Evaluatie van de ruwvoederopnamevoorspelling bij melkvee volgens het ILVO-model

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Evaluatie van de ruwvoederopnamevoorspelling bij melkvee volgens het ILVO-model"

Transcriptie

1 Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar Evaluatie van de ruwvoederopnamevoorspelling bij melkvee volgens het ILVO-model Susan Mahieu Promotor: Prof. dr. ir. Dirk Fremaut Copromotor: Prof. dr. ir. Daniël De Brabander Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master of Science in de biowetenschappen: land- en tuinbouwkunde 1

2 2

3 Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Academiejaar Evaluatie van de ruwvoederopnamevoorspelling bij melkvee volgens het ILVO-model Susan Mahieu Promotor: Prof. dr. ir. Dirk Fremaut Copromotor: Prof. dr. ir. Daniël De Brabander Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Master of Science in de biowetenschappen: land- en tuinbouwkunde 3

4 Auteursrechtelijke bescherming De auteur en de promotor geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de scriptie te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie. The author and the promoter give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using the results from this thesis. 6 juni 2014 Promotor Student 4

5 Woord vooraf Veel mensen hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit eindwerk. Deze zou ik dan ook graag bedanken. Eerst en vooral wil ik mijn copromotor Prof. Dr. Ir. Daniël De Brabander bedanken voor het helpen vinden van een geschikt en interessant onderwerp in verband met melkvee, het helpen uitwerken ervan en het aandachtig herlezen van mijn teksten. Hij stond altijd klaar met raad en daad en was steeds beschikbaar in geval van vragen of problemen. Ook Sam De Campeneere en Leen Vandaele van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) zou ik willen bedanken voor het ter beschikking stellen van de proefgegevens en om me op weg te helpen met het verwerken ervan. Ik zou graag een woordje van dank richten aan de AVEVE voor het mogen gebruiken van de proefgegevens en aan Romy Moens die deze proefgegevens al verwerkensklaar gemaakt heeft. Daarnaast wil ik ook de praktijkbedrijven bedanken voor het bijhouden van de ruwvoederopname en het opzoeken van de nodige gegevens: de Hooibeekhoeve in Geel, Biotechnicum schoolhoeve Bocholt, schoolhoeve Axelwalle Oudenaarde, College O.L.V. Ten Doorn schoolhoeve Eeklo, Kris Desimpel, Nico Vanneste, Luc en Jeroen Dejonckheere, Dries Lahousse, Erik Degraeve, Philip Fleurbaey, Lieven Cuvelier, Stefaan Cuvelier, Stefaan Bulcke, Martin en Pieter Obin, Karel D Hooghe, Dirk Van de Keere, Patrick en Stijn Packet en mijn vader. Graag wil ik dr. Sofie Landschoot, Prof. Dr. Ir. Dirk Fremaut en Liesbet De Graef van Universiteit Gent en Bart Ampe van het ILVO bedanken voor de hulp bij het verwerken van mijn gegevens. Mijn dank gaat ook uit naar Jules Vermussche van de proefhoeve in Bottelare voor het helpen bij de drogestofanalyses van enkele kuilmonsters. Ik wil mijn vriend Joren bedanken voor de steun en voor het helpen verwerken van de vele gegevens van de praktijkbedrijven. Hij staat altijd voor mij klaar en ik kan bij hem steeds terecht voor een luisterend oor. Ten laatste wil ik ook mijn ouders bedanken om me te steunen in mijn studies, om me raad te geven en om me te helpen bij dit eindwerk. Susan Mahieu Hollebeke,

