Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode"

Transcriptie

1 0 Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode What s in a Name? Een Onderzoek naar de Prevalentie en Risicofactoren voor Verschillende Operationalisaties van Stalking. Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Eveline Gunst Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: dr. Olivia De Smet en dr. Sabine Hellemans

2 Abstract Ongewenst intrusief gedrag en stalking zijn twee gelijkaardige fenomenen dat kunnen optreden na een relatiebreuk. Hoewel de gedragingen die voorkomen na scheiding voornamelijk mild zijn van aard, escaleren ze in sommige gevallen tot stalking. Het punt waarop OIG tot stalking kantelt, is nog onduidelijk aangezien er verschillende operationalisaties van het begrip stalking in omloop zijn. De doelstelling van deze masterproef was om na te gaan wat het voorkomen van stalking was naargelang verschillende operationalisaties van het begrip stalking gebruikt werden. Alsook werd nagegaan of het effect van risicofactoren verschilde naargelang verschillende operationalisaties voor stalking werden gebruikt. Huidig onderzoek werd uitgevoerd bij 631 volwassenen uit de Vlaamse populatie die een relatiebreuk in de voorbije twee jaar hebben doorgemaakt. Uit de resultaten van de multinomiale logistische regressie bleek dat er grote verschillen optraden in prevalentiecijfers voor stalking, afhankelijk welke operationalisatie werd gebruikt. Indien stalking angst genereert, geoperationaliseerd werd als de frequentie van bepaalde gedragingen en het tijdsaspect, dan werden hogere prevalentiecijfers voor stalking teruggevonden. Dit in tegenstelling tot de frequentie en de duur van de gedragingen, en het type gedrag (gewelddadig gedrag), waar lagere prevalentiecijfers voor werden weergegeven. Alsook verschilden de effecten van risicofactoren naargelang de gebruikte operationalisatie voor stalking. Bepaalde risicofactoren, Initiatorstatus (Ex-partner) en Leugenschaal, waren enkel van belang bij specifieke operationalisaties. Echter, stabiele risicofactoren, Rumineren, Angstige hechtingsstijl en Borderlinetrekken, werden gevonden, dit doordat dat ze gerelateerd zijn aan stalking ongeacht de operationalisatie. Toekomstig onderzoek zou het mogelijk moeten maken om longitudinale designs op te zetten om de gevonden onderzoeksgegevens causaal te bestuderen.

3 Dankwoord Deze masterproef vormt de bekroning op mijn opleiding Master in de Klinische Psychologie. Het schrijven er van was dan ook vaak een proces met vallen en opstaan. Zonder de intensieve steun en hulp van een aantal personen was het voltooien niet mogelijk geweest. Hierbij betuig ik uitdrukkelijk mijn oprechte dank. Graag wil ik Prof. dr. Ann Buysse bedanken om het promotorschap tot zich te nemen en klaar te staan met duidelijke tips. Zonder haar kwam het onderzoek niet tot stand. Een oprechte dank gaat eveneens uit naar Prof. dr. Tom Loeys. Hij stond paraat met raad en uitleg in verband met de statistische analyses. De 631 deelnemers aan het onderzoek verdienen alsook een oprechte bedanking. Deze studie zou zonder hen niet mogelijk zijn geweest. Verder wens ik dr. Olivia De Smet en dr. Sabine Hellemans te bedanken. Beiden begeleidden me gedurende dit proces en waren steeds zeer snel bereikbaar voor het beantwoordden van vragen, het geven van feedback en het wegwerken van onzekerheden. Een betere begeleiding kon ik me niet wensen! Mijn ouders en hun partners wens ik alsook uitdrukkelijk te bedanken. Zij bleven steeds in me geloven, gaven me emotionele steun en stonden steeds voor me klaar. Eveneens wil mijn vrienden en medestudenten bedanken. Ze gaven me veel motivatie en vertrouwen, maar ook de nodige ontspanning. Last but not least wil ik mijn liefje uitdrukkelijk bedanken. Hij steunde me niet enkel tijdens de afgelopen vijf jaren, maar ook tijdens het schrijven van deze masterproef. Bedankt allemaal!

4 Inhoudstafel Stalking... 1 Definities Prevalentie Ongewenst Intrusief Gedrag... 4 Definities Prevalentie Gevolgen van Ongewenst Intrusief Gedrag en Stalking... 7 Onderscheid tussen Ongewenst Intrusief Gedrag en Stalking: Verschillende Operationalisaties van Stalking... 8 Risicofactoren Scheidingskenmerken Partnerrelatiekenmerken Individugebonden psychopathologische risicofactoren Huidige Studie Methode Steekproef en Procedure Materiaal Algemene gegevens Initiator Relational Pursuit-Pursuer Short Form Relationship Preoccupation Scale Experience in Close Relationships McLean Screening Instrument for Borderline Personality Disorder Eysenck Personality Questionnaire Statistische Analyse Resultaten Beschrijvende Statistiek Verklarende Statistiek Discussie Onderzoeksbevindingen Beperkingen en Sterktes van het Onderzoek... 54

5 Suggesties voor Toekomstig Onderzoek en Implicaties voor de Praktijk Conclusie Referentielijst Bijlagen... 67

6 Lijst met Figuren en Tabellen Figuren Figuur 1: Model van gehechtheid bij volwassenen Figuur 2: De verdeling van de afhankelijke variabele ongewenst intrusief gedrag Tabellen Tabel 1: Range, Gemiddelden, Standaarddeviaties, Pearson Correlatiecoëfficiënten tussen Rumineren, Angstige hechting, Vermijdende hechting, Borderlinetrekken, Leugenschaal en Initiatorstatus Tabel 2: Percentages, Gemiddelden en Standaarddeviaties voor de 28 Gemeten Ongewenste Intrusieve Gedragingen Tabel 3: Overzicht van de Percentages OIG en Stalking Naargelang Operationalisatie.34 Tabel 4: Operationalisatie 1: Multinomiale Logistische Regressie Tabel 5: Operationalisatie 2: Multinomiale Logistische Regressie Tabel 6: Operationalisatie 3: Multinomiale Logistische Regressie Tabel 7: Operationalisatie 4: Multinomiale Logistische Regressie Tabel 8: Operationalisatie 5: Multinomiale Logistische Regressie... 46

7 Stalking Definities. Hoewel stalking een fenomeen is dat al sinds mensenheugenis voorkomt, wordt dit gedrag nog maar recent als een misdrijf beschouwd. Meer aandacht werd hierop gevestigd, enerzijds, sinds het voorkomen van huiselijk geweld op Californische vrouwen, begaan door hun partners met een opgelegd contactverbod en, anderzijds, door de moord op de Amerikaanse actrice Rebecca Schaeffer in 1989, gepleegd door haar geobsedeerde fan Robert Bardo. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen werd in 1990 de eerste echte anti-stalkingswet in Californië ingevoerd (Cupach & Spitzberg, 2004). De wet uit Californië luidt als volgt (California Panel Code, 1990): Elke persoon die opzettelijk, kwaadwillig en, herhaaldelijk een andere persoon volgt of lastigvalt en die een geloofwaardige dreiging uit met de intentie deze persoon een redelijke angst voor de dood of een ernstig lichamelijk letstel aan te jagen. Pas sinds de invoering van deze anti-stalkingswet werd stalking als een misdrijf beschouwd, hoewel er voordien ook al sprake was van een hoog aantal stalkingsgerelateerde misdrijven, zoals bijvoorbeeld de ongepaste gedragingen van John Lennon door Mark Chapman (Spitzberg & Cupach, 2003). Stalking verscheen meer op de internationale voorgrond na de invoering van de Californische wet. In alle 50 staten van de Verenigde Staten van Amerika, in Canada, in Australië en in meerdere Europese landen, waaronder Duitsland, Ierland, Denemarken, Italië, Malta, Nederland en het Verenigd Koninkrijk wordt stalking heden ten dage beschouwd als een misdaad. Onder de Europese landen volgde ook België het voorbeeld van Californië in 1998 (De Fazio, 2009). Het artikel, 442bis van 30 oktober 1998, in het Belgisch Strafwetboek omtrent belaging stelt dat: Hij die een persoon heeft belaagd terwijl hij wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van vijftig frank tot driehonderd frank of met een van die straffen alleen. Tegen het in dit artikel bedoelde misdrijf kan alleen vervolging worden ingesteld op een klacht van de persoon die beweert te worden belaagd. De Belgische wet verschilt van meeste andere anti-stalkingswetten wat betreft de frequentie en impact van het gedrag (Thompson & Dennison, 2008). Ten eerste is de Californische wetgeving strenger en enger dan de Belgische belagingswet, omwille van 1

8 het frequentieverschil van de gedragingen. In België vereist de juridische definitie enkel één gedraging, dit in tegenstelling tot sommige andere landen (bvb., Californië) waar de wet minimaal twee gedragingen vereist (De Fazio, 2009). Ten tweede wordt de angst van het slachtoffer sterker benadrukt in de Californische anti-stalkingswet dan in de Belgische belagingswet. Hoewel, de juridische definities in verband met stalking vaak verschillen tussen landen onderling, zijn er in de meeste juridische definities vier elementen essentieel om over stalking te kunnen spreken: (a) een intentioneel patroon van (b) herhaalde gedragingen, die gericht zijn tegen een specifieke persoon of personen, (c) die ongewenst zijn en (d) resulteren in angst of die een redelijke persoon (of jury) zou zien als beangstigend of bedreigend (Spitzberg & Cupach, 2007). Naast de ontwikkeling van juridische definities, werden er ook gedragswetenschappelijke definities door onderzoekers ontwikkeld, waarbij normaliteit eveneens in kaart werd gebracht. Wanneer zijn de gestelde gedragingen abnormaal of met andere woorden waar wordt de grens getrokken tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag (Cupach & Spitzberg, 2004)? Net zoals de juridische definities verschillen de gedragswetenschappelijke definities vaak afhankelijk van auteur. Punten waarop deze verschillen in de definities tot uiting komen, betreffen vaak de frequentie, de duur, de intentie, de impact en de opname van exacte types van gedragingen die verondersteld worden stalking te zijn (Groenen, 2006). Niettegenstaande de verschillen tussen de gedragswetenschappelijke definities, kan een overkoepelende definitie worden teruggevonden in de literatuur. Lewis, Fremouw, Del Ben, en Farr (2001) omschreven onderstaande drie aspecten van stalkingsgedragingen die gelijkaardig zijn tussen de verschillende ontwikkelde gedragswetenschappelijke stalkingsdefinities: (a) herhaaldelijk gedrag dat direct gericht is tegen een persoon, (b) intrusief en ongewild is, en (c) angst in het slachtoffer induceert. In het verdere verloop van deze masterproef werd nog dieper worden ingegaan op de verschillende gedragswetenschappelijke operationalisaties die er bestaan. Het bestuderen van deze verschillende gedragswetenschappelijke operationalisaties werd uiteindelijk ook de kern van dit onderzoek. Prevalentie. Vele onderzoeken maken duidelijk dat een éénduidig cijfer de prevalentie van stalking niet kan specificeren. Prevalentiecijfers variëren niet enkel afhankelijk van het soort definitie dat wordt gebruikt in onderzoek, maar ook 2

9 naargelang welke populatie bestudeerd is. Deze populaties zijn meer specifiek algemene populaties, studentenpopulaties of klinische populaties. Het meetinstrument of soort vragenlijst kan ook een beïnvloedende rol spelen in de bekomen prevalentiecijfers. Tenslotte verschillen cijfers eveneens naargelang het soort prevalentie, namelijk levensloop- of jaarprevalentie, dat wordt bestudeerd (Cupach & Spitzberg, 2004). Spitzberg en Cupach (2007) constateerden, in een meta-analyse van 175 studies, een gemiddelde levensloopprevalentie van 25% en een gemiddelde stalkingsduur van 22 maanden. Deze cijfers lagen gemiddeld hoger in klinische steekproeven van stalkers, ten opzichte van studentensteekproeven en algemene steekproeven. Daders van deze gedragingen waren voornamelijk mannen en slachtoffers bestonden merendeels uit vrouwen. Negenenzeventig procent van de slachtoffers kende hun dader of waren ermee verwant en maar liefst 49% van alle gekende stalkingsgevallen deden zich voor na een relatiebreuk. Gelijkaardige conclusies werden getrokken in de National Violence Against Women Survey (Tjaden & Thoennes, 1998). Deze enquête, afgenomen bij mensen in de Verenigde Staten, wees op een levensloopprevalentie van stalking van 8% bij vrouwen en 2% bij mannen, indien de onderzoekers een strenge definitie van stalking hanteerden (i.e., waarbij het slachtoffer een hoog niveau van angst diende te ervaren). Hogere cijfers werden gevonden indien een minder strenge definitie werd gehanteerd (i.e., waarbij het slachtoffer licht angstig was), namelijk 12% bij vrouwen en 4% bij mannen. De jaarprevalentie bedroeg 1% en 0.4%, respectievelijk voor vrouwen en mannen. Bovendien werd 59% van de vrouwelijke deelnemers en 30% van de mannelijke deelnemers gestalkt door een (ex-)partner. Specifiek onderzoek vanuit Australië, bij 3700 personen, wees op hogere cijfers, namelijk dat 32.4% van de vrouwen en 12.8% van de mannen ooit in hun leven met stalking te maken heeft gehad (Purcell, Pathé, & Mullen, 2002). Van alle deelnemers had 2.9% zelfs in het afgelopen jaar ermee te kampen gehad. In deze studie vonden de onderzoekers eveneens dat de meeste slachtoffers vrouwen (75%) en de meeste daders mannen (84%) waren. Vele daders en slachtoffers kenden elkaar (57%) en bij 13% ging het om ex-intieme partners. De gemiddelde duur van de stalkingsgedragingen werd geschat op acht maanden. Hoewel de meeste prevalentiestudies omtrent stalking voornamelijk werden uitgevoerd in de Angelsaksische landen, meer bepaald in de Verenigde Staten en in Australië, werden er ook in Europa enkele nationale prevalentiestudies uitgevoerd. In Duitsland 3

10 (Dressing, Gass, & Kuehner, 2007) bijvoorbeeld bedroeg de levensloopprevalentie 12% bij 679 participanten. Op het moment van bevraging bedroeg de puntprevalentie 1.6%. Slachtoffers bestonden vooral uit vrouwen (87%) en daders waren voornamelijk mannelijk (86%). Ex-partnerstalking bleek de meest voorkomende vorm van stalking te zijn (in 32% van de gevallen). Stieger, Burger, en Schild (2008) vonden gelijkaardige resultaten (11% en 2%, respectievelijk levensloop- en puntprevalentie) bij 401 inwoners van Oost-Oostenrijk. Voorgaande opsomming wijst er dus op dat daders van stalkingsgedragingen vooral mannen zijn en slachtoffers van dit gedrag meestal vrouwen. Verder kan worden geconcludeerd dat stalking voornamelijk een relationeel fenomeen is dat zich doorgaans afspeelt tussen individuen die mekaar reeds kenden en meer in het bijzonder tussen expartners. Dit blijkt ook uit het veelvuldige voorkomen van relationele motieven voor het stellen van stalkingsgedragingen (Spitzberg & Cupach, 2007). Relationele motieven zijn van groot belang voor stalkingsgedragingen, zoals het verlangen naar een liefdesrelatie, de partner in de relatie willen houden en jaloersheid (De Smet & Buysse, 2011; Dressing et al., 2007; Nicastro, Cousins, & Spitzberg, 2000; Spitzberg & Cupach, 2007; Stieger et al., 2008; Tjaden & Thoennes, 1998). Naast het verhoogde voorkomen van dit gedrag bij ex-partners, vonden Purcell et al. (2002) verder dat dit gedrag doorgaans ook langer aanhoudt bij deze risicogroep bestaande uit ex-partners. Het relationele aspect van stalking is dus van groot belang, vermits de duur van een stalkingsrelatie langer is als personen door een ex-partner gestalkt worden (Purcell et al., 2002). Soms kunnen stalkingsgedragingen zelfs al voorkomen tijdens een intieme relatie (Tjaden & Thoennes, 1998). Op basis hiervan kan gesteld worden dat ex-partners de meest relevante doelgroep vormen om te bestuderen in stalkingsonderzoek, wat in deze masterproef ook de beoogde steekproef was. Ongewenst Intrusief Gedrag Definities. In de context van (ex-) intieme relaties werd een nieuw begrippenkader ontwikkeld om grensoverschrijdende gedragingen mee aan te duiden. Het begrip ongewenst intrusief gedrag (OIG) wordt door Cupach en Spitzberg (1998) omschreven als obsessive relation intrusion en gedefinieerd als: Het herhaaldelijk en ongewenst nastreven van intimiteit door middel van inbreuk op de fysieke en/of symbolische privacy door een ander persoon, hetzij een vreemde hetzij een bekende, die 4

