LeS 1 1J t. Rijkswaterstaat Ministerie van Ïnfastructuur en Milieu. Datum 2 mei 2017 (besluit) Datum 2 mei 2017

Transcriptie

1 Rijkswaterstaat Ministerie van Ïnfastructuur en Milieu LeS 1 1J t Contactpersoon Krijt Datum 2 mei 2017 (besluit) Datum 2 mei 2017 Kenmerk RWS-2017/19149 Omschrijving RWSZ2O Projectplan lisseldelta Zuid voor de gewijzigde aanleg van het inlaatsysteem I]sseldijk te Kampen. De Minister van Infrastructuur en Milieu besluit, gelet op artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, het onderhavige projectplan lisseldelta Zuid voor de gewijzigde aanleg van het inlaatsysteem IJsseldijk vast te stellen en uit te voeren in overeenstemming met het bepaalde in dit projectplan. Pagina 1 van 29

2 3.6. Calamiteiten of ongewoon voorval Beschrijving van voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van nadelige gevolgen Nadeelcompensatie Kabels en leidingen Niet gesprongen explosieven Archeologie Bodem Beheer en onderhoud 24 Pagina 2 van 29 Inhoudsopgave 1. Projectbeschrijving IJsseldelta-Zuid Voorgeschiedenis Gefaseerde uitvoering Vïgerend projectplan Wijzigingen inlaatsysteem Iisseldïjk Waterstaatswerk Inlaatwerk (a.) $ Stroombaan en grondlichaam (b.) Migratiegeul en vispassage Cc.) 9 2. Toetsing Waterwet Voorkoming en waar nodig beperking overstromingen, wateroverlast en waterschaarste Algemeen Taakstelling Hydraulische effecten per beoordeeld aspect Waterschaarste Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen Toetsing KRW Vervulling van de maatschappelijke functies van het watersysteem Scheepvaart Natuur Drinkwater Recreatie Visserij en zwemwater Wijze van uitvoering Contractvorm Planologische inpassing Andere noodzakelijk

3 4.7 Gevolgen open inlaatsysteem Procedure Coördinatieprocedure Crisis- en herstelwet MER-beoordeling Mededelingen 28 Bijlagen 29 Pagina 3 van 29

4 Fase 2 van Ijsseldelta-Zuid betreft in hoofdlijnen het vervangen van het bestaande Roggebotcomplex door een brug (en het verbeteren van de verkeersstructuur van de) N307; het versterken van de Drontermeerdijk; het ombouwen van de keersluizen in de Reevekering tot een schutsluis en spuisluis, het aanpassen van recreatieterrein Roggebot en het aanpassen van het inlaatwerk Ijsseldijk fase 1 om de afvoer via Reevediep te kunnen vergroten. Op 18 januari 2016 heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu op basis van een uitgevoerde bestuurlijke verkenning besloten om akkoord te gaan met een (verdere voorbereiding van de) versnelling van fase 2. Door het versnellen van fase 2 is een aantal fase 1 maatregelen niet meer nodig; deze objecten kunnen direct zoals bedoeld in fase 2 worden uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor het inlaatwerk I)sseldijk fase 1. Concreet gesteld wordt het beoogde inlaatwerk fase 1 niet meer uitgevoerd maar wordt direct een inlaatsysteem Ijsseldijk aangelegd als bedoeld in fase 2. Pagina 4 van Projectbeschrijving Ingevolge artikel 5.4, eerste lid van de Waterwet geschiedt de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Op grond van het tweede lid van artikel 5.4 dient het plan tenminste een beschrijving te bevatten van het betrokken werk en de wijze waarop het wordt uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Dit projectplan heeft betrekking op het inlaatsysteem I]sseldijk en wordt uitgevoerd in het kader van het project Ruimte voor de Rivier I)sseldelta. Dat project omvat onder andere het deelproject I]sseldelta-Zuid waar voorliggend projectplan betrekking op heeft. 1.1 Iisseldelta-Zuid Voorgeschiedenis Het project Ruimte voor de Rivier I]sseldelta, met als opdrachtgevers Rijkswaterstaat en de provincie Overijssel, bestaat uit twee maatregelen om de waterveiligheid in de regio Kampen- Zwolle voor de middellange termijn te borgen: Zomerbedverlaging Beneden-Ijssel, waarbij de rivier over een lengte van 7,5 kilometer tussen de Molenbrug en de Ei(andbrug is verdiept en de aanleg van het Reevediep, een nieuwe zijtak van de IJssel (hoogwatergeul), ten zuiden van Kampen, richting het Drontermeer. Naast het verbeteren van de waterveiligheid wordt ook een bijdrage geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit. In vijf uiterwaarden zijn de natuurwaarden versterkt. De gebiedsontwikkeling I]sseldelta-Zuid, waarvan het Reevediep onderdeel is, combineert het realiseren van de waterveiligheid met de aanleg van zon driehonderdvijftig hectare nieuwe deltanatuur, nieuwe wandel-, struin- en fietspaden, een vaargeul voor de recreatievaart en het creëren van ruimte voor een nieuwe woonwijk voor Kampen op een klimaatdijk. Op 4 september 2009 heeft het kabinet besloten budget ter beschikking te stellen voor de gefaseerde uitvoering van IJsseldelta-Zuid en de uitvoering van fase 1 te combineren met Zomerbedverlaging Beneden-Ijssel Gefaseerde uitvoering Binnen het project Ruimte voor de Rivier IJsseldelta is (samengevat) een zomerbedverlaging van de IJssel uitgevoerd, is de ruimtelijke kwaliteit in de uiterwaarden verbeterd en vindt de aanleg van het Reevediep plaats. Dit laatste omvat onder andere de aanleg van een tweetal dijken waartussen het Reevediep is gelegen, en een inlaatwerk. Voor een nadere beschrijving van dit deelproject wordt verwezen naar het Projectplan Waterwet inrichting Ijsseldelta-Zuid (Reevediep) van 12 december 2013 (zie Bijlage 1, verder te noemen: vigerend projectplan). In dat vigerend projectplan is aangegeven (paragraaf 1.7) dat lisseldelta-zuid in verschillende fasen wordt aangelegd.

5 Voorliggend projectplan heeft alleen betrekking op het onderdeel inlaatsysteem I]sseldijk. Dit onderdeel wordt als een optimalisering fase 1 I]sseldelta-Zuid uitgevoerd. Voor de fase 2 onderdelen zullen, indien nodig, door de desbetreffende initiatiefnemers aparte projectplannen worden opgesteld en/of watervergunningen worden aangevraagd Vigerend projectplan In het vigerend projectplan is onder 1A1-1 een Inlaatwerk of drempel fase 1 opgenomen en onder 1A5 Maaiveidverlaging uiterwaard naar inlaat/drempel fase 1 (zie figuur 1). Over 1A1-Inlaatwerk of drempel fase 1 zegt dit projectplan: In paragraaf 5.4.1, blz. 34 is een mogelijke oplossing voor het inlaatwerk (1A1) geschetst. Het werk zal in ieder geval worden uitgevoerd op basis van constructieve wanden die ook de Kamperstraatweg dragen. De totale lengte van het kunstwerk is circa 253 meter. De inlaatcapaciteit is erop gericht om in eerste instantie voor fase 1 circa 220 m3/sec in te kunnen laten teneinde een waterstandverlaging van 12,8 cm te kunnen bewerkstellingen bij Zwolle. Voor fase 2 dient het inlaatwerk circa 730 m3/sec in te kunnen laten teneinde een waterstandverlaging van 30 cm (+2,2 cm beheerruimte) te realiseren. Hiernaast dient het in fase 1 mogelijk te zijn om 450 m3/s in te laten om de mogelijkheid tot versnelde extra inzet (waartoe dan ook een extra spuikoker in de Roggebotsluis nodig zal zijn) niet onmogelijk te maken Over 1A5-Maaiveldverlaging uiterwaard naar inlaatwerk/drempel zegt dit projectplan: Conform het inrichtingsplan wordt de maaiveldverlaging in de Onderdijkse Waard naar de inlaat als grasland uitgevoerd. Dit gebied dient hydraulisch glad te zijn om voldoende afvoercapaciteit te waarborgen voor het afvoeren van een hoogwater golf, wat met grasland wordt bewerkstelligd (rapportage technisch ontwerp). = \ F 2 a Vrd.hng (tbo.ctti A tti*n de twee Figuur 1: Inlaatwerk of drempel fase 1 (1A1-1) en Maaiveldverlaging uiterwaard naar inlaat/drempel (1A5) in Projectplan Waterwet Inrichting I]sseldelta-Zuid (Reevediep) d.d. 12 december Wijzigingen inlaatsysteem IJsseldijk Hoewel een inlaatwerk al in het vigerend projectplan is beschreven, zijn er twee belangrijke redenen waarom het voorliggende projectplan wordt gemaakt. Ten eerste ziet het vigerend projectplan nadrukkelijk alleen op fase 1, dat wil zeggen de fase dat er circa 220 m3/sec Iisselwater ingelaten moet kunnen worden. In fase 2 moet het inlaatwerk circa 730 m3/sec (zie paragraaf 1.1.3) in kunnen laten en wordt ook de migratiegeul ten oosten van het inlaatwerk en een vispassage aangelegd. Pagina 5 van 29

