Ter Hoeve. Onderzoek tot m.e.r. deelrup Camping Ter Hoeve te De Panne

Transcriptie

1 Ter Hoeve Onderzoek tot m.e.r. deelrup Camping Ter Hoeve te De Panne Sweco Belgium nv i.o.v. Provincie West-Vlaanderen december 2018

2 Verantwoording Titel Subtitel Projectnummer Referentienummer Revisie Datum Auteur(s) adres Gecontroleerd door Ter Hoeve Onderzoek tot m.e.r. Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Camping Ter Hoeve December 2018 Julie Lismont, Jos Van Winckel Soetkin Verryt Paraaf gecontroleerd Goedgekeurd door Paraaf goedgekeurd Contact Sweco Belgium NV Elfjulistraat 43 B-9000 Gent T gent@swecobelgium.be / II /

3 Inhoud Inleiding 5 1 Situering van het plan 3 2 Overwogen, maar verworpen alternatieven 4 3 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten Scoping Resulterende scoping Milieubeoordeling 9 4 Algemene conclusie 18 Bijlagen 19 Afkortingen BS DRO MER m.e.r. OV PRUP PRS RSV RUP SBZ-H SBZ-V VHA VEN Belgisch Staatsblad Decreet Ruimtelijk Ordening Milieueffectenrapport milieueffectrapportage Openbaar vervoer Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Ruimtelijk Uitvoeringsplan Speciale Beschermingszone Habitatrichtlijngebied Speciale Beschermingszone - Vogelrichtlijngebied Vlaamse Hydrografische Atlas Vlaams Ecologisch Netwerk / III /

4 Leeswijzer Door de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 dient in het planproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen teweegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een onderzoek tot m.e.r (milieueffectrapportage) dient uitgevoerd te worden. Hierbij gaat men na of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben t.o.v. de bestaande situatie voor mens en milieu. De resultaten van het onderzoek tot m.e.r. geven aan of de opmaak van een plan-mer al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het RUP gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen. Met dit plan wenst het provinciebestuur de huidige planologische situatie van de camping Ter Hoeve te verfijnen. De voornaamste doelstelling is om de zone hoofdzakelijk te gebruiken voor de inrichting van permanente recreatieve verblijfseenheden. In de huidige situatie mogen niet-verplaatsbare openlucht recreatieve verblijfseenheden maximaal 30% van het aantal openlucht recreatieve verblijven innemen. In het provinciaal RUP Camping worden de inrichtingsvoorschriften van de camping Ter Hoeve verfijnd om de renovatie van de camping mogelijk te maken. / IV /

5 Inleiding Beknopte beschrijving Het voorliggend plan betreft het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Camping Ter Hoeve. De inrichtingsvoorschriften van de camping worden verfijnd om de site te kunnen renoveren conform het logiesdecreet en in de toekomst te kunnen inrichten met hoofdzakelijk permanente recreatieve verblijfseenheden. Initiatiefnemer De initiatiefnemer van het plan waarop de nota betrekking heeft is de Provincie West-Vlaanderen Dienst ruimtelijke planning. Contactadres: Provinciehuis Boeverbos, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Sint-Andries (Brugge) Contactpersoon: Wouter Billiet Toetsing aan de m.e.r.-plicht Om na te gaan of het voorgenomen plan onder de toepassing van de plan-m.e.r.-plicht valt, moeten drie vragen stapsgewijs beantwoord worden, namelijk: 1. Valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)? Ja // De opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen is voorgeschreven door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Het RUP wordt opgesteld op initiatief van de Vlaamse Overheid. Het RUP valt m.a.w. onder de definitie van een plan of programma. 2. Valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM? Ja // Het plan vormt het kader voor de latere toekenning van een vergunning (waaronder minstens een omgevingsvergunning) aan een project, zodat het plan onder het toepassingsgebied van het DABM valt. Is een passende beoordeling nodig? Nee // Het plangebied bevindt zich nabij het habitatrichtlijngebied, zijnde het Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin, aan de overzijde van de Duinhoekstaart, op ca. 50m afstand. Gezien echter het RUP de instandhoudingsdoelstellingen respecteert, er geen habitatrichtlijngebied wordt ingenomen, wordt verwacht dat het vooropgestelde plan geen impact zal hebben op het SBZ-gebied. Daar er geen impact verwacht wordt op SBZ is de opmaak van een passende beoordeling niet relevant. Wel wordt een voortoets Passende Beoordeling opgemaakt (zie discipline biodiversiteit). 3. Valt het plan onder de plan-m.e.r.-plicht? Ja // Het voorgenomen plan vormt een kader voor projecten zoals die vermeld worden onder Bijlage I, II of III van het m.e.r.-decreet van 10 december Volgende rubrieken van bijlage II en III zijn van toepassing: 12 - Toerisme en recreatie. Het plan is bijgevolg van rechtswege plan-m.e.r-plichtig. Gezien het plan slechts een verfijning van de huidige planologische situatie inhoudt, is sprake van een kleine wijziging. Bijgevolg dient minimum een onderzoek tot m.e.r. te worden uitgevoerd. In de huidige voorschriften wordt bepaald dat maximum 30% van de zone mag ingericht worden met niet verplaatsbare recreatieve verblijfseenheden. De doelstelling is om deze zone uit te breiden naar 2/3 e van het gebied, en 1/3 e niet permanente verblijfseenheden te behouden. Conclusie plan-m.e.r-plicht : Het RUP valt onder de definitie van een plan of programma en onder het toepassingsgebied zoals gedefinieerd in het DABM. Gezien in de onmiddellijke omgeving een SBZ-gebied gelegen is, maar geen impact op dit gebied verwacht wordt, wordt een voortoets passende beoordeling opgemaakt. Het plan vormt het kader voor projecten die vermeld worden onder bijlage I, II of III van het m.e.r.-decreet van 10 december 2004 en is dus plan-m.e.r.-plichtig. Gezien het plan een kleine wijziging betreft is het plan screeningsplichtig. / V /

6 / 2 /

7 Situering van het plan 1 Situering van het plan Geografische situering van het plan Hiervoor wordt verwezen naar de startnota. Beschrijving van het plangebied Hiervoor wordt verwezen naar de startnota. Juridisch- en beleidsmatige context Hiervoor wordt verwezen naar de startnota. Geplande ontwikkelingen Hiervoor wordt verwezen naar de startnota. en en visie van het RUP Hiervoor wordt verwezen naar de startnota. Vertaling in het RUP Hiervoor wordt verwezen naar de startnota. Informatie uit beschikbare studies Hiervoor wordt verwezen naar de startnota. / 3 /

