PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2004 nummer 74

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2004 nummer 74"

Transcriptie

1 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang december 2004 nummer 74 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren (PPE 56 tot en met PPE 57) 2 Productschap Vee en Vlees (PVV 49 tot en met PVV 56) 4 Productschap Vis (VIS 31) 31 Productschap Zuivel (PZ 18 en PZ 19) 55 Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel (HBAG 5) 60 Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA 18) 65 Bedrijfschap Horeca en Catering (HOR 6) 77

2 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRUFSLICHAMEN Productschap Pluimvee en Eieren PPE 56 Besluit tot wijziging van het Besluit protocollen hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 (2004-HI) Besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren van 9 december 2004 tot wijziging van het Besluit protocollen hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op artikel 7, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999; Besluit: Artikel l Het Besluit protocollen hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 wordt gewijzigd als volgt: Aan de lijst van aangewezen controleinstanties van bijlage X van het Besluit protocollen hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 wordt toegevoegd: 5. K.B.B.L. Franchise B.V. (ISA Nederland). Artikel II Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst. Zoetermeer, 9 december 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris

3 TOELICHTING BIJ HET BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT PROTOCOLLEN HYGIËNEVOORSCHRIFTEN PLUIMVEEHOUDERIJ 1999 (2004-IM) In bijlage X zijn de instanties vermeld die door het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren zijn aangewezen om de naleving van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 te controleren. ISA Nederland beschikt over ervaring met betrekking tot controlewerkzaamheden in de pluimveehouderij en aan ISA Nederland zijn diverse relevante accreditaties verleend (EN en EN 45011). ISA Nederland houdt zich bezig met controles op diverse kwaliteitsprogramma's (bijv. KAT en HACCP) en met deze wijziging wordt ISA Nederland toegevoegd aan de lijst van controlerende instanties in het kader van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij Hiermee worden aanvullende mogelijkheden geboden om, daar waar mogelijk (en door de ondernemer gewenst), dezelfde controlerende instantie in te schakelen voor de diverse regelingen/programma's. Dit bevordert efficiëntie, beperkt administratieve lasten en vermindert het risico van verspreiding van dierziekten. Zoetermeer, 9 december 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris PPE 57 Besluit tot wijziging van het Besluit protocollen hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 (2004-1) Besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren van 9 december 2004 tot wijziging van het Besluit protocollen hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op artikel 7, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999; Besluit: Artikel Het Besluit protocollen hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 wordt gewijzigd als volgt: Aan de lijst van aangewezen controle-instanties van bijlage VI van het Besluit protocollen hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 wordt toegevoegd: 5. K.B.B.L. Franchise B.V. (ISA Nederland).

4 Artikel II Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst. Zoetermeer, 9 december 2004 JJ. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris TOELICHTING BIJ HET BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT PROTOCOLLEN HYGIËNEVOORSCHRIFTEN KALKOENHOUDERIJ 1999 (2004-I) In bijlage VI zijn de instanties vermeld die door het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren zijn aangewezen om de naleving van de Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 te controleren. ISA Nederland beschikt over ervaring met betrekking tot controlewerkzaamheden in de pluimveehouderij en aan ISA Nederland zijn diverse relevante accreditaties verleend (EN en EN 45011). ISA Nederland houdt zich bezig met controles op diverse kwaliteitsprogramma's (bijv. KAT en HACCP) en met deze wijziging wordt ISA Nederland toegevoegd aan de lijst van controlerende instanties in het kader van de Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij Hiermee worden aanvullende mogelijkheden geboden om, daar waar mogelijk (en door de ondernemer gewenst), dezelfde controlerende instantie in te schakelen voor de diverse regelingen/programma's. Dit bevordert efficiëntie, beperkt administratieve lasten en vermindert het risico van verspreiding van dierziekten. Zoetermeer, 9 december 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris Productschap Vee en Vlees PVV 49 Verordening tot wijziging van de verordening bijzondere heffing veeziektenfonds PW 2003 (2003-1) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft, gelet op artikel 100, derde lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en de artikelen 10 en 15 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees op 13 november 2002 vastgesteld de navolgende VERORDENING

5 Artikel l In artikel 2, eerste lid, sub c. van de Verordening bijzondere heffing veeziektenfonds PVV 2003 wordt het navolgende tarief gewijzigd: " 0,34 in: 0,84 per schaap ten behoeve van rekening-lll-schapen en geiten." Artikel II 1. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening tot wijziging van de verordening bijzondere heffing veeziektenfonds PVV 2003 (2003-I)'. 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na die van haar publicatie in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur, J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december 2004 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 15 november 2004, nr. TRCJZ/2002/ TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING BIJZONDERE HEFFING VEEZIEKTENFONDS PVV 2003 (2003-1) De bestemmingsheffing welke op grond van onderhavige verordening geheven wordt behoort ingevolge het EG-recht tot één van de categorieën steunmaatregelen van artikel 87, tweede lid EG-verdrag. De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft in het verleden de financiering op grond van artikel 87, derde lid EG-Verdrag goedgekeurd, waarna het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Sociaal Economische Raad hun goedkeuring gaven. Door de Commissie der Europese Gemeenschappen is de steunmaatregel goedgekeurd onder het nummer N 700/2000. Het betreffende steunfiche is NL/xxx/11-00/018/00. Het gewijzigde tarief in deze verordening valt niet binnen het maximumtarief als genoemd in het betreffende steunfiche en is derhalve ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Zoetermeer, 13 november 2002 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris

6 PVV 50 Verordening tot wijziging van de Verordening bijzondere heffing veeziektenfonds PVV 2004 (2004-1) Verordening van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 22 oktober 2003 tot wijziging van de Verordening bijzondere heffing veeziektenfonds (PVV) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 100, derde lid, en 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 10 en 15 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees ; Besluit: Artikel l De Verordening bijzondere heffing veeziektenfonds (PVV) 2004 wordt als volgt gewijzigd: In artikel 2, eerste lid, sub c. wordt " 0,34" vervangen door: 0,84. Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, 22 oktober 2003 J.J. Ramekers, voorzitter Ch.M. den Hoed, pi v. secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december 2004 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 15 november 2004, nr. TRCJZ/2003/9645. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING BIJZONDERE HEFFING VEEZIEKTENFONDS (PVV) 2004 (2004-1) De bij de Verordening bijzondere heffing veeziektenfonds (PVV) 2004 te financieren steunmaatregel is door de Commissie der Europese Gemeenschappen goedgekeurd onder het nummer N 700/2000. Het betreffende steunfiche is NL/xxx/11-00/01 8/00. Gebleken is dat het tarief voor schapen en geiten dient te worden verhoogd om alle kosten voor de schapenen geitensector, voortvloeiend uit de mkz-uitbraak, zoveel mogelijk gefinancierd te kunnen hebben bij afloop van de convenantsperiode per ultimo Het te wijzigen tarief in deze verordening valt niet binnen het maximumtarief als genoemd in het betreffende steunfiche en is derhalve ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Zoetermeer, 22 oktober 2003 JJ. Ramekers, voorzitter Ch.M. den Hoed plv. secretaris

7 PVV 51 Verordening tot wijziging van de Heffingsverordening promotiefonds (PW) 2004 (2004-1) Verordening van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 22 oktober 2003 tot wijziging van de Heffingsverordening promotiefonds (PVV) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 100, derde lid, en 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 10 en 15 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees ; Besluit: Artikel l De Heffingsverordening promotiefonds (PVV) 2004 wordt als volgt gewijzigd: In artikel 2, eerste lid, wordt " 0,99" vervangen door: 1,63. Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, 22 oktober 2003 J.J. Ramekers, voorzitter Ch.M. den Hoed, plv. secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december 2004 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Minister van Economische Zaken bij beschikking van l december 2004, nr. TRCJZ/2003/9643. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE HEFFINGSVERORDENING PROMOTIEFONDS (PVV) 2004 (2004-1) De bij de Heffingsverordening promotiefonds (PVV) 2004 te financieren steunmaatregel is door de Commissie der Europese Gemeenschappen goedgekeurd onder het nummer N 213 /1997. Het betreffende steunfiche is NL/xxx/11-00/004/00. Gebleken is dat het tarief voor runderen dient te worden verhoogd om alle kosten, voortvloeiende uit de continuering van de EU-informatiecampagne voor runderen, te kunnen bekostigen. Het te wijzigen tarief in deze verordening valt niet binnen het maximumtarief als genoemd in het betreffende steunfiche en is derhalve ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Zoetermeer, 22 oktober 2003 J.J. Ramekers, voorzitter Ch.M. den Hoed plv. secretaris 7

8 PVV 52 Verordening tot wijziging van de Heffingsverordening promotiefonds (vlees) (PVV) 2004 (2004-1) VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE HEFFINGSVERORDENING PROMOTIEFONDS (VLEES) (PVV) 2004 (2004-1) Verordening van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 22 oktober 2003 tot wijziging van de Heffingsverordening promotiefonds (vlees) (PVV) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 100, derde lid, en 1 26 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 10 en 15 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees ; Besluit: Artikel l In artikel 2, eerste lid, van de Heffingsverordening promotiefonds (vlees) (PVV) 2004 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende: op runderen : 0,90 Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, 22 oktober 2003 J.J. Ramekers, voorzitter Ch.M. den Hoed, plv. secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december 2004 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Minister van Economische Zaken bij beschikking van l december 2004, nr. TRCJZ/2003/9641.

9 TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE HEFFINGSVERORDENING PROMOTIEFONDS (VLEES) (PVV) 2004 (2004-1) De bij de Heffingsverordening promotiefonds (vlees) (PVV) 2004 te financieren steunmaatregel is door de Commissie der Europese Gemeenschappen goedgekeurd onder het nummer N 21 3 /1997. Het betreffende steunfiche is NL/xxx/11-00/004/00. Gebleken is dat het tarief voor runderen dient te worden verhoogd om alle kosten, voortvloeiende uit de continuering van de EU-informatiecampagne voor runderen, te kunnen bekostigen. Het in te voegen tarief in deze verordening valt niet binnen het maximumtarief als genoemd in het betreffende steunfiche en is derhalve ingevolge artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag, inzake steunmaatregelen van de lidstaten, aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Zoetermeer, 22 oktober 2003 J.J. Ramekers, voorzitter Ch.M. den Hoed plv. secretaris PW 53 Verordening huishoudelijke heffingen (PW) 2005 Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 10 november 2004, houdende vaststelling van de aan de onder het productschap ressorterende ondernemers op te leggen huishoudelijke heffing voor het jaar 2005 (Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2005). Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en de artikelen 10 en 12 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees; Gezien de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005; Besluit: 1 Begripsbepalingen Artikel 1 Deze verordening neemt over de begripsbepalingen van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 en verstaat voorts onder: a. lidstaat : lidstaat van de Europese Gemeenschap, niet zijnde Nederland; b. handelsverkeer : handelsverkeer tussen lidstaten in de zin van artikel 27, sub a, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; c. derde land : staat, niet zijnde een lidstaat; d. omzet : omzet behaald met de onderneming over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdvak waarover wordt geheven; e. onderneming : 1 slachterij, uitsnijderij of voorverpakker met een erkende in de vleesindustrie inrichting als bedoeld in artikel 10 van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad d.d. 26 juni 1964 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees (Pb EG L121]

10 2 inleenbedrijf, als bedoeld in artikel 1b, tweede lid, van de CAO Vleessector, dat diensten levert ten behoeve van de onder 1 bedoelde ondernemingen op het terrein van be- of verwerking van vlees; f. werknemer : 1 een ieder die werkzaam is in een onderneming als bedoeld in sub e, onder 1, waaronder begrepen een ieder die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met de ondernemer die de onderneming in stand houdt; alsmede diegene die als zelfstandige zonder personeel of als uitzendkracht werkzaam is in de onderneming; 2 een ieder die als inleenkracht werkzaamheden verricht in een onderneming als bedoeld in sub e, onder 1 en een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een ondernemer die een inleenbedrijf als bedoeld in sub e, onder 2, in stand houdt; g. f.t.e. : fulltime-equivalent van de werknemer waarbij de fulltimeequivalent gemiddeld 36 uur per week bedraagt. Artikel 2 2 Slacht en export van vee 1. De ondernemer die in het jaar 2005 één of meer dieren slacht of doet slachten, dan wel uitvoert, is aan het productschap ter dekking van zijn huishoudelijke uitgaven over die dieren een heffing verschuldigd. 2. Het tarief van de in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt: 1,27 per rund; 0,21 per jong kalf; 0,47 per kalf; 0,05 per big; 0,13 per varken; 0,40 per schaap; 0,10 per geit; 0,04 per jonge geit. 3. Als ondernemer die uitvoert als bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt degene die één of meer dieren in het handelsverkeer brengt, dan wel naar derde landen uitvoert, dan wel aflevert aan een (rechts)persoon wiens bedrijf niet in Nederland is gevestigd, ongeacht of de ontvangst van die dieren door deze (rechts-)persoon in Nederland plaatsvindt. 4. De heffing, bedoeld in het eerste lid, is niet verschuldigd voor een dier, ten aanzien waarvan ten genoegen van het productschap is vastgesteld dat het behoort tot de categorieën 5 of 6 zoals bedoeld in artikel 1, onder q, van het Retributiebesluit Vleeskeuringswet. Artikel 3 3 Handel in vee 1. De ondernemer die een onderneming drijft volgens de indeling als bedoeld in het tweede lid, is aan het productschap ter dekking van zijn huishoudelijke uitgaven een heffing voor het kalenderjaar 2005 verschuldigd op voet van het bepaalde in de leden 4, 5 en 6. 10

11 2. a. De ondernemingen worden als volgt ingedeeld: Groep l ondernemingen die de handel in runderen uitoefenen; Groep II ondernemingen die de handel in varkens uitoefenen; Groep III ondernemingen die de handel in paardachtigen uitoefenen; Groep IV ondernemingen die de handel in schapen/geiten uitoefenen. b. Naast de indeling in groepen als vermeld onder a., worden de ondernemingen ingedeeld in groepen naar het aantal personen werkzaam in deze onderneming. 3. De indeling als bedoeld in het tweede lid, geschiedt naar de toestand op 1 maart van het betrokken kalenderjaar met dien verstande, dat ondernemingen die na 1 maart van het betrokken kalenderjaar worden aangevangen, ingedeeld worden naar de toestand op het tijdstip van aanvang van de onderneming. 4. De heffing bedraagt voor ondernemingen, die zijn ingedeeld in: Groep l 262,-- Groep II 262,-- Groep III 214,-- Groep IV 262,-- Groep l en Groep l en IV 269,-- Groep II en IV 269,- Groep l, II en IV 277,- Groep l en III 269,- Groep II en III 269,- Groep III en IV 269,- Groep l, II en III 277,- Groep l, III en IV 277,- Groep II, III en IV 277,- Groep l, II, III en IV 284,- 5. a. De ondernemer die een onderneming drijft, als bedoeld in het tweede lid, onder a., is voorts een toeslagheffing verschuldigd naar rato van het aantal in de onderneming werkzame personen. b. Als in de onderneming werkzame personen als bedoeld in het eerste onderdeel worden aangemerkt: 1 de natuurlijke persoon of personen die leiding geven aan de onderneming of die de onderneming drijven; 2 personen, niet begrepen onder 1, in dienst van de onderneming op grond van een arbeidsovereenkomst met een werkweek van 19 uur en meer; 3 personen, niet begrepen onder 1 en 2, die werkzaamheden binnen de onderneming verrichten als meewerkend gezins- of familielid met een werkweek van 19 uur en meer. 6. De toeslagheffing bedraagt per onderneming bij: 2 personen werkzaam in de onderneming 1 24,- 3 of 4 personen werkzaam in de onderneming 1 57,- 5 t/m 9 personen werkzaam in de onderneming 249,- 10 t/m 19 personen werkzaam in de onderneming 424,- 20 of meer personen werkzaam in de onderneming 823,- 11

12 Artikel 4 De ondernemer die een onderneming drijft waarin de handel in embryo's en sperma van eenhoevige dieren, runderen en varkens wordt uitgeoefend, is voor het jaar 2005 een heffing van 237,- verschuldigd ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van het productschap. Artikel 5 1. Aan de ondernemer bedoeld in de artikelen 3 en 4, die contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een overeenkomstig het derde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het totaal aan heffing, met uitzondering van de toeslagheffing, verschuldigde bedrag. 2. De aftrek beloopt 50% van het bedrag, dat de ondernemer als contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie over het betrokken kalenderjaar heeft betaald tot ten hoogste de helft van hetgeen hij in totaal is verschuldigd aan heffing over datzelfde betrokken kalenderjaar. 3. De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad. 4. Van het op grond van de indeling van de heffingsplichtige onderneming in een of meer van de in artikel 3, tweede lid, genoemde groepen, als heffing te betalen bedrag, wordt slechts aftrek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel toegestaan ten aanzien van die groep of groepen, waarin de betreffende ondernemersorganisatie waaraan contributie is betaald, werkzaam is. Artikel 6 1. Indien een onderneming vóór 1 maart van het betrokken kalenderjaar heeft opgehouden te bestaan is de heffing en de toeslagheffing over dat kalenderjaar niet verschuldigd. 2. Indien een onderneming na 30 juni van het betrokken kalenderjaar, doch vóór 1 november van dat jaar is aangevangen, is 50% van het volgens de voorgaande artikelen te berekenen heffingsbedrag verschuldigd. 3. Indien een onderneming na 31 oktober van het betrokken kalenderjaar is aangevangen, is de heffing en de toeslagheffing over dat kalenderjaar niet verschuldigd. 4 Vleeswarenindustrie Artikel 7 1. De ondernemer die een onderneming drijft waarin de vleeswaren- en vleesconservenindustrie of de baconindustrie wordt uitgeoefend, is over het kalenderjaar 2005 een heffing op basis van de omzet verschuldigd volgens het navolgende tarief: 12

13 Vanaf O,- tot en met ,- 212,- Vanaf ,- tot en met ,- 327,- Vanaf ,- tot en met ,- 405,- Vanaf ,- tot en met ,- 550,- Vanaf ,- tot en met ,- 947,- Vanaf ,- tot en met , ,- Vanaf ,- tot en met , ,- Vanaf ,- tot en met , ,- Vanaf ,- tot en met , ,- Vanaf ,- tot en met , ,- Vanaf ,- tot en met , ,- meer dan ,- : 6.210,- 2. Voor een ondernemer die na 1 januari 2005 heeft aangevangen een onderneming te drijven, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt de heffing 212,-. Artikel 8 1. Aan de ondernemer bedoeld in artikel 7, die contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een overeenkomstig het derde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het verschuldigde bedrag aan heffingen ingevolge deze verordening alsmede de Verordening bestemmingsheffingen vleeswarenindustrie (PVV) De aftrek beloopt 50% van het bedrag, dat de ondernemer als contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie over het betrokken kalenderjaar heeft betaald tot ten hoogste de helft van hetgeen hij in totaal is verschuldigd aan heffing, op grond van de in het eerste lid genoemde heffingsverordeningen, over datzelfde betrokken kalenderjaar. 3. De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad. Artikel 9 5 Vleesindustrie De ondernemer die een onderneming in de vleesindustrie drijft, is voor het kalenderjaar 2005 op basis van het aantal werknemers dat op 1 april 2005 werkzaam is in de onderneming een heffing verschuldigd van 30,- per f.t.e.. Artikel Aan de ondernemer bedoeld in artikel 9, die contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een overeenkomstig het derde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het totaal aan heffing verschuldigde bedrag op grond van deze verordening en de Verordening bestemmingsheffingen vleesindustrie (PVV) De aftrek beloopt 50% van het bedrag, dat de ondernemer als contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie over het betrokken kalenderjaar heeft betaald tot ten hoogste de helft van hetgeen hij in totaal is verschuldigd aan heffing, op grond van de in het eerste lid genoemde heffingsverordeningen, over datzelfde betrokken kalenderjaar. 3. De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad. 13

14 6 Overige bepalingen Artikel 11 Voor de toepassing van deze verordening geldt het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) Artikel 12 7 Slotbepalingen 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Deze verordening wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zoetermeer, 10 november 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december TOELICHTING BIJ DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN (PVV) 2005 Algemeen Ten einde de transparantie in het heffingenstelsel van het productschap te vergroten en de regelgeving ter zake terug te dringen zijn de bestaande heffingsverordeningen grondig herzien. Met ingang van 2005 is het aantal heffingsverordeningen fors teruggebracht en zijn de verordeningen uniform geredigeerd en ingericht. Hiertoe zijn voor 2005 alle huishoudelijke heffingen in één verordening opgenomen en zijn de bestemmingsheffingen (andere dan ten behoeve van het diergezondheidsfonds) per sector (runderen, varkens, schapen, artikel 88a commissies) in een verordening ondergebracht. De heffingsgrondslagen zijn daarbij niet gewijzigd. In de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 zijn de algemene zaken ten aanzien van de opgave en verstrekking van gegevens, de vaststelling, oplegging en inning van de heffingen en het toezicht en de handhaving geregeld. Doelstelling, neveneffecten en algemeen/sectoraal belang van de activiteiten De in het kader van onderhavige verordening op te leggen heffingen worden aangewend voor de financiering van de huishoudelijke uitgaven van het productschap en de commissies die zijn ingesteld op grond van artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie, te weten de Commissie veehandel, de Commissie vleeswarenindustrie en de Commissie vleesindustrie. De uitgaven strekken tot ondersteuning van beleidsmatige en operationele doelstellingen voortvloeiende uit de diverse functies zoals kwaliteitsverbetering, onderzoek en ontwikkeling, afzetbevordering, preventieve gezondheidszorg en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Het gaat hier om een heffingsverordening waarbij uitvoerings- en handhavingsaspecten geheel voor rekening van het productschap komen. Er wordt geen last gelegd op andere overheden. 14

15 Onderbouwing structuur en werking naar de bedrijfsgenoten slacht en export van vee Deze heffing wordt per dier opgelegd aan de slachterijen en exporteurs. De laatste Nederlandse schakel kan ingevolge deze verordening als heffingsplichtige worden aangemerkt. Wat de uitvoer van dieren betreft, wordt geen onderscheid gemaakt tussen uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Gemeenschappen en uitvoer naar derde landen. Voorts is een passage opgenomen, waardoor degene die dieren aflevert aan een buitenlandse handelaar of slachterij door het productschap als heffingsplichtige kan worden aangemerkt. Hierdoor wordt voorkomen dat allerlei kostbare procedures in het buitenland gevolgd moeten worden als de buitenlandse handelaar bij de uitvoer van dieren uit Nederland als (enige) heffingsplichtige zou worden aangemerkt. De heffing mag worden doorberekend aan de primaire sector. Geen heffing is verschuldigd voor een dier waarvan ten genoegen van het productschap is vastgesteld dat het dieren betreft van de categorieën 5 en 6 zoals bedoeld in artikel 1, onder q, van het Retributiebesluit Vleeskeuringswet. Deze categorieën worden gehanteerd door de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (VWA). handel in vee leder jaar wordt van de betrokken ondernemingen een financiële bijdrage gevraagd. Daarbij is gekozen voor een tarief op basis van diersoortverhandeling en bedrijfsgrootte. Naast een heffing voor diverse groepen van ondernemingen wordt voor de toeslagheffing en differentiatie toegepast, naar rato van het aantal in de ondernemingen werkzame personen. Uitgangspunt bij het vaststellen van de heffingstarieven is dat de heffing naar evenredigheid drukt op de grootte van het bedrijf en de diersoort(en). De heffingssystematiek is gebaseerd op het profijtbeginsel. De progressieve toeslagheffing leidt ertoe, dat de aan de individuele veehandelsbedrijven opgelegde totale heffing correspondeert met het individuele bedrijfsbelang bij activiteiten die door het productschap ten behoeve van de veehandelsbedrijven wordt uitgevoerd. Vlees warenindustrie De heffingen worden direct opgelegd aan de ondernemingen in de vleeswaren- en vleesconservenindustrie en baconindustrie. Alle bedrijven die onder de werkingssfeer van de verordening vallen betalen een heffing die is gebaseerd op de omzet. Er is gebruik gemaakt van differentiatie van de tarieven op basis van omzetcategorieën omdat dit aansluit bij de wijze van contributieheffing bij de private organisaties, het profijtbeginsel en de organisatiestructuur van de vleeswarensector. Vleesindustrie Ondernemingen in de vleesindustrie die ingevolge het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees onder de werkingssfeer van het productschap vallen, te weten slachterijen, uitsnijderijen, voorverpakkers met een industriële productiestructuur (zie artikel 5, eerste lid, sub d, van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees) alsmede inleenbedrijven, zijn heffingsplichtig. Bij slachterijen, uitsnijderijen en voorverpakkers gaat het om de ondernemingen die een erkende inrichting hebben als bedoeld in artikel 10 van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad d.d. 26 juni 1964 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees (Pb EG L121). In Nederland wordt deze zogenoemde A- of B- erkenning verleend door de Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees (RVV) op grond van de Vleeskeuringswet. Deze ondernemingen zijn een heffing verschuldigd voor het aantal werknemers dat in de onderneming werkzaam is. Het gaat hierbij om de werknemers die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek zijn aangegaan met de ondernemer die de onderneming drijft alsmede diegenen die als zelfstandige zonder personeel of als uitzendkracht werkzaam zijn in die onderneming; 15

16 Met de inwerkingtreding van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees vallen de inleenbedrijven ook onder de werkingssfeer van het productschap. Deze bedrijven worden derhalve direct aangeslagen voor de heffing. Inleenbedrijven zijn een heffing verschuldigd op grond van het aantal inleenkrachten dat werkzaamheden verricht in een onderneming als bedoeld hierboven en een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een ondernemer die een inleenbedrijf in stand houdt. In verband met de eventueel aanwezige parttime werknemers in de onderneming wordt het aantal werknemers omgerekend in full-time equivalenten (f.t.e.). De heffing wordt daarom opgelegd per fte. Schilthuisaftrek Op grond van artikel 1 26, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie kan aan leden dan wel indirecte leden van een ondernemersorganisatie, zoals aangewezen in het Besluit aanwijzing gerechtigde ondernemersorganisaties Schilthuisaftrek (PVV) 2005 een aftrek van 50% van het bedrag dat zij aan contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie hebben betaald worden toegestaan tot maximaal de helft van het totaal verschuldigde bedrag aan heffing(en) in de handel in vee, vleeswarenindustrie en de vleesindustrie. De becijfering van de opbrengst {bruto, contributieaftrek) en vindplaats in de begroting omschrijving runderen kalveren onge kalveren varkens wiggen schapen geiten onge geiten vleeswarenindustrie vleesindustrie landel in vee totaal begroting (zie pagina 24 van de begroting). Steunmelding Daar het hier bijdragen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van het productschap betreft is er geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 87 EG-Verdrag. Zoetermeer, 10 november 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris 16