6 Pagina 6 van 29 Ten tweede heeft er een wijziging plaatsgevonden in het ontwerp. Het originele fase 1 ontwerp bevatte het ontwerp van een regelsysteem dat de stand van de verschillende kunstwerken en de Roggebotsluis op elkaar moest afstemmen. Het inlaatwerk bevatte hiertoe twee op afstand te bedienen schuiven. De stand van deze schuiven tijdens inzet van het Reevediep als hoogwaterafvoergeul werd bepaald door de waterstand bij de Roggebotsluis. Deze waterstand mocht niet boven een bepaald niveau komen om de werking van de Roggebotsluis en de aanliggende dijk Drontermeer-Vossemeer niet in gevaar te brengen. In fase 2 is deze waterstand niet meer beperkend, aangezien het Roggebotcomplex wordt verwijderd en de Drontermeerdijk wordt versterkt (zie 1.1.2). Bij directe aanleg van het nu voorliggende, geoptimaliseerde inlaatsysteem zijn een vast overloopgrondlichaam en een instroombeperkend inlaatwerk in de lisseldijk voldoende. Afzien van sturingsmogeljkheden voor, tijdens en na een afvoerpiek op de I]ssel leidt tot een veel eenvoudiger te beheren en robuuster systeem Waterstaatswerk Door de maatregelen beschreven in dit projectplan wordt het waterstaatswerk IJssel gewijzigd. De wijziging geschiedt op initiatief van Rijkswaterstaat als beheerder van de rivier de IJssel. Figuur 2: Plaatsbepaling wijziging waterstaatswerk Er wordt een inlaatsysteem IJsseldijk aangelegd. Dit inlaatsysteem bestaat uit drie componenten: a. Inlaatwerk; b. Stroombaan en grondlichaam inlaatwerk; c. Migratiegeul en vispassage (mcl. doorspoelduiker).

7 Figuur 3: Situatietekening componenten inlaatsysteem I]...,dijk Het inlaatsysteem IJsseldijk is onderdeel van het watersysteem lisseldelta-zuid. Het inlaatsysteem dient er primair voor om bij hoge rivierafvoeren op de IJssel het Reevediep te kunnen inzetten als bypass naar het Drontermeer Vossemeer. Het inlaatsysteem is gericht op waterafvoer (debietregulering), natuur (vismigratie en veepassage) en waterkwaliteit (doorspoelen). Het inlaatwerk wordt in het zuidelijke deel van de nieuwe I]sseldijk gerealiseerd en legt daarmee een verbinding tussen de rivier de IJssel en het Reevediep. Bij hoogwater op de IJssel stroomt het IJsselwater over het grondlichaam door het inlaatwerk het Reevediep in. Bij een hoogte van het grondlichaam van 1,5 m + NAP gebeurt dit ongeveer 1 keer per 5 jaar. In de dagelijkse omstandigheden (normale afvoer op de IJssel) staat de Onderdijkse Waard droog. Het inlaatsysteem zal geheel gaan functioneren na het afgraven van de bestaande I]sseldijk en het slopen van het Roggebotcomplex. Na verwijdering van het Roggebotcomplex (zie par 1.1.2) is het ook mogelijk dat water vanuit het IJsselmeer en Reevediep door noordwestelijke storm wordt opgestuwd waardoor de stroombaan van het inlaatsysteem volloopt en mogelijk het grondlichaam overstroomt. Bij een grondlichaam van 1,5 m + NAP gebeurt dit ongeveer 1 keer per 2 jaar. De hiervoor genoemde drie componenten van het inlaatsysteem worden hieronder kort beschreven. Voor een uitgebreidere inhoudelijke beschrijving wordt verwezen naar het rapport Ruimtelijke Kwaliteit Inlaatsysteem I]sseldijk, Uitwerking en aanvulling SNIP 3 Beeldkwaliteitsplan en Addendum (zie Bijlage 2). Pagina 7 van 29

8 De stroombaan wordt (net zoals in fase 1 de bedoeling was) verlaagd tot ca. 0,5 m + NAP ter verbetering van de toestroom van de IJssel naar het inlaatwerk. De aansluiting op hoge gronden vindt vloeiend plaats met taluds van 1:5. De stroombaan is zichtbaar in het landschap en is berijdbaar voor de beheerder. Stroombaan lisseloever IJ5se! Grondlichaam lom minimaal 25m Figuur 6: Schematische weergave grondlichaam en stroombaan Pagina 8 van Inlaatwerk (a.) Het inlaatwerk ligt in de (nieuwe) IJsseldijk, de verbindende waterkering die hier de noordelijke en zuidelijke dijk van het Reevediep met elkaar verbindt. t e i Figuur 4: Impressie van inlaatwerk bij laagwater (links) en hoogwater (rechts) Het inlaatwerk bestaat uit een rijdek en veertien pijlerwanden en twee eindwanden die het rijdek dragen. De totale lengte van het inlaatwerk bedraagt ca. 260 m. Het rijdek wordt uitgevoerd in prefab betonnen volstortliggers. Het wegprofiel is opgebouwd uit een rijloper voor wegverkeer en een naastliggend fiets- en voetpad. Het wegprofiel ligt op ca m +NAP. De betonnen pijlers zijn de beelddragers van het inlaatwerk. Ze zijn ca mm breed. De asymmetrische pijlerwanden accentueren de doorstroomrichting en ook geven ze continuïteit aan de (nieuwe) IJsseldijk. Om uitspoeling te voorkomen wordt steenbestorting rond de pijlers aangebracht. De betonnen eindwanden aan de noord- en zuidzijde van het inlaatwerk worden uitgevoerd als laaggefundeerde landhoofden. Ieder landhoofd bestaat uit drie delen: het middelste deel ondersteunt het brugdek, aan weerszijden volgen vleugelwanden de taluds (1:4) van de I]sseldijk. T T 1 Figuur 5: Schematische weergave inlaatwerk met pijlers, landhoofden en wegdek Stroombaan en grondlïchaam (b.) Het grondlichaam is gesitueerd op minimaal 25 m van de I]sseloever en krijgt de uitstraling van een natuurlijk vormgegeven rug of wal in de uiterwaard. Ten opzichte van de huidige I]sseloever wordt hiervoor het gebied ca. 0,5 m opgehoogd. Het grondlichaam kent een brede kruin van ca. 10 m. De taluds zijn 1:10 of flauwer. Het grondlichaam verbreedt zich bij de aansluiting op de hoge gronden (vloeiende overgang). Het grondlichaam wordt uitgevoerd in grond en krijgt een begroeiing van gras. De erosiebescherming gebeurt door middel van klei.

9 Migratiegeul -O25AP O5ONAP II 1 f T T t T Grondlichaam lom î,sonap - ca 1J5,OSONAP Ijssel Figuur 7: Lengte doorsnede grondlichaam Migratiegeul en vispassage (c.) Aan de noordzijde van de stroombaan ligt de migratiegeul. Deze kent een vloeiend verloop en eindigt door een verbreding bij de vispassage in de stroomkom. De migratiegeul wordt aangelegd met een bodembreedte van ca. 6 meter en flauwe taluds van 1:5. Als vispassage tussen IJssel en migratiegeul worden vertical slots toegepast. De vispassage kent afgeschuinde wanden, opgenomen in het grondlichaam, wat ten behoeve hiervan lokaal wordt verbreed. De vispassage is aan de bovenzijde voorzien van open roosters en een oversteekplaats. Wanden en schotten worden uitgevoerd in beton. De vispassage is berijdbaar voor de beheerder en beloopbaar voor vee. De doorspoelduiker zit onder water of is afgeschuind. Het debiet dat door de migratiegeul gaat, is regelbaar door het wel of niet afsluiten van deze duiker. Vispossage Duiker +l,5onap 3m 1,2m I. Figuur 8: Schematische weergave vispassage, zicht vanuit migratiegeul Pagina 9 van 29

