Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken.
|
|
- Nienke de Graaf
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Academiejaar Eerste examenperiode Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Anouck Denis Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet
2 Ondergetekende, Anouck Denis geeft toelating tot het raadplegen van de masterproef door derden.
3 Abstract Ongewenst intrusief gedrag en stalking zijn twee gelijkaardige fenomenen die, vooral bij ex-partners, relatief vaak voorkomen en die kunnen escaleren naar ernstige vormen. Deze scriptie onderzocht de relatie tussen ongewenst intrusief gedrag en stalking enerzijds en empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken anderzijds. Meer specifiek werd er nagegaan of deze psychologische karakteristieken konden voorspellen in welke mate ongewenst gedrag werd gesteld. De karakteristieken, alsook de mate van ongewenst intrusief gedrag of stalking, werden aan de hand van een vragenlijstenonderzoek nagegaan bij 560 volwassenen uit de Vlaamse bevolking die een relatiebreuk van minder dan twee jaar achter de rug hadden. Aangezien dit soort gedragingen in het verleden vooral bij studenten en in klinische of forensische populaties werd onderzocht, was het belangrijk om dit bij de algemene bevolking van ex-partners na te gaan. Uit de resultaten van de multinomiale logistische regressie bleek dat personen die ongewenst gedrag stelden meer borderline persoonlijkheidstrekken hadden en meer geneigd waren om emotioneel te reageren op andermans mentale toestand dan personen die dit gedrag niet stelden. Stalkers hadden op hun beurt nog meer borderline persoonlijkheidstrekken dan personen die ongewenst intrusief gedrag stelden. Narcistische persoonlijkheidstrekken speelden, tegen de verwachtingen in, geen rol in de mate van ongewenst intrusief gedrag.
4 Dankwoord Graag zou ik prof. Ann Buysse willen bedanken om het promotorschap voor mijn thesis op zich te nemen. Daarnaast betuig ik mijn dank aan Olivia De Smet die me gedurende twee jaar heeft begeleid. Zij was steeds bereikbaar voor mijn vragen en onzekerheden en wierp een kritische blik op mijn thesis. Ook Ruben Brondeel hielp me bij onduidelijkheden, waarvoor mijn oprechte dank. Verder een woord van dank aan mijn ouders, mijn vriend en alle anderen die me gedurende de voorbije vijf jaar psychologie hebben gesteund. Ook voor het nalezen en corrigeren van de kladversies van mijn thesis wil ik ze bedanken. Als laatste wil ik mijn dank betuigen aan de 560 personen die tijd hebben vrijgemaakt om aan dit onderzoek deel te nemen. Zonder hun inzet en eerlijkheid was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Bedankt allemaal!
5 Inhoudsopgave Inleiding... 1 Stalking... 1 Definities... 1 Prevalentie... 3 Ongewenst intrusief gedrag... 6 Definities... 6 Prevalentie... 7 Onderscheid ongewenst intrusief gedrag en stalking... 8 Empathie Cluster B persoonlijkheidsstoornis Narcistische persoonlijkheidstrekken Borderline persoonlijkheidstrekken Huidige studie Methode Deelnemers Materiaal Algemene Gegevens Obsessive Relational Intrusion Scale (ORI) Mclean Screening Instrument for Borderline Personality Disorder (MSI-BPD)... 22
6 Nederlandse Narcisme Schaal (NNS) Empathy Quotient (EQ) vragenlijst Lie-scale van de Eysenck Personality Scale (EPQ) Procedure Statistische Analyse Resultaten Beschrijvende statistieken Verklarende statistieken: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken Discussie Onderzoeksbevindingen Sterktes en beperkingen van de huidige studie en implicaties voor toekomstig onderzoek en de praktijk Samenvatting Referenties Bijlagen... 56
7 Inleiding Stalking Op een middag kwam mijn vader mij en de kinderen ophalen met de auto. Zoals gebruikelijk stond de zwarte Saab op wacht. Toen we door het hek naar papa s auto liepen, volgde mijn ex ons met zijn blik, en toen we wegreden, startte hij de auto en reed achter ons aan. Hij bleef de hele rit een paar meter achter ons rijden. Zal ik op de rem trappen? vroeg papa. Nee, zei ik. Trek je maar niets van hem aan. (Marklund, 2001, p. 267) Definities Sedert 30 oktober 1998 wordt stalking, onder de term belaging, in het Belgisch Strafwetboek (artikel 442bis) als misdrijf erkend. Een stalker of belager wordt hier als volgt gedefinieerd: Hij die een persoon heeft belaagd terwijl hij wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren. Dit gedrag wordt bestraft met een gevangenisstraf van 15 dagen tot 2 jaar en/of met een geldboete van 50 frank tot 300 frank. Tegen het in dit artikel bedoelde misdrijf kan alleen vervolging worden ingesteld op een klacht van de persoon die beweert te worden belaagd. De wetgeving in verband met stalking verschilt over landen heen. Hoewel de meeste wetten verwijzen naar eenzelfde soort gedragingen die onder stalking vallen, zijn er toch een aantal belangrijke elementen waarin ze van elkaar verschillen (Thompson & Dennison, 2008). De eerste wettelijke definitie van stalking is de anti-stalkingswet van de Amerikaanse staat Californië in 1990 (California Penal Code, 1990). Hier wordt een stalker gedefinieerd als iemand die een ander persoon opzettelijk, kwaadwillig en herhaaldelijk volgt en lastig valt en die een geloofwaardige bedreiging vormt met de bedoeling om die andere persoon angst aan te jagen voor zijn 1
8 of haar veiligheid of voor de veiligheid van diens onmiddellijke familie. Deze definitie is zeer streng, zeker in vergelijking met de Belgische definitie. De angst van het slachtoffer wordt met name in de Californische wet sterk benadrukt, terwijl in de Belgische slechts van een ernstige rustverstoring wordt gesproken. Toch wordt in de meeste Amerikaanse, alsook Europese, wetten (e.g., Denemarken, Malta, en Ierland) eveneens nadruk gelegd op het ervaren van angst door het slachtoffer (University of Modena and Reggio Emilia Modena Group on Stalking, 2007). Verder valt op dat in de Californische wet ook de nabije omgeving van het slachtoffer betrokken wordt, wat niet het geval is in de Belgische wettelijke definitie. Het is bovendien opmerkelijk dat volgens de Belgische wetgeving het gedrag maar eenmaal gesteld dient te worden opdat er van stalking gesproken kan worden. De term belagen kan in de Belgische wetgeving verwijzen naar een patroon van dezelfde of verschillende gedragingen, maar ook naar één enkel gedrag. Dit vormt een laatste groot verschilpunt met de stalkingswetten in andere landen waar minimaal twee gedragingen vereist zijn. Ook de gedragswetenschappelijke definities van stalking verschillen naargelang de auteur. Een van de meest geciteerde definities van stalking is die van Mullen, Pathé, Purcell, en Stuart (1999, p. 1244): stalking bestaat uit een geheel van gedragingen waarbij een individu zich met herhaaldelijke ongewenste intrusies en communicaties opdringt aan een ander persoon. Intrusies worden hier omschreven als contact zoeken, achtervolgen en gadeslaan en communicatie als per brief, telefoon, of berichten. Sheridan en Davies (2001) definiëren stalking op een andere manier: een reeks daden die, over het algemeen, neerkomen op pesterij of intimidatie gericht naar een individu door een ander individu (p. 134). Lewis, Fremouw, Del Ben, en Farr (2001) definiëren stalking dan weer als gedragingen die herhaaldelijk gericht zijn tegen een geïdentificeerd slachtoffer of target, intrusief en ongewenst zijn en angst veroorzaken bij het slachtoffer (p. 81). Het is, op basis van bovenstaande, duidelijk dat stalking een grote variatie kent aan gedragswetenschappelijke en juridische definities. Over alle bestaande wetten heen kunnen wel enkele essentiële kernelementen onderscheiden worden om stalking te definiëren. Het moet met name gaan om een (a) intentioneel patroon van (b) 2
