector Rijk en het uitvoeren van andere activiteiten op verzoek van het Sectoroverleg Rijkspersoneel (SOR), die rechtstreeks verband houden met de arbeidsvoorwaardenovereenkomst. 3

4 gezamenlijk initiatieven nemen voor arbeidsmarktprojecten, werkervaringsplaatsen en andere projecten die bijdragen aan de doelstelling van het fonds.. Voor zover gewenst initieert het fonds tenslotte eigen projecten, bijvoorbeeld als het gaat om de verkenning naar innovatief beleid op nog onontgonnen terrein. De uitwerking van deze hoofdlijnen komt achtereenvolgens aan de orde in paragraaf 2 (Beleid) en paragraaf 3 (Organisatie). Paragraaf 4 (Financiële middelen) bevat een begroting op hoofdlijnen. 4

5 2. Beleid 2.1 De kwaliteitsagenda Vanuit het Visietraject Organisatie- en Personeelsbeleid Rijk is in 2010 de Kwaliteitsagenda in ontwikkeling genomen tussen de vakbonden en de werkgever Rijk. Het primaat voor de vaststelling van de Kwaliteitsagenda ligt bij het Sectoroverleg Rijk (SOR). Naar verwachting worden de Kwaliteitsagenda en de daaruit voorvloeiende initiatieven in het laatste kwartaal van 2010 door het SOR vastgesteld. Voor een aantal initiatieven zal het SOR financiering inroepen uit het A+O fonds Rijk. De in de Kwaliteitsagenda vast te stellen speerpunten zoals: het streven naar een inzetbaar en divers personeelsbestand; een resultaatgerichte en moderne organisatie die de principes van Het Nieuwe Werken omarmt; ruimte binnen heldere kaders voor het ontplooien van de professionaliteit van werknemers; zullen daarmee ook voor het programma van het fonds leidend zijn. Begin 2011 zal de Kwaliteitsagenda zijn vastgesteld en krijgt het beleid van het A+O fonds Rijk op dit punt nadere vorm. 2.2 Subsidies Zoals ook in voorgaande jaren gebruikelijk, zal een deel van de middelen van het A+O fonds Rijk beschikbaar zijn voor subsidiëring van projecten uit de sector. Het gaat dan allereerst om arbeidsmarktprojecten met een innovatief karakter, die van belang kunnen zijn (als pilotproject) voor de gehele Rijksdienst. De ministeries, diensten en Hoge Colleges van Staat brengen deze voor subsidie in aanmerking bij het bestuur. Op de tweede plaats gaat het om werkervaringsplaatsen. De subsidievoorwaarden voor arbeidsmarktprojecten en werkervaringsplaatsen zullen in 2011 ongewijzigd zijn ten opzichte van die in Arbeidsmarktprojecten Het doel van de subsidieverlening voor arbeidsmarktprojecten is vernieuwingen te bevorderen en activiteiten te stimuleren, die buiten de gebaande paden gaan. Het begrip arbeidsmarkt wordt hierbij breed gezien: het kan ook gaan om initiatieven op het gebied van werkgelegenheid of scholing, of combinaties daarvan. Andere criteria voor de beoordeling van deze aanvragen zijn: Aanvullend karakter: Het project moet een aanvulling zijn op de werkgeverstaak, dat wil zeggen dat het geen activiteiten mogen zijn, die gerekend worden tot de reguliere bedrijfsvoering. Reguliere scholingstrajecten komen niet voor subsidiëring in aanmerking; Overdraagbaarheid: De resultaten van het project moeten zo veel mogelijk overdraagbaar zijn naar andere onderdelen van de sector. De aanvrager geeft aan welke onderdelen van het project overdraagbaar zijn en hoe deze overdracht kan plaatsvinden. Evaluatie: Daarnaast is vereist dat het project wordt geëvalueerd. De subsidieaanvraag moet voorzien in een evaluatie, waarbij getoetst wordt in hoeverre de doelstellingen van het project zijn bereikt en waarin wordt onderzocht tot welke leereffecten het project heeft geleid. Het 5

