Groenarbeider Vordenstein

Transcriptie

1 Groenarbeider Vordenstein Groenarbeiders die bij het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) werken verzorgen het onderhoud van alle bos-, natuur- en parkgebieden evenals de viswaters in eigendom van het Vlaams Gewest.. Resultaatgebieden 1. KENNIS NEMEN VAN DE OPDRACHT Elke dag wordt de werkplanning waarin de opdrachten staan opgelijst en de manier waarop ze moeten worden uitgevoerd ingezien teneinde een duidelijk beeld te krijgen van de taken die uitgevoerd moeten worden. Naar de instructies en richtlijnen van de groenarbeider- ploegbaas luisteren of deze raadplegen Raadplegen van de dag - of weekplanning Informeren naar wat eerst moet gebeuren of wat het belangrijkst is Regelmatig met de chef en/of collega s praten over de opdracht, de planning en hoe die uit te voeren 2. UITVOERING Uitvoeren van de taken teneinde bij te dragen tot een vlotte en tijdige afhandeling van de dagelijkse opdrachten van de ploeg volgens de richtlijnen en instructies. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan het opvolgen van de veiligheidsvoorschriften Maaien, klepelen, dunnen, snoeien Exotenbestrijding, vrijstellen, plaggen Planten Wegen en paden onderhouden, afval verwijderen 3. MATERIAAL Nazien en onderhouden van het werkmateriaal volgens de gebruiksvoorschriften en de algemene principes van goed vakmanschap teneinde altijd te beschikken over veilig, en goed functionerend materiaal. Machines, toestellen, gereedschap, voertuigen onderhouden, afstellen en herstellen

2 Het werkmateriaal controleren op veilige, efficiënte en zuinige werking bv. vooraf steeds het oliepeil nagaan Onderhoudprogramma s voor machines, apparaten, voertuigen nauwgezet volgen Afwassen, oliën, oppoetsen van de gebruikte werkmiddelen Ordelijk en net houden van de werkplaats Materiaal op de juiste plaats opbergen Werkkleding, uniformen en beschermingsmiddelen onderhouden Gevaarlijke stoffen correct gebruiken en zich strikt houden aan de gebruiksaanwijzing 4.RAPPORTEREN, VERSLAG UITBRENGEN EN BEPERKTE ADMINISTRATIE Verslag uitbrengen over de eigen werkzaamheden teneinde de chef (ploegbaas of beheerwachter) in staat te stellen het resultaat te beoordelen en indien nodig bij te sturen. Problemen en voorvallen signaleren en bespreken met de chef Rapporteren (mondeling of schriftelijk) over de voortgang van de uitgevoerde opdrachten De verantwoordelijke chef meteen op de hoogte brengen bij ieder gebrek aan beschermingssystemen en van iedere werksituatie die een gevaar kan vormen voor de veiligheid Melden van defecten die zelf niet kunnen opgelost worden 5. INSPRINGEN BIJ WERKOVERLAST Inspringen bij werkoverlast en vervangen van afwezige collega s teneinde de continuïteit van de dienstverlening te garanderen. Hulp bieden bij branden in bos- en natuurgebieden Bemannen van brandbewakingsposten of -torens Helpen opruimen van windval na stormweer Uitgebroken vee, ingeschakeld in het beheer van ANB-domeinen, helpen vangen Collega s helpen om alle taken rond te krijgen Kleine verhuizingen en tentoonstellingen opzetten Vaktechnische competenties Je hebt aantoonbare ervaring in een functie als groenarbeider of een gelijkaardige functie. Kennis van beheervormen (park/natuur/bos) en nodig materiaal voor het uitvoeren van standaardwerken (maaien, planten, boren van woelgaten, afrasteringen plaatsen, vellen van gevaarlijke bomen ). Kennis van relevante planten- en boomsoorten (specifieke omgeving tuin). Kennis hebben en kunnen toepassen van reglementeringen op vlak van veiligheid, gebruik van bestrijdingsmiddelen, pesticiden en gevaarlijke stoffen. Ervaring met de bediening en onderhoud van tractoren, maaicombinaties en andere machines is een pluspunt. Extra stielkennis is een pluspunt (elektriciteit, lassen, boerenbedrijf, schrijnwerkerij, loodgieterij ). Beschikken over een rijbewijs BE, G en/of C is een pluspunt. Gezien de veelzijdigheid van taken en domeinen zowel in ploegverband alsook zelfstandig kunnen werken. Orde en netheid bij gebruik & onderhoud van machines, materiaal en magazijn.

3 Gedragscompetenties Voortdurend verbeteren = Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de entiteit, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen I. Toont zich leer- en aanpassingsbereid met betrekking tot de eigen functie en situatie - Is gemotiveerd om nieuwe richtlijnen en instructies te verwerken - Is bereid om nieuwe methodes aan te leren - Past nieuwe afspraken over de uitvoering van de eigen taak meteen toe in de praktijk - Vraagt om uitleg en toelichting als iets niet duidelijk is - Geeft aan waar zich problemen in de taak voordoen en denkt mee na over oplossingen Klantgerichtheid = Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de legitieme behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten onderkennen en er adequaat op reageren. I. Reageert vriendelijk, adequaat en correct op voor de hand liggende vragen van klanten - Helpt klanten op een vriendelijke en adequate wijze voort - Blijft beleefd zowel verbaal als niet verbaal - Onderneemt concrete acties om de problemen en klachten van klanten op te lossen - Verleent een correcte service aan alle klanten, ongeacht hun afkomst, geslacht, handicap enz. (bv. houdt de wachttijd voor een klant minimaal, voert stipt uit wat werd vastgelegd in de werkplanning, levert duidelijke producten af, neemt een lagedrempelhouding aan, is beschikbaar en bereikbaar) - Stelt zich hulpvaardig op - Reageert snel en gepast op vragen van klanten - Kiest een aangepaste aanpak gezien de mogelijkheden en beperkingen van de klant (bv. kinderen, bejaarden, zieken); Samenwerken = Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van een team, entiteit of de organisatie, ook als dat niet meteen van persoonlijk belang is I. Werkt mee en informeert anderen - Houdt rekening met de mening van anderen - Behandelt anderen met respect, ongeacht hun positie, achtergrond of opvattingen - Geeft informatie en kennis door die voor anderen nuttig of belangrijk kunnen zijn - Aanvaardt groepsbeslissingen en beslissingen van de chef - Toont respect voor de verscheidenheid van mensen

4 Betrouwbaarheid consequent en correct handelen = Handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels, sociale en ethische normen (diversiteit, milieuzorg ). Afspraken nakomen en zijn verantwoordelijkheid nemen I. Handelt correct en respectvol ten aanzien van zijn/haar omgeving en van de bestaande regels en afspraken - Respecteert formele regels en afspraken bv houdt materiaal in het oog om diefstal of onveiligheid te vermijden - Gaat op respectvolle wijze om met anderen (collega s, klanten, medewerkers, ) - Geeft volledige en juiste informatie door - Respecteert vertrouwelijke en persoonlijke informatie - Doet wat hij zegt, komt beloften en afspraken na - Komt open uit voor eigen fouten, vergissingen en nalatigheden Organisatiebetrokkenheid = Zich verbonden tonen met de organisatie en haar doelstellingen, met de taak en beroep; handelen in het belang van de organisatie en de belangen van de organisatie verdedigen bij anderen. I. Handelt in overeenstemming met de waarden en doelstellingen van de organisatie - Staat achter beslissingen die voor de entiteit nuttig zijn, zelfs als die minder populair of controversieel zijn of persoonlijk ongunstig uitvallen - Voert richtlijnen uit, ook al komen die niet overeen met de eigen belangen - Toont belangstelling voor de organisatie of entiteit (bij voorbeeld, informeert zich regelmatig) - Reageert correct en loyaal als buitenstaanders, klanten enzovoort kritiek uiten op de organisatie - Respecteert de binnen de organisatie of entiteit bestaande afspraken en procedures Nauwgezetheid = Taken nauwgezet en met zin voor detail volbrengen. Gepast omgaan met materialen I. Draagt zorg voor materialen, gaat ordelijk te werk - Vindt snel terug wat gevraagd is - Houdt materiaal ordelijk bij - Houdt de eigen werkplaats netjes en opgeruimd; houdt geen overbodige dingen bij - Vervangt tijdig vuile kledij en draagt gepaste veiligheidskledij zodat het veilig blijft voor zichzelf en de anderen - Ziet vuil liggen en ruimt het op Initiatief = Kansen onderkennen en uit eigen beweging acties voorstellen of ondernemen I. Neemt initiatief tot acties om de werkplanning beter te realiseren - Doet eerst zelf al het mogelijke om een probleem op te lossen alvorens de hulp van anderen in te roepen - Gaat uit zichzelf achter informatie aan - Ziet werk liggen en gaat over tot actie - Kan problemen die zich voordoen zelf afwerken - Onderneemt uit eigen beweging gerichte acties om het concrete probleem op te lossen

5 Coachen = Collega s helpen en ondersteunen om het werk correct en veilig uit te voeren en nieuwe dingen aan te leren. I. Biedt hulp en steun bij het uitvoeren van taken - Legt aan collega s uit hoe iets op een bepaalde manier uitgevoerd moet worden en waarom - Begeleidt nieuwe collega s tijdens het leren op de werkvloer - Neemt verantwoordelijkheid op voor het eigen leren, past het geleerde zelf toe op de werkvloer, en neemt initiatieven om collega s daarbij te betrekken