9 herhaalde gedragingen, gericht tegenover een specifieke persoon of personen, (c) die ongewenst zijn en (d) resulteren in angst of die een redelijke persoon (of jury) zou zien als beangstigend of bedreigend (Spitzberg & Cupach, 2007, p. 66). Groenen (2006) concludeert gelijkaardig op basis van verschillende gedragswetenschappelijke definities van stalking dat drie elementen centraal staan: (a) een patroon van gedragingen, (b) dat gericht is tegen een specifiek persoon en (c) angst veroorzaakt bij het slachtoffer. Spitzberg en Cupach (2007) onderscheiden acht verschillende soorten clusters van stalkingsgedragingen. Hyperintimiteit omvat gedragingen die flirterig zijn, maar dan in een extreme mate; bijvoorbeeld 100 rozen schenken in plaats van een klein boeket. Indirecte contacten houdt alle vormen van contacten in die via technologie verlopen, zoals , internet, gsm, en fax. Men noemt dit in zijn meest extreme vorm cyber-stalking. Interactionele contacten zijn eerder directe interacties tegenover de andere, zoals ongewenst naast de persoon gaan zitten of op verschillende plaatsen verschijnen. Toezicht wil zeggen dat men informatie over de andere wil bekomen door bijvoorbeeld de persoon te achtervolgen of te bespieden op openbare plaatsen. Invasie/inbreuk omvat gedragingen zoals diefstal of inbraak. Aanranding en intimidatie wijst op een reeks agressieve verbale of non-verbale handelingen die lastig zijn, maar niet bedreigend, zoals iemand beledigen of geruchten verspreiden over de persoon. Dwang en bedreiging houdt allerhande dreigende gedragingen in zoals het verbaal bedreigen van het slachtoffer of diens geliefden. Agressie, tot slot, omvat het plegen van fysiek geweld, zoals het gebruik van een wapen of verkrachting. Prevalentie Het is moeilijk om een beeld te krijgen van de omvang van stalking. Vooreerst verschillen de criteria die gehanteerd worden om stalking te definiëren, zoals de vereiste impact, duur, aantal gedragingen, etc. De prevalentie-cijfers zijn dan ook sterk afhankelijk van hoe streng stalking gedefinieerd wordt. Verder verschillen cijfers naargelang het soort populaties die bestudeerd worden (algemene populaties, studentenpopulaties of specifieke klinische populaties) en naargelang het 3
10 meetinstrument (het soort vragenlijst) dat gebruikt wordt. Tenslotte is er een verschil naargelang het soort prevalentie dat onderzocht wordt. De cijfers variëren naargelang het gaat om bijvoorbeeld levensloop- of jaarprevalentie. In de National Violence Against Women Survey (Tjaden & Thoennes, 1998) werden mensen in de Verenigde Staten ondervraagd. De auteurs hanteerden een strenge definitie van stalking, waarbij het slachtoffer een hoog niveau van angst diende te ervaren. Uit deze studie bleek dat 8% van de Amerikaanse vrouwen en 2% Amerikaanse mannen rapporteerden dat ze ooit in hun leven gestalkt werden. Indien een minder strenge definitie werd gehanteerd, waarbij het slachtoffer enkel lichtjes angstig was, werden hogere cijfers gevonden voor zowel vrouwen (12%) als mannen (4%). Bovendien werd 59% van de vrouwen en 30% van de mannen gestalkt door een (ex-)intieme partner. Uit de British Crime Survey (Finney, 2006) bleek dat 23% van de vrouwen en 15% van de mannen ooit in hun leven gestalkt werden. Eveneens kenden dader en slachtoffer elkaar vooraf bij bijna tweederden van de stalking-incidenten, waarvan de dader een (huidige of vroegere) intieme partner was bij respectievelijk 33% en 25% van de vrouwen en mannen. Verder is ook in Australië onderzoek verricht naar dergelijke prevalentiecijfers door Purcell, Pathé, en Mullen (2002). Van de 3700 volwassenen rapporteerden 32.4% van de vrouwen en 12.8% van de mannen ooit in hun leven gestalkt te zijn geweest. Bij 57% van de gevallen kenden dader en slachtoffer elkaar vooraf en bij 13% daarvan ging het om ex-intieme partners. Tenslotte zijn er ook enkele cijfers uit België beschikbaar. In het Belgisch Onderzoek naar Geweld (BOG) van Vandenberk, Verhaegen, Colémont, Hens, en Hacourt (2003) werden vrouwen tussen 20 en 50 jaar, migranten vanaf 15 jaar en jongeren tussen 15 en 26 jaar bevraagd naar verschillende vormen van geweld, waaronder stalking. Van de vrouwelijke slachtoffergroep werd 6.7% gestalkt in het afgelopen jaar, bij de migranten bedroeg dit 4.5% en bij de jongeren 1.2%. Spitzberg en Cupach (2007) komen in hun recente metaanalyse tot de volgende cijfers: 25% zou ooit in zijn leven gestalkt worden, waarvan 49% door ex-partners. 4
11 Uit al deze cijfers blijkt dat een grote meerderheid van stalkers ex-partners zijn. Dit duidelijk relationeel aspect van stalking komt eveneens terug in verschillende dadertypologieën van stalking. Zo komt de categorie bestaande uit daders die hun expartner stalken vaak voor, weliswaar onder verschillende benamingen zoals de Rejected stalker (Mullen, Pathé, & Purcell, 2000), Ex-partner harassment/stalking (Sheridan & Boon, 2002), de Intimate stalker (Mohandie, Meloy, McGowan, & Williams, 2006) of Obsessional estranged lovers (Cupach & Spitzberg, 1998). De auteurs zijn het er over eens dat dit de grootste categorie van stalkers is, wat eveneens blijkt uit de hierboven vermelde prevalentiecijfers. Daders in deze groepen hebben verschillende soorten relationele motieven voor hun gedrag, zoals verzoening, wraak of een mengeling van beide. Vaak vangt het gedrag aan als poging tot verzoening maar komen wraak, woede en bitterheid naar het slachtoffer op de voorgrond wanneer de pleger merkt dat een verzoening niet mogelijk of wenselijk is voor het slachtoffer (Cupach & Spitzberg, 1998). Bijgevolg is de kans op geweld bij dit type daders groot. De meest gewelddadige gevallen van stalking komen voor in deze categorie van expartners (e.g., Farnham, James, & Cantrell, 2000; Mohandie et al., 2006). Bovendien blijkt dat in deze relaties vaak al enige vorm van huiselijk geweld bestond voor de scheiding. Het lijkt dan ook dat de ene vorm van gewelddadig gedrag vervangen wordt door een andere vorm indien de omstandigheden wijzigen (Sheridan & Boon, 2002). Verder blijkt uit bovenstaande cijfers dat stalking relatief vaak voorkomt. Men gelooft echter dat de werkelijke cijfers nog hoger liggen, aangezien veel incidenten niet gerapporteerd worden en de stalkingsdefinities veel ongewenst intrusieve gedragingen, die als een minder ernstige vorm van stalking worden gezien, niet omvatten (Cupach & Spitzberg, 1998). 5
12 Ongewenst intrusief gedrag Definities Ongewenst intrusief gedrag wordt door Cupach en Spitzberg (1998) gedefinieerd als het herhaaldelijk en ongewenst nastreven van intimiteit door middel van inbreuk op de fysieke en/of symbolische privacy door een ander persoon, hetzij een vreemde hetzij een bekende, die een intieme relatie verlangt en veronderstelt (pp ). Dergelijk gedrag noemen de auteurs Obsessive Relational Intrusion (ORI). Een andere definitie van ongewenst intrusief gedrag wordt gegeven door Langhinrichsen-Rohling, Palarea, Cohen, en Rohling (2000) onder de benaming Unwanted Pursuit Behaviors (UPB). UPB betreffen activiteiten die deel uitmaken van een aanhoudend en ongewenst streven naar een romantische relatie tussen individuen die op dat ogenblik geen romantische relatie met elkaar onderhouden. (p. 73). Het doel van het ongewenste gedrag is dus het bekomen van een romantische relatie met het slachtoffer of het herdefiniëren van een bestaande relatie tot een meer intieme relatie (Cupach, Spitzberg, & Carson, 2000). Het ongewenste gedrag kan op twee verschillende momenten voorkomen: vooraleer er een romantische relatie ontstaat én na de breuk van een dergelijke relatie. In het eerste geval kan het gedrag gesteld worden door vreemden of kennissen van het slachtoffer, terwijl het in het tweede geval enkel om ex-partners gaat (Langhinrichsen-Rohling et al., 2000). Het gedrag lijkt dan ook vaak op gedragingen die normaal en aanvaardbaar zijn in een romantische relatie. Het uiten van liefde op verschillende manieren, zoals brieven sturen, telefoneren en het uiten van emoties, worden in een intieme relatie aanvaard. Wanneer dit soort gedragingen echter gesteld wordt nadat de dader verschillende keren werd afgewezen door het slachtoffer, kan dit als intrusief, vervelend, frustrerend, of zelfs bedreigend ervaren worden (Cupach et al., 2000). Ongewenst, intrusief gedrag, zoals omschreven in de definities van UPB en ORI, omvat dus niet alleen normalere, aanvaardbare gedragingen, maar eveneens ernstiger bedreigende en criminele gedragingen. Dit wordt verderop in de inleiding besproken. 6