6 Abstract In dit eindwerk werd de ruwvoederopnamevoorspelling volgens het ILVO-model geëvalueerd. Dit model werd 25 jaar geleden opgesteld en de opnamecapaciteit van melkvee is ondertussen groter geworden. Er werd nagegaan hoeveel ruwvoeder nu meer kan opgenomen worden en welke parameters hier een invloed op hebben. Er werden 1709 koewaarnemingen gebruikt van proeven uitgevoerd aan het ILVO van 2005 tot 2013 en 3247 koewaarnemingen van proeven uitgevoerd in het AVEVE-praktijkcentrum Sint-Isidoriushoeve in Poppel van 2000 tot Daarnaast werd op 15 praktijkbedrijven nagegaan hoeveel ruwvoeder gedurende een week opgenomen werd. Voor de eerste twee datasets werden de volgende parameters onderzocht: lichaamsgewicht, melkproductie en meetmelkproductie, leeftijd, lactatiestadium, ruwecelstofgehalte en drogestofgehalte van maïs- en graskuil. Uiteindelijk bleek enkel voor leeftijd een eenduidige positieve invloed op het verschil tussen waargenomen en voorspelde ruwvoederopname te bestaan. Voor de ILVO-dataset werd ook een onderschatting van het lichaamsgewicht gevonden. Voor melkproductie, ruwecelstofgehalte en drogestofgehalte werden geen eenduidige verbanden met de ruwvoederopname gevonden. Er werden wel aanwijzingen gevonden dat het drogestofgehalte van maïskuil de ruwvoederopnamevoorspelling zou kunnen verbeteren. Uiteindelijk werd een correctie voor het ILVO-model voorgesteld van 7 % voor 1 e lactatie, 12 % voor 2 e lactatie en 14 % voor hogere lactaties. De gemiddelde correctie bedraagt 11 %. Kernwoorden: ruwvoederopnamevoorspelling, lichaamsgewicht, leeftijd, melkvee In this thesis the prediction of roughage intake according to the model developed by ILVO was evaluated. This model was draft 25 years ago en the roughage intake capacity of dairy cattle has increased in the meantime. The increase in roughage intake capacity was evaluated and possible explanatory parameters were investigated results were used from experiments conducted at the ILVO from 2005 till 2013 and 3247 results from experiments conducted at the AVEVEpractical center Sint-Isidoriushoeve situated in Poppel from 2000 till A third dataset consisted of results from 15 farms across Flandres. The following parameters from the first two datasets were examined: live weight, milk production and fat protein corrected milk, age (number of lactation), stage of lactation, crude fiber content and dry matter content of maize and grass silage. Eventually only age seemed to have a positive influence on the difference between observed and predicted roughage intake. From the ILVO-dataset it could be concluded that there is an underestimation of the live weight in the ILVO-model. For milk production, crude fiber content and dry matter content, there were no clear relations with roughage intake. There were found indications that the dry matter content of maize silage could improve the roughage prediction model. Finally, a correction for the ILVO-model was proposed of 7 % for first lactation, 12 % for second lactation cows and 14 % for older cows. The average correction is 11 %. Keywords: prediction of roughage intake, live weight, age, dairy cattle 6

7 Inhoudsopgave Auteursrechtelijke bescherming Woord vooraf Abstract Lijst met figuren Lijst met tabellen Inleiding 1 Literatuurstudie Diergebonden factoren Ras Gewicht Lactatiestadium Melkproductie Melkproductie op 305 dagen Vetgehalte Leeftijd Individu Voedergebonden factoren Voederkarakteristieken Parameters in verband met kuilfermentatie Effect van soort ruwvoeder Verdringing door krachtvoeder Omgevingsfactoren Bespreking van enkele ruwvoederopnamemodellen Ruwvoederopnamevoorspelling volgens McNamee et al. (2005) Ruwvoederopnamevoorspelling volgens Hetta et al. (2007) Ruwvoederopnamevoorspelling volgens Huhtanen et al. (2007) Het Nederlands koe-model Het ILVO-model Praktijkstudie Doelstelling Proefopzet Materiaal en methode ILVO-proeven AVEVE-proeven

8 2.3.3 Praktijkbedrijven Ruwvoederopnamevoorspelling Correctie voor krachtvoederniveau Resultatenverwerking Overzicht resultaten Grafische weergave ruwe resultaten Verwerking resultaten met Mixed Model Analysis Nauwkeurigheid ILVO-model Invloedsfactoren op het verschil tussen waargenomen en voorspelde ruwvoederopname Afleiden correctie Algemeen besluit Referentielijst