10 Op basis van een bestuurlijke verkenning, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu op 18 januari 2016 ingestemd met de verschuiving van het halen van deze werktaakstelling van waterstandsdaling van tenminste 41 cm, naar 31 december 2022 i.c. wanneer alle fase 2 percelen zijn gerealiseerd. Ook is besloten de extra spuikoker in de Roggebotsluis niet aan te leggen. In het projectplan Waterwet voor de Zomerbedverlaging Beneden-Ijssel is aangegeven dat de zomerbedverlaging minimaal 21 cm waterstandsdaling zal behalen. De uitgangspunten voor het projectdeel I]sseldelta-Zuid zijn vastgelegd in het vigerend projectplan (zie ook paragraaf 1.1.3). Met het onderhavige projectplan wordt geanticipeerd op de toekomstige waterveiligheidsopgaven zoals genoemd in onder andere het Nationaal Waterplan, de Voorkeursstrategie IJssel en de kamerbrief van 21 juni 2012 (Kamerstukken II 2011/2012, nr. 60). Met het uitvoeren van Pagina 10 van Toetsing Waterwet De toepassing van de Waterwet is op grond van artikel 2.1 van de Waterwet gericht op: a. Voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met b. Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. Vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Hieronder wordt op de hiervoor genoemde aspecten nader ingegaan. Samenvattend wordt geconcludeerd dat de uitvoering van dit plan in overeenstemming is met de doelstellingen van de Waterwet. 2.1 Voorkoming en waar nodig beperking overstromingen, wateroverlast en waterschaarste Samenvattend wordt geconcludeerd dat door uitvoering van de werkzaamheden een belangrijke bijdrage geleverd wordt aan het voorkomen dan wel beperken van overstromingen en dat tegen de werkzaamheden geen bezwaren bestaan vanuit wateroverlast en waterschaarste. Dit is tevens een van de hoofddoelen van het gehele IJsseldelta-Zuid project Algemeen Door het inlaatsysteem I]sseldijk wordt circa 730 m3/s naar het Reevediep getrokken bij een 1/2000 jaar I]sselafvoer ( m3/s bij Lobith). Hiertoe is het inlaatsysteem ontworpen met een hoogte van het grondlichaam van 1,5 m + NAP en een totale lengte van het inlaatwerk van ca. 260 m. De hoogte van het grondlichaam is bepaald op basis van frequentie van meestromen. Bij een hoogte van 1,5 m + NAP zal het Reevediep bij afvoeren vanaf circa m3/s te Lobith gaan meestromen. Een dergelijke afvoer kent een overschrijdingsduur van eens per circa 5 jaar Taakstellïng In de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is een taakstelling voor zomerbedverlaging Ijssel opgenomen van 29 cm bij Zwolle (tussen kmr. 979 en 980) op de as van de rivier bij een maatgevende afvoer van m3/s. Bij de beslissing tot wijziging van het Basispakket uit, de PKB Ruimte voor de Rivier van 24 mei 2013, waarbij is gekozen voor de uitvoering van de verkorte Zomerbedverlaging en de versnelde aanleg van de hoogwatergeul Kampen (Reevediep), is aangegeven dat beide projecten gezamenlijk de taakstelling van 29 cm dienen te behalen. Deze taakstelling was gebaseerd op het toen vigerend modelinstrumentarium. Dit is vertaald in een werktaakstelling van 41 cm op basis van nieuw modelinstrumentarium.

11 980 dit projectplan, tezamen met de uitvoering van de fase 2 objecten, wordt de nog resterende waterstandsdaling conform de PKB opgave ruim gerealiseerd. In de hiervoor genoemde kamerbrief is aangegeven dat het mogelijk moet zijn om met de aanleg van fase 2 I]sseldelta-Zuid autonoom een waterstandsverlaging van 30 cm te behalen (uitgaande van het vernieuwde modelinstrumentarium) en 2,2 cm beheerruimte in het systeem Reevediep. In een kamerbrief van 7 november 2016 met kenmerk IENM/BSK-2016/ wordt aangegeven dat de versnelling van fase 2 lisseldelta-zuid consequenties heeft voor het realiseren van de volledige hoogwaterveiligheidsdoelstelling in kader van Ruimte voor de Rivier voor het IJsseldelta gebied. Er wordt gesteld: Dit betekent dat realisatie van de volledige hoogwaterdoelstelling van - 41 cm, zoals die onder de PKB is vastgelegd, later plaatsvindt, namelijk in Wel levert fase 2 een meer robuust systeem op, wat ook makkelijker toekomstige opgaven kan opvangen Hydraulische effecten per beoordeeld aspect In het rapport Hydraulica en Veiligheid planstudie I]sseldelta-Zuid (zie Bijlage 3) zijn de hydraulische effecten bezien van de uitvoering van geheel fase 1 en fase 2 IJsseldelta-Zuid uitgaande van de zogenoemde SNIP3-ontwerpen. Kortheidshalve wordt voor de resultaten verwezen naar dit rapport. De effecten fase 1 lisseldelta-zuid zijn reeds beschreven in het vigerend projectplan. In onderstaande tabel 1 zijn in kolom 3 de conclusies gepresenteerd van de effecten van uitvoering van fase 2 I]sseldelta-Zuid waar het inlaatsysteem onderdeel van uitmaakt. In de notitie Hydraulische en morfologische effecten voorkeursvariant Inlaatsysteem lisseldijk (zie Bijlage 4) is, voor de meest relevante aspecten, bezien of het gewijzigde ontwerp van het inlaatsysteem (ten opzichte van het SNIP 3 ontwerp fase 2) leidt tot een andere conclusie dan is getrokken in het eerstgenoemde rapport. Voor een volledig overzicht van de resultaten wordt kortheidshalve verwezen naar die notitie. In tabel 1 zijn de conclusies samenvattend weergegeven. Tabel 1: Conclusies hydraulische effecten per beoordeeld aspect Beoordeeld aspect Effect/voorwaarde Conclusie SNIP3 fase 2 Conclusie gewijzigd in laatsysteem Aspect 1.1: Fase 2: Effect bypass t.o.v. de huidige situatie: Betekend is dat met de MHW stand op de Waterstandverlaging Maximale aanpassing van alleen het as van de rivier in tivieras 30 cm op waterstandsverlaging (MHW) inlaatsysteem een (9.1 en 9.3) kmr is 32,2 cm op kmr 980,0; waterstandsvetlaging kan Maximale waterstandsdaling worden gerealiseerd van bij inlaatwerk is 72 cm. Effect bypass en zomerbedverlaging t.o.v. huidige situatie: 31,9 cm op kmr. 980 in de IJssel. Hiermee levert de wijzing van het Maximale inlaatsysteem I]sseldijk waterstandsverlaging (MHW) het gewenste (fase 2) is 42,1 cm op kmr 980,0; effect op van > 30 cm Maximale waterstandsdaling waterstandsdaling op kmr bij inlaatwerk is 85 cm Nota Bene: de benodigde beheerruimte Reevediep zal nog nader worden bepaald door een beschouwing van het hele Reevediepsysteem. Oit zal Pagina 11 van 29

12 . t.o.v. Aspect 2.1: Verandering inundatie De wijziging van de inundatiefrequentie Ter plekke van het Inundatiefrequentie frequentie t.o.v. de voor de Onderdijkse Waard is gelijk aan inlaatsysteem neemt de van de Onderdijkse huidige situatie de wijzigingen in fase 1. inundatiefrequentie in (een waard en de Bypass De inundatiefrequentie van het gedeelte van de) (HiO) bypassgebied neemt Onderderdijkse Waard toe vanzelfsprekend toe. De in verband met de waterstanddynamiek van Vossemeer zal maaiveldverlaging van 2 ook in de bypass aanwezig zijn. De naar 0,5 m. verwachting is dat de hogere delen Door het gewijzigd (>0.5m) ca. 1-5 dagen per jaar ontwerp (grondlichaam inunderen bij storm. langs de I]sseloever i.p.v. Het recreatiegebied krijgt een schotten in een inlaatwerk beschermingsniveau van circa 1/100 ter hoogte van de Pagina 12 van 29 Beoordeeld aspect Effect/voorwaarde Conclusie SNIP3 fase 2 Conclusie gewijzigd inlaatsysteem plaatvinden in het kader van het Beheer- en Onderhoudsplan dat in fase 1 reeds is voorzien en is vastgelegd in het vigetend projectplan. Het inlaatsysteem is hier slechts een klein onderdeel van. Aspect 1.2: Toename waterstand Effect bypass t.o.v. de huidige situatie: Bij MHW zal er een zelfde MHW stand binnen aan de bandijk. Geen opstuwing langs dijken afvoer door het Reevediep een uiterwaard Ter acceptatie T]ssel bij een afvoersituatie; plaatsvinden als de (9.2 en 9.4) voorleggen aan Langs de Vossemeerdijk situatie zoals beschreven dijkbeheerder neemt de waterstand toe met voor de situatie SNIP 3 56 cm nabij Roggebot Noord fase 2. Hierdoor wijzigen t.o.v. de huidige situatie bij de effecten niet en blijven een 1/2000 jaar afvoer. De de conclusies van SNIP-3 MHW-stand blijft echter fase 2 ongewijzigd. ongewijzigd (storm gedomineerd). Effect bypass en zomerbedverlaging t.o.v. huidige situatie:. Geen opstuwing langs dijken IJssel bij een afvoersituatie; Langs de Vossemeerdijk neemt de waterstand toe met 43cm nabij Roggebot Noord de huidige situatie bij een 1/2000 jaar afvoer. De MHW-stand blijft echter ongewijzigd (Storm gedomineerd). Aspect 1.3: Afwijking afvoerverdeling Effect bypass en zomerbedverlaging Er vindt door het gewijzigd Afvoerverdeling bij < 5 m 3/s t.o.v. referentie t.o.v. huidige situatie: ontwerp van het MHW bij IJsselkop Beoordeeld bij 1/2000 Geen waterstandverandering op inlaatsysteem geen (H13) jaar afvoer. splitsingspunt (kmr 880), daarmee ook waterstandverandering geen effect op afvoerverdeling. plaats op het splitsingspunt (kmr 880). t.o.v SNIP-3 fase 2. Daarmee is er ook geen effect aanwezig op de afvoerverdeling.