13 Prevalentie Prevalentie-cijfers van ongewenst gedrag zijn vooral bekend van studies bij kleinschaligere steekproeven van universiteitsstudenten. Hieruit blijkt dat enige vorm van ongewenst intrusief gedrag bijna normatief is bij ex-partners. In studies van Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) en Dutton en Winstead (2006) werden studenten die hun relatie zelf beëindigd hadden, vergeleken met studenten waarvan de expartner de relatie beëindigd had. Uit de resultaten bleek dat respectievelijk 99.2% en 79% van de studenten die de bons hadden gekregen, rapporteerde dat ze één of meer ongewenste gedragingen hadden gesteld t.a.v. hun ex-partner en dat respectievelijk 89% en 96% van de studenten die zelf de relatie hadden beëindigd minstens één ongewenste gedraging van hun ex-partner had ervaren. Ook Thompson en Dennison (2008) vonden hoge cijfers in hun studie bij ex-partners in Australië. Wel 75% van de deelnemers vertoonde meer dan één ongewenste gedraging. Het criterium in deze studies (één gedrag) ligt zeer laag, waardoor de cijfers zo hoog liggen. Indien het criterium strenger wordt, dalen de prevalentiecijfers. Zo gaf in een studie bij gescheiden studenten 40% aan minstens één ongewenst gedrag gesteld te hebben, terwijl slechts tussen de 8% en 11% van de studenten zes of meer ongewenste gedragingen stelden (Davis, Ace, & Andra, 2000). Ongewenst intrusief gedrag werd ook onderzocht bij andere populaties dan ex-partners. Chapman en Spitzberg (2003) onderzochten het voorkomen van ongewenst gedrag bij studenten in Japan en vergeleken dit met Amerikaanse studenten. In Japan rapporteerden minder deelnemers (20.3%) ooit slachtoffer geweest te zijn van ongewenst intrusief gedrag dan in Amerika (47.6%). In een studie van Spitzberg en Veksler (2007) bleek 46.3% van de ondervraagde studenten ooit in hun leven slachtoffer te zijn geweest van ongewenst intrusief gedrag. Uit deze cijfers blijkt dat ongewenst intrusief gedrag beduidend minder voorkomt wanneer het niet expliciet over ex-partners gaat. 7
14 Onderscheid ongewenst intrusief gedrag en stalking Ongewenst intrusief gedrag betekent niet hetzelfde als stalking. Volgens Spitzberg en Cupach (2007) zijn er twee essentiële verschillen. Ten eerste jagen stalkers niet altijd intimiteit of een relatie met hun slachtoffer na. Sommige stalkers willen het slachtoffer enkel kwaad doen. Iemand voortdurend bellen en iemand te voet of per auto volgen, zijn typische stalkingsgedragingen. Wanneer dit gedrag gesteld wordt met de bedoeling een relatie met die persoon te beginnen of te herstellen, dan valt dit onder de noemer ongewenst intrusief gedrag (Chapman & Spitzberg, 2003; Cupach & Spitzberg, 1998). Ten tweede komt er vaak geen angst of dreiging voor bij ongewenst intrusief gedrag. Ongewenst gedrag wordt meer als vervelend, ergerlijk, lastig en frustrerend ervaren dan angstwekkend of bedreigend (Spitzberg & Cupach, 2007). Bij ex-partners kan de ene partij nog contact en aandacht zoeken dat als ongewenst wordt ervaren door de andere partij. Wanneer dit gedrag echter herhaald wordt of persisteert, kan de impact van het gedrag op de slachtoffers in ernst toenemen en kunnen ze een hele resem emoties ervaren zoals angst, woede, irritatie en frustratie (Cupach & Spitzberg, 1998; Langhinrichsen-Rohling, et al., 2000; Roberts, 2005). Cupach en Spitzberg (1998) en Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) spreken dan ook van een continuüm van ernst of impact bij ongewenst gedrag. Aan het ene uiterste van het continuüm bevinden zich ongewenste gedragingen die de slachtoffers niet gewaarworden, zoals de s van het slachtoffer checken of deze persoon onopgemerkt volgen. Daarna volgen de weinig intrusieve gedragingen die neerkomen op plagen en bemoeien zoals herhaaldelijk telefoneren voor een date, ongewenste geschenken geven, om vergeving smeken, etc. Deze gedragingen worden al niet-bedreigend ervaren. Het andere uiterste van het continuüm bevat gedragingen die als zeer intrusief, bedreigend en beangstigend worden beschouwd, zoals binnendringen in het huis van het slachtoffer, beschadigen van bezittingen, of aanranding van het slachtoffer. Stalking valt enkel onder dit uiterste van het continuüm, terwijl ongewenst intrusief gedrag het hele continuüm omvat (Cupach & Spitzberg, 1998; Langhinrichsen-Rohling et al., 2000; Roberts, 2005). 8
15 Het onderscheid tussen beide begrippen op vlak van motief en ernst is wel subtiel. Uit onderzoek blijkt namelijk dat relatief lage niveaus van ongewenst gedrag vaak als licht bedreigend worden aanzien en dus als stalking kunnen worden beschouwd (Cupach & Spitzberg, 2000) en dat de meerderheid van stalking voortkomt uit een relationeel motief bij personen die elkaar vooraf al kenden (Finney, 2006; Spitzberg, 2002; Tjaden & Thoennes, 1998). Stalking en ongewenst intrusief gedrag overlappen dus in zekere mate. Meer nog, een substantiële proportie van stalking begint als ongewenst intrusief gedrag en veel ongewenst gedrag overschrijdt de drempel van angst en bedreiging waardoor het als stalking geclassificeerd kan worden (Spitzberg & Cupach, 2007). Het punt waarop ongewenst intrusief gedrag omkantelt in stalking is moeilijk te bepalen. Verschillende auteurs trachtten hiervoor objectieve criteria te vinden. Thompson en Dennison (2008), bijvoorbeeld, onderzochten ongewenst gedrag bij expartners in Australië in een poging om een empirische basis te vinden om relationele stalking van ongewenst intrusief gedrag te onderscheiden. De onderzoekers gingen de impact van verschillende cut-off waarden van frequentie en duur van het gedrag na op het aantal deelnemers dat (1) de intentie had om angst of schade te berokkenen, (2) waargenomen had dat het slachtoffer bang of geïntimideerd was, (3) geweld pleegde, en (4) bedreigingen uitte naar het slachtoffer. Bij al deze variabelen bleek dat naarmate de frequentie van gedragingen - eerder dan de duur van het gedrag - toenam, de deelnemers meer ernstige vormen van ongewenst intrusief gedrag rapporteerden. Purcell, Pathé, en Mullen (2004) vonden dan weer evidentie dat de duur van het gedrag, met name een periode van twee weken, wel een goede drempelwaarde was om ongewenst intrusief gedrag van stalking te onderscheiden. Ongewenst gedrag dat langer dan twee weken duurde, bleek in deze studie meer intrusief, bedreigend en psychologisch beschadigend te zijn. Indien men het aantal gedragingen in plaats van de duur gebruikt als onderscheidend criterium, stellen auteurs verschillende cut-off waarden voor. Een aantal suggereren dat twee of meer ongewenste gedragingen reeds voldoende is om te spreken van een persistent patroon (Fremouw, Westrup, & Pennypacker, 1997; Mullen et al., 2000; Roberts, 2005), maar 9
16 dan blijkt dat het merendeel van de deelnemers onterecht als stalkers worden beschouwd (Thompson & Dennison, 2008). Ook de cut-off waarde van meer dan vijf ongewenste gedragingen wordt naar voor geschoven (Thompson & Dennison, 2008). Tenslotte combineren Mullen et al. (2000) zowel de frequentie als de duur van de gedragingen. Zij stellen de cut-off waarde van 10 of meer gedragingen gedurende vier of meer weken voor. Deze definitie wordt in veel studies door verschillende auteurs gehanteerd en blijkt een bruikbare cut-off te zijn die resulteert in een realistisch aantal mensen die geclassificeerd worden als pleger van ongewenst intrusief gedrag of als stalker (e.g., James & Farnham, 2003; Roberts, 2002). Empathie Empathie is zonder twijfel een belangrijke vaardigheid. Het zorgt er voor dat we kunnen zien hoe iemand anders zich voelt of wat die mogelijks denkt. Het laat ons toe de intenties van anderen te begrijpen, hun gedrag te voorspellen en een emotie te ervaren, die teweeggebracht wordt door de emotie van een ander persoon. Kortom, empathie zorgt er voor dat we op een effectieve manier kunnen interageren in onze sociale wereld (Baron-Cohen & Wheelwright, 2004). In de literatuur bestaat er een zekere onenigheid in verband met de definitie van empathie (e.g., Davis, 1983; Gery, Miljkovitch, Berthoz, & Soussignan, 2009; Jolliffe & Farrington, 2004). Er kunnen twee groepen auteurs onderscheiden worden: diegenen die empathie cognitief benaderen en diegenen die empathie in affectieve termen definiëren. De cognitieve theorieën definiëren empathie als het vermogen om de gevoelens van anderen te begrijpen. De benadering verwijst ook naar cognitieve processen, zoals de aandacht richten op iemand anders perspectief. De cognitieve component wordt soms ook theory of mind genoemd. (Wellman, 1990). De affectieve benadering definieert empathie als iemands emotionele respons op de affectieve toestand van iemand anders. Binnen deze benadering bestaan er variaties in hoe breed deze emotionele respons moet zijn. Baron-Cohen en Wheelwright (2004) beschrijven drie varianten van emotionele empathie: het gevoel van de waarnemer is 1) in overeenstemming met dat van de 10