17 PW 54 Verordening algemene bepalingen heffingen (PW) 2005 Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 20 oktober 2004, houdende vaststelling van algemene bepalingen ten aanzien van vaststelling, oplegging en inning van heffingen in de vee- en vleessector (Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 93, 95, 104, 126 en 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 10 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees; Gezien de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004; Besluit: Artikel 1 1 Begripsbepalingen In deze verordening en in de door het bestuur vastgestelde heffingsverordeningen wordt verstaan onder: 1. productschap 2. bestuur 3. voorzitter 4. onderneming 5. ondernemer dieren 7. varken 8. big 9. zeug 10. rund 11. jong kalf 12. kalf 13. schaap 14. geit het Productschap Vee en Vlees; het bestuur van het productschap; de voorzitter van het productschap; een onderneming waarvoor het productschap is ingesteld; de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het productschap is ingesteld; alle runderen, varkens, schapen, geiten, paarden, pony's, zijnde huisdieren, ongeacht hun leeftijd of gewicht; varken, huisdier, anders dan een big; varken, huisdier, met een levend gewicht van 30 kg of minder, of met een geslacht gewicht van 20 kg of minder; vrouwelijk varken dat ten minste één maal geworpen heeft; rund, huisdier, 1 jaar of ouder; rund jonger dan 1 jaar met een levend gewicht van 100 kg of minder, of met een geslacht gewicht van 55 kg of minder; rund jonger dan 1 jaar, ander dan een jong kalf; schaap, huisdier, ongeacht leeftijd of gewicht; geit, huisdier, anders dan een jonge geit; 17

18 15. jonge geit : geit waarvan het levend gewicht lager is dan 12 kg dan wel het geslacht gewicht met kop lager dan 6,5 kg dan wel het geslacht gewicht zonder kop lager is dan 6,0 kg; 16. paard : paardachtige met een stokmaat van 1.57 meter bij een leeftijd van 3 jaar en ouder; 17. jong paard : paard jonger dan 3 jaar; 18. pony : paardachtige met een stokmaat kleiner dan 1.57 meter; 19. jonge pony : pony jonger dan 3 jaar. Artikel 2 2 Toepassingsgebied Het bepaalde bij of krachtens deze verordening is van toepassing op de vaststelling, oplegging en inning van de heffingen die uit hoofde van een heffingsverordening van het productschap zijn verschuldigd, tenzij bij die verordening anders is bepaald. Artikel 3 3 Vaststelling en oplegging 1. De heffing wordt door de voorzitter vastgesteld en aan de ondernemer opgelegd door middel van toezending of uitreiking van een heffingsfactuur. 2. De heffingsfactuur is gedagtekend en bevat ten minste: a. naam en adres van de heffingsplichtige; b. een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend, en c. het totaal van de heffing. 3. In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter de heffingsplichtige een voorlopige heffing opleggen tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens een heffingsverordening verschuldigde heffing. Artikel 4 4 Opgave bedrijfsgegevens 1. ledere ondernemer is verplicht om uiterlijk binnen 10 dagen na het verstrijken van elke kalendermaand, door middel van invulling en ondertekening van een aan hem door het productschap verstrekt opgaveformulier, naar waarheid opgave te doen van die bedrijfsgegevens over de verstreken kalendermaand waarvan de opgave in dat formulier wordt verlangd. 18

19 2. ledere ondernemer, die een opgaveformulier heeft ontvangen en voor wie in die afgelopen maand op grond van geen der heffingsverordeningen een heffingsplicht is ontstaan, is verplicht hiervan op dit formulier melding te maken en dit formulier, door middel van invulling en ondertekening, binnen 10 dagen na het verstrijken van elke kalendermaand, aan het productschap te zenden. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid kan de voorzitter namens het bestuur voor bepaalde gevallen in afwijking van het in de vorige leden bepaalde, bij besluit bepalen dat de aldaar bedoelde opgave mag worden verstrekt over langere perioden dan een kalendermaand. 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het productschap op verzoek van de ondernemer op elektronische wijze een opgaveformulier aan de ondernemer verstrekken om opgave te doen van bedrijfsgegevens. Het bestuur stelt bij besluit regels vast omtrent de in de vorige zin bedoelde wijze van opgave doen. Dit besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 5 5 Verstrekken van gegevens 1. Indien de ondernemer de Voedsel en Waren Autoriteit of een andere instantie heeft gemachtigd om het productschap periodiek de benodigde gegevens te verstrekken, op grond waarvan de voorzitter de verschuldigde heffing kan vaststellen, opleggen en innen, is het bepaalde in artikel 4 niet van toepassing. 2. Het bepaalde in het eerste lid laat onverlet dat indien de voorzitter om enigerlei reden de verschuldigde heffing niet kan vaststellen, de voorzitter de ondernemer de verplichting kan opleggen alsnog alle benodigde gegevens te verstrekken. 3. ledere ondernemer is desgevraagd verplicht aan het productschap te doen toekomen een afschrift van de facturen betreffende de door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in rekening gebrachte keurionen, ter zake van keuringen, als bedoeld in artikel 4 van de Vleeskeuringswet (Stb. 1919, 524), dan wel ter zake van onderzoeken, als bedoeld in artikel 678 van de Veewet (Stb. 1920, 153), alsmede alle schriftelijke stukken betreffende de werkzaamheden van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Artikel 6 1. ledere ondernemer is verplicht van dag tot dag een zodanige administratie te voeren, dat de gegevens, benodigd voor de vaststelling van de heffing, te allen tijde op een eenvoudige wijze kunnen worden gekend. 2. De voorzitter kan in individuele gevallen een aanwijzing geven betreffende de eisen waaraan de door de betrokken ondernemer te voeren administratie dient te voldoen. 19

20 6 Ambtshalve heffing Artikel 7 1. Bij gebreke van de gegevens, benodigd voor de vaststelling van de verschuldigde heffing, kan de heffing door de voorzitter ambtshalve worden vastgesteld aan de hand van de aan het productschap ter beschikking staande gegevens, zo nodig door middel van een schatting. 2. Indien de ondernemer binnen 10 dagen na de factuurdatum van de in het eerste lid bedoelde ambtshalve vastgestelde heffing alsnog de benodigde gegevens verstrekt, wordt de heffingsfactuur waarbij de ambtshalve vastgestelde heffing is opgelegd, ingetrokken en wordt een nieuwe heffing vastgesteld op basis van de door hem verstrekte gegevens. Artikel 8 7 Betaling van de heffing De ondernemer aan wie een heffing is opgelegd dient de verschuldigde heffing uiterlijk binnen 14 dagen nadat de heffing aan de betrokken ondernemer is opgelegd, aan het productschap te voldoen. Artikel 9 1. De ondernemer die een door hem verschuldigde heffing niet binnen of niet geheel binnen de in artikel 8 genoemde termijn heeft betaald is, na bij aangetekend schrijven te zijn aangemaand om binnen een termijn van 10 dagen de heffing te voldoen, deze heffing aan het productschap verschuldigd, verhoogd met de over het verschuldigde bedrag berekende wettelijke rente. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing wordt bij aanmaning verhoogd met 22,50 wegens de uit de aanmaning voortvloeiende extra administratiekosten. 3. De in het eerste lid bedoelde rente wordt berekend vanaf de dag waarop de in dat lid genoemde termijn is verstreken tot aan de dag van de algehele voldoening. Artikel 10 8 Toezicht 1. Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur aangewezen dienst of door het bestuur aangewezen personen. 2. De ondernemer is verplicht: a. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die naar diens/hun oordeel nodig is/zijn voor de vervulling van diens/hun taak; 20

21 b. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die naar diens/hun oordeel nodig is voor de vervulling van diens/hun taak; c. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het bestuur aangewezen personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar c.q. waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen c.q. worden vervoerd; de ondernemer zal alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en toezicht van die controleurs of aangewezen personen. 3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd berechtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken. Artikel Handhaving Op overtreding van het bij of krachtens artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 5, tweede en derde lid, en artikel 6 bepaalde worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. Artikel Bescherming gegevens 1. De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens worden in handen gesteld van de voorzitter. De gegevens worden, behoudens aan het secretariaat van het productschap, niet bekendgemaakt. 2. De voorzitter kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, besluiten tot bekendmaking van getotaliseerde gegevens omtrent groepen van ondernemingen, doch nimmer op zodanige wijze dat daaruit gegevens omtrent een individuele onderneming kunnen worden afgeleid. Artikel Bijzondere bepalingen De voorzitter kan de artikelen 4, 8, en 9 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel Slotbepalingen 1. De Verordening houdende bepalingen betreffende het opleggen van heffingen bij de producenten van vee en vlees en registratie van vleesgrossiers PVV 2003, wordt ingetrokken. 21

22 2. Verschuldigde bedragen die zijn ontstaan onder de werking van de Verordening houdende bepalingen betreffende het opleggen van heffingen bij de producenten van vee en vlees en registratie van vleesgrossiers PVV 2003 worden beheerst door de bepalingen van die verordening. Artikel Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Deze verordening wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 16 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) Zoetermeer, 20 oktober 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december TOELICHTING BIJ DE VERORDENING ALGEMENE BEPALINGEN HEFFINGEN (PVV) 2005 ALGEMEEN Onderhavige verordening dient ertoe regels te stellen voor de wijze van vaststelling, oplegging en inning van de verschuldigde heffingen die ondernemers gehouden zijn te voldoen op grond van de heffingsverordeningen van het productschap. Daarnaast biedt onderhavige verordening de mogelijkheid, indien noodzakelijk, overtredingen op het gestelde in artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 5, tweede en derde lid en artikel 6 tuchtrechtelijk te handhaven. Voor de toepassing van de heffingsverordeningen van het productschap geldt het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in de betreffende heffingsverordening anders bepaald is. Onderhavige verordening zal vanaf 1 januari 2005 in werking treden. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 1 Begripsbepalingen Artikel 1 In dit artikel worden de gebruikte begrippen omschreven. Daarnaast zijn in dit artikel de definities van alle dieren opgenomen waarop de heffingsactiviteiten betrekking kunnen hebben. 22

23 2 Toepassingsgebied Artikel 2 Dit artikel bepaalt dat onderhavige verordening betrekking heeft op alle heffingsactiviteiten van het productschap. 3 Vaststelling en oplegging Artikel 3 In dit artikel wordt bepaald dat de voorzitter de heffing vaststelt en oplegt, hoe de heffingsfactuur aan de heffingsplichtige ondernemer wordt verstrekt en wat de heffingsfactuur ten minste bevat. Voorts is daar bepaald dat de heffing voorlopig kan worden opgelegd. 4 Opgave bedrijfsgegevens Artikel 4 Dit artikel betreft de regeling inzake het doen van opgave van bedrijfsgegevens van ondernemers die onder werking van de verordening vallen. Voorts is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen om elektronisch opgave te doen van bedrijfsgegevens. 5 Verstrekken van gegevens Artikel 5 Ter bevordering van de doelmatigheid van de opgave van de heffingsgegevens en controle daarop heeft de heffingsplichtige ondernemer de mogelijkheid de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA, voorheen de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV)) te machtigen (of een andere instantie) om het productschap periodiek de benodigde slacht- en uitvoergegevens te verstrekken, op grond waarvan het productschap de verschuldigde heffingsbedragen kan vaststellen, opleggen en innen. De ondernemer is dan vrijgesteld van de verplichting om het productschap door invulling van een door hem door het productschap toe te zenden aangifteformulier, maandelijks slacht- dan wel uitvoergegevens te verstrekken. Het verlenen door de ondernemer van de machtiging zoals bovenbedoeld, doet er niet aan af dat indien het productschap om enigerlei reden de verschuldigde heffingsbedragen niet kan vaststellen, de ondernemer alsnog de benodigde gegevens dient te verstrekken. In het derde lid is bepaald dat de ondernemer geacht wordt de VWA-bescheiden te bewaren zodat, indien nodig, een afschrift daarvan aan het productschap kan worden toegezonden. Artikel 6 Dit artikel bepaalt dat de ondernemer gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van de heffing altijd op een zodanige manier dient bij te houden en te bewaren, dat deze gegevens altijd en op een eenvoudige manier kunnen worden geraadpleegd. 6 Ambtshalve heffing Artikel 7 Ingevolge dit artikel is de voorzitter bevoegd, indien de gegevens ter vaststelling van de heffingsbedragen om enigerlei reden ontbreken, de heffing ambtshalve vast te stellen aan de hand van aan het productschap ten dienste staande gegevens. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gegevens van de ondernemer uit voorgaande jaren. Mochten deze gegevens niet toereikend zijn, dan kan het productschap het verschuldigde heffingsbedrag vaststellen op basis van een schatting. Indien de ondernemer binnen 10 dagen na de factuurdatum alsnog de benodigde gegevens verstrekt wordt de ambtshalve vastgestelde heffing ingetrokken en een nieuwe heffing op basis van de verstrekte gegevens vastgesteld. 23

24 7 Betaling van de heffing Artikel 8 Dit artikel betreft de regeling met betrekking tot de termijn van voldoening van het heffingsbedrag. De ondernemer is verplicht om uiterlijk 14 dagen na ontvangst van de rekening het bedrag aan het productschap te voldoen. Artikel 9 Op grond van artikel 127 Wet op de bedrijfsorganisatie heeft de voorzitter de bevoegdheid het verschuldigde bedrag, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel in te vorderen. Het bedrag kan bij parate executie worden ingevorderd, wat wil zeggen dat er geen tussenkomst van de rechter is vereist. Voordat met de invordering kan worden begonnen, moet de ondernemer schriftelijk zijn aangemaand om het verschuldigde bedrag binnen een in de aanmaning gestelde termijn van 10 dagen te betalen. In de aanmaning moet worden vermeld dat als niet binnen de termijn wordt betaald, overeenkomstig het eerste lid van artikel 127 Wet op de bedrijfsorganisatie zal worden ingevorderd. Dit betekent dat de op de invordering vallende kosten aan de heffingsplichtige ondernemer worden berekend. Ingevolge het tweede lid worden de kosten voortvloeiend uit ingebrekestelling bij de heffingsplichtige ondernemer in rekening gebracht. Het derde lid bepaalt hoe de interest wordt berekend. 8 Toezicht Artikel 10 Om de naleving van de regelgeving te verzekeren is toezicht nodig. Het toezicht op de naleving van de verplichtingen in het kader van de door het bestuur vastgestelde heffingsverordeningen bestaat met name uit volledigheidscontrole op de heffingsopgave en -afdracht bij de heffingsplichtige ondernemers. Deze bepaling voorziet op de voet van artikel 104, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie in de bevoegdheid tot het aanwijzen van een dienst of personen die worden belast met het uitoefenen van het toezicht op de naleving van onderhavige verordening. Tevens zijn in het artikel de verplichtingen opgenomen voor de ondernemer in verband met het uit te oefenen toezicht. De toezichthouders zijn bevoegd tot het opmaken van berechtingsrapporten ten behoeve van de tuchtrechtelijke afdoening. 9 Handhaving Artikel 11 In dit artikel is bepaald dat een overtreding van de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5 tweede en derde lid en 6 tuchtrechtelijk wordt gehandhaafd. Het productschap heeft de bevoegdheid hiertoe op grond van artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Deze bevoegdheid biedt een grotere slagvaardigheid omdat de overtredingen van bovenstaande bepalingen sneller kunnen worden afgedaan door middel van het eventueel opleggen van één van de volgende tuchtrechtelijke maatregelen: een berisping, een geldboete, openbaarmaking van de tuchtbeschikking of het onder verscherpte controle stellen van de onderneming. 10 Bescherming gegevens Artikel 12 Ingevolge artikel 93, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie biedt dit artikel waarborgen tegen misbruik van de verkregen gegevens. De gegevens mogen niet openbaar gemaakt worden als daaruit gegevens omtrent een individuele onderneming kunnen worden afgeleid. 24

25 11 Bijzondere bepalingen Artikel 13 Gezien de huidige praktijk is in dit artikel een hardheidsclausule opgenomen. De voorzitter heeft ingevolge dit artikel de bevoegdheid om in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer het niet redelijk zou zijn het bepaalde in de artikelen 4, 8 en 9 toe te passen, het bepaalde in deze artikelen buiten toepassing te laten dan wel daarvan af te wijken. Met deze hardheidsclausule kunnen voor belanghebbenden nadelige gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met het te dienen doel worden opgeheven. Benadrukt wordt dat van deze bevoegdheid slechts gebruik wordt gemaakt in zeer uitzonderlijke gevallen. 12 Slotbepalingen Artikel 14 In dit artikel is bepaald dat de Verordening houdende bepalingen betreffende het opleggen van heffingen bij de producenten van vee en vlees en registratie van vleesgrossiers PVV 2003 wordt ingetrokken, alsmede wanneer die verordening nog van toepassing is. Artikel 1 5 In dit artikel wordt de inwerkingtreding van de verordening op 1 januari 2005 vastgesteld. Artikel 1 6 Dit artikel vermeldt de citeertitel van de verordening. Zoetermeer, 20 oktober 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris PW 55 Verordening tot wijziging van de Verordening invoer bevroren rundvlees voor verwerking 200J (2004-1) Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 20 oktober 2004 tot wijziging van de Verordening invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001 Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 116 van de Regeling in- en uitvoer landbouwgoederen en de artikelen 96 en 97 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: Artikel De Verordening invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1, onderdeel 4, komt te luiden: 25

26 4. uitvoeringsverordening: Verordening (EG) nr. 1206/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005) (PBEG L 230); B In artikel 6, eerste lid, onderdeel i, wordt "analytisch vetgehalte" vervangen door: de GN-code van de grondstof en de GN-code van het eindproduct. In artikel 7, eerste lid, aanhef, wordt "ledere verwerker die voor de eerste maal deelneemt" vervangen door: ledere verwerker die voor de eerste maal deelneemt aan de in de uitvoeringsverordening omschreven regeling. Bij artikel 7, eerste lid, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende: f. de GN-code van de grondstof en de GN-code van het eindproduct. D Artikel 11 komt te luiden: Artikel Teneinde te voldoen aan de verplichting tot het leveren van bewijs, is de verwerker verplicht om minimaal één maal per zes weken aan het productschap opgave te doen van de door hem bereide of afgeleverde hoeveelheden verwerkte A- of B-producten, gespecificeerd per soort. De opgave dient te geschieden door middel van een door of namens de verwerker ondertekende en gedagtekende verklaring inzake de verwerking, overeenkomstig het in bijlage lla, llb of Mc van het Besluit invoer bevroren rundvlees 2001, vastgestelde model, welke nauwkeurig en naar waarheid is ingevuld, een en ander zoals blijkens het model is vereist. 2. Gebruikmaking van andere verklaringen dan die in bijlage lla, llb of lic is toegestaan, mits door of namens de verwerker ondertekend, gedagtekend en voorzien van alle in de bovengenoemde bijlagen vereiste gegevens. 3. De voorzitter kan, namens het bestuur, op aanvraag van de verwerker ontheffing verlenen van de verplichting om: a. het door het bestuur vastgestelde model als bedoeld in het eerste lid te gebruiken voor het indienen van de verklaring inzake de verwerking ; b. de in het eerste lid vermelde periode aan te houden voor het indienen van de verklaringen inzake de verwerking als bedoeld in het eerste lid. In artikel 1 3, vierde lid, derde gedachtestreepje, wordt " een collageen / eiwitgehalte van 0,45%" vervangen door: een collageen / eiwitgehalte van 0,45. 26

27 Artikel II Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, 20 oktober 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 3 december 2004, nr. TRCJZ/2004/5939. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING INVOER BEVROREN RUNDVLEES VOOR VERWERKING 2001 (2004-I) De Europese Gemeenschappen openen jaarlijks een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees. Deze invoerregeling wordt door het productschap in medebewind uitgevoerd op grond van artikel 1 16 van de Regeling in- en uitvoer landbouwgoederen. Voor het contingentjaar 2004/2005 worden de uitvoeringsbepalingen geregeld door Verordening (EG) Nr. 1206/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005). Met de inwerkingtreding van deze verordening dient eveneens de Verordening invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001, die ziet op de uitvoering van de communautaire verordening, te worden aangepast. Naast de aanpassingen die voortvloeien uit de inwerkingtreding van Verordening (EG) Nr. 1206/2004, is de gelegenheid te baat genomen om, met praktisch oogmerk, enkele bepalingen te wijzigen. Artikel De wijziging in onderdeel A voorziet in de opname van de aldaar genoemde EGverordening in de begripsbepalingen. De wijziging in onderdeel B ziet op door de verwerker te verstrekken gegevens. De gegevens omtrent het analytisch vetgehalte zijn voor de beoordeling van de receptuur niet noodzakelijk en hoeven daarom niet meer te worden verstrekt. De GN-code van de grondstof en de GN-code van het eindproduct zijn voor de beoordeling van de receptuur wel noodzakelijk en dienen daarom door de verwerker te worden overgelegd. De wijziging in onderdeel C betreft een toevoeging ter verduidelijking. Voor de wijziging in onderdeel D: zie de wijziging in onderdeel B. Onderdeel E: 1. De wijziging in onderdeel E betreft het vervangen van artikel 1 1 door een nieuw artikel 1 1. De aan te brengen wijzigingen noopten hiertoe. Artikel 11 bestaat door de wijziging uit drie leden. 2. De periode waarbinnen opgave gedaan moet worden is gewijzigd. In de praktijk blijkt dat een opgave van tenminste éénmaal per zes weken voor de verwerker praktischer is. 27

28 3. De toevoeging van het tweede lid ziet op de mogelijkheid tot afwijking van de gebruikmaking van de door het bestuur vastgestelde modelverklaringen. Met name bij gebruikmaking van de computer door de verwerker bij de opgave, komt het voor dat de opgave afwijkt van de voorgeschreven modellen, maar dat wel aan alle overige vereisten is voldaan. Een dergelijke opgave moet dan ook afdoende worden geacht voor het doel waartoe de opgave dient. Opname van deze toevoeging in artikel 11 zal leiden tot een verminderde aanvraag om ontheffing. De wijziging in onderdeel F ziet op het procentteken achter 0,45 dat is verwijderd. Zoetermeer, 20 oktober 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris PW 56 Besluit tot wijziging van het Besluit verklaring en verantwoordingsstaat invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001 (2004-1) Besluit van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 20 oktober 2004 tot wijziging van het Besluit verklaring en verantwoordingsstaat invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001 Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op de artikelen 1, 3 en 11 van de Verordening invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001; Besluit: Artikel l Het Besluit verklaring en verantwoordingsstaat invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001 wordt als volgt gewijzigd: Bijlage l van het Besluit verklaring en verantwoordingsstaat invoer bevroren rundvlees voor verwerking 2001, vervalt en wordt vervangen door bijlage l van onderhavig besluit. Artikel II Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin hij wordt geplaatst. Zoetermeer, 20 oktober 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 13 december 2004, nr. TRCJZ/2004/

29 TOELICHTING BIJ BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT VERKLARING EN VERANTWOORDINGSSTAAT INVOER BEVROREN RUNDVLEES VOOR VERWERKING 2001 (2004-I) Om in aanmerking te komen voor de toewijzing van importrechten voor bevroren rundvlees bestemd voor verwerking tot A- of B-producten stelt Verordening (EG) Nr. 1206/2004 van de Commissie van 29 juni 2004 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005) een aantal voorwaarden. Deze verordening wordt door het productschap in medebewind uitgevoerd op grond van artikel 116 van de Regeling in- en uitvoer landbouwgoederen. De aanvrager van importrechten dient een modelverklaring in te dienen bij het productschap dat hij aan deze voorwaarden voldoet. Met de inwerkingtreding van voornoemde verordening dienen enkele in de modelverklaring te stellen voorwaarden te worden aangepast. De periode binnen welke het verwerkingsbedrijf tenminste éénmaal rundvleesbevattende verwerkte producten moet hebben geproduceerd, als bedoeld in punt II van de bijlage, is gewijzigd. Onderhavige verklaring voorziet erin dat het bedrijf van de ondertekenaar van de verklaring tenminste éénmaal rundvleesbevattende verwerkte producten heeft geproduceerd in de periode vanaf 1 juli 2003 tot het moment van aanvraag. Voorts is de periode waarbinnen een opgaaf aan het productschap dient te worden gedaan inzake de bereide hoeveelheden vleesproducten, gespecificeerd naar soort, gewijzigd. In plaats van maandelijkse opgave is dat tenminste éénmaal per zes weken geworden. Tenslotte is van de mogelijkheid gebruik gemaakt tekstuele wijzigingen door te voeren. Zoetermeer, 20 oktober 2004 J.J. Ramekers, voorzitter S.B.M. Jongerius, secretaris 29

30 bijlage l Model verklaring REGELING A en B VERKLARING Ondergetekende:... Gevestigd te:... I. verklaart hierbij, dat hij* voor het jaar waarop de onderhavige aanvraag betrekking heeft geen aanvragen met betrekking tot de invoer van bevroren rundvlees bestemd voor verwerking tot A-of B-producten heeft ingediend, noch zal indienen in andere lidstaten dan Nederland; II. III. IV. verklaart hierbij, dat zijn verwerkingsbedrijf tenminste éénmaal rundvlees bevattende verwerkte producten heeft geproduceerd in de periode vanaf 1 juli 2003 tot het moment van de aanvraag; verklaart hierbij, dat hij krachtens artikel 8 van Richtlijn 77/99/EEG is erkend als verwerkend bedrijf; verklaart hierbij, dat hij in het BTW-register van Nederland is ingeschreven; V. verbindt zich hierbij: a. binnen 7 maanden volgende op de maand van invoer ten genoegen van het productschap aan te tonen, dat het bevroren rundvlees, waarvoor aan hem een in voercertificaat zal worden afgegeven in zijn eigen bedrijf te... binnen 3 maanden na de dag van invoer met inachtneming van het bij of krachtens de toepasselijke EG Verordeningen en de Verordening invoer bevroren rundvlees 2001 bepaalde, is verwerkt tot A- of B-producten; b. aan het productschap tenminste éénmaal per zes weken, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de verwerking van de betrokken partij(en) rundvlees, opgave te verstrekken van de door hem bereide hoeveelheden vleesproducten, gespecificeerd per soort; c. ervoor zorg te dragen dat een zodanige administratie wordt gevoerd dat de verwerking van het ingevoerde bevroren rundvlees als bedoeld onder a., de aflevering ervan en de voorraad van de daaruit bereide producten te allen tijde kan worden aangetoond; d. te allen tijde de daartoe bevoegde functionaris(sen)van het productschap of de daartoe door het productschap gemachtigde functionaris(sen) in de gelegenheid te stellen de juistheid van de door hem ingediende opgave te controleren en deze functionaris(sen) daarbij alle verlangde medewerking te verlenen in de ruimste zin. * Waar in deze verklaring "hij", "hem" of "zijn" wordt gebruikt, dient in de voorkomende gevallen "zij" of "haar" te worden gelezen. Datum:... Handtekening en firmastempel 30