8 Overwogen, maar verworpen alternatieven 2 Overwogen, maar verworpen alternatieven Nulalternatief Het nulalternatief houdt in dat er geen nieuw planinitiatief wordt genomen. De planologische bestemming van het plangebied blijft dan ook gelden. Dit zou betekenen dat de huidige voorschriften van de camping geldend blijven, zodat de camping geen infrastructurele aanpassingen kan doorvoeren en de renovatie conform het nieuwe logiesdecreet niet mogelijk is. Daarnaast betekent dit dat geen bijkomende vaste constructies kunnen worden gerealiseerd. Dit betekent dat het nulalternatief geen wenselijk of volwaardig alternatief is. Het nulalternatief zal echter wel bij de verschillende milieudisciplines aan bod komen, zijnde de huidige planologische en feitelijke situatie, of met andere woorden de referentiesituatie. Locatiealternatieven Gezien de aard van het plan, namelijk een verfijning van de huidige planologische situatie (campingterrein) betreft, zijn locatiealternatieven hier niet relevant en niet als redelijk te beschouwen. Inrichtingsalternatieven Voorliggend RUP beantwoordt aan de vraag van eigenaar Plopsaland om permanente verblijfsgelegenheden in de omgeving van Plopsaland De Panne te voorzien. Tevens beantwoordt het RUP aan de noodzaak van de Camping ter Hoeve om de bestaande camping te renoveren conform de recente regelgeving (logiesdecreet). Verdere wijzigingen aan de bestaande inrichting van het plangebied worden niet voorzien. Er zijn dus redelijkerwijs geen inrichtingsalternatieven voorhanden. Indien bepaalde inrichtingsaspecten toch tot een onderscheidend milieueffect zouden kunnen leiden, dan worden deze afzonderlijk beoordeeld. / 4 /

9 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten 3 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten 3.1 Scoping Kwetsbaarheid van het gebied De kwetsbaarheid van een gebied is in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. De kwetsbaarheid van het gebied wordt in kaart gebracht aan de hand van de voorkomende zogenaamde bijzondere beschermde gebieden en bijzonder kwetsbare gebieden in het studiegebied. In het Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage wordt aangegeven wat er verstaan wordt onder bijzonder beschermde gebieden. In onderstaande tabel wordt de ligging van het plan ten opzichte van de bijzonder beschermde gebieden weergegeven. Bijzonder beschermde gebieden De speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu Een gebied aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis Waterwingebieden Een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen Natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening Bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone Het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu Erfgoedlandschappen volgens BPA of RUP Situering t.a.v. plangebied Er bevinden zich geen SBZ binnen het plangebied. De meest nabije SBZ is de duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin, deelgebied Jonge duinen van De Panne, dat zich aan de overkant van de Duinhoekstraat bevindt (op +/- 50 meter). Er zijn geen RAMSAR-gebieden aanwezig binnen het plangebied of in de onmiddellijke omgeving. Er bevinden zich geen waterwingebieden binnen het plangebied. Aan de overzijde van de Duinhoekstraat is een waterwingebied aangeduid volgens het gewestplan. Er zijn geen grondwaterwingebieden en bijhorende beschermingszones aangeduid in het plangebied of de onmiddellijke omgeving. Er bevinden zich geen beschermde duingebieden binnen het plangebied of in de onmiddellijke omgeving. Het meest nabije beschermd duingebied is gelegen ter hoogte van de aansluiting van de Duinhoekstraat met de Langgeleedstraat op 0,5 km. Er bevindt zich een natuurgebied aan de overzijde van de Duinhoekstraat (op +/- 50 meter). De Duinhoekstraat scheidt het plangebied van dit natuurgebied. Er komen geen van deze gebieden voor binnen het plangebied of in de onmiddellijke omgeving. Aan de overzijde van de Duinhoekstraat bevindt zich evenwel een zeer waardevol duingebied met bestemming natuurgebied. Er komen geen van deze gebieden voor binnen het plangebied. Het dichtstbijzijnde beschermd cultuurhistorisch landschap zijn de Westhoekduinen, die zich aan de overzijde van de Duinhoekstraat bevinden (+/- 50 m). De dichtstbijzijnde monumenten zijn de Belgische militaire begraafplaats Adinkerke en de Belgische militaire begraafplaats De Panne, die zich op ongeveer 1 km van de camping bevinden. Er bevinden zich geen VEN-gebieden. Het meest nabije VEN-gebied is De Westkust en bevindt zich aan de overzijde van de Duinhoekstraat (op +/- 50 meter). Er komen geen van deze gebieden voor binnen het plangebied of in de onmiddellijke omgeving. / 5 /

10 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer. De kwetsbaarheid van een gebied is immers in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. De kwetsbaarheid van het gebied wordt beschreven aan de hand van de aanwezigheid van bijzonder kwetsbare gebieden. De bijzonder kwetsbare gebieden hebben geen juridische betekenis. De kwetsbaarheid wordt gekarakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan geeft. Gezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied onvoldoende in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit betekent dat als er twijfel is over de kwetsbaarheid er wordt uitgegaan van een worst case inschatting van de kwetsbaarheid. Bijzonder kwetsbare gebieden Situering t.a.v. plangebied Gebieden met slechte drainage (drainageklasse f, g of i) / Gevoelige bodems (veengronden, kleigronden) Gevoelige gebieden volgens de watertoetskaarten (open) gerangschikte waterlopen Waardevolle en zeer waardevolle gebieden op de biologische waarderingskaart (BWK) Het plangebied is deels gelegen thv antropogene bodems (langs bebouwing Duinhoekstraat). Verder komen duinzandgronden op polderafzetting voor (d.da), en ten zuiden in het plangebied zijn kreekruggronden en waddengronden gelegen, met een (zware) kleibodem (O.A2, O.A4, o.w1) Gezien het plangebied is gelegen in de polders wordt het aangeduid als van nature overstroombaar gebied (vanuit zee). Binnen het plangebied zijn geen mogelijke of effectief overstromingsgevoelige zones gelegen volgens de watertoetskaart De zuidzijde van het plangebied grenst aan gerangschikte waterloop 2 e categorie Het Langgeleed. In het plangebied bevindt zich een zone van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen. De zuidrand van het plangebied bestaat uit een waardevolle bomenrij met populier grenzend aan een gracht met rietvegetatie. Stiltegebieden / Bouwkundig erfgoed / Gebieden aangeduid op de landschapsatlas Ten noorden van het plangebied bevindt zich een vastgesteld landschapsrelict, de Westkust duinen, op +/- 50 m afstand. Archeologische site / Woongebieden volgens bestemmingsplan of woonconcentraties in nabijheid van plangebied Langsheen de Duinhoekstraat bevindt zich een woonlint. Aard van het plan Het planologisch initiatief van de provincie betreft de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan opdat de renovatie en herinrichting van de camping Ter Hoeve kan worden gerealiseerd. Het plan voorziet een toename van het aandeel verharde oppervlakte gezien het voorzien van permanente verblijven naar 2/3 van de oppervlakte aan permanente / 6 /