13 Beoordeeld aspect Effect/voorwaarde Conclusie SNIP3 fase 2 Conclusie gewijzigd inlaatsysteem jaar, hiervoor dient het terrein opgehoogd te worden tot NAP+2,3 m. Kamperstraatweg) zal het gedeelte van de Onderdijkse Waard tussen het grondlichaam en het inlaatwerk minder vaak inunderen vanuit de IJssel door de aanwezigheid van het grondlichaam vergeleken met de inundatie bij het fase 2 ontwerp van het inlaatwerk. De inundatiefrequentie vanuit het Reevediep in de Onderdijkse Waard zal echter toenemen t.o.v. het fase 2 SNIP 3 ontwerp aangezien het gewijzigde inlaatsysteem IJsseldijk geen schotten meer kent in het inlaatwerk. Na verwijdering van het Roggebotcomplex (zie paragraaf 1.1.2) kan er bij noordwesterstorm Water via Vossemeer en Reevediep de IJssel instromen. Ten behoeve van de verwijdering van het Roggebotcomplex zal een apart projectplan worden gemaakt. Doordat het overstroombare grondlichaam dezelfde hoogte krijgt als de schotten in het SNIP3 inlaatwerk zal deze invloed niet wijzigen ten opzichte van de effecten zoals beschreven voor SNIP-3 fase2 (zie paragraaf 14.1 rapport Hydraulica en Veiligheid planstudie I]sseldelta- Zuid ). Ter plekke van het grondlichaam (NAP +1,5 m) is het huidige maaiveld NAP +1, m. Hier is ook na de wijziging, nog steeds sprake van een netto bodemverlaging ten opzichte van de situatie zonder Reevediep. In het gewijzigde ontwerp inlaatsysteem wordt het maaiveld (net als bedoeld in het SNIP-3 ontwerp fase 1 en 2) verlaagd t.o.v. de huidige situatie. Dit betreft dus geen wijziging ten opzichte van het ontwerp zoals beschreven in het vigerend projectplan. De aspecten stroombeeld in uiterwaard en stroombeeld bij in- en uitstroomopening van de nevengeulen worden beschreven bi] paragraaf Voor het benodigde beheer en onderhoud van inlaatsysteem wordt verwezen naar paragraaf 4.6 van dit projectplan. De stroombaan van het inlaatsysteem dient kort gehouden te worden om voldoende IJsselwater richting het Reevediep te kunnen laten stromen. Voor dit onderdeel van het inlaatsysteem is derhalve de beheerruimte klein Waterschaarste Door het gewijzigde ontwerp van het inlaatsysteem ontstaan geen (nieuwe of aanvullende) effecten die verband houden met waterschaarste. Pagina 13 van 29

14 Omdat het ontwerp van het inlaatsysteem is gewijzigd ten opzichte van het SNIP-3 ontwerp is bezien of dit gewijzigde ontwerp leidt tot andere conclusies ten aanzien van waterkwaliteit. Geconcludeerd wordt dat het ontwerp van het inlaatsysteem wat nu voorligt, niet leidt tot een wezenlijk andere situatie dan staat beschreven in de hiervoor genoemde rapporten. Wanneer er niet of maximaal met een relatief klein debiet wordt ingelaten vanuit de IJssel is de kans op een goede waterkwaliteit in het Reevediep groot. In het voorliggende ontwerp is het inlaatsysteem lisseldijk zo ontworpen dat er standaard door de vispassage en migratiegeul slechts een klein debiet stroomt (<0,5m3/s). Hierdoor wordt het debiet, en daarmee de Pagina 14 van 29 2,2 Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen De eisen die worden gesteld aan de waterkwaliteit zijn afkomstig uit het de Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Waterplan, de Natuurbechermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die ervoor moet zorgen dat de ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater op orde is en dat binnen Europa op een duurzame wijze met water wordt omgegaan. De KRW verplicht tot het bereiken van een goede toestand van wateren. Voor oppervlaktewateren valt deze goede toestand uiteen in een goede chemische toestand en een goede ecologische toestand, zoals een gevarieerde planten- en dierenwereld en een natuurlijke inrichting. De doelstellingen voor de chemische en ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen vanuit de KRW zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd via het Besluit kwaliteitseisen en monitoring 2009 (Bkmw). De doorwerking van het Bkmw verloopt via de waterbeheerplannen. Voor rijkswateren is dat het Beheer- en ontwikkelplan rijkswateren (BPRW). Hierin zijn de waterdoelstellingen specifiek per waterlichaam uitgewerkt en wordt aangegeven hoe nieuwe activiteiten worden getoetst. Samenvattend wordt geconcludeerd dat door het gewijzigde ontwerp van het inlaatsysteem geen (andere, nieuwe of aanvullende) effecten ontstaan op de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem ten opzichte van wat reeds is geconcludeerd in het vigerend projectplan Toetsing KRW De Onderdijkse Waard maakt deel uit van het waterlichaam Ijssel. Toetsing aan de KRW is daarom verplicht. Deze toets van de waterkwaliteit middels het Toetsingskader Waterkwaliteit is opgenomen in het Beheerplan waterkwaliteit Reevediep van 6 mei De toets op de waterkwaliteit wijst uit dat de werkzaamheden in de Onderdijkse Waard geen significant negatieve effecten veroorzaken op de KRW-doelen. De reden hiervan is dat de aanleg van nevengeulen en migratievoorzieningen enkel tot positieve effecten op de ecologische kwaliteit leiden. Op basis van het gestelde in de rapporten Beheerplan waterkwaliteit Reevediep van 6 mei 2013 en Effecten Waterkwaliteit Planstudie I]sseldelta-Zuid van 17 augustus 2012 is geconcludeerd dat de Ijssel, het Reevediep en de randmeren, na aanleg van het syteem, zowel in fase 1 als fase 2 onder dagelijkse omstandigheiden voldoen aan de waterkwaliteitsnormen. Met behulp van scenario s is aangetoond dat ook in andere dan de reguliere omstandigheden (bijvoorbeeld extreme droogte) het optreden van blijvend negatieve effectén kan worden voorkomen. De hiervoor genoemde rapporten zijn als bijlagen opgenomen in het vigerend projectplan en in dat projectplan reeds uitvoerig beschreven. Kortheidshalve wordt daar naar verwezen.

15 nutriëntenbelasting op het Reevediep tot een minimum beperkt. Op basis hiervan mag verwacht worden dat de waterkwaliteit in het Reevediep aan de eisen zal voldoen. 1 Overigens is het mogelijk om meer water in te laten indien dit om wat voor reden dan ook nodig is bijvoorbeeld omdat er onverwacht toch waterkwaliteitsproblemen in het Reevediep optreden. De duiker van de vispassage kan dan gebruikt worden om het Reevediep schoon te spoelen. Het voorliggende ontwerp leidt niet tot andere conclusies voor wat betreft de waterkwaliteit in de omliggende wateren (Drontermeer, Vossemeer, Ijssel, Ketelmeer en Ijsselmeer); ook voor deze wateren geldt dat het gunstig is om weinig I]sselwater in te laten in het Reevediep. 2.3 Vervulling van de maatschappelijke functies van het watersysteem In het Beheer- en ontwikkeiplan voor de rijkswateren (BPRW) zijn de maatschappelijke gebruiksfuncties van het watersysteem vastgelegd. Hieronder wordt ingegaan op de functies scheepvaart, natuur, drinkwater, recreatie, visserij en zwemwater. Samenvattend wordt geconcludeerd dat tegen de werkzaamheden geen bezwaren bestaan vanuit de vervulling van maatschappelijke functies door het watersysteem. Er wordt een bijdrage geleverd aan de functie natuur, door de aanleg van de migratiegeul en de vispassage waardoor vis vrij kan migreren tussen IJssel en Reevediep en doordat op de oevers van de migratiegeul nieuwe natuur ontstaat Scheepvaart Stroombeelden In het rapport Hydraulica en Veiligheid planstudie I]sseldelta-Zuid (zie Bijlage 3) zijn de aspecten stroombeeld in de uiterwaard en stroombeeld bij de in- en uitstroomopening nevengeulen beoordeeld voor de SNIP3-ontwerpen fase 1 en 2 van het gehele project IJsseldelta-Zuid. Voor de resultaten wordt kortheidshalve verwezen naar dat rapport. De effecten fase 1 IJsseldelta-Zuid zijn reeds beschreven in het vigerend projectplan. In tabel 2 zijn in kolom 3 de conclusies gepresenteerd van de effecten van uitvoering van geheel fase 2 I]sseldelta-Zuid waar het inlaatsysteem onderdeel van uitmaakt. In de notitie Hydraulische en morfologische effecten voorkeursvariant Inlaatsysteem I]sseldijk (zie Bijlage 4) is, voor de meest relevante aspecten, bezien of het gewijzigde ontwerp van het inlaatsysteem (ten opzichte van het SNIP 3 ontwerp fase 2) leidt tot een andere conclusie dan is getrokken in het eerstgenoemde rapport. Voor een volledig overzicht van de resultaten wordt kortheidshalve verwezen naar die notitie. In tabel 2 zijn de conclusies samenvattend weergegeven. 1 Ditzelfde geldt voor het Reevesluizencomplex fase 2, de daarin aanwezige vismigratievoorziening levert standaard een klein debiet. Het Reevesluizencomplex zorgt ervoor dat water vanuit het Reevediep het Drontermeer niet kan bereiken. Pagina 15 van 29

16 zijn de effecten ten opzichte circa 200 m3/s. Bij de en m3/s en bij van het SNIP3-ontwerp nihil. uitstroomopening storm De dwarsstroming op kmr van de nevengeul neemt de snelheid toe 0,39 m/s. Over de kade die voor de verlaagde stroombaan ligt is de dwarsstroming 0,20 m/s. De dwarsstroming bij de aantakking van het Koeluchtergat bedraagt 0,16 990,2 bedraagt voor zowel het SNIP3-ontwerp als het gewijzigd ontwerp 0,08 m/s. 991 Over het traject 990,2 - (instroom naar Reevediep) zijn over het algemeen de verschillen ten opzichte van m/s. Bij m3/s wordt de norm van 0,15 m/s dus de SNIP3 variant klein. Alleen op kmr 990,9 is een forse Pagina 16 van 29 Tabel 2: Conclusies stroombeelden Der beoordeeld asoect Beoordeeld aspect Effect/voorwaarde Conclusie SNIP-3 fase 2 Conclusie gewijzigd inlaatsysteem Bi] een Lobithafvoer van Effect bypass en Aspect 2.2: Verandering stroomsnelheden Stroombeeld in de beoordeeld bij een uiterwaard (Hoofdstuk afvoer van m3/s 11) Aspect 2.3: Stroomsnelheid dwars op vaarweg op rand vaargeul zomerbedverlaging t.o.v. 0,3m/s als Qgeul Stroombeeld bij inen uitstroomopening van de nevengeulen < 50 m3/s of 0,15 m/s (H12) als Qgeul> 50 m3/s Beoordeeld bij 2.000, huidige situatie: Doordat de schotten (NAP+1,5) van het inlaatwerk gaan overstromen neemt de stroomsnelheid in de stroombaan van de Onderdijkse Waard toe. ontwerp een hydraulisch Verder blijven de stroomsnelheden in de Onderdijkse waard ontwerp gelijk is aan het vergelijkbaar met fase 1. De afvoer door de bypass is circa 40 m3/s bij een 4.000, 6.000, 8.000, I]sselafvoer van m3/s. De stroomsnelheden blijven over het algemeen beperkt tot m/s. In de 0,15 orde 0,1 smallere gedeeltes neemt de snelheid toe 0,25 m/s. De stroomsnelheden bij de aansluiting van de vaarweg Drontermeer-Vossemeer en de recreatiegeul blijven beperkt tot max 0,1 m/s. Bij Roggebot nemen de stroomsnelheden toe tot 0,15 m/s in het Vossemeer tot 0,1 m/s m3/s neemt in de stroombaan van het inlaatsysteem de waterstand Bij storm kunnen de stroomsnelheden door de opening bi] Roggebot toenemen tot ce. 0,5 m/s. Effect bypass en zomerbedverlaging t.o.v. huidige situatie: Bij afvoeren t/m m3/s wijzigt de dwarsstroming niet ten opzichte van de dwarsstroming in fase 1. Bij m3/s neemt de afvoer door de bypass toe tot bovenstrooms t.o.v. het SNIP3 ontwerp af met maximaal -0,7 m omdat de schotten in het SNIP3- obstakel vormde. Omdat de bodemligging in het gewijzigd maaiveld van de uiterwaard (0,5 m +NAP) stroomt het water makkelijker het Reevediep in en wordt het water minder opgestuwd. Het effect hiervan werkt door in de uiterwaard aan de Reevediepzijde waar de waterstand toeneemt met maximaal 24 cm. In de vaargeul van het Reevediep neemt vanwege de toename van afvoer door het Reevediep de waterstand toe met enkele cm s. Buiten de stroombaan van het Inlaatsysteem zijn de lokale waterstandseffecten beperkt tot enkele cm s. Dit zal de inundatiefrequentie van de omliggende uiterwaarden vrijwel niet beïnvloeden. Het stroombeeld in de IJssel wordt voor een belangrijk deel bepaald door de hoogteligging van de instroomdrempel. In paragraaf 1.2 is aangegeven dat deze hoogte niet wijzigt ten opzichte van de uitgangspunten bij SNIP3. Bij afvoeren t/m m3/s

17 Beoordeeld aspect Effect/voorwaarde Conclusie SNIP-3 fase 2 Conclusie gewijzigd inlaatsysteem overschreden op drie locaties. Bij m3/s neemt de afvoer door de bypass toe tot circa 440 m3/s. Op de kribbakenlijn bij de instroomopening is de dwarsstroming maximaal 0,38 mis. Bij de uitstroomopening van de nevengeul is de uitstroom meet geconcentreerd dan in fase 1 en is de dwarsstroming met 0,44 m/s eveneens hoger. De dwarsstroming bij de aantakking van het Koeluchtergat wordt in fase 2 ook verhoogd met 0,09 m/s. Op de rand van de vaargeul door het verlengde Vossemeer is er bi] afvoer t/m m3/s geen dwarsstroming. Bij m3/s en m3/s is dit wel het geval met een dwarsstroming van resp. 0,04 m/s en 0,28 m/s. Ander punt van aandacht zijn de hogere stroomsnelheden vanaf m3/s door de opening bij Roggebot en in de vaargeul door het Vossemeer en verlengde Vossemeer. Schepen op de (rustige) randmeren zijn mogelijk niet gewend aan stroming (weliswaar in/tegen de stroomrichting). Bij een stroomsnelheid van groter dan 0,5 m/s door de opening bij Roggebot wordt de scheepvaart gestremd. Bij storm kan dit ook voorkomen. Inschatting is dat dit slechts hoogstens enkele dagen per jaar zal voorkomen tijdens een paar fases van een jaarlijkse noordwester storm en bij hoogwaters hoger dan m3/s. reductie te zien van de dwarsstroming van -0,36 m/s naar 0,14 m/s; Bij m3/s stroomt in het SNIP3-ontwerp de kade langs de IJssel over en vult de uiterwaard voor de schotten zich. Als onderdeel van het inlaatsysteem I]sseldijk stroomt, in het gewijzigd ontwerp, het grondlichaam nog niet over maar is de stroming beperkt tot alleen het zomerbed. Bij m3/s treedt er bij het gewijzigd ontwerp een verlaging op van de dwarsstroming ter hoogte van het defensieplatform (kmr 990,2) van -0,30 m/s naar - 0,25 m/s. Langs de stroombaan, tussen kmr 990,2-990,7 naar het Reevediep is er een kleine toename te zien van maximaal ce. 0,08 m/s. De dwarsstromingspiek bij kmr 990,9 neemt bij het gewijzigd ontwerp af ten opzichte van het SNIP3-ontwerp van -0,20 m/s naar 0,13 m/s; Bij m3/s stroomt er in het gewijzigd ontwerp water vanuit de IJssel over het grondlichaam naar het Reevediep. Dit gebeurt echter over een lange afstand over het grondlichaam waardoor de dwarsstroming richting de uiterwaard beperkt blijft. Hetzelfde beeld is te zien als bij m3/s, alleen is de magnitude van de dwarsstroming groter dan bij m3/s. Ter plaatse van kmr 990,2 neemt de dwarsstroming af van -0,29 m/s naar -0,25 mis. Langs de instroom naar het Reevediep zijn de dwarsstromingen voor het gewijzigd ontwerp beperkt tot maximaal 0,15 m/s. Over het algemeen treedt er na realisatie van het inlaatsysteem I]sseldijk een verbetering op ten opzichte van het SNIP3 inlaatwerk. Pagina 17 van 29

