Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet"

Transcriptie

1 Academiejaar : Eerste examenperiode Man-Vrouw Verschillen bij Ongewenst, Intrusief Gedrag na Scheiding Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Marjolein Berghmans Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet

2 Inhoudsopgave Abstract... 1 Inleiding... 2 Definiëring van OIG en Stalking... 2 Prevalentie... 4 Soorten OIG... 5 OIG en Scheiding... 7 OIG en Geslachtsverschillen... 7 Scheidings- en Relatiekenmerken als Risicofactoren voor OIG Initiator van de scheiding Nieuwe partner na de scheiding Emotionele beleving van de scheiding Investment model componenten Conflict in de ex-partnerrelatie Hechtingsstijl in de ex-partnerrelatie De Rol van Geslacht in de Risicofactoren voor OIG Huidig Onderzoek Methode Deelnemers en Procedure Vragenlijsten Resultaten Beschrijvende Statistieken Verklarende Analyses Discussie Geslachtsverschillen in het Voorkomen van OIG en in de Verschillende Soorten OIG Risicofactoren voor OIG Geslacht als Moderator Sterktes en Beperkingen van de Huidige Studie en Implicaties voor Toekomstig onderzoek en de Praktijk Conclusie Referenties Bijlagen... 59

3 Dankwoord Bij deze bedank ik graag nog enkele mensen die hielpen bij het tot stand komen van deze masterproef. Allereerst gaat mijn dank uit naar de 396 personen die deelnamen aan dit onderzoek en tijd vrijmaakten om stil te staan bij verschillende aspecten van hun voormalige relatie. Daarnaast wil ik Prof. Buysse bedanken om het promotorschap van deze thesis op zich te nemen en een onderzoek naar het onderwerp van deze thesis mogelijk te maken. Verder wil ik ook mevr. De Smet bedanken voor haar inzet en begeleiding tijdens het schrijven van deze masterproef. Vragen en onduidelijkheden werden steeds zeer uitgebreid beantwoord en uitgelegd, waarvoor dank. Tenslotte bedank ik ook nog graag mijn ouders, mijn broer en Jeroen, die de voorbije vijf jaar steeds onvoorwaardelijk in mij bleven geloven en mijn vier grote rotsen in de branding vormen.

4 Abstract Deze studie onderzocht ongewenst, intrusief gedrag (OIG) bij 396 volwassen Vlaamse ex-partners. Daar de nadruk van deze studie op het onderzoek van geslachtsverschillen lag, gingen we de aanwezigheid van man-vrouw verschillen na in het voorkomen en de verschillende soorten OIG, en onderzochten we tevens of geslacht het verband tussen de, in deze scriptie opgenomen, risicofactoren en OIG modereerde. Daarnaast onderzochten we ook welke scheidings- en partnerrelatiekenmerken risicofactoren vormden voor het stellen van OIG. We maakten hierbij gebruik van een vragenlijstonderzoek, waarbij we bevroegen in hoeverre de deelnemers zelf OIG naar hun ex-partner toe stelden en welke OIG en de deelnemers stelden. Als mogelijke risicofactoren voor het stellen van OIG onderzochten we de initiatorstatus, het al dan niet hebben van een nieuwe partner, de emotionele beleving van de breuk, relatietevredenheid, kwaliteit van de relatiealternatieven, relatie-investeringen, relationeel conflict en angstige hechting. De resultaten toonden aan dat mannen en vrouwen gemiddeld evenveel OIG en stelden en dat ze niet verschilden in de soorten OIG die ze stelden. Verder bleken het niet zelf beëindigen van de relatie, een moeilijke aanpassing aan de breuk, een hoge mate van relatietevredenheid voor de breuk, een hoge mate van investering in de relatie, en een angstige hechtingsstijl allen risicofactoren te vormen voor het stellen van OIG. De effecten van deze risicofactoren bleken niet te verschillen voor mannen en vrouwen, waaruit we afleidden dat geslacht het verband tussen deze risicofactoren en OIG niet modereerde. Tenslotte worden ook de implicaties van de onderzoeksresultaten besproken en worden richtlijnen voor toekomstig onderzoek aangereikt. 1

5 De huidige studie handelt over ongewenst, intrusief gedrag (OIG) bij ex-partners. Het concept ongewenst, intrusief gedrag is gerelateerd aan het meer populaire begrip stalking. Stalking werd lange tijd, onder invloed van selectieve media-aandacht, gezien als een extreme vorm van achtervolgingsgedrag waarmee voornamelijk beroemde figuren te maken hebben (Cupach & Spitzberg, 2004). Recent wordt er echter erkend dat er ook mildere vormen van OIG bestaan en dat deze, net als stalking, vooral voorkomen bij ex-partners (e.g., De Smet & Buysse, 2011; Mullen, Pathé, Purcell, & Stuart, 1999; Spitzberg & Cupach, 2007; Stieger, Burger & Schild, 2008). Het doel van deze studie was om bij een representatieve steekproef van volwassen Vlaamse expartners het voorkomen van OIG te beschrijven en te verklaren aan de hand van enkele risicofactoren. Daar de focus van deze scriptie echter het onderzoek naar man-vrouw verschillen vormde, werd er expliciet aandacht besteed aan deze mogelijke geslachtsverschillen binnen zowel het beschrijvend als het verklarend gedeelte van de huidige scriptie. Definiëring van OIG en Stalking Stalking kent veel uiteenlopende juridische en gedragswetenschappelijke definities. Ondanks de verschillende beschrijvingen van het concept stalking hebben de definities verscheidene elementen met elkaar gemeen. In de huidige scriptie wordt er gebruik gemaakt van de definitie van stalking van Spitzberg en Cupach (2007), omdat deze duidelijk is en bepaalde voorwaarden vooropstelt om van stalking te kunnen spreken. Stalking wordt gedefinieerd als een (a) intentioneel (b) patroon van herhaalde gedragingen naar een persoon of meerdere personen toe (c) die ongewenst zijn, en (d) leiden tot angst, of die door een redelijk persoon (of een jury) zouden worden gepercipieerd als beangstigend of bedreigend. (p. 66). De eerste component die in deze definitie terugkomt, is de intentie. Stalking impliceert een intentioneel patroon van gedragingen vanwege de dader. Het tweede kenmerk is de frequentie van het gedrag. De definitie stelt dat er sprake moet zijn van een patroon van herhaalde gedragingen naar een persoon of meerdere personen toe. Dit betekent dat de dader meer dan één van dergelijke gedragingen moet stellen vooraleer men het gestelde gedrag als stalking kan benoemen. De ongewenste aard van het gedrag vormt de derde component en houdt in dat het slachtoffer ongewild aandacht krijgt van de stalker. Als laatste component wordt de noodzakelijke aanwezigheid van 2

6 een gevoel van angst of bedreiging genoemd. Het gedrag dat de stalker stelt dient gepercipieerd te worden als bedreigend door een redelijk persoon of het slachtoffer. Dit criterium blijkt het meest problematische te zijn in de gerechtelijke context, omdat het gebaseerd is op de perceptie van het slachtoffer. Daar perceptie subjectief is en dus kan verschillen van persoon tot persoon, maakt men gebruik van een soort standaard (met name een redelijk persoon) om te bepalen wat als bedreigend wordt gezien en wat niet. In deze definitie leidt dus niet enkel het gedrag van de dader tot het benoemen van stalkingsgerelateerd gedrag als stalking, maar speelt ook de perceptie van het slachtoffer (met name of het slachtoffer een gevoel van bedreiging ervaart of niet) een belangrijke rol (Spitzberg & Cupach, 2007). OIG is een stalkingsgerelateerd begrip dat wordt gebruikt in de context van intieme (ex-)relaties. De Smet en Buysse (2011, p. 2) omschreven het als volgt: Het obsessief, herhaald, intrusief en ongewenst nastreven van ofwel intimiteit ofwel een romantische relatie tussen twee mensen die (nog) geen liefdesrelatie hebben met elkaar, relatiepartners zijn of de relatie verbroken hebben, en dit door gedrag of acties die de privacy van de andere schenden. Stalking en OIG vertonen een behoorlijke overlap. Beide kenmerken zich door ongewenst achtervolgingsgedrag en vaak begint stalking met OIG (Spitzberg & Cupach, 2007). Niettemin onderscheiden beide begrippen zich van elkaar op twee belangrijke punten. Een eerste verschil doet zich voor op het gebied van de aanwezigheid van een bedreiging. OIG kenmerkt zich door het feit dat er niet noodzakelijk een gevoel van angst of bedreiging aanwezig moet zijn bij het slachtoffer. De aanwezigheid ervan is echter wel noodzakelijk indien men van stalking wil kunnen spreken. Bovendien toont onderzoek (Cupach & Spitzberg, 2004; Spitzberg & Cupach; 2007) aan dat OIG voornamelijk als frustrerend en vervelend wordt ervaren door de slachtoffers. Cupach & Spitzberg (2004) stellen dan ook dat OIG verwijst naar een breder continuüm van mild tot ernstig intrusief gedrag en beschouwen stalking als een ernstige vorm van OIG. Ten tweede verschilt ook de motivatie voor het gestelde gedrag. Bij stalking wenst de stalker niet per se een relatie aan te gaan met het slachtoffer. Het willen aangaan van een relatie 3