11 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten verblijfswoningen. In de feitelijke referentiesituatie betreft dit slechts 1/3 van de oppervlakte. De huidige voorschriften (planologische referentiesituatie) op vlak van verharding en bebouwing worden hiertoe gewijzigd, namelijk van maximaal 30% nietverplaatsbare openlucht recreatieve verblijfseenheden naar 60% niet-verplaatsbare openlucht recreatieve verblijfseenheden. Gezien het plangebied ongewijzigd blijft en slechts de voorschriften verfijnd worden, worden de effecten t.a.v. direct ruimtebeslag, verstoring en wijziging ruimtelijke samenhang als beperkt tot te verwaarlozen ingeschat. De aard van het plan wordt bijgevolg niet als doorslaggevend geacht i.f.v. het bepalen van de relevante milieudisciplines. / 7 /

12 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten 3.2 Resulterende scoping Door de hoger beschreven ( 4.1) omgevingskenmerken te confronteren met de kenmerken van het plan blijkt dat in eerste instantie geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten zijn. Gezien het plan een verhoging beoogt van de verhardingsgraad ter hoogte van kleibodems, zijn disciplines bodem en oppervlaktewater relevant. Ook de discipline biodiversiteit is relevant, gezien de ligging vlakbij de Jonge Duinen van De Panne/Westhoekduinen, beschermd als VEN gebied en Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Gezien dit natuurgebied ook beschermd is als cultuurhistorisch landschap wordt ook discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie als beperkt relevant beschouwd. Door de beperkte voorziene wijzigingen van het plan ten opzichte van de feitelijke en planologische referentiesituatie worden de overige disciplines als minder relevant beschouwd, deze worden kort besproken. In de milieubeoordeling die volgt zullen volgende milieudisciplines worden onderzocht op het mogelijks voorkomen van aanzienlijk negatieve effecten: - Discipline bodem en water - Discipline biodiversiteit - Discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie Ook Discipline mens ruimtelijke aspecten (inclusief mobiliteit) wordt beknopt besproken. / 8 /

13 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten 3.3 Milieubeoordeling In onderstaande paragrafen worden voor de relevante milieudisciplines in eerste instantie de elementen van de referentiesituatie beschreven. Op basis hiervan worden de mogelijke milieueffecten ingevolge het plan in beeld gebracht. Om aan te tonen dat de realisatie van het plan geen aanzienlijke negatieve milieueffecten genereert, wordt voor de relevante milieudisciplines een antwoord geformuleerd op volgende vragen: In welke mate resulteert de wijziging van de feitelijke situatie in aanzienlijke negatieve effecten? In welke mate resulteert de wijziging van de juridisch planologische situatie in aanzienlijk negatieve effecten? Discipline bodem en water Beschrijving van de referentiesituatie Bodem// Het plangebied is deels gelegen thv antropogene bodems (OB; langs bebouwing Duinhoekstraat). Verder komen duinzandgronden op polderafzetting voor (d.da), en ten zuiden in het plangebied zijn kreekruggronden en waddengronden gelegen, met een (zware) kleibodem (O.A2, O.A4, o.w1) Bodemverontreiniging// Binnen het plangebied komen geen gekende bodemverontreinigingen voor (OVAM). De meest nabije bodemondezoeken zijn uitgevoerd in het duingebied aan de overkant en ter hoogte van het recreatiepark Plopsaland (ca. 500 m). Grondwaterstromingsgevoeligheid// In de kust- en poldergebieden is het grondwater erg gevoelig voor verzilting. Menselijke ingrepen kunnen het kwetsbare evenwicht tussen zoet en zout water grondig verstoren. Het plangebied zelf ligt niet in een verzilte zone; dit vooral door de nabijheid van het goed infiltrerende duinengordel. Het plangebied en zijn omgeving worden omschreven als zeer gevoelig voor grondwaterstromingen. In deze gebieden kunnen zich snel wijzigingen van het grondwaterpatroon voordoen indien ondergrondse constructies of tijdelijke bemaling worden uitgevoerd (zoet/zout evenwicht). / 9 /

14 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten Zoneringsplan (RWZI-netwerk)// Het plangebied bevindt zich volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij in centraal gebied, wat impliceert dat in principe de aansluiting op een rioolwaterzuiveringsinstallatie is voorzien. Waterlopen// In de omgeving van het plangebied (grenzend aan) wordt Langgeleed aangeduid als onbevaarbare waterloop van 2 de categorie. Het Kruislanggeleed, eveneens 2 e categorie, mondt hierin uit ten zuiden van het plangebied. Overstromingsgevoeligheid signaalgebieden// Het plangebied is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied en/of signaalgebied. / 10 /