18 Pagina 18 van 29 Aanzanding en erosie vaargeul IJssel Aanzanding en erosie is reeds beoordeeld in het rapport Morfologische Effecten Planstudie Iisseldelta Zuid van 17 augustus 2012 (blz. 75 e.v.). Dit rapport is een bijlage bij het vigerend projectplan. Samengevat gesteld is in dit rapport bepaald wat de waterdiepten bij Overeengekomen Laagste Rivierstand (OLR) zijn, gedurende de gehele berekeningsperiode, voor het gehele traject van de beneden IJssel, na 1, 20 en 40 jaar (fase 1 en 2 van Iisseldelta-Zuid). Dit is de situatie zonder onderhoudsbaggeren. Het minimum diepte criterium van 2,5 m wordt overal gehaald met het referentiemodel en het model inclusief alle plannen. De locatie van de Onderdijkse Waard is hierin meegenomen. Aan het criterium van gemiddeld 3,5 m wordt ook daar voldaan. Met onderhoudsbaggeren van de zomerbedverlaging wordt bij OLR op vrijwel dezelfde wijze voldaan aan de criteria als zonder onderhoudsbaggeren. Kritieke locaties, evenals de grootte van de ondieptes, veranderen niet. De effecten op aanzanding en erosie van de vaargeul IJssel worden voor een belangrijk deel bepaald door de frequentie van meestromen van het Reevediep. De drempelhoogte van het inlaatgebied is hiervoor bepalend. In paragraaf 1.2 is aangegeven dat deze hoogte niet wijzigt ten opzichte van de uitgangspunten bij SNIP3. In de notitie Hydraulische en morfologische aspecten voorkeursvariant Inlaatsysteem I]sseldijk (zie Bijlage 4) wordt samenvattend geconcludeerd dat de morfologische effecten in het zomerbed van de IJssel ten opzichte van de SNIP3-variant beperkt zijn en alleen ontstaan bij afvoeren groter dan m3/s: Bij m3/s (waterstand in WAQUA van NAP +0,75 m) is het grondlichaam in zowel het SNIP3-ontwerp als in het gewijzigd ontwerp nog niet overstroomd. Er ontstaan alleen ter hoogte van het inlaatsysteem IJsseldijk effecten in het zomerbed en in de uiterwaard tot aan ongeveer de Oude IJsseldijk als gevolg van een verschil in ligging van de linkeroever. Bij m3/s stroomt in het SNIP3-ontwerp de kade langs de IJssel over en vult de uiterwaard voor de schotten zich. In het gewijzigd ontwerp stroomt het grond lichaam nog niet over maar is de stroming beperkt tot alleen het zomerbed. Hierdoor neemt in het zomerbed het doorstroomoppervlak af en de stroomsnelheid toe ten opzichte van het 990,8 en bedraagt maximaal 0,06 m/s. De erosie zal de verwachte aanzanding van het SNIP3-ontwerp. De toename van de stroomsnelheid is te zien over het traject 990,1 - SNIP3-ontwerp ter hoogte van kmr 990,5 reduceren. Bij m3/s stroomt het grondlichaam als onderdeel van het inlaatsysteem Iisseldijk over en stroomt er water richting het Reevediep. Ter plaatse van de inlaat na een hoogwatergolf bedraagt de evenwichtsaanzanding 0,55 m en reikt tot in de zomerbedverdieping.

19 Natuur Wet natuurbescherming Natura gebied Uit een recent uitgevoerde voortoets Wet natuurbescherming2 blijkt dat door de wijzigingen in het voornemen van de aanleg van het inlaatsysteem geen effecten zijn te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Met betrekking tot broedvogels heeft het plangebied geen geschikt broedhabitat. Voor niet-broedvogels geldt dat de uitvoering van de werkzaamheden geen negatief effect heeft op het foerageergebied dan wel slaapen rustgebied. Negatieve effecten op de aangewezen broed en niet-broedvogels zijn uit te sluiten, een (aanvullende) Natuurbeschermingswetvergunning is om die reden niet benodigd. Uit de tevens uitgevoerde Aerius-berekening ingevolge het Programma Aanpak Stikstof (PAS) volgt dat er een melding moet worden gedaan in het kader van het prioritaire project I]sseldelta-Zuid. Deze melding wordt via het bevoegde gezag van de beschikbare prioritaire ruimte voor I]sseldelta Zuid 1 afgetrokken. Voor Ketelmeer/Vossemeer is in de passende beoordeling 2013 vastgesteld dat de fase 2 inlaat geen andere effecten heeft dan de fase 1 inlaat. Ook voor Drontermeer heeft fase 2 (inlaat 730 m3/s) geen andere of grotere effect dan fase 1 (inlaat 220m3/s). Er wordt in de passende beoordeling 2013 als worst case tekening mee gehouden dat t.g.v. een afvoer van 220 m3/s (fase 1) de volledige 19 hectare kranswierwateten verdwijnt. Dit maximaleverlies is reeds opgenomen in de vigerende vergunning Natuurbeschermingswet Beschermde soorten Tijdens recent uitgevoerd natuuronderzoek3 zijn geen beschermde soorten van de Wet natuurbescherming aangetroffen. Ook zijn geen nesten aangetroffen die geschikt zijn voor jaarrond beschermde vogels. Het terrein wordt gekenmerkt door intensief onderhouden grasland. Langs de IJsseioever zijn geen zandstrandjes aanwezig welke geschikt zijn voor de rivierrombout. De bomen binnen de onderzoeksbegrenzing zijn ongeschikt bevonden voor verblijfplaatsen van vleetmuizen of boommarter. Er is geen habitat van de sleedoornpage aangetroffen en geen sleedoornstruwelen of houtwallen met Prunus-soorten. Natuurontwikkeling Op de flauwe oevers van de migratiegeul ontstaan (meet) kansen voor vestiging van soorten door de variatie in diepte en in duur van overstroming. Dit heeft voor flora en ook voor plantminnende vissoorten een positief effect. Ook in droge perioden (lage I]sselstanden) blijft de migratiegeul watervoerend tijdens de migratieperiode (minimaal 0,5 m in de diepste delen van de geul). Stroming is voor de migratie van vis, maat ook voor het transport van zaden belangrijk. Conform het inrichtingsplan natuur (SNIP3) moeten de oevers van de migratiegeul ook beschutting bieden voor de migratie van landdieren (bijvoorbeeld knaagdieren, marters, vos). Hiervoor wordt in het inrichtingsplan natuur een ruige strook voorgesteld op de noordoever van de geul. Onder het inlaatwerk kan een goed verankerde stobbenwal de functie van de begroeiing overnemen. Daarnaast wordt daar waar oeverwal en migratiegeul elkaar raken, getracht broedbiotoop te realiseren voor oeverzwaluw en ijsvogel. Dit zal nader worden ingevuld. Door aanleg van de vispassage wordt het voor vis mogelijk om vanuit de IJssel in het Reevediep te zwemmen en vice versa Drinkwater In of in de nabijheid van het inlaatsysteem is geen drinkwaterfunctie aanwezig. 2 Voortoets Natuurbeschermngswet 1998, Inlaatsysteem IJsseldelta-Zuid, Tauw, 12 september 2016 Natuurinventarisatie I]sseldelta-Zuid fase 2, Tauw, 16 december 2016 Pagina 19 van 29

20 Pagina 20 van Recreatie Tijdens de aanlegfase kunnen de recreatieve (fiets- en wandel)routes enige hinder ondervinden. De doorgaande weg (Kamperstraatweg) zal echter te allen tijde open worden gehouden voor verkeer ofwel doordat de weg vervolgd kan worden over de oude IJsseldijk, ofwel doordat de nieuwe weg opengesteld wordt over het inlaatwerk. Vaarroutes of overige recreatie worden niet gehinderd door de werkzaamheden Visserij en zwemwater In of in de nabijheid van het inlaatsysteem wordt niet gevist en is geen zwemwaterfunctie aanwezig.

21 3. Wijze van uitvoering In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de uitvoerbaarheid van het onderhavige plan. Eerst wordt ingegaan op de contractvorm. Daarna wordt aangegeven of het plan planologisch inpasbaar is op grond van het vigerende bestemmingsplan en wordt ingegaan op de besluiten / vergunningen die nodig zijn ter uitvoering van dit projectplan. Daarna wordt ingegaan op de planning en de wijze van uitvoering. Tot slot wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met een calamiteit of ongewoon voorval Contractvorm De aanleg van het inlaatsysteem lisseldijk wordt in verband met de versnelling van fase 2 van I]sseldelta-Zuid, als optimalisatie fase 1 uitgevoerd door de Opdrachtnemer van fase 1. Het project is als een (scopewijziging van het bestaande) UAV-GC contract aanbesteed. Door het stellen van functionele eisen en randvoorwaarden heeft opdrachtnemer ontwerpvrijheid en vrijheid in de uitvoeringswijze. Opdrachtnemer is contractueel verantwoordelijk voor de wijze waarop de uitvoering plaatsvindt. De opdrachtgever heeft hierbij een toetsende rol. Rijkswaterstaat zal als toekomstig beheerder vôér de oplevering van het inlaatsysteem toetsen of wordt voldaan aan ontwerp en/of het projectplan alvorens (delen van) het inlaatsysteem in beheer te nemen Planologische inpassing Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is voor het gebied waar het projectplan zal worden uitgevoerd, het bestemmingsplan I]sseldelta-Zuid gemeente Kampen van toepassing. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk. Het inlaatsysteem is passend binnen de functies van dit bestemmingsplan Andere noodzakelijk vergunningen, besluiten of meldingsplichtïge handelingen Voor het inlaatsysteem I]sseldijk zijn de volgende vergunningen nodig: Omgevingsvergunning bouwen (inlaatwerk). Het (ontwerp)besluit op deze aanvraag wordt tegelijkertijd en gecoördineerd zo mogelijk met dit (ontwerp)projectplan ter inzage gelegd (zie verder hoofdstuk 5). In een later stadium zijn de volgende vergunningen nodig: Omgevingsvergunning aanleg (deel migratiegeul/vispassage) al dan niet gecombineerd met; Omgevingsvergunning aanleg (grondlichaam); Watervergunning WDODelta (aanleg grondlichaam in beschermingszone huidige IJsseldijk). Ook wordt een melding op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) gedaan. Tot slot zijn de volgende werkvergunningen nodig: Watervergunning onttrekken en lozen grondwater bemaling bouwput inlaatwerk; Melding Besluit lozen buiten inrichtingen (Bibi) i.v.m. lozen bemalingswater en graafwerkzaamheden in de uiterwaard (waterbodem). Pagina 21 van 29

22 Het laatste deel grond uit de migratiegeul en de stroombaan kan, gezien het gestelde bij 3.4 (oude I]sseldijk) niet in het grondlichaam worden verwerkt Pagina 22 van Globale planning De uitvoering van het inlaatsysteem staat voor het overgrote deel gepland voor de periode voorjaar 2017 t/m najaar In deze periode zal gestart worden met de aanleg van het inlaatwerk en de verlegging van de Kamperstraatweg zodat deze over het inlaatwerk komt te liggen. De uitvoering van het grondlichaam en de vispassage kan synchroon plaatsvinden tijdens het plaatsen van het inlaatwerk, afgestemd op de laagwaterperioden. Tot slot worden de stroombaan en de migratiegeul gegraven. De oude IJsseldijk met daarop de Kamperstraatweg blijft tijdelijk nog liggen. Verwijdering hiervan zal hoogstwaarschijnlijk pas na realisering van de andere percelen van fase 2 plaatsvinden in het jaar Dit betekent dat het laatste gedeelte van de migratiegeul en de stroombaan ter plaatse van de oude IJsseldijk na verwijdering moet worden uitgevoerd. Zie verder ook bij paragraaf Wijze van uitvoering Bij de uitvoering zal in ieder geval voldaan worden aan de zorgplicht zoals beschreven in artikel 6.15 van het Waterbesluit en de artikelen 6.8 en 6.9 van de Waterregeling. Er wordt gebruik gemaakt van (mobiele) werktuigen zoals kranen, dumpers, shovels en een heistelling. Tijdelijk zal er op de locatie meer verkeer gaan rijden in verband met de aanvoer van beton. De grond die in het gebied wordt afgegraven (migratiegeul/vispassage en stroombaan) wordt voor het overgrote deel gebruikt voor de aanleg van het grondlichaam Calamiteiten of ongewoon voorval Rijkswaterstaat stelt alle directe belanghebbenden onmiddellijk op de hoogte van een calamiteit of ongewoon voorval en de maatregelen die getroffen worden om de nadelige gevolgen te beperken. Rijkswaterstaat houdt een logboek bij van alle ongewone voorvallen en calamiteiten.

23 4. Beschrijving van voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van nadelige gevolgen 4.1. Nadeelcompensatie Voor eventueel financieel nadeel dat onverhoopt ontstaat als gevolg van de rechtmatige uitvoering van het projectplan kan een benadeelde een verzoek om schadevergoeding indienen als bedoeld in artikel 7.14 van de Waterwet. Dit artikel bepaalt dat aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding wordt toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Het verzoek tot vergoeding van de schade bevat een motivering en een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde schadevergoeding. Geen beroep op de regeling van artikel 7.14 Waterwet staat open ten aanzien van bouwschade die door onrechtmatig handelen is veroorzaakt Kabels en leidingen De kabels en leidingen rond de oude I]sseldijk zijn verwijderd en/of deels omgelegd onder de migratiegeul door middel van een gestuurde boring en vormen hierdoor geen belemmering voor de uitvoering van dit projectplan Niet gesprongen explosieven Het projectgebied is reeds vrijgegeven van niet gesprongen explosieven5. Niet gesprongen explosieven vormen derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het projectplan Archeologie Voor de hele Onderdijkse Waard geldt een lage archeologische verwachting. Dit betekent dat hiervoor geen aanvullende eisen geformuleerd zijn anders dan het doen van melding bij het aantreffen van (toevals)vondsten. Archeologie vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van dit projectplan Bodem Uitgangspunt is dat de werkzaamheden met betrekking tot verplaatsing en afvoer van bodemmaterialen moeten voldoen aan de Waterwet en het Besluit Bodemkwaliteit. De aannemer die dit projectplan uitvoert, heeft de vrijkomende grond gecertificeerd volgens protocol BRL grond uit projecten. Dit protocol is van toepassing op grootschalige projecten waarbij grote hoeveelheden grond vrijkomen. De basis voor ceftificering conform BRL is het onderverdelen van het projectgebied in zones. De onderverdeling vindt plaats aan de hand van de verwachte bodemkwaliteit (op basis resultaten bodemonderzoeken en bodemkwaliteitskaart). De verwachte bodemkwaliteit wordt verwerkt op een zogenaamde verwachtingswaardenkaart. Per zone worden vervolgens minimaal 5 partijkeuringen uitgevoerd om de kwaliteitsverwachting te verifiëren. De stroombaan valt in de zones 2, 3 en 4. De verwachte bodemkwaliteit is hier AW. De migratiegeul valt voor de bovengrond in zone 1, klasse A. De ondergrond behoort tot zone 3, klasse AW. Verklaring m.b.t. conclusies explosievenonderzoek Bypass IJsseldelta-Zuid en Onderdijkse Waard, Burgemeester en wethouders gemeente Kampen, 9 maart 2011, verzonden 24 maart 2011 Pagina 23 van 29

24 Onderzoek in het nu buitendijks gelegen deel, zoals de Onderdijkse Waard, is door RHDHV in opdracht van 6 Rijkswaterstaat uitgevoerd. Onderzoek in het nu binnendijks gelegen deel is hoofdzakelijk door Tauw uitgevoerd in opdracht van de provincie Overijssel. Pagina 24 van 29 In het kader van uitvoering van het project I]sseldelta-Zuid zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd6. Kortheidshalve wordt verwezen naar (de bijlagen bij) het vigerend projectplan. Hieronder wordt een korte samenvatting gegeven. Uit de onderzoeken blijkt dat de bovengrond tot een diepte van ca 0,5 m-mv in de stroombaan hoofdzakelijk als klasse Vrij toepasbaar c.q. Achtergrondwaarde wordt beoordeeld. Slechts een klein aantal monsters, vier stuks, aan de oeverzone binnen de contour van de stroombaan, zijn beoordeeld als klasse A. Klasse B of klasse niet toepasbaar wordt niet aangetroffen. In de migratiegeul zijn geen boringen uitgevoerd. Wel zijn in de omgeving van de migratiegeul boringen uitgevoerd waarbij ook de ondergrond bemonsterd is. Alle boringen van DHV uit 2012 zijn doorgezet tot 3,5 m-mv. Aangezien de migratiegeul tot circa 2 m-mv wordt uitgegraven betekent dit dat, op basis van de boringen in de omgeving, zowel de uitkomende grond als de nieuwe waterbodem bekend is. Uit de analyses van boringen in de directe omgeving blijkt dat de ondergrond (zowel de nieuwe waterbodem als de te ontgraven grond) als Vrij toepasbaar wordt beoordeeld, ook als de bovengrond als klasse A wordt beoordeeld. De bodemkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van dit projectplan. 4.6 Beheer en onderhoud Beheer en onderhoud is beschreven in het Beheer- & Onderhoudsplan van 31 augustus 2012 en voor het Inlaatsysteem I]sseldijk specifiek in de paragrafen (inlaatwerk), (migratiegeul) en 4.8.1/4.8.2 (Onderdijkse Waard). Dit plan is als bijlage gevoegd bij het vigerend projectplan. Met name paragraaf van het Beheer- & Onderhoudsplan is echter niet meer geheel actueel omdat het inlaatwerk geen waterkerende functie meet vervult en er ook geen schotten t.b.v. de waterregulering in worden geplaatst. Dit betekent het volgende: Functies Inlaatsysteem Waterkeren: Het Reevediep staat in fase 2 in open verbinding met de IJssel door de aanleg van de migratiegeul met vispassage. Tot waterstanden van NAP+ 1,50 m is er alleen doorstroommogelijk door de migratiegeul met vispassage. Bij hogere waterstanden zal er uitwisseling van water tussen de IJssel en het Reevediep plaatsvinden omdat het grondlichaam overstroomt. Het inlaatwerk zelf heeft geen waterkerende functie maar een waterdoorlatende. Water afvoeren: Bij afvoeren vanaf 8.500, m3/s te Lobith zal het Reevediep meestromen (vanaf 1/5 jaar). Natuurontwikkeling: De ecologische verbinding tussen de IJssel en het Reevediep dient een verbinding voor migratie van waterdieren (vis, macrofauna, bever) en landdieren (o.a. vee, otter, marters en kleine zoogdieren) mogelijk te maken. Hiertoe wordt een migratiegeul met vispassage en een veepassage ingepast.