31 Productschap Vis VIS 31 Heffingsverordening 2005 Verordening van het Productschap Vis van 28 oktober 2004, houdende regels ter zake van de aan de onder het Productschap Vis ressorterende ondernemers op te leggen heffing voor het jaar 2005 (Heffingsverordening 2005) Het bestuur van het Productschap Vis; Gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 7 van het Instellingsbesluit Productschap Vis (Stb. 2003, 253); Besluit: l Begripsbepalingen Artikel 1 l. In deze verordening wordt Instellingsbesluit Pro- : ductschap Vis Productschap Bestuur Voorzitter Ondernemer Vis Visproducten Visserij Basislijn Zeevis verstaan onder: Besluit van 3 juni 2003, houdende instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de visserij, de be- en verwerking van vis en de handel in vis en visproducten (Stb. 2003, 253); het Productschap Vis, als bedoeld in artikel 3 van het Instellingsbesluit Productschap Vis; het bestuur van het productschap; de voorzitter van het productschap; degene, die een onderneming drijft, waarvoor het productschap is ingesteld; vissen, schaal- en schelpdieren, delen van vissen alsmede van schaalen schelpdieren en puf en nest, een en ander met uitzondering van sier- en aquariumdieren; uit vis verkregen producten, welke al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk of dierlijk voedsel kunnen dienen; het bedrijf van het vangen of kweken van vissen, schaal- en schelpdieren en puf en nest, een en ander met uitzondering van sieren aquariumdieren; de laagwaterlijn (dieptelijn van nul meter) langs de kust en/of de lijn die door de kuststaat is getrokken tussen een aantal vaste punten, zoals aangegeven op kaarten die door de bevoegde kuststaat officieel zijn erkend; vis verkregen door uitoefening van de visserij zeewaarts vanaf een basislijn en/of door uitoefening van de kustvisserij in de zin van artikel l, vierde lid onder c, van de Visserijwet 1963, met uitzondering van mosselen, oesters, kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes; 31

32 Kweekvis Pootvis Trawier Kotter Forel Meerval Tilapia Paling Tarbot Platte oesters Creuses Oesters Kokkels Spisuia Zwaardscheden en Mesheften Nonnetjes Mosselen Tarra Ton Aanvoeren Aanvoerder Kleinhandelaar Afslag Verwaterplaats Productiegebied Oesterseizoen Inkoopbedrag forel, meerval, tilapia, paling en tarbot die in Nederland wordt gekweekt en gehouden in recirculatiesystemen en vijvers ten behoeve van productiedoeleinden gericht op menselijke consumptie; levende jonge vis, schaal- of schelpdieren die bestemd zijn voor de kweek van kweekvis; vaartuig waarvan de lengte over alles 60 meter of meer bedraagt; vaartuig waarvan de lengte over alles minder dan 60 meter bedraagt; vissen van de soort Oncorphynchus mykiss; vissen van de soort Clarius garipinus; vissen van de soort Oreochromis Spp.; vissen van de soort Anquilla anquilla; vissen van de soort Psetta maximus; schelpdieren van de soorten Ostrea Spp.; schelpdieren van de soorten Crassostrea Spp.; platte oesters en creuses; schelpdieren van de soort Cerastoderma edule; schelpdieren van de soorten Spisuia Spp.; schelpdieren van de soorten Ensis Spp.; schelpdieren van de soort Macoma balthica; schelpdieren van de soorten Mytilus Spp. of de soorten Perna Spp.; alles wat niet tot de mossel behoort zoals losse schelpen, zeesterren, slikmosselen, slippers, pokken, kluiten modder, stenen, dode of kapotte mosselen als ook zaadmosselen met een lengte van minder dan 45 mm; een inhoudsmaat van 1/7 m ; het als eerste eigenaar voor de eerste keer of het met behulp van de spanvisserij aan land brengen van vis; de ondernemer, die met een in Nederland geregistreerd vissersvaartuig of op andere wijze vis aanvoert; een ondernemer die als onderdeel van zijn bedrijf heeft of zijn bedrijf maakt van het verkopen van vis en/of visproducten aan particulieren, instellingen en/of bedrijven; een veiling van vis en/of visproducten; een al dan niet kunstmatige, al dan niet in de zee of in een zeearm in de Nederlandse kustwateren gelegen plaats of inrichting, welke door ondernemers wordt gebruikt voor het verwateren of opslaan van schelpdieren; een gebied in zee, in een lagune of in een estuarium waarin zich hetzij natuurlijke gronden voor tweekleppige weekdieren, hetzij gebieden die worden gebruikt voor de kweek van tweekleppige weekdieren bevinden en waar levende tweekleppige weekdieren worden verzameld; : de periode welke loopt vanaf l januari t/m 31 december; : de totale factuurwaarde van alle gekochte vis- en/of visproducten, met uitzondering van pootvis, kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, nonnetjes en oesters; 32

33 Kopen : zich in eigendom verwerven door de daarvoor gevraagde of geboden prijs te betalen ofwel de overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt vis en/of visproducten te leveren en de andere om daarvoor een prijs in geld te betalen. 2. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening vindt het aanvoeren - voor zover dit geschiedt met een vaartuig - plaats op het tijdstip waarop het vaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft verkregen. 3. Indien een vaartuig mosselen op een verwaterplaats stort vóórdat het vaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft verkregen, vindt het aanvoeren van mosselen, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, plaats op het tijdstip waarop de mosselen worden gestort op een verwaterplaats. 2 Heffingsplicht Artikel 2 Ondernemers zijn aan en ten behoeve van het productschap een heffing verschuldigd volgens de in de artikelen 3, 3a, 3b, 4, 4a, 5 en 6 vermelde heffingsgrondslagen met de daarbij behorende tarieven. De berekening en de wijze van betaling vinden plaats, zoals in de artikelen 8 en volgende is bepaald. 3 Grondslag en hoogte heffingen Artikel 3 (a a n voer heffing) De heffing als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor: a. de aanvoerder van zeevis: 1. 2,26 promille van de waarde van de door hem aangevoerde zeevis, voorzover het betreft met een kotter aangevoerde zeevis; 2. 1,85 promille van de waarde van de door hem aangevoerde zeevis, voorzover het betreft met een trawier aangevoerde zeevis; b. de aanvoerder van vis verkregen door uitoefening van de binnenvisserij: 1. 3,61 promille van de waarde van de door hem aangevoerde vis welke is verkregen door uitoefening van de Usselmeervisserij; ,- per kalenderjaar wegens het aanvoeren van vis welke is verkregen door uitoefening van de binnenvisserij in de zin van artikel l, vierde lid onder d, van de Visserijwet de Usselmeervisserij hieronder niet begrepen; c. de aanvoerder van kokkels en/of spisuia en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes: 1. 3,61 promille van de waarde van de door hem aangevoerde kokkels en/of spisuia en/of zwaardscheden en mesheften, en/of nonnetjes welke zijn verkregen door uitoefening van de visserij met een mechanisch vistuig en/of door uitoefening van de visserij met een niet mechanisch vistuig; ,- per vergunning pe^kalenderjaar voor de mechanische visserij op 33

34 kokkels in de Westerschelde; ,- per vergunning per kalenderjaar voor de mechanische visserij op kokkels in de Nederlandse wateren - de Westerschelde hieronder niet begrepen; ,- per vergunning per kalenderjaar voor de visserij op kokkels met een niet mechanisch vistuig in de Nederlandse wateren en; ,- per vergunning per kalenderjaar voor de visserij op spisuia en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes in de Nederlandse wateren; d. de aanvoerder van mosselen: 0,32 per door hem aangevoerde ton mosselen; e. de ondernemer die kweekvis kweekt: l. 0,006 per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor forel; 2. 0,005 per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor meerval; 3. 0,012 per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor paling; 4. 0,012 per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor tarbot; 5. 0,005 per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor tilapia. 2. Bij de bepaling van de waarde van de aangevoerde zeevis als bedoeld in het eerste lid, onder a2, wordt het deel van de aangevoerde zeevis, dat fysiek niet in Nederland komt, buiten beschouwing gelaten. Artikel 3a (afslagheffing) De heffing als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor een afslag 0,19 promille van het aankoopbedrag van de door tussenkomst van de afslag verhandelde vis en visproducten met uitzondering van mosselen. Artikel 3h (administtatieheffïng) Indien een heffingsplichtige gegevens die hem krachtens de Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000 ten behoeve van de onderhavige verordening en/of bij of krachtens deze verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, welke heffing in dat geval verhoogd met 110,- in verband met administratiekosten. Artikel 4 (aanknnpheffing) De heffing bedoeld in artikel 2 bedraagt voor: a. de ondernemer die zeevis koopt van een aanvoerder: 0,90 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een aanvoerder gekochte zeevis, die fysiek Nederland binnenkomt; 34

35 b. de ondernemer die vis koopt van een aanvoerder, als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b: 2,48 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een aanvoerder gekochte vis; c. de ondernemer die kokkels of spisuia of zwaardscheden en mesheften of nonnetjes koopt van een aanvoerder: 2,48 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een aanvoerder gekochte kokkels en/of spisuia en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes; d. de ondernemer die mosselen koopt van een aanvoerder: 0,32 per door hem van een aanvoerder gekochte ton mosselen; e. de ondernemer die kweekvis koopt van een ondernemer, als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder e: 2,48 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een kweker gekochte kweekvis. Artikel 4a (heffing oesters en creuses) 1. De heffing als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor: a. de ondernemer die oesters verhandelt: 5,43 promille over de omzet, welke hij in het afgelopen oesterseizoen heeft gerealiseerd; b. de ondernemer die één of meer oesterpercelen in eigendom heeft en/of huurt; 2,82 per hectare per oesterperceel per kalenderjaar en; c. de ondernemer die in het bezit is van een visvergunning voor vrije gronden; 242,- per visvergunning voor vrije gronden per kalenderjaar. 2. Indien de ondernemer als bedoeld in het eerste lid, zowel één of meerdere oesterpercelen in eigendom heeft en/of huurt, als ook over een visvergunning voor vrije gronden beschikt, wordt de ondernemer: a) vrijgesteld van de heffing als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onder c, onder de voorwaarde dat het bedrag aan heffing op grond van deze bepaling lager is dan het bedrag aan heffing op grond van artikel 4a, eerste lid, onder b; b) vrijgesteld van de heffing als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onder b, onder de voorwaarde dat het bedrag aan heffing op grond van deze bepaling lager is dan het bedrag aan heffing op grond van artikel 4a, eerste lid, onder c. 3. De in lid l, onder a, van dit artikel bedoelde omzet per oesterseizoen wordt berekend volgens de volgende formule: (P-(Pi+P w ))xf p +(C-C w )xf c. Daarbij staat: P voor: het totaal aantal platte oesters, dat de ondernemer in het afgelopen oesterseizoen heeft verhandeld; Pi voor: het totaal aantal platte oesters, dat de ondernemer in het afgelopen oesterseizoen heeft ingekocht in het buitenland; P w voor: het totaal aantal platte oesters, waarvan de ondernemer kan aantonen dat hij deze in het afgelopen oesterseizoen heeft gekocht van een collega-handelaar; (P-(Pi+P w )) voor: het totaal aantal platte oesters, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in platte oesters in het afgelopen oesterseizoen; 35

36 Fp voor: het forfaitaire bedrag van 0,32, waarmee het aantal oesters dat meetelt voor de bepaling van de omzet in het laatste oesterseizoen in platte oesters, vermenigvuldigd moet worden; C voor: het aantal creuses, dat een handelaar in het afgelopen oesterseizoen heeft verhandeld; C w voor: het aantal creuses, waarvan de ondernemer kan aantonen dat hij deze in het afgelopen oesterseizoen gekocht heeft van een collega-ondernemer; (C-C W )) voor: het totaal aantal creuses, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in creuses in het afgelopen oesterseizoen; F c : het forfaitaire bedrag van 0,10, waarmee het totaal aantal creuses, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in creuses in het afgelopen oesterseizoen, vermenigvuldigd moet worden. 4. De heffing als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, bedraagt per kalenderjaar gezamenlijk maximaal 543,-. Artikel S (handelsheffing) 1. De inkoop is onderhevig aan een heffing als bedoeld in artikel De heffing als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor het inkoopbedrag in een kalenderjaar: a. tot en met ,-; 0,96 promille; b. van meer dan ,-; 0,96 promille over het inkoopbedrag tot en met ,- en 0,72 promille over het inkoopbedrag boven de ,-. 3. Bij de bepaling van het inkoopbedrag, als bedoeld in het vorige lid, wordt het deel van de inkoop, dat fysiek niet in Nederland komt, buiten beschouwing gelaten. 4. De heffing als bedoeld in het eerste lid is verschuldigd door een ondernemer die: a. de handel uitoefent in vis of uit vis verkregen producten, met uitzondering van pootvis, kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, nonnetjes en oesters, welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen; b. vis of uit vis verkregen producten be- of verwerkt, met uitzondering van pootvis, kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, nonnetjes en oesters, welke, al dan niet na verdere beof verwerking, tot menselijk of dierlijk voedsel kunnen dienen. 5. De heffing als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de ondernemer die mosselen inkoopt: 0,10 per door hem ingekochte ton mosselen. 6. Bij de bepaling van de inkoop, als bedoeld in het eerste lid, wordt de aankoop, als bedoeld in artikel 4, indien het dezelfde heffingsplichtige betreft, buiten beschouwing gelaten. 7. Vis en visproducten zijn eenmalig onderhevig aan een heffing als bedoeld in het eerste lid. Op het inkoopbedrag, als bedoeld in het tweede en vijfde lid van dit artikel, dient derhalve het inkoopbedrag waarover reeds een heffing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgelegd, in mindering te worden gebracht. 8. Op het bepaalde in het zesde en zevende lid van dit artikel is artikel 11, eerste lid, van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de ondernemer die meent dat het zesde en/of zevende lid van dit artikel van toepassing is, dit schriftelijk dient te bewijzen. 9. De heffing als bedoeld in het eerste lid kan, al dan niet na toepassing van het vorige lid, in enig kalenderjaar niet meer dan ,-gbedragen. 36

37 Artikel f, (rietailhandelsheffing) 1. De heffing als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor een kleinhandelaar 61,50 per verkooppunt per kalenderjaar. 2. Onder verkooppunt als bedoeld in het eerste lid, wordt onder meer verstaan een viswinkel, een viskraam of een visverkoopwagen. Artikel 7 (aanvnar- + aanknnphsffïng) 1. De aanvoerder van zeevis is naast de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel a, onder 2, tevens de heffing bedoeld in artikel 4, onderdeel a, verschuldigd indien hij de door hem aangevoerde zeevis zonder tussenkomst van een afslag heeft verhandeld en/of in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt. 2. De aanvoerder van vis verkregen door uitoefening van de binnenvisserij is naast de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel b, onder 1, tevens de heffing bedoeld in artikel 4, onderdeel b, verschuldigd indien hij deze door hem aangevoerde vis zonder tussenkomst van een afslag heeft verhandeld en/of in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt. 3. De aanvoerder van kokkels en/of spisuia en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes is naast de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel c, onder 1, tevens de heffing bedoeld in artikel 4, onderdeel c, verschuldigd indien hij de door hem aangevoerde kokkels en spisuia en zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt. 4. De aanvoerder van mosselen is naast de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel d, tevens de heffing bedoeld in artikel 4, onderdeel d, verschuldigd indien hij de door hem aangevoerde mosselen op zijn verwaterplaats stort of in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt. 5. De kweker van kweekvis is naast de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel e, tevens de heffing bedoeld in artikel 4, onderdeel e, verschuldigd indien hij zijn kweekvis in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt. 6. In de gevallen bedoeld in de voorgaande leden is de ondernemer die de betreffende vis koopt van de aanvoerder, wegens het kopen van deze vis, geen heffing als bedoeld in artikel 4 verschuldigd. 4 Oplegging en inning Vaststelling van de waarde en het aanknnpherirag Artikel 8 1. De waarde van de aangevoerde vis, bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel a en onderdeel b, onder 1, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden. 2. Indien de aangevoerde vis door tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis de op de afslag gemaakte bruto besomming. 37

38 3. Indien de aangevoerde vis, bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel a, onder 1, en onderdeel b, onder 1, zonder tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis de door de koper, voor de aan hem verkochte vis, betaalde koopsom. 4. Indien de aangevoerde vis, bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel a, onder 2, zonder tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis 70 % van de door de koper, voor de aan hem verkochte vis, betaalde koopsom. Artikel 9 (forfaitaire waarden schelpdieren) 1. De waarde van de aangevoerde kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel c, onder 1, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden. 2. Indien de aangevoerde kokkels gekookt zijn geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van l,75 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram. 3. Indien de aangevoerde kokkels niet gekookt zijn en niet afkomstig zijn uit de Westerschelde geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van 0,25 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram. 4. Indien de aangevoerde kokkels niet gekookt zijn en afkomstig zijn uit de Westerschelde geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van 0,18 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram. 5. Indien de aangevoerde spisuia gekookt zijn geldt als waarde van de spisuia het forfaitaire bedrag van 0,374 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde spisuia uitgedrukt in kilogram. 6. Indien de aangevoerde spisuia niet gekookt zijn geldt als waarde van de spisuia het forfaitaire bedrag van 0,055 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde spisuia uitgedrukt in kilogram. 7. Indien de aangevoerde zwaardscheden en mesheften gekookt zijn geldt als waarde van de zwaardscheden en mesheften het forfaitaire bedrag van 1,50 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde zwaardscheden en mesheften uitgedrukt in kilogram. 8. Indien de aangevoerde zwaardscheden en mesheften niet gekookt zijn geldt als waarde van de zwaardscheden en mesheften het forfaitaire bedrag van 0,50 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde zwaardscheden en mesheften uitgedrukt in kilogram. 9. Indien de aangevoerde nonnetjes gekookt zijn geldt als waarde van de nonnetjes het forfaitaire bedrag van 0,374 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde nonnetjes uitgedrukt in kilogram. 10. Indien de aangevoerde nonnetjes niet gekookt zijn geldt als waarde van de nonnetjes het forfaitaire bedrag van 0,055 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde nonnetjes uitgedrukt in kilogram. Artikel 10 l. Als aankoopbedrag van de al dan niet door tussenkomst van een afslag gekochte vis of kweekvis, bedoeld in de artikelen 3a en 4, onderdelen a, b en e, geldt de door de koper, voor de door hem gekochte vis, betaalde koopsom. 38

39 2. Als aankoopbedrag van de al dan niet door tussenkomst van een afslag gekochte kokkels en/of spisuia en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes, bedoeld in artikel 4, onder c, geldt de waarde van de aangevoerde kokkels respectievelijk spisuia respectievelijk zwaardscheden en mesheften respectievelijk nonnetjes zoals vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 9. Verstrekken van gegevens Artikel Een ondernemer verstrekt aan het productschap, op schriftelijk verzoek van de voorzitter, namens het bestuur, vóór de in dit verzoek genoemde datum, naar waarheid de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de door de ondernemer op grond van deze verordening verschuldigde heffing. 2. Een ondernemer overlegt aan het productschap, op schriftelijk verzoek van de voorzitter, namens het bestuur, vóór de in dit verzoek genoemde datum een verklaring, van een accountant als bedoeld in de desbetreffende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, omtrent de getrouwheid en volledigheid van de in het eerste lid bedoelde gegevens. 3. Indien blijkt dat de door de ondernemer verstrekte gegevens onjuist zijn of afwijken van aan het productschap ten dienste staande gegevens, kunnen aan de hand van deze nieuwe gegevens of overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 en/of in artikel 20 de in rekening gebrachte en/ofte brengen bedragen worden herzien en het verschil worden nagevorderd of gerestitueerd. Artikel Indien een ondernemer de gegevens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, niet of niet volledig aan het productschap heeft verstrekt vóór de in dat artikel bedoelde datum dan wel vóór de datum van de aan de ondernemer toegezonden herinnering, is de voorzitter, namens het bestuur, bevoegd de verzochte waarden, aankoopbedragen, inkoopbedragen, hoeveelheden of aantallen te schatten en op basis daarvan de verschuldigde heffing te berekenen. 2. De voorzitter stelt, namens het bestuur, de betrokken ondernemer van de geschatte gegevens en het op basis daarvan berekende heffingsbedrag schriftelijk in kennis, onder mededeling dat hij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld de eerder verzochte gegevens binnen 3 weken na verzending van de kennisgeving aan het productschap te verstrekken. 3. Indien de betrokken ondernemer binnen de in het tweede lid bedoelde termijn alsnog de verzochte gegevens aan het productschap verstrekt, wordt de verschuldigde heffing berekend op basis van deze gegevens. 4. Indien blijkt dat de door de ondernemer alsnog verstrekte gegevens, als bedoeld in het derde lid, onjuist zijn of afwijken van aan het productschap ten dienste staande gegevens, wordt de verschuldigde heffing berekend op basis van de door de voorzitter geschatte waarden, aankoopbedragen, inkoopbedragen, hoeveelheden of aantallen. 39

40 5. Indien de betrokken ondernemer binnen de in het tweede lid bedoelde termijn wederom in gebreke blijft de verzochte gegevens aan het productschap te verstrekken, wordt het bedrag, zoals berekend op de wijze bedoeld in het eerste lid, in rekening gebracht. Regeling betreffende He betaling Artikel 13 (mandatering afslagen) 1. Indien vis door tussenkomst van een afslag is verhandeld worden de op grond van deze verordening wegens het aanvoeren of kopen van de vis verschuldigde heffingen door de ondernemer onmiddellijk na de verkoop aan het productschap betaald. 2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid kunnen de door de aanvoerder of koper verschuldigde heffingen door de afslagadministratie ten behoeve van het productschap worden geïnd door middel van inhouding op de op de afslag gemaakte brutobesomming respectievelijk verrekening met het betaalde aankoopbedrag. Indien de heffingen op deze wijze volledig zijn geïnd, wordt de ondernemer geacht te dier zake aan zijn verplichting te hebben voldaan. Artikel 14 De uit hoofde van artikel 3a verschuldigde heffingsbedragen moeten door de afslag uiterlijk binnen l maand na afloop van de kalendermaand waarin de in de genoemde bepaling bedoelde vis en visproducten zijn verhandeld, aan het Productschap worden voldaan. Artikel 15 Indien vis zonder tussenkomst van een afslag is verhandeld worden de op grond van deze verordening wegens het aanvoeren of kopen van de vis verschuldigde heffingen door de ondernemer betaald uiterlijk binnen dertig dagen na de dag waarop zij hem door het productschap in rekening zijn gebracht. Artikel 16 De ingevolge artikel 3, eerste lid onderdeel b, onder 2, eerste lid onderdeel c, onder 2, en eerste lid onderdeel e, artikel 3b en artikelen 4a, 5 en 6 verschuldigde heffingen worden door de ondernemer betaald uiterlijk binnen dertig dagen na de dag waarop zij hem door het productschap in rekening zijn gebracht. 40

41 Artikel Het productschap brengt vooruitlopend op de opgave bedoeld in artikel 11 de ondernemers jaarlijks één of meer voorschotbedragen in rekening. 2. Indien en voor zover aan voorschotbedragen meer is betaald dan uit hoofde van deze verordening is verschuldigd, vindt restitutie plaats. 3. Het voorschotbedrag wordt door de ondernemer betaald uiterlijk binnen dertig dagen na de dag waarop het hem door het productschap in rekening is gebracht. Artikel 1 K Een nagevorderd bedrag als bedoeld in artikel 11, derde lid, wordt door de ondernemer betaald uiterlijk binnen veertien dagen na de dag waarop het bedrag hem door het productschap in rekening is gebracht. Artikel IQ (bescherming gegevens) De Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000 is van toepassing op de verwerking van gegevens, als bedoeld in de artikelen 11,12 en 13. Artikel 20 fmanriatering vonryitfer'l 1. De voorzitter is, namens het bestuur, belast met de vaststelling en oplegging van de door een ondernemer verschuldigde heffing(en), als bedoeld in artikel 2, indien deze verschuldigde heffing(en) niet reeds op grond van artikel 13 door de afslagadministratie ten behoeve van het productschap is/zijn geïnd. 2. a. De oplegging van de door een ondernemer verschuldigde heffing(en), geschiedt door de voorzitter, namens het bestuur, door middel van toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige ondernemer van een gedagtekende heffingsaanslag op basis van; 1 de gegevens als bedoeld in artikel 11 en/of artikel 12 en/of; 2 de bij het productschap bekende gegevens voor de heffing(en) als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b onder 2, artikel 3, eerste lid onder c en artikel 6. b. De heffingsaanslag moet bevatten: 1 de naam en de woonplaats of vestigingsplaats van de heffingsplichtige ondernemer, conform de gegevens die bekend zijn bij het productschap; 2 een specificatie van het bedrag van de heffmg(en) onder vermelding van de heffingsgrondslagen; 3 in de daarvoor in aanmerking komende gevallen: de toepasselijke vrijstellingen; 4 in de daarvoor in aanmerking komende gevallen: de toepasselijke verrekening met reeds betaalde voorschotbedragen; 41