15 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten Beoordeling van de milieueffecten t.o.v. de referentie situatie Het plan voorziet een toename van het aandeel verharde oppervlakte gezien het voorzien van permanente verblijven naar 2/3 van de oppervlakte aan permanente verblijfswoningen. In de feitelijke referentiesituatie betreft dit slechts 1/3 van de oppervlakte. De huidige voorschriften (planologische referentiesituatie) op vlak van verharding en bebouwing worden hiertoe gewijzigd, namelijk van maximaal 30% nietverplaatsbare openlucht recreatieve verblijfseenheden naar 60% niet-verplaatsbare openlucht recreatieve verblijfseenheden. Bij het voorzien van de bijkomende verharding zal in functie van de hemelwaterhuishouding rekening dienen te worden gehouden met de principes van duurzaam watergebruik: hergebruik, infiltreren, bufferen, en dan vertraagd afvoeren. Infiltratievoorzieningen dienen idealiter vrijliggend voorzien te worden ter hoogte van de duinzandgronden waar infiltratie mogelijk is. Er dient hiertoe op projectniveau beantwoord te worden aan de gewestelijke hemelwaterverordening bij de dimensionering van de buffer- en infiltratievoorzieningen, en aan mogelijke verstrengde eisen opgelegd door de waterbeheerder: de Westkustpolder. Gezien de bijkomende verharding vakantiewoningen betreft en er geen ondergrondse constructies worden voorzien, worden er geen negatieve effecten verwacht op bodemzetting of grondverzet. Bij mogelijk grondverzet inzake fundering, rioleringen,.. dient de vigerende wetgeving te worden nageleefd. Conclusie: Er worden geen negatieve effecten verwacht inzake bodem en water ten opzichte van de feitelijke en planologische referentiesituatie. Op projectniveau dient de gewestelijke hemelwaterverordening absoluut te worden nageleefd. / 11 /

16 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten Discipline Biodiversiteit Beschrijving van de referentiesituatie Biologische waardering// Het plangebied is hoofdzakelijk biologisch minder waardevol. Binnen het plangebied komt een zone van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen voor. Het gaat om soortenarm, tijdelijk grasland. De zuidrand van het plangebied bestaat uit een waardevolle bomenrij met populier grenzend aan een gracht met rietvegetatie. Ten noorden van het plangebied bevat het duingebied biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen. Het gaat hierbij om stuifduinen (dd), duinstruweel (sd), loofbos (n) en kalkrijk duingrasland (hd). Deze vegetaties betreffen tevens beschermde Natura 2000 habitats. De duinen zijn tevens aangeduid als faunistisch belangrijk. Ramsar- en Duingebieden// Beschermde duingebieden zijn 0,5 km ten noordwesten van het plangebied gelegen. Natura 2000/VEN-gebieden// De Westhoekduinen of Jonge duinen van de Panne aan de overzijde van de Duinhoekstraat zijn aangeduid als onderdeel van: - VEN-gebied GEN 101 Westkust - Habitatrichtlijngebied Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin (BE ) - Vogelrichtlijngebied Westkust (BE ) Ecologische gebieden volgens bestemmingsplannen// Binnen het plangebied komen geen van deze gebieden voor. De bovengenoemde natuurgebieden noordelijk grenzend aan het plangebied zijn ook op het gewestplan bestemd als natuurgebied Beoordeling van de milieueffecten t.o.v. de referentie situatie Door realisatie van het plan kan de huidige feitelijke situatie wijzigen, namelijk de aanwezigheid van een camping met toegenomen aandeel permanente verblijfseenheden. Het plan voorziet geen wijzingen aan de bestaande natuurwaarden en ecologisch waardevolle elementen in de omgeving. De waardevolle bomenrij (populierenrij) aan de zuidgrens van het plangebied blijft behouden. Het deels waardevol grasland wordt mogelijk gewijzigd, dit wordt hoogstens als een beperkt effect beschouwd. Er worden geen/te verwaarlozen effecten verwacht ten aanzien de biologisch waardevolle ecotopen en bijzondere beschermde gebieden in de omgeving van het plangebied. Ten opzichte van de planologische referentiesituatie voorziet het plan een verfijning van het huidige bestemmingsplan. Op vandaag wordt het plan bestemd als recreatieve bedrijvigheid, waardoor op heden reeds / 12 /

17 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten een harde bestemming mogelijk is. Er wordt geen planologische groene ruimte ingenomen of gecreëerd. Er worden bijgevolg te verwaarlozen effecten verwacht tegenover de planologische situatie. Voortoets tot passende beoordeling/verscherpte natuurtoets Het plangebied is gelegen in de onmiddellijke omgeving van de Westhoekduinen, de jonge duinen van de Panne. Deze duinhabitats zijn beschermd als deelgebieden van de Speciale Beschermingszone Habitatrichtlijngebied Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin (BE ). Deze kustduinen zijn tevens onderdeel van Vogelrichtlijngebied Westkust (BE ) ten noorden van Duinhoek. Voor alle plannen en programma's waarvan een mogelijk betekenisvol effect wordt vermoed op de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones, moet nagegaan worden of een passende beoordeling vereist is. Dit onderzoek dient te gebeuren voor de habitats en de soorten waarvoor de speciale beschermingszone is aangemeld en de soorten van bijlage III van het decreet natuurbehoud die in het gebied voorkomen. Het onderzoek bestaat uit vijf vragen: 1. Heeft het plan een potentiële impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit? 2. Heeft het plan een potentiële impact op het evenwicht tussen de verspreiding en densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel? 3. Heeft het plan een potentiële impact op de vitale factoren hoe de SBZ functioneert als ecosysteem? 4. Heeft het plan een potentiële impact op de abiotische relaties die de structuur en functie van de SBZ bepalen? 5. Heeft het plan een potentiële impact op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende SBZ? Alle gebieden opgenomen in het Habitatrichtlijngebied zijn tevens beschermd als VEN-gebied GEN 101 Westkust. De contouren van het VEN en SBZ-gebieden vallen ter hoogte van het plangebied quasi volledig samen. Gezien er mogelijk een effect is op dit VEN-gebied, dient een verscherpte natuurtoets uitgevoerd te worden. Hierbij worden volgende vragen behandeld: Is er verandering? Is er schade? Is de schade te vermijden? Is de schade te herstellen? In wat volgt, wordt de invloed van het voorgenomen plan op het SBZ-H onderzocht op de relevante effectgroepen. Na deze analyse wordt geoordeeld of er betekenisvolle aantasting zal plaatsvinden en de opmaak van een passende beoordeling al dan niet is aangewezen. Zie ook Bijlage 1 voor het besluit van de instandhoudingsdoelstellingen voor dit SBZ. Gezien het VEN-gebied Westkust ter hoogte van het project in grote lijnen overlapt met het Habitatrichtlijngebied, gelden de conclusies met betrekking tot de voortoets tot passende beoordeling tevens voor het VEN-gebied. Potentiële impact op de habitats// Er ontstaat geen ecotoop- of habitatverlies binnen SBZof VEN gebied ten gevolge van voorliggend plan (er bestaat geen overlap tussen het plangebied en deze gebieden). Er is bijgevolg geen rechtstreekse impact op de habitatinname binnen de afbakening van het SBZ-H, SBZ-V en VEN gebied. Potentiële impact op het evenwicht tussen de verspreiding en densiteit van de soorten en de populaties// Het plan voorziet geen wijzigingen aan de recreatiezone die tot een toename van de barrièrewerking van de bebouwing en recreatiefunctie langs de N386 kunnen leiden. De bestaande bomenrij wordt behouden. / 13 /

