Inspraakverslag Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Montferland.

Transcriptie

1 Inspraakverslag Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Montferland. Vanaf 24 december 2009 heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Montferland Tegen het ontwerp beeldkwaliteitsplan zijn een drietal reacties ingediend. 1. Stichting MOOIJ Land (d.d. 2 februari 2010, ingekomen op 3 februari 2010) De Stichting MOOIJ land geeft aan dat het buitengebied niet langer agrarisch is nu het buitengebied in overgrote meerderheid bewoond wordt door burgers. Bewoningen van burgers en hobbyboeren bepalen het beeld van het buitengebied. De lelijke vlekken in het landschap worden veelal bepaald door de intensieve veehouderijen. Het gevaar bestaat dat door overname van deze agrarische bedrijven groen uit akkers en weilanden verdwijnt. Verzocht wordt het beeldkwaliteitsplan op dat punt aan te passen. 2. Gelderse Milieufederatie (d.d. 20 januari 2010, ingekomen op 25 januari 2010) GMF die tevens in de klankbordgroep vertegenwoordigd is, heeft tevens een reactie ingediend tegen het beeldkwaliteitsplan. Zij stellen daarin enkele vragen en doen enkele aanbevelingen: Aanbevelingen: a) Voorgesteld wordt een minimale maatvoering op te nemen voor de breedte van houtsingels. b) Voorgesteld wordt om met groenelementen aan te sluiten op bestaande (en te versterken) natuur of historische natuur. c) Voorgesteld wordt om de invulling met groen/landschapselementen/voorzieningen mede te baseren op - bijzondere soorten en bijbehorende leefgebieden/habitats; - doelsoorten waarvoor een gebied is aangewezen met soortspecifieke inrichting: bosjes, poelen, hoogstamboomgaard, foerageergebieden (das, steenuil, vleermuizen) - relatie met LOP; d) Welke bestemming wordt gegeven aan het vrijkomende perceel? Voorgesteld wordt dit een groengerelateerde bestemming te geven; e) Voorgesteld wordt een relatie te leggen met de ontwikkeling van het EHS en mogelijkheden voor toepassing van verevening ten behoeve van de EHS; f) Clustering van functieveranderingsinitiatieven moet worden voorkomen nu verstedelijkingseffecten kunnen ontstaan met een verandering van het landelijke karakter, toenemende verkeersstromen en mogelijke probleemsituaties met landbouw. Om clustering van bebouwing en versnippering van het landelijk gebied tegen te gaan, wordt voorgesteld om een ruimte voor ruimte regeling op te stellen waarbij de toe te voegen woningen aansluitend aan de bestaande kernen (zoekzones) worden gerealiseerd. g) het scenario nevenfuncties bij agrarisch bedrijven en het scenario functieverandering naar werken wordt in het beeldkwaliteitsplan gemist. Vragen: a) Wordt er een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten, en zo ja met een kettingbeding en dus met een realisatieverplichting in geval van functieverandering zodat verevening, saldering en compensatie gewaarborgd zijn? b) Hoe wordt onderhoud landschapselementen gewaarborgd? c) Hoe wordt versnippering met allerhande hekwerken en muurtjes voorkomen? d) Wat is het beleid ten aanzien van paardenbakken, ieder perceel zijn paardenbak bij functieverandering naar wonen (inclusief verlichting)? 3. Waterschap Rijn en IJssel (d.d. 22 januari 2010, ingekomen op 25 januari 2010) Het Waterschap heeft enkele opmerkingen ten aanzien van de beschrijving van het watersysteem in het beeldkwaliteitsplan. De reacties geven aanleiding het volgende op te merken: Ad 1. De constatering van de Stichting MOOIJ Land dat het aantal agrarische bedrijven afneemt en de niet-agrarische functies in het buitengebied toenemen, wordt gedeeld. Voor zover agrarische bedrijven op basis van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid verder kunnen uitbreiden, is het noodzaak dat deze uitbreidingen goed worden ingepast. Hiertoe zijn in dit beeldkwaliteitplan richtlijnen voor de richting en aard van de bebouwing en landschappelijke

