De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek"

Transcriptie

1 Academiejaar Eerste examenperiode De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting klinische psychologie door Aafje Hennissen Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet

2 Dankwoord Deze masterproef is een mooie afsluiter van deze vijfjarige opleiding psychologie. Jaren waarin plezier werd beleefd en soms hard werd gewerkt maar die ook voorbij zijn gevlogen, niet alleen voor mij maar ook voor enkele speciale personen rond mij. Zonder hen zou deze masterproef er nooit gekomen zijn en alleen al voor het harde werk dat ze hierin gestoken hebben en de steun en motivatie die ze mij blijvend hebben gegeven verdienen ze een speciale plaats in dit dankwoord. Allereerst wens ik professor Ann Buysse te bedanken om dit onderzoek mogelijk te maken en het promotorschap van deze masterproef op zich te nemen. Daarnaast ben ik Olivia De Smet zeer dankbaar dat ze mijn begeleidster wilde zijn doorheen dit hele proces. Ze was steeds beschikbaar en nam telkens de tijd om vliegensvlug mijn vragen te beantwoorden. Zonder haar grondige opvolging was me dit niet gelukt, ik kon me geen betere begeleiding wensen. Verder wil ik mijn ouders bedanken die me doorheen deze hele opleiding zijn blijven steunen en me, zonder zich ervan bewust te zijn, steeds hebben laten merken hoe trots ze op me waren. Dit gaf me, zeker op moeilijke momenten, de kracht om door te gaan. Ook een speciale bedanking voor mijn zus die er altijd in bleef geloven zelfs op momenten wanneer ik dit zelf niet meer kon. Ook wil ik mijn vrienden en klasgenoten bedanken om te luisteren wanneer ik nood had om te ventileren en om af en toe voor de broodnodige ontspanning te zorgen. Tenslotte wil ik Angelo bedanken om me te blijven steunen, motiveren en me telkens weer te redden wanneer dit nodig was. Zonder jou waren deze laatste vijf jaar onmogelijk geweest, je bent mijn onmisbare rots in de branding. Bedankt!

3 Inhoudsopgave Abstract... 1 Stalking... 2 Definities De relatie tussen pleger en slachtoffer Ongewenst, Intrusief Gedrag... 4 Prevalentie en Duur van Stalking en Ongewenst, Intrusief Gedrag... 5 Probleemstelling... 7 Determinanten... 8 Initiator Volwassen hechtingsstijl Investment model Rumineren en emoties Huidig Onderzoek: Onderzoeksvragen en Hypothesen Methode Steekproef Materiaal Achtergrondvariabelen Ongewenst, intrusief gedrag Initiator Volwassen hechtingsstijl Investment model Emotionele verwerking van de scheiding Rumineren over de scheiding Sociale wenselijkheid Procedure Statistische Analyse... 22

4 Resultaten Beschrijvende Statistiek Verklarende Statistiek Discussie Bevindingen Sterktes, Beperkingen en Implicaties Conclusie Referenties Bijlage Bijlage

5 Abstract Deze vragenlijstenstudie beoogde aan de hand van follow-up data de evolutie van ongewenst, intrusief gedrag te beschrijven en te verklaren aan de hand van enkele relevante variabelen. Aangezien ex-partners de belangrijkste risicogroep vormen om het slachtoffer te worden van ongewenst, intrusief gedrag, richtte dit onderzoek zich op deze populatie. Meer specifiek werd er bij een steekproef van 432 ex-partners op drie meetmomenten, telkens met zes maanden tussen, gepeild naar het stellen van ongewenste, intrusieve gedragingen ten opzichte van de ex-partner. De onafhankelijke variabelen die werden onderzocht, betroffen enerzijds de initiatorstatus, de mate van angstige en vermijdende hechting, relatietevredenheid, kwaliteit van de relatiealternatieven, investeringen, en betrokkenheid in de relatie met de ex-partner voor de breuk en anderzijds de mate van negatief affect, rumineren ten gevolge van de scheiding. De resultaten toonden aan dat het gemiddeld aantal ongewenste, intrusieve gedragingen verminderde naarmate er meer tijd verstreek. Daarnaast bleken uit de logistische regressieanalyses een hogere mate van rumineren en ervaren van negatief affect naar aanleiding van de relatiebreuk robuuste voorspellers te zijn van het al dan niet stellen van ongewenst, intrusief gedrag. Rumineren voorspelde het al dan niet stellen van dit gedrag tot zes maanden na de eerste bevraging. Negatief affect verklaarde het al dan niet stellen van ongewenst, intrusief gedrag tot een jaar na de eerste bevraging. Van de overige predictoren werden er geen significante effecten gevonden. Deze studie vormt één van de eerste longitudinale onderzoeken naar het stellen van ongewenst, intrusief gedrag en leidt tot een beter begrip van de causale factoren ervan. 1

6 Stalking Definities. Het begrip stalking heeft reeds een lange geschiedenis; doorheen de tijd is het geëvolueerd van een eerder sociaal fenomeen, waarbij het begrip gebruikt werd om passionele liefde uit te drukken in liedjes en verhalen, naar het plegen van een misdrijf (Spitzberg & Cupach, 2003). De eerste echte anti-stalkingswet kwam er pas in 1990 in de Amerikaanse staat Californië, na de moord op de Amerikaanse actrice Rebecca Schaeffer door een geobsedeerde fan in Vele staten en landen volgden en op het einde van de jaren 90 werd ook in Europa stalking strafbaar gemaakt. In België werd op 30 oktober 1998 het artikel 442bis omtrent Belaging toegevoegd aan het Strafwetboek: Hij die een persoon heeft belaagd terwijl hij wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van vijftig frank tot driehonderd frank of met een van die straffen alleen. Tegen het in dit artikel bedoelde misdrijf kan alleen vervolging worden ingesteld op een klacht van de persoon die beweert te worden belaagd. De bestaande juridische definities van stalking verschillen inhoudelijk sterk over landen en staten heen. Zo luidt de eerste (strenge) anti-stalkingswet uit Californië als volgt: Elke persoon die opzettelijk, kwaadwillig, en herhaaldelijk een andere persoon volgt of lastigvalt en die een geloofwaardige dreiging uit met de intentie deze persoon een redelijke angst voor de dood of een ernstig lichamelijk letsel aan te jagen. De bestaande anti-stalkingswetten verschillen niet alleen met betrekking tot welke gedragingen tot stalking behoren maar ook in het minimum aantal incidenten die zich moeten voordoen voor men van stalking kan spreken (soms niet gespecifieerd, soms twee, drie of meer incidenten vereist), de intentie van de stalker (soms geen intentie vereist, soms de intentie het slachtoffer kwaad te doen als noodzakelijke voorwaarde), en de vereiste impact van het gedrag (soms ernstige rustverstoring, soms angst voor de dood of een ernstig lichamelijk letsel) (Blaauw, Sheridan, & Winkel, 2002a). Ondanks de verschillende nadrukken die de wetten leggen, wordt stalking heden ten dage doorgaans algemeen erkend en gedefinieerd als: een intentioneel patroon van herhaalde gedragingen naar een persoon of personen toe, die ongewild zijn en resulteren in angst, of die een redelijke persoon (of jury) als beangstigend of bedreigend zou bestempelen (Spitzberg & Cupach, 2007, p. 66). 2

7 Niet alleen in de bestaande wetgeving, maar ook in de wetenschappelijke literatuur zien we verschillen wat betreft de definities voor het begrip stalking. De bestaande verschillen in wettelijke en gedragswetenschappelijke definities zorgen voor weinig consensus in de literatuur over de prevalentie en de gevolgen van stalkingsgedrag (e.g., Haugaard & Seri, 2004; Sheridan, Blaauw, & Davies, 2003; Spitzberg & Cupach, 2003; Spitzberg & Cupach, 2007). De wetenschappelijke literatuur omtrent dit onderwerp lijkt zich op te splitsen in twee delen. De klinische literatuur beroept zich eerder op mentale en persoonlijkheidsstoornissen bij het diagnosticeren van stalkers en de traumatische gevolgen bij de slachtoffers. De relationele literatuur daarentegen bekijkt stalking meer als een dysfunctie in interactionele en relationele processen dan als het gevolg van een individuele stoornis. Deze studies hebben zich dan ook meer gericht op het bestuderen van universiteitsstudenten en normale steekproeven in plaats van op klinische steekproeven (Spitzberg & Cupach, 2003). Deze masterproef volgt eerder de relationele literatuur waarbij er gebruik wordt gemaakt van een normale steekproef ex-partners in de hoop een extra bijdrage te kunnen leveren aan bestaande theorieën en preventieontwikkelingen. De relatie tussen pleger en slachtoffer. Stalkingszaken waarin bekende personen het doelwit zijn of waarin stalkingsslachtoffers uiteindelijk worden vermoord, komen het meest onder de aandacht. Toch zijn dit niet het soort zaken die het meeste voorkomen. De stalker kan een ex-partner, een kennis (zoals familie, vrienden, buren, collega, ) of een vreemde zijn voor het slachtoffer. Ex-liefdespartners vormen hierin echter de grootste groep (e.g., Langhinrichsen-Rohling, Palarea, Cohen, & Rohling, 2000; Sheridan et al., 2003; Spitzberg, 2002). Spitzberg en Cupach (2007) onderzochten de bestaande literatuur in hun meta-analyse en vonden dat ongeveer de helft van alle stalking voortkomt uit een romantische relatie, wat vooral het geval was bij studentenpopulaties gevolgd door algemene populaties, en klinische of forensische populaties. Meerbepaald wordt vaak gezien dat één of beide ex-partners gedragingen stellen met de bedoeling om de relatie te proberen herstellen. Vaak ziet de pleger dit gedrag niet als vervelend of beangstigend voor de ander, maar eerder als een uiting van liefde. Voor het slachtoffer kan dit gedrag echter als bedreigend overkomen (Cupach & Spitzberg, 2004). Zo toonde bijvoorbeeld de studie van Dressing, Kuehner, en Gass (2005) aan dat een groot deel van de stalkingsslachtoffers in hun steekproef een significant psychisch lijden vertoonden, zelfs wanneer ze al een tijd niet meer werden gestalkt. Niet alleen komt stalkingsgedrag het vaakst voor bij ex-partners, maar blijkt ook uit literatuuroverzicht dat exliefdespartners meer volharden in hun gedrag, meer risico vertonen op het gebruik van fysiek 3

8 geweld, en vaker opnieuw beginnen stalken dan stalkers die een ander soort relatie hebben met het slachtoffer (McEwan, Mullen, & Purcell, 2007). De pleger en het slachtoffer kunnen dus verschillende soorten relaties hebben met elkaar. Omdat ex-partners de meeste relevante doelgroep zijn in de context van stalking, spitst deze masterproef zich toe op het analyseren van stalkingsgerelateerd gedrag bij ex-partners na de relatiebreuk. Ongewenst, Intrusief Gedrag Een term gerelateerd aan stalken is ongewenst, intrusief gedrag. Langhinrichsen- Rohling et al. (2000) benoemen ongewenst, intrusief gedrag als unwanted pursuit behaviors en definiëren dit als activiteiten die bestaan uit het aanhoudend en ongewenst najagen van een romantische relatie tussen individuen die momenteel geen consensuele relatie hebben met elkaar (p. 73). Cupach en Spitzberg (1998, 2004) prefereren de term obsessive relational intrusion waarmee ze, gelijkaardig, verwijzen naar het obsessief, herhaald, intrusief en ongewenst nastreven van ofwel intimiteit ofwel een romantische relatie tussen twee mensen die (nog) geen liefdesrelatie hebben met elkaar, relatiepartners zijn of de relatie verbroken hebben, en dit door gedrag of acties die de privacy van de andere schenden (p. 13). Ongewenst, intrusief gedrag kan variëren in ernst, frequentie, en impact (Langhinrichsen-Rohling et al., 2000). Hierbij kunnen ongewenste, intrusieve gedragingen gerangschikt worden op een continuüm gebaseerd op ernst (Cupach & Spitzberg, 2000) waarbij de meer bedreigende gedragingen die herhaaldelijk worden gesteld gezien kunnen worden als stalking (Spitzberg, Nicastro, & Cousins, 1998). Op basis van de literatuur deelden Cupach en Spitzberg (2004, 2007) het hele scala aan ongewenste gedragingen dan ook onder in acht categorieën die verschillen in ernst: (a) excessieve vormen van typisch gedrag om iemand het hof te maken (hyper-intimacy, zoals 20 keer bellen in plaats van 1 keer), (b) pogingen tot communicatie via technologie (mediated contacts, waaronder s sturen, in een meer extreme vorm ook wel cyber-stalking genoemd), (c) pogingen om fysieke nabijheid en face-to-face contact te bekomen (interactional contacts, zoals naast de persoon gaan zitten op publieke plaatsen), (d) het proberen verkrijgen van informatie over het slachtoffer, zonder dat deze laatste daarvan op de hoogte is (surveillance tactics, zoals achtervolgen), (e) persoonlijk en/of wettelijk grensoverschrijdend gedrag (invasion tactics, zoals inbreken in het huis van het slachtoffer), (f) (non-)verbaal agressief gedrag stellen met 4

9 de bedoeling het slachtoffer te kwellen of intimideren (harassment intimidation, zoals het verspreiden van valse geruchten over het slachtoffer), (g) bedreigingen uiten (threats, zoals ermee dreigen zelfmoord te plegen of het slachtoffer iets aan te doen), (h) fysieke agressie en geweld (physical agression violence, zoals vandalisme of een poging tot verkrachting van het slachtoffer). Uit deze classificatie blijkt al dat, vooral bij de milde ongewenste, intrusieve gedragingen zoals telefoneren of s sturen, de grens tussen normaal en afwijkend gedrag niet altijd zo eenvoudig te maken is. Bovendien kan in sommige gevallen de impact van ongewenst, intrusief gedrag positief zijn omdat ze bijvoorbeeld tot een verzoening leidt of omdat de romantische toenaderingspogingen eerder als flatterend dan als vervelend of beangstigend worden gezien binnen een romantische context. Echter, doorgaans heeft ongewenst, intrusief gedrag een negatieve impact die resulteert in irritatie, stress, depressie, en een verlies van vertrouwen in mensen (Cupach & Spitzberg, 1998). De termen ongewenst, intrusief gedrag enerzijds en stalking anderzijds overlappen aanzienlijk maar zijn niet identiek. Ongewenst, intrusief gedrag kan qua impact louter vervelend of frustrerend zijn maar is niet noodzakelijk bedreigend of beangstigend. Bij stalking is het bedreigende, beangstigende aspect van het gedrag, of althans de perceptie ervan bij het slachtoffer, wel een noodzakelijk gegeven. Daarnaast is er ook een verschil in motivatie. Terwijl ongewenst, intrusief gedrag enkel de bedoeling heeft intimiteit of een romantische relatie na te streven, kan stalking ook vanuit andere motieven gebeuren zoals wraak of intimidatie (Cupach & Spitzberg, 2004; Spitzberg & Cupach, 2007). Ongewenst, intrusief gedrag is dus een begrip dat, vergeleken met stalking, verwijst naar een ruimere set van intrusieve gedragingen die exclusief voorkomen in de context van (ex-)intieme relaties en doorgaans milder zijn van aard, maar wel kunnen escaleren tot stalking. Prevalentie en Duur van Stalking en Ongewenst, Intrusief Gedrag Het gebruik van verschillende steekproeven en verschillende definities voor stalking zorgt voor uiteenlopende prevalentiecijfers in de literatuur. Purcell, Pathé, en Mullen (2004) vonden, in hun nationaal stalkingsonderzoek bij 3700 Australiërs, dat 23% van de participanten (17.6% vrouwen en 6% mannen) ooit gestalkt werd, terwijl er in de studie van Basile, Swahn, Chen, en Saltzman (2006), bij 9700 deelnemers wonend in de Verenigde Staten, slechts 4.5% rapporteerde ooit gestalkt te zijn (7% vrouwen en 2% mannen). Ook in verschillende meta-analyses liggen de bekomen cijfers soms ver uit elkaar. In de meta-analyse van Sheridan et al. (2003) spreekt men over een range van 12-16% vrouwen en 4-7% mannen die aangeven ooit gestalkt te zijn geweest, terwijl in de meta-analyse van Spitzberg en Cupach 5

10 (2007) deze range varieert van 8-32% bij vrouwen en 2-13% bij mannen. Uit deze onderzoeken blijkt wel eenduidig dat de meeste slachtoffers vrouwen zijn en de meeste daders mannen. Dit was ook het geval in de veelbesproken nationale slachtofferbevraging over stalking van Tjaden en Thoennes (1998) bij 8000 mannen en 8000 vrouwen in de Verenigde Staten, waaruit bleek dat 78% van de stalkingsslachtoffers vrouwen waren en 87% van de daders mannen. Verder bleek uit deze studie dat vrouwelijke slachtoffers vergeleken met mannelijke slachtoffers vaker gestalkt werden door (huidige of vroegere) intieme partners (59%, tegenover 30% bij mannen) terwijl mannelijke slachtoffers vergeleken met vrouwelijke slachtoffers vaker gestalkt werden door vreemden (36%, tegenover 23% bij vrouwen) of kennissen (34%, tegenover 19% bij vrouwen). Naast de verschillen in prevalentiecijfers, verschillen ook schattingen betreffende de gemiddelde duur van het slachtofferschap over studies heen. Zo wordt de duur gemiddeld geschat op 8 maanden (Purcell, Pathé, & Mullen, 2002), 22 maanden (Spitzberg & Cupach, 2007), 24 maanden (Pathé & Mullen, 1997), of 58 maanden (Blaauw, Winkel, Arensman, Sheridan, & Freeve, 2002b). Bovendien blijkt dat wanneer de stalker en het slachtoffer vroeger een intieme relatie hadden, de duur van de stalkingsperiode ook langer is dan wanneer men door iemand anders dan een ex-partner wordt gestalkt (Budd & Mattinson, 2000; Purcell et al., 2002). In tegenstelling tot bovenstaande nationale stalkingsstudies zijn prevalentiecijfers omtrent ongewenst, intrusief gedrag voornamelijk gebaseerd op studies met kleinere steekproeven studenten die een relatiebreuk meemaakten. Uit deze laatste studies blijkt ongewenst, intrusief gedrag zeer vaak voor te komen na een relatiebreuk. Onderzoek van Davis, Ace, en Andra (2000) bijvoorbeeld kwam tot de bevinding dat 40% van alle gescheiden universiteitsstudenten minstens één keer ongewenst, intrusief gedrag had gesteld na een relatiebreuk. Ander onderzoek van Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) vond dat 99% van de studenten wiens partner de breuk had geïnitieerd minstens één keer ongewenst, intrusief gedrag had gesteld en dat van de studenten die de breuk zelf hadden geïnitieerd 27% rapporteerde minstens één ongewenst, intrusief gedrag te hebben gesteld. Haugaard en Seri s (2004) ondervraging van 631 universiteitsstudenten die een relatiebreuk meemaakten kwam dan weer tot de bevinding dat 20% al eens slachtoffer was geweest van ongewenst, intrusief gedrag, 9% al eens dader was geweest, en 8% al eens zowel dader als slachtoffer was geweest. Ze stelden eveneens vast dat de gemiddelde duur van dit ongewenst, intrusief gedrag vier tot vijf weken was. 6

11 De geslachtsverschillen lijken bij ongewenst, intrusief gedrag minder uitgesproken dan bij stalking. Vele studies met universiteitsstudenten vinden dat vrouwen evenzeer ongewenst, intrusief gedrag stellen als mannen en dat mannen evenzeer slachtoffer kunnen worden van zulk gedrag (Cupach & Spitzberg, 2004; Dutton & Winstead, 2006; Haugaard & Seri, 2004; Langhinrichsen-Rohling et al., 2000). Tot slot zien we in de verschillende studies duidelijke verschillen naargelang daders of slachtoffers het onderwerp vormen van de zelfrapportage. Slachtoffers rapporteren vaak meer ongewenste, intrusieve gedragingen te hebben ervaren (M = 14.23, SD = 7.13) dan daders zeggen te hebben gesteld (M = 7.64, SD = 6.35) (e.g., Dutton & Winstead, 2006), vooral in geval van ernstige gedragingen (Langhinrichsen-Rohling et al., 2000). Cupach en Spitzberg (2004) verklaren dit door te stellen dat daders meer geneigd zijn de intentie van hun gedrag als positief te beoordelen, de negatieve impact van hun gedrag minder te erkennen, en de negatieve reacties van het slachtoffer te interpreteren als aanmoedigingen. Deze cognitieve rationalisaties maken dan ook dat we, bij de bevraging van daders, best controleren voor sociale wenselijkheid. Probleemstelling Bestaand onderzoek (e.g., Haugaard & Seri, 2004; Langhinrichsen-Rohling et al., 2000; Logan, Leukefeld, & Walker, 2000; Roberts, 2002; Wigman, Graham-Kevan, & Archer, 2008; Wisternoff, 2008) naar de verklarende of voorspellende factoren van ongewenst, intrusief gedrag heeft vaak gebruik gemaakt van studentenpopulaties en is uitsluitend gebaseerd op cross-sectionele onderzoeksdesigns. Aangezien het onderzoek naar ongewenst, intrusief gedrag relatief nieuw is, zijn nog niet alle verklarende factoren bekend. De reeds onderzochte factoren zijn dan weer niet generaliseerbaar naar de algemene populatie doordat ze onderzocht werden bij universiteitsstudenten en er kunnen, door het crosssectionele opzet van de studies, bovendien geen uitspraken gedaan worden omtrent hun voorspellende waarde. Deze masterproef doet een poging een deel van de tekortkomingen in de vorige onderzoeken op te vangen door relevante verklarende variabelen van ongewenst, intrusief gedrag te heronderzoeken in een algemene (niet-studenten) steekproef van ex-partners die longitudinaal werden opgevolgd. Meerbepaald werd een ecologisch valide steekproef van expartners gerekruteerd in de wachtzaal van verschillende rechtbanken in Vlaanderen en werden zij in de loop van hun scheidingsproces op regelmatige tijdstippen bevraagd. 7