18 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten Impact op standplaatskenmerken // De duinen van De Panne, deelgebieden van het Habitatrichtlijngebied BE net ten noorden van het projectgebied, bestaan onder meer uit Natuurlijke loofbossen van de kustduinen (Natura 2000 habitattype 2180) vastgelegde duinen (Natura 2000 habitattype 2130) en wandelende duinen met helmgras (Natura 2000 habitattype 2120). Deze habitattypes zijn erg gevoelig voor verzurende of vermestende deposities uit de omgeving. Het duingrasland is bijkomend sterk gevoelig voor verdroging. De belangrijkste component van geluid en verzurende of vermestende depositie is het verkeer dat gebruik maakt van de N386. Daar voorliggend plan niet leidt tot een gewijzigde verkeerssituatie levert het plan geen bijdrage aan een potentiële toename van verzurende of vermestende depositie en bijgevolg evenmin aan verstoring van de standplaatskenmerken. Impact op de abiotische relaties die de structuur en het functioneren bepalen // Zoals reeds hiervoor aangehaald, zullen er geen structureel negatieve effecten optreden t.a.v. de abiotische relaties van de speciale beschermingszone vermits er aan de eigenlijke beschermingszone niet wordt geraakt. Het project resulteert evenmin in wijzigingen aan de hydrologie, noch wat betreft het oppervlaktewatersysteem, noch wat betreft het grondwatersysteem, die de waterkwantiteit of kwaliteit binnen het SBZ-H rechtstreeks kunnen wijzigen. De bestaande verhardingsgraad van het plangebied wordt immers planologisch bestendigd. Impact op de instandhoudingsdoelstellingen // Op het eigenlijke SBZ-H gebied wordt geen negatieve impact verwacht zodat ook geen rechtstreekse impact op de instandhoudingsdoelstellingen voor de aangemelde soorten en habitats wordt verwacht. Op basis van bovenstaande kan besloten worden dat het voorliggende project naar de vereiste opmaak van een passende beoordeling geen betekenisvolle negatieve effecten veroorzaakt. Op basis van bovenstaande kan bijgevolg besloten worden dat: 1. Het project heeft geen negatieve impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit. 2. Het project heeft geen negatieve impact op het evenwicht tussen de verspreiding en densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel. 3. Het project heeft geen potentiële negatieve impact op de vitale factoren hoe de SBZ functioneert als ecosysteem. 4. Het project heeft geen negatieve impact op de abiotische relaties die de structuur en functie van de SBZ bepalen. 5. Het project heeft geen negatieve impact op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende SBZ. Met betrekking tot de status van het SBZ-H als VENgebied kan zo parallel worden gesteld dat er geen onvermijdbare of onherstelbare schade op het VEN gebied Westkust optreedt. / 14 /

19 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten Discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie Beschrijving van de referentiesituatie Beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten, monumenten// Niet aanwezig binnen plangebied. De dichtstbijzijnde beschermd cultuurhistorisch landschappen, de Westhoekduinen, bevinden zich aan de overzijde van de Duinhoekstraat. Archeologisch erfgoed// Geen kennis over het plangebied. langs de Duinhoekstraat werd een archeologienota uitgevoerd. Er zijn geen gekende archeologische sites of archeologische zones aanwezig in of in de omgeving van het plangebied.. Inventaris bouwkundig erfgoed// Niet aanwezig binnen plangebied. Inventaris landschapsrelicten// Ten noorden van het plangebied bevindt zich een vastgesteld landschapsatlasrelict, de Westkust duinen, op +/- 50 m afstand. Landschappelijke structuur// Geen waardevolle landschappelijke elementen binnen plangebied. Perceptieve kenmerken en belevingswaarde// Ten noorden van het plangebied ligt een duingebied. Ten zuiden van het plangebied liggen landbouwgronden. De westelijke begrenzing wordt gekenmerkt door bewoning. De duingebieden zijn belangrijk voor de belevingswaarde. Beoordeling van de milieueffecten t.o.v. de referentie situatie De realisatie van het RUP kan de feitelijke toestand wijzigen, waarbij meer permanente vakantiewoningen worden voorzien. Gezien deze kleine ingrepen worden voorzien binnen het huidige plangebied, waarbij reeds vakantiewoningen aanwezig zijn, kunnen de effecten tav de landschappelijke structuur en samenhang, erfgoedwaarde en perceptieve kenmerken en belevingswaarden ten opzichte van de feitelijke situatie als te verwaarlozen worden beoordeeld. Wanneer bij de uitbreiding van de permanente verblijfseenheden ingrepen in de bodem worden uitgevoerd, kan er potentieel een effect zijn op archeologie. In dat geval is de vigerende wetgeving van toepassing, zodat in deze gevallen de wetgeving een zekere garantie biedt op het beschermen van het archeologisch patrimonium. Gezien het RUP een verfijning betreft van het bestaande bestemmingsplan en de beperkte landschappelijke en erfgoedwaarde van het plangebied worden de effecten tov de planologische en de feitelijke referentiesituatie als te verwaarlozen beoordeeld. / 15 /

20 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten Discipline mens ruimtelijke aspecten (inclusief mobiliteit) Beschrijving van de referentiesituatie Ruimtegebruikfuncties// De site is op vandaag in gebruik als camping, met ongeveer 1/3 e niet-verplaatsbare openlucht recreatieve verblijfseenheden en 2/3 e niet-permanente constructies. Bestemmingsplannen// Het plangebied is gelegen binnen het RUP Zonevreemde recreatieve en lokale bedrijvigheid, handel en horeca, goedgekeurd door deputatie op 18/09/2014. Het RUP bestemt de site tot gebied voor recreatieve bedrijvigheid (zie onderstaand uittreksel). Mobiliteit en bereikbaarheid// De site is gelegen op +/- 750m van de bushalte De Panne Zandloper die enkel wordt bediend door een belbus. Een tramhalte bevindt zich op 900 m van het plangebied. Het plangebied wordt ontsloten via de Duinhoekstraat, dewelke zich aan de noordzijde van het plangebied bevindt. De Duinhoekstraat verbindt het plangebied met de N34 Kerkstraat in het oosten. Het plangebied is gelegen aan een functionele fietsroute. Wonen en leefomgeving// Het plangebied is gelegen ten zuiden van De Panne en ten noorden van Adinkerke. Ten noorden van het plangebied is een smalle strook woningen gelegen, met daarachter een duinengebied en het Calmeynbos. Langs de oostzijde wordt het plangebied begrensd door het recreatiepark Plopsaland. De bewoners zijn aangewezen op de (lokale) voorzieningen van Adinkerke in het zuiden. Zoals te zien op de figuur links, is de huidige luchtkwaliteit van het plangebied als zeer goed benoemd voor PM10 (geoloket VMM). De gemiddelde waarden tussen 11 en 15 µg/m³ zijn kleiner dan de jaargemiddelde gezondheidskundige advieswaarde van 20 µg/m³, zodat de grenswaarde voor PM10 in het studiegebied gerespecteerd wordt. Het jaargemiddelde voor PM2,5 ligt tussen 8 en 10 µg/m³, wat lager is dan de jaargemiddelde gezondheidskundige advieswaarde van 10 µg/m³. De gemiddelde jaarconcentratie voor NO2 is <15 µg/m³ in het / 16 /

21 Beschrijving en beoordeling van de mogelijke milieueffecten plangebied. De gezondheidskundige advieswaarde voor NO2 is vastgelegd op 20 µg/m³. Deze wordt gerespecteerd in het plangebied. Het plangebied ondervindt (cfr. geluidsbelastingskaarten LNE) geen geluidshinder van het wegverkeer op de N34. Externe mensveiligheid// Er bevinden zich geen seveso inrichtingen binnen de 2 km t.o.v. het plangebied. Het dichtst bijgelegen seveo bedrijf bevindt zich op meer dan 2 km. Het betreft Deva Fyto NV, gelegen in het industriegebied I in Veurne. Deva Fyto NV heeft een lagedrempel status. Beoordeling van de milieueffecten t.o.v. de referentie situatie Het plan voorziet geen wijzigingen in functies en ruimtegebruik in vergelijking met de feitelijke referentiesituatie. Het gebied blijft in gebruik als zone voor verblijfsrecreatie. Het huidig gebruik van de site als camping met link met Plopsaland wordt door voorliggend plan versterkt, dit betreft een positief effect. Gezien geen wijziging in vervoersbewegingen worden verwacht, wordt geen wijziging in het geluidsklimaat in de omgeving van het plangebied verwacht. De aard van het plan zal geen luchtvervuiling met zich meebrengen. De effecten tav het geluids- en luchtklimaat in en rondom het plangebied worden bijgevolg als te verwaarlozen beoordeeld. De effecten ten opzichte van de planologische referentiesituatie zijn bijgevolg vergelijkbaar met de feitelijke situatie. Cumulatieve effecten Er worden geen cumulatieve effecten verwacht met geplande ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied. Grensoverschrijdende effecten Met het begrip grensoverschrijdende effecten worden de mogelijke milieueffecten bedoeld die een gewest- of landgrens overschrijden. Het plangebied is gelegen tussen de gemeentes Adinkerke en De Panne. De grens met Frankrijk bevindt zich op 2,5 km; maar rekening houdende met de aard van het plan worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht. / 17 /

22 Algemene conclusie 4 Algemene conclusie Het plan is plan-m.e.r-plichtig van rechtswege, gezien het plan kader vormt voor een project van bijlage I, II of III van het uitvoeringsbesluit. De opmaak van een plan-mer van rechtswege wordt niet noodzakelijk geacht gezien het RUP een optimalisatie/verfijning van het geldende bestemmingsplan inhoudt, en dus een kleine wijziging inhoudt. Het plan is derhalve screeningsgerechtigd. Wegens de nabijheid van een VEN gebied en Vogel- en Habitatrichtlijngebied, is een Voortoets Passende Beoordeling opgemaakt. Hieruit wordt besloten dat het project niet tot onvermijdbare of onherstelbare schade aan het VEN gebied zal leiden. Uit de screening van de milieueffecten bij de ontwikkeling van het plan blijkt dat de geplande activiteiten een te verwaarlozen impact hebben op de milieueffecten. Planologisch gezien is er een winst aan de functie camping. Het plan geeft geen aanleiding tot betekenisvolle negatieve effecten op de aanwezige natuur- en erfgoedwaarden. Gezien de aanwezigheid van kleigronden en de toegenomen verhardingsgraad is de hemelwaterafvoer het belangrijkste aandachtspunt. Op projectniveau dient hiertoe de gewestelijke hemelwaterverordening te worden nageleefd. Er zijn in het plangebied zandgronden aanwezig waarin kan worden geïnfiltreerd. Rekening houdende met de kenmerken van het plan, de kenmerken van de omgeving en de bovenstaande analyse blijkt dat mogelijke negatieve milieueffecten niet verwacht worden en bijgevolg niet aanzienlijk zijn. Er kan worden besloten dat er geen plan-mer moet worden opgemaakt. / 18 /

23 Bijlagen / 19 /

24 Bijlage 1 // Instandhoudingsdoelstellingen Habitatrichtlijngebied Bijlage 2. De instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten van de speciale beschermingszones met de code BE , genaamd Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin, met de code BE , genaamd Westkust en met de code BE , genaamd Het Zwin I. Instandhoudingsdoelstellingen Legende Symbool Omschrijving Het doel is een stijging van oppervlakte of populatiegrootte of een verbetering van de kwaliteit. = Het minimale doel is het behoud van de oppervlakte of populatiegrootte of het behoud van de kwaliteit. In onderstaande tabel met de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied worden doelstellingen voor enerzijds het gedeelte dat habitatrichtlijngebied is en anderzijds het gedeelte dat 'zuiver vogelrichtlijngebied' (lees enkel vogelrichtlijngebied maar geen habitatrichtlijngebied) is, niet onderscheiden, maar geïntegreerd. Aan de drie criteria die tegelijk vervuld dienen te zijn om deze doelen voor beide ruimtelijk afgebakende gebieden van elkaar te onderscheiden, werd immers niet voldaan. De drie criteria zijn: - het zuiver vogelrichtlijngebied handelt over een relevante oppervlakte; - het betreft in dit gebied relevante doelstellingen en; - de doelstellingen die in het gedeelte dat zuiver vogelrichtlijngebied is, gerealiseerd dienen te worden, zijn (reeds in dit stadium) bekend. Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitsdoelstelling Habitat doel Toelichting doel toelichting Estuaria = Actuele oppervlakte: 41,9 ha Behoud van de actuele habitatvlekken. Voorzien van goede basiscondities voor het ontwikkelen van slikken en schorren met natuurlijke dynamiek: voorzien van zones met ondiep water en een goede waterkwaliteit. Ontwikkeling van een rijke benthische fauna toelaten door een aangepaste sluiswerking, waarbij minimaal haalbare saliniteitsschommelingen worden beoogd. Voor vis moeten de mogelijkheden voor het realiseren van een ecologische toegankelijkheid worden onderzocht Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten Actuele oppervlakte: 370,5 ha Toelaten van een natuurlijke dynamiek met erosie en sedimentatie. / 20 /

25 Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitsdoelstelling Habitat doel Toelichting doel toelichting Toename van de actuele oppervlakte met 60 ha in het Zwin, zodat totale oppervlakte in SBZ 431 ha bedraagt. Zonering en/of het creëren van rustgebieden voor de fauna (zeehond en broedende, foeragerende of rustende avifauna) Eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia soorten. en andere zoutminnende planten Actuele oppervlakte: 36,8 ha Toename van de actuele oppervlakte met ha via uitbreiding van het Zwin, waarvan 4-6 ha in SBZ-H, overige ha in SBZ- V Het Zwin. Toename met 5 ha hoofdzakelijk te realiseren in BE Zwin duinen en polders. Behouden of creëren van ruimte voor natuurlijke dynamiek met natuurlijke successie van slik naar schor en omgekeerd. Zonering en/of het creëren van rustgebiedenvoor de fauna (foeragerende of rustende avifauna). Totaal: toename met ha Schorren met slijkgrasvegetatie = () Actuele oppervlakte: 1,5 ha Behoud van de actuele habitatvlekken. Lokale toename is mogelijk bij uitbreiding van het Zwin. = () Het habitattype wordt gedomineerd door een invasieve exotische soort (Spartina townsendii). Herstel van vegetaties van het inheemse klein slijkgras (Spartina maritimae) wordt niet nagestreefd omdat deze soort uitgestorven is in België en omgeving, waardoor het enkel mogelijk is vegetaties van Engels slijkgras te ontwikkelen Atlantische schorren Actuele oppervlakte: 97,7 ha Toename van de actuele oppervlakte met ha via uitbreiding van het Zwin, waarvan 6-9 ha in SBZ-H, overige ha in SBZ- V Het Zwin. Behouden of creëren van ruimte voor natuurlijke dynamiek van erosie en sedimentatie met natuurlijke successie van slik naar schor of het terugdringen van de successie naar soortenarme vegetatie door aanpassing van het beheer wat vooral begrazing inhoudt Embryonale wandelende duinen Actuele oppervlakte: 6,9 ha Toename van de actuele oppervlakte met 7 ha naar 14 ha, met richtwaarde voor uitbreiding 3 ha. Toelaten van vorming van een vloedmerk om vloedmerksoorten de kans te geven zich te vestigen (selectieve strandreinigingen en zonering recreatie). Zonering en/of het creëren van rustgebieden voor de habitattypische fauna, vnl. voor broedvogels (Strandplevier). / 21 /

26 Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitsdoelstelling Habitat doel Toelichting doel toelichting Toelaten van een natuurlijke dynamiek met erosie en sedimentatie door het wegnemen van harde constructies zou optimaal zijn Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria Actuele oppervlakte: 453,6 ha Toename van de actuele oppervlakte met 30 ha naar 484 ha. Toename is mogelijk door omvorming van (exoten)struweel, omvorming van aanplanten (loof- en naaldhout) en zeewaartse uitbreiding (richtwaarde 10 ha) van de duinreep. Kwalitatief goed ontwikkelde wandelende duinen waarbij actieve verstuiving aanwezig is en vergrassing beperkt blijft. 2130* - Vastgelegde duinen met kruidvegetatie (grijze duinen) Actuele oppervlakte: 607,2 ha Toename van de actuele oppervlakte met 125 ha naar 732 ha, met richtwaarde voor uitbreiding 60 ha.. Kwalitatief goed ontwikkelde duingraslanden waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. de habitattypische fauna en flora. 2150* - EU-atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetae) = () Actuele oppervlakte: 0,1 ha Toename van de actuele oppervlakte naar 3 ha. Kwalitatief goed ontwikkelde duingraslanden waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. de habitattypische fauna en flora Duinen met Hippophae rhamnoides = Actuele oppervlakte: 595,2 ha Behoud van de huidige oppervlakte. Omvorming ten gunste van andere Europese habitattypes en soorten in een ongunstige lokale staat van instandhouding is toegestaan, maar een behoud van de huidige oppervlakte dient op lange termijn nagestreefd te worden door een compenserende lokale uitbreiding van het habitattype op andere locaties via natuurlijke successie toe te laten. = () Structuurrijke duindoornstruwelen met voldoende variatie in leeftijdsklassen die niet onder druk staan van (invasieve) exoten Duinen met Salix repens ssp. argentea (Salicion arenaria) Actuele oppervlakte: 70,9 ha Kwalitatief goed ontwikkelde kruipwilgstruwelen waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. / 22 /

27 Oppervlaktedoelstelling Kwaliteitsdoelstelling Habitat doel Toelichting doel toelichting Toename van de actuele oppervlakte met 10 ha naar 81 ha. een toename van de habitattypische fauna en flora, vnl. de grondwaterafhankelijke flora Beboste duinen van het Atlantische, Continentale en Boreale kustgebied Actuele oppervlakte: 280,5 ha Toename met 175 ha naar 456 ha, waarvan een deel kan gerealiseerd worden door omvorming van uitheemse bestanden en 4 ha als richtwaarde voor de uitbreiding. Verbetering van de kwaliteit door het toepassen van de Criteria Duurzaam Bosbeheer: geleidelijke omvorming naar inheemse loofhoutbestanden, voorrang geven aan spontane processen met toename van het aandeel dood hout en verhoogde structuurdiversiteit. Voldoende dood hout i.f.v. diverse habitattypische vleermuissoorten, Zwarte specht en Middelste bonte specht. Voldoende aandacht voor boszomen en open plekken i.f.v. habitattypische soorten Boomleeuwerik, Boompieper, Kamsalamander, Sleedoornpage, Kleine ijsvogelvlinder, Keizersmantel, ed Vochtige duinvalleien Actuele oppervlakte: 46,5 ha Toename van de actuele oppervlakte met 45 ha, onder de vorm van duinvalleigraslanden, duinvalleirietland en duinplassen. Een extra oppervlakte van 6 ha is nodig als leefgebied van de Boomkikker (zie doelstelling soorten van bijlage II en III). Totale toename met 51 ha naar 98 ha, met als richtwaarde voor uitbreiding 15 ha. Kwalitatief goed ontwikkelde vochtige duinvalleien waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. een toename van de habitattypische fauna en flora. / 23 /

28 Populatiedoelstelling Kwaliteitseisen aan de leefgebieden Soort bijlage II en III doel toelichting doel toelichting Kamsalamander Triturus cristatus Actuele populatie: belangrijkste populatie van de Kamsalamander in deelgebied BE Jonge duinen van De Panne (Westhoek). Relictpopulatie in BE Fossiele duinen van Adinkerke, BE Jonge duinen van De Panne (Houtsaegerduinen en Oosthoekduinen), BE Warandeduinen en duinen van Raversijde, BE Fossiele duinen van Westende (Schuddebeurze) en BE Zwin duinen en polders. Voor de Kamsalamander wordt een metapopulatie van min. 500 adulte dieren vooropgesteld in de Westhoek (deelgebied BE Jonge duinen van de Panne) en in het VNR Zwinduinen en polders (BE Zwin duinen en polders), aangevuld met satellietpopulaties in BE Fossiele duinen van Adinkerke, de Houtsaegerduinen en de Oosthoekduinen (BE Jonge duinen van de Panne), BE Warandeduinen en duinen van Raversijde en BE Fossiele duinen van D Heye. Een satellietpopulatie stemt overeen met 50 adulte dieren. Kwalitatief goed ontwikkeld waterhabitat: voldoende diepe plassen met een hoog aandeel watervegetatie. Goede connectiviteit (KLE en poelen) tussen de leefgebieden voorzien teneinde kolonisatie en uitwisseling van genetische informatie te bevorderen. Rugstreeppad Bufo calamita Actuele populatie: belangrijkste populatie van de Rugstreeppad in deelgebied BE Jonge duinen van De Panne (Westhoek). Verder ook nog in BE Noordduinen, Doornpanne en Schipgatduinen, BE Ter Yde duinen en omgeving. Exacte aantallen zijn niet gekend. Voor de Rugstreeppad wordt in elk deelgebied waar de soort voorkomt, nl. BE Jonge duinen van de Panne, BE Noordduinen, Doornpanne en Schipgatduinen en BE Ter Yde duinen en omgeving een kernpopulatie van 200 roepende mannetjes en een satellietpopulatie van min. 50 roepende mannetjes in het deelgebied BE Fossiele duinen van Adinkerke vooropgesteld. Kwalitatief goed ontwikkeld land- en waterhabitat: instandhouding van open duingebieden met ondiepe poelen en voorzien poelen met ondiepe zones, die snel opwarmen, is van essentieel belang. Voorzien van geschikt waterhabitat: poelen met ondiepe zones, die snel opwarmen. Een duurzame metapopulatie aan de Vlaamse kust vereist een goede connectiviteit tussen de leefgebieden, teneinde kolonisatie en uitwisseling van genetische informatie te bevorderen. Boomkikker Hyla arborea Actuele populatie: minder dan 15 roepende mannetjes in de Oude Hazegraspolder (BE Zwin duinen en polders). Kwalitatief goed ontwikkeld waterhabitat: voldoende waterhoudend, met rijke ondergedoken of drijvende vegetatie, weinig beschaduwing en afwezigheid van predatie (vissen). / 24 /

29 Herstel en de inrichting van de Oude Hazegraspolder als kerngebied. Een tiental geschikte poelen dient voorzien te worden om een kernpopulatie van minimum 200 roepende mannetjes huis te vesten. Een satellietpopulatie van minimum 50 roepende mannetjes wordt vooropgesteld in het VNR Zwinduinen en polders. Bijkomend 10 geschikte kleinere poelen zijn noodzakelijk om deze satellietpopulatie onder te brengen. Een aantal kleinere geschikte poelen dient voorzien te worden in de Oude Hazegraspolder als stapsteen en verbinding met de populatie in het VNR Zwinduinen en polders. Als verbinding tussen de grote poelen en kleine poelen in de Oude Hazegraspolder en de verbinding met de populatie in het VNR moet de kleinschalige landschap van de Oude Hazegraspolder verder uitgebouwd worden door het voorzien van struweel en KLE s. Connectiviteit voorzien met de populatie in het Nederlandse Retranchement via bestaande of nog aan te leggen dijken. Kwalitatief goed ontwikkeld landhabitat in de nabije omgeving van de poel (ruigte en struweel) waarin juveniele en volwassen dieren zich kunnen verschuilen. Goede connectiviteit tussen de leefgebieden voorzien teneinde kolonisatie en uitwisseling van genetische informatie te bevorderen. In totaal gaat het om een extra oppervlakte van 20 ha land- en waterhabitat waarvan 6 ha van het habitattype 2190 en de overige 14 ha onder de vorm van poelen (open water), kleine landschapselementen, ruigten en struwelen (RBB). Kruipend moerasscherm - Apium repens Actuele populatie: ind. Uitbreiding van de actuele populaties in de Houtsaegerduinen (BE Jonge duinen van de Panne) en het Hannecartbos (BE Ter Yde duinen en omgeving) door gericht begrazingsbeheer en herstel hydrologie. Vochtige duinmilieus en geïnundeerde graslanden zijn van belang voor de instandhouding van deze soort. Groenknolorchis - Liparis loeselii =() Actuele populatie: geen populatie aanwezig. Vestiging van minimaal één populatie wordt vooropgesteld. De soort lift mee op de doelen voor het habitattype 2190 (vochtige duinvalleien). De soort lift mee op de voorgestelde kwaliteitsverbetering en oppervlakte-uitbreiding van habitattype 2190 (vochtige duinvalleien). / 25 /