6 evaluatierapport wordt ter beschikking gesteld aan het A+O fonds Rijk. Het A+O fonds kan de aanvrager verzoeken actief mee te werken aan de verspreiding van de resultaten van het project, bijvoorbeeld door een presentatie te houden of mee te werken aan een publicatie. Draagvlak: Het project dient voldoende draagvlak te hebben binnen de organisatie. Bij departementale projecten komt dit tot uitdrukking door de ondertekening van de aanvraag door zowel de werkgevers- als werknemersvertegenwoordiging. Aan deze eis wordt bij departementale aanvragen voldaan door ondertekening van de aanvraag door het DGO (respectievelijk de werkgever en de werknemersvertegenwoordiging in het DGO) of door ondertekening van de aanvraag door werkgever en OR gezamenlijk. Over interdepartementale projecten kan het SOR, dan wel kunnen ICPO en SCO afzonderlijk een uitspraak doen. Van de totale begroting van een arbeidsmarktproject is 75% subsidiabel door het fonds. De overige 25% van de begroting wordt gefinancierd door de aanvrager. Het subsidiebeleid van het A+O fonds Rijk is gericht op het beperken van externe inhuur en het stimuleren van ministeries om primair hun eigen medewerkers in te zetten. Daardoor blijft de kennis die in het project wordt opgedaan, behouden voor de ministeries. De aanvragende ministeries mogen daarom slechts 50% van de kosten voor externe inhuur opvoeren op de begroting van arbeidsmarktprojecten. Er resulteert per saldo een subsidie van 37,5% van de begrote kosten voor externe inhuur. Indien echter een eigen medewerker aantoonbaar bovenformatief wordt ingezet voor een arbeidsmarktproject, én de activiteiten niet regulier zijn én het project overdraagbaar is naar andere departementen, dan mogen de loonkosten van deze medewerker voor 75% opgenomen worden op de begroting van het arbeidsmarktproject. Er resulteert per saldo een subsidie van 56,25% van de begrote kosten voor een eigen medewerker Werkervaringsplaatsen Werkervaringsplaatsen hebben tot doel zwakkere groepen op de arbeidsmarkt werkervaring te laten opdoen bij de sector Rijk om zo hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidie is dat deelnemers aan een werkervaringsproject minimaal zes maanden geregistreerd staan als werkloos werkzoekend bij UWV WERKbedrijf. De werkgever neemt hiervan het bewijs op in zijn administratie. Leidt het werkloosheidscriterium tot belemmeringen of onbillijkheden, dan is het bestuur van het A+O fonds Rijk bevoegd om de bestaande regels soepel te hanteren. Daarnaast kunnen ook arbeidsgehandicapten, jongeren tot 23 jaar, vluchtelingen, nieuwkomers en herintreders deelnemen. Voor herintreders dient vooraf een verzoek tot ontheffing te worden gevraagd met vermelding van het arbeidsverleden van betrokkene. Jongeren tot 23 jaar hoeven niet zes maanden als werkloos werkzoekend geregistreerd te staan. De deelnemers aan de werkervaringsprojecten worden bovenformatief aangesteld. De subsidie voor werkervaringsplaatsen is een combinatie van een loonkostensubsidie en scholingssubsidie. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal en de scholingssubsidie per deelnemer. Voor deze subsidieaanvragen geldt geen minimumomvang. Wel wordt het bedrag voor loonkostensubsidie naar rato aangepast bij een betrekkingsomvang minder dan 32 uur. Om voor de volledige loonkostensubsidie in aanmerking te komen moet de aanvrager in samenspraak met de deelnemer een ontwikkelingsplan opstellen. Voor de uitvoering van het ontwikkelingsplan wordt een scholingssubsidie van maximaal

7 verstrekt. In het ontwikkelingsplan staat hoe de deelnemer geschoold en begeleid wordt naar een volgende functie binnen de organisatie of, indien dit niet mogelijk is, buiten de organisatie. Dit ontwikkelingsplan moet uiterlijk 6 maanden na indiensttreding van de kandidaat worden aangeleverd bij het A+O fonds Rijk. Het A+O fonds verstrekt bij de subsidietoekenning een eenvoudig format. Wanneer de aanvrager geen ontwikkelingsplan indient of wanneer de aanvrager het ontwikkelingsplan niet uitvoert, wordt de loonkostensubsidie vastgesteld op maximaal Ook is het mogelijk om voor een half jaar een werkervaringsplaats te creëren. Voor een dergelijke werkervaringsplaats geldt dat de verstrekte subsidies voor de loonkosten en scholing evenredig wordt verminderd. Indien de aanvrager geen ontwikkelingsplan indient of dit plan niet uitvoert, wordt de loonkostensubsidie vastgesteld op maximaal De eindrapportage dient informatie te bevatten over wat er na afloop van de werkervaringsperiode met de deelnemers is gebeurd: zijn ze ingestroomd in de eigen organisatie of zijn ze elders aan het werk gekomen en zo ja, waar? Algemeen Aanvragen kunnen het gehele jaar worden ingediend. Hierdoor is het voor aanvragers mogelijk om in te spelen op de actualiteit. De ingediende aanvraag wordt beoordeeld door het bestuur van het A+O fonds Rijk op advies van het secretariaat. Het secretariaat kan hulp bieden bij het opstellen van de subsidieaanvraag en kan een indicatie geven of het idee aansluit bij de beleidslijnen van het A+O fonds Rijk. De aanvragen worden behandeld in de vergadering van het bestuur. De data waarop deze vergaderingen plaatsvinden, staan vermeld op de website van het fonds. Het blijft mogelijk dat de aanvrager voor (onderdelen van) projecten ook subsidie aanvraagt bij andere subsidiegevers. Het secretariaat kan aanvragers desgewenst informeren over de mogelijkheden van relevante subsidieregelingen. Er mag echter geen sprake zijn van dubbele financiering van activiteiten. 2.3 Lopende projecten van het SOR en het fonds In 2011 zullen enkele projecten uit eerdere jaren nog doorlopen, totdat zij zijn afgerond of ingebed in nieuwe ontwikkelingen. Het betreft: de totstandbrenging van een Arbo-catalogus; de organisatorische inbedding en uitvoering van vertrouwelijke loopbaanscans, conform CAO-afspraak; afspraken en voorlichting over loopbaanpaden bij de Dienst Justitiële Inrichtingen; methoden en technieken om werkdruk aan te pakken. 7

