RUD B.P. Brussel Wnb besluit; Onderzoek inperking meeuwenoverlast Diverse locaties, gemeente Zandvoort

Transcriptie

1 R Êjg i o n a Uitvoeringsdienst ord-holland Noord Archief Spaarnelanden De heer W. Agasi postbus BA HAARLEM Hoorn, 22 maart 2018 VERZONDEN 2 2 MAART 2018 Zaaknummer Behandelaar Betreft Locatie B.P. Brussel Wnb besluit; Onderzoek inperking meeuwenoverlast Diverse locaties, gemeente Zandvoort Geachte heer Agasi, Op 14 augustus 2017 hebben wij uw aanvraag ontvangen, ingediend namens de gemeente Zandvoort, voor een ontheffing ex artikel 3.3 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Bij van 27 september 2017 heeft u op ons verzoek om informatie aanvullende gegevens toegezonden. Op 29 november 2017 hebben wij u een brief gestuurd waarmee wij u geïnformeerd hebben dat het proceduretermijn met zeven weken verlengd is. De ontheffing is aangevraagd voor het opzettelijk storen onder andere middels zogeheten 'hawk-kites' en de 'scarey man' en het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, rustplaatsen en eieren, of het wegnemen van nesten van de stormmeeuw (Lams canus), kleine mantelmeeuw (Lams fuscus) en de zilvermeeuw (Lams argentatus). Dit in het kader van onderzoek zoals bedoeld in artikel 3.3, lid 4, sub b, onder 5 van de Wnb. U heeft de ontheffing aangevraagd voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december Uw aanvraag is bij ons geregistreerd onder zaaknummer Op 7 december 2017 hebben wij u in kennis gesteld over het voornemen uw aanvraag te weigeren met daarbij het verzoek om op 13 december 2017 in overleg te treden over het voorgenomen besluit. Op uw verzoek is dat overleg verplaatst. Op 5 februari 2018 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de RUD-NHN, de gemeente Zandvoort vertegenwoordigd door Spaarne Landen en Pest Control Flevoland waarin wij ons besluit hebben toegelicht en waarop u kon reageren. In dit overleg heeft u aangegeven tot welke resultaten het onderzoek heeft geleid en welke inhoud eventueel verder onderzoek zou hebben. Van onze kant hebben wij aangegeven de onderzoeksopzet zoals verwoord in de ontheffingsaanvraag vooralsnog van onvoldoende inhoud te beoordelen. Naar aanleiding hiervan zou u zich intern nader beraden op de aanvraag. Besluit Wij besluiten om u geen ontheffing te verlenen voor het opzettelijk storen van de stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw in het broedseizoen en het opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren te vernielen ofte beschadigen, of nesten van deze soorten weg te nemen, in het kader van 'onderzoek' zoals bedoeld in artikel 3.3, lid 4, sub b, onder 5 van de Wnb. Hieronder motiveren wij ons besluit. Postbus EB Hoorn Pagina 1 5

2 Wettelijk kader De ^ormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw zijn beschermde vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van de Europese Vogelrichtlijn. De richtlijn ziet op de bescherming van individuele vogels, hun eieren, hun nesten en hun leefgebieden. Op grond van artikel 3.1 van de Wnb is het verboden van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn: - opzettelijk te doden ofte vangen (artikel 3.1, lid 1); opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren te vernielen ofte beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen (artikel 3.1, lid 2); - eieren van vogels te rapen en deze onder zich te hebben (artikel 3.1, lid 3)- - opzettelijk te storen (artikel 3.1, lid 4). Het verbod, bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Op grond van artikel 3.3 van de Wnb kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van verboden als bedoeld in artikel 3.1 of artikel 3.2, zesde lid, ten aanzien van vogels van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van hun nesten, rustplaatsen of eieren. Een ontheffing wordt uitsluitend verleend, indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat dat er met bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is verleend, de