17 geobserveerde, 2) op één of andere manier passend aan de emotionele toestand van de andere, ook al is het niet exact hetzelfde, en 3) een soort van medelijden of bezorgdheid voor het leed van de andere. Uit recente literatuur blijkt dat het belangrijk is om zowel de cognitieve als de affectieve perspectieven in acht te nemen (Jolliffe & Farrington, 2004). Daarom is de definitie van empathie die Baron-Cohen en Wheelwright (2004) hanteren zeer geschikt. Zij definiëren empathie als het vermogen om mentale toestanden van anderen te identificeren en hier met een gepaste emotie op te reageren. Deze definitie bevat duidelijk een cognitieve component, het herkennen van iemands mentale toestand, en een affectieve component, een emotionele reactie op iemands mentale toestand. Er wordt algemeen aangenomen dat empathie prosociaal of altruïstisch gedrag aanmoedigt, wat bevestigd wordt in de literatuur (e.g., Eisenberg, 2000). Eveneens wordt aangenomen dat een gebrek aan empathie gerelateerd is aan antisociaal of agressief gedrag. Verschillende criminologen gaan er van uit dat mensen die antisociaal gedrag stellen, minder empathisch zijn (Burke, 2001; Jolliffe & Farrington, 2004). Hoewel de resultaten van bestaand onderzoek omtrent deze relatie niet consistent zijn, blijkt uit een recente meta-analyse van Jolliffe en Farrington (2004) dat empathie toch negatief samenhangt met antisociaal gedrag. De relatie tussen een laag empathisch vermogen en het overtreden van de regels was wel sterker bij gewelddadige overtreders en adolescenten en zwakker bij seksuele overtreders. Het is in deze optiek mogelijk dat empathie samenhangt met ongewenst intrusief gedrag. Asada, Lee, Levine, en Ferrara (2004) argumenteren dat iemand die ongewenst gedrag stelt, mogelijks gelooft dat hij zich romantisch gedraagt en het perspectief van zijn slachtoffer verwaarloost zodat hij zich niet realiseert dat hij zijn slachtoffer bang maakt. De relatie tussen het stellen van ongewenst gedrag en empathie werd slechts eenmaal onderzocht in een studie van Lau en Davis (niet gepubliceerd). Bij mannen was emotionele empathie slechts licht gecorreleerd met ongewenst gedrag. Bij vrouwen werd zelfs geen significante correlatie gevonden. Asada et al. (2004) onderzochten dan weer de relatie tussen het aanvaarden van 11
18 ongewenst gedrag, in plaats van het feitelijk stellen van dit gedrag, en empathie. De onderzoekers vonden echter geen verband. Verder werd empathie in beperkte mate onderzocht in relatie tot stalking, maar ook hier werd het verwachte verband niet bevestigd. In de studie van Lewis et al. (2001) werden een groep stalkers en een controlegroep met elkaar vergeleken met betrekking tot psychologische karakteristieken, waaronder empathie. De deelnemers waren studenten die uit een romantische relatie kwamen. Empathie werd hier gedefinieerd als het bewust zijn van, gevoelig zijn voor en plaatsvervangend ervaren van de gedachten en gevoelens van een ander individu (p. 81). Uit de resultaten bleek dat de stalkers niet minder empathie en affectieve sensitiviteit vertoonden dan de controlegroep en dat ze zich bijgevolg weldegelijk bewust waren van de gedachten en gevoelens van hun slachtoffer. Cluster B persoonlijkheidsstoornis In de wetenschappelijke literatuur wordt er vooral over cluster B stoornissen (i.e., borderline, antisociale en narcistische persoonlijkheid) gesproken in relatie tot stalking (e.g., Morrison, 2008; Nicastro, Cousins, & Spitzberg, 2000). Zowel in klinische als in forensische studies vindt men dat de meeste stalkers minstens één mentale stoornis hebben (Rosenfeld & Harmon, 2002) en dat dit vaak een cluster B borderline of narcistische persoonlijkheidsstoornis is (Mullen et al., 1999). In het artikel van Mullen, Pathé, en Purcell (2001) wordt zelfs beweerd dat 30% tot 50% van stalkers in klinische populaties een primaire persoonlijkheidsstoornis diagnose krijgen. Stalkers of obsessional followers blijken vooral narcistische en borderline trekken te hebben, eerder dan antisociale trekken, in vergelijking met zowel daders met een mentale stoornis (Meloy et al., 2000; Meloy & Gothard, 1995) als plegers van huiselijk geweld (Douglas & Dutton, 2001). Bovendien blijken deze cluster B trekken ook recidive te voorspellen (Rosenfeld, 2003). Meloy (1996) verklaart de samenhang tussen narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken en stalking als gevolg van een verstoring in de narcistische economie, die in de volgende paragraaf verder 12
19 beschreven wordt. Er ontstaan dan gevoelens van schaamte en vernedering bij de dader en borderline persoonlijkheidstrekken blijken nuttig te zijn als verdediging tegen deze gevoelens. Narcistische persoonlijkheidstrekken In de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders vierde editie, tekst revisie (DSM-IV-TR) van de American Psychiatric Association (APA, 2000) wordt de narcistische persoonlijkheidsstoornis beschreven als Een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende: (1) heeft een opgeblazen gevoel van eigenbelang (2) is gepreoccupeerd met fantasieën over onbeperkte successen, macht, genialiteit, schoonheid of ideale liefde (3) gelooft dat hij heel speciaal en uniek is (4) verlangt buitensporige bewondering (5) gevoel bijzondere rechten te hebben (6) exploiteert anderen (7) heeft gebrek aan empathie (8) is vaak afgunstig (9) is arrogant. (p. 353) Hét kenmerk van de narcistische persoonlijkheid is zijn grandioze zelfbeeld, dat vaak gepaard gaat met extreme egocentriciteit en weinig belangstelling, respect, en empathie voor anderen (Ettema & Zondag, 2002). De persoon verhoogt zelfs zijn eigen, fragiele zelfbeeld ten koste van anderen, maar heeft vaak een intens verlangen naar bewondering en bevestiging door die anderen. Wanneer een narcistisch persoon kritiek krijgt, komt dit niet ten goede van zijn kwetsbare zelfbeeld en onzekerheid en als reactie hierop zal hij zich agressief en vijandig gedragen (Asada et al., 2004). Meloy stelt dat stalkers een narcistische fantasie hebben die inhoudt dat ze geliefd, aanbeden en geïdealiseerd worden door iemand, hier de ex-partner. Verwerping door de expartner wordt als beschamend en vernederend ervaren, waarop ze reageren met woede. Ze worden gekrenkt in hun narcisme en dit leidt vervolgens tot het stellen van 13
20 ongewenst intrusief gedrag. De narcistische fantasie vormt aldus volgens Meloy (1996; 1999; 2002) vaak de basis voor stalking. Asada et al. (2004) stellen dat de vijandigheid ook als reden kan worden gezien voor het feit dat narcistische personen geen gevoelens van empathie ten opzichte van anderen bezitten. In een studie van Asada et al. (2004) werd de relatie tussen narcisme, empathie en de aanvaardbaarheid van ongewenst intrusief gedrag onderzocht. De onderzoekers gingen uit van de volgende hypothese: narcisme voorspelt of de dader het standpunt van zijn slachtoffer inneemt of niet; indien hij dat doet, zal hij empathische bezorgdheid voelen tegenover zijn slachtoffer en zal hij ongewenst gedrag dat angst of frustratie bij het slachtoffer uitlokt onaanvaardbaar vinden. De resultaten bevestigden deze hypothese niet volledig. Narcisme bleek positief gerelateerd te zijn aan het aanvaarden van ongewenst gedrag, maar dit verband werd niet gemedieerd door empathie. Volgens McReynolds (1996) onderzoek bij ongeveer 80 veroordeelde stalkers bleken de meeste een narcistische persoonlijkheidsstoornis te hebben. Borderline persoonlijkheidstrekken Borderline persoonlijkheidsstoornis wordt in de DSM-IV-TR (APA, 2000) beschreven als Een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende: (1) krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden (2) een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren (3) identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel (4) impulsiviteit (5) recidiverende suïcidale gedragingen, dreigingen of automutilatie (6) affectlabiliteit (7) chronisch gevoel van 14
21 leegte (8) inadequate, intense woede (9) voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen. (pp ) Mensen met borderline persoonlijkheidstrekken zijn vatbaarder voor agressie, manipulatie en interpersoonlijk disfunctioneren (Trull, Useda, Conforti, & Doan, 1997; Smith & Benjamin, 2002). Gezien deze kernkenmerken van borderline worden er meer van deze trekken verwacht bij mensen die ongewenst intrusief gedrag of stalkingsgedrag stellen. Uit onderzoek blijkt dat stalkers meer borderline persoonlijkheidstrekken rapporteren dan een controlegroep (Lewis et al., 2001) en dat ze ook door anderen meer borderline trekken krijgen toegeschreven (Spitzberg & Veksler, 2007). In de studie van Lewis et al. (2001) werd meer specifiek gevonden dat 42% van de stalkers boven de aangegeven cut-off waarde voor een diagnose van borderline persoonlijkheidsstoornis scoorde, terwijl dit in de controlegroep slechts bij 11% het geval was. Onder borderline trekken verstonden de onderzoekers impulsiviteit, labiliteit, ongecontroleerde woede en onstabiele interpersoonlijke relaties. Uit de resultaten van Spitzberg en Veksler (2007) bleek meer specifiek dat de deelnemers meer borderline persoonlijkheidsstoornissen toeschreven aan daders van ongewenst gedrag dan aan ex-partners die dergelijk gedrag niet stelden. Verder zijn er enkele studies die expliciete cijfers voor de aanwezigheid van de borderline persoonlijkheidsstoornis bij stalkers weergeven. De cijfers variëren van 8% in een forensische steekproef waarbij een psychiatrisch onderzoek werd afgenomen (Kienlen, Birmingham, Solberg, O Regan, & Meloy, 1997), over 15% bij vrouwelijke patiënten van een forensische psychiatrische instelling (Purcell, Pathé, & Mullen, 2001) tot 45% bij vrouwelijke stalkers die niet noodzakelijk veroordeeld waren (Meloy & Boyd, 2003). 15
22 Huidige studie In deze studie werd ongewenst intrusief gedrag en stalking bij ex-partners onderzocht. Meer specifiek werden enkele psychologische kenmerken van plegers van dit gedrag bestudeerd, met name het empathisch vermogen van plegers en de aanwezigheid van narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. De steekproef werd hiertoe in drie groepen opgedeeld ( geen gedrag, ongewenst gedrag en stalking ), afhankelijk van het aantal ongewenste gedragingen die ze stelden en de duur van het gestelde gedrag. Er werd een vergelijking gemaakt tussen de drie groepen met betrekking tot de geselecteerde psychologische kenmerken met als doel zicht te krijgen op de rol die empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken spelen bij het optreden van ongewenst intrusief gedrag en stalking. Er zijn verschillende redenen waarom deze studie belangrijk is. Vooreerst is het de eerste keer dat dergelijk onderzoek in België wordt verricht. Hoewel er enkele cijfers voorhanden zijn uit Europese studies, werd het meeste onderzoek naar ongewenst intrusief gedrag of stalking tot op heden nog steeds in niet-europese landen uigevoerd. Ten tweede is onze steekproef niet enkel uniek omdat deze Vlaams is, maar ook omdat het om volwassen ex-partners gaat uit de algemene populatie. Hoewel expartners een belangrijke risicogroep vormen voor ongewenst gedrag of stalking, werden ongewenst intrusief gedrag en stalking tot op heden vooral onderzocht bij gescheiden studenten (e.g., Sinclair & Frieze, 2005). Ravensberg en Miller (2003) tonen echter dat studenten verschillen in hun ervaring van stalking in vergelijking met de algemene volwassen populatie. Bijgevolg zijn de bevindingen uit deze studies bij studenten moeilijk generaliseerbaar naar de algemene bevolking. Verder gebeurde onderzoek naar persoonlijkheidstrekken of -stoornissen bij ex-intieme stalkers vaak in forensische of klinische populaties, wat eveneens een vertekend beeld kan geven. Ook zijn er nog niet veel studies voorhanden waarin personen over zichzelf rapporteren 16
23 wat betreft ongewenst gedrag of stalking. In de meeste studies rapporteert het slachtoffer, met name ex-partner, en niet de dader zelf, wat op zijn beurt voor bias in de resultaten kan zorgen. Ten derde is er nog niet veel onderzoek gebeurd naar de relatie tussen empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken enerzijds en ongewenst intrusief gedrag en stalking anderzijds. Het is thans belangrijk om psychologische risicofactoren bij ex-partners in kaart te brengen aangezien deze groep een hoge prevalentie en een verhoogd risico heeft op gewelddadige, persisterende en herhaalde stalking (McEwan, Mullen, & Purcell, 2007). Bovendien werd in de huidige studie een onderscheid gemaakt tussen ongewenst intrusief gedrag en stalking, wat tot nu toe in geen enkele andere studie gebeurde die de rol van deze psychologische kenmerken onder de loep nam. Op die manier worden daders van ongewenst gedrag en stalkers in deze studie niet over dezelfde kam geschoren, wat belangrijk is aangezien de onderliggende psychologische mechanismen van plegers in beide groepen kunnen verschillen. Ten vierde werd de relatie tussen ongewenst intrusief gedrag of stalking en empathie tot op heden nog niet bevestigd, hoewel wetenschappers er van uitgaan dat deze daders een geringer empathisch vermogen hebben. Mogelijks werd deze relatie nog niet bevestigd omwille van de hierboven genoemde zaken, namelijk het soort steekproef en weinig onderzoek, maar ook omdat er geen onderscheid werd gemaakt tussen de verschillende componenten van empathie. In onze studie werd wel een onderscheid gemaakt. Tenslotte werd vaak onderzoek gedaan naar cluster B diagnoses in het algemeen, waarbij niet gedifferentieerd werd tussen de verschillende persoonlijkheidsstoornissen die daaronder vallen. Er is verder ook niet veel bekend over de relatie met narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken in plaats van -stoornissen. 17
24 Op basis van bovenstaande beperkingen in bestaand onderzoek werden in de huidige studie dan ook bij een Vlaamse steekproef van ex-partners de volgende drie onderzoeksvragen en hypothesen getoetst: De eerste onderzoeksvraag ging de rol van empathie na bij ongewenst intrusief gedrag en stalking. We verwachtten dat personen die geen ongewenst gedrag stellen over een groter empathisch vermogen beschikken dan personen die dat wel doen en deze zouden op hun beurt een groter empathisch vermogen hebben dan stalkers (hypothese 1). De tweede onderzoeksvraag ging de rol na die narcistische persoonlijkheidstrekken spelen bij ongewenst intrusief gedrag en stalking. Hier verwachtten we dat personen die geen gedrag stellen minder narcistische trekken hebben dan diegenen die wel ongewenst gedrag stellen en dat personen uit de groep ongewenst gedrag minder narcistische trekken hebben dan personen uit de groep stalking (hypothese 2). Als deze hypothese klopt, zijn narcistische persoonlijkheidstrekken een risicofactor voor ongewenst gedrag. De derde en laatste onderzoeksvraag ging de rol van borderline persoonlijkheidstrekken na bij ongewenst intrusief gedrag en stalking. We verwachtten dat personen die geen gedrag stellen het minst borderline trekken hebben, personen die ongewenst intrusief gedrag stellen meer borderline persoonlijkheidstrekken hebben en stalkers het meest borderline trekken hebben (hypothese 3). Indien deze hypothese juist wordt bevonden, vormen borderline persoonlijkheidstrekken een risicofactor voor ongewenst gedrag. 18
25 Methode Deelnemers In het kader van deze studie werd een steekproef van gescheiden mensen samengesteld. De inclusiecriteria voor deelname aan dit onderzoek waren dat men een vaste relatie had die in de voorbije twee jaar verbroken werd en dat men minstens 18 jaar oud was. We richtten ons op ex-partners uit de algemene bevolking in Vlaanderen. Er werden verschillende manieren gehanteerd om gescheiden mensen aan te trekken. Zij werden gerekruteerd aan de hand van de verspreiding van flyers en affiches op openbare plaatsen, in de wachtzalen van relevante CAW- en CGGZ 1 diensten en aan de hand van advertenties in bladen, kranten, en op websites. Ook mensen uit de onmiddellijke omgeving van de onderzoekers werden gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek (snowball-sampling). Er startten 602 personen met het invullen van het online vragenlijstenpakket. Voor de analyse van de data werden er hiervan 42 weerhouden, omdat deze enkel de personalia hadden ingevuld en niet verdergingen met het invullen van de vragenlijsten. De huidige studie is bijgevolg gebaseerd op 560 deelnemers. Er namen meer vrouwen (71.6%) dan mannen (28.4%) deel. De gemiddelde leeftijd bedroeg jaar (SD = 10.76) en kende een bereik van 18 tot 61 jaar. Meer dan de helft van de deelnemers was alleenstaand (54.8%) en een grote meerderheid van de deelnemers genoot hoger onderwijs (77.0%). Bijna de helft van de deelnemers was werknemer (42.5%) en ongeveer een kwart van de steekproef was student (27.0%). De overgrote meerderheid bezat de Belgische nationaliteit (97.9%) en had een heteroseksuele relatie met zijn/haar ex-partner (93.2%). Meer dan de helft van de deelnemers woonde tijdens de relatie met zijn/haar ex-partner samen (30.2%) of was er mee getrouwd (21.1%). De meerderheid van de deelnemers had geen kinderen met 1 Gescheiden mensen komen ook geregeld terecht in een CAW of CGGZ. Daarom vormde deze setting een interessant kanaal om mensen te rekruteren voor dit onderzoek. 19
26 zijn/haar ex-partner (78.8%). De relaties hielden gemiddeld 6.76 jaar (SD = 7.53) of 6 jaar en 9 maanden stand en waren op het moment van deelname gemiddeld één jaar (M = maanden, SD = 7.97) voorbij. In Tabel 1 (zie Bijlage I) worden alle demografische gegevens van de deelnemers gedetailleerd weergegeven. Elke persoon werkte vrijwillig mee aan het onderzoek. Als beloning werd er een Fnac-bon verloot onder elke 20 ste deelnemer. Alle deelnemers gaven hun (schriftelijk) geïnformeerde toestemming alvorens ze de vragenlijsten invulden (zie Bijlage II). Het onderzoek werd goedgekeurd en stond onder toezicht van de Privacycommissie en van de Ethische Commissie van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Materiaal Huidig onderzoek maakt deel uit van een groter vragenlijstenonderzoek. Enkel de vragenlijsten die relevant zijn voor dit onderzoek worden hieronder beschreven en worden weergegeven in Bijlage II. Algemene Gegevens Aan de hand van verschillende vragen werd er gepeild naar algemene gegevens zoals geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleiding, activiteitsstatus en nationaliteit. Er werden eveneens vragen gesteld in verband met de relatie met de ex-partner; de aard en duur van de relatie, hoe lang de relatie al verbroken is en of er kinderen uit de relatie zijn voortgekomen. Obsessive Relational Intrusion Scale (ORI) Spitzberg en Cupach, 1997a, 1997b Deze vragenlijst peilt naar het voorkomen van ongewenst intrusief gedrag. Cupach en Spitzberg (2004) ontwikkelden versies van de ORI vragenlijst voor slachtoffers (Obsessive Pursuit Scale) en daders van ongewenst gedrag (Relational Pursuit Scale). In dit onderzoek werd de Nederlandse vertaling van de Relational Pursuit Pursuer Short Form gebruikt, vertaald door De Smet, Loeys, en Buysse (2011) door middel van een forward en backward vertalingsprotocol. De vragenlijst 20
27 onderging in het kader van deze studie ook enkele aanpassingen. Zowel de items als de oorspronkelijke instructies werden aangepast naar de ex-partner situatie. De vragenlijst begint met de volgende instructies: Nadat jullie geen koppel meer waren, hoe vaak, als het al gebeurde, heb je jouw ex-partner aanhoudend achternagezeten met als doel een soort van intieme relatie met hem/haar te hebben terwijl je expartner dit niet wou, door. Hierop volgen 28 items, zoals: Ongewenste geschenken achter te laten (bvb. bloemen, knuffeldieren, foto s, juwelen, ), Je ex-partner in de gaten te houden (bvb. langs het huis of werk van je ex-partner rijden; je ex-partner van op afstand gadeslaan; naar je ex-partner staren op publieke plaatsen, ) en Binnen te dringen in de persoonlijke bezittingen of in de eigendom van je ex-partner (bvb. zijn/haar bezittingen gebruiken; inbreken in zijn/haar huis; opdagen aan zijn/haar deur of auto, ). Bij elk item diende de deelnemer aan te geven in welke mate hij/zij deze handeling stelde. De antwoorden werden gegeven aan de hand van een vijfpunten Likert-schaal, variërend van 0 = nooit tot 4 = meer dan 5 keer. De items worden opgeteld en de totaalscore kan variëren tussen 0 en 122. In een onderzoek van Dutton en Winstead (2006) bij studenten met een beëindigde romantische relatie werden twee subschalen onderscheiden in deze vragenlijst: Aggression en Pursuit. Er werd een zeer goede betrouwbaarheid gevonden voor beide schalen, namelijk α =.84 voor Aggression en α =.83 voor Pursuit. In een ander onderzoek van Kam en Spitzberg (2005) bij ex-partners werden de items, net als in onze studie, opgeteld en werden er geen subschalen onderscheiden. Ook hier werd een zeer goede betrouwbaarheid gevonden (α =.92), net als in onze studie (α =.81). Na deze 28 items volgden nog 8 bijkomende vragen die toegevoegd werden door de onderzoekers van deze studie. Zo werd nagegaan of niet de deelnemer zelf, maar zijn/haar ex-partner soms één of meer van voorgaande gedragingen tegenover hem/haar stelde sinds de relatiebreuk. Verder waren er enkele vragen die beantwoord konden worden indien de deelnemer één of meer ongewenste gedragingen rapporteerde: Hoe vervelend was dit voor je ex-partner, Hoeveel angst voelde je expartner hierdoor?, Hoeveel bedreiging voelde je ex-partner hierdoor?, Gebeurt het dat je momenteel soms nog één of meer van deze gedragingen stelt?, Beschouw je 21
28 jouw gedrag als een vorm van stalking?, Hoelang heeft u deze gedragingen gesteld? en Heb je deze gedragingen ook tegenover andere mensen gesteld?. Mclean Screening Instrument for Borderline Personality Disorder (MSI-BPD) Zanarini et al., 2003 Borderline persoonlijkheidstrekken werden gemeten aan de hand van de Nederlandse vertaling van de MSI-BPD (Verschuere, 2008). Dit instrument is gebaseerd op een subset van vragen uit de borderline module van het Diagnostic Interview for DSM-IV Personality Disorders (DIPD-IV; Zanarini, Frankenburg, Sickel, & Yong, 1996). De vragenlijst bestaat uit 10 items: de eerste acht items komen overeen met de eerste acht Borderline persoonlijkheidsstoorniscriteria van de DSM-IV-TR (2000) en de twee laatste items meten het negende criterium. De deelnemers beantwoordden de 10 items door aan te geven of de uitspraak (e.g., Werden je intieme relaties verstoord door ruzies of door herhaaldelijke relatiebreuken? en Was je op emotioneel vlak ooit extreem wispelturig? ) voor hen van toepassing was (1 = ja versus 0 = neen). De items worden opgeteld en de totaalscore kan variëren van 0 tot 10. In een onderzoek van Zanarini et al. (2003) werd een grote interne consistentie gevonden (α =.74) voor de MSI-BPD bij een steekproef van 200 personen tussen de leeftijd van 18 en 59 jaar die een behandelingsgeschiedenis hadden. Ook de test-hertest betrouwbaarheid van deze vragenlijst was in hun onderzoek goed (Spearman s ρ =.72, p <.001) en de convergente validiteit met de DIPD-IV werd aangetoond. In ons onderzoek werd voor deze schaal een goede interne consistentie gevonden (α =.77). Nederlandse Narcisme Schaal (NNS) Ettema en Zondag, 2002 Narcistische persoonlijkheidstrekken werden gemeten met de NNS, een vragenlijst die niet-pathologisch narcisme meet. De schaal bestaat uit 35 items die peilen naar hoe men zichzelf voelt in allerlei situaties. De vragenlijst onderscheidt drie dimensies: Centripetaal Narcisme, Centrifugaal Narcisme en Isolatie. Mensen die hoog scoren op Centripetaal Narcisme (ook wel covert of verborgen narcisme) kenmerken zich door de invloed die anderen op hen hebben centraal te stellen. Deze personen zijn 22
29 zeer gevoelig voor de reactie van anderen, schuwen het om in het centrum van de belangstelling te staan, zijn verlegen en lijken bijna onzichtbaar. Ze worden in hun zelfgevoel door anderen gedomineerd. Deze dimensie bevat 11 items (e.g., Vaak vat ik opmerkingen van anderen onwillekeurig persoonlijk op ). Mensen die hoog scoren op Centrifugaal Narcisme (ook wel overt of openlijk narcisme) kenmerken zich door een opgeblazen zelfgevoel, een zelfbeschrijving die gebaseerd is op de effecten die zij hebben op anderen en door veronachtzamend gedrag in de omgang met anderen. Ze worden door zichzelf in beslag genomen en zijn gevoelsmatig ontoegankelijk voor de reacties van anderen. In hun zelfgevoel ervaren zij zichzelf als dominerend over anderen. Deze dimensie bevat 12 items (e.g., Ik kan anderen er gemakkelijk toe bewegen te doen wat ik nodig vind ). Mensen die hoog scoren op de dimensie Isolatie hebben een zelfbeschrijving waarin de scheiding tussen zichzelf en anderen centraal staat. Ze verkiezen individuele activiteiten boven samenwerking met anderen, slagen er niet in om anderen te bereiken en laten zich ook niet door anderen raken. In hun zelfgevoel ervaren ze zich als geïsoleerd van anderen. Deze dimensie bevat 12 items, waaronder het item Ik merk vaak dat ik qua gevoelsleven verschil van de meeste mensen. Deelnemers beantwoordden de items aan de hand van een zevenpunten Likertschaal, variërend van 1 = dat is zeker niet het geval tot 7 = dat is zeker het geval. De scores op de subschalen worden opgeteld en er kan ook een totaalscore, variërend tussen 35 en 245, worden berekend van de volledige schaal. In het onderzoek van Ettema en Zondag (2002) bij zowel studenten, docenten en leerkrachten werd een goede betrouwbaarheid voor Centripetaal Narcisme (α =.82), een voldoende betrouwbaarheid voor Centrifugaal Narcisme (α =.71) en een eerder zwakke betrouwbaarheid voor Isolatie (α =.60) gevonden. Verder vonden de auteurs evidentie voor concurrente validiteit van de schaal aan de hand van correlaties met de Zelfbeoordelingslijst voor Zelfwaardering (Helbing, 1982). In ons onderzoek werden eveneens voldoende tot goede interne consistenties gevonden voor Centripetaal Narcisme (α =.80), Centrifugaal Narcisme (α =.72) en Isolatie (α =.75). 23
ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.
ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat
Nadere informatieAuteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse. Onderzoeksvraag. Schets
Wanneer ex-partners elkaar niet kunnen loslaten Het voorkomen van ongewenst intrusief gedrag bij Vlaamse exgehuwden: doen de omstandigheden van de scheiding en de aard van de vroegere relatie ertoe? Auteur:
Nadere informatieGeneral information of the questionnaire
General information of the questionnaire Name questionnaire: Obsessive Relational Intrusion Original author: Spitzberg & Cupach Translated by: De Smet & Buysse (2008) Date version: 1997 Language: Dutch
Nadere informatieOngewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners
Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie,
Nadere informatieArtikel 285b Wetboek van Strafrecht
Definities Artikel 285b Wetboek van Strafrecht Hij die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op een anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet
Nadere informatieFaculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode
0 Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2013-2014 Eerste examenperiode What s in a Name? Een Onderzoek naar de Prevalentie en Risicofactoren voor Verschillende Operationalisaties
Nadere informatieStalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten
Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten Onderzoeksgroep: studenten (N= 145): 1 ste jaar Sociaal werk (N= 85) 1ste jaar Handelswetenschappen
Nadere informatieHET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE
Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad
Nadere informatieBorderlinepersoonlijkheidsstoornis en behandeling (MBT)
Borderlinepersoonlijkheidsstoornis en behandeling (MBT) Wat is een borderlinepersoonlijkheidsstoornis Kenmerken: krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden.
Nadere informatieNEDERLANDSE SAMENVATTING
NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door
Nadere informatieGrensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland
Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd
Nadere informatiehoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5
SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de
Nadere informatieMOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED. Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012
MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012 Moeilijke mensen, ze zijn overal. In je huis, in je buurt, op je
Nadere informatieHet empathiequotiënt (eq)
Het empathiequotiënt (eq) Het empathiequotiënt (EQ) versie voor volwassenen Hoe moet deze vragenlijst ingevuld worden? In deze vragenlijst staan een aantal stellingen opgesomd. Lees elke stelling aandachtig
Nadere informatieIndividuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief
N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan
Nadere informatieBorderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant
Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant Inleiding - Stellingen. - Ontstaan psychiatrische aandoeningen. - Wat zien naastbetrokkenen. - Invloed van borderline op
Nadere informatieGeven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.
Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen
(Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen
Nadere informatieInleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting
Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch
Nadere informatieSEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE
SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE Seksuele gezondheid (WHO, 2002) Een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden met betrekking tot seksualiteit Het is
Nadere informatieGeneral Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis
General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.
Nadere informatieMoral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz
Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.
Nadere informatie5 Samenvatting en conclusies
5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,
Nadere informatieDe Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek
Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek Masterproef neergelegd
Nadere informatieHeeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?
Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,
Nadere informatieRed cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić
Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve
Nadere informatieCover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder
Nadere informatieSamenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek
Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In
Nadere informatiePERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN
amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis
Nadere informatieSEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent
SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen OVERZICHT De studie van SGG Sexpert-resultaten Prevalentie Meest ingrijpende gebeurtenis Komt het vaker voor bij holebi s? Wat verklaart SGG
Nadere informatieSamenvatting: Summary in Dutch
Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van
Nadere informatieZelfverwonding bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis
Zelfverwonding bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis Prof. dr. Laurence Claes KU Leuven Faculteit PPW UA Faculteit Geneeskunde Laurence.claes@psy.kuleuven.be Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Nadere informatiehet laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en
Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens
Nadere informatieOmdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals
Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking
Nadere informatieTSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie
TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst
Nadere informatieHoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?
Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding
Nadere informatieMarrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting
Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld
Nadere informatieSamenvatting (summary in Dutch)
Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,
Nadere informatieAseksualiteit. ellen.vanhoudenhove@ugent.be
ellen.vanhoudenhove@ugent.be Inhoud Wat is aseksualiteit? als seksuele oriëntatie? Kenmerken van aseksuele personen Identiteitsontwikkeling en coming-out Vooroordelen en moeilijkheden Hulpbehoefte Aseksuele
Nadere informatieInvloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting
xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het
Nadere informatieSeksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie
Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond
Nadere informatieSamenvatting. Summary in Dutch
6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen
Nadere informatiehoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste
Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat
Nadere informatierecidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst
Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst
Nadere informatieMexicaanse Griep-onderzoek (april november 2009)
Mexicaanse Griep-onderzoek (april november 2009) Meteen nadat de Mexicaanse griep voor het eerst in het nieuws kwam (eind april 2009) is via Peil.nl onderzoek hiernaar gedaan onder de Nederlandse bevolking.
Nadere informatierapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.
Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst
Nadere informatie5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens
5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze
Nadere informatieBorderline, waar ligt de grens?
Borderline, waar ligt de grens? Themadag georganiseerd door Friese werkgroep Labyrinth-In Perspectief 23 november 2002 Programma 10.00 10.15 10.20 11.00 11.15 11.45 12.15 13.00 14.00 15.00 Ontvangst met
Nadere informatieGezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014
Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 214 Inleiding Gezondheid in de internationale HBSC (Health Behaviour in School-aged Children) studie en in de Wereldgezondheidsorganisatie
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,
Nadere informatie7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM
7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van
Nadere informatieOmgaan met onaangepast gedrag in het Sociaal Raadsliedenwerk en Schuldhulpverlening. Sjaak Boon www.bureauboon.nl
Omgaan met onaangepast gedrag in het Sociaal Raadsliedenwerk en Schuldhulpverlening Sjaak Boon www.bureauboon.nl Sombere stemming Verminderde interesse in activiteiten Duidelijke gewichtsvermindering Slecht
Nadere informatieSamenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld
Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,
Nadere informatieNederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en
Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen
Nadere informatieCommunicating about Concerns in Oncology K. Brandes
Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale
Nadere informatieDe rol van het sociale netwerk bij (v)echtscheidingen
De rol van het sociale netwerk bij (v)echtscheidingen Catrin Finkenauer, Margreet Visser, Kim Schoemaker, Justine van Lawick, Esther Kluwer, Rachel van der Rijken, & Annelies de Kruiff Kwaliteit contact
Nadere informatiePerseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting
Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.
Nadere informatieDiscussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae
chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie
Nadere informatieVroeginterventie via het internet voor depressie en angst
Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent
Nadere informatieSamenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.
Nadere informatieMasterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Noortje De Boose
Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-koppels: doen Intra- en Interpersoonlijke Effecten van de Emotioneel-cognitieve Verwerking van de Relatiebreuk ertoe? Masterproef
Nadere informatieTSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:
TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die
Nadere informatieWaarom stalk je mij? Een onderzoek naar deviante emotieverwerking bij stalkers.
I Opleiding bachelor in de toegepaste psychologie Waarom stalk je mij? Een onderzoek naar deviante emotieverwerking bij stalkers. Alana Schuerwegen Bachelorproef voorgedragen tot het bekomen van het diploma
Nadere informatieCampagne Eenzaamheid Bond zonder Naam
Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Leen Heylen, CELLO, Universiteit Antwerpen Thomas More Kempen Het begrip eenzaamheid Eenzaamheid is een pijnlijke, negatieve ervaring die zijn oorsprong vindt in een
Nadere informatieCOMPULSIEF KOOPGEDRAG
COMPULSIEF KOOPGEDRAG GUIDO VALKENEERS Valkeneers, G. (in press). Compulsief koopgedrag. Een verkennend onderzoek met een nieuwe vragenlijst. Verslaving. *** 1 VERSLAVING AAN KOPEN Historiek en terminologie
Nadere informatieCover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Hegeman, Annette Title: Appearance of depression in later life Issue Date: 2016-05-18
Nadere informatieFase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld
Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk
Nadere informatieROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University
ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem
Nadere informatieInstrument voor risicoscreening in de vrouwenopvang
Instrument voor risicoscreening in de vrouwenopvang Datum afname Naam intaker Naam cliënt Uitslag risicoscreening A. Achtergrondinformatie 1. Wie weet er (vermoedelijk) dat u bij de vrouwenopvang aanklopt?
Nadere informatiePedagogisch contact. Verbondenheid door aanraken. De lichamelijkheid van pedagogisch contact. Simone Mark
Pedagogisch contact Verbondenheid door aanraken Simone Mark Mag je een kleuter nog op schoot nemen? Hoe haal je vechtende kinderen uit elkaar? Mag je een verdrietige puber een troostende arm bieden? De
Nadere informatieAutobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief
Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,
Nadere informatieAandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen
SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt
Nadere informatieANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.
ANGST Zit het in een klein hoekje? Dr. Miriam Lommen Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.nl Wie is er NOOIT bang? Heb ik een angststoornis? Volgens
Nadere informatieHij/zij was de liefste, maar ook de ergste
Hij/zij was de liefste, maar ook de ergste Eerste druk, 2014 2014 Emelie van Laar isbn: 9789048434497 nur: 775 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl Hoewel aan de totstandkoming van
Nadere informatieSAMENVATTING Introductie
Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst
Nadere informatieKennisdeling op internet tussen leraren in Kennisnet Vakcommunities. De belangrijkste resultaten. Management samenvatting
Kennisdeling op internet tussen leraren in Kennisnet Vakcommunities. De belangrijkste resultaten Uwe Matzat/Chris Snijders Technische Universiteit Eindhoven Management samenvatting De grote meerderheid
Nadere informatieOngewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische relatiekenmerken.
Faculteit Psychologische en 1 e examenperiode Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011 2012 Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische
Nadere informatieEvaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013
Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.
Nadere informatieProfiel van informatiezoekers
Profiel van informatiezoekers Kritisch denken Ik ben iemand die de dingen altijd in vraag stelt 20,91% 45,96% 26,83% 6,3% Ik ben iemand die alles snel gelooft 0% 25% 50% 75% 100% Grondig lezen Ik lees
Nadere informatieNationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs
Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting 99 Nederlandse Samenvatting Depressie is een veel voorkomend en ernstige psychiatrisch ziektebeeld. Depressie komt zowel bij ouderen als bij jong volwassenen voor. Ouderen en jongere
Nadere informatieVerslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag
Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in
Nadere informatieSPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?
VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-
Nadere informatieInstrument voor risicoscreening in de vrouwenopvang
Instrument voor risicoscreening in de vrouwenopvang Datum afname Naam intaker Naam cliënt Uitslag risicoscreening Groen A. Achtergrondinformatie 1. Wie weet er (vermoedelijk) dat u bij de vrouwenopvang
Nadere informatieFaculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2008 2009 Eerste Examenperiode
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2008 2009 Eerste Examenperiode EEN VERKENNENDE LITERATUURSTUDIE VAN HET FENOMEEN STALKING Masterproef neergelegd tot het behalen van de
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod
Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd
Nadere informatiePsychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga
Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich
Nadere informatieIk wil dood suïcidaliteit
Ik wil dood suïcidaliteit bij jongeren Mark De Bock Anneleen Franssens Annelies Kog Klinisch psychologen en orthopedagogen, psychotherapeuten UKJA Waar of niet waar? De meeste zelfmoorden gebeuren impulsief
Nadere informatiePAGINA BESTEMD VOOR DE INTERVIEWER. Interviewernummer : INTCODE. Module INTIMITEIT. (bij de vragenlijst volwassene lente 2002)
PAGINA BESTEMD VOOR DE INTERVIEWER Interviewernummer : INTCODE WZARCH INDID Module INTIMITEIT (bij de vragenlijst volwassene lente 2002) Personen geboren vóór 1986. Betreft persoonnummer : P09PLINE (zie
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders
Nadere informatieSummary & Samenvatting. Samenvatting
Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie
Nadere informatie