VRFBEDSIM BEDIENINGSHANDLEIDING AIR CONDITIONER FUJITSU GENERAL LIMITED 9G

Transcriptie

1 BEDIENINGSHANDLEIDING AIR CONDITIONER TM VRFBEDSIM Bewaar deze handleiding zodat u ze later nog kunt raadplegen 9G2048 FUJITSU GENERAL LIMITED

2 INHOUD VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN... 1 KENMERKEN EN EIGENSCHAPPEN... 2 ONDERDELEN... 2 BEDIENING... 3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN BEDIENINGSTIPS... 5 SYSTEEMWERKING... 5 FOUTEN EN ZELFDIAGNOSE... 6 SPECIFICATIES... 6 Lees deze voorschriften aandachtig door alvorens de unit in bedrijf te stellen. In dit gedeelte staan voorschriften die u stipt moet opvolgen om de unit veilig te bedienen. GEVAAR, WAARSCHUWING en VOORZICHTIG hebben in deze handleiding de volgende betekenis: GEVAAR! WAARSCHUWING! VOORZICHTIG! Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit voor de gebruiker of servicetechnicus ernstig persoonlijk letsel of fatale ongelukken tot gevolg hebben. Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit voor de gebruiker of servicetechnicus ernstig persoonlijk letsel of fatale ongelukken tot gevolg hebben. Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit voor de gebruiker of servicetechnicus ernstig persoonlijk letsel of fatale ongelukken tot gevolg hebben. GEVAAR! VOORZICHTIG! Probeer deze airconditioner niet zelf te installeren. De onderdelen van deze unit zijn niet bedoeld om door de gebruiker te worden vervangen/gerepareerd. Laat eventuele reparaties over aan een servicetechnicus. Als u verhuist, vraag dan aan een servicetechnicus de unit los te koppelen en te installeren. Blijf niet te lang staan in een directe koele luchtstroom, anders ontstaat gevaar voor onderkoeling. Stel in geval van bedrijfsstoring (brandlucht enz.) de unit onmiddellijk buiten werking, zet de hoofdvoedingsschakelaar uit en roep de hulp in van een servicetechnicus. Contacteer uw servicetechnicus als de voedingskabel beschadigd is. Breng de airconditioner nooit in direct contact met water. Bedien de airconditioner niet met natte handen. Raak de knoppen van het toestel niet aan met scherpe voorwerpen. Schakel de hoofdvoedingsschakelaar uit als u de airconditioner of het filter wil reinigen. Kijk na of de airconditioner geen uiterlijke schade vertoont. Installeer de binnen- en buitenunit op minstens 1 meter van elektronische apparatuur. Installeer de airconditioner niet bij een open haard of een ander verwarmingstoestel. Installeer de binnen- en buitenunit op een voor kinderen onbereikbare plaats. Gebruik geen ontvlambare gassen bij de airconditioner. 1

3 KENMERKEN EN EIGENSCHAPPEN AUTOMATISCHE WERKING ENKEL KOELEN MODEL Druk op de START/STOP knop en de unit begint automatisch te werken in koeling of drogen modus, afhankelijk van de ingestelde temperatuur en de huidige kamertemperatuur. WARMTETERUGWIN MODEL Druk op de START/STOP knop en de unit begint automatisch te werken in verwarming, koeling of monitor modus, afhankelijk van de ingestelde temperatuur en de huidige kamertemperatuur. DISPLAY VERLICHTING Het display paneel licht op. Om de display verlichting in te stellen, raadpleegt u best een vakbekwaam servicetechnicus. ONDERDELEN 4 6 Display paneel 7 8C START/STOP knop Om de werking te starten en te stoppen. 2 Display verlichting 3 Lampje werking Licht op tijdens de werking. 4 Knop ventilatiesnelheid Selecteert de ventilatiesnelheid (AUTO, HIGH, MED, LOW). 5 Knop temperatuur Selecteert de in te stellen temperatuur. 6 Knop modus (= Master control) Selecteert de bedrijfsmodus (AUTO, COOL, DRY, FAN, HEAT). 7 Standby display Geeft de oliespoeling en ontdooiing aan. 8 Energiebron display Geeft aan dat de stroom ingeschakeld is. 9 Centrale controle display Geeft aan of de functie geblokkeerd is vanop de centrale bediening of PC bediening. 0 Ventilatiesnelheid display A Temperatuur display B Master control display C (Bovenste) Geeft de foutmelding weer. (Onderste) Geeft het adres weer van de bediening. * EE verschijnt op het scherm als een fout zich voordoet en wordt niet getoond tijdens normale werking. Zie p. 5 Fouten en zelfdiagnose voor details. 0 A B 2