maatregelen niet leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort en zij nodig is op grond van een in de wet genoemd belang. Te weten: in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid; - in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer; ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of waterenter bescherming van flora of fauna; voor onderzoek of onderwijs, het uitzetten of herinvoeren van soorten, of voor de daarmee samenhangende teelt, of om het vangen, het onder zich hebben of elke andere wijze van verstandig gebruik van bepaalde vogels in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan. Vrijstellingen Landelijke vrijstelling schade Op grond van artikel 3.15, eerste lid van de Wnb zijn soorten aangewezen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land schade veroorzaken. Met deze aanwijzing wordt het mogelijk af te wijken van de verbodsbepalingen ter voorkoming van schade aan de in artikel 3.15, lid 6 Wnb genoemde belangen. Voordat een ontheffing verleend kan worden dient eerst te worden bezien of een vrijstelling is verleend. Artikel 3.1 van het Besluit natuurbescherming (hierna: Bnb) benoemt de landelijk vrijgestelde soorten; Canadese gans, houtduif, kauw, konijn, vos en zwarte kraai. De stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw behoren niet tot de landelijk vrijgestelde soorten. Landelijke vrijstelling overlast Op grond van artikel 3.15, eerste lid van de Wnb zijn soorten aangewezen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in het gehele land overlast veroorzaken. Met deze aanwijzing wordt het mogelijk af te wijken van de verbodsbepalingen ter voorkoming van schade aan de in artikel 3.16, lid 5 Wnb genoemde belangen. Voordat een ontheffing verleend kan worden dient eerst te worden bezien of een vrijstelling is verleend. Er zijn momenteel landelijk geen soorten aangewezen in relatie tot overlast. Pagina 2 5

3 Provinciale vrijstelling Artikel 3.15, derde lid van de Wnb biedt Provinciale Staten de mogelijkheid om bij verordening soorten aan te wijzen die niet reeds landelijk zijn aangewezen, niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in hun provincie schade veroorzaken. In artikel 2 en 3 van de Verordening Vrijstellingen soorten Noord-Holland is benoemd van welke verbodsbepalingen mag worden afgeweken, voor de in bijlage 1 en 2 van de verordening opgenomen soorten. De stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw behoren niet tot de provinciaal vrijgestelde soorten. Artikel 3.16, derde lid van de Wnb biedt Provinciale Staten de mogelijkheid om bij verordening soorten aan te wijzen die niet reeds landelijk zijn aangewezen, niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in hun provincie overlast veroorzaken. Er zijn geen soorten aangewezen middels provinciale verordening ter voorkoming van overlast. Nu het op grond van de landelijke en provinciale vrijstellingen niet mogelijk is om opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren te vernielen ofte beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen van exemplaren van de stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw of deze opzettelijk te storen dient een ontheffing te worden aangevraagd. Overwegingen Zoals in artikel 3.3 van de Wnb staat omschreven moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan voordat een ontheffing van de eerder genoemde verbodsartikelen kan worden afgegeven. Hieronder zullen de verschillende afwegingen beschreven worden. Wettelijk belang Om een ontheffing te kunnen verlenen moet er sprake zijn van het in het geding zijn van een in de Wnb genoemd belang. U vraagt een ontheffing van de Wnb aan in het belang van onderzoek zoals bedoeld in artikel 3.3, lid 4, sub b, onder 5 van de Wnb. U stelt dat de stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw overlast veroorzaken. Hierbij gaat het voornamelijk over de overlast in met name het broedseizoen, die men ondervindt door gekrijs van de vogels, agressief