7 met het slachtoffer is bij OIG daarentegen net de hoofdreden waarom dit ongewenste gedrag plaatsvindt (Cupach & Spitzberg, 2004). Prevalentie Hoewel stalking de laatste jaren behoorlijk wat aandacht kreeg in onderzoek, blijken de problemen rond conceptualisatie en eenduidige definiëring te leiden tot onduidelijkheid omtrent de prevalentie van stalking (Jordan, Wilcox, & Pritchard, 2007; Lyndon, Sinclair, MacArthur, Fay, Ratajack, & Collier, 2012). In de meta-analyse van Spitzberg en Cupach (2007) rapporteerde, over 58 steekproeven heen, 25% van de deelnemers ooit al eens gestalkt te zijn. Dezelfde meta-analyse gaf aan dat stalking gemiddeld genomen 22 maanden duurt. Hoewel stalkingsstudies in de Verenigde Staten talrijker zijn, vonden er ook binnen Europa enkele grootschalige nationale slachtofferbevragingen van stalking plaats. Zo bevroeg een nationaal prevalentieonderzoek van Dressing, Gass, en Kuehner (2007) 679 personen in Duitsland naar hun ervaringen met stalking. Deze bevraging resulteerde in een levensloopprevalentie van 11.6%. Daarnaast gaf 1.6% van de proefpersonen aan momenteel slachtoffer te zijn van stalking (puntprevalentie). Een replicatie van deze studie in Oostenrijk (Stieger et al., 2008) leverde gelijkaardige resultaten op. De levensloopprevalentie en puntprevalentie bedroegen hier 11% en 2%, respectievelijk. In een steekproef van Finse studenten (Björklund, Häkkänen-Nyholm, Sheridan, & Roberts, 2010) rapporteerde 22.3% van de studenten één episode en meer dan een vierde (26.2%) van de studenten twee of meerdere stalkingsepisodes te hebben meegemaakt. In een studie van Logan, Leukefeld & Walker (2000) waarbij stalking als een vorm van intiem partnergeweld bij studenten werd onderzocht, rapporteerden 24% van de mannelijke en 29% van de vrouwelijke deelnemers ooit gestalkt te zijn geweest na een moeilijke relatiebreuk. Tot op heden vond dergelijk nationaal prevalentieonderzoek naar stalking in België nog niet plaats. De prevalentie blijkt al snel te stijgen wanneer men de definitie van stalking verbreedt, zoals bij studies naar OIG. Zo vonden Davis, Ace, & Andra (2000) dat ongeveer 40% van de deelnemers uit hun steekproef minstens één OIG stelde na de breuk. De prevalentie lag nog hoger in de steekproef van Wisternoff (2008) waar 97% van de deelnemers minstens één OIG stelde na de relatiebreuk en 95% van de deelnemers slachtoffer waren van minstens één OIG. De stijging in prevalentie is 4

8 enerzijds te wijten aan het feit dat het slachtoffer het gedrag niet noodzakelijk als bedreigend dient te ervaren en dat deze cijfers gebaseerd zijn op het aantal deelnemers dat minstens één gedrag stelden of ervoeren. Anderzijds wordt dergelijke stijging in prevalentie ook veroorzaakt door dat studies omtrent OIG, in tegenstelling tot bovenstaande grootschalige nationale stalkingsstudies of in tegenstelling tot de vele stalkingsstudies uigevoerd bij klinische of forensische steekproeven, nagenoeg steeds gebaseerd zijn op kleinschaligere steekproeven van studenten die een relatiebreuk meemaakten. Een Belgische studie die tegemoet komt aan dit probleem, door te werken met een (meer ecologisch valide) steekproef van niet-studenten, bevroeg 194 volwassen ex-partners in Vlaanderen. Hieruit bleek dat het stellen van OIG geen zeldzaamheid is en dat 65% van de deelnemers ooit, minstens één keer OIG stelde naar de ex-partner toe. Gemiddeld stelden de deelnemers uit deze steekproef één OIG (SD = 3.32) en slechts een beperkt deel van de steekproef stelde meermaals OIG (e.g., niet meer dan 9% van de deelnemers stelde meer dan zes OIG en) (De Smet, Buysse & Brondeel, 2011). Deze studie peilde echter niet specifiek naar OIG gesteld na de scheiding. De cijfers zijn dus gebaseerd op het aantal gestelde OIG en van deelnemers zowel tijdens de relatie als na de relatiebreuk. Een recente studie van De Smet, Uzieblo, Loeys, Buysse, en Onraedt (2013) onderzocht daarentegen uitsluitend OIG na de relatiebreuk en vond dat ongeveer 63 % van de deelnemers minstens één OIG stelde en dat de deelnemers in deze steekproef gemiddeld zes OIG en stelden (M = 5.7, SD = 7.61). Soorten OIG OIG behelst een breed spectrum van gedragingen die men op een continuüm kan plaatsen. De milde vormen van dergelijk gedrag vindt men terug op het begin van dit continuüm en de meer extreme vormen van OIG op het einde van dit continuüm (e.g., Cupach & Spitzberg, 2004; Nicastro, Cousins, & Spitzberg, 2000). Op basis van de verschillende types ongewenst, intrusieve en stalkingsgedragingen vermeld in de literatuur ontwikkelden Cupach en Spitzberg (2004; Spitzberg & Cupach, 2007) een typologie bestaande uit acht clusters of acht types van gedragingen. De eerste cluster hyperintimiteit verwijst naar overdreven vormen van hofmakend gedrag (e.g., 20 keer per dag bellen naar het slachtoffer). De tweede cluster, indirect contact, bestaat uit allerlei vormen van ongewenste communicatie naar het slachtoffer toe aan de hand van elektronische middelen (e.g., s sturen, brieven schrijven). Interactioneel contact 5

9 vormt de derde cluster en omvat een waaier aan gedragingen die gericht zijn op faceto-face contact. Het kan hier zowel gaan om direct contact (e.g., het slachtoffer fysiek benaderen) als om indirect contact (e.g., omgaan met de vrienden van het slachtoffer om in contact te kunnen komen met het slachtoffer). In de gaten houden vormt de vierde cluster en wordt gekenmerkt door wat stereotiep als stalking wordt beschouwd. Deze cluster bestaat vooral uit gedragingen die men stelt om informatie over het slachtoffer te verkrijgen, zonder dat het slachtoffer daar van weet (e.g., het slachtoffer achtervolgen). De vijfde cluster, invasie, verwijst naar persoonlijk en wettelijk grensoverschrijdend gedrag. Een voorbeeld hiervan is het stelen van persoonlijke dingen of inbreken in het huis van het slachtoffer. Een zesde cluster wordt door Cupach en Spitzberg (2004) benoemd als intimidatie en houdt een variëteit aan non-verbale en verbale agressieve gedragingen in die worden gesteld om het slachtoffer lastig te vallen, te irriteren of zenuwachtig te maken. Het achterlaten van vreemde en beangstigende cadeaus of het uiten van beledigingen tegenover het slachtoffer zijn hier voorbeelden van. Bedreigingen uiten wordt door de auteurs beschouwd als zevende cluster en omvat zowel verbale als fysieke bedreigingen (e.g., ermee dreigen zichzelf iets aan te doen). Tot slot bestaat ook nog de cluster fysieke agressie en geweld die verwijst naar fysiek agressief en gewelddadig gedrag (e.g., Het slachtoffer fysiek pijn doen). Deze cluster omvat de meer extreme vormen van OIG die zich op het einde van het continuüm bevinden. Een studie van De Smet et al. (2011) geeft aan dat milde vormen van OIG frequenter voorkomen dan de meer extreme varianten. Zo vonden zij dat de gedraging Ongewenste telefoongesprekken in grotere mate gesteld werd, dan Fysiek schade toebrengen. Deze bevindingen lopen in lijn met de studies van De Smet et al. (2013) en Wisternoff (2008), en bevestigen dat de milde vormen van OIG frequenter voorkomen dan de ernstige vormen van OIG. In de studie van De Smet et al. (2013) kwamen de gedragingen Overdreven uitingen van affectie, De ex-partner en zijn/haar gedrag in de gaten houden, en Ongewenste affectueuze berichten achterlaten het meest voor en werden de gedragingen Bedreigende voorwerpen opsturen of achterlaten, De expartner ontvoeren of fysiek gevangen houden en Het leven van de ex-partner fysiek in gevaar brengen niet geobserveerd. Wisternoff (2008) rapporteerde de hoogste frequentie voor de gedragingen Een of sms naar het slachtoffer sturen gewoon om hallo te zeggen, Het slachtoffer opbellen om te zeggen hoe graag hij/zij het 6

10 slachtoffer zag en om de breuk ongedaan te maken, en Met de vrienden en collega s van het slachtoffer praten/contact zoeken. Tenslotte kwamen in de steekproef van Wisternoff (2008) de gedragingen Anderen waar de ex-partner om geeft bedreigen, Inbreuk maken op de eigendom van de ex-partner en De ex-partner fysiek pijn doen het minst frequent voor. OIG en Scheiding Onderzoek geeft aan dat het leeuwendeel van de stalkers reeds voor de aanvang van het stalkingsgedrag een relatie met het slachtoffer had (Cupach & Spitzberg, 2004; Douglas & Dutton, 2001; Nicastro et al., 2000; Spitzberg & Cupach, 2007). Hierbij kan het zowel om een vriendschappelijke als om een liefdesrelatie gaan. In de meeste gevallen blijkt het echter om een romantische relatie te gaan. De meta-analyse van Spitzberg en Cupach (2007) geeft aan dat in bijna 80% van de gevallen de stalker een bekende was voor het slachtoffer, en dat maar liefst 49% van de stalkingsgevallen zich voordeed na afloop van een romantische relatie. Ook Stieger et al. (2008) toonden cijfers in dezelfde trend. In 70% van de gevallen was de dader een bekende voor het slachtoffer en bij 40% van de slachtoffers was de dader een ex-intieme partner. Daarnaast wijst onderzoek naar de motivatie van de dader tevens op een verband tussen scheiding en het voorkomen van OIG. Bij maar liefst 30% van de plegers zou het stalkingsgedrag voortkomen uit de motivatie om de beëindigde romantische relatie te hervatten (Dressing, Kuehner, & Gass 2005). Alsook Hall (1997) vond dergelijke resultaten. In zijn onderzoek gaf 58% van de daders aan dat hun motivatie voor het gedrag bestond uit het niet kunnen accepteren van de afloop van de romantische relatie. Tenslotte toonden ook de bevindingen van Sheridan, Gillet, en Davies (2002) dat de motivatie van 47.2% van de daders voortvloeide uit het niet kunnen loslaten van hun expartner na de breuk. OIG en Geslachtsverschillen Geslachtsverschillen binnen OIG worden teruggevonden op verschillende gebieden. Een eerste geslachtsverschil wordt teruggevonden wanneer men de soorten OIG beschouwt. Een studie van Meloy, Mohandie, en Green (2011) gaf aan dat vrouwelijke daders minder nabijheidsgericht contact zochten met hun slachtoffer dan de mannelijke daders (e.g., vrouwelijke daders stuurden meer brieven, faxen en cadeautjes en braken minder in dan mannelijke daders). Daarnaast waren vrouwen goedaardiger in 7

11 hun communicatie (e.g., vrouwelijke daders waren minder beledigend naar het slachtoffer toe dan mannelijke daders), en bleken mannelijke deelnemers hun slachtoffer meer te bedreigen en een grotere mate van geweld te uitten ten opzichte van het slachtoffer, dan de vrouwelijke deelnemers. Hoewel deze studie verscheidene geslachtsverschillen aangeeft gaat deze studie niet expliciet over stalking gepleegd door ex-partners. De studie van Dutton en Winstead (2006) daarentegen onderzocht geslachtsverschillen in OIG na een relatiebreuk. Zij vonden dat vrouwelijke daders in grotere mate hun slachtoffer in de gaten hielden en hun slachtoffer vaker fysiek kwetsten dan mannelijke daders. De studie van Williams en Frieze (2005) toont gelijkaardige bevindingen. Deze onderzoekers vonden met name dat vrouwen hun slachtoffer meer in de gaten hielden en meer mild agressief gedrag stelden na de relatiebreuk dan de mannelijke deelnemers. Williams en Frieze (2005) vonden echter geen geslachtsverschillen in het stellen van intimiderend gedrag na de relatiebreuk Een tweede geslachtsverschil duikt op in de algemene prevalentie van stalking en OIG. Verscheidene studies geven aan dat vrouwen vaker het slachtoffer zijn van stalking dan mannen en dat mannen vaker plegers zijn van stalking dan vrouwen (e.g., Davis, Swan, & Gambone, 2012; Dressing et al., 2005; Lyndon et al., 2012; Spitzberg & Cupach, 2007). In de meta-analyse van Spitzberg en Cupach (2007) rapporteerde, bijvoorbeeld, 8% tot 32% van de vrouwen slachtoffer geweest te zijn van stalking, terwijl dit cijfer beduidend lager lag bij mannen (2% tot 13%). Deze geslachtsverschillen blijken minder uitgesproken te zijn wanneer men OIG onderzoekt (Lyndon et al., 2012). In dergelijke studies blijken vrouwen in dezelfde mate OIG te stellen en te ervaren als mannen (e.g., De Smet et al, 2013; Dutton & Winstead, 2006; Wisternoff, 2008). In de studie van De Smet et al. (2011) werd dan weer gevonden dat gescheiden vrouwen meer OIG stelden dan gescheiden mannen. Op gebied van prevalentie wordt dus voornamelijk een consistente geslachtsverdeling teruggevonden wanneer men stalking onderzoekt, terwijl dit geslachtsverschil afwezig is of minder consistent optreedt bij onderzoek naar OIG. Een mogelijke verklaring voor de bovenvermelde geslachtsverschillen in stalkingsstudies is de perceptie van het slachtoffer of hoe het slachtoffer het stalkingsgedrag ervaart. Vrouwen vertonen immers significant meer gevoelens van angst en bedreiging bij stalkingsgedrag dan mannen (Cupach & Spitzberg, 2004). Bij 8

12 aanbieding van hypothetische scenario s identificeerden vrouwen sneller stalkinggelijkende gedragingen als stalking, beschouwden ze het OIG sneller als bedreigend, maakten ze meer kans om negatieve gevoelens te ervaren, en maakten ze zich meer zorgen bij dergelijke scenario s dan mannen (Dennison &Thomson, 2002). Een tweede theorie die de geslachtsverschillen in stalking en OIG tracht te verklaren is die van de coercieve controle, waarbij mannen een dominantere positie en de rol van seksuele agressor krijgen toegeschreven als functie van een bredere sociale context (Dunn, 1999). Toegepast op OIG impliceert dit dat mannen een vrouw dienen te veroveren, ook al wijst de vrouw hem ettelijke malen af. Hoewel dergelijk gedrag als doel heeft de andere persoon te domineren, wordt dit als romantisch beschouwd door de huidige maatschappij. Onderzoeksbevindingen die hierbij aansluiten vind men terug in het onderzoek van Sinclair en Frieze (2005), waar gendereffecten voornamelijk opdoken wanneer mannen over hun achtervolgingsrol en vrouwen over hun rol als afwijzer rapporteerden. Hoewel de afgewezene over beide geslachten heen de tendens vertoonde om de negatieve reacties van het slachtoffer te onderschatten of te minimaliseren en de positieve reacties of signalen van acceptatie te overschatten, bleek dit effect groter te zijn wanneer het ging om een mannelijke achtervolger. Mannen geloofden bovendien dat de vrouwelijke slachtoffers meer geflatteerd waren door de ongewenste aandacht die ze kregen dan de eigenlijke slachtoffers aangaven. Daarnaast vonden Sinclair & Frieze (2005) een algemene tendens bij de afwijzers om, bij een retrospectieve rapportage, hun interesse in de achtervolger te minimaliseren en het expliciet afwijzen uit te vergroten. Daarenboven bleek dit effect sterker te zijn als het ging om vrouwelijke afwijzers. Een derde mogelijke verklaring is terug te vinden in de bevindingen van Davis et al. (2012) en Sheridan, Gillett, Davies, Blaauw, en Patel (2003) die aantoonden dat ook de heersende culturele norm een invloed heeft op de perceptie van gevaar bij stalking. Zo werden lichamelijke kwetsuren als meer waarschijnlijk gezien indien het ging om een mannelijke stalker, werd een politie-interventie sneller als noodzakelijk beschouwd indien de dader een man was, werden mannelijke slachtoffers sneller verantwoordelijk geacht voor het aanmoedigen van het OIG van de stalker dan vrouwelijke slachtoffers, en veronderstelde men dat mannen over een grotere capaciteit beschikten om de situatie gepast af te handelen dan vrouwen. Daarnaast toont 9

13 onderzoek (Davis et al., 2012; Thompson, Dennison, & Stewart, 2012) aan dat OIG gesteld door vrouwen als minder bedreigend wordt ervaren. De overtuiging dat vrouwen zwakker zijn dan mannen, en dat geweld uitgevoerd door een man naar een vrouw toe onaanvaardbaar en schadelijk is spelen hierbij een grote rol (Thompson et al., 2012). Tenslotte biedt ook de samenstelling van de steekproef een mogelijke verklaring voor het al dan terugvinden van geslachtsverschillen. Onderzoeken naar stalking blijken immers voornamelijk gebruik te maken van forensische en klinische steekproeven, terwijl OIG onderzocht wordt aan de hand van algemene steekproeven en studentensteekproeven (Lyndon et al., 2012). Scheidings- en Relatiekenmerken als Risicofactoren voor OIG In deze scriptie wordt er gekeken naar twee types risicofactoren die in de literatuur relevant blijken om het optreden van OIG bij ex-partners te verklaren. Enerzijds gaat het hierbij om kenmerken van de partnerrelatie toen deze nog intact was, anderzijds komen in deze scriptie ook eigenschappen of kenmerken van de relatiebreuk op zich aan bod. De relatiekenmerken die hier worden onderzocht zijn relatietevredenheid, investeringen, relatiealternatieven, relationeel conflict, en hechtingsstijl in de ex-partnerrelatie. Daarnaast werden gegevens omtrent wie de scheiding het meest wou, de aan- of afwezigheid van een nieuwe partner na de scheiding, en de emotionele beleving van de scheiding opgenomen als scheidingskenmerken in het huidige onderzoek. Initiator van de scheiding. De initiator van de scheiding is de persoon die de scheiding het meest wou. Het kan hier gaan om één van beide partijen of er kan sprake zijn van een mutuele breuk, waarbij de partners de scheiding allebei evenveel wouden. Hoewel Tashiro en Frazier (2003) geen evidentie vonden voor een effect van initiator, zijn de meeste studies het er toch over eens dat het niet initiëren van de breuk gevolgen heeft voor het individueel functioneren na de scheiding. Personen die de scheiding niet wouden rapporteerden na de relatiebreuk meer emotionele ontreddering (Attridge, Berscheid, & Simpson, 1995; Sprecher, Felmee, Metts, Fehr, & Vanni, 1998), pasten zich moeilijker aan de breuk aan, ervoeren de breuk als meer stresserend, ervoeren een verminderd gevoel van controle over de scheiding (Frazier & Cook, 1993), en rapporteerden een grotere mate van fysieke en emotionele stress (Davis, Shaver, & Vernon, 2003). Daarnaast bleek dat personen die de breuk niet zelf initieerden een 10

14 slechtere mentale gezondheid hadden dan personen die de breuk wel zelf initieerden of mutueel initieerden. Vrouwen die de breuk niet initieerden rapporteerden daarenboven tevens een minder goede algemene gezondheid te hebben (Hewitt & Turell, 2011). Of het al dan niet initiëren van de breuk eveneens in relatie staat met het stellen van OIG na scheiding werd onderzocht in de studie van De Smet et al. (2011). Uit hun onderzoeksresultaten bleek dat wanneer de ex-partner de breuk het meeste wou men een grotere mate van OIG stelde dan wanneer men zelf de breuk had geïnitieerd. Dit is in lijn met de bevindingen van Davis et al. (2000) en Wisternoff (2008) die ook aantoonden dat deelnemers meer OIG en stelden wanneer de ex-partner de breuk het meeste wou. Nieuwe partner na de scheiding. Hoewel er weinig onderzoek is naar het directe verband tussen het al dan niet hebben van een nieuwe partner en het stellen van OIG, werd het al dan niet hebben van een nieuwe partner wel onderzocht in relatie tot de mate van aanpassing aan de scheiding (Buysse, 2011) en in relatie tot de mate van levenssatisfactie en psychologische stress na de relatiebreuk (Rhoades, Atkins, Kamp Dush, Stanley & Markman, 2011). Zo vonden Rhoades et al. (2011) geen verband tussen het hebben van een nieuwe partner en de mate van psychologische stress na de relatiebreuk, maar wel een associatie tussen het hebben van een nieuwe partner en een verminderde daling in levenstevredenheid. Daarnaast geeft een recente studie van Buysse (2011) aan dat mensen die zich beter kunnen aanpassen aan de scheiding zowel vlak na als twee jaar na de scheiding significant vaker een nieuwe partner hebben dan mensen die zich moeizamer aanpassen aan de breuk. Aangezien het hebben van een nieuwe partner samenhangt met een betere verwerking van de scheiding, en een betere verwerking van de scheiding samenhangt met minder OIG (e.g., Dennison & Stewart, 2006; De Smet & Buysse, 2011), kan er een verband verwacht worden tussen het hebben van een nieuwe partner en de mate waarin OIG gesteld wordt na scheiding. In een Vlaamse studie van De Smet et al. (2011) waar men het directe verband tussen het hebben van een nieuwe partner en het stellen van OIG onderzocht, hing het al dan niet hebben van een nieuwe partner niet significant samen met OIG. Het is dan ook zinvol om de rol van het al dan niet hebben van een nieuwe partner in de context van OIG na een scheiding verder te onderzoeken. 11

15 Emotionele beleving van de scheiding. Het is niet onwaarschijnlijk dat de emotionele beleving van de scheiding een rol speelt in de mate waarin OIG gesteld wordt. Zo vonden Park, Sanchez, en Brynildsen (2011) evidentie voor het verband tussen emotionele ontreddering door de breuk en het stellen van OIG: mensen met een verhoogde emotionele ontreddering na de breuk vertoonden een verhoogde kans om OIG te stellen. Ook Dutton en Winstead (2006) onderzochten het verband tussen de emotionele beleving van de scheiding en het stellen van OIG, waarbij ze gebruik maakten van een factoranalyse. Deze factoranalyse met items die het OIG maten resulteerde in twee factoren; agressie en achtervolging. Hogere scores op agressie en achtervolging werden voorspeld door een moeilijkere emotionele verwerking van de breuk. In deze studie werd niet enkel gekeken naar de emoties kwaadheid en jaloezie, die meest relevant worden geacht in de context van OIG, maar ook naar andere negatieve emoties ten tijde van de relatiebreuk, met name verdriet, eenzaamheid, gekwetstheid, en depressie. Hoewel jaloezie en kwaadheid het beste de factor achtervolging voorspelden, was het aandeel voor het voorspellen van agressie even groot voor jaloezie en kwaadheid als voor de andere negatieve emoties. De auteurs argumenteerden dan ook dat het belangrijk is om rekening te houden met een breed scala aan negatieve emoties (Dutton & Winstead, 2006). Een studie naar de relatie tussen emoties en het stellen van OIG (Dennison & Stewart 2006) hield rekening met dit argument en bevroeg 14 gevoelens bij 222 studenten. Uit hun analyses bleek dat negatieve emoties, ruminatie, kwaadheid, en positieve emoties tesamen 56% van de variantie in het stellen van OIG verklaarden. Zo vonden de onderzoekers bijvoorbeeld dat het stellen van OIG waarbij men dreigde zichzelf iets aan te doen samenhing met gevoelens van schuld en negatieve emoties, en dat OIG en waarbij men anderen (e.g., de ex-partner, familie of vrienden van de ex-partner) fysiek kwetste gerelateerd waren aan kwaadheid en negatieve gevoelens (Dennison & Stewart, 2006). Investment model componenten. Waarom relaties blijven bestaan of eindigen werd reeds meermaals onderzocht. De meeste onderzoeken legden daarbij vooral de focus op de rol van positief affect, namelijk relatietevredenheid en liefde (e.g., Hendrick, Hendrick, & Adler, 1988). Het investment model (Rusbult, 1983) daarentegen neemt ook de factor betrokkenheid in rekening en gaat terug op de interdependence theory van Kelley en Thibaut (1978). De interdependence theory stelt dat een hogere 12

16 relatietevredenheid en een lagere kwaliteit van alternatieven tot meer afhankelijkheid in relaties leidt. Men is meer tevreden over de relatie wanneer deze relatie resulteert in hoge beloningen, lage kosten, en wanneer de algemene verwachtingen of het vergelijkingsniveau worden overtroffen. Het vergelijkingsniveau is een standaard gebaseerd op de verwachtingen en vroegere relationele ervaringen, waarmee men de huidige relatie vergelijkt (Rusbult, 1979). Kwaliteit van alternatieven verwijst naar het beschikken over relatiealternatieven. Wanneer men het gevoel heeft over weinig of minder kwalitatieve alternatieven voor de partnerrelatie (e.g., mogelijke alternatieve partners) te beschikken, zal de afhankelijkheid van de relatie stijgen. Figuur 1. Het Investment Model (Rusbult, Martz, & Agnew, 1998) Figuur 1 geeft het investment model grafisch weer. Dit model bevat naast de concepten uit de interdependence theory ook nog de concepten investeringen en betrokkenheid, die werden toegevoegd door Rusbult (1983). Rusbult (1983) stelt namelijk dat de afhankelijkheid van een relatie eveneens verhoogt indien men veel in de relatie heeft geïnvesteerd. Een investering kan zowel extrinsiek als intrinsiek zijn. Een intrinsieke investering is datgene wat men direct in de relatie investeert (e.g., Tijd en zelfopenbaringen), extrinsieke investeringen zijn daarentegen op indirecte wijze 13

17 verbonden aan de relatie (e.g., Gedeelde herinneringen of gemeenschappelijke vrienden). De tweede toegevoegde component betrokkenheid vloeit voort uit de eerder vermelde component afhankelijkheid, die bepaald wordt door de tevredenheid, de kwaliteit van de alternatieven, en de investering. Een grotere afhankelijkheid van de relatie zal leiden tot een verhoogde betrokkenheid in de relatie. Betrokkenheid kan zowel een gedragsmatige intentie als een vorm van psychologische hechting zijn (Johnson, 1973; Rosenblatt, 1977). Vanuit de visie van het investment model zouden deze twee aspecten moeten covariëren. Als men rapporteert de intentie te hebben om de relatie te behouden zou men logischerwijs ook meer betrokkenheid moeten rapporteren (Rusbult, 1983). De componenten van het investment model hangen zowel samen met het welzijn van de deelnemer na de relatiebreuk als met het stellen van OIG. Zo wijst onderzoek (Davis et al., 2003; Attridge et al., 1995; Sprecher et al., 1998; Frazier & Cook, 1993) uit dat een verhoogde mate van betrokkenheid samenging met een hogere mate van ontreddering na de breuk. Daarenboven gaf onderzoek tevens aan dat een hoge mate van investering (Attridge et al., 1995), een gebrek aan kwalitatief goede alternatieven (Attridge et al., 1995), en een hoge mate van relatietevredenheid voor de breuk (Frazier & Cook, 1993) samengingen met een grote mate van emotionele ontreddering na de breuk. Daarnaast is er ook evidentie voor een verband tussen de componenten van het investment model en OIG. Zo toonden bevindingen uit een onderzoek van Dutton en Winstead (2006) aan dat het hebben van alternatieven voor de relatie negatief gecorreleerd was met het stellen van OIG. Een multiple regressie analyse wees echter uit dat deze component geen significante voorspeller was voor OIG. Ook de component relatietevredenheid bleek geen samenhang te vertonen met het stellen van OIG. Davis et al. (2003) vonden dan weer dat emotionele betrokkenheid samenhing met twee nabijheidszoekende protestreacties (i.e., willen/proberen nabijheid zoeken en seksuele opwinding), twee vijandige reacties (i.e., indicaties van woede/vijandigheid/wraak en fysiek kwetsen), en met een grote mate van preoccupatie met de ex-partner en interferentie van de huidige activiteiten (e.g., school en werk.). Alsook Wisternoff (2008) vond een verband tussen één van de componenten van het investment model, namelijk investeringen, en OIG. Tenslotte vonden De Smet et al. (2012) dat de effecten 14

18 van de componenten van het investment model werden gemodereerd door de initiatorstatus. Zo leidde een hoge mate van investering en een hoge mate van relatietevredenheid bij personen waarbij de ex-partner de breukinitiator was tot het stellen van meer OIG en. Conflict in de ex-partnerrelatie. De rol van relationeel conflict in de context van OIG is bij ons weten tot op heden nog niet onderzocht. Eén studie van De Smet et al. (2012) vormt hierop een uitzondering. Volgens dit onderzoek gaat een hogere rapportage van conflict in de relatie voor de breuk samen met een hogere mate van OIG bij scheiding. Dit resultaat lijkt aan te geven dat conflictueuze koppels het moeilijker hebben om elkaar los te laten wat kan resulteren in het stellen van OIG. Er bestaat ook indirecte evidentie die aangeeft dat hoogconflict relaties een risico inhouden op meer OIG na de scheiding. Deze evidentie wordt teruggevonden in studies naar de relatie tussen huiselijk geweld en het voorkomen van stalking en OIG bij scheiding. Zo geeft een studie van Coleman (1997) aan dat fysiek, psychologisch, verbaal of seksueel misbruik voor de breuk samenhangt met het stellen van OIG en stalking na de breuk. Daarnaast geven bevindingen uit de studie van Williams en Frieze (2005) aan dat mild gewelddadig, ongewenst gedrag tijdens de relatie niet stopt wanneer de relatie beëindigd wordt, maar dat dergelijk gedrag verder gezet wordt na de breuk. In diezelfde studie vonden Williams en Frieze (2005) ook dat mild relatiegeweld positief was gecorreleerd aan het in de gaten houden van de (ex-)partner, mild agressief OIG en het stellen van intimiderend OIG bij een relatiebreuk. Norris, Huss & Palarea (2011) vonden een statistisch significante correlatie tussen psychologisch geweld (zowel gemeten bij partner- als algemeen geweld) en zeven van de acht subschalen die peilden naar OIG, en een verband tussen seksuele agressie en de mate waarin men stalkingsgedrag stelde. Hoewel de resultaten van hun studie lijken aan te geven dat ernstigere vormen van OIG mogelijks gecorreleerd zouden zijn aan fysieke agressie (zowel partner- als algemeen geweld), bleek het verband niet statisch significant te zijn (Norris et al., 2011). Andere onderzoeken (e.g., Logan & Walker, 2010; Wigman, Graham-Kevan, & Archer, 2008) tonen dan weer dat OIG wel een statistisch significant positief verband vertoont met fysiek en seksueel geweld tijdens de relatie (Logan & Walker, 2010), en fysieke agressie tijdens de relatie (Wigman et al., 2008). Tenslotte rapporteerden slachtoffers van fysiek en/of psychologisch misbruik tijdens de relatie in 15

19 de studie van Logan et al. (2000) meer OIG vanwege de ex-partner, dan deelnemers die niet fysiek/en of psychologisch misbruikt werden tijdens de relatie. Hechtingsstijl in de ex-partnerrelatie. Naast de eerder beschreven factoren wordt ook het soort hechtingsstijl van de pleger in de literatuur naar voren geschoven als mogelijke verklaring voor het voorkomen van OIG. Meloy (1992) was een van de eerste die stalking in termen van hechting formuleerde en sprak over stalking als een extreme stoornis in de hechting. De grondlegger van de hechtingstheorie, Bowbly (1969; 1973; 1980; 1988) beschreef twee vormen van hechting bij kinderen ten opzichte van hun verzorger, namelijk veilige en onveilige hechting. Op basis van de responsen die de verzorger stelt als antwoord op de noden van het kind, ontwikkelt het kind een intern werkmodel. Dit model bevat zowel positieve als negatieve ideeën en overtuigingen over zichzelf en anderen. Wanneer de verzorgers responsief en sensitief reageren op de noden van het kind ontstaat er een veilige basis, ook wel secure base genoemd, waar de kinderen naar terug kunnen keren in tijden van stress. Een dergelijke veilige hechting creëert een gevoel van vertrouwen, geborgenheid, en het gevoel de liefde van anderen waard te zijn. Dit alles draagt bij tot het gepast om kunnen gaan met relaties in de adolescentie en volwassenheid (Bowlby, 1977). In 1987 werd hechting voor de eerste maal in het kader van volwassen romantische relaties bekeken door Hazan & Shaver (1987). Voortbouwend op het werk van Bowlby (1969; 1973; 1980; 1988), Ainsworth, Blehar, Waters, en Wall (1987), en Hazan & Shaver (1987), verwerkte Bartholomew het intern werkmodel in een tweedimensioneel model omtrent hechting op volwassen leeftijd (1990; Bartholomew & Horrowitz, 1991; Griffin & Bartholomew, 1994). Figuur 2 geeft dit tweedimensioneel hechtingsmodel grafisch weer. Aan de hand van dit model verkrijgt men vier verschillende hechtingsstijlen die zich allen kenmerken door een verschillende houding naar zichzelf en de ander toe. Personen met een veilige hechtingsstijl hebben een positief beeld van zichzelf en de ander. Zij kenmerken zich door een zekere mate van zelfvertrouwen, het vermogen om een probleem op constructieve wijze aan te pakken, en het vinden van een goede balans tussen intimiteit en zelfstandigheid op gebied van intieme relaties. Een veilig gehecht persoon weet zich, omwille van de eerdere veilige hechtingservaringen in de kindertijd, op een gepaste manier te handhaven in een relatie (Henderson, Bartholomew, Trinke & Kwong, 2005). Een angstig gehecht persoon heeft zowel van zichzelf als van de ander 16

20 een negatief mentaal model. Dit leidt tot een laag zelfvertrouwen en een grote afhankelijkheid van anderen. Desondanks hebben ze moeite om op adequate wijze om te gaan met intieme relaties, omwille van de angst om afgewezen te worden. Deze angst conflicteert echter met hun nood aan sociaal contact, bevestiging, en aanvaarding waardoor ze heen en weer slingeren tussen toenadering- en vermijdingsgedrag (Henderson et al., 2005). Gepreoccupeerd gehechte volwassenen hebben een negatief zelfbeeld en een positief beeld over de ander. Deze mensen hebben een lage zelfwaarde, zijn in extreme mate afhankelijk van anderen en hebben een grote nood aan Figuur 2. Bartholomews Tweedimensioneel Hechtingsmodel (Henderson, Bartholomew, Trinke, & Kwong, 2005) goedkeuring van de ander in een relatie. Dit leidt tot een veeleisende en verstikkende manier van omgaan met elkaar in relaties (Henderson et al., 2005). Het tegenovergestelde gedragspatroon wordt teruggevonden bij vermijdend gehechte volwassenen. Omwille van hun negatief intern model van de ander en een positief zelfmodel vertrouwen deze mensen enkel op zichzelf. Ze zijn erg afstandelijk in relaties, 17

21 hebben veel zelfvertrouwen, en minimaliseren het belang van intieme relaties (Henderson et al., 2005). De angstige, vermijdende en gepreoccupeerde hechtingsstijl kan men allen onder de noemer van onveilige hechting plaatsen. Brennan, Clark, en Shaver (1998) gebruikten in plaats van een categoriale een meer dimensionele invalshoek om hechting te beschrijven. Op basis van factoranalyse verkregen de onderzoekers twee dimensies, namelijk angst en vermijding. Een hoge score op de vermijdingsdimensie vertaalt zich in een gevoel van ongemak bij intimiteit, wat resulteert in het vermijden van relationele nabijheid. Deze dimensie maakt een onderscheid tussen enerzijds de angstig en vermijdend gehechte types, en anderzijds de veilig en gepreoccupeerd gehechte types uit het model van Bartholomew. Indien men hoog scoort op de angstdimensie, dan vreest men verlaten te worden door de partner of een gewenste intieme relatie te verliezen. Angstig en gepreoccupeerd gehechte personen vertonen hoge scores op deze dimensie, terwijl de veilig en vermijdend gehechte personen zich kenmerken door lage scores op de angstdimensie. Het huidige onderzoek maakt gebruik van deze dimensionele benadering, waarbij de deelnemers een score krijgen op beide dimensies. Een lage score op beide dimensies wijst op een veilige hechting, een hoge score op beide dimensies of op één van beide dimensies wordt geïnterpreteerd als een onveilige hechting. Het idee dat een verstoorde hechting in de kindertijd kan leiden tot stalkingsgedrag in de volwassenheid, vindt steun in verscheidene studies. Stalkers blijken meer misbruikt te zijn door hun ouders en een verandering of een verlies van de primaire hechtingsfiguur meegemaakt te hebben (Kienlen, Birmingham, Solberg, O Regan, & Meloy 1997; MacKanzie, Mullen, Ogloff, McEwan, & James, 2008). Hoewel het verband tussen hechting en stalking reeds meerdere malen onderzocht werd, hebben de studies te kampen met een aantal moeilijkheden. Omdat de groep stalkers als een redelijk homogene groep wordt behandeld, zijn de resultaten omtrent dit verband niet eenvoudig en eenduidig te interpreteren (MacKanzie et al., 2008). De studie van MacKenzie et al. (2008), naar hechting in romantische relaties, komt aan dit probleem tegemoet door een classificatie op basis van de motivatie van de stalker te gebruiken. De typologie, ontwikkeld door Mullen et al. (1999) verdeelt stalkers in vijf categorieën waaronder de afgewezene, het type stalker dat stalkingsgedrag stelt na een relatiebreuk en dus relevant is voor deze scriptie. De resultaten van de studie geven aan 18

22 dat afgewezen stalkers rapporteerden minder betrokken, minder zorgende, en meer emotioneel verwerpende ouders te hebben. Tevens bleek in deze steekproef de angstige hechtingsstijl één van de meest gerapporteerde hechtingsstijlen te zijn voor elk van de vijf groepen, behalve bij de intimiteitszoekende stalker (MacKenzie, et al. 2008). Onderzoek toont aan dat de volwassen hechtingstijl in de verbroken relatie zowel samenhangt met het welzijn na de breuk als met het stellen van OIG. Zo vertoonden mensen met een groot verlangen om de ex-partner als belangrijke hechtingsfiguur te gebruiken een verminderde emotionele aanpassing na de breuk, vergeleken met deelnemers die dit verlangen in mindere mate rapporteerden. Daarenboven rapporteren veilig gehechte personen geen emotionele ontreddering (Feeney & Noller, 1992) en angstig gehechte personen een grote mate van emotionele ontreddering en ontzetting na de breuk (Birnbaum, Orr, Mikulincer, & Florian, 1997; Feeney & Noller, 1992; Sprecher et al., 1998). Tenslotte wezen verscheidene studies (e.g., Davis et al., 2000; Wigman et al., 2008; Wisternoff, 2008) reeds op het bestaan van een verband tussen de angstige hechtingsdimensie en het stellen van (meer) OIG. Zo toonde de studie van Davis et al. (2000) aan dat een verhoogde score op de angstdimensie samenhing met uitingen van liefde en stalking. Ook de resultaten van De Smet et al. (2013) toonden aan dat een angstige hechtingstijl in de verbroken relatie als risicofactor fungeerde voor het stellen van OIG. Tenslotte gaven de resultaten uit de studies van Dutton & Winstead (2006) en van Davis et al. (2000) aan dat de vermijdende hechtingstijl geen significante associatie vertoonde met OIG. De Rol van Geslacht in de Risicofactoren voor OIG Tot op heden is er weinig onderzoek uitgevoerd omtrent de mogelijke rol die geslacht speelt in de risicofactoren voor OIG. Een recente studie van De Smet et al. (2013) vormt hier een uitzondering op. Zij vonden dat geslacht het effect van ruminatie op OIG modereerde, waarbij het effect van ruminatie op OIG groter was voor vrouwen dan voor mannen. De onderzoekers vonden echter geen modererende effecten vanwege geslacht voor de risicofactoren die in de huidige scriptie werden opgenomen. 19

23 Huidig onderzoek Op basis van de reeds besproken onderzoeksbevindingen kan men besluiten dat OIG vaak voorkomt bij ex-partners. De huidige scriptie heeft als doel het voorkomen van dit gedrag bij gescheiden partnes te beschrijven en te verklaren. Bij het beschrijvende luik wordt er nagegaan of we de geslachtsverschillen die reeds werden gevonden in andere onderzoeken, ook in het huidig onderzoek terugvinden. Het gaat hier dan om man-vrouw verschillen in de prevalentie en het soort OIG dat men stelt. In het verklarende luik onderzoeken we of de bovenstaande risicofactoren het stellen van OIG na de breuk kunnen verklaren. In deze studie werden als risicofactoren zowel scheidings- als partnerrelatiekenmerken opgenomen. Onderzoek wees immers uit dat niet enkel kenmerken van de scheiding, maar ook kenmerken van de verbroken relatie een invloed kunnen hebben op het stellen van OIG. Omdat de focus van de huidige studie ligt op eventuele geslachtsverschillen in OIG, gaan we tenslotte ook expliciet na of er sprake is van een modererend effect vanwege de factor geslacht. Onderzoeksvraag 1: Vinden we geslachtsverschillen terug in de afhankelijke variabele? Zien we relevante man-vrouw verschillen in de prevalentie van OIG en de soorten OIG die er gesteld worden? Met betrekking tot prevalentie verwachten we, op basis van de beschikbare literatuur die man-vrouw verschillen aangeeft in de context van OIG en stalking, geslachtsverschillen te vinden in de huidige studie (hypothese 1a). Tevens verwachten we in deze studie man-vrouw verschillen terug te vinden in het soort van OIG dat men stelt (hypothese 1b), daar de literatuur toont dat ook op dit gebied vrouwen en mannen van elkaar verschillen. Onderzoeksvraag 2: Hebben scheidings- en partnerrelatiekenmerken een invloed op de mate waarin OIG wordt gesteld? Welke kenmerken kan men beschouwen als risicofactoren? Rekening houdend met de bovenvermelde onderzoeksbevindingen kunnen we stellen dat de mate waarin OIG gesteld wordt, verhoogt wanneer men niet de initiator van de scheiding is (hypothese 2a), men geen nieuwe partner heeft (hypothese 2b), men de scheiding emotioneel moeilijker verwerkt (hypothese 2c), men meer tevreden was met de relatie voor de breuk (hypothese 2d), men over minder kwalitatieve relatiealternatieven beschikt (hypothese 2e), men meer investeerde in de relatie voor de 20

24 breuk (hypothese 2f), wanneer de relatie voor de scheiding gekenmerkt werd door een verhoogde mate van conflict (hypothese 2g), en er sprake was van een angstige volwassen hechtingsstijl in de verbroken relatie (hypothese 2h). Onderzoeksvraag 3: Modereert geslacht de verbanden tussen scheidings- en relatiekenmerken enerzijds en de mate waarin OIG gesteld wordt na de breuk anderzijds? Hoewel er wel reeds onderzoek bestaat naar de rol van geslacht in prevalentie en soorten OIG, is er tot op heden nog niet onderzocht (met uitzondering van de studie van De Smet et al., 2013) of risicofactoren OIG verschillen voor mannelijke en vrouwelijke ex-partners. Deze onderzoeksvraag is dan ook van exploratieve aard, waardoor er geen hypothesen vooropgesteld worden. 21

25 Methode Deelnemers en Procedure De huidige studie maakte gebruik van een substeekproef van het Interdisciplinaire Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten (IPOS project). Dit is een project waaraan, naast psychologen, ook economen en advocaten van de Universiteit Gent en de Universiteit Leuven meewerkten. In het kader van het IPOS onderzoek werd een representatieve steekproef van ex-partners in Vlaanderen gerekruteerd. De rekrutering van scheidende partners vond plaats gedurende een jaar, van maart 2008 tot maart 2009, in de wachtzalen van vier rechtbanken van eerste aanleg te Antwerpen, Gent, Kortrijk, en Mechelen. Alle scheidende partners die gedurende die periode aanwezig waren in de wachtkamer van de rechtbank (N = 8896) kregen een folder overhandigd waarin zowel de inhoud als de procedure van het IPOS project werden uitgelegd. Tevens bevatte deze folder een antwoordkaart waarop men kon aangeven of men al dan niet wou deelnemen aan het onderzoek, en, indien er interesse voor deelname was, men een telefoonnummer of adres achterliet om verder contact mogelijk te maken. De respondenten die in de rechtbank interesse toonden om deel te nemen aan het onderzoek (N = 3921; response rate = 44.1%) werden gecontacteerd via telefoon of om het invullen van de gecomputeriseerde vragenlijst te regelen. Deelnemers die op de antwoordkaart verder contact via verkozen, kregen de vragenlijst via doorgestuurd. Zij die de voorkeur gaven aan telefonisch contact konden tijdens een gestandaardiseerd telefoongesprek beslissen om de vragenlijst in te vullen (a) thuis, met de hulp van een onderzoeker, (b) thuis, zelfstandig, op hun eigen computer (als dit het geval was kreeg men de vragenlijst per e- mail toegestuurd), of (c) op een centrale afnameplaats nabij de woonplaats van de deelnemer, met hulp van een onderzoeker. Het onderzoek werd van dichtbij opgevolgd door de ethische comités van beide universiteiten. Deelname aan het onderzoek was vrijwillig en bij aanvang van het onderzoek ondertekenden de deelnemers een informed consent. Omwille van de uitgebreidheid van de volledige IPOS vragenlijst werd deze opgedeeld in (a) een basisvragenlijst die werd toegewezen aan elke IPOS respondent (deze bevatte algemene vragen zoals demografische gegevens) en (b) drie specifieke vragenlijsten die elk een verschillend thema omtrent de scheiding bevroegen. Van deze drie specifieke vragenlijsten werd telkens maar één ad random aan de deelnemer 22

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse. Onderzoeksvraag. Schets

Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse. Onderzoeksvraag. Schets Wanneer ex-partners elkaar niet kunnen loslaten Het voorkomen van ongewenst intrusief gedrag bij Vlaamse exgehuwden: doen de omstandigheden van de scheiding en de aard van de vroegere relatie ertoe? Auteur:

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek

De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek Masterproef neergelegd

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE Seksuele gezondheid (WHO, 2002) Een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden met betrekking tot seksualiteit Het is

Nadere informatie

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden?

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Met als doel de

Nadere informatie

Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische relatiekenmerken.

Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische relatiekenmerken. Faculteit Psychologische en 1 e examenperiode Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011 2012 Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische

Nadere informatie

HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE

HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode 0 Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2013-2014 Eerste examenperiode What s in a Name? Een Onderzoek naar de Prevalentie en Risicofactoren voor Verschillende Operationalisaties

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd

Nadere informatie

Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen

Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen Academiejaar 2015-2016 Tweedesemesterexamenperiode Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen Masterproef II neergelegd tot het behalen

Nadere informatie

Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie?

Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie? Academiejaar 2013-2014 Tweedesemesterexamenperiode Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie? Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Nadere informatie

Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners

Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie,

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

ERVARINGEN MET INTIEM PARTNERGEWELD BIJ NIET-HETERO S: EEN STUDIE NAAR DE PREVALENTIE, EN HET VERBAND MET MENTALE EN SEKSUELE GEZONDHEID

ERVARINGEN MET INTIEM PARTNERGEWELD BIJ NIET-HETERO S: EEN STUDIE NAAR DE PREVALENTIE, EN HET VERBAND MET MENTALE EN SEKSUELE GEZONDHEID ERVARINGEN MET INTIEM PARTNERGEWELD BIJ NIET-HETERO S: EEN STUDIE NAAR DE PREVALENTIE, EN HET VERBAND MET MENTALE EN SEKSUELE GEZONDHEID Sabine Hellemans (contact : Sabine.Hellemans@UGent.be) Prof. dr.

Nadere informatie

Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding

Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding 0 Density.002.004.006.008 Rentezoekend Gedrag en Transfers bij Echtscheiding Auteur: Sietse Bracke i.s.m. Prof. K. Schoors en Prof. G. Verschelden Onderzoeksvraag Wordt rentezoekend gedrag gecompenseerd

Nadere informatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Doen mensen tijdens hun scheiding beroep op een bemiddelaar?

Doen mensen tijdens hun scheiding beroep op een bemiddelaar? Doen mensen tijdens hun scheiding beroep op een bemiddelaar? Auteur: Lut Daniëls i.s.m. Prof. P. Taelman en Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag De Belgische wetgever heeft in de bemiddelingswet van 2005 bepaald

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Noortje De Boose

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Noortje De Boose Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-koppels: doen Intra- en Interpersoonlijke Effecten van de Emotioneel-cognitieve Verwerking van de Relatiebreuk ertoe? Masterproef

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Leeswijzer rapporten

Leeswijzer rapporten Leeswijzer rapporten Naar aanleiding van de lokale verkiezingen legt ACV Openbare Diensten de noden van het personeel van de gemeenten, OCMW s, provincies en intercommunales op tafel. We brengen de arbeidstevredenheid

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen OVERZICHT De studie van SGG Sexpert-resultaten Prevalentie Meest ingrijpende gebeurtenis Komt het vaker voor bij holebi s? Wat verklaart SGG

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

STABLE LOVE, STABLE LIFE?

STABLE LOVE, STABLE LIFE? STABLE LOVE, STABLE LIFE? De rol van sociale steun en acceptatie in de relatie van paren die leven met de ziekte van Ménière Oktober 2011 Auteur: Drs. Marise Kaper Master Sociale Psychologie, Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie

KWANTITATIEF ONDERZOEK. Outcome- en follow-up onderzoek

KWANTITATIEF ONDERZOEK. Outcome- en follow-up onderzoek KWANTITATIEF ONDERZOEK Outcome- en follow-up onderzoek 15-18 i.s.m. Prof. Dr. Reitske Meganck - UGent Van 1 april 15 tot 31 maart 17 werden patiënten bij hun opname in Rustenburg bevraagd of ze wilden

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

Input Traject Regeling levenskwaliteit

Input Traject Regeling levenskwaliteit Het belang van facilitatief werken en kwaliteit van scheidingsregelingen voor de levenskwaliteit van ex-gehuwden Auteur: Rachid Baitar i.s.m. Prof P. Rober en Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag In deze studie

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch)

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch) Appendix A Samenvatting (Summary in Dutch) Gehechtheid, zorg en pro-sociaal gedrag Dit proefschrift heeft tot doel de relatie tussen onveilige gehechtheid (vermijding, angst) en prosociaal gedrag te onderzoeken

Nadere informatie

De relatie tussen kenmerken van de scheidingscontext en ongewenst, intrusief gedrag bij ex-partners

De relatie tussen kenmerken van de scheidingscontext en ongewenst, intrusief gedrag bij ex-partners Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 2013 Eerste examenperiode De relatie tussen kenmerken van de scheidingscontext en ongewenst, intrusief gedrag bij ex-partners Masterproef

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

Artikel 285b Wetboek van Strafrecht

Artikel 285b Wetboek van Strafrecht Definities Artikel 285b Wetboek van Strafrecht Hij die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op een anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Chapter. Samenvatting

Chapter. Samenvatting Chapter 9 9 Samenvatting Samenvatting Patiënten met chronische pijn die veel catastroferende gedachten (d.w.z. rampdenken) hebben over pijn ervaren een verminderd fysiek en psychologisch welbevinden. Het

Nadere informatie

De rol van het sociale netwerk bij (v)echtscheidingen

De rol van het sociale netwerk bij (v)echtscheidingen De rol van het sociale netwerk bij (v)echtscheidingen Catrin Finkenauer, Margreet Visser, Kim Schoemaker, Justine van Lawick, Esther Kluwer, Rachel van der Rijken, & Annelies de Kruiff Kwaliteit contact

Nadere informatie

General information of the questionnaire

General information of the questionnaire General information of the questionnaire Name questionnaire: Obsessive Relational Intrusion Original author: Spitzberg & Cupach Translated by: De Smet & Buysse (2008) Date version: 1997 Language: Dutch

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten

Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten Onderzoeksgroep: studenten (N= 145): 1 ste jaar Sociaal werk (N= 85) 1ste jaar Handelswetenschappen

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Betrokkenheid en motivatie van cognitief sterke leerlingen: eerste resultaten van de TALENT-studie

Betrokkenheid en motivatie van cognitief sterke leerlingen: eerste resultaten van de TALENT-studie Betrokkenheid en motivatie van cognitief sterke leerlingen: eerste resultaten van de TALENT-studie Jeroen Lavrijsen & Karine Verschueren (KU Leuven) November 2018 Meer informatie over het onderzoeksproject

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting In dit proefschrift is agressief en regelovertredend gedrag van (pre)adolescenten onderzocht. Vanuit een doelbenadering (Sociale Productie Functie

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting (Dutch summary) Deze studie onderzocht seksueel risicogedrag van homoseksuele mannen in vaste relaties, voornamelijk onder mannen die deelnemen aan de Amsterdamse Cohort Studies onder Homoseksuele

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? Motivatie en welzijn Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? SERV. 2012. Arbeidsethos en arbeidsoriëntaties op de Vlaamse arbeidsmarkt 2007-2010. Informatiedossier. Brussel: SERV Stichting Innovatie

Nadere informatie

Seksuele gezondheid van holebi s

Seksuele gezondheid van holebi s Factsheet 2007-1 Seksuele gezondheid van holebi s Seksuele gezondheid in Nederland De Rutgers Nisso Groep heeft in 2006 een grootschalige bevolkingsstudie uitgevoerd naar seksuele gezondheid in Nederland

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Uit crosscultureel onderzoek is bekend dat de cultuur waarin men opgroeit van jongs af aan invloed heeft op emotie-ervaringen en emotie-uitingen. Veel minder bekend is in welke

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken.

Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Masterproef neergelegd tot

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Tekst: Judice Ledeboer

Tekst: Judice Ledeboer Op 13 september promoveerde Nikil van Wijk aan de Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift Domestic violence by and against men and women in Curaçao: A Caribbean study. Zij studeerde Statistiek

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

De interpersoonlijke dynamieken van seksuele pijn Heeft de aanwezigheid van de partner een invloed op seksuele opwinding en vaginale druk?

De interpersoonlijke dynamieken van seksuele pijn Heeft de aanwezigheid van de partner een invloed op seksuele opwinding en vaginale druk? De interpersoonlijke dynamieken van seksuele pijn Heeft de aanwezigheid van de partner een invloed op seksuele opwinding en vaginale druk? Marieke Dewitte Genitale pijn Biopsychosociale conditie: meeste

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Samenvatting Summary in Dutch

Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Summary in Dutch Wanneer mensen anderen zien die in een gelijke situatie of wel beter af zijn of wel slechter af zijn, kan dat sterke reacties oproepen. Mensen kunnen als reactie sterke

Nadere informatie

Presentatie Huiselijk Geweld

Presentatie Huiselijk Geweld Definitie: Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary)

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary) Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary) Het aantal oudere mensen in onze maatschappij groeit en de komende jaren zal dit alleen nog maar meer toenemen. De verwachting is dat het aantal mensen dat 65 jaar

Nadere informatie

Welke koppels kiezen welk traject? Een analyse op basis van objectieve koppelkarakteristieken met speciale aandacht voor rente-zoekend gedrag

Welke koppels kiezen welk traject? Een analyse op basis van objectieve koppelkarakteristieken met speciale aandacht voor rente-zoekend gedrag Welke koppels kiezen welk traject? Een analyse op basis van objectieve koppelkarakteristieken met speciale aandacht voor rente-zoekend gedrag Auteur: Sietse Bracke i.s.m. Prof. K. Schoors Onderzoeksvraag

Nadere informatie

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2010

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2010 Resultaten HBSC Subjectieve gezondheid Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen Inleiding Gezondheid in de internationale HBSC (Health behaviour in School-aged Children)

Nadere informatie

De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de

De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de Samenvatting De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de gezondheidsbeleving van bewoners en hulpverleners In de jaren die volgden op de vliegramp Bijlmermeer op 4 oktober 1992, ontstond

Nadere informatie

Instrument Risicotaxatie Seksueel grensoverschrijdend gedrag

Instrument Risicotaxatie Seksueel grensoverschrijdend gedrag Instrument Risicotaxatie Seksueel grensoverschrijdend gedrag Naam jeugdige: Geboortedatum: Sekse jeugdige: Man Vrouw Datum van invullen: Ingevuld door: Over dit instrument Dit instrument is een hulpmiddel

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek Generation What? 1 : Jongeren over Politiek De Generation What enquête peilde niet alleen naar de zogenaamd politieke opvattingen van jongeren, maar ook naar hun meer fundamentele houding tegenover het

Nadere informatie

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

VICTIMS IN MODERN SOCIETY VICTIMS IN MODERN SOCIETY (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking met CentERdata en dr. P.G. van der Velden VICTIMS IN MODERN SOCIETY 2018 (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking

Nadere informatie