4 BEDIENING Met een asterisk (*) aangeduide verwarmingsvoorschriften gelden alleen voor warmtepompunits (omkeerbaar model). De werking starten Druk in. De unit start en het lampje op de bediening (groen) licht op. De bedrijfsmodus selecteren Druk in om de gewenste modus te selecteren. s AUTO s COOL s DRY *HEAT t FANt AUTO en FAN kunnen niet gebruikt worden bij de 2-pijps warmtepomp. Voorbeeld: Instelling op COOL De kamertemperatuur instellen Druk in tot u de gewenste temperatuur bereikt. : Druk hierop om de temperatuur te verhogen. : Druk hierop om de temperatuur te verlagen. Bereik thermostaatinstelling: AUTO tot 30 C * Verwarmen tot 30 C Koelen/drogen tot 30 C De temperatuur kan niet ingesteld worden tijdens de FAN modus. (De temperatuur verschijnt niet op het display van de afstandsbediening.) De ingestelde temperatuur moet beschouwd worden als een richtwaarde en kan lichtjes afwijken van de werkelijke kamertemperatuur. Voorbeeld: Instelling op 26 C De ventilatorsnelheid instellen Druk s in om de ventilatorsnelheid te selecteren. AUTO s HIGH s MED s LOW Instelling op AUTO: * Verwarmen : De ventilator treedt in werking opdat de warme lucht zo optimaal mogelijk wordt verdeeld. Wanneer de uitblaastemperatuur laag is, zal de ventilator traag draaien. Koelen : Als de kamertemperatuur de thermostaatinstelling benadert, vermindert de ventilatorsnelheid. Voorbeeld: Instelling op HIGH Ventileren : De ventilator schakelt afwisselend in en uit; wanneer hij aangeschakeld is, draait de ventilator tegen lage snelheid. In monitorbedrijf draait de ventilator tegen zeer lage snelheid. 3

5 Met een asterisk (*) aangeduide verwarmingsvoorschriften gelden alleen voor warmtepompunits (omkeerbaar model). De werking stoppen Druk in. Het lampje op de bediening (groen) gaat uit. Alle gegevens verdwijnen van het display en enkel wordt getoond. Werking van de bedrijfsmodus AUTO: Koelen ENKEL KOELEN MODEL Als de kamertemperatuur 2 C boven de ingestelde temperatuur ligt, schakelt Drogen de unit tussen koelen en drogen. Thermostaatregeling Tijdens het drogen schakelt de ventilator in lage snelheid (LOW) voor een licht koeleffect en het is mogelijk dat de kamerventilator even stopt met draaien. Als de automatisch gekozen modus u niet bevalt, kan u op pagina 3 zien hoe u 2 C de bedrijfsmodus (COOL, FAN) kan aanpassen. Ingestelde temperatuur AUTO (* AUTO CHANGEOVER): WARMTETERUGWIN MODEL In de bedrijfsmodus AUTO CHANGEOVER selecteert de airconditioner de juiste bedrijfsmodus (koelen of verwarmen) afhankelijk van de huidige kamertemperatuur. Als AUTO CHANGEOVER voor het eerst geselecteerd wordt, draait de ventilator gedurende ca. 1 minuut tegen zeer lage snelheid terwijl de unit de omgevingscondities detecteert en de juiste bedrijfsmodus kiest. Als de airconditioner de kamertemperatuur heeft bijgeregeld volgens de thermostaatinstelling, begint de bewakingsfunctie (monitor). In de bedrijfsmodus MONITOR draait de ventilator tegen lage snelheid. Als de kamertemperatuur verandert, selecteert de airconditioner de gepaste bedrijfsmodus (verwarmen, koelen) om de temperatuur bij te regelen volgens de thermostaatinstelling. (Het werkbereik van de monitorfunctie bedraagt ca. 2 C ten opzichte van de thermostaatinstelling.) Als de automatisch gekozen modus u niet bevalt, kan u op pagina 3 zien hoe u de bedrijfsmodus (HEAT, COOL, FAN) kan aanpassen. * Verwarmen: Gebruik deze bedrijfsmodus om de kamer te verwarmen. In de bedrijfsmodus HEAT laat de airconditioner de ventilator eerst gedurende 3 tot 5 minuten tegen zeer lage snelheid draaien. Daarna schakelt de unit op de geselecteerde ventilatorsnelheid. Hierdoor kan de binnenunit opwarmen alvorens de werking te starten. Bij een zeer lage kamertemperatuur is ijsvorming op de buitenunit mogelijk, wat het bedrijfsrendement negatief kan beinvloeden. De unit start automatisch een periodieke ontdooicyclus om het ijs te verwijderen. Tijdens de ontdooicyclus zie p. 6) wordt het verwarmen tijdelijk onderbroken. De melding verschijnt op het scherm van de bediening. Koelen: Gebruik deze bedrijfsmodus om de kamer te koelen. Ventileren: Gebruik deze bedrijfsmodus om de lucht in de kamer te verdelen. * In de bedrijfsmodus HEAT: Stel de thermostaat boven de werkelijke huidige kamertemperatuur in. Als de thermostaat beneden de huidige kamertemperatuur is ingesteld, begint de unit niet te verwarmen. In de bedrijfsmodus COOL: Stel de thermostaat beneden de huidige kamertemperatuur in. Als de thermostaat boven de huidige kamertemperatuur is ingesteld, begint de unit niet te koelen (tijdens het koelen werkt enkel de ventilator). 4

6 BEDIENINGSTIPS Met een asterisk (*) aangeduide verwarmingsvoorschriften gelden alleen voor warmtepompunits (omkeerbaar model). Werking en vermogen *Verwarmingsvermogen Deze airconditioner werkt volgens het warmtepompprincipe: de warmte wordt onttrokken aan de buitenlucht en afgegeven in de geconditioneerde ruimte. Dit betekent dat het bedrijfsrendement bij dalende buitenluchttemperatuur afneemt. Als de warmteproductie te klein is, adviseren wij deze airconditioner te combineren met een ander verwarmingstoestel. Warmtepompunits verwarmen de volledige kamer door lucht in recirculatie te brengen. Hierdoor kan het enige tijd duren voordat de kamer op temperatuur komt na het starten van de airconditioner. *Automatische ontdooiing In verwarmingsbedrijf bij een lage buitenluchttemperatuur en hoog vochtgehalte kan ijsvorming op de buitenunit ontstaan, wat het bedrijfsrendement negatief beinvloedt. In dit geval zorgt de microprocessor voor een automatische ontdooicyclus. Tijdens deze cyclus stopt de binnenventilator en het duurt 4 tot 5 minuten vooraleer het toestel terug in werking treedt. Tijdens de automatische ontdooiing verschijnt op het display. Koelen/verwarmen prioriteit (enkel WARMTEPOMP) Als een andere binnenunit in hetzelfde systeem reeds werkt in koelen of drogen modus, kan de verwarmingsmodus niet uitgevoerd worden. Als een andere binnenunit in hetzelfde systeem reeds werkt in verwarmingsmodus, kan de koelingsmodus of drogen modus niet uitgevoerd worden. Oliespoeling Regelmatig voert de unit een oliespoeling uit om de compressorolie terug naar de buitenunit te doen vloeien. De unit schakelt uit tijdens deze oliespoeling. Op het display ziet u de melding verschijnen. Bediening blokkeren Als op het scherm verschijnt, kunnen bepaalde functies niet ingesteld worden. Als u een knop indrukt om de beperkte instellingen te wijzigen, dan zal knipperen. Automatische herstart Wat moet u doen bij een stroomonderbreking? In geval van uitschakeling door een stroomonderbreking wordt de airconditioner na het terugkeren van de netspanning automatisch opnieuw opgestart in de vorige bedrijfsmodus. Sommige functies zijn geactiveerd / gedesactiveerd door DIP switch instellingen op de binnenunit. Het gebruik van andere elektrische toestellen (elektrisch scheerapparaat enz.) of een draadloze radiozender kan de werking van de airconditioner verstoren. In dit geval moet u de stroomonderbreker tijdelijk uitzetten en dan weer aanzetten. SYSTEEMWERKING De unit kan op verschillende manieren geregeld worden. (Raadpleeg de handleiding van de afstandsbediening voor meer details over de verschillende instelmogelijkheden.) <Reserve afstandsbediening> U kan 2 afstandsbedieningen aansluiten op 1 airconditioner. De airconditioner werkt volgens de laatst ingestelde werkingsvoorwaarden. (Beide bedieningen tonen hetzelfde display.) <Verschillende units regelen met 1 afstandsbediening> 1 airconditioner kan tot 16 toestellen bedienen die. allemaal met dezelfde instellingen werken. Unit No.1 Unit No.2 Unit No.16 5

7 FOUTEN EN ZELFDIAGNOSE Wanneer er zich een storing voordoet, stopt het toestel met werken en op het display verschijnt de melding EE. Als u EE op het scherm ziet, contacteer dan onmiddellijk een vakbekwaam servicetechnicus. Voer onderstaande procedure NIET uit als er geen storing is. 1 Indien het operation lampje brandt, drukt u op om dit lampje te doven. 2 Druk en gelijktijdig in gedurende minstens 3 seconden om de zelfdiagnose aan te schakelen. De foutcode, het adres van de bediening en zullen knipperen. Foutcode Adres van de bediening 3 Druk en gelijktijdig in gedurende minstens 3 seconden om de zelfdiagnose te stoppen. SPECIFICATIES AFSTANDSBEDIENING (EENVOUDIG TYPE) MODEL VERMOGEN AFMETINGEN EN GEWICHT UTB-GP DC 12 V HOOGTE [mm] 120 BREEDTE [mm] 75 DIEPTE [mm] 14 GEWICHT [g] (UTB-YP/UTB-GP) 90 (UTB-TP) 100 6

8 Exclusief verdeeld door Orcon Distribué exclusivement par Orcon