8 3. Organisatie 3.1 Projectuitvoering In de uitvoering onderscheidt het A+O fonds Rijk sinds 2009 vier werkwijzen in de projectuitvoering, corresponderend met de onderscheiden verantwoordelijkheden: Type project 1. SOR-projecten 2. Subsidie-projecten en werkervaringsplaatsen 3. Gezamenlijke projecten A+O fonds Rijk 4. Projecten van vakorganisaties of de werkgever Rijk Rollen Initiëring SOR Ministeries, diensten, Hoge Colleges van Staat (d.m.v. subsidieaanvraag) Bestuur A+O fonds Rijk Werkgever Rijk Vakorganisaties Vorm Opdrachtverstrekking Subsidieverlening Opdrachtverstrekking Initiatief Initiatief Aansturing Stuurgroep per project Door de gesubsidieerde Stuurgroep per project Werkgever Rijk Vakorganisaties Uitvoering - werkgever Rijk of - werkgever Rijk gezamenlijk met vakorganisaties Door de gesubsidieerde (Secretariaat A+O fonds Rijk beheert de relatie en de geldstroom naar de gesubsidieerde) - werkgever Rijk en vakorganisaties - of ieder die zij daartoe aanzoeken - werkgever Rijk of - ieder die zij daartoe aanzoekt - vakorganisaties of - ieder die zij daartoe aanzoeken Wanneer projecten worden uitgevoerd door de partijen die vertegenwoordigd zijn in het bestuur van het A+O fonds Rijk, wordt de subsidie om het project te kunnen uitvoeren toegekend onder de voorwaarden die in 2010 zijn vastgesteld door het algemeen bestuur als Protocol subsidievertrekking aan bestuurspartijen. 3.2 Secretariaat Het A+O fonds Rijk heeft als bestuurlijke entiteit ondersteuning nodig voor het bestuurssecretariaat, beleidsontwikkeling en signalering, financieel beheer, externe communicatie, secretariële en logistieke ondersteuning. Met het CAOP is medio 2010 een nieuw contract gesloten op basis van een scenario voor de gewenste ondersteuning. Desgewenst ondersteunt het secretariaat ook projecten. 3.3 Communicatie Algemeen De communicatie van het A+O fonds Rijk is gericht op het informeren van de doelgroepen over de mogelijkheden en activiteiten van het fonds: waarvoor kan men er terecht, wat is de toegevoegde waarde van het fonds en welke kennis is beschikbaar gekomen door de activiteiten van het fonds.? De doelgroepen worden enerzijds gevormd door (vertegenwoordigers van) de rijksorganisatieonderdelen, anderzijds werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers binnen de rijksoverheid (OR en, vakbonden, ICOP). 8

9 Daarnaast richt de communicatie zich op het vergroten van de bekendheid van het fonds bij de doelgroep van werknemers in de sector Rijk. Als communicatiekanalen worden ingezet: de eigen middelen (zoals website, digitale en papieren nieuwsbrief, brochures), de communicatiemiddelen van de Rijksoverheid (intranetten, magazine BinnenBerijk), communicatiemiddelen van vakorganisaties, de werkgever Rijk en individuele deelnemers (bijvoorbeeld gericht communiceren via brieven vanuit een OR, leidinggevende, ICOP, BZK), waar mogelijk ook de landelijke en regionale media Projectcommunicatie De projectcommunicatie zal sterk zijn gericht op het verzamelen en toegankelijk maken van de informatie uit de diverse projecten die al dan niet gezamenlijk worden uitgevoerd door de werkgever Rijk en de vakorganisaties. Omdat deze projecten vanaf 2010 niet meer vanaf één punt gecoördineerd worden, is de borging van (gezamenlijke) communicatie over de verschillende projecten een nieuwe opgave voor het secretariaat van het A+O fonds Rijk. 9

10 4. Financiële middelen 4.1 Middelen Het A+O fonds Rijk beschikt op jaarbasis over een structurele bijdrage van 3,555 mln, die in de vorm van een subsidie door het ministerie van BZK jaarlijks aan het fonds ter beschikking wordt gesteld. Het fonds realiseert jaarlijks enige rentebaten, zodat kan worden uitgegaan van een besteedbaar bedrag van ca. 3,6 mln. Evt. oneffenheden kunnen worden opgevangen door inzet van gelden uit de bestemmingsreserve (thans 1,1 mln). 4.2 Aansluiting taken en middelen In het tweede halfjaar van 2009 en in 2010 is voor het eerst een subsidie verstrekt aan de vakbonden, met het doel een impuls te geven aan de zichtbaarheid van de organisaties en aan de voortgang, die door de vakbonden wordt geboekt op de onderwerpen die deel uitmaken van het werkprogramma van het A+O fonds Rijk. De verwachting is, dat deze impuls ook uitstraling heeft naar de voortgang op relevante onderwerpen in het SOR. De achterliggende periode is nog te kort om een oordeel te kunnen vellen over de effectiviteit van de inzet van deze subsidie. Ook heeft een deel van de vakbonden eerst personeel moeten aantrekken op basis van de beschikbare bekostiging, zodat eerst laat in 2009 of in 2010 een begin kon worden gemaakt met de realisatie van de personele inzet. Daarom wordt de subsidieregeling in 2011 ongewijzigd voortgezet. Dit betekent dat het A+O fonds Rijk een subsidiebedrag van beschikbaar stelt, waarmee naar verwachting ca. 7 fte personeel, inclusief overhead, door de vakbonden kan worden bekostigd. De organisaties maken onderling een afspraak over de verdeling van het subsidiebedrag. In de desbetreffende subsidievoorwaarden (opgenomen in de bijlage) is geregeld, dat voor de uitvoering van deze projecten personeel bij de betrokken organisaties volledig mag worden bekostigd ten laste van het budget dat uit het A+O fonds Rijk ter beschikking is gesteld. Daarnaast zetten de SCO capaciteit in vanuit eigen middelen. Over de besteding van de middelen die zij ontvangen uit het A+O fonds Rijk, leggen de SCO jaarlijks verantwoording af. Voor het bestuurssecretariaat, beleidsontwikkeling en signalering, financieel beheer, externe communicatie, secretariële en logistieke ondersteuning wordt een bedrag uitgetrokken van ca. k 250 (inclusief huisvesting, automatisering, overhead). Hierdoor is een bedrag van ca. 2,6 mln inzetbaar voor de projectkosten. Op basis van de inzet van middelen in het jaar 2010 worden voor 2011 indicatieve bedragen beschikbaar gehouden voor: Arbeidsmarktprojecten en werkervaringsplaatsen Projecten op initiatief van SOR en bestuur Communicatie (zoals website en [digitale] nieuwsbrieven)

11 Bijlagen

12 Subsidievoorwaarden A+O fonds Rijk arbeidsmarktprojecten 2011 Aanvraag 1. De aanvraag moet zijn ingediend door een organisatie die behoort tot de sector Rijk, een erkende organisatie van rijksoverheidspersoneel, dan wel een organisatie waarmee de Stichting A+O fonds Rijk een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten. 2. De aanvraag dient te worden ondertekend zowel door de werkgevers- als de werknemersvertegenwoordiging die Departementaal Georganiseerd Overleg voeren, dan wel door de werkgever en de OR. 3. Het project omvat activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt-, werkgelegenheidsof scholingsbeleid. De activiteiten moeten: 1. innovatief van aard zijn; 2. van breder belang binnen de sector Rijk zijn dan voor de aanvragende organisatie alleen en waar mogelijk gebruik maken van partnerschappen tussen organisaties; 3. overdraagbaar zijn binnen de sector Rijk; 4. zonder de financiële ondersteuning van het fonds niet tot stand kunnen worden gebracht. 4. Aanvragen kunnen doorlopend worden ingediend. 5. De subsidieaanvraag moet vergezeld gaan van een projectplan waarin aandacht wordt besteed aan de aanleiding, het doel van het project, de beoogde resultaten (zo mogelijk in meetbare termen), de activiteiten die worden ondernomen, de planning, de begroting en de wijze van evalueren. 6. De startdatum van het project dient in het kalenderjaar van toekenning, en na de datum van toekenning van de subsidie te liggen. Het project heeft een looptijd van niet meer dan 2 jaar. 7. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd mogen niet strijdig zijn met door het Sectoroverleg Rijkspersoneel (SOR) geformuleerde beleid. Indien een subsidieaanvraag een onderwerp betreft waarover in het SOR overlegd wordt, legt het bestuur van het A+O fonds Rijk de betreffende aanvraag ter goedkeuring voor aan het SOR. Overdraagbaarheid 8. Projecten moeten overdraagbaar zijn naar andere onderdelen van de sector. De aanvrager geeft in zijn plan van aanpak aan welke elementen van het project overdraagbaar zijn en hoe de overdracht plaatsvindt. 9. De aanvrager dient medewerking te verlenen aan het verspreiden van de resultaten aan andere instellingen binnen de sector. De resultaten van de projecten worden beschikbaar gesteld aan het A+O fonds Rijk. 12

13 Financiering 10. Bij alle communicatievormen over het gesubsidieerde project dient het A+O fonds Rijk te worden vermeld als medefinancier. 11. De totale kosten van het project bedragen minimaal De begroting van de projecten wordt voor maximaal 75% gesubsidieerd. De aanvrager draagt zelf zorg voor de financiering van de resterende 25% van de begroting. Loonkosten mogen voor 75% op de begroting opgevoerd worden indien het inzetten van een eigen medewerker van een ministerie voor het arbeidsmarktproject bovenformatief en aantoonbaar is, voor activiteiten die niet regulier zijn en indien het project een uitstraling heeft naar andere departementen. De kosten voor externe inhuur mogen voor maximaal 50% op de begroting van het arbeidsmarktproject worden opgevoerd. 12. De aanvraag moet passen binnen de financiële mogelijkheden van het fonds. Als het budget voor subsidieverlening wordt overtekend, is de datum van binnenkomst bepalend. 13. Het is mogelijk de subsidie van het A+O fonds Rijk te combineren met subsidie uit andere bronnen. Hierbij mag geen sprake zijn van dubbele financiering. Toekenning, bevoorschotting en rapportages 14. De subsidietoekenning geschiedt voor de in de aanvraag geschetste activiteit. De subsidie zal worden uitgekeerd indien en voorzover die activiteit en de daarvoor geraamde uitgaven zijn gerealiseerd. 15. Voorwaarde voor de toekenning van de subsidie is dat de aanvrager het daartoe bestemde antwoordformulier ingevuld aan het A+O fonds Rijk zendt. Na ontvangst van het ingevulde antwoordformulier ontvangt de aanvrager een eerste voorschot. De hoogte van het eerste voorschot is afhankelijk van de duur van het project (20% van de totale subsidietoezegging ingeval van een tweejarig project en 40% ingeval van een éénjarig project). In totaal bedraagt het voorschot maximaal 80% van de totale subsidietoekenning. De aanvrager is verplicht halfjaarlijks aan het A+O fonds Rijk te rapporteren over de voortgang van het project. 16. Bij wijzigingen in het project, bij het niet doorgaan van het project dan wel bij het optreden van aanzienlijke vertragingen meldt de subsidieaanvrager dit zo snel mogelijk bij het secretariaat van het A+O fonds Rijk. De aanvrager stelt tevens de werknemersvertegenwoordiging die de aanvraag mede heeft ondertekend hiervan in kennis. 17. Indien de aanvrager niet aan de subsidievoorwaarden voldoet, wordt de subsidie ingetrokken en kunnen eventueel reeds uitbetaalde voorschotten door het A+O fonds Rijk worden teruggevorderd. 13

14 Afrekening Overig 18. Na afloop van het project zal afrekening van de toegekende subsidie plaatsvinden. Deze afrekening kan alleen plaatsvinden op basis van een verantwoording die bestaat uit een financieel verslag en een inhoudelijke evaluatie. In deze evaluatie moet aan de orde komen wat de aanleiding was om het project te starten, het doel van het project en of dit bereikt is, welke activiteiten zijn uitgevoerd, hoe de uitvoering is verlopen, wat de leereffecten zijn en wat de uiteindelijke resultaten zijn van het project. 19. Indien de totaal te verstrekken subsidie meer bedraagt dan dient de verantwoording vergezeld te gaan van een accountantsverklaring conform het model dat bij de toewijzingsbrief wordt meegezonden. Bij de subsidieaanvraag kan een vergoeding voor accountantskosten worden aangevraagd tot een maximum van De subsidieaanvrager heeft tot twee maanden na de afrekening van het project de mogelijkheid om schriftelijk bezwaar te maken tegen de afrekening. De subsidieaanvrager heeft alleen recht op een mogelijke herberekening van de afrekening indien de bovengenoemde termijn van twee maanden niet is overschreden. 21. De te verstrekken subsidie zal niet meer bedragen dan de kosten van de activiteit minus de op die activiteit verkregen inkomsten, zoals subsidie van derden, deelnemersbijdragen en dergelijke. De subsidie wordt afgerekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten. 22. De ontvanger van de subsidie is gehouden mee te werken aan in opdracht van het fonds uit te voeren evaluatieonderzoeken en aan eventuele onderzoeken van een door het A+O fonds Rijk daartoe aangewezen accountant. 23. In de gevallen waarin de subsidievoorwaarden onduidelijk zijn of waarin deze niet voorzien kan de subsidieaanvrager zich met een gemotiveerd verzoek wenden tot het bestuur van het A+O fonds Rijk. Het bestuur kan afwijken van de subsidievoorwaarden. 14

15 Subsidievoorwaarden A+O fonds Rijk werkervaringsplaatsen 2011 Aanvraag 1. De aanvraag moet zijn ingediend door een organisatie die behoort tot de sector Rijk, een erkende organisatie van rijksoverheidspersoneel, dan wel een organisatie waarmee de stichting A+O fonds Rijk een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten. 2. De aanvraag dient te worden ondertekend zowel door de werkgevers- als de werknemersvertegenwoordiging die Departementaal Georganiseerd Overleg voeren, dan wel door de werkgever en de OR. 3. De aanvraag moet passen binnen de financiële mogelijkheden van het fonds. Als het budget voor subsidieverlening wordt overtekend, geeft de datum van binnenkomst van de aanvraag de doorslag. 4. Subsidie kan slechts worden verstrekt voor zover het project niet reeds uit andere bron wordt gefinancierd. Deelnemers werkervaringsplaatsen 5. Alle deelnemers aan werkervaringsprojecten dienen uiterlijk 31 december 2011 te zijn aangesteld. Per deelnemer wordt maximaal 12 maanden subsidie toegekend (dus uiterlijk tot en met 31 december 2012). 6. Wanneer een deelnemer tussentijds uitstroomt uit het project mag deze plaats voor het resterende aantal maanden worden opgevuld door een andere deelnemer, mits het project uiterlijk per 31 december 2012 is afgerond. 7. Deelnemers aan werkervaringsprojecten dienen minimaal een half jaar als werkloos werkzoekend ingeschreven te staan bij UWV WERKbedrijf. De subsidieaanvrager dient een door UWV afgegeven verklaring over de werkloosheidsduur in de administratie op te nemen. Indien deelnemers voldoen aan onderstaande voorwaarden, worden zij gelijkgesteld aan een werkloos werkzoekende: Degenen die minder dan 50 dagen of 400 uur per jaar (of een evenredig deel per half jaar) werkzaam zijn geweest; Degenen die met toestemming als vrijwilliger werkzaam zijn geweest/scholing hebben gevolgd; Degenen die een WWB-uitkering ontvangen hebben en vrijgesteld zijn van inschrijvingsplicht; Degenen die arbeidsgehandicapt zijn; Vluchtelingen met een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd asiel en nieuwkomers in Nederland die zich aangemeld hebben voor permanent verblijf en de bevoegdheid hebben om te werken; Werknemers Wet Sociale Werkvoorziening; Herintredende personen; Jongeren tot 23 jaar;

16 Degenen die 50 jaar of ouder zijn zonder dienstbetrekking. Bovenstaande doelgroepen behoeven niet aan het werkloosheidscriterium te voldoen. Voor deze categorieën deelnemers dient de subsidieaanvrager een schriftelijk bewijs in de administratie op te nemen dat de deelnemer tot bovengenoemde doelgroep behoort. Dit geldt eveneens voor de categorie herintredende personen, die langere tijd niet aan het arbeidsproces hebben deelgenomen. Hiertoe dient voor plaatsing een gemotiveerd verzoek bij het A+O fonds Rijk te worden ingediend. 8. Deelnemers met een aanstelling van 20 uur of minder mogen maximaal twee jaar aan het project meedoen. De subsidie moet ook in dat geval per jaar worden aangevraagd. 9. De deelnemers worden bovenformatief aangesteld. 10. Iedere deelnemer die gebruik maakt van een door het A+O fonds Rijk gesubsidieerde werkervaringsplaats krijgt van het ministerie (of de aangesloten organisatie) de positie van interne sollicitant gedurende drie maanden na afloop van het project. De subsidieaanvrager dient zich in te spannen om de deelnemer te laten instromen in de organisatie of op een reguliere vacature elders. Daarbij geldt dat de subsidieaanvrager een beschikbare vacature waarvoor geen interne kandidaten met een voorrangspositie beschikbaar zijn, zal laten vervullen door de betrokken deelnemer indien deze voldoet aan de voor de functie te stellen kwaliteitseisen. 11. De subsidieontvanger draagt zorg voor de werving en begeleiding van de deelnemers. Toekenning, bevoorschotting en rapportages 12. De subsidietoekenning geschiedt voor de in de aanvraag geschetste activiteit. De subsidie zal worden uitgekeerd indien en voorzover die activiteit (inclusief de daarvoor geraamde uitgaven) is gerealiseerd. 13. Voorwaarde voor de toekenning van de subsidie is dat de aanvrager het daartoe bestemde antwoordformulier ingevuld aan het A+O fonds Rijk zendt. Na ontvangst van het ingevulde antwoordformulier ontvangt de aanvrager een voorschot van 40% van de subsidietoezegging. 14. Per werkervaringsplaats wordt per deelnemer met een aanstelling van 32 uur of meer een subsidie verstrekt van maximaal voor loonkosten en maximaal voor scholings- en begeleidingskosten. Voorwaarde om voor het volledige subsidiebedrag in aanmerking te komen is dat de aanvrager uiterlijk 6 maanden na indiensttreding van de deelnemer een ontwikkelingsplan voor de deelnemer indient bij het A+O fonds Rijk. Indien de deelnemer aangesteld wordt voor een half jaar wordt maximaal een subsidie van voor loonkosten verstrekt en maximaal voor scholings- en begeleidingskosten. Voorwaarde voor toekenning van het volledige subsidiebedrag is dat het ontwikkelingsplan uiterlijk 3 maanden na indiensttreding ingediend is. In het ontwikkelingsplan geeft de aanvrager aan hoe de deelnemer geschoold en begeleid wordt naar een volgende functie binnen de organisatie of, 16

17 indien dit niet mogelijk is, buiten de organisatie. Nadat het A+O fonds Rijk het ontwikkelingsplan heeft ontvangen, ontvangt de aanvrager een tweede voorschot van 40% van de subsidietoezegging. Indien bij de afrekening blijkt dat het ontwikkelingsplan niet is uitgevoerd zal de uiteindelijke subsidie worden vastgesteld op maximaal voor loonkosten. Voor een werkervaringsplaats van een half jaar wordt dan de uiteindelijke subsidie vastgesteld op De aanvrager dient te rapporteren aan het A+O fonds Rijk welke inspanningen zijn verricht om de deelnemer te laten instromen in de organisatie of op een reguliere vacature elders, bij welke organisatie de deelnemer is ingestroomd, danwel in een voorkomend geval waarom de instroom niet is gerealiseerd. 16. Indien de aanvrager niet aan de subsidievoorwaarden voldoet kan de subsidie worden ingetrokken en kunnen eventueel reeds uitbetaalde voorschotten door het A+O fonds Rijk worden teruggevorderd. Afrekening Overig 17. Na afloop van het project zal afrekening van de toegekende subsidie plaatsvinden. Deze afrekening kan alleen plaatsvinden op basis van een volledig ingevuld en ondertekend verslagformulier van het A+O fonds Rijk. 18. Indien de totaal te verstrekken subsidie meer bedraagt dan dient het verslagformulier vergezeld te gaan van een accountantsverklaring conform het model dat bij de toewijzingsbrief wordt meegezonden. Bij de subsidieaanvraag kan een vergoeding voor accountantskosten worden aangevraagd tot een maximum van In de volgende gevallen wordt het toegekende subsidiebedrag naar rato herberekend: - indien het aantal deelnemers kleiner is dan in de subsidieaanvraag; - indien een deelnemer korter dan een jaar deelneemt aan het project en de resterende maanden niet worden opgevuld door een andere deelnemer; - indien een deelnemer een dienstverband heeft van minder dan 32 uur per kalenderweek. 20. De te verstrekken subsidie zal niet meer bedragen dan de kosten van de activiteit minus de op die activiteit verkregen inkomsten, zoals subsidie van derden, deelnemersbijdragen en dergelijke. 21. De subsidieaanvrager heeft tot twee maanden na de afrekening van het project de mogelijkheid om schriftelijk bezwaar te maken tegen de afrekening. De subsidieaanvrager heeft alleen recht op een mogelijke herberekening van de afrekening indien de bovengenoemde termijn van twee maanden niet overschreden is. 22. De subsidieaanvrager is gehouden mee te werken aan in opdracht van het fonds uit te voeren evaluatieonderzoeken en aan eventuele onderzoeken van een door het A+O fonds Rijk daartoe aangewezen accountant. 17

18 23. De subsidieaanvrager dient medewerking te verlenen aan het betrekken van de deelnemers bij in opdracht van het fonds uit te voeren evaluatieonderzoeken. 24. De subsidieaanvrager dient medewerking te verlenen aan het verspreiden van de resultaten aan andere instellingen binnen de sector. 25. Bij alle communicatievormen over het gesubsidieerde project dient het A+O fonds Rijk te worden vermeld als medefinancier. 26. In de gevallen waarin de subsidievoorwaarden onduidelijk zijn of niet voorzien kan de subsidieaanvrager zich met een gemotiveerd verzoek wenden tot het bestuur van het A+O fonds Rijk. Bij onbillijkheden kan het bestuur afwijken van de subsidievoorwaarden. 18

19 Subsidievoorwaarden A+O fonds Rijk personele inzet SCO 2011 Toekenning 1. De toekenning van subsidie vindt plaats door het bestuur van de stichting A+O fonds Rijk aan erkende organisaties van rijksoverheidspersoneel (hierna: organisaties). 2. De toekenning van subsidie vindt plaats ten behoeve van extra personele inzet die door of namens de organisaties op herkenbare wijze wordt aangewend ten behoeve van afspraken die in CAO-verband en in het Sectoroverleg Rijk worden gemaakt. 3. Het toegekende bedrag omvat alle kosten van personeel inclusief alle bijkomende kosten zoals huisvesting, automatisering, overhead, interne communicatie enz. Er zullen geen aanvullende vergoedingen worden verstrekt. 4. Het is niet noodzakelijk dat uit de subsidie personeel door middel van een arbeidsovereenkomst wordt aangesteld. Ook externe inhuur, uitbesteding etc. behoren tot de mogelijkheden. Bevoorschotting 5. Ten behoeve van de uitkering van de subsidie zendt de organisatie het daarvoor bestemde antwoordformulier ingevuld aan het A+O fonds Rijk. Na ontvangst van het antwoordformulier door het fonds ontvangt de aanvrager een eerste voorschot van 40% van het toegekende subsidiebedrag. Dit eerste voorschot is betaalbaar per 1 januari. Het tweede voorschot omvat eveneens 40% van het subsidiebedrag en is betaalbaar per 1 juli, na ontvangst van een tweede antwoordformulier. In totaal bedraagt het voorschot dus maximaal 80% van de totale subsidietoekenning. 6. Indien de organisatie niet of niet meer aan de subsidievoorwaarden voldoet, wordt de subsidie ingetrokken en kunnen eventueel reeds uitbetaalde voorschotten door het A+O fonds Rijk worden teruggevorderd. Rapportage en afrekening 7. De organisaties leggen jaarlijks vóór 1 mei verantwoording af van de inzet van de subsidiegelden in het afgelopen jaar. Zij doen dat door middel van: a. een inhoudelijk evaluatieverslag dat antwoord geeft op de vragen: welke acties zijn ondernomen, welke tijdsbesteding hebben die genomen, welke relatie hebben deze met de doelen waarvoor de subsidie ter beschikking werd gesteld, welke resultaten zijn behaald? b. een kostenoverzicht dat antwoord geeft op de vraag: welke kosten worden voor rekening gebracht van het toegekende subsidiebedrag? Hierin wordt tot uitdrukking gebracht welke kosten het gevolg zijn van de onderscheiden activiteiten uit het inhoudelijke evaluatieverslag. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de inzet van eigen personeel (aantal uren, gehanteerd uurtarief, bijkomende kosten) en de inhuur van externen, bureaus etc. 19

20 8. Het kostenoverzicht gaat vergezeld van het daarvoor bestemde declaratieformulier, ondertekend door een bevoegde vertegenwoordiger van de desbetreffende organisatie of organisaties. 9. De subsidie zal worden uitgekeerd indien en voorzover de activiteiten en de daarvoor geraamde uitgaven zijn gerealiseerd. De subsidie wordt afgerekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten. 10. De verantwoording door een organisatie behoeft niet vergezeld te gaan van een accountantsverklaring De organisatie heeft tot twee maanden na de afrekening van het project de mogelijkheid om schriftelijk bezwaar te maken tegen de afrekening. De organisatie heeft alleen recht op een mogelijke herberekening van de afrekening indien de bovengenoemde termijn van twee maanden niet is overschreden. Overig 12. De organisatie is gehouden mee te werken aan in opdracht van het fonds uit te voeren evaluatieonderzoeken en aan eventuele onderzoeken van een door het A+O fonds Rijk daartoe aangewezen accountant. 13. In de gevallen waarin de subsidievoorwaarden onduidelijk zijn of waarin deze niet voorzien kan de organisatie zich met een gemotiveerd verzoek wenden tot het bestuur van het A+O fonds Rijk. Het bestuur kan afwijken van de subsidievoorwaarden. 2 De organisaties die de subsidie ontvangen en verantwoorden, vormen mede het bestuur van het A+O fonds Rijk en leggen als zodanig verantwoording af over de besteding van de middelen van het fonds. 20

21 Protocol subsidieverstrekking aan bestuurspartijen Vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het A+O fonds Rijk op 12 mei Doel Dit protocol beoogt een regeling te bieden voor de subsidieverstrekking van het A+O fonds Rijk in gevallen waarin: - het bestuur van het A+O fonds Rijk een subsidie beschikbaar stelt op voordracht van het Sectoroverleg Rijk en/of - voor een project dat wordt uitgevoerd door één of meer werknemersorganisaties in de sector Rijk ofwel de werkgever Rijk ofwel de werknemersorganisaties en de werkgever Rijk gezamenlijk. 2. Subsidieontvanger Per project wordt één subsidieontvanger vastgesteld die optreedt als formele ontvanger van de subsidie en verantwoordelijk is voor het beheer ervan. Als zodanig wordt de subsidieontvanger door het bestuur van het A+O fonds Rijk aangesproken op de inhoudelijke en financiële verantwoording. 3. Bedrag en tijdvak Per brief wordt aan de subsidieontvanger meegedeeld welk bedrag maximaal beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van het project en voor de ondersteuning van het project. Daarbij worden tevens de startdatum en de looptijd van het project vastgelegd. De looptijd bedraagt maximaal drie jaar. 4. Beschikbaarstelling De subsidieontvanger kan over dit subsidiebedrag beschikken naar gelang de liquiditeitsbehoefte die uit het project voortvloeit. Voorschotten worden verstrekt na ontvangst van een voorschotformulier door het secretariaat van het A+O fonds Rijk. De hoogte van het eerste voorschot is afhankelijk van de duur van het project, namelijk maximaal 40% bij een ten hoogste éénjarig project en maximaal 20% bij een meerjarig project. In totaal kan het voorschot maximaal 80% van de totale subsidietoekenning omvatten. De laatste 20% wordt ter beschikking gesteld na ontvangst en goedkeuring van de afrekening en verantwoording. 5. Rapportage De subsidieontvanger rapporteert bij de afrekening van de subsidie aan het SOR en het bestuur van het A+O fonds Rijk over het verloop en resultaat van het project. 6. Verantwoording en afrekening Na afloop van het project zal afrekening van de toegekende subsidie plaatsvinden op basis van een financieel verslag. De subsidieontvanger dient dit binnen drie maanden na het einde van de vastgestelde looptijd van het project in bij het bestuur van het A+O fonds Rijk. De te verstrekken subsidie zal niet meer bedragen dan de kosten van de activiteit minus de op die activiteit verkregen inkomsten, zoals subsidie van derden, deelnemersbijdragen en dergelijke. De subsidie wordt afgerekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten. Indien de totaal te verstrekken subsidie meer bedraagt dan , dient de verantwoording vergezeld te gaan van een accountantsverklaring conform het model dat bij de toewijzingsbrief wordt meegezonden. Bij de subsidieaanvraag wordt een vergoeding voor accountantskosten in aanmerking genomen van maximaal 700.

22 De ontvanger van de subsidie is gehouden mee te werken aan een eventueel uit te voeren onderzoek van een door het A+O fonds Rijk aangewezen accountant. 7. Bezwaar De subsidieontvanger heeft tot twee maanden na de afrekening van het project de mogelijkheid om schriftelijk bezwaar te maken tegen de afrekening. De subsidieontvanger heeft alleen recht op een mogelijke herberekening van de afrekening indien de bovengenoemde termijn van twee maanden niet is overschreden. 22