12 Determinanten De determinanten waarvan we de voorspellende waarde nagingen, betroffen: de initiator van de breuk, de volwassen hechtingsstijl van de pleger in de partnerrelatie voor de breuk, verschillende kenmerken van de partnerrelatie voor de breuk zoals omschreven in het investment model (tevredenheid, kwaliteit van de alternatieven, investeringen, en betrokkenheid in de ex-partnerrelatie), en, tot slot, de mate van rumineren en negatieve emoties naar aanleiding van de relatiebreuk. Initiator. Wanneer een koppel uit elkaar gaat, kan de initiatie van deze scheiding gebeurd zijn door de persoon zelf, door zijn of haar ex-partner of door beide ex-partners samen. Toch is de wens om uit elkaar te gaan zelden wederzijds (Hill, Rubin, & Peplau, 1976). Het al dan niet zelf beëindigen van de relatie, kan voor verschillen zorgen in hoe er met de relatiebreuk wordt omgegaan en in eventuele pogingen die worden ondernomen om de relatie te herstellen. Zo toonde onderzoek van Davis, Shaver, en Vernon (2003) aan dat diegenen die verlaten werden door hun partners de grootste fysieke en emotionele stress vertoonden bij de breuk maar wel minder zelfverwijt en schuldgevoelens ervoeren dan de personen die hun partner verlieten. Wat betreft onderzoek naar de link tussen initatorstatus en ongewenst, intrusief gedrag bleek uit eerder onderzoek van Davis et al. (2000) en Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) dat ongewenst, intrusief gedrag eerder voorkwam in de context van een relatiebreuk, bij die personen die verlaten werden. Aangezien relaties soms worden beëindigd door iemand die dit niet echt wilt (e.g., als reactie op een partner die een affaire heeft met een andere persoon), maakte Wisternoff (2008) in haar studie een onderscheid tussen diegene die effectief de relatie beëindigt en diegene die de relatie wilde beëindigen. Zij vond geen verband tussen wie de relatie effectief beëindigde en het plegen van ongewenst, intrusief gedrag maar merkte wel dat diegenen die niet wilden dat de relatie eindigde meer ongewenst gedrag vertoonden na de breuk. De wens om de relatie te beëindigen, eerder dan het effectief beeïndigen bleek dus een sterkere en belangrijkere predictor te zijn voor het stellen van ongewenst, intrusief gedrag. Ook in één van de weinige studies met gescheiden proefpersonen buiten de universiteit (De Smet, Buysse, & Brondeel, 2011) bevroeg men wie de scheiding het meest wilde in plaats van wie de scheiding had beëindigd en kwam men tot de vaststelling dat zowel het aantal ongewenste, intrusieve gedragingen, als de waarschijnlijkheid dat men dit gedrag zou stellen, steeg wanneer de andere ex-partner de breuk het meeste wilde. 8

13 Volwassen hechtingsstijl. De hechtingstheorie is een veelgebruikte theorie ter verklaring van ongewenst, intrusief gedrag en stalking. Deze theorie werd ontwikkeld door Bowlby (1969, 1973, 1980). Hij stelde dat kinderen, wanneer ze geconfronteerd worden met emotionele stress, aan de hand van een reeks gedragingen proberen om dichtbij hun verzorger te zijn. Dit zal ervoor zorgen dat ze beschermd worden en dus zullen overleven. De herhaaldelijke interacties met de verzorger leiden tot het ontstaan van een intern werkmodel bij het kind. Dit werkmodel bevat ideeën over het zelf en de anderen. Wanneer een kind merkt dat zijn/haar hechtingsgedrag succesvol is en zorgt voor de nabijheid van de hechtingsfiguur, zal dit leiden tot positieve opvattingen over zichzelf als iemand die competent is en het waard is liefde te ontvangen. Er ontstaan tegelijkertijd ook opvattingen over de ander als zijnde beschikbaar en responsief. Wanneer het hechtingsgedrag van het kind echter wordt beantwoord door inconsistente of afwijzende reacties zal het kind eerder een negatief beeld van zichzelf ontwikkelen en de ander zien als onbetrouwbaar. Volgens Bowlby sturen deze werkmodellen het gedrag en affect in de latere interacties met anderen. Wanneer mensen relaties aangaan, gedragen ze zich namelijk vaak op een manier die consistent is met hoe ze verwachten te zullen behandeld worden door anderen. Deze theorie werd later uitgebreid door Ainsworth, Blehar, Waters, en Wall (1978). Zij gingen de individuele verschillen na in de hechtingspatronen van jonge kinderen bij separatie en hereniging met hun verzorger met behulp van de strange-situation procedure. Ze observeerden drie hechtingsstijlen. Kinderen die veilig gehecht zijn, reageren gestresseerd op de separatie met de moeder maar herstellen snel. Angstig gehechte kinderen zijn zeer gestresseerd bij separatie en vertonen woede en verzet wanneer de moeder terugkeert maar verlangen tegelijkertijd naar fysiek contact en troost van de moeder. Vermijdend gehechte kinderen vertonen een matig niveau van stress bij separatie van de moeder en vermijden nabijheid wanneer ze terugkomt. Later voegden Main en Solomon (1986) hier nog een vierde groep aan toe: gedesorganiseerd gehechte kinderen. Deze groep kinderen vertoont chaotisch gedrag waarbij ze contradictorische gedragingen stellen om tegelijkertijd dichtbij en ver weg te zijn van de hechtingsfiguur. Hazan en Shaver (1987) onderzochten of ook volwassen, romantische liefde kon worden gezien als een hechtingsproces. Ze toonden aan dat de drie hechtingsstijlen van Ainsworth et al. (1978) bij kinderen grotendeels overeenkwamen met de drie hechtingsstijlen die gevonden werden bij volwassenen. Bartholomew en Horowitz (1991) breidden dit later uit met een model waarbij er vier categorieën van hechtingsstijlen bij volwassenen werden gevormd door twee dimensies - het zelfbeeld (positief of negatief) en het beeld van anderen (positief of negatief) - loodrecht op elkaar te plaatsen (zie Figuur 1). Personen met een veilige 9

14 hechtingsstijl hebben een positief beeld van zichzelf en van anderen en voelen zich goed bij intimiteit en autonomie. Gepreoccupeerd gehechte personen hebben een negatief beeld over zichzelf maar een positief beeld van anderen; ze proberen zelf-acceptatie te bekomen door de acceptatie van significante anderen. Mensen met een vermijdende hechtingsstijl hebben een positief zelfbeeld en een negatief beeld van anderen. Door dit negatief beeld van anderen, vermijden deze mensen intimiteit en nabijheid en behouden ze een gevoel van zelfwaarde. Angstig gehechte volwassenen hebben een negatief zelfbeeld en een negatief beeld van de ander. Ze zijn afhankelijk van de goedkeuring van anderen maar proberen, door het vermijden van intimiteit met anderen, zichzelf te beschermen tegen de geanticipeerde afwijzing. Beeld van de anderen (vermijdend) Positief (laag) Negatief (hoog) Positief (laag) Veilig Vermijdend Zelfbeeld (afhankelijk) Negatief (hoog) Gepreoccupeerd Angstig Figuur 1. Model van gehechtheid bij volwassenen (Bartholomew & Horowitz, 1991). Om meer uniformiteit te verkrijgen in het onderzoek naar hechtingsstijlen ontwikkelden Brennan, Clark, en Shaver (1998) de Experiences in Close Relationships Scale (ECR). Aan de hand van factoranalyse onderscheidden ze twee factoren: angst en vermijding. De dimensie angst verwijst naar de angst verlaten en afgewezen te worden door significante anderen en de angst om daarbij de verlangde relationele intimiteit te verliezen. De dimensie vermijding verwijst naar de neiging om emotionele afstand te bewaren, zich oncomfortabel te voelen bij intimiteit en onafhankelijk te willen blijven van anderen. Personen kunnen laag scoren op beide dimensies (veilig gehecht), hoog scoren op beide of één van beide dimensies (onveilige hechting). Empirisch onderzoek betreffende de rol van hechtingsstijlen bij scheiding toonde aan dat jongeren met een gepreoccupeerde hechtingsstijl minder vaak de intiator van de breuk waren, vaker het gevoel hadden dat de breuk een fout was en dat ze zich weer moesten verzoenen met de ex-partner (Barbara & Dion, 2000). Dutton en Winstead (2006) vonden, net als Wigman et al. (2008), in lijn met voorgaande studie evidentie voor een verband tussen een gepreoccupeerde hechtingsstijl en ongewenst, intrusief gedrag. Meerbepaald, vertoonden 10