2 inpassing opgenomen. Voor de intensieve veehouderij in het LOG zijn in geval van uitbreiding of nieuwvestiging in het kader van de Thematische herziening LOG specifieke spelregels opgesteld. Onderhavig beeldkwaliteitsplan voorziet derhalve niet in richtlijnen voor de uitbreiding van agrarische erven ten behoeve van intensieve veehouderijen binnen het LOG. Ad 2. Aanbevelingen: a) Er wordt geen minimale maatvoering opgenomen voor houtsingels. De voorgestane breedte hiervan is mede afhankelijk van de specifieke situatie op een locatie en de aard van het deelgebied waarin het verzoek om functieverandering zich voordoet. In het kader van het beeldkwaliteitsplan dient een analyse te worden uitgevoerd van de landschappelijke context. Op basis van het landschappelijk inpassingsplan, zal (indien sprake van een akkoord) een overeenkomst worden afgesloten. Daarin kan ook worden ingegaan op eventuele breedte van groensingels. Enige flexibiliteit hierin wordt wenselijk geacht. b) Een erfinrichtingsplan dient in alle gevallen vergezeld te gaan van een analyse van de landschappelijke context. De bestaande natuur en de historische natuur maken daar nadrukkelijk onderdeel van uit. Van daar uit moet een nieuwe situatie worden ontworpen. Het erfinrichtingsplan wordt of opgesteld door initiatiefnemer dan wel (door tussenkomst van de gemeente) door het Gelders Genootschap. Indien het in bepaalde gevallen wenselijk is om enigszins af te wijken van het beeldkwaliteitsplan, dan dient dit tot de mogelijkheden te behoren. Het beeldkwaliteitsplan is dan ook geen blauwdruk, maar geeft een richting aan bij het inpassen van percelen bij functieverandering dan wel bij uitbreiding van agrarische erven met als doel het bewerkstelligen van ruimtelijke/landschappelijke kwaliteit. Indien het mogelijk is om op bestaande of historische natuur aan te sluiten, dienen de mogelijkheden daartoe te worden bekeken. Aanleg van natuur in de wijdere omgeving kan in het kader van landschappelijke context en op basis van de uitgevoerde landschappelijke analyse gewenst zijn, maar speelt in het kader van het beeldkwaliteitsplan geen rol. Het beeldkwaliteitsplan voorziet uitsluitend in eisen voor de vormgeving van het erf en niet voor beplanting die daarbuiten tot stand wordt gebracht. Daarbij zal sprake zijn van een toets aan het landschapsbeleid. c) De landschappelijke inpassing speelt doorgaans op erfniveau. Daarbij gaat het om de aanleg van gebiedseigen beplanting met een meerwaarde voor het landschap. In veel gevallen zal de beplanting tevens een meerwaarde hebben voor fauna en aansluiten op bestaande elementen in de omgeving. Het doel blijft echter het bewerkstelligen van ruimtelijke/landschappelijke kwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan maakt een onderscheid in deelgebieden, mede gebaseerd op het landschapsontwikkelingsplan; d) Het vrijkomende gedeelte van het agrarisch bouwperceel, krijgt de bestemming 'agrarisch gebied' (zonder bouwvlak) dan wel de bestemming 'wonen' (zonder bouwvlak). Dit hangt echter ook van de specifieke situatie af. In bepaalde gevallen kan een bestemming 'groen' wellicht denkbaar zijn. e) In het beeldkwaliteitsplan wordt geen relatie gelegd met de EHS voor zover sprake is van ontwikkelingen die zich buiten het erf (waar de functieverandering plaatsvindt) voordoen. Dat wil echter niet zeggen dat geen bijdrage aan de EHS wordt gevraagd. In het kader van functieverandering naar werken is deze bijdrage zelfs verplicht, naast de reeds verplichte landschappelijke inpassing. Het beeldkwaliteitsplan is voor een bijdrage aan EHS echter niet het juiste toetsingskader. Dat wordt gevormd door het landschapsbeleid. f) De parapluherziening 'Ruimte voor Vernieuwing' voorziet in de mogelijkheid om op percelen met voldoende te slopen oppervlakte aan gebouwen, woningen dan wel wooneenheden op te richten. De situatie kan zich voordoen dat percelen in elkaars nabijheid gelegen zijn. Feit is echter dat ter plaatse sprake is van een aanzienlijke verkleining van het bebouwd oppervlak. Indien een dergelijke situatie zich voordoet kan worden bekeken in hoeverre een en ander kan bijdragen aan een wat bredere landschappelijke inpassing die verder gaat dan een landschappelijke inpassing op erfniveau. Bovendien kunnen aan een zelfde straat verzoeken na elkaar worden ingediend. Dit is derhalve lastig te bewaken. g) Het scenario nevenfuncties bij agrarisch bedrijven en het scenario functieverandering naar werken wordt in het beeldkwaliteitsplan wat duidelijker over het voetlicht gebracht. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat hier in het geval van nevenactiviteiten slechts landschappelijke inpassing aan de orde is bij een omvang boven een bepaalde oppervlakte. Bij functieverandering naar werken dient te worden opgemerkt dat nieuwbouw ten behoeve van de bedrijfsfunctie niet aan de orde is. De landschappelijke inpassing is voorts afhankelijk van het deelgebied waar de functieverandering of de nevenactiviteit zich voordoet en niet van het type functieverandering. In die zin zijn de inpassingvereisten die gelden voor de specifieke deelgebieden zowel van toepassing op functieveranderingsinitiatieven naar wonen dan wel functieveranderingsinitiatieven naar werken of nevenactiviteiten.

3 Vragen: a) Er wordt inderdaad een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten met kettingbeding en realisatieverplichting binnen een bepaalde termijn. De noodzakelijke sloop van gebouwen, alsmede de aanleg en het behoud van landschapselementen is derhalve gewaarborgd. b) Zie onder a c) Op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied' bestaat de mogelijkheid om bouwwerken geen gebouw zijnde op te richten. In het beeldkwaliteitsplan wordt echter aangegeven dat een en ander niet wenselijk is. In het kader van de vereveningsovereenkomst kan worden overeengekomen dat groene erfafscheidingen uitsluitend daar worden gerealiseerd zoals aangeven in het plaatje dat ten grondslag ligt aan de op te stellen overeenkomst. d) Het beleid ten aanzien van paardenbakken wordt opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied Montferland'. Feit is dat bij alle functieveranderingsinitiatieven sprake is van een overeenkomst omtrent het eindbeeld op een bepaalde locatie. Zaken die daar afbreuk aan doen kunnen derhalve niet zonder meer worden opgericht, wanneer daar afspraken over zijn gemaakt. Het is van belang dat de 1-erf gedachte gehandhaafd blijft. Ad 3. De beschrijving van het watersysteem wordt aangepast op de opmerkingen van het Waterschap 15 februari 2010

4 Verslag bespreking Ontwerp Beelkwaliteitsplan klankbordgroep Buitengebied Datum: 6 januari 2010 Aanwezig: De heer Heebing (LTO) De heer Gies (LTO) De heer Bruens (Natuurmonumenten) De heer Oosting (GMF) Mevrouw Te Braake (Plattelandsraad) De heer Veldhuis (Bugel Hajema) De heer Wissink (Gemeente Montferland/wethouder) De heer Bosch (Gemeente Montferland/RO) 1. De heer Wissink stelt voor om in het voorstel aan het college een apart kopje te wijden aan klankbordgroep en de opmerkingen die daarin naar voren zijn gebracht ten aanzien van het ontwerp beeldkwaliteitsplan. 2. De heer Veldhuis geeft een presentatie ten aanzien van het beeldkwaliteitsplan 3. Opmerkingen vanuit de klankbordgroep Gewezen wordt op de uitbreiding van woningen en de mogelijkheid om woningen te splitsen. Moet hier niets ten aanzien van beeldkwaliteit voor worden opgenomen in het beeldkwaliteitsplan? Een en ander mede bezien in het kader van de landschapskwaliteitstoets die voor het waardevol landschap Montferland heeft plaatsgevonden en waaruit is gebleken dat woningen tot stand zijn gekomen die niet over de ter plaatse gewenste kwaliteit beschikken. Het beeldkwaliteitsplan voorziet voornamelijk in grotere ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Bekeken dient te worden in hoeverre de welstandsnota in dit oogpunt aanpassing behoeft. Het is onwenselijk om aan elke bouwaanvraag de voorwaarde voor landschappelijke inpassing te koppelen. Van welke begrenzingen voor de kernen is in de kaart voor de landschapsindeling uitgegaan? Wellicht moet deze op handige wijze (uitvouwbaar) in het beeldkwaliteitsplan worden opgenomen. De kaart geeft de verschillende landschapstypen weer die te onderscheiden zijn binnen de gemeente en heeft als doel te beoordelen binnen welk landschappelijk deelgebied een initiatief voor functieverandering valt. Voor de contouren van de kernen kan in principe worden uitgegaan van plangrens voor het bestemmingsplan Buitengebied Montferland. In hoeverre zijn er mogelijkheden om in het kader van functieverandering een bijdrage te vragen aan totstandkoming van de EHS of aan natuurdoelen. Bekeken wordt indien deze kans zich voordoet in hoeverre het beeldkwaliteitsplan daar aanknopingspunten voor biedt, dan wel moet gaan bieden en in hoeverre dit als optie in het beeldkwaliteitsplan kan worden meegenomen. Het perceel waar functieverandering plaatsvindt dient in ieder geval op een goede wijze landschappelijk te worden ingepast. De situatie kan zich voordoen dat verschillende agrarische percelen die in elkaars nabijheid liggen gelijkertijd om functieverandering vragen. Hierdoor kan tevens sprake zijn van een ongewenste verkeerstoename. Overwogen moet worden in hoeverre de woningbouw daarbij kan plaatsvinden aansluitend aan kernen, zodat dat aldaar de lokale voorzieningen worden ondersteund. Dit speelt op een hoger niveau, maar bekeken zal worden hoe hiermee kan worden omgegaan indien dit aspect zich voordoet. Hierover zal overleg plaatsvinden. Het huidige bestemmingsplan Parapluherziening Ruimte voor Vernieuwing maakt functieverandering op ieder perceel in principe mogelijk indien voldoende kan worden gesloopt.

5 Hoe wordt omgegaan met landschappelijke inpassing bij nevenfuncties op agrarische bedrijven? Tot een bepaalde omvang is landschappelijke inpassing niet verplicht bij nevenfuncties. Wanneer dat wel aan de orde is, moet bekeken worden binnen welk deelgebied het initiatief valt en op welke wijze landschappelijke inpassing ter plaatse wenselijk is. Bij omzettingen naar bedrijvigheid kan van de zelfde richtlijnen voor landschappelijke inpassing gebruik worden gemaakt. Een en ander aan werkfuncties is uitsluitend mogelijk in bestaande gebouwen. Ten aanzien van de landschappelijke deelgebieden wordt gemist hoe een koppeling kan worden gelegd tussen deze deelgebieden. In het kader van de plattelandsraad is dit eerder naar voren gebracht. Bekeken wordt in hoeverre dit als LOP-project kan worden opgepakt. Een en ander overstijgt het schaalniveau van functieverandering. Het voormalig boslandschap was in het verleden een grootschaliger landschap, waarbij sprake was van een verbinding met het Wehlse bos. Er zou bekeken moeten worden hoe bijvoorbeeld met landgoederen hier weer aan bijdragen kan worden. Dit wordt meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied door een wijzigingskader gekoppeld aan een ontwikkelingskaart met daarop aangegeven de gewenste ontwikkelingsrichting. Het nieuwe beleid inzake landgoederen zal worden toegezonden aan de leden van de klankbordgroep Buitengebied. De aangegeven beplanting in het kader van functieverandering is hier en daar niet juist. Er worden andere zaken bedoeld. De heer Bruens geeft de juiste benaming van de erfbeplanting weer. De aantekeningen van de heer Bruens ten aanzien van de beplanting worden nader bezien in het kader van de vaststelling van het beeldkwaliteitsplan. Gewezen wordt op de bescherming van gebouwtjes die thans karakteristiek zijn voor het buitengebied doch niet monumentaal. Het is wenselijk dat niet alle bebouwing wordt gesloopt. Op basis van de parapluherziening is dit niet tegen te gaan. In het kader van het beeldkwaliteitsplan dient echter een analyse plaats te vinden van het perceel waar de functieverandering plaatsvindt. Karakteristieke waarden zullen daarbij boven water komen. In overleg zal bezien moeten worden in hoeverre eventuele waardevolle zaken behouden kunnen blijven. Behoud van deze gebouwen kan niet worden afgedwongen zolang deze niet als monument zijn beschermd. Afgevraagd wordt hoe nieuwe schuurtjes en erfafscheidingen kunnen worden tegengegaan. Hoe wordt onderhoud van landschapselementen gewaarborgd? Ten aanzien van functieveranderingsinitiatieven wordt een overeenkomst afgesloten op basis van definitieve erfinrichtingssituaties. Nu totstandkoming hiervan op basis van het bestemmingsplan wellicht niet altijd mogelijk is te maken, wordt getracht om dit door middel van een overeenkomst af te dwingen. Ook de instandhouding van de te realiseren landschapselementen wordt in de overeenkomst met kettingbeding geregeld. In het beeldkwaliteitsplan kan melding worden gemaakt dat een en ander erfafscheidingen ongewenst zijn in het kader van de beeldkwaliteit. Hoe breed moeten houtsingels worden? Solitaire bomen (lindebomen) of kleine bospercelen dragen meer bij aan de waarde van het landschap. De beplanting moet een landschappelijke betekenis hebben en daarnaast ook functioneel zijn. De breedte van houtsingels is afhankelijk van het initiatief en komt bij een concreet initiatief aan de orde, waarbij overeenstemming moet ontstaan ten aanzien van de landschappelijke inpassing. Ook solitaire bomen kunnen hiertoe behoren. De benaming landschappelijke inpassing geeft aan dat de groenaanplant tot een verbetering moet leiden voor het landschap. Gewezen wordt op een project in Noord-oost Twente. Grootschalig boeren in een kleinschalig landschap. Aanbevolen wordt gebruik te maken van de leerervaringen. Er staan enkele onjuistheden in het stuk ten aanzien van het watersysteem.

6 Aanpassingen worden meegenomen in het vast te stellen beeldkwaliteitsplan. 8 januari 2009

7 Zienswijzenverslag Parapluherziening Ruimte voor Vernieuwing in het Buitengebied Vanaf 24 december 2009 heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen het ontwerp bestemmingsplan Parapluherziening Ruimte voor Vernieuwing in het buitengebied. Gedurende de termijn van ter inzage legging zijn 2 zienswijzen ingediend: 1) Provincie Gelderland d.d. 27 januari 2010, ingekomen op 28 januari 2010 De provincie merkt in haar brief op dat de provinciale belangen geen goede doorvertaling hebben gekregen in het ontwerp bestemmingsplan. De provincie komt tot haar besluit nu haar vooroverlegreactie d.d. 2 september 2009 niet geheel is overgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Het plangebied waarop de parapluherziening betrekking heeft, is gedeeltelijk gelegen binnen de EHS. Binnen de EHS geldt de nee.tenzij benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is indien de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. Voorts is het plangebied gelegen binnen de provinciale waardevolle landschappen Hummelo en Keppel, Slangenburg en binnen het provinciaal waardevol landschap Montferland. Hiervoor geldt de ja mits benadering hetgeen inhoudt dat bestemmingswijziging mogelijk is mits de aanwezige kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. De provincie wijst erop dat functieverandering op grond van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden in bepaalde gevallen kan leiden tot oprichting van nieuwe bebouwing. Hierbij is het denkbaar dat de kernkwaliteiten van de EHS of het waardevol landschap worden geraakt. Zienswijze provincie: Om in concrete gevallen de invloed van initiatieven op deze waarden te kunnen beoordelen verzoekt de provincie om in de algemene voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheden de volgende voorwaarden op te nemen: Voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangeduide groen blauwe raamwerk (EHS-natuur, EHS-verweving, EHS-verbinding) mogen de wezenlijke kenmerken of waarden van het EHS gebied niet significant worden aangetast, tenzij: 1. er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang en de ingreep wordt gecompenseerd, of; 2. het project is gelegen buiten de EHS-natuur en de significante aantasting teniet wordt gedaan door mitigerende maatregelen, of; 3. Er sprake is van een geringe significante aantasting en Provinciale Staten een besluit hebben genomen omtrent de herbegrenzing van de EHS ten behoeve van het project. Voor zover gelegen binnen het op de plankaart aangeduide waardevolle landschap de functieverandering dient te leiden tot behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap Voorts wordt verzocht om in de plantoelichting aan te geven hoe aan deze voorwaarden uitwerking kan worden gegeven, door te verwijzen naar de genoemde streekplanuitwerkingen waarin de kernkwaliteiten zijn vastgelegd. Voor wat betreft de EHS kan worden verwezen naar het beoordelingsschema dat is opgenomen in paragraaf 2.7 van de structuurvisie. Een en ander biedt volgens de provincie de mogelijkheid om in voorkomende gevallen concrete wijzigingsplannen op de invloed van de genoemde provinciale waarden te toetsen. Gemeentelijke reactie: De gemeente is van oordeel dat oprichting van nieuwe bebouwing op een locatie binnen de EHS niet mogelijk is indien niet eerst sprake is van een grote te slopen oppervlakte. Binnen de EHS-natuur komen binnen de gemeente Montferland geen bestaande bouwlocaties voor. Functieverandering is hier derhalve niet aan de orde. Binnen EHS-verweving komen wel bestaande locaties voor, maar dit betreffen overwegend woonbestemmingen. In een incidenteel geval is nog sprake van een agrarisch bouwperceel. Voor zover binnen de EHS sprake is van een initiatief voor functieverandering naar werken, dient op basis van de parapluherziening de bestaande oppervlakte aan gebouwen met ten minste 50% te worden gereduceerd.

8 Indien in de huidige situatie nog sprake is van een agrarisch bouwperceel, kan een werkfunctie tot stand komen van enige omvang (echter uitsluitend binnen de bestaande gebouwen) en mits geen natuur- en landschapswaarden worden geschaad. In geval van een woonbestemming mag de werkfunctie geen grotere omvang hebben dan 100². Voorts dient sprake te zijn van een landschappelijke inpassing conform het beeldkwaliteitsplan en dient natuurontwikkeling plaats te vinden gelijk aan de oppervlakte van de gesloopte bebouwing. De gemeente is derhalve van oordeel dat in alle gevallen functieverandering een positieve bijdrage zal leveren aan de EHS. Dit zelfde geldt voor het waardevol landschap. De gemeente is van oordeel dat functieverandering in alle gevallen een positieve bijdrage zal hebben op de kernkwaliteiten van het waardevol landschap nu bij elk functieveranderingsinitiatief sprake moet zijn van sloop. Voorts dient te worden voldaan aan het beeldkwaliteitsplan dat richtlijnen geeft ten aanzien van de landschappelijk inpassing van het perceel. Er vindt een inpassing plaats overeenkomstig de kenmerken en gewenste ontwikkelingsrichting van het betreffende deelgebied. Voorgesteld wordt de zienswijze van de provincie gedeeltelijk over te nemen (als stok achter de deur) met dien verstande dat: 1. Onder de algemene voorwaarden wordt opgenomen dat voor zover de functieveranderingslocatie is gelegen binnen het op de kaart Ruimte voor Vernieuwing aangeduide groen blauwe raamwerk de wezenlijke kenmerken of waarden van dat gebied niet significant worden aangetast, waarbij in de toelichting wordt verwezen naar het toetsingskader hieromtrent van de provincie (overigens geeft de provincie op pagina 75 van de structuurvisie zelf aan dat de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet worden aangetast, waardoor functieverandering naar wonen ook goed toepasbaar is in het groen blauwe raamwerk) 2. Onder de algemene voorwaarden wordt opgenomen dat voor zover de functieveranderingslocatie is gelegen binnen het op de kaart Ruimte voor Vernieuwing aangeduide waardevol landschap, de functieverandering geen afbreuk mag doen aan de door de provincie opgestelde kernkwaliteiten van dit waardevol landschap Het plangebied is voorts gedeeltelijk gelegen binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Hiervoor geldt het stand-still, step forward beginsel. Nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico s dan de bestaande zijn niet acceptabel. Zienswijze provincie: De provincie verzoekt de grondwaterbeschermingsgebieden op de plankaart te begrenzen en de volgende toetsingsvoorwaarde in de algemene voorwaarden op te nemen: Voor zover gelegen binnen het op de kaart aangeduide Grondwaterbeschermingsgebied brengt functieverandering het zelfde of een lager risico voor het grondwater met zich mee in vergelijking tot de bestaande functie. Gemeentelijke reactie: De opmerkingen ten aanzien van de grondwaterbeschermingsgebieden acht de gemeente juist. Hoewel het gebied grotendeels samenvalt met EHS-natuur waar geen bebouwing voorkomt en derhalve functieverandering niet aan de orde is, komen ten zuiden (zuidoosten) van Zeddam enkele agrarische bouwpercelen voor binnen dit gebied. Functieverandering zal daar overwegend een positieve invloed hebben op het grondwater. Niettemin zal het bestemmingsplan in die zin worden aangepast door de grondwaterbeschermingsgebieden op de kaart Ruimte voor Vernieuwing op te nemen en in de algemene voorwaarden op te nemen dat functieverandering geen hoger risico met zich meebrengt voor het grondwater in vergelijking met de bestaande functie. Met een verwijzing naar de regionale beleidsinvulling van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen merkt de provincie op dat onvoldoende aandacht is besteed aan een proportionele invulling van de verevening in geval van 1) de bouw van een vrijstaande woning in het kader van functieverandering dan wel 2) bij functieverandering naar niet agrarische bedrijvigheid waarbij meer dan 500 m² wordt gebruikt voor de nieuwe werkfunctie. Deze proportionele verevening betreft extra maatregelen naast de sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing.

9 Volgens de provincie is de regionale beleidsinvulling van de Stadsregio niet als streekplanuitwerking geaccordeerd nu in die regeling niet werd bepaald waaraan de genoemde extra verevening zou dienen te voldoen en op welke wijze deze extra verevening zou worden gewaarborgd. Dit heeft tot gevolg dat voor functieveranderingsinitiatieven binnen de Stadsregio volgens de provincie in beginsel het streekplanbeleid geldend is. Binnen de gebieden die op grond van structuurvisie zijn aangewezen als multifunctioneel gebied acht de provincie uitvoering van de proportionele verevening in wijzigingsplannen de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur. Binnen het op grond van de structuurvisie aangewezen groen/blauwe raamwerk, alsook binnen de provinciale waardevolle landschappen wil de provincie in concrete gevallen zelf kunnen beoordelen of de gekozen vereveningsmethode de waarden van het gebied voldoende beschermd in relatie tot het initiatief. Dit betekent dat voor deze gebieden (EHS en waardevol landschap) een algemene regeling voor functieverandering ten behoeve van vrijstaande woningen niet in wijzigingsbevoegdheden van bestemmingsplannen voor het buitengebied kan worden opgenomen. Hiervoor dient een separaat bestemmingsplan te worden opgesteld. Afgesloten wordt dat het beschreven beleid (van de provincie) niet juist is doorvertaald in het bestemmingsplan voor zover het de mogelijkheid betreft om vrijstaande woningen te realiseren. Bij de functieverandering naar wonen, waarbij sprake van de oprichting van een vrijstaande woning worden geen eisen gesteld ten aanzien van de proportionele verevening, naast de sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing. De provincie kan zich niet vinden in de wijzigingsbevoegdheden warvoor op grond van dit beleid (extra) proportionele verevening is vereist, of die kunnen worden toegepast binnen het groenblauwe raamwerk of de waardevolle landschappen. Zienswijze provincie: Verzocht wordt om: Artikel 4, artikel A derde lid (functieverandering naar vrijstaande woning) te laten vervallen voor de gebieden die op de kaart bij het bestemmingsplan worden aangeduid als groen/blauwe raamwerk en waardevol landschap Aan artikel 4, artikel A derde lid voor zover van toepassing op de overige deelgebieden een voorwaarde toevoegen ertoe strekkende dat van deze mogelijkheid enkel gebruik mag worden gemaakt wanneer naast de vereiste sloop sprake is van een proportionele verevening. In deze gebieden is de invulling van deze vereveningsvoorwaarde vervolgens aan het gemeentebestuur. De provincie kan zich vinden in de grotere oppervlakte die wordt toegestaan voor functieverandering naar werken (> 500 m²), nu deze mogelijkheid alleen wordt geboden voor recreatie- zorg en gebiedsgebonden en agrarische functies en niet voor niet gebiedsgebonden functies. Gemeentelijke reactie: Volgens de regionale beleidsinvulling functieverandering van de Stadsregio betekent proportionele verevening dat de ruimtelijke kwaliteitsbijdrage in verhouding moet staan tot de gevolgen van de functieverandering voor de omgeving en de vanuit de nieuwe functie gewenste verbetering voor de omgevingskwaliteit. De regionale beleidsinvulling geeft hierover aan dat gemotiveerd kan worden afgeweken van de 50% sloopreductie, mits minder sloop door een andere kwaliteitsbijdrage wordt gecompenseerd, waarbij de totale bijdrage proportioneel moet zijn (proportioneel = in verhouding) De regionale beleidsinvulling maakt het mogelijk om minder sloop te compenseren door een andere kwaliteitsbijdrage, waarbij een bijdrage wordt geleverd aan een of meerdere van de volgende kwaliteitsdimensies: 1. beeldkwaliteit van de bebouwing 2. instandhouding karakteristieke bebouwing of sloop van beeldkwaliteit verlagende bebouwing 3. landschappelijke of ecologische kwaliteit 4. kwaliteit van publieke voorzieningen 5. leefbaarheid van het platteland Bij de categorie vrijstaande woningen is in de regionale beleidsinvulling extra de aandacht gevraagd voor de verevening (niet zijnde extra proportionele verevening). De uitwisselbaarheid van de verschillende vormen van verevening is echter niet concreet en duidelijk uitgewerkt.

10 De gemeente Montferland is van oordeel dat verevening wel duidelijk en concreet moet zijn. In dat kader heeft de gemeente in de notitie Ruimte voor Vernieuwing gesteld dat sprake is van 3 vormen van verevening die in alle gevallen van functieverandering aan de orde zijn: 1. sloop (dan wel hergebruik van karakteristieke of monumentale gebouwen in welk geval kan worden afgezien van sloop) 2. beeldkwaliteit 3. landschappelijke inpassing. Verkleining van het bouwvlak is inherent aan het bovengenoemde. In de parapluherziening is derhalve geen specifieke mogelijkheid opgenomen voor het toepassen van proportionele verevening, bijvoorbeeld door een tekort aan sloop te compenseren door andere vormen van verevening (bijvoorbeeld natuuraanleg, aanleg fietspad etc). Daarnaast is de gemeente van oordeel dat de verevening hoofdzakelijk beperkt moet blijven tot het erf waar de functieverandering plaatsvindt. Aan de bovengenoemde voorwaarden tot sloop (minimaal 50% sloop tenzij hergebruik karakteristieke of monumentale bebouwing), beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing dient ieder verzoek om functieverandering te voldoen, waarmee reeds sprake is van meer verevening dan sloop alleen. Dat in het kader van de regionale beleidsinvulling sprake zou zijn van een extra proportionele verevening indien een vrijstaande woning kan worden opgericht in het kader van functieverandering is in de regionale beleidsinvulling niet duidelijk weergegeven. Ten behoeve van de beeldkwaliteit en de landschappelijke inpassing heeft de gemeente het beeldkwaliteitsplan opgesteld. In die zin wordt aan functieveranderingsinitiatieven ook een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitsbijdrage gekoppeld. Een bijdrage aan de EHS is in voorkomende gevallen bij functieverandering ook mogelijk indien een specifieke locatie hier zich goed voor leent en het eigendom van initiatiefnemer dit mogelijk maakt. In alle gevallen van functieverandering dient op basis van het beeldkwaliteitsplan namelijk een analyse te worden gemaakt van het perceel in zijn landschappelijke context. De provincie geeft thans aan dat zij voor de EHS en het waardevol landschap zelf wil beoordelen of de gekozen vereveningsmethode de waarden van het gebied voldoende beschermt in relatie tot het initiatief, daarbij de opmerking makend dat in de regionale beleidsinvulling hier extra aandacht wordt gevraagd voor proportionele verevening. Los gezien van het feit of de provincie gelijk heeft ten aanzien van de (extra) proportionele verevening is geen sprake van een vastgestelde regionale streekplanuitwerking en blijft de provincie zeggenschap houden ten aanzien van functieverandering en de gebieden met provinciaal belang, en kan zij hierbij bepaalde voorwaarden stellen ook al geeft zij in het streekplan zelf aan dat de wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet worden aangetast (waardoor functieverandering naar wonen ook goed toepasbaar is in het groen blauwe raamwerk). Ook het feit dat juist de categorie vrijstaande woningen de categorie is, waarbij in combinatie met een grote hoeveelheid te slopen gebouwen en een goede landschappelijke inpassing sprake is van de grootste ruimtelijke kwaliteitsbijdrage met bovendien een positief effect (verbetering) op de EHS en het waardevol landschap, staat daaraan niet in de weg. De gemeente zal de zienswijze dan ook overnemen in zoverre dat de categorie vrijstaande woningen binnen het groen blauwe raamwerk wordt onttrokken aan de wijzigingsbevoegdheid in Artikel 4A lid 3. Dit geldt overigens niet voor de waardevolle landschappen. De gemeente is met in achtneming van het ja,..mits principe van oordeel dat de opgenomen vereveningsvoorwaarden en de toets aan de richtlijnen in het beeldkwaliteitsplan, uitsluitend een positief effect teweeg brengen op het waardevolle landschap. Het waardevol landschap wordt derhalve niet uitgesloten van Artikel 4A lid 3. Voorts wordt de extra voorwaarde voor een proportionele verevening niet opgenomen omdat in alle gevallen bij de oprichting van een vrijstaande woningen in het kader van functieverandering aan de sloopnorm moet worden voldaan. (ten minste 750 m² sloop en ten minste 50% reductie in de nieuwe situatie) en aan de richtlijnen inzake beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing.

11 Gelet op hetgeen in het kader van de regionale beleidsinvulling onder proportionele verevening wordt verstaan, is de gemeente van oordeel dat met de huidige voorwaarden voor sloop, beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing aan de vereveningsvoorwaarde wordt voldaan. De provincie geeft bovendien aan dat de gemeente zelf invulling zou mogen geven aan de proportionele verevening. De gemeente geeft hier invulling aan door middel van de gehanteerde vereveningsmethoden zoals aangegeven in het ontwerpplan. Dit zelfde geldt voor werkfuncties. Zoals eerder aangegeven zal functieverandering in de EHSnatuur niet aan de orde zijn. Daar waar sprake is van een ligging in EHS verbinding of verweving dient sprake te zijn van natuuraanleg met een omvang ten minste gelijk aan de te slopen oppervlakte. Dit als extra vorm van verevening naast de verplichte landschappelijk inpassing en sloop. Nieuwbouw is in het kader van werkfuncties niet toegestaan. 2). Dhr. G.W.M. Meijer, Gerwardstraat 2a Azewijn, d.d. 20 januari 2010, ingekomen op 20 januari 2010 De heer Meijer verzoekt om de lijst met bedrijven en nevenfuncties (indicatieve bedrijvenlijst) aan te vullen met reparatie en handel in gebruikte agrarische machines. Gemeentelijke reactie: In de ontwerp Parapluherziening Ruimte voor Vernieuwing is opgenomen dat auto- of motorreparatiebedrijven of daarmee gelijk te stellen bedrijven, niet zijn toegestaan. Een en ander om nieuwe garagebedrijven in het buitengebied te voorkomen. Opgemerkt kan worden dat reparatie van landbouwvoertuigen verwantschap houdt met het landelijk gebied en de agrarische activiteiten. De gemeente is dan ook van oordeel dat de indicatieve bedrijvenlijst op dit punt dient te worden uitgebreid of aangepast. Voorts dient aan Artikel 5 B lid 1, sub i (bedrijven die niet zijn toegestaan in het kader van functieverandering) te worden toegevoegd dat auto- of motorreparatiebedrijven of daarmee gelijk te stellen bedrijven niet zijn toegestaan met dien verstande dat daaronder niet wordt verstaan de reparatie en handel in landbouwmachines en landbouwvoertuigen. 18 februari 2010