42 5 het totaalbedrag van de heffingsaanslag; 6 het betalingstijdstip en informatie over de wijze van betaling; 7 de vermelding van de mogelijkheid van bezwaar met inachtneming van artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht. 3. a. De voorzitter kan, namens het bestuur, de termijn van inzending van de gegevens als bedoeld in artikel 11 en/of 12, op verzoek van een ondernemer verlengen met een termijn die de voorzitter redelijk acht. b. De voorzitter kan, namens het bestuur, besluiten om de administratieheffing, als bedoeld in artikel 3b, niet of slechts gedeeltelijk op te leggen indien de voorzitter van mening is dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. 4. a. De voorzitter legt, namens het bestuur, een voorschotbedrag op, als bedoeld in artikel 17, bij de heffingsplichtige ondernemer opleggen en zal dit bedrag in rekening brengen, b. De voorzitter kan, namens het bestuur, het in rekening gebrachte voorschotbedrag herzien en/of opnieuw opleggen indien blijkt dat de gegevens van de heffingsplichtige ondernemer, die hier aan ten grondslag lagen, niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. 6. De voorzitter is, namens het bestuur, belast met de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 18 met inachtneming van het bepaalde in artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie. 7. De voorzitter is, namens het bestuur, belast met het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten, als bedoeld in het tweede lid met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. 8. De voorzitter is, namens het bestuur, belast met het beslissen op verzoeken om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter tegen besluiten, als bedoeld in het tweede lid met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. 9. De voorzitter kan in afwijking van het vierde lid, namens het bestuur, de heffingsplichtige ondernemer op diens verzoek bij de indiening van zijn bezwaarschrift: a. in bijzondere omstandigheden (ter beoordeling van de voorzitter) uitstel van betaling verlenen van de vastgestelde en opgelegde heffing(en), als bedoeld in het tweede lid, totdat de beslissing op het bezwaarschrift door de voorzitter is genomen; b. een vergoeding toekennen als bedoeld in artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht; c. ingeval beroep is ingesteld tegen een beslissing op het bezwaarschrift, in bijzondere omstandigheden (ter beoordeling van de voorzitter) uitstel van betaling verlenen van de vastgestelde en opgelegde heffing(en), als bedoeld in het tweede lid, totdat de bevoegde rechter uitspraak heeft gedaan. 10. De voorzitter kan in afwijking van het eerste lid, namens het bestuur, de heffingsplichtige ondernemer vrijstellen van artikel 2 indien het totaal van de door deze ondernemer verschuldigde heffmg(en) minder is dan 10, De voorzitter is, namens het bestuur, belast met het kenbaar maken en stellen van nadere eisen aan het gebruik van de elektronische weg bij het verkeer van berichten tussen ondernemers en het productschap met betrekking tot het bepaalde in de onderhavige verordening met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. 12. De voorzitter kan, namens het bestuur, beslissen op een verzoek van een ondernemer om via de Mosselveiling te Yerseke betaalde heffingen, als bedoeld in artikel 4 onder d en/of in artikel 5, vijfde lid, binnen één week te restitueren als deze ondernemer in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoet: 42

43 a. de ondernemer dient een verzoek in bij het productschapskantoor te Yerseke onder vermelding van de partij mosselen, het productiegebied of verwatergebied waarvan deze partij afkomstig is en het productiegebied waarvoor deze partij bestemd is; b. de ondernemer brengt de partij mosselen naar de ponton van de Mosselveiling en laat de medewerkers van het productschapskantoor te Yerseke deze partij opmeten en de tarra vaststellen als deze gegevens van de partij nog niet bekend zijn; c. de ondernemer voor de betreffende partij mosselen de gegevens van de black box ter beschikking stelt indien de medewerkers van het productschapskantoor te Yerseke hierom verzoeken; d. de ondernemer andere gevraagde gegevens ter beschikking stelt of meewerkt aan nader onderzoek indien de voorzitter hierom verzoekt. 13. De voorzitter kan, namens het bestuur, beslissen op een verzoek van een kleinhandelaar om de door hem totaal verschuldigde heffing(en) op grond van artikel 6 en de betreffende bestemmingsheffingsverordeningen te verlagen naar 75,- indien hij kan aantonen dat: a. het verkooppunt minder dan l kwartaal of l dag per week open is geweest; b. of de totaal verschuldigde heffïng(en) op grond van de onderhavige verordening en de bestemmingsheffingsverordeningen tezamen meer is dan l % van de omzet. 6 Slotbepalingen Artikel Deze verordening, welke kan worden aangehaald als Heffingsverordening 2005, treedt in werking met ingang van l januari Met ingang van de in het voorgaande lid genoemde datum wordt, behoudens ten aanzien van reeds verschuldigde heffingsbedragen, de Heffingsverordening 2004 ingetrokken. Rijswijk, 28 oktober 2004 P.J.H.M. Loonen voorzitter GJ. van Balsfoort secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december

44 TOELICHTING Algemeen De onderhavige verordening vervangt de Heffingsverordening De Wet op de bedrijfsorganisatie bepaalt, dat verordeningen waarin een huishoudelijke heffing of bestemmingsheffing wordt opgelegd jaarlijks moeten worden vastgesteld. De onderhavige verordening betreft het heffingsjaar Middels de Heffingsverordening 2005 worden huishoudelijke heffingen opgelegd ter financiering van het huishoudelijk apparaat van het productschap. Voor het overige wordt verwezen naar het jaarverslag en het financieel verslag van het Productschap Vis. Bij de afweging van de kosten die het productschap maakt voor een specifieke sector en de keuze van heffingssystematiek voor deze specifieke sector, wordt gestreefd naar een evenwicht voor meerdere jaren en zo min mogelijke administratieve lasten. Indien een sector op een bepaald moment in de keten geen heffing betaalt en een andere sector op een vergelijkbaar moment wel heffingspiichtig is (of eventueel op een andere wijze), wordt dit niet gezien als een ontheffing of vrijstelling van de ene sector ten opzichte van de andere sector. ledere sector heeft in de keten zijn eigen heffingsmomenten met eigen specifieke heffingsgrondslagen, teneinde de hoogte van de heffing zo veel mogelijk per sector in relatie te brengen met de kosten die het productschap voor deze specifieke sector maakt. Het bestuur bespreekt wat het productschap per sector doet en weegt dan af op welk moment in de keten de heffingsgrondslag moet worden opgenomen. Sectoren zijn niet vergelijkbaar omdat onder meer de activiteiten van het productschap per sector verschillen. Bovendien dient de wijze van inning zo effectief mogelijk te geschieden. Dit leidt mede tot het verschil in heffingssystematiek per sector (forfaitaire waarden, promillages, percentages, vaste bedragen per ton of kg, etc.). Er is pas sprake van een vrijstelling als één of meerdere ondernemers in dezelfde sector, dus met dezelfde heffingssystematiek, door het bestuur worden vrijgesteld van de reeds bestaande heffingsplicht. Een verzoek om vrijstelling of ontheffing wordt beoordeeld door het bestuur al dan niet na advies door een specifieke commissie. De totale begroting over het jaar 2005 sluit met een negatief saldo van ongeveer ,-. Al enkele jaren worden de reserves van het productschap afgebouwd naar de door de SER gewenste omvang, van tussen de 50 en 95 % van de jaarlast. Het negatieve resultaat in de functie Bestuur komt ten gunste van de algemene reserve, welke hierdoor aan het einde van het boekjaar 2,4 miljoen bedraagt. Dit is ruim 89 % van de jaarlast in de functie Bestuur over De hoogten van de heffingen zijn ten opzichte van het jaar 2004 gemiddeld met 2,5% verhoogd, met uitzondering voor de mosselen, forfaitaire waarden van schelpdieren en kweekvis. Middels artikelen 3b is een nieuwe heffingsgrondslag opgenomen. Verder is door wijziging van de artikelen 4, 5 en 6 de heffingswerking uitgebreid. De huishoudelijke heffingen op grond van de onderhavige verordening zijn op de begroting verdeeld over de functies Markt, Product, Arbeid en Algemeen Belang op grond van de toerekening van de kosten van activiteiten die niet mogen worden gefinancierd uit de opbrengst van de bestemmingsheffingen. De resterende heffing is opgenomen onder de functie Bestuur. De begrote baten voor de huishoudelijke heffingen, zoals opgenomen in de Verordening begroting 2005 onder de functies Markt ( ,-), Product ( ,-), Arbeid ( ,-), Bestuur ( ,-) en Algemeen Belang ( ,-), 14 bedragen voor het jaar 2005 in totaal ,- 44

45 Artikel J (definities) hi artikel l zijn de definities van de in de Heffingsverordening gehanteerde begrippen opgenomen. Vanaf het heffingsjaar 2005 zijn een de volgende definities toegevoegd, gewijzigd en verwijderd in artikel l om enige onduidelijkheid bij toepassing van de verordening, welke in de praktijk was ontstaan, weg te nemen en om de wijzigingen in de heffingsgrondslagen voor het heffingsjaar 2005 nader vorm te kunnen geven: De definitie van het "Instellingsbesluit Productschap Vis" is opgenomen nu het productschap met ingang van 25 juni 2003 opnieuw is ingesteld bij Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit van 3 juni 2003, Staatsblad 2003, nr. 253). De definitie van het begrip "visserij" is opgenomen, zodat alle in het Instellingsbesluit Productschap Vis gehanteerde definities nu gelijkluidend in artikel l zijn opgenomen, teneinde een uniforme toepassing hiervan te waarborgen. De definities van de begrippen "trawier" en "kotter" zijn opgenomen teneinde een uniforme toepassing van de diverse heffingsgrondslagen van de onderhavige verordening te waarborgen. In de definitie wordt aangesloten bij de in Nederland gebruikelijke systematiek om de lengte over alles te meten en er geen meting tussen de loodlijnen plaatsvindt. Door de toevoeging van de definitie van "kweekvis" en de wijziging van artikel 5, waarbij de definitie van "pootvis" is gewijzigd en de definitie van "zoetwatervis" overbodig is geworden en is verwijderd, is ook de definitie van "zeevis" opnieuw gedefinieerd. Doordat het begrip zoetwatervis niet langer in artikel l wordt gedefinieerd, zijn de heffingsgrondslagen (artikel 3, eerste lid onder b, artikel 4 onder b en artikel 7, tweede lid) waarin hier naar wordt verwezen geherformuleerd. Tevens is de uitzondering voor "Strandschelpen" verwijderd, omdat deze definitie is verwijderd. De definitie van het begrip "basislijn" is opgenomen, omdat dit begrip in de nieuwe definitie van "zeevis" wordt gehanteerd. De definitie van "strandschelpen" is verwijderd, omdat dit begrip in de praktijk wordt gebruikt voor alle soorten spisuia. De heffing voor "Spisuia" (de soort Spisuia subtruncata of de soort Spisuia solidd) is al enige jaren gelijk aan de heffing voor de "Strandschelpen" (de overige soorten Spisuia Spp.), zodat de aparte heffingsgrondslagen en vaststelling van de forfaitaire waarden in artikel 9 geïntegreerd zijn in één heffingsgrondslag met één forfaitaire waarde voor alle soorten Spisuia Spp.. De definitie van "Mosselen" is gewijzigd, zodat ook hierin wordt verwezen naar de soort en niet meer alleen naar het geslacht zoals ook bij de overige definities van de diverse soorten tweekleppige weekdieren wordt gedaan. De definities van "Tarra" en "Productiegebied" zijn opgenomen, omdat in artikel 20, elfde lid, een restitutieregeling voor bijzondere gevallen is opgenomen. De definitie van "kleinhandelaar" is gewijzigd in verband met de uitbreiding van de heffingswerking van artikel 6. De definitie van "inkoopbedrag" is gewijzigd, omdat artikel loa vanaf het heffingsjaar 2005 is verwijderd. De definitie van het werkwoord "kopen"is opgenomen, omdat in alle heffingsgrondslagen het werkwoord "betrekken" is vervangen door het werkwoord "kopen". 45

46 In de definitie van 'zeevis' zijn mosselen, oesters, kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften (ensis) en nonnetjes uitgezonderd aangezien voor deze schelpdiersoorten apart een heffingsgrondslag in de Heffingsverordening is opgenomen. Deze schelpdiersoorten zijn afzonderlijk gedefinieerd in artikel l. In de definitie van 'vis' wordt onder 'puf en nest' verstaan: overtollige zeevis of afval van zeevis respectievelijk overtollige zoetwatervis of afval van zoetwatervis. Bij overtollige vis gaat het ook om doorgedraaide vis die bestemd is voor de verwerking tot vismeel of dierlijk voedsel. Waar in deze verordening wordt gesproken over het begrip "vis", of "zeevis", wordt mede verstaan alle vis of zeevis, waarbij aan boord van het vissersvaartuig een verwerking als koken, strippen, kaken, vriezen etc plaatsvindt. Onder "aanvoeren" wordt in deze verordening verstaan: het aan land brengen van vis. Hierin is bewust niet genoemd dat het aanlanden met een vaartuig dient te geschieden. Door het opnemen van deze definitie wordt duidelijker aangegeven dat bijvoorbeeld een ondernemer die bij het verzamelen van tweekleppige weekdieren geen gebruik maakt van een vaartuig maar wel de tweekleppige weekdieren (bijvoorbeeld kokkels) na het rapen aan wal brengt ook beschouwd wordt als aanvoerder. Deze verduidelijking is ook doorgevoerd in het tweede lid door de zinsnede 'voorzover dit geschiedt met een vaartuig'. Dit geldt zowel voor de definitie van "aanvoerder" als voor de definitie van "buitenlandse aanvoerder". Vanaf het heffingsjaar 2004 wordt het begrip oesters gedefinieerd. In de praktijk is bekend dat onder de platte oester wordt verstaan: schelpdieren van de soort Ostrea Spp.. Onder de creuse wordt verstaan: de soort Crassostrea Spp.. De platte oester en creuse zijn echter geen wetenschappelijke benamingen. De platte oester is wel bekend als handelsnaam van de soort Ostrea edulis. Voor de duidelijkheid, zijn de gehanteerde begrippen oester, platte oester en creuse gedefinieerd met behulp van hun wetenschappelijke benamingen. Bepaalde ondernemers kopen pootvis in voor de kweek. Om te voorkomen dat deze kwekers ten aanzien van dezelfde vis tweemaal worden belast, is reeds vanaf het heffingsjaar 2000 in artikel 5 van de Heffingsverordening opgenomen dat kweekvis uitgezonderd is van inkoopheffing. In de Heffingsverordening 2002 werd in de definitie van inkoopbedrag alleen gesproken over kweekvis. Met kweekvis wordt bedoeld pootvis; levende jonge vis, schaal- of schelpdieren die bestemd zijn voor de kweek. De definitie van "pootvis" is vanaf het heffingsjaar 2003 in artikel l van de verordening opgenomen. De heffingsplichtige activiteit voor kwekers is echter het kweken van de vissoorten paling, tilapia, tarbot, forel en meerval. Vanaf het heffingsjaar 2005 is de definitie van pootvis derhalve aangescherpt om enige onduidelijkheid bij toepassing van de onderhavige verordening, welke in de praktijk was ontstaan, volledig weg te nemen. In de definitie van pootvis is het begrip "kweekvis" opgenomen. Omdat in de definiëring van het begrip "kweekvis" de soorten forel, meerval, tilapia, paling en tarbot zijn genoemd, zijn de wetenschappelijke benamingen van deze heffingsplichtige soorten eveneens gedefinieerd in artikel l. De definitie van "kweker" is overbodig geworden doordat de definitie van "kweekvis" in artikel l is opgenomen en de heffingsgrondslag (artikel 3, eerste lid onder e) is geherformuleerd. Deze definitie is dan ook verwijderd uit artikel l. 46

47 Artikel 2 (verschuldigdheid van de heffingen) In artikel 2 is bepaald dat ondernemers waarvoor het Productschap Vis is ingesteld (als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Instellingsbesluit Productschap Vis) aan en ten behoeve van het productschap heffing zijn verschuldigd. Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Instellingsbesluit Productschap Vis en artikel 126, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie kan het bestuur van het productschap een heffing opleggen op een grondslag die het bestuur passend acht, waarbij het tarief voor verschillende groepen in de heffingsverordening aangewezen ondernemers verschillend kan zijn. Tevens is in dit artikel bepaald dat boven of in de plaats van een zodanige heffing, een bedrag kan worden geheven dat voor alle ondernemingen of groepen daarvan gelijk is. In de onderhavige verordening is gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, zodat voor verschillende groepen ondernemers een specifieke heffingsgrondslag is vastgesteld met een daarvoor berekend specifiek tarief (variërend van vaste jaarlijkse bedragen en forfaitaire waarden tot variabele bedragen door berekening van een percentage of promillage). De tarieven en de wijze van berekening zijn in de artikelen 3 tot en met 10 opgenomen. Artikel 3 (kweek- en aanvoerheffing) hi artikel 3 zijn de heffingsgrondslagen voor de aanvoerders van zeevis, zoetwatervis (vis verkregen door uitoefening van de binnenvisserij), schelpdieren (exclusief oesters vanwege de aparte heffingsgrondslagen in artikel 4a voor deze soort) en de kwekers van kweekvis opgenomen. Bij de bepaling van de waarde van de met een trawier aangevoerde zeevis, als bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel a (2 ), wordt vanaf het heffingsjaar 2000 het deel van de aangevoerde zeevis, dat fysiek niet in Nederland komt, buiten beschouwing gelaten. Vanaf het heffingsjaar 2005 is in artikel 3, eerste lid onderdeel c, het onderscheid bij de heffing voor de handkokkelvissers en de mechanische kokkelvissers opgeheven en zijn 5 nieuwe onderdelen geformuleerd. De Commissie aanvoeraangelegenheden, de Kokkeladviescommissie en het bestuur hebben besloten dat de sterke afhankelijkheid van de inkomsten uit de schelpdiersector met de aangevoerde hoeveelheid schelpdieren, moet worden verminderd en dat de heffingsystematiek voor de schelpdiersector zo veel mogelijk uniform moet zijn. Hierbij is het wenselijk dat het productschap elk jaar een vast bedrag binnenkrijgt dat meer dan de helft van de jaarlijkse lasten dekt. Daarom zal de systematiek voor de bestemmingsheffingen) en de huishoudelijke heffing worden aangepast conform het model dat ook al in de oestersector en de kokkelsector (voor de bestemmingsheffingen) wordt gebruikt. Hierbij wordt per vergunning een vast jaarlijks bedrag geheven en een (variabel) bedrag gebaseerd op de aanvoerwaarde. Met dit model draagt de hele sector bij aan het collectieve belang en dragen diegenen die meer gebruik maken van hun vangstrechten, relatief meer bij. Derhalve zijn de schelpdiervissers het vaste deel (onderdelen 2. tot en met 5.) in het kalenderjaar 2005 in ieder geval verschuldigd, ongeacht of zij daadwerkelijk de visserij hebben uitgeoefend. Ook voor de handkokkelvisserij wordt inmiddels invulling gegeven aan het Europees verplichte sanitaire monitoringsprogramma in de Waddenzee en de Oosterschelde. Voor de handkokkelsector is derhalve vanaf het heffingsjaar 2005 ook een bestemmingsheffing onderzoekfonds aanvoersector ingesteld conform de systematiek voor de schelpdiersector. 47

48 Besloten is om deze systematiek ook in de huishoudelijke heffing voor de handkokkelvissers toe te passen, zodat de gehele schelpdiersector onder dezelfde systematiek valt en er tussen de huishoudelijke heffing en bestemmingsheffingen geen verschillen meer zijn die tot onnodige extra administratieve lasten leiden. In 2004 zijn de activiteiten voor de schelpdiervisserij in de Noordzee toegenomen ten opzichte van eerdere jaren. Deze extra personele lasten zijn nu ook doorvertaald in een verhoging van de huishoudelijke heffing De wijziging van artikel 3, eerste lid onderdeel c, resulteert in een lichte verhoging van de administratieve lasten voor de schelpdiersector. De administratieve lasten (jaarlijks invullen van een opgavenformulier en betaling van voorschotten) zullen echter gering zijn en wegen niet op tegen de voordelen van zowel vaste inkomsten uit de huishoudelijke en bestemmingsheffingen als een evenredige bijdrage voor bedrijven die meer of minder actief zijn en een efficiënte uniforme wijze van inning voor de schelpdiersector. Op grond van artikel 3, eerste lid onderdeel e, waren tot en met het heffingsjaar 2002 alleen de kwekers van forel, meerval en paling een heffing verschuldigd aan het productschap. Inmiddels worden ook andere soorten vissen (tarbot en tilapia) gekweekt. Op grond van artikel 3, eerste lid onderdeel e, zijn vanaf het heffingsjaar 2003 ook de kwekers van tarbot en tilapia ten behoeve van productiedoeleinden gericht op menselijke consumptie, een huishoudelijke heffing verschuldigd aan het productschap. De heffing voor de viskweker wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid gekocht visvoer. Aangezien de waarde van de soorten kweekvis verschillen is de hoogte van de heffing per vissoort verschillend vastgesteld. Artikel 3a (afslagheffing) Veilingen van vis en visproducten zijn op grond van artikel 3, tweede lid onderdeel c, van het Instellingsbesluit Productschap Vis ook een onderneming waarvoor het productschap is ingesteld. Artikel 3b (administratieheffing) Vanaf het heffingsjaar 2005 is een nieuwe heffingsgrondslag opgenomen voor ondernemers die gevraagde gegevens die hem krachtens de Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000 ten behoeve van de onderhavige verordening en/of bij of krachtens deze verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekken. Naast de heffingen die de ondernemer op grond van de overige bepalingen van de onderhavige verordening is verschuldigd, wordt de heffing in dat geval verhoogd met een administratieve heffing van 110,- ter dekking van extra door het productschap verrichte werkzaamheden. Met het instellen van een administratieheffing wordt tevens beoogd ondernemers te stimuleren om tijdig de correcte gevraagde gegevens te verstrekken. In de huidige praktijk worden in veel gevallen namelijk onnodig extra veel werkzaamheden door het productschap verricht. Artikel 4 (aankoopheffïng) In artikel 4 zijn de heffingsgrondslagen opgenomen voor de ondernemers die zeevis, zoetwatervis (vis verkregen door uitoefening van de binnenvisserij) en schelpdieren (exclusief oesters) kopen van een aanvoerder. Vanaf het heffingsjaar 1999 is opgenomen dat alleen de aankoop van zeevis, die fysiek Nederland binnenkomt, van een aanvoerder onderhevig is aan heffing. 48

49 Vanaf het heffingsjaar 2005 is opgenomen onder a, dat de ondernemer die zeevis koopt van een Nederlandse aanvoerder of van een buitenlandse aanvoerder de aankoopheffing verschuldigd is. Zonder de uitbreiding van deze heffingswerking moet de ondernemer die zeevis koopt, welke is aangevoerd met een in het buitenland geregistreerd vissersvaartuig, inkoopheffing als bedoeld in artikel 5 betalen. Ten opzichte van het heffingsjaar 2004 betaalt de betreffende ondernemer minder heffing, omdat de aankoopheffing lager is dan de inkoopheffing. Tevens is onder e de aankoop van kweekvis van een kweker opgenomen, zodat ook voor deze activiteit aankoopheffing in plaats van inkoopheffing verschuldigd is. Dientengevolge is in artikel 7 een vijfde lid toegevoegd en is in artikel 10, eerste lid, de verwijzing naar artikel 4 onder e toegevoegd. Artikel 4a (heffing oesters en creuses) In overleg met de oestersector is in 1989 gekozen voor de in artikel 4a opgenomen heffingsgrondslag van een bepaald promillage over de omzet van platte oesters en creuses vanaf het heffingsjaar De omzet wordt bepaald middels de vermelde formule, waarbij wordt uitgegaan van een forfaitair bedrag. Van het aantal platte oesters dat door een ondernemer in het afgelopen oesterseizoen is verkocht wordt afgetrokken het aantal platte oesters dat hij in dat zelfde oesterseizoen heeft ingekocht in het buitenland en het aantal platte oesters waarvan hij kan aantonen dat hij deze heeft gekocht van een collega-handelaar. Het resterende aantal platte oesters wordt vermenigvuldigd met een forfaitair bedrag. Dit forfaitair bedrag wordt jaarlijks door het bestuur van het productschap vastgesteld. Aldus wordt de jaarlijkse forfaitaire omzet in platte oesters bepaald. Voor de berekening van de omzet in creuses geldt hetzelfde systeem. Van het totaal aantal creuses, dat de oesterhandelaar in het afgelopen oesterseizoen heeft verhandeld wordt afgetrokken het aantal creuses waarvan hij kan aantonen, dat hij deze van een collega-handelaar heeft gekocht in hetzelfde oesterseizoen. Er vindt geen inkoop van creuses plaats in het buitenland. Om die reden hoeft met de inkoop-aftrek geen rekening te worden gehouden. Het resterende aantal creuses wordt vermenigvuldigd met een forfaitair bedrag. Aldus wordt de jaarlijkse forfaitaire omzet aan creuses vastgesteld. Elk jaar stelt het bestuur van het productschap het forfaitaire bedrag vast in verband met de forfaitaire omzet aan platte oesters en de forfaitaire omzet in creuses. Het gaat hier om twee verschillende forfaitaire bedragen. Waar gesproken wordt over het afgelopen seizoen, wordt in de onderhavige verordening bedoeld het kalenderjaar Artikel 5 (inkoopheffing) In dit artikel zijn in het eerste en tweede lid de heffingsgrondslag met bijbehorende heffingshoogten opgenomen voor de heffing voor een ondernemer over de inkoop. De heffing over de inkoop geldt voor alle bedrijven die vis inkopen voor be- of verwerking of vis en visproducten inkopen voor verdere verhandeling. De heffing heeft geen betrekking op de inkoop van pootvis, kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, nonnetjes en oesters. De hoogte van de heffing is afhankelijk van de omvang van de inkopen, middels twee tariefklassen, ledere inkoop van een ondernemer is in beginsel onderhevig aan de heffing op grond van artikel 5. Bij een inkoopbedrag onder de ,- is de heffing 0,96 promille over het inkoopbedrag. Alle inkopen daarboven zijn belast met 0,72 promille. In artikel 5, tweede lid, zijn alleen de promillages verhoogd. 49

50 De aankoopheffing blijft als zelfstandige heffing bestaan, maar de heffing over de aankoop, als bedoeld in artikel 4 mag, indien het dezelfde heffingsplichtige betreft, in mindering worden gebracht op de heffing over de inkoop teneinde te voorkomen dat een ondernemer een dubbele heffing betaalt (artikel 5, zesde lid). In artikel 5, zevende lid, is de bepaling opgenomen dat het in- of aankoopbedrag waarover reeds eerder heffing is betaald buiten beschouwing worden gelaten. Bij in- of aankoop via een Nederlandse afslag of van een andere Nederlandse onderneming waarvoor het productschap is ingesteld, zal de heffing eerder in de kolom worden opgelegd en vindt vrijstelling plaats bij de latere koper. De bewijslast, dat reeds eerder heffing over de inkoop van bepaalde vis en visproducten is betaald, berust bij degene die heffingsplichtig is (artikel 5, achtste lid). Bij de bepaling van het inkoopbedrag in artikel 5, wordt het deel van de inkoop, dat fysiek niet in Nederland komt, erbuiten gelaten. Situaties waarbij vis niet fysiek in Nederland komt zijn onder andere: a. vis die wordt aangeland met een Nederlands vissersvaartuig in een buitenlandse haven en vervolgens niet in Nederland wordt afgezet; b. vis die door een Nederlandse importeur wordt gekocht in een derde land en vervolgens in Nederland in entrepot of transito wordt opgeslagen, waarbij de goederen niet fysiek Nederland binnenkomen. Indien vis of visproducten worden ingeklaard, zijn zij fysiek in Nederland binnengekomen. Li artikel 5 is vanaf het heffingsjaar 2003 een nieuwe heffingsgrondslag opgenomen voor mosselen. Het productschap maakt steeds meer kosten die samenhangen met de inkoop van mosselen en/of uit mosselen verkregen producten. De mosseladviescommissie heeft daarom positief geadviseerd om ook een heffing op te leggen wegens de inkoop van mosselen. In aansluiting hierop is in artikel l in de definitie van inkoopbedrag en in artikel 5, vierde lid, de uitzondering van mosselen verwijderd. De ondernemer die levende mosselen inkoopt is op grond van artikel 5, vijfde lid, per losgestorte mosselton een heffing verschuldigd van 0,10, met uitzondering van de losgestorte mosseltonnen waarover reeds een heffing op grond van artikel 4, onder d, is betaald. De ondernemer die mosselen of uit mosselen verkregen producten be- of verwerkt, is op grond van artikel 5, vierde lid, een heffing verschuldigd. Tot en met het heffingsjaar 2002 waren mosselen uitgezonderd in de definitie van inkoopbedrag en de formulering van artikel 5. In aansluiting hierop is besloten om vanaf het heffingsjaar 2005 ook de uitzonderingen voor kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, nonnetjes, oesters en vis verkregen door uitoefening van de binnenvisserij in Nederland te laten vervallen. Deze uitzonderingen zijn ooit gemaakt vanwege de geringe kosten die het productschap kan toerekenen aan deze sectoren en de geringe omvang van de bedrijfsactiviteiten van ondernemingen. Aangezien dit nu niet meer het geval is, is besloten om alleen nog de inkoop van pootvis uit te zonderen van de heffingswerking van artikel 5. Artikel 6 (heffing kleinhandel) In artikel 6 is de heffingsgrondslag opgenomen voor de ondernemer (kleinhandelaar) die zijn bedrijf maakt van het verkopen van vis en/of visproducten aan consumenten (particulieren, instellingen, horeca, etc.) 50

51 Vanaf het heffingsjaar 1996 is de bepaling, dat ambulante verkooppunten van één kleinhandelaar ongeacht het aantal wordt aangemerkt als één verkooppunt, geschrapt. Hiermee is een bevoordeling van de ambulante kleinhandelaar ten opzichte van de niet ambulante kleinhandelaar ongedaan gemaakt. Een ondernemer met meerdere viswinkels moest voor elke winkel heffing betalen terwijl een ambulante handelaar die bijvoorbeeld meerdere visverkoopwagens in bedrijf had tot 1996 slechts voor één verkooppunt heffing verschuldigd was. Dit betekent overigens niet dat een ambulante handelaar die met één verkoopwagen of viskraam gedurende het jaar op verschillende locaties staat evenzoveel maal het heffingstarief verschuldigd is. Het komt er op neer dat de heffing verschuldigd is per verkooppunt (bijvoorbeeld een viswinkel, viskraam of visverkoopwagen) per kalenderjaar ongeacht het aantal plaatsen waar het (ambulante) verkooppunt wordt neergezet. Vanaf het heffingsjaar 2005 is de definitie van kleinhandelaar gewijzigd. Besloten is om de heffingswerking uit te breiden naar ondernemingen die op grond van de onderhavige verordening zowel andere heffingsplichtige activiteiten verrichten als beschikken over een verkooppunt voor het verkopen van vis en/of visproducten aan consumenten. Deze ondernemingen zijn nu heffing verschuldigd voor alle diverse heffingsplichtige activiteiten, waaronder de directe verkoop aan consumenten. Artikel 7 (aanvoerheffïng en aankoopheffing) Vanaf het heffingsjaar 1990 is de aanvoerder van vis, kweekvis of schelpdieren in bepaalde gevallen naast de zogenaamde aanvoerheffïng als bedoeld in artikel 3, eerste lid,, tevens de zogenaamde aankoopheffing als bedoeld in artikel 4 verschuldigd. Deze bepaling gold reeds voor die gevallen waarin de aanvoerder de door hem aangevoerde vis tijdens het afslaan op de afslag terugneemt dan wel niet binnen drie dagen verhandelt. In 1990 is deze bepaling uitgebreid naar die gevallen waarin de aanvoerder de door hem aangevoerde vis zonder tussenkomst van een afslag verhandelt. Vanaf het heffingsjaar 2005 is bepaald dat alleen de met een trawier aangevoerde zeevis onder artikel 7, eerste lid valt. Het uitoefenen van de garnalenvisserij en de spanvisserij is hiermee niet langer een activiteit waarvoor zowel aanvoer- als aankoopheffing is verschuldigd. Bij het invoeren van een specifieke heffingsplicht voor mosselen, kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften en nonnetjes is voor deze schelpdiersoorten in artikel 7 een vergelijkbare regeling opgenomen. Artikel 8 (vaststelling van de waarde van de aangevoerde vis) In artikel 8 wordt bepaald dat voor de waarde van de aangevoerde vis voor het opleggen van de verschuldigde heffingen op grond van artikel 3 wordt uitgegaan van een percentage van de besomming bij verkoop via de afslag en van het ontvangen aankoopbedrag bij verkoop buiten de afslag om. Artikel 9 (heffing kokkels, spisuia, zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes) Vanaf het heffingsjaar 1996 (kokkels en spisuia) en vanaf het heffingsjaar 1999 (zwaardscheden en mesheften en nonnetjes), wordt op verzoek van de schelpdiersector de waarde van de aangevoerde schelpdieren voor de berekening van de verschuldigde heffingen op grond van artikel 3, eerste lid onderdeel c (1 ) forfaitair vastgesteld. Het forfaitaire bedrag voor aangevoerde kokkels die niet gekookt zijn en die afkomstig zijn uit de Westerschelde is vanaf het heffingsjaar 2002 aangepast, omdat het 51

52 vleesgewicht van kokkels in de Westerschelde vanwege natuurlijke omstandigheden minder is dan het vleesgewicht van kokkels uit de overige Nederlandse kustwateren. Deze natuurlijke omstandigheden worden ook meegenomen bij het vaststellen van de heffingshoogten in de bestemmingsheffingverordening voor het onderzoekfonds aanvoersector. Artikel 10 (vaststelling van het aankoopbedrag) In artikel 10 wordt bepaald dat de door de ondernemer betaalde koopsom voor de van een aanvoerder gekochte vis geldt als het aankoopbedrag. Verder wordt bepaald dat voor de ondernemers die schelpdieren (exclusief mosselen en oesters) kopen van een aanvoerder, de op grond van artikel 9 vastgestelde forfaitaire waarde bij de berekening van de verschuldigde heffing op grond van artikel 4 als aankoopbedrag geldt. Artikelen 11 en 12 (verstrekken van gegevens) De verplichting om gegevens te verstrekken voor de vaststelling van de heffing is van toepassing op alle ondernemers. Vanaf het heffingsjaar 1999 is het begrip accountant gepreciseerd door te verwijzen naar de desbetreffende artikelen van het Burgerlijk Wetboek. In artikel 12 is sinds 1996 een algemene regeling opgenomen voor het zogenoemd ambtshalve vaststellen van de heffing. Op basis van deze bepaling is de voorzitter bevoegd waarden, aankoopbedragen, hoeveelheden of aantallen te schatten en op basis daarvan de verschuldigde heffing te berekenen. Deze bepaling wordt alleen toegepast indien een ondernemer de gevraagde gegevens niet of niet volledig aan het productschap heeft verstrekt binnen de gestelde termijn. Vanaf het heffingsjaar 2005 zijn de artikelen 11 en 12 marginaal gewijzigd teneinde de volledige administratieve procedure correct weer te geven. Artikel 13 (mandatering afslagen) Indien vis door tussenkomst van een afslag is verhandeld, geschiedt betaling van de verschuldigde heffing onmiddellijk na de verkoop. Inning van de verschuldigde heffing geschiedt door de afslagadministratie ten behoeve van het Productschap Vis door middel van inhouding op de op de afslag gemaakte brutobesomming respectievelijk door middel van verrekening met het betaalde aankoopbedrag. Middels artikel 13 heeft het bestuur van het Productschap Vis de afslagadministraties derhalve gemandateerd voor de inning van de verschuldigde heffingen aan het Productschap Vis. Artikelen 14,15,16,17 en 18 (regeling betreffende de betaling) Vanaf het heffingsjaar 1996 is de betalingstermijn aangepast aan de huidige praktijk en verlengd van veertien naar dertig dagen. Een uitzondering hierop is de betalingstermijn voor nagevorderde bedragen. In artikel 18 is deze termijn gehandhaafd op veertien dagen. Navordering vindt plaats nadat de ondernemer in eerste instantie onjuiste gegevens heeft verstrekt. Met ingang van het heffingsjaar 2002 is bepaald, dat vooruitlopend op de opgave als bedoeld in artikel 11, alle ondernemers één of meerdere voorschotbedragen in rekening worden gebracht. De voorschotbedragen worden verrekend met de definitieve heffing(en), waarbij een eventueel teveel betaald bedrag wordt gerestitueerd. 52

53 Artikel 19 (bescherming gegevens) De gegevens die door een ondernemer direct of indirect aan het productschap worden verstrekt, vallen onder de Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000, waarin de bescherming van ter kennis van het productschap gekomen gegevens is geregeld. Artikel 20 (uitvoeringsbepalingen en mandatering voorzitter van het productschap) Artikel 20, eerste lid In artikel 20 wordt de voorzitter van het productschap door het bestuur van het productschap gemandateerd om zorg te dragen voor de uitvoering van de bepalingen van de heffingsverordening. In artikel 20 zijn hiervoor een aantal eisen en beperkingen opgenomen. Artikel 20, tweede lid onder a 1 De ondernemers die deze heffing verschuldigd zijn en verzocht worden om gegevens te verstrekken worden bepaald aan de hand van: - lijsten van de vergunninghouders van diverse visserijactiviteiten van de bevoegde overheidslichamen, welke verstrekt zijn aan het productschap; - de eigen administratieve gegevens van het productschap. Artikel 20, tweede lid onder a 2 De kleinhandelaren (detaillisten) ontvangen vanuit het productschap jaarlijks een vaste heffing. De ondernemers die deze heffing verschuldigd zijn worden mede bepaald aan de hand van de gegevens van de Kamers van Koophandel en de eigen administratieve gegevens van het productschap van de ondernemers. Artikel 20, tweede lid onder b 1 Ondernemers dienen zelf aan het productschap de juiste gegevens van de onderneming te verstrekken als de door het productschap gebruikte gegevens niet correct zijn. Artikel 20, tweede lid onder b 4 Met vrijstellingen wordt bedoeld de in de verordening zelf opgenomen regels, houdende bepalingen voor ondernemers welke activiteiten heffmgsplichtig zijn en in geval van een combinatie van activiteiten; welke activiteiten in dat geval wel of niet heffingsplichtig zijn. Tevens wordt bedoeld de toepassing van maximumbedragen die in de verordening zijn opgenomen of de drempel van 10,-, voor het heffingsjaar 2005 als bedoeld in artikel 20, negende lid. Artikel 20, derde lid De voorzitter is bevoegd om ondernemers uitstel te verlenen voor het indienen van hun opgavenformulier of ander gevraagde gegevens. Indien bijzondere omstandigheden ten grondslag blijken te liggen aan het niet tijdig of onjuist verstrekken van gegevens door een ondernemer, kan de voorzitter besluiten om de administratieheffing, als bedoeld in artikel 3b, niet op te leggen. Artikel 20, vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid De voorzitter is belast met het opleggen en innen van de voorschotten en de heffingen, zodat de voorzitter ook belast wordt met het beslissen op bezwaarschriften om de krachtens de Algemene wet bestuursrecht vereiste heroverweging van het besluit te waarborgen. In aansluiting hierop is de voorzitter tevens bevoegd om te beslissen op een verzoek om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bevoegde administratieve rechter, zoals bedoeld in artikel 7: l a van de Algemene wet bestuursrecht. 53

54 Indien naar de beoordeling van de voorzitter de af- of heroverweging van het bestuur is vereist, dient het bestuur eerst een beleidsbeslissing te nemen alvorens de voorzitter kan beslissen op het bezwaarschrift of verzoek om rechtstreeks beroep. Het opleggen van een definitieve (ambtshalve) heffing is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Het instellen van een bezwaar- of beroepschrift heeft geen schorsende werking van besluiten tot gevolg, zodat de voorzitter belast is met het beslissen op verzoeken om uitstel van de plicht tot betaling van de door de ondernemer verschuldigde heffing. De voorzitter kan in bijzondere omstandigheden het verzoek toewijzen. In aansluiting hierop is de voorzitter tevens bevoegd om te beslissen op een verzoek om vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzitter heeft op grond van artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie de bevoegdheid verschuldigde heffingen, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel in te vorderen. Artikel 20, negende lid Gelet op de uitvoeringskosten bij de oplegging en inning van heffingen, hoeft de voorzitter ondernemers geen heffing op te leggen als de door de ondernemer verschuldigde heffing(en) in het gehele heffingsjaar in totaal lager is dan 10,-. Artikel 20, tiende lid Afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht bevat bepalingen ten aanzien van het verkeer tussen burgers en bestuursorganen langs elektronische weg. De voorzitter is belast met de uitvoering en toepassing van het bepaalde in afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht voor het elektronisch verkeer tussen ondernemers en het productschap met betrekking tot de heffingen. De voorzitter is belast met het openstellen van de mogelijkheid en bekendmaken van de wijze waarop en de eisen waaraan het gebruik van de elektronische weg moet voldoen. Artikel 20, elfde lid In bijzondere gevallen kan het voor een handelaar wenselijk zijn om mosselen die gestort zijn op een productiegebied of verwaterperceel over te brengen naar een ander kweekperceel. Tot voor kort werd dit soms gedaan aan het eind van het mosselseizoen. De betaalde heffingen konden alsdan verrekend worden middels de regeling "oude handelsvoorraad". Omdat nu wordt gesproken over een doorlopend seizoen en er dus formeel geen "oude handelsvoorraad" meer is, is besloten deze regeling te laten vervallen en in de Heffingsverordening zelf deze mogelijkheid op te nemen. Het is wenselijk vast te leggen hoe te handelen wanneer een handelaar mosselen van een verwaterperceel naar een kweekperceel terug brengt, zodat in het tiende lid een aantal (niet limitatief opgesomde) voorwaarden is opgenomen. Deze procedure betekent dat over de partij die weer opnieuw wordt aangevoerd op de veiling de normale heffingen en private vergoedingen en bijdragen moeten worden betaald en dat dan geen verrekening meer hoeft plaats te vinden. De voorzitter is namens het bestuur bevoegd om te beslissen op een verzoek om restitutie. Afhankelijk van de bijzondere omstandigheden per geval kan restitutie plaatsvinden. Indien het vermoeden bestaat dat een ondernemer probeert zijn heffingsplicht te ontduiken kan de voorzitter aanvullende informatie opvragen, nader onderzoek instellen en/of het verzoek om restitutie afwijzen. 54

55 Artikel 20, twaalfde lid De voorzitter is namens het bestuur om kleinhandelaren een gedeeltelijke vrijstelling van de heffingsplicht te verlenen als de ondernemer kan aantonen dat het verkooppunt minder dan l kwartaal of l dag per week open is (geweest) of dat de totaal verschuldigde heffing hoger is dan l % van de omzet. Met omzet wordt overigens niet de netto- of bruto-winst van het verkooppunt bedoeld. Deze vrijstelling wordt sinds 2003 door de voorzitter in een klein aantal gevallen verleend aan kleinhandelaren bij de afhandeling van bezwaarschriften tegen de hoogte van de verschuldigde heffing. De toepasselijke criteria om hiervoor in aanmerking te komen zijn derhalve nu limitatief in de onderhavige verordening opgenomen. Artikel 21 (technische bepalingen) In artikel 21 is bepaald dat de Heffingsverordening geldt voor het kalenderjaar 2004 en dat de Heffingsverordening 2004 de Heffingsverordening 2003 vervangt, behoudens ten aanzien van de reeds verschuldigde heffingsbedragen. Indien de verkoop en aankoop via de visafslag heeft plaatsgevonden, worden de verschuldigde heffing direct door de afslagadministraties ingehouden en afgedragen aan het productschap. De verschuldigde heffingen die worden berekend aan de hand van een opgavenformulier worden niet in het kalenderjaar zelf van de toepasselijke Heffingsverordening opgelegd, maar in het daaropvolgende heffingsjaar. Door de verplichting om op grond van artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie de heffingsverordeningen jaarlijks vast te stellen, is het noodzakelijk om in artikel 21 op te nemen dat de reeds op grond van de vorige Heffingsverordening verschuldigde heffingen, maar nog niet geïnde heffingen, verschuldigd blijven. Rijswijk, 28 oktober 2004 P.J.H.M. Loonen voorzitter G.J. van Balsfoort secretaris Productschap Zuivel PZ 18 Zuivelverordening Administratieve heffing 2005 Verordening van het Productschap Zuivel van 10 november 2004, houdende vaststelling van de administratieve heffing voor het jaar 2005 (Zuivelverordening Administratieve heffing 2005) Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 7 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel; Besluit: Artikel 1 In deze verordening wordt gebezigd de terminologie van de Zuivelverordening 2003, Administratieve bepalingen en wordt voorts dan wel in afwijking daarvan verstaan onder: 55

56 melk melkveehouder ontvanger van melk : in Nederland gewonnen melk van runderen; : de ondernemer die bedrijfsmatig melkkoeien houdt; : de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melk ontvangt van een of meer melkveehouders. Artikel 2 1. Ontvangers van melk zijn ten behoeve van de huishoudelijke uitgaven van het productschap aan het productschap over de door hen ontvangen hoeveelheden melk een heffing verschuldigd van 0,06 per 100 kg melk. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 zijn ontvangers van melk de daar vermelde heffing niet verschuldigd over de hoeveelheden door hen ontvangen melk, waarvan zij ten genoegen van het productschap aantonen, dat daarover die heffing reeds aan het productschap is betaald. Artikel 3 Ondernemers van zuivelfabrieken en boerderijzuivelbereiders zijn over de hoeveelheden melk die op hun bedrijf zijn gewonnen en verwerkt in door hen geproduceerde en afgeleverde hoeveelheden boter, consumptiemelk, consumptiemelkproducten, kaas of andere producten ten behoeve van de huishoudelijke uitgaven van het productschap aan het productschap een heffing verschuldigd van 0,03 per 100 kg melk. Artikel 4 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2005, treedt zij in werking met ingang van de dag na de dagtekening van dat Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 januari Artikel 5 Deze verordening wordt aangehaald als Zuivelverordening Administratieve heffing Ermelo, 10 november 2004 G.A. Koopstra voorzitter F. Beekman secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december TOELICHTING Algemeen De administratieve heffing van het productschap voor de koemelksector is een heffing verschuldigd door de ontvangers van melk (zuivelfabrieken en handelaren in melk) van 0,06 per 100 kg melk over de door hen ontvangen melk. De Nederlandse zuivelsector telt ca. 30 ontvangers van melk. Een administratieve heffing is ook verschuldigd over melk die door boerderijzuivelbereiders en kleinschalige zuivelfabrieken op het bedrijf wordt gewonnen en verwerkt in door hen geproduceerde en afgeleverde boter, consumptiemelk, consumptiemelkproducten, kaas of andere producten. Het gaat hierbij om ca. 500 bedrijven. De opbrengst van de administratieve heffing dient ter financiering van de bestuurs- en apparaatskosten van het productschap. Daarnaast worden uit de opbrengst op verschillende terreinen enkele subsidies van sectoraal belang verstrekt. 56

57 Het tarief van de heffing is ten opzichte van 2004 ongewijzigd. De opbrengst wordt voor 2005 begroot op De administratieve heffing is in de begroting van het productschap opgenomen onder de hoofdfuncties: bestuur en algemeen, markt, product en dienst en arbeid. Het gaat hier om een heffingsverordening waarvan de uitvoerings- en handhavingsaspecten geheel voor rekening van het productschap komen. Er worden geen lasten gelegd op andere overheden. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 De heffing wordt uitsluitend opgelegd over in Nederland geproduceerde hoeveelheden koemelk. Artikel 2 Lid 1 Aan ontvangers van melk wordt een heffing opgelegd over de door hen ontvangen hoeveelheden melk. De hoogte van de heffing bedraagt 0,06 per 100 kg melk. Lid 2 Teneinde dubbele heffing in de verschillende stadia van verwerking te voorkomen zijn de ontvangers van melk geen heffing verschuldigd indien wordt aangetoond dat de heffing reeds is betaald. Artikel 3 De heffing is tevens verschuldigd over melk die door boerderijzuivelbereiders en kleinschalige zuivelfabrieken op hun bedrijf is gewonnen en wordt verwerkt tot boter, consumptiemelk, consumptiemelkproducten, kaas en andere producten. De grondslag voor de heffing is de hoeveelheid verwerkte melk. Artikel 4 Aan de verordening wordt terugwerkende kracht verleend aangezien in de praktijk de inwerkingtreding na 1 januari plaatsvindt. Van de betrokkenen kan, mede vanwege het feit dat het een doorlopende heffing betreft die jaarlijks worden vastgesteld en over de op te leggen heffingen door middel van circulaires tijdig is gecommuniceerd, redelijkerwijs worden gevraagd dat zij vanaf 1 januari 2005 rekening moeten houden met de regelgeving. Ermelo, l O november 2004 G.A. Koopstra voorzitter F. Beekman secretaris PZ 19 Zuivelverordening Administratieve heffingen geitenmelksector 2005 Verordening van het Productschap Zuivel van 10 november 2004, houdende vaststelling van de administratieve heffingen voor de geitenmelksector het jaar 2005 (Zuivelverordening Administratieve heffingen geitenmelksector 2005) Het bestuur van het Productschap Zuivel; Gelet op artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 7 van het Instellingsbesluit Productschap Zuivel; Besluit: Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: 57

58 melk melkgeitenhouder ontvanger van melk in Nederland gewonnen melk van geiten; de ondernemer die bedrijfsmatig melkgeiten houdt; de natuurlijke of rechtspersoon die bedrijfsmatig melk ontvangt van één of meer melkgeitenhouders. Artikel 2 Melkgeitenhouders zijn aan het productschap over de door hen aan een ontvanger van melk afgeleverde hoeveelheid melk een heffing verschuldigd van 0,01 per 100 kg melk. Artikel 3 1. Ontvangers van melk zijn aan het productschap over de door hen ontvangen hoeveelheden melk een heffing verschuldigd van 0,02 per 100 kg melk. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 zijn ontvangers van melk a. de daar vermelde heffing niet verschuldigd over de hoeveelheden door hen ontvangen melk, waarvan zij ten genoegen van het productschap aantonen, dat daarover die heffing reeds aan het productschap is betaald; Artikel 4 b. slechts een heffing van 0,01 per 100 kg melk aan het productschap verschuldigd over de hoeveelheden melk, waarvan zij ten genoegen van het productschap aantonen dat daarover de in artikel 2 bedoelde heffing is betaald. Ondernemers van zuivelfabrieken en boerderijzuivelbereiders zijn over de door hen gewonnen en tot melkproducten verwerkte melk een heffing verschuldigd van 0,02 per 100 kg melk. Artikel 5 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2005, treedt zij in werking met ingang van de dag na de dagtekening van dat Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 januari Artikel 6 Deze verordening wordt aangehaald als Zuivelverordening Administratieve heffingen geitenmelksector Ermelo, 10 november 2004 G.A. Koopstra voorzitter F. Beekman secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december

59 TOELICHTING Algemeen De administratieve heffingen van het productschap voor de geitenmelksector bestaan uit een heffing verschuldigd door melkgeitenhouders van 0,01 per 100 kg melk over de door hen aan ontvangers van melk afgeleverde melk en een heffing verschuldigd door ontvangers van melk van 0,01 per 100 kg melk over de door hen ontvangen melk. De Nederlandse geitenmelksector telt ca. 300 melkgeitenhouders en ca. 10 ontvangers van melk die geitenmelk verwerken. Uit efficiency-overwegingen vindt de inning en afdracht aan het productschap van de heffing verschuldigd door melkgeitenhouders plaats door de ontvangers van melk. De opbrengst van de administratieve heffingen dient ter financiering van de bestuurs- en apparaatskosten van het productschap. De opbrengst wordt voor 2005 begroot op De administratieve heffingen zijn in de begroting van het productschap opgenomen onder de hoofdfunctie bestuur en algemeen. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 De heffing wordt uitsluitend opgelegd over de in Nederland geproduceerde hoeveelheden geitenmelk. Melkgeitenhouders zijn ondernemers die bedrijfsmatig geiten houden. Onder bedrijfsmatig wordt verstaan voor andere doeleinden dan voor eigen gebruik. Artikel 2 Aan melkgeitenhouders wordt een heffing opgelegd over de op hun bedrijf gewonnen en geleverde hoeveelheden melk. De hoogte van de heffing bedraagt 0,01 per 100 kg melk. Artikel 3 Lid1 Aan ontvangers van melk wordt een heffing opgelegd over de door hen ontvangen hoeveelheden melk. De hoogte van de heffing bedraagt 0,02 per 100 kg melk. Uit efficiency-overwegingen vindt de inning en afdracht aan het productschap van de heffing verschuldigd door melkgeitenhouders plaats door de ontvangers van melk. Lid 2 Teneinde dubbele heffing in de verschillende stadia van verwerking te voorkomen zijn de ontvangers van melk geen heffing verschuldigd indien wordt aangetoond dat de heffing reeds is betaald (artikel 3, lid 2, onder a), Indien de ontvangers van melk aantonen dat de heffing verschuldigd door intjikgeitenhouders is oeiaaia worat aeze herring op de door de ontvangers van melk af te dragen heffing in mindering gebracht (artikel 3, lid 2, onder b). Artikel 4 De heffing is tevens verschuldigd over melk die door melkgeitenhouders op hun bedrijf is gewonnen en wordt verwerkt tot melkproducten. De grondslag voor de heffing is de hoeveelheid verwerkte melk. Artikel 5 Aan de verordening wordt terugwerkende kracht verleend aangezien in de praktijk de inwerkingtreding na 1 januari plaatsvindt. Van de betrokkenen kan, mede vanwege het feit dat het een doorlopende heffing betreft die jaarlijks worden vastgesteld en over de op te leggen heffingen door middel van circulaires tijdig is gecommuniceerd, redelijkerwijs worden gevraagd dat zij vanaf 1 januari 2005 rekening moeten houden met de regelgeving. Ermelo, 10 november 2004 G.A. Koopstra voorzitter F. Beekman secretaris 59

60 Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel HBAG 5 Verordening HBAG financieringsheffing aardappelen jaar 2005 Verordening van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel van 10 november 2004, houdende regels ter zake van de aan de onder het HBAG ressorterende ondernemers die de groothandel en/of het bedrijf van tussenpersoon in pootaardappelen, consumptie en/of voeraardappelen uitoefenen op te leggen heffing voor het jaar 2005 (Verordening HBAG financieringsheffing aardappelen jaar 2005). Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel; Gelet op de artikelen 95 en 126, eerste en zesde lid van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de artikelen 3, eerste lid en tweede lid sub a, 5, 10, 11, en 13, eerste en derde lid van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel (Staatsblad 2002 nr. 155), in werking getreden met ingang van l januari 2003 (Staatsblad 2002 nr. 386); Gehoord de commissie pootaardappelen en de commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen; Besluit: l Begripsbepalingen Artikel l In deze verordening wordt overgenomen de terminologie van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel en wordt voorts verstaan onder: a) detailhandelaar in pootaardappelen: een ondernemer die pootaardappelen koopt en deze verkoopt aan in Nederland gevestigde aardappeltelers of andere verbruikers; b) tussenpersoon: een ondernemer die anders dan als makelaar het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen uitoefent; c) makelaar: een ondernemer die het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen uitoefent door daartoe beëdigd op order en op naam van derden tot wie hij niet in een vaste betrekking staat bemiddeling te verlenen bij het tot stand komen en het sluiten van overeenkomsten van koop- en verkoop van aardappelen; d) groothandelaar: een ondernemer die de groothandel in aardappelen uitoefent en in dat kader in Nederland aardappelen koopt en verkoopt; e) importeur: een ondernemer die de groothandel in aardappelen uitoefent en in dat kader aardappelen in het buitenland koopt en deze in Nederland verkoopt; f) exporteur: een ondernemer die de groothandel in aardappelen uitoefent en in dat kader aardappelen in Nederland koopt en deze in het buitenland verkoopt; g) pootaardappelen: aardappelen bestemd voor vermeerderingsdoeleinden; h) consumptieaardappelen: aardappelen bestemd voor menselijke consumptie of bestemd om te worden verwerkt tot produkten bestemd voor menselijke consumptie; i) voeraardappelen: aardappelen bestemd voor veevoer. 60

61 2 Heffing Artikel 2 De ondernemer is ten behoeve van de huishoudelijke uitgaven van respectievelijk de commissie pootaardappelen en de commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen voor elke hieronder sub a t/m f respectelijk sub g t/m l vermelde functie die hij op enig tijdstip in het kalenderjaar 2005 uitoefent aan het hoofdbedrijfschap verschuldigd het hieronder vermelde bedrag aan heffing over zijn omzet in de periode van l juli 2004 tot l juli 2005: a) detailhandelaar in pootaardappelen: Ijuli > omzet 2004/ ton: ton: ton: ton: heffing 55,- 140,- 210,- 280,- b) tussenpersoon in pootaardappelen en c) makelaar in pootaardappelen: > ton: ton: ton: 55,- 140,- 210,- d) groothandelaar in pootaardappelen: > ton: ton: ton: ton: ton: 55,- 140,- 210,- 350,- 490,- e) exporteur van pootaardappelen: O- 20 ton: 55,- > 20 ton: 140,- vermeerderd met 0,22 per ton f) importeur van pootaardappelen: > 20 ton: 500 ton: ton: ton: 55,- 140,-- 210,-- 280,-- g) tussenpersoon in consumptieaardappelen: > 20 ton: 500 ton: 500 ton: 50,- 100,-- 150,- h) makelaar in consumptieaardappelen: > 20 ton: 500 ton: ton: ton: ton: 50,- 100,- 150,- 200,- 250,- i) groothandelaar in consumptieaardappelen, en j) importeur van consumptieaardappelen: > 20 ton: 500 ton: ton: ton: ton: 50,- 200,- 300,- 350,- 450,- 61

62 k) exporteur van consumptieaardappelen: > 20 ton: 500 ton: ton: ton: ton: ton: ton: 50,- 200,- 400,- 700, , , ,- 1) handelaar in voeraardappelen: > 20 ton: 500 ton: 500 ton: 50,- 100,- 150,- Artikel 3 1. Aan de ondernemer die ter zake van de uitoefening van een of meer van de in het eerste lid van artikel 2 vermelde functies: a) hetzij al dan niet rechtstreeks lid is van een organisatie van ondernemers die een of meer leden in het bestuur van het hoofdbedrijfschap heeft benoemd, b) hetzij al dan niet rechtstreeks lid is van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: l e krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot tenminste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het hoofdbedrijfschap een taak heeft te vervullen, 2 e voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de onderdelen l tot en met 5 van paragraaf II, onder A, van de Richtlijnen representativiteit organisaties, zijnde de Richtlijnen voor de beoordeling van de representativiteit van organisaties van ondernemers en van werknemers, te hanteren door de Sociaal- Economische Raad en zijn commissies in het kader van de vervulling van de hun al dan niet bij of krachtens de wet opgedragen adviserende of beslissende taken ter zake van de samenstelling van publiekrechtelijke colleges, zoals vastgesteld bij besluit van de Sociaal-Economische Raad van 15 december 1995, dan wel een verordening van die raad strekkende tot intrekking en vervanging van de Richtlijnen, 3 e tot de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, 4 e met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studie of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en 5 e haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties landelijk ontplooit, wordt een aftrek op de in artikel 2 genoemde heffing toegestaan van 50% van de contributie welke hij aan die organisatie ter zake van elk van die ondernemingen vóór 15 augustus van het betreffende kalenderjaar heeft voldaan, doch tot ten hoogste de helft van het bedrag van de heffing. 2. Aan de ondernemers als in het eerste lid, onder b bedoeld wordt de aftrek slechts toegestaan op grond van een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van die organisatie aan het bestuur van het hoofdbedrijfschap. 62

63 Artikel 4 De heffmgsaanslag dient te zijn voldaan binnen 14 dagen na verzending door of namens het hoofdbedrijfschap van de betreffende heffingsaanslag. 3 Onvoorziene gevallen Artikel 5 In gevallen waarin de strikte toepassing van deze verordening tot kennelijke onbillijkheden leidt, is de voorzitter van het hoofdbedrijfschap namens het bestuur van het hoofdbedrijfschap bevoegd - gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen - al dan niet onder het stellen van voorwaarden geheel of gedeeltelijk ontheffing van de betaling van de heffing te verlenen. 4 Slotbepalingen Artikel 6 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met l januari Artikel 7 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening HBAG financieringsheffing aardappelen jaar 2005" Aalsmeer, l O november 2004 B.J.M. ter Haar voorzitter P.M.M, van Ostaijen secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december Toelichting 1. Algemeen De onderhavige verordening legt een heffing op die dient voor de financiering van de huishoudelijke kosten van het hoofdbedrijfschap voor wat betreft de Commissie pootaardappelen en de Commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen. 2. Verantwoording van de verordening a) Doelstellingen en te verwachten (neven)effecten van de verordening Doelstelling van de regeling is de uitoefening door het hoofdbedrijfschap van haar taak een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. 63

64 b) Nadere motivering noodzaak publieke regelgeving c) Afweging ten opzichte van private alternatieven Voor de bedrij fsgenoten is het essentieel, dat het algemeen belang van de sector wordt behartigd en in dat kader de benodigde activiteiten worden uitgevoerd. Dergelijke activiteiten zullen de bedrij fs genoten gezien hun individuele belangen in beginstel niet zelf ontplooien, zodat het uitvoeren daarvan op privaatrechtelijke basis geen alternatief biedt. In het kader van haar taak verricht het hoofdbedrijfschap derhalve de activiteiten die voor de sector van algemeen belang zijn. Dit versterkt mede de sociaal economische positie van de sector en levert een positieve bijdrage aan de ordening van de maatschappij. Alle bedrijfsgenoten betalen daaraan mee, zodat voorkomen wordt dat bedrijven daarvan profiteren zonder daaraan bij te dragen (free-riders). Het resultaat van de betreffende activiteiten komt ten goede aan alle bedrijfsgenoten. d) Uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening De onderhavige heffingsverordening wordt door het hoofdbedrijfschap uitgevoerd en gehandhaafd. e) De financiële gevolgen van de verordening Door het opleggen van de heffing wordt de kostprijs van het product verhoogd. De heffingsopbrengst wordt besteed aan activiteiten die in het algemeen belang van de sector zijn en die anders niet zouden worden uitgevoerd of gerealiseerd, althans niet op een wijze die hetzelfde rendement voor de sector zou kunnen opleveren. f) De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen In overeenstemming met het EG-recht wordt de importeur niet zwaarder belast dan de binnenlandse handelaar. g) Terugwerkende kracht De verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met l januari Terugwerkende kracht is nodig teneinde de financiering van de huishoudelijke kosten van de Commissie pootaardappelen en de Commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen van het hoofdbedrijfschap te waarborgen. 3. Heffing a) Structuur van de heffing b) Onderbouwing van de gekozen structuur De heffing wordt opgelegd aan de ondernemer voor elke in de verordening vermelde functie die hij op enig tijdstip in het kalenderjaar 2005 uitoefent, waarbij de heffing per functie is gerelateerd aan zijn omzet in de periode van l juli 2004 tot l juli In overeenstemming met het EG-recht wordt de importeur niet zwaarder belast dan de binnenlandse handelaar. c) Werking naar alle bedrijfsgenoten De heffing wordt opgelegd aan elke ondernemer die één of meer van de in de verordening vermelde functies uitoefent. 64

65 d) Becijfering van de opbrengst (bruto, contributieaftrek) onder vermelding van de vindplaats in de begroting Blijkens de begroting 2005 van de Commissie pootaardappelen en de Commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen van het Hoofdbedrijfschap (pagina 13 respectievelijk pagina 14) wordt verwacht, dat in 2005 de heffingsopbrengst na aftrek wegens betaalde contributies aan daarvoor in aanmerking komende organisaties zal bedragen: - bij de Commissie pootaardappelen: ( ); - bij de Commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen: ( ). Het verschil tussen de heffingsopbrengst en de uitgaven wordt uit de reserve gefinancierd. 4. Mutaties Deze verordening komt nagenoeg overeen met de Verordening huishoudelijke heffingen aardappelen Aalsmeer, 10 november 2004 B.J.M, ter Haar voorzitter P.M.M, van Ostaijen secretaris Hoofdbedrijfschap Ambachten HBA 18 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2005 Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 3 november 2004, houdende regels terzake van de aan de onder het hoofdbedrijfschap ressorterende ondernemers op te leggen heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten voor het jaar 2005 (Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2005) Het Bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: l Begripsbepaling en toepassingsgebied Artikel l In deze verordening wordt verstaan onder: a. instellingsbesluit: Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer, degene die een onderneming drijft dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; 65

66 c. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf; d. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf wordt uitgeoefend. 2 De heffing Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf wordt uitgeoefend, worden voor het jaar 2005 opgelegd: a. een algemene heffing van: Ie. 82,20 per onderneming; 2e. 49,60 per onderneming, indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en in 2005 aan dit hoofdbedrijfschap heffingplichtig is; 3e. 57,65 per onderneming indien de onderneming is ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering en in 2005 aan dit bedrijfslichaam heffingplichtig is; 4e. 37,05 per onderneming indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en het Bedrijfschap Horeca en Catering en in 2005 aan deze bedrijfslichamen heffingplichtig is; 5e. 60,20 per onderneming indien de ondernemer is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud en in 2005 aan dit bedrijfslichaam heffingplichtig is b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de klasse waarin de onderneming met toepassing van het in het tweede lid opgenomen schema is ingedeeld. 2. De heffing werkzame personen bedraagt: klasse aantal werkzame personen heffing werkzame personen 1 O nihil 2 l nihil 3 2 tot 5 9, tot 10 38, tot 20 60, tot 50 84, tot , tot , tot , en meer 362,70 66

67 3. De heffing werkzame personen wordt tot de helft verminderd, indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en in 2005 voor de betrokken werknemers aan dit hoofdbedrijfschap heffingplichtig is. Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is of indirect lid is van: a. de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland; b. de Raad Nederlandse Detailhandel; c. vereniging VNO-NCW, en over het jaar 2004 de volledige contributie heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan van 24,20 op de algemene heffing met dien verstande dat de aftrek niet meer mag bedragen dan de helft van de verenigingscontributie of de algemene heffing. De aftrek bedraagt 12,10 op de algemene heffing indien deze reeds is verminderd op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten 2 e, 3 e, 4 e en 5 e. De aftrek wordt slechts verleend indien uit door genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt dat de contributie over het voorafgaande jaar is betaald. 2. Onder indirecte leden worden in dit verband verstaan leden van een branche- of regionale/lokale organisatie, die is aangesloten bij een in het eerste lid, onder a, b of c genoemde koepelorganisatie. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die lid, of indirect lid zijn, van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen; b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties; c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is; d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. 4. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. 5. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist. 67

68 Artikel 5 1. De heffing is nihil indien een ondernemer de uitoefening van het bedrijf op of na l oktober 2005 heeft aangevangen. 2. De heffing is nihil indien een ondernemer de uitoefening van het bedrijf vóór l april 2005 heeft gestaakt. 3. De heffing bedraagt 50% van de volgens deze verordening berekende heffing indien een ondernemer op of na l april 2005, maar vóór l oktober 2005 de uitoefening van het bedrijf heeft aangevangen. 4. De heffing is nihil bij staking van de uitoefening van het bedrijf binnen zes maanden na aanvang daarvan. 5. Het tweede en vierde lid wordt slechts toegepast indien de ondernemer uiterlijk twee maanden na staking van de uitoefening van het bedrijf het hoofdbedrijfschap daarvan in kennis stelt. 3 De vaststelling en oplegging van de heffing Artikel 6 1. De voorzitter stelt de hoogte van de heffing vast op grond van de ten aanzien van de ondernemer en onderneming in het register bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2004 geregistreerde gegevens en het bepaalde in deze verordening. 2. Indien de ondernemer het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2004 niet in acht heeft genomen, stelt de voorzitter de heffing ambtshalve vasr. Artikel 7 De beschikking tot oplegging van de heffing is schriftelijk. Op de beschikking wordt in ieder geval vermeld: a. de naam en woonplaats dan wel vestigingsplaats van de ondernemer; b. het totaal van de vastgestelde heffing; c. een beknopte specificatie van de heffing; d. de dagtekening van de beschikking; e. de termijn waarbinnen de heffing uiterlijk moet zijn betaald; f. het registratienummer van de onderneming. Artikel 8 1. Met de beschikking wordt een toelichting meegezonden. 2. In de toelichting wordt in ieder geval ingegaan op: a. de wijze waarop de heffing is samengesteld; b. de wijze van betaling; c. de bestemming van de heffing; d. de mogelijkheid van bezwaar met vermelding van de in acht te nemen termijn; e. de mogelijkheid van vermindering van de heffing. 68

69 Artikel 9 1. Indien een ondernemer heeft nagelaten aan het hoofdbedrijfschap of aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de inschrijving in het handelsregister, de opgaven te doen waartoe hij verplicht is, en hem dientengevolge geen dan wel een te lage heffing is opgelegd, stelt de voorzitter alsnog of opnieuw een heffing vast. De artikelen 6, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing. 2. Indien aan een ondernemer een lagere heffing of geen heffing zou zijn opgelegd als hij aan zijn verplichtingen bedoeld in het eerste lid zou hebben voldaan, blijft de ondernemer de heffing verschuldigd die is vastgesteld op basis van de gegevens die bekend waren op het tijdstip van vaststelling van de heffing. Artikel Indien anders dan wegens omstandigheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aan een ondernemer ten onrechte geen dan wel een te lage heffing is opgelegd, stelt de voorzitter alsnog of opnieuw een heffing vast. 2. De voorzitter deelt mede op welke gronden alsnog dan wel opnieuw een heffing is vastgesteld. 3. De artikelen 6, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing. 4 De betaling van de opgelegde heffing Artikel De ondernemer is verplicht de vastgestelde heffing binnen zes weken na dagtekening van de heffingsbeschikking te betalen. 2. Indien de ondernemer na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn de heffing niet of niet volledig heeft betaald, zendt de voorzitter de ondernemer een herinnering. 3. Indien de ondernemer de heffing binnen twee weken na de dagtekening van de herinnering niet of niet volledig heeft betaald, maant de voorzitter de ondernemer schriftelijk aan om alsnog binnen tien dagen te betalen. 4. Indien het derde lid wordt toegepast, brengt de voorzitter de ondernemer administratiekosten in rekening. 5 Vermindering van heffing Artikel De voorzitter kan de heffing verminderen indien er sprake is van zodanige omstandigheden dat betaling van de volledige heffing of betaling van welk bedrag dan ook in redelijkheid niet kan worden verlangd. 2. De voorzitter rapporteert het dagelijks bestuur jaarlijks over de toepassing van dit artikel. 69

70 Artikel Vermindering als bedoeld in artikel 12, eerste lid wordt slechts verleend op aanvraag. 2. Een aanvraag wordt binnen 6 weken nadat de heffing is opgelegd bij de voorzitter ingediend. 3. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste: a. naam en adres van de aanvrager; b. de dagtekening; c. de dagtekening en het nummer van de heffingsnota waarop de aanvraag betrekking heeft; d. de gronden van de aanvraag; e. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Artikel 14 Indien door het verstrekken van onjuiste of onvoldoende gegevens ten onrechte vermindering op grond van artikel 12 is verleend, trekt de voorzitter zijn beschikking op de aanvraag om vermindering in. 6 Overige bepalingen en slotbepalingen Artikel 15 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 16 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Artikel 17 Deze verordening wordt aangehaald als: Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten Den Haag, 3 november 2004 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december

71 TOELICHTING Algemeen Het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) is een krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie ingesteld openbaar lichaam. Het heeft tot taak een het belang van het Nederlandse volk dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen waarvoor het is ingesteld te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. De leden van het bestuur van het hoofdbedrijfschap worden benoemd door de centrale ondernemersorganisatie MKB- Nederland, de ondernemersorganisatie Raad Nederlandse Detailhandel, Vereniging VNO-NCW en de werknemersorganisaties Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). De algemene werkzaamheden van het HBA worden betaald uit de opbrengst van jaarlijks aan de onder het hoofdbedrijfschap ressorterende ondernemers opgelegde heffingen. Naast de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten worden aan ondernemers in 17 branches bestemmingsheffingen opgelegd. Hieruit worden projecten voor branchespecifieke doelen bekostigd. Deze bestemmingsheffingen zijn gebaseerd op aparte heffingsverordeningen. Het HBA bevordert dat de aangesloten ondernemingen zich aanpassen aan een steeds veranderende markt en aan actuele eisen, onder andere op het gebied van kwaliteit, milieu, arbeidsomstandigheden en technologische vernieuwing. Het wil de positie van de ambachten versterken en de daarmee gemoeide werkgelegenheid bevorderen. Het hoofdbedrijfschap vervult zijn taak door onder meer onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, advisering van branches, subsidieverlening, voorlichting over het ambacht, profilering van het ambacht door middel van collectieve branchepromotie, advisering aan en overleg met overheid en andere instanties. Advisering van individuele ondernemingen of individuele belangenbehartiging behoort niet tot de taak van het HBA. Belangrijke aandachtspunten van het HBA zijn: informatie & communicatietechnologie (iet); arbeidsmarkt; scholing; het branchecodepad als weg naar duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen met als focus op arbeidsomstandigheden, milieu en energie. Belangrijke projecten zijn: project "Over de digitale drempel in de detailhandel en ambachten", waarin het stimuleren van ICT-gebruik in winkel- en ambachtsbedrijven centraal staat. Branchecodes als standaard voor verantwoord ondernemen. De implementatie gebeurt via training en opleiding; Management Programma Ambachten gericht op up-grading van ondernemersvaardigheden; Versterking van de opleidingsinfrastructuur in de aangesloten branches; 71

72 Het bestuur is van oordeel dat met bovengenoemde activiteiten zowel het gemeenschappelijk belang van het bij het HBA aangesloten ambacht, als het algemeen belang is gediend. Voorts verdient hier opmerking dat alle HBA-activiteiten zijn dan wel worden beoordeeld aan de hand van de zgn. PBO-toets (is er sprake van een gemeenschappelijk belang, is er sprake van een complementaire activiteit, dus aanvullend en/of versterkend, en voorziet de activiteit in een duidelijke behoefte, dus vraaggestuurd). Financiering van deze activiteiten uit publieke middelen, in casu de opbrengst van de onderhavige heffing 2005, acht het bestuur nodig omdat het hier om een collectief belang van de gehele bij het HBA aangesloten ambacht gaat, waaraan alle ondernemers behoren bij te dragen. Opbrengst heffing De hoogte van de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en de heffing werkzame personen is ten opzichte van 2004 niet veranderd. Ook de bedragen voor de georganiseerdenaftrek en de heffing bij samenloop met het HBD, BHC en Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud zijn onveranderd. De netto opbrengst van de heffing wordt voor 2005 geraamd op ,-. Voor 2004 was deze geraamd op miljoen (bij een algemene heffing van 82,20). Blijkens de jaarrekening 2003 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar (bij een algemene heffing van 80,20). Per l juli 2004 waren er ondernemingen waarin een onder het HBA vallend ambacht wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA; per l januari ondernemingen; per l januari ondernemingen; per l januari ondernemingen; per l januari ondernemingen. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens voor de heffing worden in beginsel ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de heffing in voorkomende gevallen gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige heffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Uit de opbrengst van de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten worden betaald de apparaatskosten van het hoofdbedrijfschap en de werkzaamheden en projecten die het hoofdbedrijfschap uitvoert, laat uitvoeren of subsidieert. Het betreft werkzaamheden en projecten die in het belang zijn van de sociaal-economische ontwikkeling van de aangesloten branches terwijl daarin niet of onvoldoende langs private weg kan worden voorzien. De werkzaamheden, projecten en subsidies zijn niet selectief. Zij worden 72

73 namelijk ten behoeve van alle ondernemingen in de onderhavige sectoren verricht. De werkzaamheden, subsidies en projecten vallen niet onder het begrip steun als bedoeld in artikel 87 van het EG-verdrag (zie arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelsgewijs Artikel l Voor de definitie werkzame personen wordt verwezen naar artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit In het Handelsregisterbesluit 1996 wordt onder werkzame personen verstaan de al dan niet in dienst van de betrokken onderneming werkzame werknemers, de meewerkende eigenaren en de meewerkende gezinsleden van een eigenaar, steeds voor zover zij doorgaans ten minste 15 uur per week werkzaam zijn. Ook uitleen- en uitzendkrachten tellen mee als werkzame persoon. Artikel 3 Naast een algemene heffing die voor alle ondernemingen gelijk is, heeft het HBA de heffing gedifferentieerd. De differentiatie bestaat uit een aanvullende heffing werkzame personen. Op deze wijze wordt aan de grotere ondernemingen een zwaardere heffingslast opgelegd. Uitgaande van de constatering dat het belang dat een onderneming heeft bij de werkzaamheden van het HBA niet recht evenredig toeneemt met zijn omvang is voorzien in een degressieve differentiatie. Een volledig evenredige heffing zou overigens tot een aanzienlijke heffing voor het relatief gering aantal grote tot zeer grote ondernemingen leiden. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat 58% van de aangesloten ondernemingen uit O of l werkzame persoon bestaat. Indien de ondernemingen met 2 werkzame personen worden meegenomen bedraagt dit percentage 86%. De algemene heffing en de heffing werkzame personen dienen om de werkzaamheden van het hoofdbedrijfschap, waaronder ook de kosten van registratie en inning van de heffingen, te dekken. De hoogte van de algemene heffing alsmede van de heffing werkzame personen is afhankelijk van de omstandigheid of een ondernemer al dan niet tevens is aangesloten bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel (HBD). Als de ondernemer ook aan het Hoofdbedrijfschap Detailhandel heffing verschuldigd is wordt een korting toegepast. De achtergrond van deze bepaling is dat de algemene werkzaamheden van deze bedrijfslichamen voor een deel overeenkomen en ook deels gezamenlijk worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt voorkomen dat de betrokken ondernemers voor dezelfde werkzaamheden dubbel betalen. Aan de ondernemers die zowel onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap Horeca en Catering (BHC) als het HBA vallen wordt een lagere algemene heffing opgelegd. Het HBA legt een heffing op van 57,65. De verlaging wordt toegepast als de ondernemer in het heffingsjaar ingeschreven is bij en heffingplichtig is aan HBA en BHC. De heffing van het BHC wordt eveneens verlaagd. 73

74 Aan bedrijven die naast het horecabedrijf tevens het slagers- of banketbakkersbedrijf uitoefenen wordt door drie verschillende (hoofd)bedrijfschappen heffing opgelegd. Deze bedrijven betalen derhalve meer heffing in verhouding tot andere bedrijven die vallen onder één (hoofd)bedrijf- of (hoofd)productschap, dan wel één bedrijf- of productschap én een hoofdbedrijf- of hoofdproductschap. Het verlenen van korting op de heffing aan deze groep van ondernemers ligt dan ook in de rede. Ingeval van samenloop met de heffing van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud wordt de heffing HBA verminderd tot 60,20. De heffing van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud wordt eveneens verlaagd. Artikel 4 Artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie biedt de mogelijkheid om aan heffingsplichtigen, die lid zijn van een ondernemersorganisatie, een aftrek op de heffing toe te staan (de zogenaamde Schilthuis- of georganiseerdenaftrek). De besturen van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en het Hoofdbedrijfschap Ambachten hebben besloten een dergelijke aftrek op hun algemene heffing mogelijk te maken. Beide hoofdbedrijfschappen hanteren reeds al jaren de georganiseerdenaftrek op de meeste bestemmingsheffingen. Voor de aftrek komen in ieder geval in aanmerking de leden en indirecte leden van de (koepel)organisaties die in het HBA-bestuur zijn vertegenwoordigd. Bij deze organisaties gaat het met name om indirecte leden van een branche- of een regionale/lokale organisatie, die is aangesloten bij één van deze drie koepelorganisaties. Voorwaarde voor de aftrek is dat de contributie over het voorafgaande jaar moet zijn betaald. Voor de indirecte leden betekent dit dat zij hun contributie over het voorafgaande jaar moeten hebben betaald aan hun branche- of regionale/lokale organisatie. De koepelorganisaties, verstrekken de opgaven waaruit blijkt dat de contributie is betaald. Zij maken hierover afspraken met de bij hen aangesloten organisaties. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van ,- toegestaan. Blijkens het derde lid van artikel 4 kunnen ook ondernemers die lid zijn van andere organisaties voor aftrek in aanmerking komen, indien deze organisaties voldoen aan de in dit lid gestelde voorwaarden. De tekst correspondeert met de bepaling opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdeel b van het Besluit beleidsregel Schilthuisaftrek van de SER. De georganiseerdenaftrek is uitgedrukt in een vast bedrag, namelijk 24,20. Het bedrag is bepaald op 12,10 indien de algemene heffing reeds is verminderd op grond van de anti-cumulatie-afspraken met het HBD, het Bedrijfschap Horeca en Catering en het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. De georganiseerdenaftrek mag niet meer bedragen dan de helft van de verenigingscontributie of van de algemene heffing. Wat de algemene heffing betreft, deze kan zijn verminderd op grond van artikel 12. De verenigingscontributies liggen in het algemeen (veel) hoger dan 48,40, zodat een georganiseerdenaftrek van 24,20 geen problemen geeft. 74

75 In sommige gevallen is er echter ook nog sprake van een georganiseerdenaftrek op de bestemmingsheffing. Volgens artikel 126, zesde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie mag de (totale) aftrek nooit meer bedragen dan de betaalde contributie. In het algemeen zal hiervan in de praktijk geen sprake zijn, maar bij het opleggen van de heffing en het verlenen van de aftrek wordt op de naleving van deze wettelijke eis toegezien. Artikel 5 Met de uitoefening van een bedrijf wordt in dit artikel bedoeld de uitoefening van een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf. Bedrijven die op of na l april met de bedrijfsuitoefening stoppen zijn de gehele heffing verschuldigd. Ondernemingen die binnen 6 maanden na de startdatum van de onderneming worden opgeheven, kunnen, binnen 2 maanden na bedrijfsbeëindiging, een verzoek doen om teruggave van de betaalde heffing. Artikel 6 Als de voorzitter de heffing ambtshalve vaststelt, deelt hij de onderneming eerst ambtshalve in een klasse werkzame personen in. Artikel 7 Zowel de heffingsverordeningen van het HBA als die van het HBD worden uitgevoerd door het Centraal-Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht (CRK). Het CRK is een gemeenschappelijke afdeling van de beide hoofdbedrijfschappen. Uit praktische overwegingen worden de beschikkingen waarbij de heffingen worden opgelegd, tegelijkertijd in hetzelfde document aan de ondernemer die zowel een ambacht als de detailhandel uitoefent, medegedeeld. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van één acceptgiro. Artikel 9 In de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2004 is bepaald dat een ondernemer bepaalde gegevens moet opgeven aan het hoofdbedrijfschap. De gegevens betreffen bijvoorbeeld de naam en vestigingsplaats van de onderneming, de bedrijven die worden uitgeoefend en het aantal werkzame personen. De ondernemer is verplicht de gegevens uiterlijk twee maanden na de aanvang van de werkzaamheden van de onderneming te verstrekken. Wijziging van de gegevens moet de ondernemer binnen vier weken opgeven. De door de ondernemer opgegeven gegevens worden verwerkt in het door het hoofdbedrijfschap gehouden register van aangesloten ondernemingen en ondernemers. Een andere bron voor het register is het handelsregister. Bij de vaststelling van de hoogte van de HBA-heffing wordt gebruik gemaakt van de in het register genoteerde gegevens. Het opleggen van een onjuiste heffing omdat de ondernemer niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, behoort tot de risicosfeer van de ondernemer. In het tweede lid is expliciet bepaald dat de heffing dan niet wordt 75

76 aangepast. Dit laat uiteraard onverlet de mogelijkheid om de heffing aan te passen als binnen de daarvoor gestelde termijn correctie van de heffing is gevraagd of een bezwaarschrift is ingediend. Artikel 11 Op grond van artikel 127, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, kan de voorzitter van het HBA het verschuldigde bedrag, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel invorderen. Het bedrag kan bij parate executie worden ingevorderd, dat wil zeggen dat er geen tussenkomst van de rechter is vereist. Voordat met de invordering kan worden begonnen, moet de ondernemer schriftelijk zijn aangemaand om het verschuldigde bedrag binnen een in de aanmaning gestelde termijn van ten minste tien dagen te betalen. In de aanmaning moet worden vermeld dat als niet binnen de termijn wordt betaald, overeenkomstig het eerste lid van artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie zal worden ingevorderd. De procedure tot invordering van een aan een ondernemer opgelegde heffing, als bedoeld in artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt niet gestart, zolang: a. tegen de beschikking waarbij de heffing is opgelegd nog bezwaar of beroep open staat; b. op een tegen een heffing ingesteld bezwaar of beroep nog niet onherroepelijk is beslist; c. de termijn voor het indienen van een aanvraag om vermindering van de opgelegde heffing nog niet is verstreken; of d. nog niet onherroepelijk op een aanvraag om vermindering van de heffing, of een tegen een afwijzende beslissing op zo een aanvraag ingesteld bezwaar of beroep, is beslist. Artikel 12 Op grond van dit artikel kan de voorzitter de heffing verminderen. Met deze hardheidsclausule kunnen voor belanghebbenden nadelige gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen, worden opgeheven. Van deze bevoegdheid wordt slechts gebruik gemaakt in zeer schrijnende gevallen. Bij de toepassing van de hardheidsclausule heeft het dagelijks bestuur een toezichthoudende taak. De voorzitter verstrekt het dagelijks bestuur daarom ieder jaar een opgave waarin is weergegeven in welke omstandigheden de hardheidsclausule wordt toegepast. Artikel 13 Artikel 13 bevat enkele aanvullende regels op hetgeen reeds in de Algemene wet bestuursrecht is bepaald over de beslissing op een aanvraag (zie artikel 4:1 e.v. Awb). Op grond van artikel 4:2 van deze wet verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Ingevolge artikel 4:5 van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de 76

77 aanvraag niet te behandelen als de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. De termijn waarbinnen een aanvraag moet zijn ingediend is uit praktische overwegingen gelijkgesteld aan de termijn waarbinnen een bezwaarschrift moet zijn ingediend. Den Haag, 3 november 2004 P. Kalle voorzitter J.W. Nelson secretaris Bedrijfschap Horeca en Catering HOR 6 Heffingsverordening bedrijfschap Horeca en Catering 2005 VERORDENING van het Bedrijfschap Horeca en Catering, houdende regels ter zake van de aan de onder het Bedrijfschap Horeca en Catering ressorterende ondernemers op te leggen heffing voor het jaar (HEFFINGSVERORDENING BEDRIJFSCHAP HORECA EN CATERING 2005). No. Ho 01/2004 Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering; Gelet op de artikelen 93, 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 2, 4 en 7 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering; Besluit vast te stellen de navolgende verordening: 1 Begripsbepalingen en het toepassingsgebied Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: onderneming : een onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld; heffingsplichtige : een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap, die een of meer ondernemingen drijft of heeft gedreven gedurende enige periode in 2005; basisheffing : de heffing, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering; 77

78 loonsomheffing : de op de loonsom gebaseerde heffing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca en Catering; loonsom : het voor de premieheffing ingevolge de Werkloosheidswet als loon der werknemers aan te merken bedrag voor aftrek van de franchise, van alle werknemers in alle door de heffingsplichtige gedreven ondernemingen. heffing : het totaal van de basisheffing en de loonsomheffing; voorlopige heffing : het totaal van de basisheffing en de voorlopig - op basis van een schatting van de loonsom - vastgestelde loonsomheffing. 2 De heffing Artikel 2 1. a. De heffingsplichtige is voor het jaar 2005 per onderneming een basisheffing van 31,- aan het bedrijfschap verschuldigd. b. Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek toegekend op de basisheffing ter hoogte van de basisheffing, voor iedere onderneming die in 2005 is aangevangen. 2. De heffingsplichtige is in aanvulling op het eerste lid over het jaar 2005 een loonsomheffing volgens een tariefschaal verschuldigd. Deze tariefschaal luidt als volgt: Loonsom (in ) van meer dan tot en met Loonsomheffing (in ) 0,00 17,00 51,00 108,00 199,00 283,00 369,00 453,00 539,00 623,00 709,00 793,00 3. De heffing kan worden voorafgegaan door een voorlopige heffing. 4. Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek van 30% toegekend op de heffing, indien hij over het jaar 2004 contributie heeft betaald als lid van: Koninklijk Horeca Nederland, de Vereniging van recreatie-ondernemers Nederland RECRON, de Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties Veneca, het Nederlands Horeca Gilde of 78

79 een andere ondernemersorganisatie die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfschap een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de Verordening representativiteit organisaties van de Sociaal Economische Raad, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfschap behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. 5. Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek van 9,- toegekend op de basisheffing voor iedere onderneming die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Ambachten en in het kalenderjaar aan dit bedrijfslichaam voor de onderneming heffing is verschuldigd. 6. Aan de heffingsplichtige wordt een aftrek van 10,- toegekend op de basisheffing voor iedere onderneming die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en in het kalenderjaar aan dit bedrijfslichaam voor de onderneming heffing is verschuldigd. 7. De heffingsplichtige die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Ambachten en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en in het kalenderjaar aan deze bedrijfslichamen voor de onderneming heffing is verschuldigd wordt een aftrek toegekend overeenkomstig het vijfde lid. 8. De heffingsplichtige wordt een aftrek toegekend op de basisheffing ter hoogte van de basisheffing, voor iedere onderneming die is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en in het kalenderjaar aan dit bedrijfslichaam voor de onderneming heffing is verschuldigd, indien de heffingsplichtige aantoont dat de horecaomzet in de onderneming minder dan ,- per jaar bedraagt. 9. Aan de heffingsplichtige kan per onderneming per jaar slechts eenmaal, de voor de heffingsplichtige meest gunstige, aftrek, als bedoeld in het eerste lid onder b en het vijfde tot en met achtste lid worden toegekend. 10. Aan de heffingsplichtige die in het heffingsjaar 2003 met een of meer ondernemingen opgenomen was in het register van ondernemingen, wordt een extra aftrek op de heffing verleend in verband het exploitatieoverschot ad over het jaar

80 3 De vaststelling en oplegging van de heffing Artikel 3 1. De heffingsplichtige ontvangt ieder jaar een loonsomaangifteformulier. 2. Het bestuur van het bedrijfschap bepaalt welke gegevens door de heffingsplichtige op het loonsomaangifteformulier moeten worden verstrekt. 3. Verzending van een loonsomaangifteformulier naar de heffingsplichtige kan achterwege worden gelaten indien de voor de vaststelling van de heffing benodigde gegevens op een andere wijze worden verkregen. Artikel 4 1. De heffingsplichtige verstrekt de in het loonsomaangifteformulier gevraagde gegevens. 2. De heffingsplichtige stuurt het loonsomaangifteformulier binnen vier weken na ontvangst, volledig en juist ingevuld en ondertekend terug. 3. De in het eerste lid bedoelde gegevens, zullen - voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald - zonder toestemming van de belanghebbende: a. slechts worden gebruikt ter vervulling van de taak van het bedrijfschap; b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de voorzitter, de secretaris of andere personen van het secretariaat van het bedrijfschap, de directeur van het Pensioenfonds Horeca & Catering of andere personen van het Pensioenfonds Horeca & Catering en de met financiële controle op het bedrijfschap belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is. 4. Bekendmaking van gegevens, als in het derde lid bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben. Artikel 5 1. De heffing wordt vastgesteld na ontvangst van het loonsomaangifteformulier, dan wel op grond van gegevens als bedoeld in artikel 3, derde lid, van deze verordening. 2. Na ontvangst van het loonsomaangifteformulier dan wel op grond van gegevens als bedoeld in artikel 3, derde lid, van deze verordening, kan een voorlopige heffing worden vastgesteld. 3. Indien geen, een onvolledig ingevuld of een kennelijk onjuist ingevuld loonsomaangifteformulier is ingediend, wordt de heffing en de voorlopige heffing vastgesteld op basis van een schatting. 4. Indien na vaststelling van de heffing ondernemingen van de heffingsplichtige met terugwerkende kracht worden opgenomen in het register van ondernemingen, genoemd in artikel 2 van de Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2003, kan de heffing opnieuw worden vastgesteld. 80

81 4 De betaling van de heffing Artikel 6 1. De heffingsplichtige voldoet de heffing en de voorlopige heffing binnen veertien dagen na dagtekening. 2. De heffingsplichtige voldoet het verschil tussen de heffing en de voorlopige heffing binnen veertien dagen na dagtekening. 3. Ingeval de heffingsplichtige ten aanzien van het bepaalde in het eerste of tweede lid in gebreke blijft, wordt de heffingsplichtige schriftelijk gemaand om alsnog te betalen. 4. Bij niet tijdige betaling van de heffing of de voorlopige heffing: a. kunnen administratieve kosten in rekening worden gebracht, welke minimaal 10 % van het openstaande bedrag bedragen, met een minimum van 25. b. kan rente worden gevorderd over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn; c. kan vergoeding worden gevorderd van alle invorderingskosten. De rente wordt berekend naar het percentage bedoeld in artikel 6:119 jo 6:120 Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente wordt gevorderd. De invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van Vermindering van de heffing Artikel 7 1. De heffingsplichtige kan aanspraak maken op restitutie van het teveel betaalde, ingeval de heffing wordt vastgesteld op een lager bedrag dan het bedrag van de voorlopige heffing. 2. Het bestuur van het bedrijfschap kan, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, de heffing in algemene zin verminderen. Artikel 8 In bijzondere omstandigheden kan ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, van deze verordening. Artikel 9 1. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten, als bedoeld in artikel 5, alsmede tot het bepaalde in de artikelen 3, eerste en derde lid en 6, derde en vierde lid, wordt gemandateerd aan de directeur van het Pensioenfonds Horeca & Catering. 2. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 8, wordt gemandateerd aan de secretaris van het bedrijfschap. 81

82 3. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, mogen door de directeur van het Pensioenfonds Horeca & Catering en de secretaris van het bedrijfschap worden ondergemandateerd. 4. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaarschriften tegen a. door de directeur van het Pensioenfonds Horeca & Catering in mandaat genomen besluiten of b. in ondermandaat genomen besluiten wordt gemandateerd aan de secretaris van het bedrijfschap. 6 Slotbepalingen Artikel 10 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als: Heffingsverordening bedrijfschap Horeca en Catering Deze verordening zal worden afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Zoetermeer, 10 november 2004 P.J. Biesheuvel voorzitter J.G. Vianen secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 december TOELICHTING Inleiding Het bedrijfschap Horeca en Catering (hierna: het bedrijfschap) is een krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie ingesteld openbaar lichaam. Het heeft, ingevolge artikel 71 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, tot taak een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor het is ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. Zo levert het bedrijfschap een bijdrage aan de continuïteit van de bedrijfstak horeca en catering. Belangrijk voor deze continuïteit zijn onder meer een goed rendement voor de ondernemers, goede arbeidsomstandigheden voor de werknemers, inspelen op de wensen van de consument en adequaat omgaan met wat maatschappelijk van de bedrijfstakken wordt gevraagd op gebieden van bijvoorbeeld milieu en veiligheid. De leden van het bestuur van het bedrijfschap worden benoemd door de ondernemersorganisaties Koninklijk Horeca Nederland, de Verenigde Nederlandse Cateringorganisaties en de Vereniging van Recreatieondernemers Nederland en de werknemersorganisaties FNV Horecabond en CNV bedrijvenbond. De bedrijfstak telt ca ondernemingen, veelal behorende tot het midden- en kleinbedrijf. In de bedrijfstak zijn ca personen werkzaam. De totale omzet ligt rond de 15 miljard euro per jaar. 82

83 De algemene werkzaamheden van het bedrijfschap worden voor het voornaamste deel gefinancierd uit de opbrengst van de jaarlijks door het bedrijfschap aan de onder de werkingssfeer vallende ondernemingen opgelegde heffingen, bestaande uit een vaste basisheffing en een additionele variërende loonsomheffing volgens een tariefschaal. Daarnaast kent het bedrijfschap een bestemmingsheffing voorde financiering van het project Nederlandse Hoteiclassificatie. De bestemmingsheffing wordt geregeld in de Verordening bestemmingsheffing hotelclassificatie Bedrijfschap Horeca en Catering Kerntakendiscussie In 2001 is een discussie gevoerd over de vraag hoe het bedrijfschap in de toekomst invulling gaat geven aan de wettelijke taken. Centraal daarbij stonden onder meer de uitkomst van de PBO-discussie en de veranderingen die zich in de omgeving van het bedrijfschap voordoen. Belangrijk is de toegevoegde waarde die een bedrijfschap heeft voor zowel de overheid als de bedrijfstak. Tijdens de kerntakendiscussie heeft de vraag centraal gestaan wat private sectoren kunnen en moeten doen en wat publiek moet worden geregeld. De discussie heeft geleid tot de vaststelling dat het bedrijfschap naast losse projecten, de volgende kerntaken heeft: a. Weten wat er gaande is: monitoren & onderzoeken met als doel het verwerven van kennis over ontwikkelingen, trends, kansen en bedreigingen voor de sector; b. Weten wat je daaraan kunt doen: het geven van adviezen over die onderwerpen, die in het onderzoek naar voren springen als relevant voor de sector in de richting van zowel ondernemers- en werknemersorganisaties als richting politiek en beleid; c. Gezamenlijke gedragen actie initiëren: overleg tussen de dragende organisaties of met derden (bijvoorbeeld overheden) om op basis van het onderzoek en de advisering gezamenlijke projecten te entameren of collectieve afspraken te maken; d. Voorlichting geven over de eigen activiteiten aan de aangesloten organisaties, bedrijven en relevante derden; e. Heffing en registratie. Het Bedrijfschap groeit uit tot hét kennis- en innovatiecentrum van de horeca en de contractcatering. Het heeft de ambitie dat alles wat er te weten valt over de beide sectoren en de relevante omgeving, bij het Bedrijfschap is te vinden. Die kennis ligt onder meer op de terreinen van arbeidsmarkt en arbeidsomstandigheden, rendement van de ondernemingen en consumentengedrag. De kennis wordt gebruikt door primair de brancheorganisaties en sociale partners om er bedrijfstakbeleid mee te ontwikkelen en secundair door ondernemers en werknemers om er de problemen in de bedrijven mee op te lossen. Voorts leidt de kennis bij het bedrijfschap zelf tot het uitvoeren van projecten. Projecten ontstaan vanuit knelpunten die zijn gesignaleerd en omvatten veelal het omzetten van de verkregen kennis in de praktijk. Op deze wijze draagt het bedrijfschap eraan bij dat de binnen de werkingssfeer vallende ondernemingen zich kunnen aanpassen aan de maatschappelijke ontwikkelingen op onder meer de terreinen van kwaliteit, milieu, arbeidsomstandigheden, medezeggenschap, werkgelegenheid, scholing, criminaliteitsbestrijding en technologische ontwikkeling. Het bedrijfschap streeft ernaar om de activiteiten op de meest doelmatige en efficiënte wijze uit te voeren, waarbij wordt gelet op de verhouding tussen kosten en baten. Het bedrijfschap behartigt alleen die collectieve belangen die in het algemeen belang passen en die naar de mening van het bestuur noodzakelijk zijn en die private organisaties niet (kunnen) behartigen. De belangenbehartiging is voor alle betrokken bedrijfsgenoten, ongeacht of het gaat om bestaande of nieuwe verschijningsvormen, en gebeurt zonder onderscheid. Individuele belangenbehartiging en dito dienstverlening passen niet binnen het taakveld van het bedrijfschap Horeca en Catering. Activiteiten Gelet op de hierboven geformuleerde kerntaken zullen in 2005 onder meer de volgende activiteiten worden uitgevoerd: Signaleren en verkenningen: Het publiceren over toekomstige ontwikkelingen binnen en buiten de bedrijfstak. De driejaarlijkse publicatie Kompas voor Beleid zal in 2005 weer verschijnen. Ook zullen rapporten verschijnen met een visie op actuele vraagstukken, zoals voeding en gezondheid, de stedelijke en plattelandsproblematiek van de horeca en de out of home market. Ook zal het schap zich meer richten op trendmatige ontwikkelingen en prognoses. Innovatie in de bedrijfstak is een speerpunt in het schapsbeleid geworden en krijgt in 2005 substantieel aandacht. 83

84 Monitoren: Het analyseren van "facts and figures"over de ontwikkelingen in en rond de bedrijfstak en daarover rapporteren aan de doelgroepen. Specifieke activiteiten: Algemene monitoren, zoals Horeca in Cijfers, de Barometer en de Thermometer; Thematische monitoren, zoals over de (consumenten) markt, de arbeidsmarkt, het rendement, onderwijs, innovatie, veiligheid, ondernemerschap en bestuurlijke en juridische vraagstukken; Sectormonitoren: zoals over "eten", de contractcatering, de partycatering en de verblijfsrecreatie; speciale brancheboekjes zullen verschijnen Databank: Het opzetten van een databank over en voor de bedrijfstak en deze toegankelijk maken voor de doelgroepen o.a. Bedrijfsregistratiebestand, Wekelijkse Omzetwijzers, de Thematische Databank zal worden uitgebouwd. De informatie zal sterk worden verbeterd en worden geactualiseerd. De beschikbaarstelling aan de doelgroepen staat centraal. Informatie en Communicatie: De voorlichting en advisering van de doelgroepen over de kennis en informatie beschikbaar bij het bedrijfschap; hiertoe behoren het kennisoverdrachts- en publicatiebeleid, de Informatiedesk en de meer algemene communicatie op bijvoorbeeld beurzen voor de horeca, catering en recreatie. Diverse bestuurlijke activiteiten: Commissie Ondernemingsraden en de uitvoering van het Convenant Verpakkingen III vinden weer plaats. Projecten: Nederlandse Hotelclassificatie - ESF/EQUAL Kwaliteitsproject Met de bovengenoemde activiteiten is zowel het gemeenschappelijk belang van de onder de werkingssfeer van het bedrijfschap vallende ondernemingen, als het algemeen belang gediend. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat alle activiteiten van het bedrijfschap worden beoordeeld aan de zgn. PBO-toets (is er sprake van een gemeenschappelijk belang, is er sprake van een complementaire activiteit, dus aanvullend en/of versterkend, en voorziet de activiteit in een duidelijke behoefte, dus vraag gestuurd). Financiering van deze activiteiten uit publieke middelen, in casu de opbrengst van de heffing 2005, wordt nodig geacht omdat het hier om een collectief belang van de gehe- Ie onder de werkingssfeer van het bedrijfschap vallende branche gaat, waaraan alle ondernemers behoren bij te dragen. Kosten Voor de begroting van de kerntaken wordt in 2005 uitgegaan van Voor projecten wordt daarnaast begroot. Dit bedrag omvat tevens het project Nederlandse Hotelclassificatie. De totale omvang van de begroting 2005 bedraagt derhalve In 2004 bedroeg de begroting De belangrijkste inkomstenbron om de kosten van de kerntaken en projecten te kunnen financieren, vormt de basis- en loonsomheffing, zoals die in deze verordening is geregeld. De totale opbrengst van de heffing wordt voor 2005 geschat op (na teruggave van het overschot 2003). Dit bedrag is exclusief de opbrengst van de bestemmingsheffing hotelclassificatie. Voor 2004 was de totale opbrengst van de heffing begroot op Blijkens de jaarrekening 2003 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar Op basis van de voorliggende begroting zijn de heffingstarieven verlaagd met 7,5% ten opzichte van

85 De ontwikkeling van de aantallen bij het bedrijfschap ingeschreven ondernemers en ondernemingen heeft over de afgelopen vijf jaar het volgende beeld vertoond: Peildatum 1 januari januari januari januari januari 2000 Aantal ingeschreven ondernemers Aantal ingeschreven ondernemingen Steunmelding Uit de opbrengst van de heffing worden de apparaatskosten van het bedrijfschap betaald en de werkzaamheden en projecten die het bedrijfschap uitvoert of laat uitvoeren, met uitzondering van het project Nederlandse Hotelclassificatie, dat middels een bestemmingsheffing wordt gefinancierd. Het betreft werkzaamheden en projecten die in het belang zijn van de sociaal-economische ontwikkeling van de horeca en catering als geheel. De werkzaamheden en projecten zijn niet selectief. Zij worden namelijk ten behoeve van alle ondernemingen in de onderhavige sector verricht. Zo er al sprake zou zijn van steun als bedoeld in artikel 87 van het EG-verdrag, dan zal de steun per onderneming nooit meer bedragen dan over drie jaar. Melding kan dan op grond van "de minimis" steun achterwege blijven. TOELICHTING ARTIKELSGEWIJS Algemeen Artikel 126 van de gewijzigde Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) bepaalt dat jaarlijks de heffingsverordeningen van de bedrijfslichamen moeten worden vastgesteld. Gelet op die bepaling strekt deze verordening ter vervanging van de Heffingsverordening bedrijfschap Horeca en Catering Laatstgenoemde verordening blijft ook na 2004 zijn werking behouden voor die gevallen waarin op grond van de daarin omschreven bepalingen in 2004 sprake zou zijn geweest van heffingsplicht. Een en ander met het oog op terugwerkende kracht als bedoeld in artikel 5, vierde lid. De verordening heeft in vergelijking met de Heffingsverordening bedrijfschap Horeca en Catering 2004 slechts enkele geringe wijzigingen ondergaan. Zo is de definitie van het begrip loonsom enigszins aangepast aan de huidige regelgeving. Daarnaast is een eenmalige extra aftrekregeling opgenomen in artikel 2, tiende lid, in verband met een teruggave van het exploitatieoverschot Artikel 1 De definitie van onderneming in het eerste artikel sluit aan bij het begrip onderneming in de Wet op de Bedrijfsorganisatie, waarop het Instellingsbesluit van het Bedrijfschap is gebaseerd, en bij de vaste uitleg door het College van Beroep voor het bedrijfsleven daarvan. Onder een onderneming wordt verstaan een, van de eventueel overige activiteiten in de vestiging (het bedrijf) te onderscheiden, technisch-organisatorische eenheid, waarin in de functie van horecabedrijf aan het economisch verkeer wordt deelgenomen. In tegenstelling tot het begrip onderneming in het spraakgebruik, dat meerdere bedrijven kan omvatten, ziet het begrip onderneming in deze verordening dus nadrukkelijk op de plaats van exploitatie; de plaats waar het bedrijf wordt uitgeoefend. Wanneer bijvoorbeeld één ondernemer op drie verschillende plaatsen cafébedrijven uitoefent, is sprake van een drietal ondernemingen. Artikel 2 In artikel 2 wordt vastgelegd dat een heffingsplichtige voor iedere onderneming een basisheffing is verschuldigd. Daarnaast wordt een loonsomheffing vastgesteld op basis van het gezamenlijke loon van de werknemers in alle door de heffingsplichtige gedreven ondernemingen. Op basis van een geschatte loonsom kan vooraf een voorlopige heffing worden opgelegd. In het register van ondernemingen van het Bedrijfschap worden jaarlijks circa 4700 startende ondernemingen geregistreerd. Het betreft daarbij in zo'n 95% van de gevallen een overname of een verandering in de rechtsvorm. In geval er sprake is van een overname of wijziging van de rechtsvorm wordt het als onrechtvaardig ervaren dat op een zelfde adres in een jaar meerdere malen basisheffing moet worden betaald. Hieraan wordt tegemoet gekomen door ondernemingen in het eerste jaar van exploitatie een aftrek op de basisheffing te verlenen ter hoogte van de basisheffing. Met deze maatregel wordt tevens een administratieve lastenverlichting bereikt. Om te voorkomen dat rechtsongelijkheid ontstaat ten opzichte van startende ondernemingen, waar geen sprake is van een overname of wijziging van de rechtsvorm, geldt de aftrekbepaling voor alle startende ondernemingen. 85

86 In het vierde lid wordt bepaald dat ondernemers die lid zijn van een belangenbehartigende ondernemersorganisatie, die aan de in het artikel genoemde voorwaarden voldoet, een aftrek kunnen krijgen op het totaal aan heffing, dat zij verschuldigd zijn voor de door hen gedreven ondernemingen. Hiermee kan worden voorkomen dat georganiseerde ondernemers onevenredig meer dan ongeorganiseerden, bijdragen aan de behartiging van collectieve belangen, die aan beiden ten goede komt. De georganiseerden dragen immers zowel via de bedrijfschapsheffing als via de contributie voor de privaatrechtelijke organisatie bij aan collectieve belangenbehartiging. De voorwaarden zijn ontleend aan het Besluit beleidsregel Schilthuisaftrek van de Sociaal Economische Raad van 15 juni De hoogte van de korting wordt door het bestuur jaarlijks vastgesteld en is voor 2005 bepaald op 30% van de heffing. De aftrek wordt slechts toegestaan binnen de in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie vastgelegde grenzen. Dat betekent onder meer, dat ten aanzien van de opgelegde heffing op grond van deze verordening en de opgelegde bestemmingsheffing op grond van de Verordening bestemmingsheffing hotelclassificatie Bedrijfschap Horeca en Catering 2005 gezamenlijk, de totale aftrek, die in een jaar aan een ondernemer wordt toestaan, gemaximeerd is tot een deel van het bedrag, dat die ondernemer als contributie aan zijn ondernemersorganisatie heeft betaald. Indien de tota- Ie aftrek op grond van beide verordeningen dit maximum overschrijdt wordt de aftrek naar rato verminderd tot het maximaal toegestane bedrag. In vervolg op een bestuursbesluit van 2 juni 1999 geldt een kortingsregeling voor ondernemingen die zowel zijn ingeschreven bij het bedrijfschap Horeca en Catering als het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en/of het Hoofdbedrijfschap Ambachten. De laatste jaren wordt de samenloop van heffingen door meerdere (hoofd)bedrijfschappen steeds vaker als probleem gezien. Dit komt omdat bedrijven verplicht bij meerdere schappen staan ingeschreven en heffingsplichtig zijn. In een beleidsnotitie van 15 februari 2001 heeft de Sociaal- Economische Raad aangegeven bestaande afspraken ter reducering van de samenloop van heffingen positief te bezien en de totstandkoming van nieuwe afspraken te stimuleren. In dat kader moet de regeling worden beschouwd voor de samenloop van heffingen bij bedrijven die zijn ingeschreven bij zowel het HBD en het HBA als het bedrijfschap Horeca en Catering. Het vijfde tot en met achtste lid, dat deze regeling bevat, gaat uit van een aftrekregeling voor alle bedrijven die zijn ingeschreven bij het bedrijfschap zowel als bij een of beide hoofdbedrijfschappen. Daarbij is van belang dat deze schappen elkaar in activiteiten soms gedeeltelijk overlappen. Voor die overlap behoeven ondernemers dan niet extra te betalen. Voor de niet-overlappende activiteiten moet uiteraard wel worden betaald. Omdat de basisheffing altijd geldt voor de gehele onderneming, zonder differentiatie naar bedrijfsonderdeel (detailhandel, ambacht of horeca), wordt de korting gegeven over de basisheffing. Daarnaast blijft het Bedrijfschap normaal heffen op de loonsom en het HBD en het HBA op de in de onderneming werkzame personen. Deze heffingen betreffen immers uitsluitend het betreffende bedrijfsonderdeel, zodat er geen samenloop plaatsvindt. Bij het berekenen van het kortingsbedrag is als uitgangspunt gehanteerd dat de ondernemer, per onderneming met overlap, in totaal nooit meer dan één maal de hoogste basisheffing van de schappen waar samenloop plaatsvindt behoeft te voldoen. Het vijfde lid regelt de situatie dat een onderneming zowel bij het HBA als het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingeschreven, maar niet bij het HBD. Het zesde lid regelt de situatie dat een onderneming zowel bij het HBD als het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingeschreven, maar niet bij het HBA. Het zevende lid regelt tenslotte de situatie dat een onderneming zowel bij het HBA als het HBD als het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingeschreven. In het achtste lid is voorts bepaald dat, in het geval een onderneming zowel bij het bedrijfschap als het HBD is ingeschreven en het een horecaomzet heeft van minder dan ,-, geen basisheffing wordt opgelegd. In dat geval legt het HBD een volledige basisheffing op. Het HBD kent een omgekeerde bepaling, zodat deze regeling door beide schappen op dezelfde wijze wordt uitgevoerd. Omdat de in het eerste, vijfde, zesde, zevende en achtste lid opgenomen regelingen een aftrek bevatten op de basisheffing, wordt deze aftrek toegepast op iedere onderneming waarin een dergelijk bedrijf plaatsvindt. Aangezien het in de praktijk kan voorkomen dat een onderneming aan meer dan een van de aftrekregelingen voldoet, is in het negende lid bepaald dat in dat geval de heffingsplichtige per onderneming slechts eenmaal een beroep kan doen op de meest gunstige aftrekmogelijkheid. De aftrek voor heffingsplichtigen op grond van het lidmaatschap van bepaalde werkgeversorganisaties, de zogenaamde Schilthuisaftrek, zoals die is opgenomen in het vierde lid, geldt over de totale heffing van de heffingsplichtige en wordt derhalve eerst vastgesteld nadat de bepalingen van het vijfde tot en met achtste lid zijn toegepast. 86

Sociaal- Economische Raad

Sociaal- Economische Raad Sociaal- Economische Raad Mededelingen blad Bedrijfsorganisatie Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Nr.31 20 juli 2012-62e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Openbare kennisgevingen

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Nr.7 10 februari 2012-62e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Nr.41 21 september 2012-62e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees 2

Nadere informatie

ONTWERP. Verordening van het Productschap Akkerbouw van 2009, houdende vaststelling bestemmingsheffing

ONTWERP. Verordening van het Productschap Akkerbouw van 2009, houdende vaststelling bestemmingsheffing VERGADERING : BESTUUR DATUM : 13 NOVEMBER 2008 AGENDAPUNT : 10 BIJLAGE : 26 Lett: AF no. JBA ONTWERP HEFFINGSVERORDENING PA INLANDS GRAAN 2009 Verordening van het Productschap Akkerbouw van 2009, houdende

Nadere informatie

Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009

Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009 Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 1 juli 2008 houdende de vaststelling van de aan ondernemers die bloemkwekerijproducten

Nadere informatie

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2004 nummer 75

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang december 2004 nummer 75 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 54 31 december 2004 nummer

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 58 22 augustus 2008 nummer

Nadere informatie

ONTWERP-VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING BLOEMBOLLENHANDEL OOGSTJAAR 2013

ONTWERP-VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING BLOEMBOLLENHANDEL OOGSTJAAR 2013 ONTWERP-VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING BLOEMBOLLENHANDEL OOGSTJAAR 2013 Verordening van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van (datum), houdende de vaststelling van een algemene heffing ten behoeve

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 55 5 augustus 2005 nummer 42 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 497 Besluit van 20 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Nr.45 13 augustus 2010-60e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 16 maart 2010; 1 Begripsbepalingen

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 16 maart 2010; 1 Begripsbepalingen Verordening PT heffing export bloembollen naar Japan oogstjaar 2010 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 30 maart 2010, houdende de vaststelling van aan exporteurs van bloembollen

Nadere informatie

1 Begripsbepalingen. 2 Retributieplicht

1 Begripsbepalingen. 2 Retributieplicht Verordening PT retributie export groenten en fruit Japan 2012 Verordening van het Productschap Tuinbouw van 14 november 2011, houdende regels ter zake van de aan de onder het Productschap Tuinbouw ressorterende

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 13 februari 2007;

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 13 februari 2007; Verordening PT heffing bestrijding Ditylenchus dipsaci oogstjaar 2007 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 27 maart 2007, houdende de vaststelling van aan telers van bloembollen op

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 13 februari 2007; 1 Begripsbepalingen

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 13 februari 2007; 1 Begripsbepalingen Verordening PT heffing export bloembollen naar Japan oogstjaar 2007 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 27 maart 2007, houdende de vaststelling van aan exporteurs van bloembollen

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 56 10 februari 2006 num

Nadere informatie

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting PLUIMNED, de erkende brancheorganisatie voor de sector pluimveevlees heeft

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 10 mei 2011; 1 Begripsbepalingen

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 10 mei 2011; 1 Begripsbepalingen Verordening PT heffing export bloembollen naar Japan oogstjaar 2011 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 19 mei 2011 houdende de vaststelling van een aan exporteurs van bloembollen

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 58 26 september 2008 nummer

Nadere informatie

LAATSTE TEKST (februari 2010)

LAATSTE TEKST (februari 2010) LAATSTE TEKST (februari 2010) HEFFINGSVERORDENING PA VLASFONDS 2009 Verordening van het Productschap Akkerbouw van 13 november 2008, houdende vaststelling bestemmingsheffing ten behoeve van de vlassector

Nadere informatie

BESLUIT OPGAVE BEDRIJFSGEGEVENS OP ELEKTRONISCHE WIJZE (PPE) 2005

BESLUIT OPGAVE BEDRIJFSGEGEVENS OP ELEKTRONISCHE WIJZE (PPE) 2005 BESLUIT OPGAVE BEDRIJFSGEGEVENS OP ELEKTRONISCHE WIJZE (PPE) 2005 Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 15 september 2005, houdende vaststelling van bepalingen omtrent opgave

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Openbare kennisgevingen 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Openbare kennisgevingen 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 58 15 augustus 2008 nummer

Nadere informatie

Bestuurskamer. Wij Beatrix, enzovoorts

Bestuurskamer. Wij Beatrix, enzovoorts Bestuurskamer Ontwerp- Besluit van (datum) houdende opheffing Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen, Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijprodukten, Bedrijfschap Groothandel

Nadere informatie

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting OVONED, de erkende brancheorganisatie voor de sector eieren, heeft op 16 mei

Nadere informatie

Sociaal- Economische Raad

Sociaal- Economische Raad Sociaal- Economische Raad Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende

Nadere informatie

Productschap Diervoeder

Productschap Diervoeder Productschap Diervoeder VERORDENING PDV REGISTRATIE ONDERNEMINGEN DIERVOEDERSECTOR 2003 Verordening van het Productschap Diervoeder van 12 februari 2003 (Wijziging I: 2 december 2009) houdende regels ter

Nadere informatie

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang 55 1 april 2005 nummer 16. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees (PVV 17) 2

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang 55 1 april 2005 nummer 16. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees (PVV 17) 2 PBO-blad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 55 1 april 2005 nummer 16 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie

Nadere informatie

VERORDENING PT BESTEMMINGSHEFFING VERDUURZAAMDE GROENTEN EN FRUIT 2013

VERORDENING PT BESTEMMINGSHEFFING VERDUURZAAMDE GROENTEN EN FRUIT 2013 VERORDENING PT BESTEMMINGSHEFFING VERDUURZAAMDE GROENTEN EN FRUIT 2013 Verordening van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van (datum), houdende de vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Verordeningen en besluiten 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Verordeningen en besluiten 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 59 5 juni 2009 nummer 36

Nadere informatie

Bestuurskamer. Wij Beatrix,.. 1 Begripsbepalingen

Bestuurskamer. Wij Beatrix,.. 1 Begripsbepalingen Bestuurskamer Ontwerp- Besluit van (datum) houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersoon in akker- en tuinbouwproducten

Nadere informatie

Artikel 1 Voor de toepassing van deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: 1. CBD : CoMore Bedrijfsdiensten B.V. ;

Artikel 1 Voor de toepassing van deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: 1. CBD : CoMore Bedrijfsdiensten B.V. ; Het bestuur van CBD heeft, Overwegende, dat uniforme basisvoorwaarden dienen te worden vastgesteld waaronder kan worden overgegaan tot certificatie in het kader van een kwaliteitbeheersingssysteem in de

Nadere informatie

1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders (PPE) 2010.

1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders (PPE) 2010. INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2011-II, gepubliceerd d.d. 06-07-2012 1) BESLUIT AANWIJZING TOEZICHTHOUDERS (PPE) 2010 Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 8 april

Nadere informatie

VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING AANBOD BLOEMKWEKERIJPRODUCTEN 2013

VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING AANBOD BLOEMKWEKERIJPRODUCTEN 2013 VERORDENING PT ALGEMENE HEFFING AANBOD BLOEMKWEKERIJPRODUCTEN 2013 Verordening van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van (datum), houdende de vaststelling van een algemene heffing ten laste van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36087 30 december 2014 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 december 2014, nr. WJZ/14129586, tot vaststelling

Nadere informatie

2009 (Verordening PT heffing eetbare paddenstoelen en uitgangsmateriaal van groenten 2009)

2009 (Verordening PT heffing eetbare paddenstoelen en uitgangsmateriaal van groenten 2009) INTEGRALE TEKST Bijgewerkt t/m Wijziging II d.d. 9-9-2011 Verordening PT heffing eetbare paddenstoelen en uitgangsmateriaal van groenten 20091) Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 58 1 augustus 2008 nummer

Nadere informatie

Verordening financiering projecten groothandelssector 2013

Verordening financiering projecten groothandelssector 2013 Verordening financiering projecten groothandelssector 2013 Verordening van het Productschap Vis van 13 november 2012, houdende regels ter zake van de aan de onder het Productschap Vis ressorterende ondernemers

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 59 27 maart 2009 nummer

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Bestuurssamenstellingen 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Bestuurssamenstellingen 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 59 30 januari 2009 nummer

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 57 7 december 2007 nummer

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Verordening van 23 maart, 13 en 20 april 2016 van Provinciale Staten van Drenthe, Fryslân en Groningen, houdende bepalingen met betrekking tot de verstrekking van subsidies van het Samenwerkingsverband

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Nr.30 4 juni 2010-60e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen 2

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 333 Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Nr.35 24 juni 2011-61e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren

Nadere informatie

Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting COKZ),

Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting COKZ), CONTROLEREGLEMENT EIEREN EN PLUIMVEEVLEE S 2012 Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting COKZ), gelet op artikel 10, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet,

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 30 september 2008;

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 30 september 2008; Verordening PT registratie gewasbeschermingsmiddelen onbedekte teelt bloembollen 2009 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 11 november 2008, houdende de vaststelling van regels over

Nadere informatie

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordening wijziging van de Verordening begroting baten en lasten voor 2008 (RE 6) 2

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordening wijziging van de Verordening begroting baten en lasten voor 2008 (RE 6) 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave jaargang 59 21 augustus 2009 nummer 47 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 476 Wet van 6 september 2006 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 98 Wet van 5 maart 2007 tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving

Nadere informatie

Reglement op het gebruik en toezicht

Reglement op het gebruik en toezicht Het bestuur van CoMore Bedrijfsdiensten B.V., hierna te noemen CBD, heeft, gelet op de Regeling IKB Varken op 26 februari 2007 het reglement op het gebruik en toezicht van het collectieve vleeskeurmerk

Nadere informatie

Deze regeling is van toepassing op Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 1, sub e, van de Wmg.

Deze regeling is van toepassing op Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 1, sub e, van de Wmg. REGELING Controle en Administratie Wlz-uitvoerders Gelet op artikel 31, sub a, artikel 31, sub c, en artikel 36, derde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), heeft de Nederlandse Zorgautoriteit

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 44795 11 december 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 december 2015, nr. WJZ/15103002, tot

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 28.02.2006 COM(2006) 89 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 53 22 augustus 2003 num

Nadere informatie

1 Begripsbepalingen. 2 Het hoofdproductschap

1 Begripsbepalingen. 2 Het hoofdproductschap Ontwerp- Besluit van (datum) houdende de instelling van een hoofdproductschap alsmede van productschappen voor ondernemingen op het gebied van de teelt van, de been verwerking van en de handel in akkerbouwproducten

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke

Nadere informatie

BELEIDSREGEL BR/CU-5039

BELEIDSREGEL BR/CU-5039 BELEIDSREGEL BR/CU-5039 Rentevergoeding opbrengstverrekening GGZ Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 56 28 april 2006 nummer

Nadere informatie

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering

Nadere informatie

Rapport. Datum: 14 oktober 2003 Rapportnummer: 2003/357

Rapport. Datum: 14 oktober 2003 Rapportnummer: 2003/357 Rapport Datum: 14 oktober 2003 Rapportnummer: 2003/357 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Gemeenschappelijk Secretariaat Vorderingen (GSV) Landbouwschap zijn verzoek van 24 april 2002 om de aanslag

Nadere informatie

Sociaal- Economische Raad

Sociaal- Economische Raad Sociaal- Economische Raad Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving

: LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving Intitulé : LANDSVERORDENING van 28 maart 2013 houdende vaststelling van nieuwe regels inzake de handhaving van de arbeidswetgeving Citeertitel: Landsverordening bestuurlijke handhaving arbeidswetgeving

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 94/44 31.3.2004 VERORDENING (EG) Nr. 599/2004 VAN DE COMMISSIE van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer

Nadere informatie

STADSREGIO AMSTERDAM ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

STADSREGIO AMSTERDAM ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING STADSREGIO AMSTERDAM ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Vastgesteld bij besluit van de Regioraad van 26 juni 2007, nr. ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING STADSREGIO AMSTERDAM 1 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 337 Besluit van 25 juni 2002, houdende voorzieningen met betrekking tot het Faunafonds (Besluit Faunafonds) Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

No. 03/2012. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering;

No. 03/2012. Het bestuur van het Bedrijfschap Horeca en Catering; VERORDENING van het Bedrijfschap Horeca en Catering, houdende regels ter zake van de aan de onder het Bedrijfschap Horeca en Catering ressorterende ondernemers op te leggen bestemmingsheffing voor het

Nadere informatie

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie Bestuurskamer Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie 1. De organisaties 1, aangewezen voor de benoeming van bestuursleden van

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 58 29 december 2008 nummer

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 54 26 november 2004 num

Nadere informatie

PBO-blad. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Vee en Vlees 2

PBO-blad. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Vee en Vlees 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 54 28 mei 2004 num mer

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enige andere wetten in verband met de eigen bijdrage

Nadere informatie

Mandaatbesluit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Noord-Holland 2014

Mandaatbesluit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Noord-Holland 2014 Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 3 februari 2015 tot vaststelling van het Mandaatbesluit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Noord-Holland 2014 Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het voorstel van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing vzw, gedaan op 23 juni 2017;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het voorstel van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing vzw, gedaan op 23 juni 2017; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van bijlage I, IV, V, VI, VIII en X bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 1997 betreffende de verplichte bijdragen bestemd voor de promotie

Nadere informatie

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019 REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019 Artikel 1 a Toepassing Dit reglement is van toepassing op de Groothandel in Bloembollen zoals bedoeld in artikel 1 sub C. lid 2 cao Colland en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 48 Wet van 22 januari 2014, houdende regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Coevorden.

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Coevorden. CVDR Officiële uitgave van Coevorden. Nr. CVDR614338_1 20 november 2018 Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Coevorden No. 2018/ Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

Nadere informatie

: Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten;

: Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten; Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten VERGADERING : Bestuur DATUM : 1 november 2007 AGENDAPUNT : 13 BIJLAGE : 21 ONTWERP VERORDENING GZP FINANCIERINGSHEFFING JAAR 2008 Verordening van het Productschap

Nadere informatie

BELEIDSREGEL BR/CU-5060

BELEIDSREGEL BR/CU-5060 BELEIDSREGEL Rentevergoeding opbrengstverrekening GGZ Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

Nadere informatie

INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2006-I, gepubliceerd d.d

INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2006-I, gepubliceerd d.d INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2006-I, gepubliceerd d.d. 14-04-2006 1) VERORDENING SALMONELLAMONITORING VARKENSSECTOR 2003 Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft; Gelet op de artikelen

Nadere informatie

Besluit nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van waterschapsbelastingen en leges 2011

Besluit nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van waterschapsbelastingen en leges 2011 Besluit nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van waterschapsbelastingen en leges 2011 Hoofdstuk I Begripsbepalingen Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. het dagelijks

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang september 2003 num mer 59. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees 2

PBO-blad. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang september 2003 num mer 59. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 53 19 september 2003 num

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Nr.21 18 mei 2012-62e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Margarine, Vetten en

Nadere informatie

Verordening reinigingsheffingen 2016 gemeente Sliedrecht. gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Verordening reinigingsheffingen 2016 gemeente Sliedrecht. gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Sliedrecht. Nr. 126297 24 december 2015 Verordening reinigingsheffingen 2016 gemeente Sliedrecht De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang mei 2003 num mer 32

PBO-blad. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang mei 2003 num mer 32 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 53 16 mei 2003 num mer

Nadere informatie

heffingsplichtige : een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet-rechtspersoonlijkheidbezittende

heffingsplichtige : een natuurlijk persoon of rechtspersoon of een niet-rechtspersoonlijkheidbezittende VERORDENING van het Bedrijfschap Horeca en Catering, houdende regels ter zake van de aan de onder het Bedrijfschap Horeca en Catering ressorterende ondernemers van logiesverstrekkende bedrijven op te leggen

Nadere informatie

Wet financiële betrekkingen met het buitenland

Wet financiële betrekkingen met het buitenland Wfbb Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaand onder: a. Ingezetenen: 1. natuurlijke personen, die hun woonplaats in Nederland hebben en in de bevolkingsregisters zijn opgenomen;

Nadere informatie

Bepalingen over de ouderbijdrage

Bepalingen over de ouderbijdrage Bepalingen over de ouderbijdrage Jeugdwet 8.2. Ouderbijdrage Artikel 8.2.1 1. De volgende personen zijn een ouderbijdrage verschuldigd in de kosten van de aan een jeugdige geboden jeugdhulp, voor zover

Nadere informatie

Subsidieregeling abortusklinieken

Subsidieregeling abortusklinieken Subsidieregeling abortusklinieken (Tekst geldend op: 19 02 2015) Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 juli 2014, kenmerk 641412 123384 PG, houdende regels voor de subsidiëring

Nadere informatie

Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2011.

Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2011. Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Veluwe 2011. Het algemeen bestuur van Waterschap Veluwe; Op voordracht van het dagelijks bestuur van 13 oktober 2010; Gelet

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. GEDEPUTEERDE STATEN VAN PROVINCIE UTRECHT, hierna te noemen: Gedeputeerde Staten;

PROVINCIAAL BLAD. GEDEPUTEERDE STATEN VAN PROVINCIE UTRECHT, hierna te noemen: Gedeputeerde Staten; PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van provincie Utrecht. Nr. 3311 19 juni 2015 Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht van16 juni 2015 nr. 8150649C houdende verlening van mandaat en machtiging

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave Nr.33 5 september 2014-64e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten

Nadere informatie

1 Begripsbepalingen. 2 Heffingsplicht

1 Begripsbepalingen. 2 Heffingsplicht Verordening PT bijzondere heffing handel groenten en fruit 2012 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 14 november 2011, houdende de vaststelling van een bijzondere heffing handel groenten

Nadere informatie

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit 1. De voor het benoemen van leden van het bestuur van het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Aardappelen,

Nadere informatie

REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB

REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB Het bestuur van de Stichting IKB EI, hierna te noemen: de Stichting, in aanmerking nemende dat, het Productschap Pluimvee en

Nadere informatie

Raadsbesluit. De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2016 nr.

Raadsbesluit. De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2016 nr. Raadsbesluit De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2016 nr. 9827; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en

Nadere informatie

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2016

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2016 Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016 De raad van de gemeente Haarlem; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafvordering in verband met de implementatie van Verordening

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN. DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

IN NAAM DER KONINGIN. DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen, Landsverordening van 4 december 1989 houdende regelen met betrekking tot het ter beschikking stellen van arbeidskrachten: tekst in P.B. 1989, no 73; gewijzigd bij: 1. Landsverordening van de 11de september

Nadere informatie