15 gepreoccupeerde personen bij een relatiebreuk significant meer ongewenst, intrusief gedrag dan veilig gehechte individuen. Werd in onderzoek de dimensionele indeling van Brennan et al. (1998) gebruikt, dan bleek dat vermijdende hechting en het stellen van ongewenst, intrusief gedrag ongerelateerd (Dutton & Winstead, 2006) of matig negatief (Davis et al., 2003) gecorreleerd waren met het zoeken van nabijheid na de relatiebreuk en dat personen met een hogere mate van angstige hechting meer ongewenst, intrusief gedrag (Dutton & Winstead, 2006; Langhinrichsen-Rohling et al., 2000; Wisternoff, 2008) of stalkingsgedrag (Davis et al., 2003; Dye & Davis, 2003; Lewis, Fremouw, Del Ben, & Farr, 2001) vertoonden bij een relatiebreuk. Investment model. Verschillende psychologische theorieën hebben getracht te verklaren welke factoren er precies voor zorgen dat partners bij elkaar blijven in een langdurige relatie. Het investment model van Rusbult (1980; zie Figuur 2) stelt dat betrokkenheid hierin een belangrijke rol speelt. Het model is gebaseerd op de interdependence theory (Kelley & Thibaut, 1978) waarin de mate van afhankelijkheid centraal staat. Afhankelijkheid verwijst volgens deze theorie naar in hoeverre een individu een bepaalde relatie nodig heeft en hangt af van twee processen: de mate van tevredenheid in de relatie en de kwaliteit van beschikbare relatiealternatieven. Relatietevredenheid verwijst naar de mate waarin de relatie voldoet aan de meest belangrijke noden van het individu. De kwaliteit van relatiealternatieven verwijst dan weer naar de mate waarin de meest belangrijke noden van het individu voldaan zouden kunnen worden buiten de relatie. Wanneer bijvoorbeeld iemands behoefte voor intimiteit en gezelschap niet vervuld kan worden buiten de relatie door vrienden, familie, een andere partner zal de kwaliteit van de alternatieven laag zijn. Volgens de interdependence theory zal men dus afhankelijker zijn van een relatie wanneer men zeer tevreden is met de relatie en wanneer er weinig kwaliteitsvolle alternatieven ter beschikking zijn. Het investment model van Rusbult (1980) stelt echter dat deze twee aspecten niet voldoende zijn voor het verklaren van afhankelijkheid en voegt hier nog een derde variabele aan toe: investeringen. De mate van investeringen in de relatie verwijst naar de grootte en het belang van de middelen die aan de relatie gekoppeld zijn, met name middelen die in waarde zouden dalen of verloren gaan in het geval de relatie beëindigd zou worden. Dit model stelt dat de afhankelijkheid van een relatie dus ook groter wordt naargelang men meer in de relatie investeerde (en de kosten van de middelen die geïnvesteerd werden in de relatie, de kosten van het verbreken van de relatie overstijgen). Het investment model voegt verder nog toe dat 11

16 gevoelens van betrokkenheid ontstaan als gevolg van de toenemende afhankelijkheid. Met de term betrokkenheid wordt de intentie om in een relatie te blijven of te persisteren aangegeven. Betrokkenheid medieert dus het verband tussen de drie grondslagen van afhankelijkheid (tevredenheid, kwaliteit van de alternatieven en investeringen) en het volhouden van een relatie. Tevredenheid Kwaliteit van de alternatieven Betrokkenheid Persistentie Investeringen Figuur 2. Investment Model (Rusbult, 1980). De componenten van het investment model werden, hetzij in beperkte mate, onderzocht in de context van ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners. Onderzoek bij universiteitsstudenten (Dutton & Winstead, 2006; Wisternoff, 2008) toonde aan dat personen die de kwaliteit van hun relatie-alternatieven voor de breuk hoog inschatten, minder ongewenst, intrusief gedrag stelden na de breuk. Deze personen hadden de verwachting dat ze iemand zouden vinden die beter was dan hun ex-partner en staken dus minder moeite in het proberen terugkrijgen van hun partner en meer moeite in het vinden van een nieuwe partner. Ook het investeringsniveau was geassocieerd met ongewenst, intrusief gedrag (Wisternoff, 2008). Personen die veel geïnvesteerd hadden in de relatie voor de breuk stelden na de breuk niet alleen meer ongewenst, intrusief gedrag, maar rapporteerden ook dat hun ex-partner meer ongewenst, intrusief gedrag stelden naar hen toe. Een verklaring hiervoor werd gezocht in het feit dat voor deze personen veel aspecten van hun leven gelinkt waren aan hun ex-partner waardoor deze elkaar dus nog vaker zouden zien na de breuk en meer contact met elkaar zouden onderhouden in vergelijking met personen die minder hadden geïnvesteerd in de relatie. Er werd echter geen significant verband gevonden tussen tevredenheid en ongewenst, intrusief gedrag (Duton & Winstead, 2006). Onderzoek van Davis et al. (2003) 12

17 toonde bijkomend aan dat personen die een grotere betrokkenheid vertoonden ten opzichte van hun partner op het moment van de breuk, meer stress ervoeren na het beëindigen van de relatie en alsook meer volharden in hun verlangen naar de ex-partner. Het onderzoek van Tassy (2009) vond in tegenstelling tot deze voorgaande studies geen significante effecten van investeringen en betrokkenheid op ongewenst, intrusief gedrag. Wel bevestigde deze studie de afwezigheid van het verband tussen tevredenheid en het stellen van ongewenst, intrusief gedrag en repliceerde deze studie het negatieve verband tussen kwaliteit van alternatieven en het stellen van ongewenst, intrusief gedrag. Omwille van de beperkte en tegenstrijdige onderzoeksevidentie is verder onderzoek naar de mogelijke rol van het investment model bij het stellen van ongewenst, intrusief gedrag aangewezen. Rumineren en emoties. Een relatiebreuk gaat vaak gepaard met veel emoties bij alle betrokken partijen. Deze emoties gaan dan weer hand in hand met rumineren over de relatiebreuk en de ex-partner. Dit verband komt naar voor in de relational goal pursuit theorie van Cupach en Spitzberg (2004), dewelke stelt dat het najagen van een relatie ontstaat uit het doel dat een persoon koppelt aan het hebben van een relatie met een andere persoon. Personen die obsessief gedrag stellen om te proberen iemand voor zich te winnen, hebben de waarde die ze hechten aan het hebben van deze relatie gekoppeld aan een hoger doel, zoals geluk en zelfwaarde. Met andere woorden, ze streven die relatie obsessief na omdat ze ervan overtuigd zijn dat het hebben van die relatie hen meer geluk en zelfwaarde zal bieden. Wanneer dit relationeel doel wordt geweigerd door de andere partij, zullen deze personen nog meer moeite doen om een relatie aan te gaan, in plaats van het doel op te geven. De combinatie van het uitvergrote belang van de relatie en de frustratie door het niet bereiken van het gewenste doel wekt een stortvloed van emoties en ruminatie op (Cupach, Spitzberg, & Carson, 2000). Rumineren kan in deze context omschreven worden als het optreden van herhaaldelijke, intrusieve en aversieve gedachten geassocieerd met de onmogelijkheid om een gewenst doel te bereiken (Martin & Tesser, 1996). Deze gedachten zijn stressvol en houden aan tot het doel is bereikt of tot het bereiken ervan niet meer wordt nagestreefd. Als een romantische relatie zo een doel is, of wordt gelinkt aan het bereiken van een bepaald doel, ontstaat er dus ruminatie over de relatie. Na verloop van tijd neemt ruminatie toe in intensiteit en in frequentie, wat ervoor zorgt dat ongewenst, intrusief gedrag ontstaat of toeneemt. In dit proces versterken de mate van rumineren en de ervaring van negatieve emoties elkaar (Spitzberg & Cupach, 2003). Onderzoek bij universiteitsstudenten toonde reeds aan dat rumineren een belangrijk cognitief mechanisme is dat ervoor zorgt dat sommige personen ongewenst, intrusief gedrag 13

18 zullen stellen (Carson & Cupach, 2000; Dennison & Stewart, 2006; Dutton-Greene, 2004). Ook emoties werden in eerder empirisch onderzoek in verband gebracht met ongewenst, intrusief gedrag. Zo werd er reeds evidentie gevonden voor een positief verband tussen het stellen van ongewenste, intrusieve gedragingen en negatieve emoties zoals woede, jaloezie, irritatie en wraakgevoelens (Dennison & Stewart, 2006; Dutton-Greene, 2004; Wisternoff, 2008), overstuur zijn door de breuk, gespannen zijn, depressieve gevoelens, en verdriet naar aanleiding van de breuk (Dennison & Stewart, 2006; Wisternoff, 2008). Huidig Onderzoek: Onderzoeksvragen en Hypothesen In deze scriptie werd een longitudinaal onderzoek gedaan naar de evolutie van ongewenst, intrusief gedrag en werd de voorspellende waarde van enkele determinanten getoetst. Zo werden de invloed van wie de relatiebreuk wilde, de rol van de volwassen hechtingsstijl tijdens de voorbije relatie met de ex-partner, de componenten van het investment model in de voorbije relatie en de mate van rumineren en emoties naar aanleiding van de relatiebreuk onderzocht en getoetst aan het feit of men al dan niet ongewenst, intrusief gedrag stelde na de relatiebreuk. Aangezien dit onderzoek gebruik maakte van zelfrapportage voor negatieve gedragingen die daders vaak minimaliseren en rationaliseren (Cupach & Spitzberg, 2004), werd er gecontroleerd voor sociale wenselijkheid. Zelfrapportage als onderzoeksmethode kan immers gevoelig zijn voor sociaal wenselijke antwoorden (Loo & Loewen, 2004), vooral als het gaat om onderzoek naar negatief gedrag zoals ongewenst, intrusief gedrag. Onderzoeksvraag 1: Hoe evolueert het al dan niet stellen van ongewenst, intrusief gedrag over de tijd? Hypothese 1: Hoewel er geen eerder longitudinaal onderzoek gedaan werd naar het verloop van ongewenst, intrusief gedrag, verwachtten we normaalgezien dat hoe meer tijd er is verstreken sinds de relatiebreuk, hoe kleiner de kans dat men nog ongewenst, intrusief gedrag stelt. Onderzoeksvraag 2: Heeft intiatorstatus een invloed op de kans tot het stellen van ongewenst, intrusief gedrag bij scheiding? Hypothese 2: Op basis van de literatuur verwachtten we dat personen die de relatiebreuk niet wilden, meer kans hebben om ongewenst, intrusief gedrag te stellen dan personen die de relatiebreuk wel wilden of waarbij beide partners de relatiebreuk evenveel wilden. 14

19 Onderzoeksvraag 3: Welke invloed heeft de volwassen hechtingsstijl van een persoon in de relatie met de ex-partner voor de breuk op de kans dat men ongewenst, intrusief gedrag stelt ten aanzien van de ex-partner na de breuk? Hypothese 3: Op basis van eerder onderzoek verwachtten we dat personen die in sterkere mate angstig gehecht waren in de relatie met de ex-partner voor de breuk, meer kans vertonen om ongewenst, intrusief gedrag te stellen terwijl personen die meer vermijdend gehecht waren in de relatie met de ex-partner een kleinere kans vertonen op het stellen van ongewenst, intrusief gedrag. Onderzoeksvraag 4: In welke mate beïnvloeden de vier aspecten van het investment model de kans op het stellen van ongewenst, intrusief gedrag? Hypothese 4: Hoewel de bestaande evidentie nog beperkt is, alsook gemengd, verwachtten we afgaande op de literatuur geen effect van relatietevredenheid maar veronderstelden we wel dat bij ex-partners die veel in de verbroken relatie investeerden, een lagere kwaliteit van alternatieven hadden voor de relatie en in sterkere mate betrokken waren bij de relatie voor de breuk, een grotere kans hebben om ongewenst, intrusief gedrag te zullen stellen ten aanzien van hun ex-partner in een poging de relatie te herstellen. Onderzoeksvraag 5: Dragen negatieve emoties en rumineren naar aanleiding van de relatiebreuk bij tot de kans op het stellen van meer ongewenst, intrusief gedrag bij scheiding? Hypothese 5: Op basis van de literatuur verwachtten we dat personen die meer negatief affect vertonen als reactie op de relatiebreuk en meer rumineren over de relatiebreuk meer kans hebben om ongewenst, intrusief gedrag te stellen tegenover hun ex-partner. Methode Steekproef De proefpersonen die gebruikt werden in deze studie vertegenwoordigen een substeekproef van het grootschalig IPOS-onderzoeksproject (Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten) dat een samenwerking is tussen de universiteiten van Gent en Leuven. Proefpersonen werden gerekruteerd in de wachtzaal van vier rechtbanken van eerste aanleg in Vlaanderen (Antwerpen, Gent, Kortrijk, en Mechelen) op het moment dat ze voor de rechter moesten verschijnen in verband met hun scheiding. In totaal werden er 8896 personen aangesproken, 3921 (44.1%) van hen gaven in de rechtbank aan bereid te zijn 15

20 om mee te werken aan het onderzoek en werden later opnieuw gecontacteerd. Van de 3921 bereidwilligen hebben uiteindelijk 2146 personen (24.1%) de vragenlijsten van de IPOS-studie ingevuld. Deze vragenlijsten bestonden uit een basisversie en een bijkomende random toegewezen subversie (A, B, of C). Onder de 2146 personen die deelnamen, vulden 447 personen subversie A in waarvan de gegevens (naast de gegevens uit de basisversie) in dit onderzoek werden gebruikt (zie Bijlage 1). Vijftien van hen kregen nog een oude versie van de basisvragenlijst die later werd aangepast. De data van deze proefpersonen werden verwijderd uit de dataset. Onder de overgebleven 432 personen bevonden zich 254 vrouwen (58.8%) en 178 mannen (41.2%). Na zes maanden werden de deelnemers die op tijdstip één (T1) hadden deelgenomen opnieuw gecontacteerd. Van de 432 deelnemers die subversie A invulden op T1, vulden er 320 (74.1%) personen opnieuw de vragenlijst in op tijdstip twee (T2) (Zie bijlage 2). Hieronder bevonden zich 138 mannen (43.1%) en 182 vrouwen (56.9%). Op tijdstip drie (T3), na weer ongeveer zes maanden, werden de personen die op T2 deelnamen opnieuw gecontacteerd voor een derde deelname aan het onderzoek. Van de 320 deelnemers op T2 vulden nu 228 mensen (71.3%), waarvan 106 mannen (46.5%) en 122 vrouwen (53.5%), opnieuw de vragenlijst in. Op T1 hadden 426 van de 432 deelnemers (98.6%) de Belgische nationaliteit, dit werd enkel bevraagd op T1. Ook het opleidingsniveau werd enkel bevraagd op T1, de meeste deelnemers (41%) rapporteerden als hoogst behaalde diploma een diploma hoger onderwijs te bezitten, gevolgd door een diploma algemeen secundair onderwijs (22.2%). De gemiddelde leeftijd op T1 was (SD = 9.47, range 22-68), op T (SD = 10.74, range 23-68) en op T (SD = 10.15, range 23-68) jaar. Bij de bevraging op T1 waren de koppels gemiddeld 1 jaar en 8 maanden uit elkaar (SD = 22.53), op T2 was dit 2 jaar en 3 maanden (SD = 22.20) en op T3 2 jaar en 8 maanden (SD = 21.78). De aangegeven gemiddelde relatieduur op T1 was 17 jaar (SD = 9.45) en 339 ondervraagden (78.5%) op T1 gaven aan kinderen te hebben met hun ex-partner. Op T1 hadden 175 personen (40.5%) een nieuwe partner, op T2 waren dit 141 personen (32.6%) en op T3 115 (26.6%). De deelname was volledig vrijwillig. Voorafgaand aan het invullen van de vragenlijsten werd telkens een informed consent getekend. Het onderzoek werd eveneens goedgekeurd door de Ethische Comités van de universiteiten van Gent en Leuven. Materiaal Het huidig onderzoek maakt deel uit van het grootschalig IPOS-onderzoeksproject. Voor deze studie werden, zoals eerder aangegeven, de deelnemers gevraagd een 16

21 basisversievragenlijst en één van de drie subversievragenlijsten in te vullen. Er werden veel variabelen bevraagd maar enkel de relevante variabelen voor deze studie worden hier besproken. Achtergrondvariabelen. Demografische en beschrijvende gegevens van de deelnemers en hun voorbije relatie werden bevraagd. Deze betroffen ondermeer het geslacht van de deelnemer, diens leeftijd, nationaliteit, opleidingsniveau, duur van de verbroken relatie, hoelang men geen koppel meer was, of men momenteel een nieuwe partner had, en of men kinderen had samen met de ex-partner. Ongewenst, intrusief gedrag. Om ongewenst, intrusief gedrag te meten werd gebruik gemaakt van de Relational Pursuit Pursuer Short Form (RP-S), een schaal ontwikkeld door Cupach en Spitzberg (2004; Spitzberg & Cupach, 1997). Voor dit onderzoek maakten we gebruik van een Nederlandse vertaling gemaakt door De Smet, Loeys, en Buysse (in press) aan de hand van de gebruikelijke procedure van forward en backward vertaling. De backward vertaling werd vervolgens nog eens geëvalueerd door de oorspronkelijke auteur van de schaal. De oorspronkelijke instructie waarbij aan de deelnemers werd gevraagd hoe vaak, als het al gebeurde, men aanhoudend iemand achternagezeten heeft met als doel een soort van intieme relatie met hem/haar te hebben terwijl deze persoon dit niet wilde, werd aangepast naar de expartnersituatie. In de huidige studie kregen de deelnemers op T1 de instructie: Nadat jullie geen koppel meer waren, hoe vaak, als het al gebeurde, heb je je ex-partner aanhoudend achternagezeten met als doel een soort van intieme relatie met hem/haar te hebben terwijl je ex-partner dit niet wilde door. De opgegeven referentieperiode in de vragenlijstinstructie werd aangepast op T2 en T3 en verschilde van die op T1, met name diende men op T2 en T3 te rapporteren hoeveel ongewenst, intrusief gedrag men gesteld had ten aanzien van de expartner tijdens de laatste drie maanden. De schaal bestaat uit 28 items die beantwoord dienden te worden aan de hand van een vijfpunten schaal, variërend van 0 (nooit) tot 4 (meer dan vijf keer). Deze 28 items meten een hele lijst van ongewenste, intrusieve gedragingen die iemand kan stellen met de bedoeling een intieme relatie met iemand anders aan te gaan, terwijl deze andere persoon dat niet wilde. Voorbeelditems zijn: ongewenste geschenken achter te laten (e.g., bloemen, knuffeldieren, foto s, juwelen, ), de persoonlijke ruimte van je ex-partner binnen te dringen (e.g., te dicht bij je ex-partner komen tijdens een gesprek; hem/haar aanraken, ) of ermee te dreigen jezelf pijn te doen (e.g., vage bedreigingen dat jou iets ergs zal overkomen; ermee dreigen zelfmoord te plegen, ). 17

22 Deze vragenlijst is gebaseerd op een meta-analyse van verschillende gedragingen beschreven in de literatuur en is dan ook één van de meest volledige schalen voor het meten van ongewenst, intrusief gedrag. Dutton en Winstead (2006) vonden reeds evidentie voor de factoriële validiteit van deze schaal. Aan de hand van factoranalyse onderscheidden ze twee factoren, met elk acht items, in de RP-S: achtervolging en agressie. Achtervolging bevatte items die ergernis uitlokken maar niet bedreigend of beschadigend zijn (e.g., ongewenste cadeaus en berichten sturen). De factor agressie omvatte items die bedreiging, toebrengen van schade en ontvoering meten (e.g., verbale bedreigingen uiten en het stelen of beschadigen van waardevolle bezittingen). De factor achtervolging (α =.83) verklaarde 11.1% van de variantie, de factor agressie (α =.84) 31.4%. Naast het werken met subschalen kunnen alle items eveneens worden opgeteld om een totaalscore te bekomen (e.g., De Smet et al., in press). Deze schaal werd in de huidige studie op alle drie de meetmomenten bevraagd. De interne consistentie bedroeg op T1 α =.87, op T2 α =.69, en op T3 α =.70. Initiator. Naar aanleiding van de bevindingen van Wisternoff (2008) werd er besloten om te vragen wie de scheiding het meest wilde in plaats van wie de relatie werkelijk beëindigde. Om te kunnen bepalen wie de relatie wilde beëindigen werd op T1 de vraag gesteld wie de scheiding het meest wilde, met als antwoordmogelijkheden, Ik, Mijn expartner of Beide evenveel. Volwassen hechtingsstijl. De Experiences in Close Relationships Scale (ECR; Brennan et al., 1998) meet de volwassen hechtingsstijl aan de hand van twee dimensies of subschalen: angstige en vermijdende hechting. De angstige dimensie meet de angst om afgewezen te worden door significante anderen. De vermijdende dimensie meet de neiging om emotionele afstand te bewaren. Personen kunnen laag scoren op beide subschalen (veilig gehecht), hoog scoren op allebei of op één van beide (onveilige hechting). Voor dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van de korte versie van de ECR, de ECR-Short form (ECR-S) met 12 items, ontwikkeld door Wei, Russell, Mallinckrodt, en Vogel (2007). De Nederlandse vertaling van de items uit de verkorte versie is gebaseerd op een vertaling van Conradi, Gerlsma, van Duijn, en de Jonge (2006) die de volledige ECR vertaalden naar het Nederlands. De hechtingsstijl werd specifiek gemeten in relatie tot de ex-partner voor de scheiding. Hiertoe werden zowel de items als de instructies aangepast aan de scheidingssituatie. Meer specifiek werd de deelnemers gevraagd hoe ze zich over het algemeen voelden in hun relatie met hun ex-partner voor de breuk. 18

23 De twaalf items dienden te worden gescoord op een zevenpuntenschaal van 1 (helemaal niet akkoord) naar 7 (helemaal akkoord). Zes items peilden naar de mate van angstige hechting en zes naar de mate van vermijdende hechting in de vroegere relatie met de ex-partner. Voorbeelditems zijn: Ik richtte me op mijn ex-partner voor veel dingen, inclusief troost en bevestiging. (vermijding) en Ik was bang dat mijn ex-partner niet zoveel om mij gaf als ik om hem/haar gaf. (angst). Wei et al. (2007) toonden aan dat de ECR-S vergelijkbare psychometrische kwaliteiten heeft met de ECR. Er werd een stabiele factorstructuur, een aanvaardbare interne consistentie, en een goede test-hertest betrouwbaarheid en constructvaliditeit gevonden. Cronbach s alpha varieerde van.77 tot.86 voor de subschaal angstige hechting en van.78 tot.88 voor de subschaal vermijdende hechting. Deze schaal werd enkel afgenomen op T1. De interne consistentie voor de subschaal vermijding was duidelijk onvoldoende; α =.48. Door drie items te elimineren uit de subschaalscore, steeg de betrouwbaarheid tot α =.84. Deze herberekende subschaalscore werd in de analyses gebruikt. De betrouwbaarheid voor de subschaal angst bedroeg α =.72. Wanneer we één item verwijderden steeg de betrouwbaarheid tot α =.81. In de verdere analyses werd gebruik gemaakt van deze herberekende subschaalscore. Investment model. De componenten van het investment model werden gemeten met de Investment Model Scale (IMS) van Rusbult, Martz, en Agnew (1998). Deze schaal bestaat uit vier subschalen die peilen naar de mate van betrokkenheid, tevredenheid, de kwaliteit van alternatieven, en de mate van investeringen in de ex-partnerrelatie. De IMS werd vertaald door De Smet et al. (in press) aan de hand van forward en backward vertaling. Ook hier werden de instructies aangepast: in plaats van de huidige partnerrelatie te beoordelen werd er gevraagd terug te denken aan de hele periode dat men samen was met de ex-partner terwijl men de items beantwoordde. De items werden eveneens omgezet naar de verleden tijd. Relatietevredenheid, alternatieven en investeringen werden telkens bevraagd aan de hand van vijf items, betrokkenheid werd gemeten met zeven items. De 22 items werden gescoord op een negenpuntenschaal gaande van 0 (Helemaal niet akkoord) tot 8 (Helemaal akkoord). Voorbeelditems zijn: De periode dat ik samen was met mijn ex-partner, was onze relatie bijna ideaal. (tevredenheid), De periode dat ik samen was met mijn ex-partner, waren andere mensen met wie ik een relatie zou kunnen hebben aangegaan, erg aantrekkelijk voor mij. (alternatieven), De periode dat ik samen was met mijn ex-partner, investeerde ik veel in onze relatie, dat ik verloren ben nu onze relatie beëindigd is. (investeringen) en De periode 19

24 dat ik samen was met mijn ex-partner, wilde ik dat onze relatie nog heel lang duurde. (betrokkenheid). Rusbult et al. (1998) vonden reeds een goede interne consistentie voor de items van elke subschaal. Principale componenten analyse van de items leverde evidentie voor de vier factoren. De IMS werd in de huidige studie enkel bevraagd op T1. De betrouwbaarheid was goed tot zeer goed voor elke subschaal; α =.95 voor relatietevredenheid, α =.80 voor alternatieven, α =.76 voor investeringen,en α =.90 voor betrokkenheid. Emotionele verwerking van de scheiding. De emoties, die peilden naar de mate waarin de participanten negatief affect ervoeren rond de scheiding, werden gekozen op basis van de literatuur. Meer concreet werden de negatieve emoties geselecteerd die beschreven staan in de relational goal pursuit theorie van Cupach en Spitzberg (2004). De participanten dienden op een negenpuntenschaal, gaande van 0 (Helemaal niet) tot 8 (Heel erg) aan te geven hoe sterk ze, op het moment van de bevraging, 10 verschillende negatieve emoties ervoeren terwijl ze terugdachten aan de scheiding. Volgende emoties werden bevraagd op T1: angst, kwaadheid, frustratie, verdriet, schaamte, schuldgevoelens, gekwetstheid, jaloezie, depressieve, en ongelukkige gevoelens. De 10 emoties waren intern consistent; α =.88. Rumineren over de scheiding. Op T1 werd de mate van rumineren over de ex-partner en de ex-relatie nagegaan aan de hand van de Relationship Preoccupation Scale (RPS; Davis et al., 2003). De items werden vertaald naar het Nederlands aan de hand van de gebruikelijke, eerder vermelde procedures door De Smet et al. (in press). De schaal bestaat uit negen items die participanten dienden te beantwoorden op een zevenpuntenschaal gaande van 1 (Helemaal niet akkoord) tot 7 (Helemaal akkoord). Voorbeelditems zijn: Ik heb het erg moeilijk om mijn ex-partner uit mijn hoofd te zetten en Ik stel vast dat ik teveel over hem/haar spreek. De interne consistentie van de negen items in het onderzoek van Davis et al. (2003) was zeer goed en is sterk gelijkend met de interne consistentie bekomen in de huidige studie, respectievelijk α =.91 en α =.92. Sociale wenselijkheid. De neiging tot sociaal wenselijk antwoorden werd nagegaan met een verkorte versie van de Marlowe-Crowne Social Desirability Scale (SDS) (Crowne & Marlowe, 1960). De oorspronkelijke versie van de SDS bevat 33 items. 20

25 De verkorte versie van Ballard (1992) die in het IPOS-onderzoek gebruikt werd bestaat uit 11 items die beantwoord dienden te worden met 1 (Juist) of 2 (Onjuist). Voorbeelditems zijn: Soms ervaar ik wrokgevoelens wanneer ik mijn zin niet krijg. en Ik voel mij soms geïrriteerd door mensen die mij om een gunst vragen. Deze schaal werd op het eerste meetmoment afgenomen. Ballard (1992) vond een eerder lage betrouwbaarheid van α =.60. De betrouwbaarheid in het huidig onderzoek was eveneens laag; α =.54. Loo en Loewen (2004), die de psychometrische kwaliteiten van verschillende korte SDS-versies nagingen, raadden niettemin deze schaal aan als de beste verkorte versie van de SDS. Procedure Voor de IPOS-studie werden ex-gehuwden die verwikkeld zaten in een echtscheidingsprocedure gerekruteerd in de wachtzaal van vier rechtbanken van eerste aanleg in Vlaanderen (Antwerpen, Gent, Kortrijk, en Mechelen) waar ze moesten verschijnen voor de rechter in verband met hun scheidingsprocedure. Om een zo representatief mogelijke steekproef samen te stellen werden gedurende de termijn van één jaar gaande van 1 maart 2008 tot 1 maart 2009, systematisch alle ex-gehuwden aanwezig in de wachtzalen van de voornoemde rechtbanken aangesproken met als doel een zo representatief mogelijke steekproef samen te stellen. Aan de hand van een gestandaardiseerde tekst werden ex-partners in de wachtzalen aangesproken omtrent de IPOS-studie en werd hen gevraagd of ze bereid waren deel te nemen aan het onderzoek. De bereidheid om deel te nemen kon men in de wachtzaal aangeven op een antwoordkaart die in een informatiefolder zat die de IPOSmedewerker hen overhandigde. De personen die zich bereid hadden verklaard om mee te werken aan het onderzoek werden later, naargelang de aangegeven voorkeur op de antwoordkaart, per of telefonisch gecontacteerd. Personen die aangaven per gecontacteerd te willen worden kregen een link naar de vragenlijsten doorg d. Personen die telefonisch gecontacteerd werden, kregen de keuze voorgelegd de vragenlijsten (a) online en zelfstandig op de eigen computer in te vullen via de doorg de link naar de vragenlijst, (b) op computer in te vullen onder begeleiding van een getrainde IPOS-medewerker op één van de centrale afnameplaatsen in de regio s van de rechtbanken waar gerekruteerd werd, of (c) thuis op een onderzoekslaptop in te vullen onder begeleiding van een getrainde IPOSmedewerker. Er werd telkens een informed consent getekend voorafgaand aan het invullen van de computergestuurde vragenlijsten. Eerst vulde men de basisversievragenlijst in en nadien de ad random toegewezen subversievragenlijst. Na zes maanden werd iedereen die op 21

26 T1 de vragenlijst volledig had ingevuld opnieuw gecontacteerd voor deelname op T2. Diegenen die op T1 de vragenlijst invulden via een huisbezoek, werden gebeld om een afspraak te maken voor een nieuw huisbezoek. Zij die de vragenlijst op een centrale afnameplaats invulden, werden gebeld met de keuze voor een huisbezoek, een centrale afname of een online afname. Diegenen die de vragenlijst online invulden, kregen een met een link naar de T2-vragenlijst. De subversies werden deze keer niet meer ad random toegewezen; de participanten kregen dezelfde subversie van bij de vorige bevraging. Op T3, na weer zes maanden, werden alle personen die de vragenlijsten op T2 volledig invulden, opnieuw gecontacteerd. De werkwijze was identiek aan deze op T2, enkel de mogelijkheid om de vragenlijsten op een centrale afnameplaats in te vullen werd afgeschaft wegens te kostelijk en moeilijk organiseerbaar. Op elk tijdstip van bevraging werd er gebruik gemaakt van computergestuurde zelfrapportage. Statistische Analyse De gegevens werden verwerkt met het statistisch programma SPSS versie 20. Voor de beschrijvende statistiek werden de gemiddelden, standaarddeviaties, en ranges van alle onafhankelijke en afhankelijke variabelen die gebruikt werden ter beantwoording van de onderzoeksvragen nagegaan. Daarnaast werden de correlaties tussen alle gebruikte variabelen onderzocht en werd er met behulp van Variance Inflation Factor (VIF) waarden nagegaan of er sprake was van multicollineariteit onder de onafhankelijke variabelen. Er werden ook drop-out analyses uitgevoerd aan de hand van t-toetsen voor de continue variabelen en chi-kwadraat toetsen voor de categorische variabelen met als doel na te gaan of zij die de vragenlijst voor ongewenst, intrusief gedrag al dan niet invulden op T2 en op T3 significant van elkaar verschilden. Vervolgens werd de normaalverdeling van de afhankelijke variabele bekeken aan de hand van het histogram dat de verdeling van het aantal gestelde ongewenste, intrusieve gedragingen representeerde, de Kolmogorov-Smirnov test, en de waarden voor kurtosis en de scheefheid. Tenslotte werd bij de beschrijvende statistiek nog een antwoord geformuleerd op de eerste onderzoeksvraag met name hoe de kans op het stellen van ongewenst, intrusief gedrag evolueert over de drie meetmomenten heen. Bij de verklarende statistiek werden drie modellen getest. Aangezien de afhankelijke variabele scheef verdeeld was, werd deze gehercodeerd tot een binaire variabele. Hierdoor werden de modellen getoetst aan de hand van binaire logistische regressies met als afhankelijke variabele telkens het al dan niet stellen van ongewenst, intrusief gedrag respectievelijk op T1, T2 en T3. Een binaire logistische regressie is een meervoudige 22

27 regressie met als afhankelijke variabele een binaire variabele en als onafhankelijke variabelen continue of categorische predictoren (Field, 2005). Er werd aan de hand van enkele maten nagegaan of het voorspelde model goed was. Zo werd er gekeken naar (a) het aantal correcte voorspellingen die het model kon maken, er werd (b) een chi-kwadraat test uitgevoerd die de vergelijking maakt met het nulmodel, (c) de Hosmer en Lemeshow goodness of fit test die aangeeft of het model de reële data goed voorspelt werd nagegaan, en (d) Nagelkerke s R 2 werd gebruikt als maat voor verklaarde variantie. Vervolgens werd de voorspellende waarde van de predictoren op het ongewenst, intrusief gedrag nagegaan aan de hand van de Wald test en de geëxponentiëerde regressiecoëfficiënten, ook wel odds ratio s genoemd. De odds ratio (OR) geeft de kans aan op het stellen van minstens één ongewenst, intrusief gedrag voor één eenheid stijging in de variabele met constante waarden voor de andere variabelen in de modeltoets. Hierbij wijst een OR van één op geen effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele, een OR minder dan één op een negatief effect, en een OR meer dan één op een positief effect. De OR kan ook in percentages uitgedrukt worden e.g, een OR van 1.35 wil zeggen dat voor elke eenheid stijging in de onafhankelijke variabele, er 35% meer kans is dat de persoon na de scheiding overgaat tot het stellen van één of meer ongewenste, intrusieve gedragingen (Field, 2005). Resultaten Beschrijvende Statistiek Het gemiddelde, de standaarddeviatie, en de range van de afhankelijke variabele op T1, T2, ent3, en van de onafhankelijke variabelen op T1 die gebruikt werden ter beantwoording van de onderzoeksvragen alsook de correlatiecoëfficiënten tussen deze variabelen zijn terug te vinden in Tabel 1. Door de bekomen gemiddelden in de ranges van de (sub)schalen te situeren, stelden we vast dat onze participanten benedengemiddeld scoorden op angstige en vermijdende hechting, tevredenheid, alternatieven negatief affect, en rumineren. Daarnaast scoorden ze gemiddeld op investeringen. Er werd tenslotte bovengemiddeld gescoord op sociale wenselijkheid. Op de afhankelijke variabele werd op de drie meetmomenten gemiddeld genomen telkens laag gescoord: op T1 werden er gemiddeld twee gedragingen gesteld, op T2 werd er een gemiddelde van één gedrag gemeten, en op T3 werden er nog amper gedragingen gesteld afgaand op het gemiddeld aantal geobserveerde gedragingen. De hoge waarden voor de standaarddeviaties gaven wel aan dat er een sterke variatie was onder de deelnemers wat 23

28 betreft het aantal gedragingen die gesteld werden. Voor de variabele initiatorstatus gaf ongeveer de helft van de participanten aan zelf diegene te zijn die de scheiding het meest wilde, bij iets minder dan een derde van de deelnemers wilde de partner de scheiding het meest, en ongeveer een vijfde gaf aan dat ze beiden de scheiding wilden. De correlatiematrix duidde op verschillende significante verbanden tussen onze studievariabelen. De significant positieve correlaties tussen ongewenst, intrusief gedrag op alle drie de meetmomenten, toonden aan dat (a) hoe meer ongewenste, intrusieve gedragingen men stelde op T1, hoe meer ongewenst, intrusieve gedragingen men stelde op T2 en op T3 en (b) dat hoe meer ongewenste, intrusieve gedragingen men rapporteerde op T2, hoe meer ongewenste, intrusieve gedragingen men aangaf op T3. Ongewenst, intrusief gedrag op T1 correleerde eveneens significant positief met angstige hechting, tevredenheid, investeringen, negatief affect, en rumineren, en correleerde sterk negatief met vermijdende hechting. Daarnaast bleek uit de significante positieve correlaties dat hoe meer ongewenst, intrusieve gedragingen men rapporteerde op T2, hoe meer men rumineerde en hoe meer negatief affect men ervoer op T1 naar aanleiding van de relatiebreuk. Ongewenst, intrusief gedrag op T3 vertoonde tenslotte een sterke positieve correlatie met angstige hechting, negatief affect, en rumineren. Angstige hechting vertoonde een opvallend sterke negatieve correlatie met vermijdende hechting. Verder rapporteerden participanten die angstig gehecht waren aan hun ex-partner meer relatietevredenheid, investeringen, en betrokkenheid in de ex-partnerrelatie, alsook meer negatief affect en ruminatie na de relatiebreuk. Vermijdende hechting vertoonde dan eerder sterke negatieve correlaties met tevredenheid, investeringen, betrokkenheid, negatief affect, en rumineren. De componenten van het investment model correleerden onderling sterk. Zo was er een positieve samenhang tussen tevredenheid enerzijds en alternatieven, investeringen, en betrokkenheid anderzijds, tussen alternatieven enerzijds en betrokkenheid anderzijds, en tussen investeringen enerzijds en betrokkenheid anderzijds. Hoe meer tevreden iemand was over de relatie, hoe meer deze persoon ook rumineerde en negatief affect vertoonde bij het terugdenken aan de breuk. Indien men echter meer kwalitatieve relatiealternatieven had, vertoonde men minder negatief affect naar aanleiding van de breuk. Investeringen en betrokkenheid hingen eveneens elk sterk positief samen met negatief affect en rumineren. Ook negatief affect en rumineren vertoonden onderling een opvallend sterke positieve correlatie. Sociale wenselijkheid hing positief samen met vermijdende hechting en vertoonde een significante negatieve correlatie met relatiealternatieven en ongewenst, intrusief gedrag gemeten op T3. 24

29 Tabel 1 Beschrijvende Statistieken en Correlatiecoëfficiënten van de Afhankelijke en Onafhankelijke Variabelen. 1. Ongewenst, intrusief gedrag op T1 2. Ongewenst, intrusief gedrag op T2 3. Ongewenst, intrusief gedrag op T3 N M (SD) Range (6.29) **.22**.14** -.15**.11* *.10.23**.29** (2.15) ** **.20** (1.20) ** **.26** -.15* 4. Angstige hechting (7.61) **.14**.05.26**.33**.33**.32** Vermijdende hechting (5.27) ** ** -.46** -.31** -.34**.13* 6. Tevredenheid (11.58) *.39**.62**.20**.26** Alternatieven (9.66) ** -.10* ** 8. Investeringen (9.31) **.42**.34** Betrokkenheid (15.25) **.39** Negatief affect (18.13) ** Rumineren (10.56) Sociale wenselijkheid (2.03) Initiator N Ik Ex-partner Beiden % 31.7% 19% Noot. Er worden Spearman rangcorrelatiecoëfficiënten weergegeven voor de correlaties met de afhankelijke variabelen en Pearson correlatiecoëfficiënten voor de correlaties tussen de onafhankelijke variabelen. *p <.05. ** p <.01 25

30 Omwille van sommige sterke onderlinge correlaties tussen de onafhankelijke variabelen, werd er door middel van een lineaire regressie getoetst of er sprake was van multicollineariteit. Variabelen met een VIF-waarde groter dan twee werden uit de modeltoetsen geweerd om problemen met multicollineariteit te vermijden. Dit betroffen de variabelen vermijdende hechting (VIF = 2.21) en betrokkenheid (VIF = 2.62). Keken we naar het aantal deelnemers per variabele in Tabel 1 dan bleek dat op T1 396 personen de vragenlijst voor ongewenst, intrusief gedrag invulden, op T2 297 participanten, en op T3 216 deelnemers. Niet alle deelnemers vulden alle vragenlijsten tot het einde in. Indien men meer dan 25% van een (sub)schaal niet beantwoordde, werden de schaalscores ongeldig gemaakt. Dit verklaart het wisselend aantal deelnemers per onafhankelijke variabele op T1 (zie Tabel 1). Aan de hand van t-toetsen voor continue variabelen en chi-kwadraat toetsen voor categorische variabelen werd er nagegaan of er significante verschillen waren tussen de personen die uitgevallen waren op T2 of T3 (drop outs) en diegenen die niet uitgevallen waren op T2 of T3 (drop ins) met betrekking tot enkele demografische karakteristieken (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, de duur van de relatie), ongewenst gedrag op T1, en de onafhankelijke variabelen op T1 opgenomen in de modeltoetsen. Er werd enkel een significant verschil gevonden tussen drop-outs en drop-ins op T3 en dit met betrekking tot tevredenheid, t(389) = 2.28, p =.02, en geslacht, χ 2 (1, N = 432) = 5.57, p =.02. Dit betekende dat er op T3 een verschil was tussen de personen die wel meededen en de personen die niet meededen wat betreft tevredenheid en geslacht. Op de overige variabelen werden geen significante verschillen gevonden tussen de mensen die wel en niet meededen op T2 of T3, wat deed vermoeden dat de drop-out van participanten over de tijd heen eerder random was van aard. Een mogelijkheid om de drop-outs toch in de analyse te houden, is door hun missende gegevens voor ongewenst, intrusief gedrag op T2 en T3 te imputeren. Aan deze methode zijn er echter nadelen verbonden. Zo schatten de meeste imputatiemethoden de ontbrekende waarden significant hoger in dan deze in werkelijkheid zijn en is de geschatte variantie meestal te laag (Engels & Diehr, 2003). Bovendien produceert elke geïmputeerde dataset licht verschillende gemiddelden en standaarddeviaties waardoor het reproduceren van de precieze resultaten problematisch kan zijn (Patrician, 2002). Omwille van deze nadelen en de evidentie voor een eerder random drop out, werd er beslist om niet te imputeren. De normaalverdeling van de afhankelijke variabele op elk meetmoment werd nagegaan. Het histogram afgebeeld in Figuur 3 wijst op een scheve verdeling naar rechts van ongewenst, intrusief gedrag op T1, T2, en T3 met een nog schever wordende verdeling naarmate de tijd vorderde. Naast het histogram werden ook andere indicatoren gecontroleerd 26

31 Frequentie Ongewenst, intrusief gedrag op T1 Ongewenst, intrusief gedrag op T2 Ongewenst, intrusief gedrag op T3 Figuur 3. De verdeling van ongewenst, intrusief gedrag op T1, T2 en T3 27

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse. Onderzoeksvraag. Schets

Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse. Onderzoeksvraag. Schets Wanneer ex-partners elkaar niet kunnen loslaten Het voorkomen van ongewenst intrusief gedrag bij Vlaamse exgehuwden: doen de omstandigheden van de scheiding en de aard van de vroegere relatie ertoe? Auteur:

Nadere informatie

Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische relatiekenmerken.

Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische relatiekenmerken. Faculteit Psychologische en 1 e examenperiode Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011 2012 Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode 0 Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2013-2014 Eerste examenperiode What s in a Name? Een Onderzoek naar de Prevalentie en Risicofactoren voor Verschillende Operationalisaties

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE

HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

General information of the questionnaire

General information of the questionnaire General information of the questionnaire Name questionnaire: Obsessive Relational Intrusion Original author: Spitzberg & Cupach Translated by: De Smet & Buysse (2008) Date version: 1997 Language: Dutch

Nadere informatie

Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie?

Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie? Academiejaar 2013-2014 Tweedesemesterexamenperiode Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie? Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Nadere informatie

Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners

Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie,

Nadere informatie

Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen

Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen Academiejaar 2015-2016 Tweedesemesterexamenperiode Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen Masterproef II neergelegd tot het behalen

Nadere informatie

Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet

Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet Academiejaar 2012-2013: Eerste examenperiode Man-Vrouw Verschillen bij Ongewenst, Intrusief Gedrag na Scheiding Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting

Nadere informatie

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden?

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Met als doel de

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE Seksuele gezondheid (WHO, 2002) Een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden met betrekking tot seksualiteit Het is

Nadere informatie

Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten

Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten Onderzoeksgroep: studenten (N= 145): 1 ste jaar Sociaal werk (N= 85) 1ste jaar Handelswetenschappen

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: LPRS SR NL Pagina1 LPFS SR NL Naam/ID: Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: niet waar Een beetje waar Vaak waar 1 Ik kan

Nadere informatie

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Noortje De Boose

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Noortje De Boose Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-koppels: doen Intra- en Interpersoonlijke Effecten van de Emotioneel-cognitieve Verwerking van de Relatiebreuk ertoe? Masterproef

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Artikel 285b Wetboek van Strafrecht

Artikel 285b Wetboek van Strafrecht Definities Artikel 285b Wetboek van Strafrecht Hij die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op een anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding

Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding 0 Density.002.004.006.008 Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding Auteur: Sietse Bracke i.s.m. Prof. K. Schoors en Prof. G. Verschelden Onderzoeksvraag Wordt rentezoekend gedrag gecompenseerd

Nadere informatie

Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken.

Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Masterproef neergelegd tot

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Naline Geurtzen PhD-student Radboud Universiteit Behavioural Science Institute Nijmegen

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

BURNOUT ASSESSMENT TOOL

BURNOUT ASSESSMENT TOOL BURNOUT ASSESSMENT TOOL Wat is de BAT? De eigenschappen en sterktes van de nieuwe meting Woensdag 20 maart 2019 Inhoud 1- Hoe betrouwbaar & valide is de BAT? 2- Hoe gebruik je de BAT? 3- Hoeveel werkenden

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report DAPP-BQ Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 5105-7038 Datum 19.07.2017 Standaard INLEIDING DAPP-BQ 2/29 Inleiding De DAPP-BQ is een dimensionale vragenlijst voor persoonlijkheidsstoornissen.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

(Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

(Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 (Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Een echtscheiding is meestal een ingrijpende gebeurtenis voor de ex-partners

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie. De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.

Nadere informatie

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch)

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch) Appendix A Samenvatting (Summary in Dutch) Gehechtheid, zorg en pro-sociaal gedrag Dit proefschrift heeft tot doel de relatie tussen onveilige gehechtheid (vermijding, angst) en prosociaal gedrag te onderzoeken

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

5 Samenvatting en conclusies

5 Samenvatting en conclusies 5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,

Nadere informatie

Neuropsychiatrische symptomen bij Nederlandse verpleeghuispatiënten

Neuropsychiatrische symptomen bij Nederlandse verpleeghuispatiënten Proefschrift: S.U. Zuidema Neuropsychiatrische symptomen bij Nederlandse verpleeghuispatiënten met dementie Samenvatting Dementie is een ongeneeslijke aandoening met belangrijke effecten op cognitie, activiteiten

Nadere informatie

Doen mensen tijdens hun scheiding beroep op een bemiddelaar?

Doen mensen tijdens hun scheiding beroep op een bemiddelaar? Doen mensen tijdens hun scheiding beroep op een bemiddelaar? Auteur: Lut Daniëls i.s.m. Prof. P. Taelman en Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag De Belgische wetgever heeft in de bemiddelingswet van 2005 bepaald

Nadere informatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve en angst symptomen in chronische dialyse patiënten en andere patiënten. Het proefschrift bestaat uit twee delen (deel A en deel

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

KWANTITATIEF ONDERZOEK. Outcome- en follow-up onderzoek

KWANTITATIEF ONDERZOEK. Outcome- en follow-up onderzoek KWANTITATIEF ONDERZOEK Outcome- en follow-up onderzoek 15-18 i.s.m. Prof. Dr. Reitske Meganck - UGent Van 1 april 15 tot 31 maart 17 werden patiënten bij hun opname in Rustenburg bevraagd of ze wilden

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Leen Heylen, CELLO, Universiteit Antwerpen Thomas More Kempen Het begrip eenzaamheid Eenzaamheid is een pijnlijke, negatieve ervaring die zijn oorsprong vindt in een

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

VICTIMS IN MODERN SOCIETY VICTIMS IN MODERN SOCIETY (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking met CentERdata en dr. P.G. van der Velden VICTIMS IN MODERN SOCIETY 2018 (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking

Nadere informatie

Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap

Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap Lienja van Eijkern, Róisín Downes, & René Veenstra Rijksuniversiteit

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary)

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary) Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) Het aantal oudere mensen in onze maatschappij groeit en de komende jaren zal dit alleen nog maar meer toenemen. De verwachting is dat het aantal mensen dat 65 jaar

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? INLEIDING PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? Om uitstekende vaardigheden te ontwikkelen zijn niet alleen talent en mogelijkheden

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen OVERZICHT De studie van SGG Sexpert-resultaten Prevalentie Meest ingrijpende gebeurtenis Komt het vaker voor bij holebi s? Wat verklaart SGG

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

Leeswijzer rapporten

Leeswijzer rapporten Leeswijzer rapporten Naar aanleiding van de lokale verkiezingen legt ACV Openbare Diensten de noden van het personeel van de gemeenten, OCMW s, provincies en intercommunales op tafel. We brengen de arbeidstevredenheid

Nadere informatie

De interpersoonlijke dynamieken van seksuele pijn Heeft de aanwezigheid van de partner een invloed op seksuele opwinding en vaginale druk?

De interpersoonlijke dynamieken van seksuele pijn Heeft de aanwezigheid van de partner een invloed op seksuele opwinding en vaginale druk? De interpersoonlijke dynamieken van seksuele pijn Heeft de aanwezigheid van de partner een invloed op seksuele opwinding en vaginale druk? Marieke Dewitte Genitale pijn Biopsychosociale conditie: meeste

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

ERVARINGEN MET INTIEM PARTNERGEWELD BIJ NIET-HETERO S: EEN STUDIE NAAR DE PREVALENTIE, EN HET VERBAND MET MENTALE EN SEKSUELE GEZONDHEID

ERVARINGEN MET INTIEM PARTNERGEWELD BIJ NIET-HETERO S: EEN STUDIE NAAR DE PREVALENTIE, EN HET VERBAND MET MENTALE EN SEKSUELE GEZONDHEID ERVARINGEN MET INTIEM PARTNERGEWELD BIJ NIET-HETERO S: EEN STUDIE NAAR DE PREVALENTIE, EN HET VERBAND MET MENTALE EN SEKSUELE GEZONDHEID Sabine Hellemans (contact : Sabine.Hellemans@UGent.be) Prof. dr.

Nadere informatie

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. In het kader van het project Innovatieve Dienstverlening doet kenniscentrum ICOON onderzoek naar de omstandigheden

Nadere informatie

Doelgroep VoZs. Vlaamse Ouderen Zorg Studie. Screening. 8 regio s. Cijfers niet veralgemenen naar alle ouderen! Studiedag SWVG Leuven, 2 december 2010

Doelgroep VoZs. Vlaamse Ouderen Zorg Studie. Screening. 8 regio s. Cijfers niet veralgemenen naar alle ouderen! Studiedag SWVG Leuven, 2 december 2010 Doelgroep VoZs VoZs bevraagt kwetsbare ouderen die thuiszorg gebruiken Vlaamse Ouderen Zorg Studie Bram Vermeulen Bert Emmers Prof. dr. Anja Declercq Studiedag SWVG Leuven, 2 december 21 Selectiecriteria:

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017 Verantwoording ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school 6 juni 2017 2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Wet Veiligheid op school... 3 Toezicht inspectie op de zorgplicht... 3 Definities... 3 Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Onderzoeksrapport MASS. Fase 1

Onderzoeksrapport MASS. Fase 1 Onderzoeksrapport MASS Media adolescenten sociale steun stress Fase 1 1 Beste directieleden en leerkrachten, Enkele maanden geleden nam uw school deel aan de eerste fase van het MASS-onderzoeksproject.

Nadere informatie