gedrag naar mensen, roof van etenswaar bij horeca gelegenheden en bevuiling van de straat door het open pikken van afvalzakken. De meeuwen hebben, globaal gezien, in het centrum van de gemeente Zandvoort de daken van enkele tientallen woningen met platte daken en maximaal vijf hoge flatgebouwen als broedhabitat uitgekozen. Hier wordt de meeste overlast ervaren door het grote aantal nesten. Op 27 maart 2015 is door het toenmalig bevoegd gezag de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ontheffing verleend onder de toenmalige Flora- en faunawet om onderzoek te laten uitvoeren naar methoden die effectief zijn om overlast veroorzaakt door meeuwen in te perken. De door RVO verleende ontheffing was geldig tot 31 december Met de ontheffing was het mogelijk om eieren van de kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw te behandelen ofte verwisselen met kunsteieren zodat er geen jongen worden geboren. Behalve het behandelen van eieren werden verjaagmiddelen op de daken toegepast zoals 'Hawk-kites' en de 'Scary man'. Aan de hand van de genomen maatregelen werd gemonitord of de overlast afnam door de verschillende beheer methoden te vergelijken. Het effect van de maatregelen is gemeten door het aantal meldingen van overlast te vergelijken over de onderzoekjaren heen en het tellen van nesten op vijf verschillende locaties. Op basis van de door u ingediende aanvraag en het onderzoeksrapport 'Rapportage meeuwenoverlast 2017, onderzoek meeuwenoverlast in de gemeente Zandvoort' achten wij niet aangetoond dat er nog altijd sprake is van onderzoek zoals bedoeld in artikel 3.3, lid 4, sub b, onder 5 van de Wnb. De eerder afgeven ontheffing door de Rijksdienst van Ondernemend Nederland1 voorziet in het bestrijden van meeuwenoverlast door middel van verschillende methodes. De resultaten van dit onderzoek zijn duidelijk: werende en verjagende middelen hebben beperkt effect (zoals Hawkkites) of zijn arbeidsintensief/kostbaar (zoals netten). De maatregelen die het grootste effect FF/75A/2014/062 Pagina 3 5

4 sorteren zijn de handelingen waarbij de eieren dan wel nesten op enige wijze worden behandeld. Uw aanvraag om het onderzoek voort te zetten kent geen andere aspecten die onderzocht zullen worden; het is simpelweg een voortzetting van exact dezelfde onderzoeksvraag en uitgangspunten. Nu de resultaten van een dergelijk onderzoek echter al bekend zijn en er naar aanleiding van het overeenkomstige onderzoeksvoorstel geen nieuwe inzichten worden verwacht, kan het belang onderzoek niet nogmaals worden opgevoerd om de aangeyraagde handelingen uit te blijven voeren. Er zal dus sprake moeten zijn van een ander wettelijk belang om ontheffing te kunnen verlenen om de maatregelen die gebleken effectief zijn toe te mogen passen. Ten overvloede merken wij op dat wij onze vraagtekens plaatsen bij de door u beschreven methode van onderzoek en de wetenschappelijke grondslag bij het meten van de resultaten. U meet de effecten van het onderzoek onder andere op basis van ingediende klachten van meeuwenoverlast. Deze methode is speculatief en geeft geen representatief beeld van de daadwerkelijk ervaren overlast door inwoners of bezoekers van de gemeente Zandvoort. Wij weigeren daarom u aanvraag tot een ontheffing voor het behandelen van eieren en nesten van de stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw en het opzettelijk storen tijdens het broedseizoen. Andere bevredigende oplossing In artikel 3.3 van de Wnb is verankerd dat een ontheffing uitsluitend wordt verleend, indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Tijdens het onderzoek naar de meest effectieve manier om de overlast van meeuwen tijdens het broedseizoen te verminderen zijn twee visuele middelen toegepast, de 'Hawk-Kite' en de 'Scary man' en daadwerkelijke nestbehandeling. Hiermee zijn niet alle bewezen effectieve middelen toegepast. Niet toegepast voor het ongeschikt maken van de daken zijn middelen die het vestigen van meeuwen voorkomt zoals het spannen van draden over daken of het overdekken met netten. Ook het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers of aanbieden van alternatief broedgebied kunnen de meeuwenoverlast verminderen. Voor wat betreft de bestrijding van overlast veroorzaakt door meeuwen binnen de gemeente Zandvoort bestaan daarmee mogelijk andere bevredigende oplossingen. Ook om deze reden weigeren wij uw aanvraag tot een ontheffing voor het verjagen van de stormmeeuw, kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw tijdens het broedseizoen. Gunstige staat2 Ontheffing is gevraag voor het opzettelijk storen van de soorten kleine mantelmeeuw, stormmeeuw en zilvermeeuw. Een ontheffing van het verbod op opzettelijk storen is niet nodig indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de genoemde vogelsoorten. De kleine mantelmeeuw is op alle vlakken (verspreiding, leefgebied en populatiegrote) beoordeeld als gunstig. Opzettelijk storen van de kleine mantelmeeuw zou daarmee mogelijk zijn. De gunstige staat van de stormmeeuw is gemiddeld ongunstig, met de name de verspreiding en populatie grote zijn ongunstig. Ook de gunstige staat van de zilvermeeuw is ongunstig. In Noord-Holland is de populatie van de zilvermeeuw matig afgenomen. U heeft in uw aanvraag en aanvullende gegevens niet inzichtelijk gemaakt of uitvoering tijdens het broedseizoen al dan niet van wezenlijke invloed is op de populaties van de verschillende meeuwensoorten. Op basis van de door u ingediende aanvraag en de daarbij behorende gegevens achten wij niet voldoende aangetoond dat er geen sprake is van een verslechtering van de staat van instandhouding. Conclusie Wij concluderen dat uw aanvraag van 14 augustus 2017 voor een ontheffing op grond van artikel 3.3 van de Wnb, niet kan worden toegekend. Niet is gebleken dat er sprake is van het in 2 Pagina 4 5

5 het geding zijn van een wettelijk belang waarmee kan worden afgeweken van de in artikel 3.1 van de Wnb opgenomen verbodsbepalingen voor vogels. Tevens is er naar ons oordeel een andere bevredigende oplossing voorhanden en kan voor de stormmeeuw en de zilvermeeuw de gunstige staat niet gegarandeerd worden. Wij weigeren u daarom de gevraagde ontheffing voor het opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren te vernielen ofte beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen en het opzettelijk storen van de stormmeeuw {Lams canus), kleine mantelmeeuw (Lams fuscus) en de zilvermeeuw (Lams argentatus). Meer informatie Heeft u nog vragen? Neemt u dan contact op met de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN) via Wij verzoeken u hierbij het zaaknummer te vermelden. Hoogachtend, Gedeputeerde St narnens dez van Noord-Holland, muf. drs. I.A.M.J. Sweep fdelingsmanager Regulering Groen Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUDNHN) Kopie aan: - Afdeling toezicht en handhaving, RUDNHN. Bezwaar U en andere belanghebbenden die het niet eens zijn met dit besluit, kunnen binnen 6 weken, gerekend vanaf de dag na datum van verzending van dit besluit, een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, t.a.v. de secretaris van de Hoor- en adviescommissie, Postbus 3007, 2001 DA Haarlem. Het bezwaarschrift moet tenminste het volgende bevatten: uw naam, adres, postcode en woonplaats; de datum; over welke beschikking het gaat (u kunt het beste een kopie van dit besluit bijsluiten); de redenen waarom u het niet eens bent met het besluit; uw handtekening. Ook kunt u voor meer informatie de provinciale website bezoeken. De provincie wil bezwaren tegen besluiten graag op informele wijze behandelen. Als uw bezwaar in aanmerking komt voor deze informele behandeling nemen wij op korte termijn telefonisch contact met u op. In verband hiermee verzoeken wij u om in uw bezwaarschrift het telefoonnummer te vermelden waarop u overdag bereikbaar bent. Voor meer informatie over de informele behandeling kunt u telefonisch contact opnemen met provincie Noord-Holland. Pagina 5 5