11 een intieme relatie verlangt of veronderstelt (pp ). Langhinrichsen-Rohling, Palarea, Cohen, en Rohling (2000) benoemen OIG als unwanted pursuit behavior en definiëren dit gedrag als: Activiteiten die deel uitmaken van een aanhoudend en ongewenst streven naar een romantische relatie tussen individuen die op dat ogenblik geen romantische relatie met elkaar onderhouden (p. 73). OIG en stalking zijn grotendeels overlappende termen, zoals de maladaptieve communicatie doorheen hun interactie en de dysfunctionele relaties die beiden betreffen. Toch zijn er twee belangrijke verschillen tussen beide concepten op te merken. Ten eerste verschilt de motivatie van de dader bij deze concepten. Als de dader OIG stelt, heeft deze de intentie intimiteit te zoeken en de relatie verder te zetten. Daders van stalking kunnen hun gedrag ook stellen om andere motieven dan intimiteit na te streven, zoals wraak, jaloezie of intimidatie (Chapman & Spitzberg, 2003; Cupach & Spitzberg, 2004; Spitzberg & Cupach, 2003, 2007). Ten tweede ervaren slachtoffers van stalking angst en ervaren zij deze gedragingen als bedreigend, dit in tegenstelling tot slachtoffers van ongewenste intrusieve gedragingen die de gedragingen veeleer als frustrerend of lastig ervaren. De impact van de gedragingen is, met andere woorden, veel ernstiger bij stalking. OIG verwijst dan ook naar een ruim continuüm van gedrag dat varieert van mild intrusief tot ernstig invasief gedrag, waarbij stalking beschouwd wordt als een ernstige vorm van OIG (Cupach & Spitzberg, 1998). Spitzberg en Cupach (2007) hebben deze wijde range van ongewenste intrusieve gedragingen in acht clusters ingedeeld. Ten eerste bestaat hyperintimiteit uit excessieve vormen van typisch gedrag om iemand het hof te maken. Een voorbeeld hiervan is iemand 100 rozen cadeau doen in plaats van vijf rozen. Ten tweede zijn indirecte contacten alle vormen van ongewenste communicatie die via technologie verlopen, zoals , internet, gsm en fax. In zijn meest extreme vorm wordt dit gedrag ook wel cyberstalking genoemd. Ten derde zijn interactionele contacten gericht op het bekomen van fysieke nabijheid en face-to-face contact met het slachtoffer, zoals ongewenst naast de persoon gaan zitten in het openbaar. Ook derden kunnen door de stalker worden ingeschakeld om hun doel te bereiken. Ten vierde kan er ook heimelijk informatie over de ander worden bekomen, via toezichtstechnieken, door bijvoorbeeld de persoon te achtervolgen of te bespieden op openbare plaatsen. Als vijfde cluster omvat invasie wettelijk grensoverschrijdende gedragingen, zoals inbraak of diefstal. De 5

12 zesde cluster, intimidatie, houdt een reeks van handelingen in die lastig en kwellend zijn, maar niet bedreigend, zoals het slachtoffer beledigen of zijn/haar reputatie schaden. Als voorlaatste cluster wijst dwang en bedreiging op het uiten van bedreigingen, zoals er bijvoorbeeld mee dreigen om zelfmoord te plegen. Ten slotte houden fysieke agressie en geweld fysiek agressieve gedragingen in zoals het plegen van vandalisme, het gebruiken van een wapen, verkrachting en (poging tot) moord. Prevalentie. In tegenstelling tot de prevalentiecijfers van stalking zijn deze van OIG meestal afkomstig van kleinschalige studies, gebaseerd op studenten die een relatiebreuk hebben meegemaakt. Uit deze studies blijkt dat OIG vaak voorkomt na een breuk en op een bepaalde manier zelfs normaal is na een scheiding, maar de specifieke cijfers lopen sterk uiteen van studie tot studie. Davis, Ace, en Andra (2000) stelden vast dat 40% van alle universiteitsstudenten minstens één keer OIG stelden na een breuk. Concreet onderzoek vanuit Australië (Thomson & Dennison, 2008) toonde aan dat 75.3% van de participanten minstens éénmalig ongewenste intrusieve gedragingen vertoonde. In een gelijkaardige studie kwamen onderzoekers tot de bevinding dat 79% van een specifieke groep studenten die moeite had met het loslaten van een relatie OIG stelde (Dutton & Winstead, 2006). Bovendien toonden Langhinrichsen-Rohling et al. (2000) aan dat 99%, van de personen waarvan de partner de initiator was van de breuk, minstens één keer intrusief gedrag heeft gesteld. Verder constateerden Haugaard en Seri (2004), bij 631 universiteitsstudenten na een relatiebreuk, dat 20% al eens slachtoffer was geweest van OIG, 9% al eens dader was geweest en 8% al eens beide waren geweest. De gemiddelde duur van deze gedragingen bedroeg vier tot vijf weken. Deze prevalentiecijfers liggen waarschijnlijk zo hoog, omdat het éénmalig stellen van OIG als normaal kan worden beschouwd (Cupach & Spitzberg, 2004). Hoewel de meerderheid van de mensen vooral milde gedragingen stelden in beperkte frequenties, bleek bij een zeker percentage het gedrag ernstigere vormen aan te nemen die als stalking konden worden beschouwd. Bijvoorbeeld stelde 7.6% tot 10.7% vier tot zes of meer ongewenste intrusieve gedragingen (Davis et al., 2000; Wisternoff, 2008). Net zoals de prevalentiestudies uitgevoerd rond stalking, werden prevalentiecijfers rond OIG voornamelijk bekomen in Angelsaksische landen (Davis et al., 2000; Wisternoff, 2008). In de Amerikaanse meta-analyse van Chapman en Spitzberg (2003) vergeleken de onderzoekers Japanse en Amerikaanse studenten, omdat 6

13 duidelijke culturele verschillen werden teruggevonden in voorgaand onderzoek voor het bestaan van OIG. De auteurs rapporteerden dat Amerikaanse studenten meer slachtoffer waren van OIG (47.6%) ten opzichte van de Japanse studenten (20.3%). Het is dus van belang om ongewenste intrusieve gedragingen in Vlaanderen te bestuderen, vermits bevindingen uit andere landen mogelijk niet te generaliseren zijn omwille van culturele verschillen. Momenteel heeft er wel één studie plaatsgevonden naar het voorkomen van OIG bij Vlaamse ex-partners. De Smet, Loeys, en Buysse (2012) kwamen tot de bevinding dat één derde van alle ex-partners die deelnamen aan de studie ten minste één ongewenst intrusieve gedraging stelde. In deze masterproef werden intrusieve gedragingen verder bestudeerd bij Vlaamse volwassen ex-partners. Dit als alternatief voor de meeste onderzoeken naar OIG, die plaatsvonden bij Angelsaksische studenten en een relatiebreuk meemaakten. Gevolgen van Ongewenst Intrusief Gedrag en Stalking Uit de literatuur blijkt dat OIG en stalkingsgedrag grote economische en sociale kosten met zich mee brengen (Sheridan & Lyndon, 2010). De negatieve consequenties voor zowel dader als slachtoffer moeten in rekening gebracht worden, zoals de financiële kosten en het psychologisch lijden. Het slachtoffer ondervindt nadelen op verschillende gebieden. Cupach en Spitzberg (2004) geven negen categorieën van nadelen voor het slachtoffer weer, waaronder acht negatieve consequenties van ongewenste intrusieve gedragingen en stalking. Algemene gevolgen zijn gevolgen waarbij het slachtoffer een daling van de levenskwaliteit ondervindt of veranderingen opmerkt op vlak van persoonlijk functioneren, zoals een post-traumatische stresstoornis ontwikkelen. Veranderingen in het gevoelsleven kunnen ook aan de orde zijn, bijvoorbeeld kwaadheid en angstgevoelens die zich ontwikkelen als reactie op het intrusieve gedrag. Spirituele effecten verwijzen naar het verlies in het geloof van God en eigen welvaart omvat de financiële kosten van het stalken. Gevolgen op sociaal vlak (bvb., de impact van stalking op de relatie met vrienden of familie), gedragsmatig vlak (bvb., veranderen van werk), cognitief vlak (bvb., wantrouwen en verlaagde concentratie) en fysieke gezondheidsklachten (bvb., slaap- en eetstoornissen) moeten ook in rekening worden gebracht. De gevolgen van intrusieve gedragingen hoeven niet noodzakelijk altijd negatief te zijn. Personen kunnen ook een grotere veerkracht en hechtere relaties met steunfiguren ontwikkelen, ten gevolge van het slachtofferschap. 7

14 Positieve ontwikkelingen zoals een verhoogd empathisch vermogen en eigeneffectiviteitsgevoel, kunnen eveneens op de voorgrond treden (De Smet & Buysse, 2011; Nguyen, Spitzberg, & Lee, 2012; Spitzberg & Cupach, 2007). Personen rond het netwerk van het slachtoffer, zoals vrienden en collega s, kunnen ook negatieve gevolgen ondervinden, vermits deze nauw in contact staan met het slachtoffer en er emotioneel mee verbonden zijn (Cupach & Spitzberg, 2004). Echter, ook voor de dader zelf hebben deze gedragingen negatieve consequenties, doordat een straf en berisping kan worden opgelegd (Mullen et al., 2006). Los van de categorisatie van Cupach en Spitzberg (2004) bevestigen verschillende empirische studies dat stalkingsslachtoffers meer psychologische problemen en psychopathologie ervaren ten opzichte van de algemene populatie (Blaauw, Winkel, Arensman, Sheridan, & Freeve, 2002). Deze problemen betreffen ondermeer een verhoogde mate van stress, machteloosheid, paranoia en angst (Cupach & Spitzberg, 1998; Mullen et al., 2006; Pathé & Mullen, 1997). In een onderzoek van 2003 rapporteerden Kamphuis, Emmelkamp, en Bartak dat slachtoffers te kampen hadden met affectieve labiliteit, angst, schaamte en verlies. Maladaptieve cognities, zoals een verminderd vertrouwen in anderen, een verhoogde vervreemding en isolatie, en zelfbeschuldigende attributies moeten ook in rekening worden gebracht (Kamphuis, Emmelkamp, & Bartak, 2003). As-I stoornissen, zoals beschreven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (American Psychiatric Association, 2000), kunnen ook optreden (bvb., PTSS, depressie, paniekstoornis en een verhoogd middelenmisbruik) (Kamphuis, Emmelkamp, & Bartak, 2003; Kuehner, Gass, & Dressing, 2007). Onderscheid tussen Ongewenst Intrusief Gedrag en Stalking: Verschillende Operationalisaties van Stalking Zoals eerder aangegeven gaan ongewenste intrusieve gedragingen meer over de normale gedragingen en representeert stalking de meer ernstige vormen van deze eerste gedragingen. Uiteraard kunnen de intrusieve gedragingen escaleren tot stalking (Cupach & Spitzberg, 1998; Langhinrichsen-Rohling et al., 2000; Roberts, 2005). Het punt waarop OIG stalking wordt, is moeilijk vast te leggen (Dennison, 2007). Onderzoekers hebben dan ook tot op heden reeds verschillende criteria gehanteerd om stalking te operationaliseren en om meer delinquente en afwijkende vormen van 8

15 stalking te onderscheiden van de meer normale, aanvaardbare, en mildere vormen van OIG. De frequentie, duur, impact van intrusieve gedragingen en het type gedrag werden door verschillende onderzoekers al naar voor geschoven als verschillende operationalisaties van stalking. De exacte operationalisaties die werden toegepast in deze masterproef, worden hieronder beschreven. Onderzoekers proberen het onderscheid tussen OIG en stalking te bepalen door zich te richten op de visie van het slachtoffer. Roberts (2005) hanteert angst als criterium, vermits dit element centraal staat in vele stalkingsdefinities en het een belangrijk verschilpunt vormt tussen de concepten OIG en stalking (Chapman & Spitzberg, 2003; Cupach & Spitzberg, 2004; Spitzberg & Cupach, 2003, 2007). Dit verschil wordt verduidelijkt door zijn definitie: Stalking wordt omschreven als de ongewilde herhaalde aandacht van een ex-partner die angst opwekt in het slachtoffer, terwijl intimidatie gedefinieerd wordt als de herhaalde ongewilde aandacht die geen angst opwekt in het slachtoffer. Echter, de hantering van angst als criterium ligt wel moeilijker, omdat de ervaring van angst langs de kant van het slachtoffer een erg subjectief gegeven is en door het feit dat daders de angst van de ander moeilijk kunnen inschatten (Dennison & Thompson, 2002). Hierdoor vinden sommige auteurs dit criterium onbetrouwbaar en richten zich, in geval van daderrapportage, op meer objectieve criteria bij het opstellen van operationalisaties voor stalking. Thompson en Dennison (2008) onderzochten in dit verband intrusief gedrag bij 1738 ex-partners in Australië. De impact van verschillende cut-off waarden van frequentie en duur van het gedrag werd nagegaan bij het aantal participanten dat (a) de intentie had om angst of schade te berokkenen bij het slachtoffer, (b) de perceptie had dat het slachtoffer bang was, (c) geweld pleegde, en (d) bedreigingen uitte naar het slachtoffer. De onderzoekers constateerden dat al deze factoren toenamen naarmate de frequentie van gedragingen toenam. De duur discrimineerde minder en voor de frequentie stelden de onderzoekers een cut-off waarde voor van vijf of meer intrusieve gedragingen voor het maken van het onderscheid tussen normaal en afwijkend gedrag. Ander onderzoek van Roberts (2002) sloot zich aan bij de definitie van Mullen, Pathé, Purcell, en Stuart (1999) die stelt dat stalking bestaat uit een geheel van gedragingen waarbij een individu zich met herhaaldelijk ongewenste intrusies en communicaties opdringt aan een ander persoon. Als grens tussen normaal 9

16 en afwijkend gedrag stelde deze auteur een frequentie van 10 gedragingen voorop, gedurende een periode van vier weken. Zijn operationalisatie van het begrip is dus een combinatie van vereisten omtrent duur en frequentie van het gedrag. Een andere operationalisatie die naar voor werd geschoven is deze van Purcell, Pathé, en Mullen (2004). Deze auteurs vonden dat de duur van de gedragingen (eerder dan de frequentie) bepalend was om OIG van stalking te onderscheiden. Ze stelden als cut-off waarde een periode van twee weken of langer voorop, aangezien intrusief gedrag dat langer dan twee weken duurde, als meer intrusief, bedreigend en psychologisch beschadigend ervaren werd. Tot slot kan het type gedrag ook beschouwd worden als een antwoord op de vraag wat grensoverschrijdend gedrag of stalking is. In die optiek maakten Dutton en Winstead (2006) op basis van het type gedrag een onderscheid tussen OIG en stalking. Aan de hand van factoranalyse schoven zij twee factoren naar voor, namelijk de pursuit factor en de aggression factor. De pursuit factor bevatte gedragingen die als lastig en irritant worden ervaren, maar geen schade berokken aan slachtoffers van intrusieve gedragingen. De aggression factor werd als stalking beschouwd, met andere woorden gedragingen die als doel hebben om schade te berokken aan het slachtoffer. Samenvattend kan worden gesteld dat intrusieve gedragingen vaak voorkomen na een relatiebreuk. Meestal zijn de gedragingen die optreden na een scheiding mild van aard, maar toch kunnen ze in sommige gevallen ontaarden tot stalking. Echter is het onduidelijk op welk punt OIG stalking wordt, vermits onderzoekers gebruik maken van verschillende operationalisaties van het begrip stalking (Dennison, 2007). Het doel van deze masterproef was dan ook om te onderzoeken of het voorkomen van stalking verschilde naargelang verschillende operationalisaties van het begrip stalking gebruikt werden. Het was noodzakelijk om bevindingen inzake risicofactoren en prevalentie van stalking na te gaan op basis van verschillende operationalisaties, vermits deze verschillende operationalisaties de generaliseerbaarheid van particuliere onderzoeken in vraag stelde. Of dit terecht was, werd getoetst in deze masterproef. Risicofactoren Studies naar risicofactoren voor het stellen van OIG en stalking onderscheiden risicofactoren op vlak van de scheiding, de partnerrelatie en individugebonden psychopathologische factoren (Cupach & Spitzberg, 2004). De risicofactoren relevant voor deze masterproef, betroffen meer concreet de initiator van de relatiebreuk en 10

17 rumineren met betrekking tot de scheiding als onderzochte scheidingskenmerken. Op het niveau van de partnerrelatie en de individugebonden psychopathologische factoren werden, respectievelijk, de volwassen hechtingsstijl en borderlinetrekken onderzocht. Scheidingskenmerken: Initiator. Personen kunnen zelf beslissen om uit een relatie te stappen, hun partner kan de relatie tot een einde brengen of beide kunnen een breuk initiëren. Tal van onderzoeken bevestigen dat personen die niet vrijwillig een relatiebreuk meemaken en geen inspraak in dit proces krijgen, meer geneigd zijn om stalkings- en ongewenste intrusieve gedragingen te stellen (Davis et al., 2000). In de literatuur wordt ook een onderscheid gemaakt tussen enerzijds personen die de relatie willen beëindigen en anderzijds personen die de relatie stopzetten door niet eigen gemaakte redenen, zoals de slechte reacties van familieleden op een intieme relatie. Wisternoff (2008) maakte in haar onderzoek een onderscheid tussen degene die effectief de relatie beëindigd had en degene die de relatie wilde beëindigen. Zij vond geen verband tussen wie de relatie effectief beëindigde en het plegen van OIG, maar vond wel dat diegenen die de relatie niet wilden beëindigen meer intrusief gedrag vertoonden na de breuk. De wens om de relatie te beëindigen, eerder dan het effectief beëindigen bleek dus een sterkere en belangrijkere predictor te zijn voor het stellen van OIG. In een gelijkaardige studie van De Smet, Buysse, en Brondeel (2011), één van de weinige studies met gescheiden proefpersonen buiten de universiteit, bevroegen de onderzoekers wie de scheiding het meest wou in plaats van na te gaan wie de relatie had beëindigd. De Smet et al. (2011) kwamen tot de vaststelling dat zowel het aantal intrusieve gedragingen, als de waarschijnlijkheid dat personen dit gedrag zouden stellen, verhoogde wanneer de andere ex-partner de breuk het meeste wou. Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat deze operationalisatie (i.e., wie wou de scheiding het meest ) belangrijk is, wat wees op een sterk argument om de risicofactor initiator op te nemen in de masterproef. Scheidingskenmerken: Rumineren met betrekking tot de scheiding. De cognitieve verwerking van de breuk speelt een belangrijke rol in het voorkomen van OIG of stalking (Carson & Cupach, 2000). Rumineren kan worden omschreven als het optreden van herhaalde, intrusieve en obsessieve gedachten met betrekking tot het 11

18 onbereikte doel. Deze gedachten houden enkel op als het doel is bereikt, of het doel niet meer nagestreefd wordt (Spitzberg & Cupach, 2003). De relational goal pursuit theorie van Cupach en Spitzberg (2004) biedt een theoretisch kader om de relatie tussen rumineren en het stellen van intrusief gedrag te beschrijven. Deze theorie stelt dat het nastreven of behouden van een intieme relatie een lager orde doel is dat gekoppeld wordt aan hogere orde doelen of noodzakelijk is om hogere orde doelen, zoals het ervaren van zelfwaarde of levenstevredenheid, te kunnen verwezenlijken. Anders gesteld, poneert deze theorie dat mensen intieme relaties als lagere orde doel nastreven, omdat ze ervan overtuigd zijn dat het hebben van een relatie hen meer geluk en zelfwaarde (i.e., hogere orde doelen) zal opleveren. Omwille van de koppeling van lagere orde doelen aan hogere orde doelen zullen daders hun lagere orde doel (met name het installeren van de relatie) niet gemakkelijk opgeven als deze wordt geweigerd door hun liefdesobject. Integendeel, bij weigering zal de pleger nog meer moeite doen om zijn/haar gewenste doelen te bereiken. De frustratie door het niet kunnen bereiken van het gewenste doel en het uitvergrote belang dat de relatie voor de pleger heeft, brengen negatieve emoties en ruminatie met zich mee die de persistentie in het behouden van relationele doelen bevorderen. Empirisch onderzoek bevestigt het verband tussen rumineren en ongewenste intrusieve gedragingen. Hoe meer personen gepreoccupeerd zijn met de breuk of met de ex-partner, hoe meer intrusieve gedragingen er worden gesteld (Dennison & Stewart, 2006; Dutton-Greene, 2004). Partnerrelatiekenmerken: Volwassen hechtingsstijl in de relatie voor de breuk. De hechtingstheorie is één van de populairste theorieën ter verklaring van OIG en stalking (Spitzberg & Cupach, 2007). Deze theorie werd als eerste door Bowlby beschreven in 1958 en stelt dat kinderen geboren worden met een repertoire van gedragingen die georganiseerd worden in een gedrags- en motivationeel systeem tussen de leeftijd van zes en 24 maanden. Dat systeem heeft het doel om hen te beschermen en te helpen overleven door te zorgen voor nabijheid met de primaire verzorger in tijden van stress. In bedreigende situaties toont het kind hechtingsgedrag, bijvoorbeeld huilen, waar de ouder al dan niet gepast kan op inspelen, waardoor het kind verwachtingspatronen van een (on)veilige wereld ontwikkeld. De verwachtingspatronen worden gebundeld in interne werkmodellen en hebben de functie om te voorspellen hoe 12

19 anderen zullen reageren, vermits deze interne representaties ideeën over zichzelf en de anderen bevatten. Afhankelijk van de beschikbaarheid en responsiviteit van de ouders ontwikkelen kinderen een veilige of onveilige hechtingsstijl. Indien het kind de warmte en beschikbaarheid van de ouder ervaart, dan ontstaat er een veilige hechting. Wordt het kind niet of inconsistent beantwoord door de ouder, dan kan dit een onveilige hechtingsstijl teweeg brengen. Het kind voelt zich dan niet waard om liefde van anderen te ontvangen. De hechtingsstijl, die ontwikkeld wordt in de kindertijd, vormt de basis voor latere interacties in de volwassenheid, vermits het interne werkmodel de verwachtingen over latere relaties mee stuurt (Bolwby, 1969, 1973, 1980, 1988). Ainsworth, Blehar, Waters, en Wall (1978) gingen verder in op de theorie van Bowlby aan de hand van de achtfasige strange-situation procedure. In deze procedure gingen de onderzoekers bij kinderen tussen negen en 18 maanden oud na hoe ze reageerden op separatie en hereniging met de ouder. Op basis van de conclusies die werden getrokken uit deze procedure deelden Ainsworth et al. (1978) de onveilige hechtingsstijl op in een angstige en vermijdende hechtingsstijl. Kinderen die veilig gehecht waren, reageerden gestresseerd op de separatie met de moeder, maar herstelden snel. Angstig gehechte kinderen waren snel gestresseerd bij separatie en vertoonden woede en verzet als de moeder terugkeerde, maar verlangden tegelijkertijd naar het fysieke contact en de troost van de moeder. Vermijdend gehechte kinderen vertoonden een matig niveau van stress bij separatie van de moeder en vermeden nabijheid wanneer de moeder terugkeerde. Main en Solomon (1986) voegden naast de al eerdere drie hechtingsstijlen, veilig, angstig, en vermijdend, nog een vierde hechtingsstijl toe, namelijk de gedesorganiseerde hechtingsstijl. Deze groep van kinderen vertoonden chaotisch gedrag, waarbij ze tegenstrijdige gedragingen stelden om tegelijkertijd dichtbij en ver weg te zijn van de hechtingsfiguur. Sinds 1991 wordt er aandacht geschonken aan de hechtingsstijl bij volwassen. Bartholomew en Horowitz (1991) onderscheiden, net zoals bij kinderen, vier hechtingscategorieën voor volwassenen die gepositioneerd worden in een model bestaande uit de dimensies zelfbeeld en het beeld over de anderen. Beide dimensies kunnen zowel positief als negatief zijn, waardoor er opnieuw vier groepen worden gevormd (cf., Figuur 1). Personen die zowel een positief beeld van zichzelf en van de 13

20 anderen hebben, zijn veilig gehecht (i.e., secure ). Deze groep voelt zich geliefd en voelt zich waard om geliefd te zijn. Veilig gehechte personen verwachten ook dat anderen accepterend en responsief zijn. De gepreoccupeerde (i.e., preoccupied ) personen beschikken over een negatief beeld over zichzelf, maar een positief beeld over de anderen. Door acceptatie van anderen te krijgen, proberen ze zelf-acceptatie te bekomen. De angstig (i.e., fearful ) gehechte personen hebben een negatieve perceptie over zichzelf en over de anderen. Deze voorlaatste groep is afhankelijk van de goedkeuring door anderen, maar probeert zichzelf te beschermen tegen afwijzing, door het vermijden van intimiteit met anderen. Personen met een vermijdende (i.e., dismissive ) hechtingsstijl hebben een positief zelfbeeld van zichzelf, maar een negatief zelfbeeld van de anderen. Ze beschermen zichzelf tegen ontgoocheling van anderen door hechte relaties te vermijden en door hun onafhankelijkheid en onkwetsbaarheid te behouden. Positief (laag) Zelfbeeld Negatief (hoog) Positief (laag) Beeld van anderen Negatief (hoog) Veilig Vermijdend Gepreoccupeerd Angstig Figuur 1. Model van gehechtheid bij volwassenen (Bartholomew & Horowitz, 1991). Naast een categoriale visie op hechting ontwikkelden Brennan, Clark, en Shaver (1998) een dimensionele visie op volwassen hechting, namelijk de Experiences in Close Relationships Scale (ECR). Deze vragenlijst was van toepassing om de onderzoeksvragen in deze masterproef te beantwoorden. Aan de hand van confirmatorische factoranalyse onderscheiden Brennan et al. (1998) de twee factoren angst en vermijding. Scoren personen op beide factoren laag, dan zijn die personen veilig gehecht. Scoren personen op één van beide dimensies hoog, dan zijn die personen onveilig gehecht. Deze hechtingstheorie blijkt belangrijk te zijn om het plegen van ongewenste intrusieve gedragingen en stalking te verklaren. Er kan verwacht worden dat personen 14

21 die zich afhankelijk of angstig opstellen tijdens de relatie, met andere woorden een onveilige, angstige of gepreoccupeerde hechtingsstijl vertonen, meer kans hebben om intrusieve gedragingen te vertonen na een relatiebreuk (De Smet & Buysse, 2011). Empirisch onderzoek bevestigt dit dan ook in meerdere populaties. Er werd een verband gevonden tussen intrusieve gedragingen en een angstige hechtingsstijl bij studenten na een relatiebreuk (Davis et al., 2000; Dutton & Winstead, 2006; Langhinrichsen-Rohling et al., 2000; Lewis et al., 2001; Patton, Nobles, & Fox, 2010; Ravensberg & Miller, 2003; Wigman, Graham-Kevan, & Archer, 2008; Wisternoff, 2008), bij ex-partners in de algemene populatie (Davis, Shaver, & Vernon, 2003; De Smet et al., 2012) en bij gescheiden volwassenen in een klinische populatie (MacKenzie, Mullen, Ogloff, McEwan, & James, 2008). Gelijkaardig onderzoek, die het verband tussen gepreoccupeerde hechting en intrusieve gedragingen eveneens aantoonde, is het onderzoek van Barbara en Dion (2000). Dit onderzoek toonde met name aan dat personen met een onveilige hechtingsstijl minder vaak de initiator van de breuk waren, vaker het gevoel hadden dat de breuk een fout was en het verwerken moeilijk bleek, en dat ze zich weer dienden te verzoenen met de ex-partner. In tegenstelling tot voorgaande onderzoeken waar de angstige en gepreoccupeerde personen meer intrusieve gedragingen bleken te stellen na een relatiebreuk, bleken personen met een vermijdende hechting anders om te gaan met het verlies van de relatie. Davis et al. (2003) vonden dat een vermijdende hechting en intrusieve gedragingen slechts matig negatief gecorreleerd waren. Gelijkaardig concludeerden Dutton en Winstead (2006) dat de vermijdende hechting ongecorreleerd was met OIG. Deze studies wijzen er op dat mensen met een vermijdende hechtingsstijl duidelijk minder moeite hebben om de relatiebreuk te verwerken en minder overgaan tot het stellen van intrusieve gedragingen. Individugebonden psychopathologische risicofactoren: Borderlinetrekken. Stalkers blijken vaak aan As-I en As-II stoornissen te lijden. Vooral cluster B persoonlijkheidsstoornissen zijn relevant bij deze populatie plegers (Nicastro et al., 2000; Skoler, 1998). In forensische en klinische populaties werd vastgesteld dat vele stalkers gediagnosticeerd kunnen worden met een borderline of narcistische persoonlijkheidsstoornis. De antisociale persoonlijkheidsstoornis of psychopathie zou slechts beperkt aanwezig zijn onder deze daders (Mullen et al., 1999). In deze 15

22 masterproef werden borderlinetrekken ook mee in rekening worden gebracht, vermits deze persoonlijkheidstrekken en persoonlijkheidsstoornis vaak worden teruggevonden onder stalkers. Er heerst nog onzekerheid over welke definitie zal worden gehanteerd om borderlinestoornis te omschrijven in de komende DSM-V. Borderline wordt in de DSM- IV-TR (American Psychiatric Association, 2000) alvast omschreven als: Een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende: (a) krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeende in de steek gelaten te worden, (b) een patroon van instabiele en intense intermenselijk relaties gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren, (c) identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend zelfbeeld en zelfgevoel, (d) impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden, (e) recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie, (f) affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming, (g) chronisch gevoel van leegte, (h) inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen, (i) voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen. (pp ). Een aantal concrete studies vonden evidentie voor een positieve associatie tussen borderlinetrekken en het stellen van intrusief gedrag. Douglas en Dutton (2001) vergeleken ex-intieme stalkers en daders van huiselijk geweld en kwamen tot dezelfde conclusies als Mullen et al. (1999), namelijk dat plegers van stalking vaak worden toegeschreven met borderlinetrekken. In de studie van Lewis et al. (2001) bleek dat 42% van de bevraagde stalkers boven een bepaalde cut-off waarde voor de diagnose van borderline persoonlijkheidsstoornis scoorde, terwijl dit bij slechts 11% van de controlegroep het geval was. Gelijkaardig onderzoek van Spitzberg en Veksler (2007) toonde aan dat deelnemers meer borderline persoonlijkheidsstoornissen toeschreven aan ex-partners die intrusieve gedragingen pleegden versus ex-partners die deze gedragingen niet stelden. Cluster B persoonlijkheidstrekken bleken zelfs recidivisme bij plegers van ongewenste intrusieve gedragingen en stalkers te voorspellen (Rosenfeld, 16

23 2003). Uit de literatuur kan worden geconcludeerd dat er meer borderlinetrekken worden teruggevonden bij daders van intrusieve gedragingen, ten opzichte van personen die deze gedragingen niet stellen. Huidige Studie OIG en stalking kunnen optreden na een relatiebreuk en hebben duidelijk negatieve consequenties voor alle betrokken partijen van deze intrusieve gedragingen. Gezien het veelvuldige voorkomen van dit gedrag bij ex-partners, de duidelijke negatieve gevolgen ervan, en het feit dat er heden ten dage veel relatiebreuken zijn, kan er worden gesteld dat ex-partner stalking en OIG significante sociale problemen vormen die nadere onderzoeksaandacht verdienen. Hoewel de gedragingen die voorkomen na scheiding voornamelijk mild zijn van aard, escaleren ze in sommige gevallen tot stalking. Het punt waarop OIG stalking wordt, is nog onduidelijk aangezien er verschillende operationalisaties van het begrip stalking in omloop zijn. In welke mate deze verschillende operationalisaties de generaliseerbaarheid van bevindingen in de weg staan is niet duidelijk. De doelstelling van deze masterproef was om na te gaan wat het voorkomen van stalking was naargelang verschillende operationalisaties van het begrip stalking gebruikt werden. Een heel belangrijke reden om bevindingen in prevalentie en risicofactoren na te gaan op basis van verschillende operationalisaties was ondermeer omdat er in de literatuur veel vragen werden gesteld naar de generaliseerbaarheid van bevindingen. Of dit de veralgemeenbaarheid van bevindingen in de particuliere studies in de weg stond, poogde deze masterproef te testen door de robuustheid van resultaten te onderzoeken voor verschillende operationalisaties van stalking. De gebruikte risicofactoren in dit onderzoek waren: de initiator van de breuk, de mate van rumineren met betrekking tot de scheiding, de mate van vermijdende en angstige hechting in de voorbije partnerrelatie en borderlinetrekken. Als specifieke operationalisatie van stalking werd de definitie van Roberts (2005) gebruikt, waarin angst het centrale aspect vormt. Eveneens werd het criterium van Thompson en Dennison (2008) toegepast in deze studie, namelijk vijf of meer intrusieve gedragingen. Ook de stalkingsdefinities van Purcell et al. (2004), Mullen (1999) en Dutton en Winstead (2006) werden gehanteerd in het onderzoek die, respectievelijk, twee weken, 10 gedragingen gedurende vier weken of meer en het type gedrag (i.e., pursuit factor of 17

24 aggression factor, waarbij de laatste wordt beschouwd als stalking) beschrijven als cut-off om van stalking te kunnen spreken. In deze huidige studie bij een Vlaamse steekproef van ex-partners werden de volgende twee onderzoeksvragen en hypothesen nagegaan: Onderzoeksvraag 1: Wat is het voorkomen van stalking naargelang verschillende operationalisaties van het begrip stalking worden gebruikt? Hypothese 1: Uit de literatuur werden verschillende operationalisaties van stalking terug gevonden, wat logischerwijs een invloed heeft op de prevalentiecijfers van het begrip. In deze masterproef werd verwacht dat hoe strenger de operationalisatie van het begrip stalking was, hoe lager de prevalentie van stalking zou zijn. Zo verwachtten we lagere prevalentiecijfers voor de combinatie frequentie en duur van de gedragingen (Mullen et al., 1999) en het type gedrag (gewelddadig gedrag) (Dutton & Winstead, 2006), dit in tegenstelling tot het aspect angst (Roberts, 2005), waarvan we dan ook hogere prevalentiecijfers verwachtten. Verder werd verwacht dat de aspecten frequentie (Thompson & Dennison, 2008) en duur (Purcell et al., 2004) eerder middelmatig strenge definities waren. Onderzoeksvraag 2: Welke risicofactoren hangen samen met het voorkomen van stalking en verschilt het effect van deze risicofactoren naargelang de verschillende operationalisaties? Hypothese 2: Met betrekking tot het eerste deel van de onderzoeksvraag verwachtten we op basis van de literatuur dat personen wiens expartner de scheiding initieerde, participanten die meer rumineerden over de relatiebreuk, personen die in een sterkere mate angstig gehecht waren in de relatie met de ex-partner voor de breuk en personen die meer borderlinetrekken bezaten, meer kans hadden om stalkingsgedrag te stellen. Dit tegenstellend tot personen die meer vermijdend gehecht waren in de relatie met de ex-partner, een kleinere kans vertoonden tot het stellen van stalkingsgedrag. Daar er nog geen expliciet onderzoek verricht werd naar de mate waarin het effect van deze bovengenoemde risicofactoren kan gegeneraliseerd worden, ongeacht de definitie van stalking, beschouwden we deze hypothese als exploratief. 18

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek

De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode De Ontwikkeling van Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-partners na de Relatiebreuk: Een Longitudinaal Beschrijvend en Verklarend Onderzoek Masterproef neergelegd

Nadere informatie

Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse. Onderzoeksvraag. Schets

Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse. Onderzoeksvraag. Schets Wanneer ex-partners elkaar niet kunnen loslaten Het voorkomen van ongewenst intrusief gedrag bij Vlaamse exgehuwden: doen de omstandigheden van de scheiding en de aard van de vroegere relatie ertoe? Auteur:

Nadere informatie

HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE

HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode HET VOORKOMEN VAN ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG BIJ EX-PARTNERS EN DE SAMENHANG MET HECHTINGSSTIJL EN RUMINATIE Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE Seksuele gezondheid (WHO, 2002) Een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden met betrekking tot seksualiteit Het is

Nadere informatie

Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners

Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Homoseksuele versus Heteroseksuele Ex-Partners Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie,

Nadere informatie

Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken.

Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Academiejaar 2010-2011 Eerste examenperiode Ongewenst, intrusief gedrag en stalking bij ex-partners: De rol van empathie, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken. Masterproef neergelegd tot

Nadere informatie

Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische relatiekenmerken.

Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische relatiekenmerken. Faculteit Psychologische en 1 e examenperiode Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011 2012 Ongewenst, intrusief gedrag bij ex-koppels: Een onderzoek naar interpersoonlijke invloeden van romantische

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie?

Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie? Academiejaar 2013-2014 Tweedesemesterexamenperiode Ongewenst intrusief gedrag bij ex-partners: Hoe evolueert het en wat verklaart de evolutie? Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Nadere informatie

Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet

Promotor: Prof. dr. Ann Buysse Begeleiding: Lic. Olivia De Smet Academiejaar 2012-2013: Eerste examenperiode Man-Vrouw Verschillen bij Ongewenst, Intrusief Gedrag na Scheiding Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting

Nadere informatie

Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen

Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen Academiejaar 2015-2016 Tweedesemesterexamenperiode Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: De Rol van Relatiebetrokkenheid, Volwassen Hechting en Vertrouwen Masterproef II neergelegd tot het behalen

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant

Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant Borderline in het gezin. Koos Krook, sr. preventiefunctionaris GGZ Midden Brabant Inleiding - Stellingen. - Ontstaan psychiatrische aandoeningen. - Wat zien naastbetrokkenen. - Invloed van borderline op

Nadere informatie

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Noortje De Boose

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Noortje De Boose Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode Ongewenst, Intrusief Gedrag bij Ex-koppels: doen Intra- en Interpersoonlijke Effecten van de Emotioneel-cognitieve Verwerking van de Relatiebreuk ertoe? Masterproef

Nadere informatie

Borderlinepersoonlijkheidsstoornis en behandeling (MBT)

Borderlinepersoonlijkheidsstoornis en behandeling (MBT) Borderlinepersoonlijkheidsstoornis en behandeling (MBT) Wat is een borderlinepersoonlijkheidsstoornis Kenmerken: krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden.

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd

Nadere informatie

Borderline, waar ligt de grens?

Borderline, waar ligt de grens? Borderline, waar ligt de grens? Themadag georganiseerd door Friese werkgroep Labyrinth-In Perspectief 23 november 2002 Programma 10.00 10.15 10.20 11.00 11.15 11.45 12.15 13.00 14.00 15.00 Ontvangst met

Nadere informatie

Artikel 285b Wetboek van Strafrecht

Artikel 285b Wetboek van Strafrecht Definities Artikel 285b Wetboek van Strafrecht Hij die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op een anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

De Gevolgen van Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: Een Studie naar de Rol van Coping

De Gevolgen van Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: Een Studie naar de Rol van Coping Academiejaar 2014-2015 Tweede semester examenperiode De Gevolgen van Ongewenst Intrusief Gedrag in Partnerrelaties: Een Studie naar de Rol van Coping Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016 DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016 Psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen Marloes de Kok, GZ-psycholoog Marthe Schneijderberg, orthopedagoog Psychotrauma

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Zelfverwonding bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis

Zelfverwonding bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis Zelfverwonding bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis Prof. dr. Laurence Claes KU Leuven Faculteit PPW UA Faculteit Geneeskunde Laurence.claes@psy.kuleuven.be Borderline Persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch)

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch) Appendix A Samenvatting (Summary in Dutch) Gehechtheid, zorg en pro-sociaal gedrag Dit proefschrift heeft tot doel de relatie tussen onveilige gehechtheid (vermijding, angst) en prosociaal gedrag te onderzoeken

Nadere informatie

5 Samenvatting en conclusies

5 Samenvatting en conclusies 5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,

Nadere informatie

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie. De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.

Nadere informatie

MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED. Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012

MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED. Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012 MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012 Moeilijke mensen, ze zijn overal. In je huis, in je buurt, op je

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

General information of the questionnaire

General information of the questionnaire General information of the questionnaire Name questionnaire: Obsessive Relational Intrusion Original author: Spitzberg & Cupach Translated by: De Smet & Buysse (2008) Date version: 1997 Language: Dutch

Nadere informatie

De relatie tussen kenmerken van de scheidingscontext en ongewenst, intrusief gedrag bij ex-partners

De relatie tussen kenmerken van de scheidingscontext en ongewenst, intrusief gedrag bij ex-partners Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 2013 Eerste examenperiode De relatie tussen kenmerken van de scheidingscontext en ongewenst, intrusief gedrag bij ex-partners Masterproef

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

(Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

(Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 (Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Een echtscheiding is meestal een ingrijpende gebeurtenis voor de ex-partners

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in

Nadere informatie

2016, Annemarie ten Boom (WODC)

2016, Annemarie ten Boom (WODC) Slachtoffers van misdrijven door intimi, kennissen of vreemden. Verschillen in context, ervaringen en behoeften met betrekking tot justitie. Samenvatting. 2016, Annemarie ten Boom (WODC) Een substantieel

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten

Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten Stalking. Onderzoek naar slachtofferschap, houding en hulpzoekgedrag bij studenten. Samenvatting van de resultaten Onderzoeksgroep: studenten (N= 145): 1 ste jaar Sociaal werk (N= 85) 1ste jaar Handelswetenschappen

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting 99 Nederlandse Samenvatting Depressie is een veel voorkomend en ernstige psychiatrisch ziektebeeld. Depressie komt zowel bij ouderen als bij jong volwassenen voor. Ouderen en jongere

Nadere informatie

Complexe rouw. Prof. dr. Jos de Keijser. 8 oktober Zorg Diensten Groep. Symposium Kennis & kunde delen in de postmortale zorg

Complexe rouw. Prof. dr. Jos de Keijser. 8 oktober Zorg Diensten Groep. Symposium Kennis & kunde delen in de postmortale zorg faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Datum 23-10-2014 Complexe rouw Prof. dr. Jos de Keijser 8 oktober Zorg Diensten Groep Symposium Kennis & kunde delen in de postmortale zorg Normale rouw

Nadere informatie

Reeks 11. Psychiatrie op volwassen leeftijd

Reeks 11. Psychiatrie op volwassen leeftijd Reeks 11 Psychiatrie op volwassen leeftijd Psychiatrische aandoeningen Wanneer ben je ziek en wat is normaal? Hoe wordt een diagnose gesteld? Symptomen van de meest voorkomende ziektebeelden Angst Depressie

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Samenvatting Summary in Dutch

Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Summary in Dutch Wanneer mensen anderen zien die in een gelijke situatie of wel beter af zijn of wel slechter af zijn, kan dat sterke reacties oproepen. Mensen kunnen als reactie sterke

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen OVERZICHT De studie van SGG Sexpert-resultaten Prevalentie Meest ingrijpende gebeurtenis Komt het vaker voor bij holebi s? Wat verklaart SGG

Nadere informatie

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden?

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Met als doel de

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

EEN NETWERKBENADERING

EEN NETWERKBENADERING EEN NETWERKBENADERING VOOR PSYCHOSE DE ROL VAN SYMPTOMEN EN TRAUMA dr. Hanneke Wigman Januari 2017 De Amsterdamse School DISCLOSURES (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

COMPLEX TRAUMA. Symposium 25 februari 2019 Hand-out Drs. A. Oud

COMPLEX TRAUMA. Symposium 25 februari 2019 Hand-out Drs. A. Oud COMPLEX TRAUMA Symposium 25 februari 2019 Hand-out Drs. A. Oud HAND-OUT BIJ PRESENTATIE VAN AD OUD OVER COMPLEX TRAUMA Definitie van CT van Judith Herman (1997): 1. Geschiedenis van onderworpen zijn aan

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report DAPP-BQ Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 5105-7038 Datum 19.07.2017 Standaard INLEIDING DAPP-BQ 2/29 Inleiding De DAPP-BQ is een dimensionale vragenlijst voor persoonlijkheidsstoornissen.

Nadere informatie

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model Samenvatting Hoewel bekend is dat roken schadelijk is voor de gezondheid, beginnen adolescenten nog steeds met roken. Om dit te veranderen is het nodig een beter inzicht te krijgen in de factoren die

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Temperamentsprofielen bij verslaving

Temperamentsprofielen bij verslaving 17 februari 2017 Temperamentsprofielen bij verslaving Dr Els Santens Psychiater Team Verslavingszorg Inhoud Kader doctoraatsonderzoek Verslaving Gray s Reinforcement Sensitivity Theory (RST) Temperamentsprofielen

Nadere informatie

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Brenda Volkaert Doctoraatsbursaal Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie Overzicht Deel 2 Onderzoek

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) De intergenerationele overdracht van gewelddadig delinquentie De appel valt niet ver van de boom. Dit gezegde illustreert dat ouders en kinderen op elkaar lijken,

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie Grensoverschrijdend gedrag Les 2: inleiding in de psychopathologie Programma Psychopathologie; wat is het? Algemene functionele psychopathologie DSM Psychopathologie = Een onderdeel van de psychiatrie

Nadere informatie

Wat weet u nog over HECHTING

Wat weet u nog over HECHTING Wat weet u nog over HECHTING John Bowlby 1907-1990 Hechtingstheorie HECHTING BOWLBY : Attachment theory : Hechting : is een duurzame emotionele binding tussen het kind en zijn verzorgers intern schema

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie

Nadere informatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Adverse Childhood Experiences:

Adverse Childhood Experiences: Adverse Childhood Experiences: Mentale en fysieke gevolgen bij jeugdigen met een verstandelijke beperking Jaarcongres Kinder- en jeugdpsychiatrie 30 oktober 2018 Esther Moonen, Verpleegkundig Specialist

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie