Valérie s. Tips&Tricks #1. Diagnose en behandeling van de hond/kat met suikerziekte

Transcriptie

1 Valérie s Tips&Tricks #1 Diagnose en behandeling van de hond/kat met suikerziekte

2 Diagnose en behandeling van de hond/kat met suikerziekte 1. DIAGNOSE VAN SUIKERZIEKTE Suikerziekte wordt vastgesteld op basis van de aanwezigheid van klinische symptomen (polyurie, polydipsie, vermageren ondanks goede eetlust) EN de aanwezigheid van een persisterende hyperglycemie en glucosurie. Hyperglycemie kan snel bepaald worden met een in-huis glucosemeter en voor het vaststellen van glucosurie kunnen urineteststrips gebruikt worden. Het is belangrijk om beide metingen uit te voeren om een onderscheid te maken tussen diabetes mellitus (hyperglycemie en glucosurie), primaire renale glucosurie (enkel glucosurie) en andere oorzaken van milde hyperglycemie (geen glucosurie). Glucosurie treedt bij honden en katten op wanneer de nierdrempel overschreden wordt. Dit is bij de hond bij > 200 mg/dl en bij de kat bij >250 mg/dl. De diagnose van diabetes bij katten wordt vaak gecompliceerd door het optreden van stress hyperglycemie. Dit kan leiden tot glucosurie en bloedglucosewaarden van > 16 mmol/l (>288 mg/dl). Fructosamine kan in deze gevallen helpen om de diagnose te stellen. Fructosamine is een irreversibele binding van bloedglucose aan serumeiwitten en geeft een schatting van de glycemie van de laatste 2-3 weken. Tabel 1 geeft de referentiewaarden voor fructosamine bij de kat weer. Referentiewaarden voor fructosamine kunnen licht verschillen van labo tot labo. Tabel 2: Referentiewaarden voor fructosamine bij katten Katten Fructosamine waarden (micromol/l) Normale gezonde kat Diagnose van diabetes mellitus Behandelde katten Excellente controle Goede controle Matige controle Slechte controle >500 Feldman EC en Nelson RW (2004) Het is daarnaast ook aangewezen om een standaard bloed-en urineonderzoek uit te voeren om andere aandoeningen op te sporen die kunnen bijdragen tot de suikerziekte.

3 2. BEHANDELING OPSTAR- TEN VAN DE HOND MET SUIKERZIEKTE Er bestaan verschillende soorten insulines. In België is enkel insuline lente geregistreerd voor gebruik bij honden. Deze insuline is een suspensie van 35% amorfe insuline en 65% kristallijne (ultralente) insuline. Het bevat 40 IU/ml en het is dan ook belangrijk de correcte spuiten hiervoor te gebruiken of met een aangepaste insulinepen te werken. Voor de hond is het aanbevolen om twee insuline-injecties per dag toe te dienen met ongeveer 12 uur tussentijd. De injectie wordt subcutaan toegediend ter hoogte van de thoraxwand en de startdosis bedraagt 0,25-0,50 IU per kg per injectie. 3. BEHANDELING OPSTARTEN VAN DE KAT MET SUIKERZIEKTE In België is eveneens enkel insuline lente geregistreerd voor gebruik bij katten. Deze insuline is een suspensie van 35% amorfe insuline en 65% kristallijne (ultralente) insuline. Het bevat 40 IU/ml en het is dan ook belangrijk de correcte spuiten hiervoor te gebruiken of met een aangepaste insulinepen te werken. De meerderheid van de katten hebben twee insuline-injecties per dag nodig. De startdosis wordt weergegeven in de onderstaande tabel (tabel 2). Bloedglucosewaarde (nuchter) Aanvangsdosering < 20 mmol/l 2 keer 0,25 UI per kg 20 mmol/l 2 keer 0,5 UI per kg

4 4. ANDERE FACTOREN WAAR REKENING DIENT MEE GEHOUDEN TE WORDEN a. Voeding: Het is belangrijk dat de dagelijkse maaltijden constant zijn in hoeveelheid en samenstelling. Bij de hond wordt de voeding verdeeld over twee gelijke porties en elke portie wordt juist vóór de insuline-injectie gegeven. Bij de kat wordt bij voorkeur een laag-koolhydraat, hoog-eiwit dieet gegeven. Dit kan ad libitum voor katten die regelmatig kleine hoeveelheden eten of in twee porties voor katten die de dagelijkse portie in één keer opeten. De maaltijd wordt eveneens net vóór de injectie aangeboden. Obese katten daarentegen dienen gewicht te verliezen en krijgen daarom een strikt dieet totdat ze hun ideaal lichaamsgewicht bereikt hebben. Bij sommige katten kan dit gewichtsverlies leiden tot een verminderde behoefte aan insuline. b. Beweging Beweging speelt een belangrijke rol om de glycemie onder controle te houden. Het heeft daarenboven ook een glucoseverlagend effect. Het is belangrijk om de activiteit die gedaan wordt, net als de voeding, met regelmaat uit te voeren. c. Het gebeurt vaak dat bij de diagnose van suikerziekte ook een andere ziekte wordt vastgesteld of dat er geneesmiddelen worden toegediend met een antagonistisch effect op insuline. Het is belangrijk deze beide vroegtijdig te herkennen om het succes van de therapie te verhogen. Referenties: Nelson and Feldman (2004). Canine diabetes mellitus. Dans : BSAVA Manual of Canine and Feline Endocrinology. 3d Edition. Rucinsky et al.(2010). AAHA Diabetes Management Guidelines for Dogs and Cats. Journal of the American Animal Hospital Association; 46: Feldman and Nelson (2004). Canine Diabetes mellitus. Dans : Canine and Feline Endocrinology and Reproduction. 3d edition, p Feldman and Nelson (2004). Feline Diabetes mellitus. Dans : Canine and Feline Endocrinology and Reproduction. 3d edition, p Reusch C. (2011). Feline diabetes mellitus. Veterinary Focus, 21, 9-18

5 1. Diagnose van suikerziekte Aanwezigheid van klinische symptomen: polyurie, polydipsie, vermageren Persisterende hyperglycemie en glucosurie Fructosaminebepaling bij de kat om stresshyperglycemie te differentiëren 2. Behandeling opstarten van de hond met suikerziekte Lente insuline: 0,25-0,5 IU/injectie, tweemaal daags Subcutaan thoraxwand 3. Behandeling opstarten van de kat met suikerziekte Lente insuline: bloedglucose <20 mmol/l: 2x 0,25 IU/kg, > of = 20 mmol/l: 2x 0,5 IU/kg Subcutaan thoraxwand 4. Andere factoren waar rekening dient mee gehouden te worden Constante hoeveelheid en samenstelling van voeding Activiteit met regelmaat

6 PUB2014_155 Aarzel niet om uw vertegenwoordiger te contacteren indien u meer informatie wenst: Catharine Stuer Gerda Maes Joke Hoeyberghs MSD Animal Health - Lynx Binnenhof 5, 1200 Brussel Tel: MSD.AH.Info@merck.com - THE SCIENCE OF HEALTHIER ANIMALS