25 Taken en verantwoordelijkheden inlaatsysteem Onderdeel Inlaatwerk Kam perstraatweg Grondlichaam Migratiegeul en vispassage Stroombaan Eindbeheerder RWS ON Gemeente Kampen SBB (grootschalig onderhoud door RWS ON) SBB (grootschalig onderhoud door RWS ON) SBB Beheer- en onderhoudsmaatregelen inlaatsysteem Voor migrerende landdieren is de aanwezigheid van een vegetatie die voldoende dekking geeft van belang. De vegetatie leidt de dieren naar de veepassage. Met name rond de veepassage is voldoende dekking van belang. Voor het inlaatwerk gelden de volgende beheer- en onderhoudsmaatregelen: Omschrijving Frequentie Herstellen betonschade pijlers 15 Herstel plaatselijke erosie beschermde bodem 5 Voor het grondlichaam, het gebied rondom het inlaatwerk en de stroombaan geldt dat deze integraal onderdeel zijn van de begrazingseenheid Onderdijkse Waard die doorloopt onder het inlaatwerk naar het Reevediep. In tegenstelling tot de vegetaties in de omgeving van het inlaatwerk, moet de stroombaan altijd zo glad mogelijk zijn. Hiervoor wordt indien nodig naast begrazing aanvullend maaibeheer toegepast. Het specifieke beheer en onderhoud van de vispassage wordt te zijner tijd nader uitgewerkt. 4.7 Gevolgen open inlaatsysteem In het vigerend projectplan was het inlaatwerk ontworpen als voorliggende kering voor de Drontermeerdijk. Het had hiermee eenzelfde status en veiligheidsniveau (1:4000) als de Roggebotkering. De I]sseldijk had een veiligheidsniveau van 1:2000. In fase 2 komt het Reevediep, en daarmee ook de Drontermeerdijk in open verbinding met het IJsselmeer te staan. In fase 2 wordt daarom deze dijk versterkt. Het intaatwerk heeft dan niet meer de status van voorliggende kering. Het inlaatsysteem wordt gebouwd rondom de huidige I]sseldijk. Afhankelijk van de fasering van de bouw van de fase 2 objecten kan in de bouwfase sprake zijn van een situatie dat de Drontermeerdijk nog niet is versterkt maar de C-kering tussen Drontermeer en Reevediep wel al is doorgestoken om de recreatievaart de mogelijkheid te bieden over het Reevediep te varen. In deze fase fungeert de huidige I]sseldijk als voorligende kering van de Drontermeerdijk. Het veiligheidsniveau is dan dus lager dan beoogd. Of deze situatie zal optreden en (bestuurlijk) acceptabel is, zal bepaald worden op het moment dat zeker is wanneer de C-kering precies zal worden doorgestoken. Op dit moment is beoogd om dit te doen na het hoogwaterseizoen en voor het vaarseizoen van 2019 zodat recreatieschepen in het vaarseizoen 2019 gebruik kunnen maken van de nieuwe vaargeul. Huidige planning is ook dat in 2019 de Drontermeerdijk is versterkt. Aan de hand van de situatie in 2019 dienen de verantwoordelijke bestuurders van Waterschap Zuiderzeeland, Waterschap Drents Overijsselse Delta, Rijkswaterstaat en provincie Overijssel te bepalen of, en op welke wijze het doorsteken van de C-kering veilig kan gebeuren. Hierbij spelen waterveiligheidsoverwegingen een doorslaggevende rol. Pagina 25 van 29

26 Afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet is van toepassing op het besluit. Voor het instellen van beroep betekent dit dat: de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen; het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend; beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Pagina 26 van Procedure 5.1 Coördinatïeprocedure Provinciale coördinatieregeling van toepassing De voorbereiding en bekendmaking van de (ontwerp) besluiten ter uitvoering van het project Gebiedsontwikkeling I]sseldelta-Zuid worden gecoördineerd. Deze coördinatie vindt plaats op basis van de besluiten van de Provinciale Staten van Overijssel en Flevoland tot toepassing van de provinciale coördinatieregeling (op grond van artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening). Deze provinciale coördinatie heeft onder andere betrekking op besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet natuurbescherming en de Waterwet. De provinciale coördinatie heeft tot gevolg dat op deze besluiten de procedure artikel 3.33 vierde lid Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Zienswijzen De ontwerpbesluiten hebben ter inzage gelegen van donderdag 2 maart 2017 tot en met woensdag 12 april Gedurende deze zes weken bestond de mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen. In deze periode is één zienswijze naar voren gebracht. De ingediende zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen in de definitieve besluiten. Wel hebben ambtshalve wijzigingen in de besluiten plaatsgevonden. Voor de beantwoording van de zienswijze en een toelichting op de ambtshalve wijzigingen wordt verwezen naar de Reactienota, die met dit definitieve besluit en de overige definitieve besluiten ter inzage is gelegd. Beroep Tijdens de periode zoals genoemd in de bekendmaking kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Deze rechter beslist in enige instantie over de ingestelde beroepen. Het instellen van beroep is mogelijk voor: belanghebbenden die tijdig hun zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht; belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij hierover geen zienswijze naar voren hebben gebracht; belanghebbenden die het niet eens zijn met de wijzigingen die ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn aangebracht in het definitieve besluit, ook wanneer zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht. Het ondertekende beroepschrift dient tenminste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht (zo mogelijk kopie van het besluit bijvoegen); een opgave van de redenen waarom u zich niet met het besluit kunt verenigen Crisïs- en herstelwet

27 5.3 MER-beoordeling De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en rivierdijken staat genoemd in categorie D 3.2 Besluit milieueffectrapportage. Er is sprake van één project IJsseldelta-Zuid, waarbinnen verschillende m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten plaatsvinden. Er is al een plan-mer en een project-mer gemaakt voor zowel fase 1 als fase 2 IJsseldelta-Zuid en deze heeft de procedure doorlopen. Er hoeft derhalve geen separate m.e.r.-beoordeling meer plaats te vinden en geen apart m.e.r. beoordelingsbesluit te worden genomen. Pagina 27 van 29

28 Pagina 28 van Mededehngen Contactpersoon uitvoering werken Opdrachtgever: Rijkswaterstaat Oost-Nederland Contactpersoon: Projectorganisatie lisseldelta-zuid mw. N. Krijt, Engelenbergplantsoen AB Kampen Tel DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU namens deze, DE DIRECTEUR NETWERK ONTWIKKELING RWS OOST-NEDERLAND, Dhr. Drs. J.C. iees

29 Postbus 16191, 2500 BD Den Haag Postbus 5009, 8260 GA Kampen Postbus 10078, 8000 GB Zwolle Provincie Overijssel Gemeente Kampen, t.a.v. J. Aarten ILT, t.a.v. A. Kloots Postbus 2232, 3500 GE Utrecht Pagina 29 van Rapport Hydraulica en Veiligheid planstudie I]sseldelta zuid, 17 augustus 2012, Definitief 5. Reactienota gewijzigde aanleg Inlaatsysteem I]sseldijk, 26 april rapport, kenmerk 9V4747.C2; Isaladelta, 16 januari 2017; 4. Rapport Hydraulische en morfologische effecten voorkeursvariant inlaatsysteem I]sseldijk, 2013 met kenmerk RWS 2013/63083; Beeldkwaliteitsplan en Addendum, versie 4.0 met kenmerk IJD ; 2. Ruimtelijke Kwaliteit Inlaatsysteem I]sseldijk. Uitwerking en aanvulling SNIP 3 1. Projectplan Waterwet Inrichting I]sseldelta Zuid (Reevediep), Rijkswaterstaat, 12 december Eïjlagen Engelenbergplantsoen 5, 8266 AB Kampen Isala Delta, t.a.v. J. Hassing en G.J. Braas 1243 ZS s-gravenland Noordereinde 60 Postbus 9955 Natuurmonumenten, t.a.v. B. de Haan en/of D. Rota Postbus 20401, 2500 EK Den Haag Ministerie EZ, t.a.v. T. van Hattum Postbus 2, 3800 AA Amersfoort Staatsbosbeheer Postbus 60, 8000 AB Zwolle WDODelta Rijkswaterstaat Midden-Nederland, t.a.v. H. Faber Afschriftenlijst: