Peziza arvemensis, een bekerzwam van het beukenbos

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Peziza arvemensis, een bekerzwam van het beukenbos"

Transcriptie

1

2 De Nederlandse Mycologische Vereniging, opgericht in 1908, heeft als doel de beoefening van de mycologie in ruime zin te bevorderen. In voor- en najaar worden wekelijks excursies georganiseerd, verder worden er werkweken gehouden en in de winter verscheidene landelijke bijeenkomsten. Tevens is de NMV actief in de natuurbescherming waar het paddestoelen betreft. De bibliotheek van de NMV is gehuisvest in het Centraal Bureau voor Schimmelcultures, Oasterstraat 1 te Baarn. Inlichtingen bij de bibliothecaris, H. van der Aa, tel Het contactblad van de vereniging, Coolia, verschijnt vier maal per jaar en wordt aan de leden toegestuurd. De contributie voor de NMV bedraagt f 40,- voor gewone leden, en f 20,- voor huisgenootleden (krijgen geen Coolia) en juniorleden (nog geen 25 jaar of student aan Universiteit of HBO: krijgen Coolia). Informatie is verkrijgbaar bij de secretaris, waar tevens nieuwe leden zich kunnen aanmelden. Ook adreswijzigingen dienen zo snel mogelijk bij de secretaris, weversstraat 4, 9411 NC, tel , gemeld te worden. INHOUD Kok, R.P.J. de Sulloek Enzlin, R. Bas, C. Aa, H.A van der Begin eens met... Verenigingsnieuws Bijzondere waarnemingen en vondsten Boekbesprekingen Uit de tijdschriften Het geslacht Macrolepiota in Nederland Bermpje pikken, een verslag van de werkweek 1990 te Vlagtwedde, Oost-Groningen Commentaar op een paar plaatjeszwammenvondsten Peziza arvemensis, een bekerzwam van het beukenbos pag. 97 pag. 102 pag. 108 pag. 113 pag. 120 pag. 123 pag. 126 pag. 128 pag. 133 Omslag: Squamanita nepalensis Bas ined., weefsel van de knol, naar een tekening van C. Bas. Deze soort komt in Nepal voor en wordt daar op de markt als eetbare paddestoel verkocht. Hij behoort tot de groep van de geel tot bruine soorten net als Sq. schreien.

3 97 Coolia 34: HET GESLACHT MACROLEPJOTA IN NEDERLAND Rogier P.J. de Kok, Ravenhorst 30, 2317 AJ Leiden & a result of an extensive study on thé group of species around Macrolepiota rachodes, Macrolepiota bohemica is considered to be conspecific with M. rachodes. The characters used to distinguish both species, i.e. the diameter of the stipe and the bulb, tbe width of the germ pore and tbe arrangement of the velar squamules on the pileus, did not show any discontinuity. Two variants of M. rachodes are distinguished, a dark variant with relative small spores, growing exclusively in Picea-forests, and a pale variant with relative big spores, growing in all kind of habitats. Also Macrolepiota mastoidea and M. gracilenta were studied; these species are distinguished from each other on spore size, diameter of pileus and stipe length, and colour of the velum. They are now considered as one species, viz. M. mastoidea. A key to the Dutch species is given and all taxa are presented with a short description. De soorten uit het geslacht Macrolepiota Sing. kunnen zich al zo'n 150 jaar verheugen in de warme belangstelling van de mycologen en mycofagen. Dit heeft vooral in de vorige eeuw geleid tot een ware stortvloed van soorten. Vele van deze soorten zijn nooit veel verder gekomen dan het oorspronkelijke artikel. Andere daarentegen werden wel door latere auteurs overgenomen, en blijven dan decennia lang in allerlei determinatiewerken opduiken. Het gevolg is dat de literatuur vol staat met (dubieuze) soorten die niet of nauwelijks onderzocht zijn. Om inzicht te krijgen in deze wirwar van twijfelachtige en niet of nauwelijks onderzochte soorten was een systematisch onderzoek van de groep dringend noodzakelijk. In augustus 1990 begon ik aan de meest problematische groep binnen Macrolepiota, namelijk de groep rond M. rachodes. Het voornaamste probleem binnen deze groep was de positie van M. bohemica (ook bekend als M. rachodes var. hortensis), een soort die in 1961 is beschreven en die sindsdien als een soort spook door het genus zweefde. De kenmerken die gebruikt werden om deze soort te onderscheiden van M. rachodes waren: steel- en knoldikte, grootte van de kiempare van de sporen en ordening van velumschubben op de hoed. Na onderzoek bleek geen van deze kenmerken een discontinuïteit te vertonen. Halverwege het onderzoek bleek echter, dat er collecties waren die gemiddeld kleinere sporen hadden en een donkere hoedhuid. Verder bleken al deze collecties uit naaldbossen te komen. Uit de literatuur is er een taxon bekend dat aan deze kenmerken voldoet, namelijk M. olivieri. De positie en status van dit in 1886 beschreven taxon waren tot nu toe ontluidelijk. Tot de tweede groep, waar ik naar gekeken heb, behoren de soorten M. mastoidea en M. gracilenta. Deze twee soorten werden van elkaar onderscheiden op grond van sporegrootte, verhouding van hoeddiameter tot steellengte en de kleur van het velum. Ook hier bleken er na kritisch onderzoek geen kenmerken te zijn die een splitsing in twee soorten zouden kunnen rechtvaardigen.

4 98 Het onderzoek werd afgesloten met een verslag en het ligt in de bedoeling om een artikeltje voor Persoorria te schrijven. In mijn vrije tijd hoop ik dit jaar verder te kunnen gaan met M. proeera. Materiaal is nog steeds welkom (ook van de overige soorten)! Voorlopige tabel voor de in Nederland aan te treften taxa N.B.: de namen van de bestudeerde soorten zijn vet gedrukt; microscopische gegevens van niet bestudeerde soorten naar Candusso & Lanzoni (1990). 1. Ring vliezig, zonder dubbele rand (zie fig. 1); geen gespen aan basis van de basidiën 2. Hoed met opvallende umbo; pigment in velumelementen voomarnelijk vacuolair 4. M. konradii 2. Hoed zonder opvallende urnbo; pigment in velumelementen voomarnelijk rnernbranair 3. Sporen met hyalien laagje op kiempare (zie fig. 3), (12,0-)13,5-17,0( -20,0) x (8,0-)8,5-10,0( -11,0) ljlll; hoed 50-90( -110) mm 5. M. excariata 3. Sporen zonder hyalien laagje op kiempare (zie fig. 4), 7,2-12,0(- 13,0) x 4,5-8,5 ljlll; hoed (60-) (-200) mm 6. M. venenaja 1. Ring met dubbele rand (zie fig. 2); basidiën met gespen aan de basis 4. Steel kaal; sporen zonder hyalien laagje op kiempare (zie fig. 4) 5. Hoedhuid wit; cheilocystiden rostraat; sporen 7,0-8,5 x 4,0-6,5 ljlll 1. M. nympharum 5. Hoedhuid wit tot lichtbruin; cheilocystiden zelden rostraat; sporen 7,0-12,0(-14,0) x 4,0-8,5 ljlll 6. Hoedhuid wit tot lichtbruin; sporen gemiddeld 8,5-10,5 x 5,5-7,0 ljlll 2. lichte vorm van M. rachodes 6. Hoedhuid geelbruin tot lichtbrulin; sporen gemiddeld 8,0-9,0 X 5,0-6,0 >JID 3. donkere vorm van M. rachodes 4. Steel met schubben; sporen met hyalien laagje op kiempare (zie fig. 3) 7. Velurn op de hoed in kleine korrelige,schubjes uiteenvallend; steel zwak geschubd 7. M. mastoidea 7. Velum op de hoed in grote plakken uiteenvallend; steel sterk geschubd 8. Vlees niet rood wordend bij doorsnijden 8. M. praeera var. praeera 8. Vlees rood wordend bij doorsnijden 9. M. praeera var. permixta

5 99 Korte karakteristiek van de Nederlandse soorten 1. Macrolepiota nympharnm (Kalchbr.) Wasser Syn.: Macrolepiota puellaris (Fr.) Mos. Een witte soort met een nogal rafelig uiterlijk. Hoed mm. Steel x 5-9 mm, kaal. Knol niet erg prominent. Ring met dubbele rand. Vlees lichtbruin wordend na aansnijden. Sporen klein, 7,0-8,5 x 4,0-6,5 )l!ll. Cheilocystiden voomamelijk rostraat Basidiën met gespen aan de basis. Alleen gevonden in Picea-bossen. Komt voor in België en Duitsland en is eenmaal in Limburg aangetroffen. 2. Lichte vorm van Macrolepiota rachodes (Vitt.) Sing. Syn.: Macrolepiota bohemica (Wichansky) Krieglst. & Pázmány ( = M rachodes var. hortensis Pilat, ongeldig gepubliceerd) De correcte spelling van de soortnaam is rachodes en niet rhacodes zoals men ook vaak tegenkomt. Een zeer variabele soort. Hoed mm, wit tot lichtbruin, met grote bruine schubben. Steel (-225) x 7-26(-29) mm met knolvormige basis, kaal. Ring met dubbele rand (fig. 2). Vlees bij doorsnijden oranje, later rood (soms wat geel) verkleurend, in oude exemplaren meteen rood wordend. Sporen 7,5-12,0(-14,0) x 4,5-8,5 )lill, gemiddeld 8,5-10,5 x 5,5-7,0 )lill. Cheilocystiden niet rostraat Basidiën met gespen aan de basis. In allerlei verschillende habitats, zoals tuinen, weilanden, bossen (ook in Piceabossen), bermen en kassen voorkomend. 3. Donkere vorm van Macrolepiota rachodes (Vitt.) Sing. (Komt overeen met Macrolepiota olivieri (Barla) Wasser) Een wat donkere vorm van M rachodes. Hoed mm, met een geelachtig bruine tot lichtbruine hoedhuid en met grote bruine schubben. Steel ( 45-) x 7-13 mm met knolvormige basis, kaal. Ring met dubbele rand. Vlees roodachtig geel verkleurend, later rood wordend, in oude exemplaren meteen rood wordend. Sporen 7,0-10,5 x 4,0-6,5 )lill, gemiddeld 8,0-9,0 x 5,0-6,0 )l!l1 (fig. 4). Basidiën met gespen aan de basis. Alleen in Picea-bossen gevonden. 4. Macrolepiota konradii (Huijsman ex P.D. Orton) Mos. Een lange slanke soort met vliezige ring en donkerbruin velum op de hoed. Hoed mm, met prominente umbo. Steel x 6-15 mm, soms fijn beschubd. Sporen (11,0-)12,0-16,5(-20,0) x 7,0-10,0 )lill, met hyalien laagje op de kiempore. Geen gespen aan basis van de basidiën. Deze soort wordt vaak verward met M. mastoidea, maar verschilt ervan doordat de gespen afwezig zijn, door de vliezige ring en het hyaline laagje op de kiempore.

6 Fig. 1. Vliezige ring zonder dubbele rand, op doorsnede. Macrolepiota venenata. Fig. 2. Ring met dubbele rand, op doorsnede. Macrolepiota rachodes (lichte vorm). Fig. 3. Sporen met hyalien laagje op de kiempore. Macrolepiota mastoidea. Fig. 4. Sporen zonder hyalien laagje op kiempore. Macrolepiota rachodes (donkere vorm). maatbalkje is 1 cm resp. 10 )l!u. 5. Macrolepiota excoriata (Schaeff. : Fr.) Wasser Een kleine lichte soort. Hoed 50-90(-110) mm, zonder prominente umbo. Steel 60-80(-100) x 6-12 mm, kaal. Ring vliezig. Sporen (12,0-)13,5-17,0(-20,0) x (8,0-)8,5-10,0(-11,0) )lid, met een hyalien laagje op de kiempore. Geen gespen aan basis van basidiën. 6. Macrolepiota venenata M. Bon Hoed (60-) (-200) mm, zonder umbo. Steel x 10-15(-20) mm, kaal. Ring vliezig. Vlees bij aansnijden lichtbruin tot roze wordend. Sporen 7,2-12,0(-13,0) x 4,5-8,5 pm, zonder hyalien laagje op de kiempore. Geen gespen aan

7 basis van basidiën. De vruchtlichamen verslijmen snel. Bekend van bemeste weilanden in Noord-Frankrijk, nog niet in Nederland gevonden. Dit is de enige soort waarvan de giftigheid vaststaat. Deze soort kan gemakkelijk verward worden met M. rachodes, maar verschilt hiervan door de vliezige ring (fig. 1) en doordat de gespen afwezig zijn. 7. Macrolepiota mastoidea (Fr.:Fr.) Sing. Syn.: Macrolepiota gracilenta (Krombh.) Mos.; Macrolepiota rickenii (Velen.) Bellu & Lanzoni. Een lange slanke soort met bruinachtig geel tot rozig bruin korrelig velum op de hoed. Hoed (50-)70-110(-140) mm, met prominente umbo. Steel (50-)85-140(-210) x (5-)7-11(-14) mm, spaarzaam bezet met velumschubjes. Ring met dubbele rand. Sporen 10,0-15,0(-20,0) x 5,5-8,5(-10,5) ]llil, met hyalien laagje op de kiempare (fig. 3). Basidiën met gespen aan de basis. Komt voor in bossen en weilanden. 8. Macrolepiota procera (Scop.:Fr.) Sing. var. procera Een grote lange slanke soort met duidelijk beschubde steel. Hoed (-400) mm, met prominente umbo en met grote plakken velum. Steel x m.m. Ring met dubbele rand. Vlees niet verkleurend bij doorsnijden. Sporen 13,0-17,0(-23,0) x (8,5-)9,0-10,5(-12,0) ]llil, met hyalien laagje op de kiempore. Basidiën met gespen aan de basis. 9. Macrolepiota procera var. permixta (Barla) Candusso Als var. procera, maar vlees bij doorsnijden rood verkleurend. Dankwoord Tijdens mijn onderzoek heb ik veel hulp ontvangen van leden van de Nederlandse Mycologische Vereniging. In de eerste plaats natuurlijk van mijn begeleider C. Bas, en van mijn kamergenote op het Rijksherbarium Else Vcllinga. Veel mensen hebben voor mijn onderzoek paddestoelen verzameld en/of uit hun herbarium beschikbaar gesteld. Met name wil ik graag bedanken Piet Jansen (voor de excursie in de polder), Leo Jalink, Marijke Nauta, Kees Uljé en Ger van Zanen voor de getoonde belangstelling en nuttige opmerkingen. 101 LITERATUUR Candusso M. & G. Lanzoni, Lepiota s.l. Fungi europaei 4. Saronno..

8 102 Coolia 34: BERMPJE PIKKEN... Verslag van de werkweek 1990 te Vlagtwedde, Oost-Groningen Roeland Sulloek Enzlin, Timorstraat 30', 9715 LG Groningen The week foray of the Dutch Mycological Society was in 1990 held in the northeastem part of the country: the east of the province of Groningen. An enumeration of interesting finds is given. Despite the dryness in total 664 taxa are recorded from 159 different 1 x 1 square kilometer grid units. Van vrijdag 12 tot en met vrijdag 19 oktober 1990 werd de jaarlijkse binnenlandse werkweek gehouden. Deze keer werd Oost-Groningen als onderzoeksgebied gekozen. Het was vrijwel onbekend op paddestoelengebied en wat ervan bekend was had betrekking op maar enkele terreinen. Oost-Groningen is globaal in 3 landschapstypen te verdelen: de zandgronden van Westerwolde, de veenkoloniën en het 'kleigebied' (Oldambt, Hunsinga en Fivelingo). Op sommige plaatsen komt keileem dicht aan het oppervlak. Tijdens de werkweek zijn ook diverse terreinen in Drenthe bezocht. De werkweek werd goed bezocht, het aantal deelnemers varieerde van dag tot dag van 15 tot 27 mensen. Vanuit de Van Bommelhoeve vertrokken dagelijks tussen de twee en vijf excursies. In totaal werden zo'n 60 terreinen van diverse instanties (Groninger Landschap, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer) verkend. Daarnaast zijn er vele weg- en kanaalbermen en een tiental kerkhoven bekeken. 's Avonds werd er volop gedetermineerd en werden drie lezingen gehouden: "paddestoelen in wegbermen", "het karteringsproject en Groningen" en "over het Westerwoldse landschap" (aan de hand van dia's). Ondanks de schrale oostenwind, die het gebied vlak voor de werkweek teisterde, zijn er 664 taxa waargenomen uit zo'n 159 kilometerhokken behorende tot 54 uurhokken. Voor de kartering is de werkweek dan ook een succes te noemen. Westerwolde Het zwaartepunt van de excursies lag in het Westerwolde. Vroeger was het een sterk besloten landschap op voedselarme zandgrond met bossen, heidevelden en kleine esdorpjes, doorsneden door enkele kleine beekdalen waar zich o.a. elzenbroekbos kon ontwikkelen. In de loop der tijd is dit besloten karakter verloren gegaan door uitbreiding van de landbouw. De grotere bossen bleken in de werkweek behoorlijk droog te zijn. De meeste soorten die er werden aangetroffen zijn vrij algemene "arme zandgrond-soorten". Het Metbroekbos, onderdeel van de Vlagtwedder Essen, leverde als bijzonderheid Panaeolus olivaceus op. Deze soort lijkt minder zeldzaam te zijn dan vermeld staat

9 in de Standaardlijst (Arnolds, 1984). Ook het Lieftinghsbroek behoort tot de Vlagtwedder Essen. Het bestaat deels uit loofbos met Hulst en deels uit broekbos (Els en Wilg). Naast de fraaie houtzwam Phellinus igniarius, de zich uitbreidende soorten Fomes fomentanus (allen op berk) en Schi2opora phellinoides (zie ook Keizer, 1990) werden er enkele typische broekbossoorten gevonden zoals Entoloma politum, Lactarius obscuratus, L. omphalifonnir, L. lacunarum en Pholiota connirsans. Aangezien het broekbos in Nederland een bedreigd biotoop is, onder meer doordat op veel plaatsen water onttrokken wordt t.b.v. drinkwaterwinning en door waterstandsverlaging voor de landbouw, zal het niemand verbazen dat veel paddestoelen die karakteristiek zijn voor dit biotoop op de "rode lijst" staan (Arnolds, 1989), Op een schraal graslandje werd Mycena adonir aangetroffen. Bij Ter Apel liggen enkele kleine bosjes die toebehoren aan het voormalig klooster van Ter Apel. Leuke vondsten waren Agaricus semotus en Amanita gemmata. Nog beter waren de Sellingerbossen met o.a. de zeldzame Dennocybe croceocona die in grote hoeveelheden midden op het ijsbaantje stond, zover verwijderd van bomen (Kruipwilgen waren evenmin aanwezig) dat mycorrhizavorming was uitgesloten! Deze werd opgegeven als Dennocybe pratensir, maar dit blijkt een synoniem te zijn van D. croceocona (Kuyper, 1990). Andere bijzondere vondsten waren Ciavaria argil/acea, Conocybe cryptocystir, Cortinarius subbalaustinus (die werd in meer gebieden aangetroffen), Galerina camerina, Gymnopilus odini, G. flavus, Hygrophorus hypothejus en Paxi/lus atrotomentosus. Naast uitgebreide bossen zijn er in Westerwolde nog talloze bosrestanten te vinden, naast kleine moerassen, heidevelden, schraallandjes. OI Tange is zo'n restant en bestaat uit niet veel meer dan een heideveldje met een berkenbroekbosje. Dit laatste leverde veel soorten op uit de genera Lactarius, Russula (o.a. R. versicolor) en Cortinarius, waaronder de (zeer) zeldzame C. fulvescens (tweede melding in Nederland), C. raphanoides en wederom C. subbalaustinus. Een eindje verderop ligt een gebiedje genaamd De Bril. Het is iets groter en bestaat uit broekbos en een klein stukje hooiland. Hier werden o.a. Cortinarius alnetorum, Dermocybe croceocona end. uliginosa var. uliginosa genoteerd. In een bosje met wat heiderestanten vlakbij het gehucht Ter Wupping werd Galerina subclavata gevonden. Deze weinig bekende soort lijkt op G. heterocystir maar verschilt daarvan vooral door de tweesporige basidia. In Westerwolde zijn tevens diverse recreatieterreinen aangelegd. Eén van de oudste daarvan is De Wedderbergen, eigenlijk een onderdeel van het oude landgoed De Wedderborgh. Er werden enkele soorten gevonden van schrale, humusarme milieus als Cantharellus cibarius, Amanita gemmata, Cortinarius erythrinus en Gyroporus castaneus. Ook werd hier op enkele van de vele Nevelzwammen Volvariella surrecta, de Parasietbeurszwam, gevonden. In het Barlagebos bij Vlagtwedde werden we voor de tweede maal verrast door de vroege verschijning van de Denneslijmkop (Hygrophorus hypothejus). Ook Dennocybe semiranguinea, Entoloma scabiosum en Mycena pelliculosa zijn de moeite van het vermelden waard. 103

10 104 Veenkoloniën Van het oorspronkelijke Drents-Groningse hoogveen is amper wat over. Alleen in het zuidoosten van Drenthe is nog een stuk bewaard gebleven: het Bargerveen. Op diverse plaatsen in dit veen werden onder toeziend oog van een opzichter paddestoelen gezocht. Geregeld werd Ciavaria argillacea gevonden, een soort van humus- en voedselarme heidevelden die. sterk achteruit gegaan is (Amolds, 1989). Andere bijzonderheden waren Galerina sphagnonun, Omphalina galericolor var. galericolor, de in symbiose met algen levende Omphalina ericetarum en -op hout langs de rand van een bosje- Hohenbuehelia grisea. De laatstgenoemde heeft zeer fraaie en grote, metuloïde cystiden. De rest van het eertijds grote hoogveengebied is afgegraven, waarbij de bovenste laag werd vermengd met de onder het veen liggende zandlaag. Hierdoor ontstonden de voor de Veenkoloniën karakteristieke zwarte dalgronden. Deze worden vrijwel geheel gebruikt als landbouwgrond. Natuurterreinen waren er tot voor kort nauwelijks aanwezig. De Tichelberg is een voorbeeld van een natuurterrein. Het bestaat uit een keileembult op de grens van het veenkoloniale en Westerwoldse landschap, waarvan de bouwvoor tien jaar geleden is verwijderd zodat de leemlaag bloot kwam te liggen. Nu nog hebben de planten er moeite mee om op te komen. De paddestoelen niet. Het is goed voor bijzonderheden, zoals al ruim twaalf jaar geleden (toen de bouwvoor er nog was) tijdens een NMV-weekend bleek. Van de 64 nu gevonden soorten staan er 10 op de 'rode lijst', waaronder Clavulinopsis helveola, Dennocybe croceocona, Geoglossum nigritum, G. glutinosum, Gymnopilus fulgens, Rebeloma tomentosum, Hygrocybe ceracea en een witte Hertezwam, die mogelijk Pluteus pellitus, de Sneeuwwitte hertezwam is. Onder andere door de recessie in de aardappelteelt worden in de Veenkoloniën steeds meer landbouwgronden uit de roulatie genomen en omgevormd tot recreatie- en natuurterreinen. Een aantal van die terreinen werd door ons bezocht en enkele bleken mycofloristisch zeer interessant. In het recreatieterrein "Emergobos" nabij Pekela werden Russula clariana, Lyophyllum fumatofoetens en Ciavu/inopsis helveola gevonden. In de Heemtuin van Muntendam werd, na een korte inleiding over de tuin, Ceriporia excelsa als bijzondere soort genoteerd. Op vrijwel elke konijnekeutel prijkten exemplaren van Psilocybe co prophila. Vanuit de Heemtuin is het een klein eindje naar Egypteneinde, hoewel de naam anders doet vermoeden. Daar is een kleine, oude stortplaats die geheel beplant is met essen, eiken en berken. Het bleek een grote verrassing te zijn. De dikke, zeer humusrijke bovenlaag van de bodem stond vol met Lyophyllum decastes en L. loricatum. Ertussen stonden veel exemplaren van Agaricus bitorquis en A. vaporarius, en alweer Volvarie/la surrecta op Clitocybe nebularis. Daarnaast werden nog bijrondere soorten als Cortittarius fusisporus, Phlebia livida, Rhodocybe gemina, Strop/zaria percevalii gevonden en een onbekend Lepiota-acbtig paddestoeltje. Later bleek dat dit een nieuw taxon voor Nederland is met de lange naam Leucoagaricus melanotriclrus var. fuligineobrunneus (zie elders in deze Coolia). Helaas werd de uit voorgaande jaren van dit gebied bekende Coltricia cinnamomeobadia deze keer niet

11 gevonden. In de Veenhuizerstukken, de voormalige vloeivelden van de aardappelmeelfabriek in Stadskanaal, werd weer Dermocybe croceocona gevonden. Grofweg begint boven de lijn Groningen-Nieuwe-Schans het kleigebied. Hiertoe behoren o.a. de streken Oldambt, Hunsinga en Fivelingo. De zuidrand van het Oldambt bevat enkele stukken zand en veen. Hierop vinden we de Fraeylemaborgh en Ennemaborgh, de Baggerputten, en de gebieden "Meerland" en het "Veendiep". Bij Slochteren ligt het landgoed Fraeylemaborg met een fraai park in Engelse landschapsstijl. We troffen er de volgende bijzonderheden aan: Amanita phal/oides (die niet vaak gevonden wordt in het noorden des lands), Ganoderma lucidum, Russu/a grisea var. pictipes (een variëteit met een rood aangelopen steel) en Inocybe phaeoleuca. De Ennemaborgh, altijd goed voor veel soorten ook in droge tijden, leverde 110 soorten op. Op de keutels van de vrij rondlopende konikpaarden werd veelvuldig Anellaria semiovata aangetroffen, iets wat ook elders in begraasde natuurgebieden waargenomen wordt. Op de eiken zag men geregeld Grifola frondosa. Een echt zeldzame korstzwam was de op lindetakken groeiende Peniophora rufomarginata. De Baggerputten liggen op de grens van het klei- en het veengebied. Vroeger is hier veen gebaggerd en zijn er diepe putten ontstaan, vandaar de naam. Het terrein bestaat uit weilanden, waarop een verschralend beheer wordt toegepast, opgaande bosjes en broekbos. Op een oude autostortplaats is een wilgenbosje ontstaan. Dit bleek diverse bijzondere soorten te bevatten, zoals Lepista ovispora (waar C. Bas zeer blij mee was; zie verder in deze Coolia) en Rebeloma tomentosum. Deze zeldzame R. tomentosurn hoort thuis in het naar oranjebloesem ruikend Rebeloma sacchariolens-complex. Hij onderscheidt zich van de andere soorten uit deze groep door het bezit van een droge, viltig-schubbige hoedhuid. Elders in het gebied werden Marasmius capillipes (op populiereblad), Mycena belliae (op rietstengels), Mycena bulbosa (op stengels van grasachtige planten), Agrocybe firma, Clavulinopsis helveola, Rygrocybe miniata, en H. ceracea gevonden. De laatste drie soorten zijn indicatief voor schrale milieus en werden in voorgaande jaren niet daar gevonden. Het Meerland bestaat uit hoogveenrestanten, opgaande bosjes, en weilanden waarop een verschralend beheer wordt toegepast. Dat dit laatste vruchten begint af te werpen blijkt wel uit de vondst van Geoglossum nigritum, G. glutinosum, Rygrocybe conica en H. miniata. Op een stronk werd een prachtig exemplaar van de Zalmzwam, Rhodotus palmatus, gevonden. Andere leuke vondsten zijn de zeer zeldzame Conocybe kuehneriana, Ceriporia excelsa, en Psathyrella hirta. ' Bij het recreatiegebied Veendiep troffen we een stukje aan dat vergelijkbaar is met andere humusrijke rommelbosjes zoals de Baggerputten en het Egypteneinde. Dergelijke bosjes blijken vaak grote bijzonderheden te bevatten. We vonden er Agaricus bitorquis en A. vaporarius, Lyophyllum decastes (in grote hoeveelheden) en weer Lepista ovispora, en Clitocybe nebuiaris met Volvariel/a surrecta erop (voor de 105

12 106 derde maal). Om de plassen van het Veendiep lagen heischrale graslandjes met honderden exemplaren van Hygrocybe miniata. Enkele donkere Satijnzwammen bleken te behoren tot E. triste, een zeer zeldzame soort. Langs de drassige kanten werd Inocybe lacera var. helobia gevonden. Deze variëteit wordt onderscheiden van var. lacera op grond van een kleinere lengte/breedte verhouding van de sporen, een dikkere, enigszins geel gekleurde wand van de pleurocystiden, en ook door de natte standplaats. Het 'kleigebied' Het kleigedeelte van het Oldambt is betrekkelijk jong en ontstaan door inpoldering van de Dollard. Het strekt zich uit tot het Bellingwolderbos. Op de iepen daar werd Lyophyllum ulmarium gevonden, in bet bos Pholiotina rugosa. Het enige echt natuurlijke terrein in dit gebied is het kweldergebied van de Dollard. Hier ging een excursie naar toe in de hoop bijzondere kweldersoorten te vinden, maar helaas was er nu niets te vinden. In de jonge Dollardpolders werden wel enkele interessante zaken aangetroffen, zoals Ciavaria daulnoyae, Pholiotina b/auaria (op twee plaatsen), Pholiotina appendiculata, Psathyrella pygmaea en Lyophyllum fumatofoetens. Eén van de grootste natuurontwikkelingsterreinen van Groningen is de 1)amme nabij Beerta. Net buiten het door Schotse Hooglanders begraasde gedeelte werd de onlangs beschreven kleine en zeldzame Psachyrella perpusi/la aangetroffen. Het Hunsinga en Fivelingo zijn veel ouder. Er zijn enkele fraaie borgen en heerden (grote boerderijen) aanwezig met essen- of populierenlanen en kleine parkbosjes die goed zijn voor leuke waarnemjngen. Onder de populieren rond de AJberdaheerd werden grote exemplaren van Amanita vaginata gevonden naast Russula clariana, Lactarius ichorarus en L. zonanus (sensu Maser). Vlakbij de Tjamme ligt het "rode" plaatsje Finsterwalde met een fantastisch kerkhof op paddestoelengebied. Het werd bij toeval aan het begin van de werkweek ontdekt en leverde soorten op als CoTtinarius psammocephalus, C rigens, C. uraceus, Inocybe appendiculata en Lactarius iclloratus. Drie van deze soorten zijn vooral bekend van het fluviatiel district en nauwelijks van daarbuiten. In één van de nieuwsbrieven van de kartering werd al eens gesuggereerd dat op landgoederen (en vergelijkbare biotopen) in Noord-Nederland kleibassoorten gevonden zouden kunnen worden (Jansen en Sulloek Enzlin, 1989). Gegevens daarover waren toen nauwelijks voorhanden. Als je hier de gegevens van Ekenstein en Menkemaborgh (zie hieronder) aan toevoegt lijkt die uitspraak aardig te kloppen. De Menkemaborgh bij Uithuizen had teveel last gehad van de droge wind en leverde niet zoveel paddestoelen op als normaal Bijzondere vondsten waren Coninanus rigens en Flammulina femrae. Beter gesteld was het met. het landgoed Ekenstein in Appingedam. Hier werden twee Flammulaster-soorten gevonden, te weten F. ferrugineus en F. granulosus. Andere fraaie vondsten waren Inocybe haemacta, Lactarius ichoratus, Thelephora amltocephala en Tricholoma album.

13 107 Wegbermen Gedurende de werkweek is er tevens een groot aantal wegbermen bekeken, soms uitgebreid, soms vluchtig onderweg naar een excursieterrein. Opvallend was dat een (onterecht) zeldzame soort als Cortinarius erythrinus 14 x gemeld wordt en Marasmius oreades, die overal zou moeten voorkomen, het maar bij 9 x houdt. Nog een voorbeeld: Lactarius fluens, zeldzaam in fluviatiel district, is 3 x gevonden. De topper was Amanita musearia met 53 meldingen. Provinciale Waterstaat heeft enkele wegbermen onderworpen aan een stringent maaibeleid. Het bleek dat al een behoorlijk aantal schraal waren. Het resultaat is dat er een aantal soorten is gevonden die kenmerkend zijn voor schrale, voedselarme milieus zoals Amanita gemmata, Camarophyllus niveus, Cantharellus cibarius, Clavulinopsis laeticolor, C. luteoalba, Hygrocybe psittacina, H. ceracea en Russula odorata. Naast deze soorten zijn er ook enkele grote zeldzaamheden gevonden: Cortinarius subbalaustinus (alweer), Entoloma lividoalbum, Inocybe phaeodisca var. geophylloides en Stropharia percevalii die op houtsnippers groeide. In totaal zijn er in de wegbermen 198 taxa gevonden waarvan er 23 op de 'rode lijst' staan. Het is zeker de moeite waard om eens vaker een wegberm in te duiken. Rest mij nog Kees Bas en Marijke Nauta te bedanken voor het doorlezen en becommentariëren van het concept, alle chauffeurs voor de soms lange ritten en niet in de laatste plaats de eigenaar en medewerkers van de Van Bommelhoeve voor de voortreffelijke verzorging. LITERATUUR Amolds, E., Standaardlijst van Nederlandse macrofungi. Coolia 26 (Supplement). Amolds, E., E. Jansen, P.J. Keizer & M. Veerkamp, Standaardlijst van Nederlandse macrofungi. Supplement 1. Amolds, E., A preliminary Red Data List of macrofungi in the Netherlands. Persoonia 14: Jansen, E. en R. Sulloek Enzlin, Paddestoelenkartering: stand van zaken mei Werkgroep Paddestoelenkartering Nederland, Nieuwsbrief no. 3. Keizer, P.J., The expansion of Schizopara cameolutea (Basidiomycetes) in Europe, in particular in the Netherlands. Persoonia 14: Kuyper, Th. W., Het geslacht Cortinarius in Nederland - I. Subgenus Dermocybe. Coolia 33: 1-7.

14 108 Coolia 34: COMMENTAAR OP EEN PAAR PLAATJESZWAMMENVONDSTEN C. Bas, Rijksherbarium, Postbus 9514, 2300 RA Leiden Some remarkable finds of the foray in eastern Groningen are described. Leucoagaricus melanotrichus var. fuligineobrunneus is new for the Netherlands and differs from var. melanotrichus in smaller fruitbodies, the pater colours on tbe pileus, and tbe annulus without a dark margin. Lepista ovispora, with a pileus resembling Clitocybe gibba but without papilla, is microscopically characterized by ellipsoid to oblong slightly warted spores. Both Lactarius fluens and L. blennius were found on sandy clay. Lactarius fluens was only known from pure clay. Entoloma ft4scomarginntum, a species of subgenus Trichopilus, close to E. elodes, is easily recognized by the dark coloured Iameiia edge. In the Netherlands it is known from the narthem part only. Finally tbe presumed rarity of some species, known from Uterature, is discussed. Gezien het grote aantal waargenomen soorten gedurende de zo succesvolle werkweek in Vlagtwedde is het haast onbegonnen werk om ze te becommentarieren. Zelfs als ik mij zou beperken tot de zeldzame soorten. Mijn keus is daarom beperkt en subjectief. Met enige verbazing aanschouwden we de paddestoelenrijkdom van het bosje op een oude stortplaats bij Muntendam met de intrigerende naam 'Egypteneinde'. Onder de loofbomen (veel essen), had zich een dikke, veerkrachtige, voedselrijke humuslaag gevormd. Op één plek groeide in bundeltjes bijeen een flink aantal kleine fragiele parasolzwammetjes die niemand herkende (zie fig. 1). Het hoedcentrum was bleek grijsbruin met hier en daar een roze tintje en de niet-gevoorde hoedrand bijna wit. Onder de loep was het centrum een beetje viltig tot heel zwak fijnschubbig. De lichtbeige getinte lamellen hadden een fijnvlokkig randje en de witte steel een smal, vergankelijk, wit, ietwat vliezig ringetje. Bij microscopisch onderzoek bleken de iets dikwandige sporen (6,0-7,0 x 3,5-4,5 plll) zonder kiempare een metachromatische endespore (roze kleurend in het blauw gekleurde cresylblauw) te hebben en de cbeilocystiden (30-60 x 9-16(-26) um) vaak zeer onregelmatig van vorm te zijn. Tenslotte bleek de hoedhuid bij het centrum uit dooreengeweven hyfen met 9-16 \llll wijde eindcellen met grijsbruin intracellulair pigment te bestaan. Met deze kenmerken denk je dan wel een bevredigende determinatie te kunnen verrichten. Met Maser (1983) kom je op de genera Leucoagaricus en Sericeomyces uit, maar onze soort is bij die auteur daar zeker niet te vinden. Interessanter is de 'Lepiota'-sleutel van Bon (1981). Ook daar kom je op Leucoagaricus uit, maar Sericeomyces is bij Bon een subgenus daarvan. Op grond van de structuur van de hoedhuid (geen cutis, d.w.z. niet bestaand uit horizontaal verlopende hyfen; zie fig. 1) moet je dan naar subgenus Leucoagaricu.s en daar is eigenlijk

15 maar één keus, L. melanotrichus var. fuligineobrunneus Bon & Boiff., een variëteit die zich van var. melanotrichus onderscheidt door kleinere vruchtlichamen, lichter gekleurde hoed en ringetje zonder donkere rand. Leucoagaricus melanotrichus var. melanotrichus werd eerder met twee vondsten uit ons land gemeld door Kuyper en Schreurs (1983) en is sindsdien herhaaldelijk gevonden. Een monster van de Groningse vondst gaat naar Bon. Als diens determinatie onverhoopt anders uitvalt volgt een bericht in Coolia. 109 Fig. 1. Leucoagaricus melanotrichus var. fuligineobrunneus: a. vruchtlichamen; b. cheilocystiden; c. sporen; d. hoedhuid (maatbalkje 1 cm resp. 10 )lid). Een andere verrassende ontmoeting was die met Lepista ovispora (J. Lange) Gulden (zie fig. 2). Reeds de eerste dag toonde Roeland Sulloek Enzlin materiaal van een al bekende vindplaats bij de Baggerputten onder Slochteren. Op 19 oktober liepen we, bijna letterlijk, weer tegen deze soort op in de Veenbouwten bij Bellingwolde. In een rommelbosje op een oude stortplaats stond een hele heksenkring van grote bundels van deze paddestoel.

16 110 Fig. 2. Lepista ovispora: a. vruchtlichamen; b. sporen (maatbalkje 1 cm resp m). Op het eerste gezicht lijkt hij een beetje op Lyophyllum decastes (Fr.: Fr.) Sing., de Bruine bundelridderzwam, maar bij nader inzien wijkt hij daar vrij sterk vanaf door de droge, licht beige-oker tot warm lichtrossig okerbruine hoed zonder een zweem van grijs, het wat berijpte hoedoppervlak (vooral bij de smalle iets ingerolde hoedrand) en de radiaire ribbels die bij ouder worden ontstaan tot zo'n 6 à 10 mm van de hoedrand. Eigenlijk lijkt de hoed van boven gezien vrij veel op die van Clitocybe gibba (Pers.: Fr.) Kumm., de Slanke trechterzwam, maar dan zonder papil en aanzienlijk groter. De dicht opeenstaande kort-aflopende lamellen zijn vrij donker crèmekleurig. Microscopisch onderscheidt deze soort zich van het L.

17 decastes-complex door de 6,5-7,5 x 3,5-4,5 IJlll grote sporen die ellipsoïd tot langwerpig van vorm zijn in plaats van rond. Deze soort werd door Lange (1930) beschreven als variëteit van de Bruine bundelridderzwam (als Clitocybe aggregata var. ovispora). Maar Gulden (1984) toonde aan dat de basidiën geen siderofiele granulatie hebben (dit is een korreling die zichtbaar wordt door kleuring met een oplossing van ijzer en acetokarmijnzuur) hebben, de sporen fijne wratjes dragen en dat het sporenstof, in voldoende dikke laag, rossig is. Helaas zijn de wratjes ook na kleuring met katoenblauw met het lichtmicroscoop niet of nauwelijks te zien. Ik heb van de Groningse vondst vijf exemplaren te sporuleren gelegd en niet één sporée verkregen. Gulden (1984) schrijft dat dat alleen onder koele omstandigheden lukt. In verband met de bewerking van Lepista voor de Flora agaricina neerlandica is het heel plezierig nu een bijna volledig gedocumenteerde collectie van deze soort te hebben. Even buiten Vlagtwedde loopt parallel aan de grote weg naar het noorden een oude beukenlaan op zandig-kleiïge bodem. Het aardige was dat ik daar zowel Lactarius blennius Fr. als L. fluens Boud. aantrof, terwijl ik de laatste alleen ken van zware kleibodem. Aan verschillende deelnemers liet ik de collectie van de laatste soort zien en de meeste noemden deze zonder aarzelen L. blennius. Reijnders (1989a en b) heeft al vrij uügebreid over het verschil tussen deze twee soorten geschreven. Kleurverschillen van de hoed hebben nauwelijks iets te betekenen door de grote variabiliteit van beide. Maar L. blenniu.s heeft bijna witte Jamellen die bij druk grauwgroen verkleuren en L. fluens vrij donker crèmekleurige lam.ellen die langzaam bruin verkleuren na kneuzing. Nog duidelijker is het versehij in de kleur van de sporée, bij L. blennius vrijwel wit, bij L. fluens vrij donker crème. Ik heb ook de hoedhuid vergeleken en vond zoals Reijnders aangeeft bij L. blet111ius een zeer dik (180 IJlll en meer) ixotrichoderm (waarbij de hyfen Iechtop staan of opstijgen en in een gelatineuze Jaag zijn ingebed) met smalle hyfen (1,8-2,5 pm) en bij L. fluen.s een dunnere (± 50 pm dik) ixocutis (waarbij de hyfen horizontaal liggen en ook door een gelatineuze laag zijn omgeven), met 2,5-5,5 IJlll brede hyfen. Het onderscheid tussen deze twee soorten hoeft dus geen probleem te zijn, maar we moeten erop bedacht zijn dat L. jluefls zich niet tot de zware klei beperkt. Overigens zag ik deze soort tijdens de werkweek nog tweemaal in andermans doosjes, maar deze vondsten zijn kennelijk niet als zodanig gerapporteerd. Een opvallende, zeer zeldzame Entoloma werd op de laatste dag door Herman Sieben aangedragen, namelijk E. fuscomarginatum P.D. Orton, een soort die zover mij bekend slechts éénmaal in Nederland gevonden was, op Terschelling, en vooral bekend is uit Schotland. Het is een duidelijke vertegenwoordiger van het ondergeslacht Tric!Jopilus met zijn Tricholoma-achtige habitus, bruine aangedrukt-vezelige hoed en duidelijke cheilocystiden. De soort staat dicht bij E. e/odes (Fr. : Fr.) Kumm. maar heeft een donkerbruine lamelsnede en groeide niet in het veen, maar (als ik me wel herinner) in een schraal graslandje. Je krijgt de indruk dat E. fuscomarginatum vooral een noordelijke soort is. Zou Groningen voor paddestoelen echt iets noordelijks hebben? 111

18 112 Als je de vondstenlijsten doorkijkt wordt wel dujdelijk dat er nogal wat frequentie-opgaven in de Standaardlijst (Arnolds, 1984) en het Supplement (Arnolds et al., 1988) bijgesteld moeten worden. Cortinarius rigens (Pers.: Fr.) Fr., een redelijk herkenbare Telamonia uit de groep van de Duracini, met zijn vaalbruine hoed, stijve, wittige, cytindrische, wortelende steel en jodium-geur werd alleen in deze werkweek al driemaal gevonden. Het lijkt dus onwaarschijnlijk dat hij 'zz:z.' is. Vreugdevol was dat de Parasietbeurszwam, Volvariel/a surrecta (Knapp) Sing., driemaal werd gevonden, in prachtige exemplaren. Er zijn wat dia's op verschoten! Het blijft een beetje een raadsel waarom deze soort, hoewel zijn gastheer, de Nevelzwam, beslist algemeen is, een voorkeur vertoont voor de Dsselmeerpolders en (naar gebleken is) ook voor Groningen. Overigens een soort die vermoedelijk van 'u.' naar 'z' moet. En wat te denken van Marasmius capillipes Sacc., een prachtig donker-bruin rood dwergje (hoed 0,5-3 mml) met draadsteeltje? Sommigen schijnen maar op hun buik in een populierenbosje te hoeven gaan liggen en ze vinden hem (ik echter niet). Ook nu weer tenminste tweemaal gevonden. Vorig jaar in West-Brabant zelfs nog vaker. Misschien moeten we hierbij wel van 'm naar 'z'l Hier moeten we nu maar stoppen, echter niet zonder op te merken dat Groningen me mycologisch gezien 100 à 200% is meegevallen. LITERATUUR Arnolds, E., Standaardlijst van Nederlandse macrofungi. Coolia 26 (Supplement). Arnolds, E., E. Jansen, P.J. Keizer & M. Veerkamp, Standaardlijst van Nederlandse macrofungi. Supplement 1. Bon, M., Qé monographique des 'Lepiotes' d'europe. Docum. mycol. 11(43): Gulden, G., 1984 ('1983'). Studies in Lepista (Fr.) W.G. Smith sectien Lepista. Sydowia 36: Kuyper, Th.W. & 1. Schreurs, Een nieuwe Parasolzwam voor Nederland. Coolia 26: Lange, J.E., Studies in the agarics of Denmark VIII. Dansk bot. Ark. 6 (5): Maser, M., Die Röhrlinge und Blätterpiize. Se Aufl. In H. Gams, Kleine Kryptogamenflora. Band 2b{2. Reijnders, AF.M., 1989a. Over Lactarius fluens en enige daarop gelijkende soorten. Coolia 32: , 1989b. Lactarius fluens, correcties en aanvullingen. Coolia 32:

19 113 Coolia 34: PEZIZA ARVERNENSIS, EEN BEKERZWAM VAN HET BEUKENBOS Huub van der Aa, Eemnesserweg 90, 3741 GC Baarn Peziza arvemensis, fonnerly reported under the synonymous name P. sylvestris, occurs in the Netherlands on litter of or on soil under Beech. A description based on several new collections from the Netherlands and Denmark is given. The differences with P. pseudovesiculosa, mentioned in some recent publications, are critically reviewed. It is concluded that, besides of the choice for the substrate, the structure of the exosporium - preferably judged from SEM-photographs - may give a useful differentiating character. The occurrence of the similar P. pseudosylvestris in South America, growing in Nothofagus forests, is mentioned. Al verschillende keren heb ik op beukesnippers langs de Hooge Vuursche weg, maar ook elders in Baarn op de grond in oud beukenbos, grote geelbruine bekerzwammen gevonden, die oppervlakkig op P. vesiculosa leken, maar daar door de ruwe aseesporen duidelijk van verschilden. Van dezelfde soort heb ik in 1989 tijdens de NMV-werkweek in Denemarken ook enkele collecties kunnen maken, ook hier op hout van Beuk. Met de sleutels in de onvolprezen Peziza-bewerking van Maas Geesteranus (1967) kan deze soort gedetermineerd worden als P. sylvestris, maar de beschrijving is onvolledig, omdat de auteur indertijd over maar één collectie kon beschikken. Onder de naam P. sylvestris staat de soort ook in de Standaardlijst, met 3 z-tjes (Amolds, 1984). De (vermeende?) zeldzaamheid zal er wel debet aan zijn dat men er ook geen Nederlandse naam voor heeft gemaakt (Bas & al, 1983). Inmiddels is er veel nieuwe Peziza-literatuur verschenen en kan deze soort beter worden gekarakteriseerd. In dit artikel zal ik een wat uitgebreidere beschrijving geven gebaseerd op eigen materiaal, in navolging van andere auteurs een andere naam, nl. P. arvemensis gebruiken en een aantal opmerkingen over de nomenclatuur, verwante soorten en de oecologie vermelden. Peziza arvernensis Boud. Peziza arvemensis Boud. in Bull. Soc. bot. Fr. 26: LXXVI. 1879; Aleuria arvemensis (Boud.) Boud., Rist. Oass. Discomyc. Europe: Aleuria sylvestris Boud., Ie. mycol. 2: pl ; Peziza sylvestris (Boud.) Sacc. & Trav. in Sacc., Syll. Fung. 20: ; Galactinia sylvestris (Boud.) Svrcek in Ceská Mykol. 16: Beschrijving: Apothecium zittend of onregelmatig kort gesteeld; de steel met grove ribben op de buitenkant van de beker overgaand; eerst regelmatig bekervormig, soms zijdelings samengedrukt, later vlakker en oud deels tegen het substraat gedrukt, 20-

20 (-150) mm in diameter, ongeveer 30(-70) mm hoog, waarvan ongeveer de helft voor rekening van de steel. De rand van de beker fijn getand (volgens Donadini, 1979: "crénelée ou denticulée"), een kenmerk dat bij ouderdom verloren gaat. Hymenium okerkleurig, bij volledige rijpheid naar het centrum donkerder, tot warm roodbruin. Buitenzijde eveneens okerkleurig, grijsbruin, en bij indrogen toenemend grijsmelig, tot droog bijna wit, via de eventueel ontwikkelde steel overgaande in grofvezelig, grijs-wit mycelium. Vlees regelmatig van dikte, )lill, alleen nabij de basis dikker, bestaande uit het hymenium en 5 lagen met verschillende weefsels, te weten van binnen naar buiten een vrij dun subhymeniaal laagje bestaande afgeronde cellen van )lil1 in diameter, (=textura globosa), een dikke middenlaag, bestaande uit cylindrische, gesepteerde hyfen, 6-15 )lil1 in diameter, sterk verstrengeld maar in hoofdzaak evenwijdig met het hymenium verlopend ( = textura intricata ), een laagje met ronde cellen tot 70 pm in diameter (=textura globosa) en een buitenste laag bestaande uit hyfen met veel septen, 5-15 pm in diameter ( =textura intricata), deels met als korte haartjes uitstekende vrije einden ("polls"). Asci cylindrisch, naar de basis langzaam versmallend, vaak eindigend in een plotselinge verbreding (voetje), operculaat, (220-) x pm (volgens Donadini, 1979: lengte tot 290 )lill). Parafysen onvertakt, gesepteerd, 5,0-6,0 llffi in diameter, aan de top iets verdikt (tot 7,5 llm) en afgerond. Aseesporen 8, in een rij (uniseriaat), 15,8-18,0(-19) x 7,7-9,0 llffi (breedte volgens Maas Geesteranus, 1967: 8-11 )lill; Svrcek, 1970: 7,5-11 pm; Donadini, 1979: 9-11 llffi), ongekleurd (hyalien), ellipsoïd, zonder duidelijke oliedruppels maar met grauwe, fijn of grof granulaire inhoud, dit soms min of meer polair ophopend of beperkt tot een laagje tegen de binnenwand, waardoor de sporen vrijwel hyalien lijken, fijn wrattig. De afzonderlijke wratjes met 1-1,5 )lil1 tussenruimte, vaak twee of meer samengroeiend waardoor korte enkelvoudige of vertakte lijntjes (richeltjes) ontstaan (Fig. 1), gemakkelijk kleurend met katoenblauw in melkzuur. Op beukehoutsnippers of op de grond in beukenbos, waarschijnlijk het hele jaar door te vinden (oecologie volgens Hohmeyer, 1986: "Im Buchenwald im Laub ader auf Holz"; periode van voorkomen volgens Maas Geesteranus, 1967: maart; en volgens Donadini, 1979: "toute année"). Onderzochte collecties: Nederland: Baarn, massaal op resten van houtkap (oude beukenlaan) op hout- en schorssnippers, Hooge Vuurscheweg, Baarn (kilometerhok ), 29 november 1986, col!. H.A. van der Aa 9985; Baarn, Hooge Vuursche, op de grond in oud beukenbos (kilometerhok ), 23 juni 1991, col!. H.A. van der Aa 11047; idem 30 juni, 1991 dia's in situ (niet bewaard). Denemarken: Sjaelland, Store B!&ge Skov, op hout van beuk, coll. H.A. van der Aa en

21 Fig. 1. Peziza arvemensis (H.A van der Aa 11047); ascosporen. Scanning-electronenfoto Rob Samson. 115

22 116 Voor de keuze van de naam P. arvemensis boven P. zylvestris volg ik hier de al jaren gangbare naamgeving bij bijna alle auteurs die zich met Peziza hebben bemoeid. Bij Deonis (1968; 2e druk; in de le druk van 1960 ontbreekt de soort) duikt de naam P. arvemen.sis voor het eerst sinds jaren weer op, zonder synoniemen, maar Svrcek (1970) heeft de synonymie nader uitgewerkt. Donadini (1979 en 1981), Hohmeyer (1986) en Breitenbach & Kränzlin (1984) volgen. Svrcek baseerde zich op zeer veel materiaal dat eerder gedetermineerd was als resp. Peziza zylvestrls, P. amplissima en P. arvemensis en concludeert dat hij naarmate hij meer collecties onderzocht steeds meer overgangen tussen de "soorten" vond, en geen bruikbare verschillen overhield. Peziza pseudovesiculosa Donadini Peziza amplissima wordt door Svrcek dus ook bij P. arvemensis getrokken en ik vind daar veel voor te zeggen, maar wil er mij, om redenen die nog zullen blijken, voorlopig bij neerleggen dat enkele latere onderzoekers dit taxon apart hebben gehouden. De volledige nomenclatuur van deze soort, ontleend aan Donadini (1979) is als volgt: Peziza pseudovesiculosa Donadini in Docum. mycol. 9(36): , nieuwe naam voor: Aleuria amplissima Boud., Ie. mycol. 2: pl ; waarschijnlijk niet Peziza amplissima P. Karst. in Nat. Sällsk. Fauna Fl. fenn. Förh. 10, N.S. VII: ; zeker niet Peziza amplissima Fr., 1849 (= Sarcospho.era eximia (Durr. & Lev.) Maire). Voor niet-ingewijden in de fijne kneepjes van de nomenclatuur komt deze naamgeving hier op neer, dat Donadini in Aleuria amplissima, zoals bij Boudier beschreven, een goede soort herkent, deze naar Peziza wil overbrengen maar daarvoor geen nieuwe combinatie kan maken omdat de combinatie "Peziza ampfissima" al bestaat voor een soort die met de door Boudier bedoelde Aleuria amplissima niets te maken beeft. Er rest dan niets anders dan een geheel nieuwe naam te maken en daarvoor heeft Donadini dus P. pseudovesiculosa als nieuwe naam bedacht, met de oppervlakkige gelijkenis met de gladsporige (!) P. vesiculosa in het achterhoofd. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat Donadini meent dat zijn soort wel dezelfde zou kunnen zijn als Peziza amplissima van Karsten. Peziza arvemensis en Peziza pseudovesiculosa De kwestie "amplissima 11 moet ik hier verder maar buiten beschouwing laten, omdat het buiten het kader van dit onderzoekje valt om de waarde van de verschillende oude namen nog eens te gaan testen door typemateriaal te onderzoeken. Van belang is dat Donadini (l.c.) en ook Robmeyer (1986) beide taxa naast elkaar handhaven en zich daarbij laten leiden door dezelfde twee verschilpunten, nl. de sporeinhoud en het substraat. P. arvemen.sis zou geen opvallende sporeinhoud ("hyalines") hebben terwijl die bij P. pseudovesiculosa fijn granulair zou zijn (volgens de literatuur: "finement

23 117 granuleuses (quelquesfois grossièrement) à!'interieur"). Het substraat is voor P. arvemensis: "beukeresten of op de grond in beukenbos" en voor P. pseudovesiculosa een veel ruimere keuze in substraat: "houtresten, aarde en brandplekken". Nemen we de twee verschilpunten nader onder de loupe, dan kan ik er niet onderuit dat er in de groep Bekerzwammen die hier besproken wordt een taxon bestaat die voornamelijk onder beuk gevonden wordt. Hierin zijn verschillende bovengenoemde auteurs het met elkaar eens en al mijn hier vermelde collecties horen dus alleen daarom al tot P. arvemensis. Wel zal het duidelijk zijn dat de substraatverschillen in de literatuur elkaar voor een deel overlappen. Wie zal uitmaken van welke houtsoort de resten zijn waarop P. pseudovesiculosa wordt beschreven? Svrcek (1970), die zoals gezegd beide taxa voor één en dezelfde houdt, geeft dan ook voor de substraatkeuze van P. arvemensis een veel ruimere omschrijving: "Auf Erdboden in Laubwaldem (Quercus, Fagus, Carpinus, 1ilia, Acer, Populus tremula), oft unter faulenden Blättem und Holzresten, auch direkt an liegende, sehr morsehen Buchenstämmen und Buchenperikarpien". Hij geeft toe dat hij vroeger P. arvemensis en P. amplissima op grond van zeer kleine verschillen in de sporen dacht te kunnen onderscheiden, maar heeft er zich, na het onderzoeken van een indrukwekkend aantal collecties, bij neergelegd dat er maar één soort is met een brede substraatkeuze. Na het bovenstaande hoeft het niet te verbazen dat bij determinatie van het hier besproken materiaal de sleutels van Donadini (1981) en Hohmeyer (1986) naar één van beide namen P. pseudovesiculosa of P. arvemensis kunnen leiden, voornamelijk door al vroeg in de sleutels voor een verschil in substraat te kiezen. Bij Hohmeyer kan dat bovendien op twee manieren waarbij tenslotte ook het hieronder nog nader te analyseren verschil in spore-inhoud nog in de sleutel wordt aangevoerd. De inhoud van de ascosporen, zoals weergegeven in de beschrijvingen, levert m.i. geen overtuigend verschilpunt. In mijn materiaal heb ik verse sporées nauwkeurig onderzocht en sporen op verschillende manieren gekleurd en gefixeerd. Vers hebben de meeste sporen een korrelige inhoud, die vaak polair ophoopt, zelden tot twee samenhangende massa's, die echter niet lijken op de duidelijk contrasterende, ronde "oliedruppels" die kenmerkend zijn voor veel verwante bekerzwammen. De neiging tot ophopen van de spore-inhoud is sterker bij kleuringen met melkzuur met katoenblauw, en bij het inmaken van de preparaten met PV A Tevens ziet men dan dat de granulaire sporeinhoud tegen de sporewand gaat zitten en het zal duidelijk zijn dat dan het onderscheid met de sculptuur aan de buitenkant van de aseespare moeilijk met het lichtmicroscoop te zien is. Veel sporen in de preparaten lijken daardoor zo goed als "leeg". Ook moet er op gewezen worden dat, als auteurs spreken van sporen "zonder inhoud" of sporen die "geheel hyalien" zijn, zij een microscopisch beeld beschrijven en niet de werkelijke situatie: rijpe, levende (kiemkrachtige) sporen zijn natuurlijk nooit "leeg", maar kunnen in een toestand verkeren waarbij de inhoud niet zondermeer zichtbaar is, zeker niet als de buiten-

2006 Naam Datum Locatie/Opmerkingen

2006 Naam Datum Locatie/Opmerkingen Bijzondere vondsten Paddenstoelenwerkgroep 2006 2006 Naam Datum Locatie/Opmerkingen Gewoon varkensoor (Otidea onotica) Fraaie knotszwam (Clavulinopsis laeticolor) Gele wortelbekerzwam (Sowerbyella radiculata)

Nadere informatie

Ecologische Atlas van paddenstoelen in Drenthe

Ecologische Atlas van paddenstoelen in Drenthe Ecologische Atlas van paddenstoelen in Drenthe Paddestoelen Werkgroep Drenthe Doelstelling en werkwijze Enkele resultaten, o.a. verspreidingspatronen van paddenstoelen en bodemtypen Paddenstoelen, planten

Nadere informatie

Houtaantasting onder water -stopt het ooit-

Houtaantasting onder water -stopt het ooit- Houtaantasting onder water - stopt het ooit - René Klaassen 17 januari 2012 7 de nationale houten heipalendag Inleiding-1, tekst Beste mensen, Op de nationale houten heipalendag is houtaantasting natuurlijk

Nadere informatie

Jcdegids.be. Een inleiding tot de paddenstoelengeslachten. 18/01/2014 JC Delforge

Jcdegids.be. Een inleiding tot de paddenstoelengeslachten. 18/01/2014 JC Delforge Jcdegids.be Een inleiding tot de paddenstoelengeslachten 18/01/2014 JC Delforge De presentatie kan gedownload worden op het volgende adres: http://www.jcdegids.be/jcd-doc.htm Jcdegids.be Inleiding De presentatie

Nadere informatie

Chlamydosporen zijn conidiosporen met een dikke wand. Bij Corticiaceae (korstzwammen)

Chlamydosporen zijn conidiosporen met een dikke wand. Bij Corticiaceae (korstzwammen) Drie Hypochnicium-soorten met chlamydosporen Ida Bruggeman Griffensteijnseplein 23, 3703 BE Zeist I. Bruggeman, 2011. Three species of Hypochnicium with chlamydospores. Coolia 54(1): 36 40. Chlamydospores

Nadere informatie

NATUURRIJK TESPELDUYN OKTOBER 2018

NATUURRIJK TESPELDUYN OKTOBER 2018 U kent dat wel, u heeft een fantastische afslag, maar ziet niet goed waar uw bal terecht kwam. U loopt erheen en ontwaart steeds mee witte ballen. Dichterbij gekomen blijken het geen ballen maar paddenstoelen

Nadere informatie

Verslag dierbespreking maart 2014 Jaarvergadering NSDH. (Hans Tenbergen)

Verslag dierbespreking maart 2014 Jaarvergadering NSDH. (Hans Tenbergen) Verslag dierbespreking maart 2014 Jaarvergadering NSDH. (Hans Tenbergen) Helaas werkte het door mij meegebrachte fototoestel die dag niet mee. Ik heb het verslag wat aangevuld met al bestaande foto s.

Nadere informatie

Grote boleten (het geslacht Boletus) zijn soms lastig te determineren, omdat ze microscopisch

Grote boleten (het geslacht Boletus) zijn soms lastig te determineren, omdat ze microscopisch Het voorkomen van de Roodnetboleet in Nederland Martijn Oud Borinagestraat 19, 1827 DX Alkmaar Oud, M. 2009. Boletus rhodoxanthus in The Netherlands. Coolia 52(1): 18 23. This paper documents the past

Nadere informatie

Loof-en naaldbomen. Naam :

Loof-en naaldbomen. Naam : Loof-en naaldbomen Naam : Veel bomen maken een bos In een boomgaard staan soms honderden bomen, en toch is een boomgaard geen bos. Ook in een park kun je veel bomen zien, maar een park is beslist geen

Nadere informatie

Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel. Dwarse doorsnede van een boomstam

Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel. Dwarse doorsnede van een boomstam Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel Dwarse doorsnede van een boomstam Spinthout (licht) en kernhout (donker) Spinthout is het niet-verkernde hout van een boom: het bevindt zich tussen het kernhout

Nadere informatie

INHOUD. 1. Zwammen 02 - Vliegenzwam 03 - Eekhoorntjesbrood 03 - Aardappelbovist 04 - Stinkzwam Beuk Eik 06

INHOUD. 1. Zwammen 02 - Vliegenzwam 03 - Eekhoorntjesbrood 03 - Aardappelbovist 04 - Stinkzwam Beuk Eik 06 Biotoop: het bos BOSPLANTEN INHOUD 1. Zwammen 02 - Vliegenzwam 03 - Eekhoorntjesbrood 03 - Aardappelbovist 04 - Stinkzwam 04 2. Beuk 05 3. Eik 06 Wereldoriëntatie: natuur: bosplanten VCS-M: L-6 JP: 2003-11-25-1

Nadere informatie

Paardenstaart (Equisetum)

Paardenstaart (Equisetum) Paardenstaart (Equisetum) LPW-Florasleutel samengesteld door Bieke Geukens ALGEMENE SLEUTEL Stengel ros of bruin Stengel na rijping groen wordend Bospaardenstaart Stengel na rijping afstervend 6 12 tanden

Nadere informatie

Bijzondere Vondsten Paddenstoelenwerkgroep 2012

Bijzondere Vondsten Paddenstoelenwerkgroep 2012 Bijzondere Vondsten Paddenstoelenwerkgroep 2012 Alle paddenstoelen zijn gedetermineerd en gefotografeerd door de leden van de Paddenstoelenwerkgroep Bijzondere soorten 2012 Geelbruine plaatjeshoutzwam

Nadere informatie

hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.

hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L. De Filago vulgaris-groep in Nederland door F. Adema (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L. voor de Atlas van de Nederlandse Flora (MENNEMA, 1976)

Nadere informatie

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 (

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 ( Buxbaumiella 33 (19941 61 Thuidium tamariscinum in Friesland Jacob Koopman & Karst Meijer A preliminary distribution map of Thuidiumtamariscinum in Friesland is presented. This map has been based 2 on

Nadere informatie

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3) HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3) Bram Rijksen In de vorige twee delen is ingegaan op de specifieke leeftijdskenmerken van de zeemeeuw, en op welke wijze het verschijnsel rui kan helpen bij het

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990

NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990 NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990 Kruidkers (Lepidium) in Twente. O.G. Zijlstra Door de Floristische Werkgroep Twente zijn tot op heden zeven soorten van het geslacht Kruidkers (Lepidium) gevonden;

Nadere informatie

COOLIA CONTACTBLAD VAN DE NEDERLANDSE MYCOLOGISCHE VERENIGING ISSN: 0929-783

COOLIA CONTACTBLAD VAN DE NEDERLANDSE MYCOLOGISCHE VERENIGING ISSN: 0929-783 Voorplaat: Otidea onotica. Foto: Carel Breukink De Nederlandse Mycologische Vereniging Opgericht in 1908, heeft de Vereniging als doel de beoefening van de mycologie in ruime zin te bevorderen. In voor-

Nadere informatie

Nachtschade (Solanum)

Nachtschade (Solanum) Nachtschade (Solanum) LPW-Florasleutel samengesteld door Ilse Plessers ALGEMENE SLEUTEL 4 soorten, 1 ondersoort: Solanum Bitterzoet (S. dulcamara) Driebloemige nachtschade (S. triflorum) Glansbesnachtschade

Nadere informatie

Bos & milieu. Bomen 2013/12

Bos & milieu. Bomen 2013/12 2013/12 Bos & milieu Bomen In een boom speelt zich een aantal levensprocessen af die zorgen voor de groei. Dit verschijnsel heet fysiologie en komt bij alle levende organismen voor. De belangrijkste levensprocessen

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een heel aangename dag, maar er was minder te zien dan ik had gehoopt/verwacht. Twee dagen eerder waren we in de Hortus

Nadere informatie

Het recente stukje over de Blauwe molenaarssatijnzwam in Coolia (Wouda, 2014) gaf

Het recente stukje over de Blauwe molenaarssatijnzwam in Coolia (Wouda, 2014) gaf De Blauwe molenaarssatijnzwam in een nieuw daglicht Machiel E. Noordeloos 1 & Luis N. Morgado 2 1 Solingenstraat 12, 2804 XT Gouda, 2 Naturalis Biodiversity Center, Leiden. Noordeloos, M.E. & Morgado,

Nadere informatie

Enkele aanbevelingen bij het bestuderen van paddestoelen

Enkele aanbevelingen bij het bestuderen van paddestoelen DETERMINEERTABEL VOOR ZWAMMEN Dit bundeltje is een fragment van de tekst ZWAMMEN van ereispectrice M. De Ridder in het Jaarboek 1990 van de VOB Enkele aanbevelingen bij het bestuderen van paddestoelen

Nadere informatie

1. Geheimen. 2. Zwammen

1. Geheimen. 2. Zwammen 1. Geheimen 'Geen plant en geen dier' Een paddestoel is zeker geen dier, maar een plant is het ook niet. Ze hebben geen groene bladeren om zonlicht op te vangen. Bovendien groeien paddestoelen in het donker.

Nadere informatie

De Veenvaart... Kanaal met een verhaal!

De Veenvaart... Kanaal met een verhaal! Nieuwe Vaarroute! Open vanaf juni 2013 De Veenvaart... Kanaal met een verhaal! Vanaf juni 2013 is Nederland een prachtige vaarverbinding rijker: De Veenvaart. Deze nieuwe route voert door de Drentse en

Nadere informatie

Boterbloem (Ranunculus)

Boterbloem (Ranunculus) Boterbloem (Ranunculus) LPW-Florasleutel samengesteld door Johan Geusens ALGEMENE SLEUTEL Boterbloemen van natte, vochtige plaatsen : Grote boterbloem Blaartrekkende boterbloem Egelboterbloem Boterbloemen

Nadere informatie

De Gewone boomwrat lijkt macroscopisch wel op een miniatuurstuifzwam en werd

De Gewone boomwrat lijkt macroscopisch wel op een miniatuurstuifzwam en werd Is de Gewone boomwrat Lycogala epidendrum wel altijd de Gewone boomwrat? Hans van Hooff Lambertushof 30, 5667 SE Geldrop Natuurstudiegroep Coalescens te Helmond Hooff, H. van, 2014. Is Lycogala epidendrum

Nadere informatie

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal Onderzoeksopdracht Bodem en grondstaal Gebruik grondboor 1. Duw en draai gelijktijdig, in wijzerzin, de schroefachtige punt (het boorlichaam) in de bodem. Deze schroef verzamelt en houdt de grond vast.

Nadere informatie

gemiddeld totaal. ZOMER Aantal excursies

gemiddeld totaal. ZOMER Aantal excursies ZOMER- EN HERFSTPADDENSTOELEN IN WASSENAARSE PARKEN Na de winterpaddenstoelen in de Wassenaarse parken (MENNEMA, 2010) en de voorjaarspaddenstoelen (MENNEMA, 2011) volgt hier het gezamenlijke resultaat

Nadere informatie

7-stippelig lieveheersbeestje

7-stippelig lieveheersbeestje 7-stippelig lieveheersbeestje Kenmerken : 5,5-8 mm groot. Dekschilden rood met elk drie zwarte stippen en een schildstip. Halsschild zwart met trapeziumvormige of driehoekige witte voorhoeken. Biotoop:

Nadere informatie

BIJLAGE: Proeven met graveren en eroderen van de cortex van vuursteen.

BIJLAGE: Proeven met graveren en eroderen van de cortex van vuursteen. 1 oktober 2013 BIJLAGE: Proeven met graveren en eroderen van de cortex van vuursteen. 1. Samenvatting en conclusies t.a.v. de proeven. Aanleiding voor het onderzoek is het ontbreken van krassen in langsrichting

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag. De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg Beste natuurliefhebber/- ster, Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag. Een week geleden zag ik alleen nog maar

Nadere informatie

klas 3 beeldende vormgeving buitentekenen

klas 3 beeldende vormgeving buitentekenen ZOEKEN Weet jij wat een zoeker is? Hierboven is er een getekend. Hij wordt gebruikt bij het zoeken naar een geschikt gedeelte om te tekenen. Zo n zoeker heeft brede randen en geeft je als het ware een

Nadere informatie

Vertaling van het December nummer 2014 van The Satsuki Kenkyu. Deze les wordt u gepresenteerd voor diegene die graag Satsuki bomen willen vormen in

Vertaling van het December nummer 2014 van The Satsuki Kenkyu. Deze les wordt u gepresenteerd voor diegene die graag Satsuki bomen willen vormen in Vertaling van het December nummer 2014 van The Satsuki Kenkyu. Deze les wordt u gepresenteerd voor diegene die graag Satsuki bomen willen vormen in goede stijlen vanaf het eerste begin. Hoe echte Satsuki

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 18 februari 2014. Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 18 februari 2014. Beste natuurliefhebber/- ster, De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 18 februari 2014 Beste natuurliefhebber/- ster, Het was afgelopen dinsdag beslist niet koud, de wind was ook niet echt hinderlijk, maar de zon liet helaas verstek

Nadere informatie

PADDESTOELEN in het ZWINBOSJES-complex

PADDESTOELEN in het ZWINBOSJES-complex PADDESTOELEN in het ZWINBOSJES-complex 67516 Inleiding In dit vers~ag wordt een overzicht gegeven van de tot hiertoe aangetroffen paddestoelen in de Zwinbosjes. Het onderzoek startte in 1977 en loopt nog

Nadere informatie

Grond onder je voeten

Grond onder je voeten Grond onder je voeten Hé hé, wie heeft z n voeten niet geveegd? Overal ligt modder. Kijk allemaal onder je schoenen! Loop je even door de tuin en daar begint het gezeur. Grond op de vloer vinden we blijkbaar

Nadere informatie

Eilandhoppen in de Eilandspolder

Eilandhoppen in de Eilandspolder Eilandhoppen in de Eilandspolder Martijn Oud Borinagestraat 19, 1827 DX Alkmaar Oud, M. 2014. Island-hopping in the Islandpolder. Coolia 57(2): 69 73. The mycoflora of several small islands with peaty

Nadere informatie

WORD EEN ECHTE bomenkenner!

WORD EEN ECHTE bomenkenner! WORD EEN ECHTE bomenkenner! In dit boek kun je bladeren van loofbomen plakken die je vindt tijdens je wandelingen in het bos of het park. Maar voor je een echte bomenkenner kunt worden, moet je nog een

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december 2015. Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december 2015. Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december 2015 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon mistig en op meerdere plaatsen bleef de mist de hele dag hangen. Gelukkig scheen in Beijum de zon. Doordat

Nadere informatie

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS Milieu MO41B 2017-2018 KLEINE ZONNEDAUW (DROSERA INTERMEDIA) KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep/familie Hoofd-biotoop Uiterlijke kenmerken Extra foto s Zonnedauwfamilie

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF 51 December 2011. Beste,

NIEUWSBRIEF 51 December 2011. Beste, NIEUWSBRIEF 51 December 2011 Beste, Je hebt via www.atelierartisjok.be ingetekend op de nieuwsbrief. De nieuwsbrief zal je wat meer wegwijs maken in diverse thema's rond planten en tuinarchitectuur. Suggesties

Nadere informatie

Rasbeschrijving Variety Description

Rasbeschrijving Variety Description Rasbeschrijving Variety Description 1. Verwijsnummer rapporterende autoriteit TLP2277 Reference number reporting authority 2. Verwijsnummer opdrachtgevende autoriteit Reference number requesting authority

Nadere informatie

Planten voor de Prins Werkmap Tweede graad Basisonderwijs

Planten voor de Prins Werkmap Tweede graad Basisonderwijs Planten voor de Prins Werkmap Tweede graad Basisonderwijs Tekeningen: Jowan De Saedeleer Inleiding Wil jij Prins Baldewijn helpen om terug in zijn kasteel te gaan wonen? Dan moet je op zoek gaan naar nuttige

Nadere informatie

Paddenstoelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Spechtinktzwam Coprinopsis picacea

Paddenstoelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Spechtinktzwam Coprinopsis picacea Paddenstoelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Spechtinktzwam Coprinopsis picacea Roosmarijn Steeman Natuurpunt studie Paddenstoelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Les connaissances actuelles

Nadere informatie

Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten. Bos en voormalige tennisbaan. Mahlerlaan Amsterdam

Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten. Bos en voormalige tennisbaan. Mahlerlaan Amsterdam Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten Bos en voormalige tennisbaan Mahlerlaan Amsterdam Opdrachtgever: O.G.A Datum : oktober 2013 Auteur : M. Kuiper Oostermeerkade 6 1184 TV Amstelveen Telefoon:

Nadere informatie

1 Vinden de andere flamingo s mij een vreemde vogel? Dat moeten ze dan maar zelf weten. Misschien hebben ze wel gelijk. Het is ook raar, een flamingo die jaloers is op een mens. En ook nog op een paard.

Nadere informatie

De economische structuur van het Oldambt*

De economische structuur van het Oldambt* 98 De economische structuur van het Oldambt* Onder het Oldambt verstaan wij thans de gemeenten Termünten, Noordbroek, Zuidbroek, Meeden, Scheemda, Midwolda, Finsterwold, Beerta, Nieuwe Schans, Winschoten,

Nadere informatie

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016.

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016. Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016. In het westelijke deel van het Nieuwediep kwamen in vier vakken Krabbenscheer V, voor in fraaie velden, die een leef-

Nadere informatie

De Stelling van Amsterdam, gebouwd als verdedigingslinie tegen vijandelijke mogendheden,

De Stelling van Amsterdam, gebouwd als verdedigingslinie tegen vijandelijke mogendheden, Een ketting van Kroonjuwelen? De Stelling van Amsterdam als groeiplaats voor zeldzame graslandpaddenstoelen Martijn Oud Borinagestraat 19, 1827 DX Alkmaar (met bijdragen van Kik van Boxtel en Rob Chrispijn)

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een zomerse dag met vrij veel zon en weinig wind. Dat laatste vind ik prettig, maar wat betreft de temperatuur ben

Nadere informatie

Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe Eef Arnolds, Rob Chrispijn & Roeland Enzlin (red.)

Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe Eef Arnolds, Rob Chrispijn & Roeland Enzlin (red.) Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe Eef Arnolds, Rob Chrispijn & Roeland Enzlin (red.) Deze ecologische atlas behandelt de resultaten van een inventarisatie van paddenstoelen in Drenthe in de

Nadere informatie

Voorbereiding post 1. Werken voor de hei Groep 4-5

Voorbereiding post 1. Werken voor de hei Groep 4-5 Voorbereiding post 1 Werken voor de hei Groep 4-5 Welkom bij IVN Valkenswaard-Waalre Dit is de Powerpointserie als voorbereiding op post 1: Werken voor de hei, voor groep 4 en 5. Inhoud: Algemeen Verhaal

Nadere informatie

Leni Duistermaat, Naturalis sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora

Leni Duistermaat, Naturalis sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora Herbariummateriaal verzamelen nog van deze tijd?! Leni Duistermaat, Naturalis sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora Leni.Duistermaat@naturalis.nl Nederland kent een lange traditie van het inventariseren

Nadere informatie

Uitkomsten Enquête mei 2015

Uitkomsten Enquête mei 2015 Uitkomsten Enquête mei 2015 Inhoud Conclusies 1 Inleiding 2 Antwoorden op de vragen 3 Wat is je geslacht? 3 Wat is je leeftijd? 3 Wat beschrijft jouw (werk) situatie het beste? 4 Hoe vaak lees je de nieuwsbrief?

Nadere informatie

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw Boomleeuwerik Leeft in droge, schrale heidevelden met losse boompjes en boomgroepen. Broedt ook in jonge aanplant van naaldbos (spar of den). Gierzwaluw Broedt onder daken van oudere gebouwen in Roermond.

Nadere informatie

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Landschapsbeheer Drenthe Nijend 18a, 9465 TR, Anderen Inhoudsopgave Inventarisatiegebied Emmer-Erfscheidenveen... 3 Overzicht alle waarnemingen... 3 Type elementen...

Nadere informatie

Warkruid (Cuscuta) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten

Warkruid (Cuscuta) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten Warkruid (Cuscuta) ALGEMENE SLEUTEL Stempels lang en smal Kelk wijd klokvormig; slippen los om de kroon Kelk minder wijd; slippen tegen kroon Stijl + stempel & kroonschubben > vruchtbeginsel; schubben

Nadere informatie

Basterdwederik (Epilobium)

Basterdwederik (Epilobium) ALGEMENE SLEUTEL Basterdwederik (Epilobium) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten Bladen verspreid Gewoon wilgenroosje Bladen tegenoverstaand; stempel in kruis of knotsvormig Stempel in 4 gespleten,

Nadere informatie

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 4)

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 4) HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 4) Bram Rijksen In de voorgaande delen is ingegaan op specifieke leeftijdskenmerken en het verschijnsel rui bij grote meeuwen. In het derde deel is aangegeven hoe

Nadere informatie

afrikaanse boorvliegen geïmporteerd in nederland (diptera: tephritidae)

afrikaanse boorvliegen geïmporteerd in nederland (diptera: tephritidae) afrikaanse boorvliegen geïmporteerd in nederland (diptera: tephritidae) John T. Smit, Robert Heemskerk & Wieteke de Kogel In Nederland komen steeds meer exotische insecten voor. Vooral soorten die als

Nadere informatie

Rasbeschrijving. Vertuco B.V., BREEZAND, NL

Rasbeschrijving. Vertuco B.V., BREEZAND, NL Rasbeschrijving Variety Description 1. Verwijsnummer rapporterende autoriteit Reference number reporting authority TLP02057 2. Verwijsnummer opdrachtgevende autoriteit Reference number requesting authority

Nadere informatie

Kijkoperatie in het veen

Kijkoperatie in het veen Kijkoperatie in het veen Kwaliteitsbepalend onderzoek naar de neolithische veenweg van Nieuw-Dordrecht (gemeente Emmen) E.M. Theunissen, D.J. Huisman, A. Smit & F. van der Heijden Rapportage Archeologische

Nadere informatie

Oudste landschap van Nederland Natuurparel De Vilt

Oudste landschap van Nederland Natuurparel De Vilt Oudste landschap van Nederland Natuurparel De Vilt Deze oude Maas-arm is 10.000 jaar geleden gevormd en afgesloten geraakt van de huidige Maas. In de loop van de tijd is hier een uniek natuurlandschap

Nadere informatie

Natuur.focus. Kansen voor de Sleedoornpage. Vossen als verbreiders van zaden. Educatie voor Duurzame Ontwikkeling. Studie

Natuur.focus. Kansen voor de Sleedoornpage. Vossen als verbreiders van zaden. Educatie voor Duurzame Ontwikkeling. Studie Natuur.focus Afgiftekantoor Antwerpen X P209602 Toelating gesloten verpakking Retouradres: Natuurpunt, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen Vlaams Driemaandelijks tijdschrift over natuurstudie & -beheer maart

Nadere informatie

1.Inleiding De beheerder van een productiebos wil voordat de bomen gekapt worden

1.Inleiding De beheerder van een productiebos wil voordat de bomen gekapt worden BO 6 Tijdsinvestering: Bomen meten Tijdstip: lente, zomer of herfst 1.Inleiding De beheerder van een productiebos wil voordat de bomen gekapt worden Nodig: Materiaal hoogtemeter Meetlint werkbladen potloden

Nadere informatie

Vertaling van het November 2014 nummer van Satsuki Kenkyu Les 11

Vertaling van het November 2014 nummer van Satsuki Kenkyu Les 11 Vertaling van het November 2014 nummer van Satsuki Kenkyu Les 11 Deze les wordt u gepresenteerd voor diegene die graag Satsuki bomen willen vormen in goede stijlen vanaf het eerste begin. Les 11 Ik wil

Nadere informatie

Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland

Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland Hans Nieuwenhuijsen 1 Achterlijf met 6 tergieten, antennes met 12 leden, vrouwtjes... 2 - Achterlijf met 7 tergieten, antennes met 13

Nadere informatie

De echte verzamelaar van oude ansichten combineert speurzin, vasthoudendheid

De echte verzamelaar van oude ansichten combineert speurzin, vasthoudendheid Verzamelaars van oude ansichten (2) Jan Verboom De echte verzamelaar van oude ansichten combineert speurzin, vasthoudendheid en oog voor detail met een onverzadigbare liefde voor zijn of haar onderwerp.

Nadere informatie

Rasbeschrijving Variety Description

Rasbeschrijving Variety Description Rasbeschrijving Variety Description 1. Verwijsnummer rapporterende autoriteit TLP2397 Reference number reporting authority 2. Verwijsnummer opdrachtgevende autoriteit Reference number requesting authority

Nadere informatie

(FRUIT-)BOMEN SCHRIJVEN GESCHIEDENIS

(FRUIT-)BOMEN SCHRIJVEN GESCHIEDENIS (FRUIT-)BOMEN SCHRIJVEN GESCHIEDENIS MENSEN, DIEREN EN PLANTEN GROEIEN EEN BEPAALDE PERIODE VAN HUN LEVEN TOT ZE HUN UITEINDELIJKE GROOTTE HEBBEN BEREIKT. BIJ MENSEN EN DIEREN IS MEESTAL WEL TE ZIEN OF

Nadere informatie

overzicht en vermelding van twee nieuwe soorten

overzicht en vermelding van twee nieuwe soorten overzicht en vermelding van twee nieuwe soorten De familie GLYCYMERIDIDAE in West-Afrika - uitsluitend het genus Glycymeris; - zeer moeilijke familie; - 30 tot 90 mm; - gelijkkleppig, meestal symmetrisch

Nadere informatie

LANDGOED BEERZE. ROUTE 4,2 km

LANDGOED BEERZE. ROUTE 4,2 km LANDGOED BEERZE ROUTE 4,2 km Een heerlijke wandeling voor de hele familie door de bossen bij Beerze, vlak bij Ommen. Lekker lopen langs heide, stuifduinen en ook via het oude huis Beerze. Route gemaakt

Nadere informatie

Doos der wijzen: opdracht één

Doos der wijzen: opdracht één Doos der wijzen: opdracht één Zet de schoenendoos voor je voet, en bekijk alle kanten goed. De bodem zie je nu helemaal niet, heb daarover geen verdriet. Neem het deksel er eens van, hoeveel kanten zie

Nadere informatie

Het is niet waarschijnlijk dat 2009 de boeken in zal gaan als een mycologisch topjaar.

Het is niet waarschijnlijk dat 2009 de boeken in zal gaan als een mycologisch topjaar. De Binnenlandse werkweek 2009 ALLES IS VEEL VOOR WIE NIET VEEL VERWACHT 1 Rob Chrispijn 1 en Anneke van der Putte 2 met bijdragen van Eef Arnolds (kaderteksten), Stip Helleman en Hermien Wassink 1 Jodenweg

Nadere informatie

Hier zien jullie alweer de een uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw.

Hier zien jullie alweer de een uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw. Hier zien jullie alweer de een uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw. De Specht Er zijn verschillende soorten spechten: de groene, de zwarte en

Nadere informatie

10 voorbeelden van slechte of onduidelijke visuele communicatie

10 voorbeelden van slechte of onduidelijke visuele communicatie 10 voorbeelden van slechte of onduidelijke visuele communicatie 1. De Lidl leesmap Deze map staat bij ons in de kantine van het Lidl filiaal waar ik werk. Ik heb er nog nooit ingekeken, maar de tekst die

Nadere informatie

NovaWood (Thermo Essen) Gevelbekleding:

NovaWood (Thermo Essen) Gevelbekleding: NovaWood (Thermo Essen) Gevelbekleding: NovaWood of thermisch essen is hét beste alternatief voor kostbare exotische houtsoorten. Voordelen van thermisch essen gevelbekleding: Essenhout wordt bij een thermobehandeling

Nadere informatie

Paddenstoelen, waarzeggers van het bos. Informatie over: Functies van paddenstoelen:

Paddenstoelen, waarzeggers van het bos. Informatie over: Functies van paddenstoelen: Paddenstoelen, Informatie over: waarzeggers van het bos Functioneren van het bos Bodemeigenschappen Verzuring en vermesting Samenstelling boomlaag Ouderdom bos en bomen Mycologische betekenis Wenselijk

Nadere informatie

Rasbeschrijving Variety Description. Strong Gold Donker Rood met Gele Rand Breeder's reference Holland Bolroy Markt B.V., HEILOO, NL Applicant

Rasbeschrijving Variety Description. Strong Gold Donker Rood met Gele Rand Breeder's reference Holland Bolroy Markt B.V., HEILOO, NL Applicant Rasbeschrijving Variety Description 1. Verwijsnummer rapporterende autoriteit TLP2276 Reference number reporting authority 2. Verwijsnummer opdrachtgevende autoriteit Reference number requesting authority

Nadere informatie

Rasbeschrijving Variety Description. 95.435.109-01 Breeder's reference Testcentrum voor Siergewassen B.V., LISSE, NL Applicant

Rasbeschrijving Variety Description. 95.435.109-01 Breeder's reference Testcentrum voor Siergewassen B.V., LISSE, NL Applicant Rasbeschrijving Variety Description 1. Verwijsnummer rapporterende autoriteit TLP2220 Reference number reporting authority 2. Verwijsnummer opdrachtgevende autoriteit Reference number requesting authority

Nadere informatie

Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense duinen

Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense duinen Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense d Werkstuk door een scholier 1890 woorden 30 oktober 2004 7 79 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde De Loonse en Drunense D A. Tot welk landschapstype behoort het

Nadere informatie

LUTTENBERG BELEVINGSROUTE

LUTTENBERG BELEVINGSROUTE LUTTENBERG BELEVINGSROUTE ROUTE 2,8 km 20 18 Leuke familieroute door bos en heide in natuurgebied de Luttenberg. Met onderweg speeltoestellen, zoals een touwbrug en klauterkeien, en informatie over planten

Nadere informatie

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht [Gepubliceerd in Erik Heijerman & Paul Wouters (red.) Praktische Filosofie. Utrecht: TELEAC/NOT, 1997, pp. 117-119.] Van mij Een gezicht is geen muur Jan Bransen, Universiteit Utrecht Wij hechten veel

Nadere informatie

Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam

Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden Amsterdam Nieuw

Nadere informatie

Wandeling n 7 : Chêne à l'image : Durbuy Bewegwijzering :

Wandeling n 7 : Chêne à l'image : Durbuy Bewegwijzering : Wandeling n 7 : Chêne à l'image : Durbuy Bewegwijzering : Deze wandeling trekt door het bos van Grandhan en Petit-Han waar haagbeuk en de eik elkaar aanvullen. Afhankelijk van het seizoen vind je hier

Nadere informatie

CHROMA STANDAARDREEKS

CHROMA STANDAARDREEKS CHROMA STANDAARDREEKS Chroma-onderzoeken Een chroma geeft een beeld over de kwaliteit van bijvoorbeeld een bodem of compost. Een chroma bestaat uit 4 zones. Uit elke zone is een bepaald kwaliteitsaspect

Nadere informatie

Vooruitlopend op de bewerking van de melkzwammen in de Flora Agaricina

Vooruitlopend op de bewerking van de melkzwammen in de Flora Agaricina Veldsleutel tot de melkzwammen van Nederland en belgië Annemieke Verbeken 1 & Machiel Noordeloos 2 1 Vakgroep Biologie, Universiteit Gent, B-9000 België 2 NCB Naturalis, NHN branch, 2300 RA Leiden. Verbeken,

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Eend Inleiding Ik hou mijn werkstuk over eenden omdat ik het leuke dieren vind en ik wil er wat over leren. Dit wil ik er over weten: Wat doen eenden de hele dag? Wat eten eenden? Wat voor soorten eenden

Nadere informatie

DE CACHE MEER POLDER. De volgende attributen zul je zeker nodig hebben: - natuurlijk een GPS (al dan niet in de vorm van een smartphone),

DE CACHE MEER POLDER. De volgende attributen zul je zeker nodig hebben: - natuurlijk een GPS (al dan niet in de vorm van een smartphone), Met de cache Meer Polder beleef je het heden en verleden van de Meerpolder. Het is een prachtige tocht van ca. 9 km die je lopend of met de fiets kunt doen. Bij Zoetermeer ligt een polder die is heel bijzonder

Nadere informatie

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond?

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond? Woordenschat les 8.1 Vervuilde grond? Afgraven en de afgraving Afgraven is de grond of aarde weghalen door te graven. De afgraving is de plaats waar de grond wordt weggenomen. Boren We boren een gat in

Nadere informatie

My Inspiration I got my inspiration from a lamp that I already had made 2 years ago. The lamp is the you can see on the right.

My Inspiration I got my inspiration from a lamp that I already had made 2 years ago. The lamp is the you can see on the right. Mijn Inspiratie Ik kreeg het idee om een variant te maken van een lamp die ik al eerder had gemaakt. Bij de lamp die in de onderstaande foto s is afgebeeld kun je het licht dimmen door de lamellen open

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding blz. 3. Wat is een fossiel? blz. 4. Hoe fossielen ontstaan blz. 5. Fossielen van zacht weefsel blz. 6. Zeedieren blz.

Inhoud. Inleiding blz. 3. Wat is een fossiel? blz. 4. Hoe fossielen ontstaan blz. 5. Fossielen van zacht weefsel blz. 6. Zeedieren blz. Door: Oscar Zuethoff Groep 6b - Meneer Jos & Ingrid Februari 2008 Inhoud Inleiding blz. 3 Wat is een fossiel? blz. 4 Hoe fossielen ontstaan blz. 5 Fossielen van zacht weefsel blz. 6 Zeedieren blz. 7 De

Nadere informatie

Bomenpad Park Vredeoord. Antwoordenblad. Vul hier eerst jullie namen in:

Bomenpad Park Vredeoord. Antwoordenblad. Vul hier eerst jullie namen in: Antwoordenblad Vul hier eerst jullie namen in: 1......................................................................................... 3.........................................................................................

Nadere informatie

Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32. Dinsdag

Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32. Dinsdag Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32 Dinsdag 20.2.2007 Aanwezig: gemeente Groningen: Gert Kortekaas en Marcel Verkerk Fam. Scholten (eigenaren) Cor Holstein (architect) Doel van het vooronderzoek:

Nadere informatie

Aponogeton rara ' Door : Liesbeth van Bruggen

Aponogeton rara ' Door : Liesbeth van Bruggen WWW.WATERPLANTEN.ORG Aponogeton rara ' Door : Liesbeth van Bruggen Dit verhaal gaat niet over een nieuw-ontdekte Aponogeton. Het gaat ook niet over een zeldzame Aponogeton (dan had het verhaal 'Aponogeton

Nadere informatie

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 5)

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 5) HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 5) Bram Rijksen In de voorgaande delen is ingegaan op specifieke leeftijdskenmerken en het verschijnsel rui bij grote meeuwen. In het derde en vierde deel is aangegeven

Nadere informatie

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1.

1 Grond Bodem Minerale bestanddelen Organische bestanddelen De verschillende grondsoorten 16 1. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond 9 1.1 Bodem 9 1.2 Minerale bestanddelen 11 1.3 Organische bestanddelen 13 1.4 De verschillende grondsoorten 16 1.5 Afsluiting 17 2 Verzorging van de bodem 19 2.1

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 31 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 31 oktober Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 31 oktober 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Tijdens deze laatste reguliere excursie van dit jaar scheen de zon regelmatig. Er stond ook lang niet meer zo veel wind

Nadere informatie

Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen.

Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen. Een klein gesprekje met God Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen. God lachte breed. Dat is waar!, zei God. Jij bent ook het licht.

Nadere informatie