Functiebeschrijving. Kinderbegeleider IBO t Koetshuis Vzw Kinderopvang Leuven. Graad: B3 (PC331)

Transcriptie

1 Functiebeschrijving Kinderbegeleider IBO t Koetshuis Vzw Kinderopvang Leuven Graad: B3 (PC331) 1

2 Doel van de functie Als kinderbegeleider zorg je mee voor de kwaliteitsvolle opvang van schoolgaande kinderen, zowel voor- en naschools als tijdens schoolvrije dagen en vakanties. Je communiceert met je teamverantwoordelijke, je collega s en ouders over het verloop in de opvang. Plaats in de organisatie directeur samenleving afdelingshoofd sociale zaken vzw Kinderopvang Leuven teamverantwoordelijke kinderbegeleider 2

3 Je werkt voor de stedelijke vzw Kinderopvang Leuven met een Raad van Bestuur van gemeenteraadsleden. Je rapporteert als kinderbegeleider aan de teamverantwoordelijke van IBO t Koetshuis. Je werkt nauw samen met je collega s kinderbegeleiders en met de pedagogisch coördinator. Het Initiatief Buitenschoolse Opvang (IBO) t Koetshuis in Kessel-Lo (Leuven) is onderdeel van vzw Kinderopvang Leuven. IBO t Koetshuis organiseert kwaliteitsvolle kinderopvang voor en na schooltijd, tijdens de vakanties en op schoolvrije dagen, en dit voor kinderen van 2,5 tot 12 jaar. Op onze locatie in Park Heuvelhof krijgen kinderen een warme plek waar ze rustig kunnen thuis -komen en een ruim aanbod hebben aan creatieve en ontwikkeling- stimulerende activiteiten. Resultaatsgebieden 1. Je biedt een creatief en stimulerend aanbod aan, afgestemd op de belevingswereld van kinderen, de groepsdynamiek en de omstandigheden. Voorbeelden van activiteiten Je kunt je goed verplaatsen in de belevingswereld van kinderen en je bent in staat om geschikte activiteiten te bedenken en aan te bieden. Binnen je activiteitenaanbod heb je oog voor de pijlers van Kinderkuren: Spel, Sport, Ontdekken en zet je je eigen talent actief in. Je stuurt je activiteiten bij op basis van observatie van de kinderen; je vertrekt vanuit de interesses van ieder kind en je kunt flexibel omgaan met veranderende omstandigheden. Je overlegt hierover met collega s/ je verantwoordelijke. Je stimuleert de autonomie van kinderen en je betrekt kinderen bij beslissingen die hen aangaan. Je zorgt iedere dag voor een uitdagende ruimte met aandacht voor de verschillende behoeften van kinderen. Je zoekt steeds de juiste balans tussen vrij spel en georganiseerde activiteiten en neemt hierbij een gepaste begeleidingshouding aan (t.n: afstand houden, het spel op gang brengen, meespelen). Je kunt (een groep) kinderen boeien en enthousiast aanspreken. 2. Je zorgt voor een veilige en warme opvang voor alle kinderen. Voorbeelden van activiteiten Je hebt een basishouding naar kinderen die warmte, respect en vertrouwen uitstraalt. Je waarborgt de emotionele veiligheid en het welbevinden van de kinderen en zorgt ervoor dat ieder kind zich gezien, veilig en vertrouwd voelt in de opvang. 3

4 Je biedt structuur en zorgt voor routines, rituelen en voorspelbaarheid in de opvang. Je behoudt een groepsoverzicht en je maakt jezelf vertrouwd met het in-uitklok systeem van de opvang. Je hebt oog voor groepsdynamieken en de relaties in de groep en zorgt voor een positief groepsklimaat. Je hanteert helderdere leef- en gedragsregels en afspraken in overleg met je collega s, de verantwoordelijke en de kinderen. Je ben in staat om grenzen te stellen. Je waarborgt de fysieke veiligheid van kinderen door risico s goed in te schatten en onaanvaardbare risico s uit te sluiten. Je weet om te gaan met lastig gedrag en conflicten in de groep en zoekt altijd naar mogelijke aanleidingen van dit gedrag. Je kunt basis EHBO toepassen bij kinderen. Je kunt beoordelen of de verantwoordelijke en/of een arts nodig is. 3. Je communiceert op een open en respectvolle manier met kinderen, ouders, teamgenoten en verantwoordelijke. Voorbeelden van activiteiten Je communiceert vanuit de ik-boodschap. Je kijkt en luistert naar kinderen en praat veel met en tegen hen. Je hebt een open houding naar ouders en creëert een sfeer van wederzijds begrip en vertrouwen, zodat er een open communicatie kan plaatsvinden. Je bent mee verantwoordelijk voor een positieve sfeer in het team. Je houdt rekening met de socioculturele achtergrond en diversiteit van kinderen, ouders en collega s en streeft ernaar dat iedereen zich thuis voelt in de opvang. Je houdt je verantwoordelijke en je collega s op de hoogte van alle belangrijke elementen met betrekking tot het kind en het gezin en hebt hierbij een belangrijke signaalfunctie. Je besteedt bij elke communicatie aandacht aan wat je zegt en hoe je het zegt en hebt een verzorgd taalgebruik. 4. Je bent betrokken en streeft voortdurend naar kwaliteitsvolle kinderopvang. Je bent het uithangbord van de organisatie. Voorbeelden van activiteiten Je neemt actief deel aan teamvergaderingen en je hebt een constructieve inbreng. Je gaat op een positieve manier om met feedback. Je gaat discreet om met gevoelige informatie. Je denkt mee na over de kwaliteit van de opvang, signaleert op een constructieve manier moeilijkheden en problemen in de organisatie en denkt mee na over oplossingen. 4

5 Competenties Je werkt mee aan een positieve sfeer en uitstraling naar alle betrokkenen toe. Je houdt je aan gemaakte afspraken. Je ondersteunt stagiairs en begeleidt hen vanuit een positieve ingesteldheid. Je bent flexibel op vlak van teamsamenstelling en je bent bereid om indien nodig op andere locaties in te springen. Je werkt op professionele wijze samen met andere collega s en de verantwoordelijke. Je kent de bestaande crisis en veiligheidsprocedures en kan deze toepassen. Je staat garant voor een optimale dienstverlening door op tijd te komen, orde en netheid na te streven en een collegiale werkhouding aan te nemen Waardegebonden competenties 1. Voortdurend verbeteren (niveau I) Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de entiteit, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen. Toont zich leer- en aanpassingsbereid met betrekking tot de eigen functie en situatie. Is gemotiveerd om nieuwe leerstof te verwerken; Is bereid om nieuwe methodes aan te leren; Past nieuwe afspraken over de uitvoering van de eigen taak meteen toe in de praktijk; Vraagt om uitleg en toelichting als iets niet duidelijk is; Geeft aan waar zich problemen in de taak voordoen en denkt mee na over oplossingen.en werkt die mogelijkheden verder uit tot concrete voorstellen. 2. Klantgerichtheid (niveau I) Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de legitieme behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten onderkennen en er adequaat op reageren. Reageert vriendelijk, adequaat en correct op voor de hand liggende vragen van klanten. 5

6 Helpt klanten op een vriendelijke en adequate wijze voort; Blijft beleefd bij klachten; Onderneemt concrete acties om de problemen en klachten van klanten op te lossen; Verleent een correcte service aan alle klanten, ongeacht hun afkomst, geslacht, handicap enz. (bv. houdt de wachttijd voor een klant minimaal, voert Stipt uit wat werd vastgelegd, levert duidelijke producten af, neemt een lagedrempelhouding aan, is beschikbaar en bereikbaar; Stelt zich hulpvaardig op; Reageert snel en gepast op vragen van klanten; Kiest een aangepaste aanpak gezien de mogelijkheden en beperkingen van de klant (bv. kinderen, bejaarden, zieken) 3. Samenwerken (niveau I) Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van een team, entiteit of de organisatie, ook als dat niet onmiddellijk van persoonlijk belang is. Werkt mee en informeert anderen. Houdt rekening met de mening van anderen; Behandelt anderen met respect, ongeacht hun positie, achtergrond of opvattingen; Geeft informatie en kennis door die voor anderen nuttig of belangrijk kan zijn; Aanvaardt groepsbeslissingen; Toont respect voor de verscheidenheid van mensen. 4. Betrouwbaarheid (niveau II) Handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels, sociale en ethische normen (diversiteit, milieuzorg ). Afspraken nakomen en zijn verantwoordelijkheid opnemen. Brengt sociale en ethische normen in de praktijk. Neemt de verantwoordelijkheid op zich voor zijn eigen handelen (past geen paraplupolitiek toe); Leeft de deontologie na die eigen is aan de functie of het functieniveau; Spreekt anderen erop aan als ze niet conform bestaande regels en afspraken handelen; 6

7 Handelt consequent: neemt in soortgelijke omstandigheden soortgelijke standpunten in of een soortgelijke houding aan; Kan inschatten of informatie al dan niet verder kan of mag worden verspreid; Vertoont voorbeeldgedrag rond basisregels en afspraken. 7

8 Graadgebonden competenties 1. Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid (niveau II) Spreken in een taal zodat het publiek tot wie u zich richt u begrijpt. Weet de eigen boodschap vlot en begrijpelijk te verwoorden. Communiceert duidelijk en to the point. Legt (technische) gegevens op een begrijpelijke wijze uit; Beperkt het gebruik van jargon; Antwoordt doelgericht en beknopt; Is goed verstaanbaar (volume, articulatie, tempo); Spreekt vlot; Ondersteunt zijn boodschap met aangepast non-verbaal gedrag. 2. Initiatief ( (niveau I). Kansen onderkennen en uit eigen beweging acties voorstellen of ondernemen. Neemt het initiatief om binnen het eigen takendomein acties te initiëren (reactief en ad hoc). Doet eerst zelf al het mogelijke om een probleem op te lossen alvorens de hulp van anderen in te roepen; Gaat uit zichzelf achter informatie aan; Ziet werk liggen en gaat over tot actie; Kan problemen die zich voordoen zelf afwerken; Onderneemt uit eigen beweging gerichte acties om het concrete probleem op te lossen. 3. Nauwgezetheid (niveau I) Taken nauwgezet en met zin voor detail volbrengen. Gepast omgaan met materialen. Draagt zorg voor materialen; gaat ordelijk te werk. Vindt snel terug wat gevraagd is; Houdt gegevens ordelijk bij; Onderhoudt materialen conform de voorschriften; 8

9 Houdt de eigen werkplaats netjes en opgeruimd; houdt geen overbodige dingen bij; Levert verzorgd werk af (bv. opmaak documenten, geen onnauwkeurigheden tenorganisatiesensitiviteit (niveau II) 4. Organiseren (niveau I) De benodigde acties, tijd en middelen aangeven en die elementen coördineren om de doelstellingen te bereiken conform de planning Organiseert het eigen werk. Werkt onder tijdsdruk alles tijdig en correct af; Kan op een bepaald ogenblik met oog voor de timing zijn werk afronden; Pakt de zaken efficiënt aan; Kan inspelen op wijzigende omstandigheden; Ontwikkelt een aanpak die blijk geeft van doorzicht en overzicht. 9

10 Functiespecifieke competenties (niveau I tot en met III) 1. Computervaardigheden Outlook: verkeer met gebruik van bijlagen, agendabeheer; basiskennis: niveau I. Word: basiskennis en eenvoudige toepassingen van het tekstverwerkingsprogramma zoals algemene bewerkingen, tekstopmaak, werken met afbeeldingen, tabellen en afdrukbeheer: niveau I. Intranet kunnen raadplegen; basis: niveau I. 2. Procedures en wetgeving Handleidingen en werkfiches kunnen raadplegen, toepassen en kennis doorgeven; basis: niveau I. 3. Sectorspecifieke competenties Basiskennis van de principes van de Reggio Emilia-pedagogiek: niveau I. 10