9 Lijst met figuren Figuur 1 Fysische en metabolische verzadiging volgens Forbes (1983) geciteerd door Chamberlain & Wilkinson, Figuur 2 Ruwvoederopname rond het kalven Figuur 3 Ruwvoederopname in functie van krachtvoederopname bij verschillende productieniveaus (in kg per dag) (Huhtanen et al., 2008) Figuur 4 Verteerbare organische stof opname (domi) en NDF-opname (NDFI) in functie van NDF-gehalte (Huhtanen et al., 2007) Figuur 5 Verteerbare organische stof opname (domi) en NDF-opname (NDFI) in functie van de D-waarde (Huhtanen et al., 2007) Figuur 6 Hypothese van de beperking van ruwvoederopname door enerzijds fysische limitatie (rumen digesta load) en anderzijds de beperking om energie te kunnen gebruiken (Huhtanen et al., 2002) Figuur 7 Verzadigingswaarde van maïskuil in functie van het DS-gehalte en VOS-gehalte volgens het Nederlands koemodel (Zom et al., 2002) Figuur 8 Verzadigingswaarde van graskuil in functie van DS-gehalte, RE-gehalte en RC-gehalte volgens het Nederlands koemodel (Zom et al., 2002) Figuur 9 Verzadigingswaarde van luzerne en rodeklaverkuil in functie van het DS-gehalte en het RC-gehalte volgens het Nederlands koemodel (Zom et al., 2002) Figuur 10 Lineair verband tussen ruwvoederopname en krachtvoederopname (McNamee et al., 2005) Figuur 11 Exponentieel verband tussen ruwvoederopname en krachtvoederopname (McNamee et al., 2005) Figuur 12 Opname van maïskuil, voordroogkuil, nattegraskuil en hooi in functie van het RCgehalte (De Babander et al., 2011) Figuur 13 Ruwvoederopname in functie van het lactatienummer Figuur 14 Ruwvoederopname in functie van lichaamsgewicht voor 1e en hogere lactaties Figuur 15 Ruwvoederopname in functie van de melkproductie Figuur 16 Ruwvoederopname in functie van het lactatienummer en lactatiestadium Figuur 17 Ruwvoederopname in functie van het lichaamsgewicht voor 1e en hogere lactaties.. 58 Figuur 18 Ruwvoederopname in functie van het lactatiestadium voor 1e, 2e en hogere lactaties Figuur 19 Ruwvoederopname in functie van melkproductie Figuur 20 Ruwvoederopname in functie van het lactatiestadium voor 1e, 2e en hogere lactaties Figuur 21 Ruwvoederopname in functie van melkproductie

10 Lijst met tabellen Tabel 1 Krachtvoederverdringingswaarden bij melkvee uit de literatuur Tabel 2 Formules opneembaarheid ruwvoeders geldig voor een Holsteinkoe van 600 kg vanaf de 2 e lactatie volgens het ILVO-model (De Brabander et al., 2011) Tabel 3 Correcties voor dierlijke factoren van de opneembaarheid volgens het ILVO-model (De Brabander et al., 2011) Tabel 4 Belangrijkste kenmerken van de ILVO-proeven in gemiddelden per proef Tabel 5 Belangrijkste kenmerken van de AVEVE-proeven in gemiddelden per proef Tabel 6 Belangrijkste kenmerken in gemiddelden per praktijkbedrijf en per proefperiode Tabel 7 Oorspronkelijke en nieuwe drogestofgehalten van enkele kuilen Tabel 8 Lichaamsgewicht (kg) per bedrijf per proefweek voor eerste, tweede en hogere lactatie Tabel 9 Vergelijking lichaamsgewichten (kg) van de praktijkbedrijven, ILVO-proeven en AVEVEproeven Tabel 10 Geschatte opneembaarheid gebruikte ruwvoeders Tabel 11 Resultaten ILVO-dataset n=aantal koewaarnemingen, 2 Stafw=standaardafwijking, 3 LG=lichaamsgewicht, 4 MM=meetmelkproductie Tabel 12 Resultaten AVEVE-dataset Tabel 13 Overzicht gemiddelde werkelijke opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking per ILVO-proef Tabel 14 Overzicht gemiddelde gecorrigeerde opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking voor per ILVO-proef Tabel 15 Overzicht gemiddelde werkelijke opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking per rantsoentype en van de gehele dataset van de ILVO-proeven Tabel 16 Overzicht gemiddelde gecorrigeerde opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking per rantsoentype en van de gehele dataset van de ILVO-proeven Tabel 17 Overzicht gemiddelde werkelijke opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking per AVEVE-proef... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Tabel 18 Overzicht gemiddelde gecorrigeerde opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking per AVEVE-proef... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Tabel 19 Overzicht gemiddelde werkelijke opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking voor flatrate- en normvoedering Tabel 20 Overzicht gemiddelde gecorrigeerde opname, voorspelde opname en verschil met standaardafwijking voor flatrate- en normvoedering Tabel 21 Verschil in TOT en RV-opname voor werkelijke en gecorrigeerde gegevens van de praktijkbedrijven Tabel 22 Verschil in opname voor bedrijven met een gecorrigeerde ruwvoederopname minder dan 25 % hoger dan voorspeld Tabel 23 Verschil in opname voor de bedrijven met een gecorrigeerde ruwvoederopname minder dan 20 % hoger dan voorspeld Tabel 24 Significantiewaarden voor de mogelijke verklarende parameters van de ruwvoederopname voor de ILVO-proeven Tabel 25 Significantiewaarden voor de invloedsfactoren van de ruwvoederopname voor de ILVO-proeven gecorrigeerd voor krachtvoedergift Tabel 26 Significantiewaarden voor de invloedsfactoren van de ruwvoederopname voor de AVEVE-proeven met normvoedering

11 Tabel 27 Significantiewaarden voor de invloedsfactoren van de gecorrigeerde ruwvoederopname voor de AVEVE-proeven met normvoedering Tabel 28 Significantiewaarden voor de invloedsfactoren van de ruwvoederopname voor de ILVO-proeven met enkel maïskuil en graskuil als ruwvoeders Tabel 29 Significantiewaarden voor de invloedsfactoren van de gecorrigeerde ruwvoederopname voor de ILVO-proeven met enkel maïskuil en graskuil in het ruwvoederrantsoen Tabel 30 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op alle ILVO-gegevens en voor lactatie 1, 2 en Tabel 31 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op alle ILVO-gegevens en voor lactatie 1, 2 en 3+ opgesplitst voor lichte en zware dieren Tabel 32 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op de voor krachtvoedergift gecorrigeerde gegevens van het ILVO voor alle gegevens en voor lactatie 1, 2 en Tabel 33 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op de voor krachtvoedergift gecorrigeerde gegevens van het ILVO voor alle gegevens en voor lactatie 1, 2 en 3+ opgesplitst voor lichte en zware dieren Tabel 34 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op de ILVO-proeven met maïskuil, graskuil en perspulp Tabel 35 Verschil tussen werkelijke en voorspelde totale opname en significantie voor de ILVOproeven Tabel 36 Verschil tussen gecorrigeerde en voorspelde totale opname en significantie voor de ILVO-proeven Tabel 37 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op alle AVEVE-gegevens en voor lactatie 1, 2 en Tabel 38 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op alle AVEVE-gegevens en voor lactatie 1, 2 en 3+ opgesplitst voor lichte en zware dieren Tabel 39 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op de gegevens met flatratevoedering voor alle gegevens en per lactatie opgesplitst voor lichte en zware dieren Tabel 40 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op de gegevens met normvoedering voor alle gegevens en per lactatie opgesplitst voor lichte en zware dieren Tabel 41 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op de gegevens met flatratevoedering gecorrigeerd voor krachtvoedergift voor alle gegevens en per lactatie opgesplitst voor lichte en zware dieren Tabel 42 Nauwkeurigheidsparameters toegepast op de gegevens met normvoedering gecorrigeerd voor krachtvoedergift voor alle gegevens en per lactatie opgesplitst voor lichte en zware dieren Tabel 43 Verschil tussen werkelijke en voorspelde totale opname en significantie voor de AVEVE-proeven Tabel 44 Verschil tussen gecorrigeerde en voorspelde totale opname en significantie voor de AVEVE-proeven Tabel 45 Correlatie met verschil tussen werkelijke en voorspelde ruwvoederopname voor ILVOgegevens en significantie Tabel 46 Regressiecoëfficiënt, determinatiecoëfficiënt en significantie van de verschillende parameters voor de ILVO-dataset Tabel 47 Correlatie met verschil tussen gecorrigeerde en voorspelde ruwvoederopname voor ILVO-gegevens en significantie

12 Tabel 48 Regressiecoëfficiënt, determinatiecoëfficiënt en significantie van de verschillende parameters voor de gecorrigeerde ILVO-dataset Tabel 49 Correlatie met verschil tussen werkelijke en voorspelde ruwvoederopname voor AVEVE-gegevens (normvoedering) en significantieniveau Tabel 50 Regressiecoëfficiënt, determinatiecoëfficiënt en significantie van de verschillende parameters voor de AVEVE-dataset (normvoedering) Tabel 51 Verschil tussen waargenomen/gecorrigeerde en voorspelde ruwvoederopname (%). 84 Tabel 52 Invloed lichaamsgewicht op ruwvoederopname voor 1e, 2e en hogere lactatie voor elke dataset Tabel 53 Invloed leeftijd op ruwvoederopname voor 1e, 2e en hogere lactatie voor elke dataset

13 Inleiding Voorspellen hoeveel voeder zal opgenomen worden is een van de moeilijkste zaken in het voederen van melkvee. Het wordt door zeer veel factoren beïnvloed. Het is echter wel van groot belang dat met een zekere nauwkeurigheid kan voorspeld worden wat de voederopname zal zijn, wil men een goed rantsoen samenstellen. Dit houdt ook in dat men weet hoeveel ruwvoeder een koe maximaal kan opnemen. Zeker in Europa is het belangrijk om de ruwvoedermelkproductie te optimaliseren, aangezien ruwvoeder hier meestal minder kost per voederwaarde-eenheid dan krachtvoeder. Ook voor een goede penswerking is het van belang om voldoende ruwvoeder te verstrekken. De ruwvoederopname wordt bepaald door drie groepen factoren: dierlijke factoren, voederfactoren en managementfactoren. Onder de dierlijke factoren zijn ras, leeftijd, lactatiestadium, lichaamsgewicht en dergelijke belangrijk. Onder voederfactoren worden alle eigenschappen van het voeder verstaan, zoals soort ruwvoeder, drogestofgehalte, ruwecelstofgehalte, NDF-gehalte, ruweiwitgehalte, fermentatieparamters zoals de concentratie zuren, Managementfactoren omvatten zowat alles die eigen is aan het management van het bedrijf en die zorgen voor de variatie tussen bedrijven onderling, bijvoorbeeld de manier van voederen, huisvesting, klauwgezondheid, Deze factoren zijn vaak moeilijker in een model te implementeren. Aan het ILVO (Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek) werd een 25-tal jaar geleden aan de hand van voederopnameproeven een model opgesteld om de ruwvoederopname te schatten. Ondertussen is door selectie het melkvee productiever en ook groter geworden. Uit recente ILVO-proeven en uit de praktijk blijkt dan ook dat de ruwvoederopnamecapaciteit zou gestegen zijn en dat het ILVO-model deze dus onderschat. Aan de hand van drie verschillende databanken wordt nagegaan hoe groot deze onderschatting is en of de invloed van bepaalde parameters veranderd is. Ten eerste werd een selectie gemaakt uit de proeven uitgevoerd aan het ILVO in de laatste 10 jaar. Er werd naar proeven gezocht waarbij de ruwvoederopname niet zou beïnvloed worden door de behandeling. Hieruit werden 1709 individuele koegegevens verzameld. Ten tweede werd de databank gebruikt die door Romy Moens (2004) gebruikt werd om modellen die de totale voederopname voorspellen te valideren. Deze gegevens zijn afkomstig van het AVEVE-proefstation Sint-Isidoriushoeve te Poppel en werden bekomen in 8 proeven uitgevoerd in de periode 2000 tot Hieruit werden 3589 individuele koegegevens bekomen. Ten slotte werd ook nagegaan hoeveel ruwvoeder effectief in de praktijk wordt gevoederd. Op 18 melkveebedrijven in Vlaanderen die gebruik maken van een voedermengwagen werd gedurende een week bijgehouden hoeveel ruwvoeder door de koeien opgenomen werd. 7

14 1 Literatuurstudie De factoren die de ruwvoederopname kunnen beïnvloeden kunnen onderverdeeld worden in 3 groepen: de diergebonden factoren, de voedergerelateerde factoren en de omgevingsfactoren. Uit de literatuur blijkt dat de voederopname op twee manieren gelimiteerd kan worden. Enerzijds kan er sprake zijn van fysische verzadiging. Dit komt voor bij ruwvoeders die veel vezel bevatten, zoals bijvoorbeeld gras dat in een oud stadium gemaaid wordt. Vooral celwandconcentratie en passagesnelheid in de pens zouden deze verzadiging bepalen (Jung & Allen, 1995). Volgens Van Soest (1965) zou de hoeveelheid celwandcomponenten limiterend worden wanneer deze 50 à 60 % van de droge stof van het ruwvoeder uitmaken. Koeien zouden voeder opnemen om aan hun energiebehoefte te voldoen, tenzij ze beperkt worden door fysische limitatie. Magere koeien bijvoorbeeld zouden meer eten dan vette koeien. Zij zouden dus minder snel beperkt worden door fysische limitatie (Chamberlain & Wilkinson, 1996). Anderzijds kan er metabolische verzadiging optreden, bijvoorbeeld bij gras gemaaid in een jong stadium (Rinne et al., 2002). Ook hier is geen eenduidige grens vast te stellen. Koeien met een hogere melkproductie zouden meer kunnen opnemen van een hoogkwalitatief voeder bij eenzelfde lichaamsgewicht (Chamberlain & Wilkinson, 1996). Dit principe wordt voorgesteld in figuur 1. De stijgende lijnen tonen een hogere opname bij een ranstoen van betere kwaliteit en het verschil hierin tussen vette en magere koeien. De dalende lijnen tonen dat de opname opnieuw kan dalen bij een zeer kwalitatief rantsoen door fysiologische verzadiging en dat dit omslagpunt verschuift naar betere kwaliteit naarmate de melkproductie hoger is. De snijpunten van de stijgende en dalende lijnen zijn het omslagpunt. Figuur 1 Fysische en metabolische verzadiging volgens Forbes (1983) geciteerd door Chamberlain & Wilkinson,

15 1.1 Diergebonden factoren Uit praktische en economische overwegingen wordt vaak met schapen gewerkt voor proeven over voederopname bij herkauwers. Er bestaat dan ook veel literatuur over (ruw)voederopname bij melkvee die gebaseerd is op onderzoek bij schapen. Er blijkt echter dat het opnamegedrag van schapen niet altijd overeenkomt met dat van melkvee. Uit een onderzoek bleek dat de voederopname van melkvee voorspeld kan worden aan de hand van de voederopname bij schapen (Dewhurst et al. geciteerd door Cushnahan et al., 1994). In een andere studie werd eveneens een verband gevonden, maar dit verklaarde slechts 20 % van de variatie (Offer et al., 1998) of er was een verband maar voor sommige ruwvoeders werden toch tegenstrijdigheden gevonden (Ingalls et al., 1965). Er wordt ook gesuggereerd dat voor elke ruwvoedersoort een aparte regressie zou moeten gebruikt worden (Reid et al., 1988). Volgens Jones et al. (1972) zouden verschillen in opname misschien verklaard kunnen worden door een lagere verteerbaarheid voor koeien aangezien schapen selectiever zijn wanneer ze ad libitum gevoederd worden en ze meer kauwen. Alhoewel in een studie gevoerd over 20 jaar met 153 ruwvoeders gevoederd aan zowel schapen als koeien net het omgekeerde werd bewezen, namelijk dat voor de koeien een hogere verteerbaarheid gold. Dit werd verklaard door het feit dat koeien een relatief groter maagdarmstelsel hebben waardoor het voeder er dus langer kan verblijven om te verteren (Reid et al., 1988). Soms wordt er geen verband gevonden (Cushnahan et al., 1994). In deze studie werden echter voeders gebruikt met een lage opneembaarheid, wat eventueel een verklaring kan zijn. Uit al deze studies kan besloten worden dat proeven met schapen beter niet gebruikt worden om besluiten te trekken over melkvee Ras Aangezien melkrassen een grotere energiebehoefte hebben dan dubbeldoelrassen en een grotere pens hebben, zullen deze ook een grotere voederopname hebben. Zo bleek uit een onderzoek van Gruber et al. (1990) bij een onderzoek naar de melkrassen Holstein en Brown Swiss en het dubbeldoelras Simmental dat Holstein de grootste totale en ruwvoederopname heeft van deze 3 rassen. Ook per kilogram lichaamsgewicht had dit ras de grootste opname, zowel met of zonder krachtvoedergift. Simmentalkoeien hadden de laagste opname. In een proef van Oldenbroeck (1984) waarin het Holstein Friesian, Nederlands Friesian en Nederlands Wit- Rood-ras vergeleken werd op vlak van prestaties, hadden Holstein Friesiankoeien de grootste opname van zowel een rantsoen volledig uit ruwvoeder als een rantsoen bestaande uit ruwvoeder en krachtvoeder. Dit ras had ook de hoogste productie en gebruikte de opgenomen energie het efficiëntst voor melkproductie Gewicht Zwaardere koeien hebben een grotere onderhoudsbehoefte en hebben mogelijks ook een groter magenstelsel. Hierdoor zou hun ruwvoederopname hoger kunnen zijn. In een studie van Offer et al. (1998) waarin de voederopname van melkvee en schapen werd onderzocht, werd voor melkvee echter geen verband gevonden met het lichaamsgewicht. De gewichten van de koeien bevonden zich echter in een klein interval. Voor schapen werd er wel een verband gevonden. Het melkvee nam relatief meer ruwvoeder op dan schapen om te voldoen aan de hoge behoefte 9

16 voor melkproductie. Rook et al. (1991) vonden daarentegen een positief maar zwak verband tussen ruwvoederopname en lichaamsgewicht. Bij vleesvee werd een sterk verband gevonden (Rook & Gill, 1990). Ook De Brabander (2011) vond een belangrijk verband tussen lichaamsgewicht en ruwvoederopname. Eerste lactatiedieren zouden voor een hoger lichaamsgewicht van 100 kg 1,4 kg DS aan ruwvoeder meer opnemen en oudere dieren 0,9 kg DS. Het effect zou minder belangrijk worden bij hogere gewichten. Vroeger werd de invloed van lichaamsgewicht op de ruwvoederopname vaak uitgedrukt per 100 kg, waarbij de invloed kleiner wordt per 100 kg hoger lichaamsgewicht. Wanneer ruwvoederopname uitgedrukt wordt per kg metabolisch gewicht is de invloed van gewicht het kleinst Lactatiestadium In de periode rond het kalven neemt een koe zowel in totaal als op vlak van ruwvoeder minder op (figuur 2). In de eerste 6 weken van de lactatie zou volgens De Brabander (2013) een koe respectievelijk maar 70 %, 78 %, 84 %, 89 %, 93 % en 96 % opnemen van de opgenomen hoeveelheid ruwvoeder in middenlactatie. De stijging in ruwvoederopname na kalven zal onder andere afhankelijk zijn van de ruwvoederkwaliteit. Ook voor het kalven zal de ruwvoederopname dalen. Er zou volgens De Brabander (2013) in de laatste 6 weken voor kalven nog gemiddeld 92 % van de ruwvoederopname in middenlactatie opgenomen worden. Figuur 2 Ruwvoederopname rond het kalven Rook et al. (1991) vonden een positief kwadratisch verband met lactatiestadium in een studie naar graskuilopname. Bijgevolg zou er dus een correctie moeten gebeuren in de ruwvoederopnamevoorspelling voor de eerste lactatieweken. De individuele variatie in ruwvoederopname is het grootst in het begin en op het einde van de lactatie. In het begin van de lactatie kan dit onder andere verklaard worden door een verschillende bodyscore op het moment van kalven. De opname van koeien met een hoge bodyscore bij kalven neemt minder snel toe als van koeien met een goeie conditie. De variatie op het eind van de lactatie is moeilijk te verklaren (Rook et al., 1991). 10

17 1.1.4 Melkproductie De totale drogestofopname is gerelateerd aan de melkproductie. Wanneer het rantsoen echter aangevuld wordt met krachtvoeder volgens de behoefte, mag aangenomen worden dat deze parameter geen invloed zal hebben op de ruwvoederopname (De Brabander, 2013). Als dit niet het geval is, kan de ruwvoederopname wel beïnvloed worden. In een studie van Huhtanen et al. (2008) werd er bij eenzelfde krachtvoedergift een hogere ruwvoederopname waargenomen bij een hogere melkproductie en dit was gelijk voor elk krachtvoederniveau (figuur 3). In figuur 3 werd de opgenomen hoeveelheid ruwvoeder (SDMI) uitgezet ten opzichte van de opgenomen hoeveelheid krachtvoeder (CDMI). De verschillende lijnen staan voor verschillende productieniveaus (in kg per dag, zie legende) en tonen de krachtvoederverdringing. Bij een TMR-rantsoen zouden koeien met een hoge melkproductie in staat zijn om meer ruwvoeder op te nemen (Ferris et al., 1999). McNamee et al. (2005) nam de melkproductie op als parameter in zijn model om de ruwvoederopname te schatten aan de hand van de ruwvoederopname van vleesvee. Figuur 3 Ruwvoederopname in functie van krachtvoederopname bij verschillende productieniveaus (in kg per dag) (Huhtanen et al., 2008) Melkproductie op 305 dagen Het kan dat gelijkaardige koeien (met ongeveer dezelfde dagproductie) een verschillende opname van ruwvoeder hebben omdat ze een hogere genetische aanleg voor melkproductie hebben. Deze parameter werd dan ook opgenomen in het vroegere Nederlandse koemodel (Hijink & Meijer, 1987) Vetgehalte In een studie over grasopname bij melkvee was niet de melkproductie, maar wel het vetgehalte van significant belang in verband met de ruwvoederopname. Er was een positief lineair verband 11

18 (Rook et al., 1991). Deze parameter kan weliswaar in vraag gesteld worden als oorzaak. Een laag vetgehalte ten gevolge van een structuurtekort in de pens zal wellicht samengaan met een lagere ruwvoederopname, maar deze daling in opname wordt dan veroorzaakt door het structuurtekort op zich Leeftijd Dieren in de 1e lactatie hebben een lagere ruwvoederopname dan oudere dieren los van de invloed van hun gewicht. Uit een ILVO-onderzoek bleek dat de ruwvoederopname 1,6 kg DS lager zou liggen voor vaarzen bij een lager lichaamsgewicht van 75 kg. Naast het effect van het gewicht is er nog een effect toe te schrijven aan leeftijd van 0,7 kg DS. Dit is afhankelijk van de leeftijd van afkalven en het lactatiestadium. Vanaf de 6e lactatie zou de ruwvoederopname terug dalen (De Brabander, 2013) Individu Koeien die in alle hiervoor besproken puntjes gelijk zijn, kunnen nog steeds een verschillend ruwvoederopnamevermogen hebben. In aantal ILVO-proeven werd nagegaan of koeien steeds minder of meer eten dan voorspeld, waaruit kon besloten worden dat bepaalde koeien effectief slechtere of betere ruwvoedereters kunnen zijn (De Brabander, 2013). 1.2 Voedergebonden factoren In verband met het voeder kunnen 3 soorten parameters besproken worden waarvan de ruwvoederopname afhankelijk kan zijn: voederkarakteristieken, parameters in verband met de fermentatie in de kuil en de hoeveelheid krachtvoeder in het rantsoen met bijhorend de verdringingswaarde. Uit sommige studies blijkt dat de belangrijkste factor om de ruwvoederopname te voorspellen het onderscheid is tussen de verschillende soorten ruwvoeders. De eigenschappen van het voeder kunnen op verschillende manieren bepaald worden. Niet alle methoden zijn even nauwkeurig, wat ook zijn invloed heeft op de nauwkeurigheid van een model die van deze parameters gebruik maakt. In een proef over 5 jaar met 94 verschillende graskuilen werden de verschillende methoden om de voederwaarde te achterhalen onderzocht. Hiertoe behoorden de traditionele methode, de bepaling via high-performance liquid chromatography (HPLC), de bepaling via electrometrische titratie en de bepaling via near infrared reflectance spectra (NIRS) zowel op gedroogde als niet-gedroogde monsters. Deze laatste methode bleek het meest nauwkeurig de voederkarakteristieken en bijgevolg de voederopname gebaseerd op deze voederkaraketeristieken te schatten, zowel op gedroogde als niet-gedroogde monsters (Offer et al., 1998). De NIRS-methode toepassen op natte monsters zorgt voor een even accuraat resultaat als op droge monsters (Gordon et al., 1998). Ook in een andere studie over graskuilopname werd de NIRS-methode verkozen boven electrometrische titratie door zijn grotere accuraatheid (Steen et al., 1998). 12

19 1.2.1 Voederkarakteristieken NDF-gehalte In de meeste studies wordt een negatief effect gevonden van het NDF-gehalte op de ruwvoederopname. Voeders met een hoog vezelaandeel worden minder snel verteerd want vezels worden minder snel gehydrateerd en gefermenteerd. Daardoor kunnen ze de pens minder snel verlaten en moet er meer herkauwd worden. Volgens Teller et al. (1993) kan er slechts een bepaalde tijd, namelijk 950 minuten, besteed worden aan kauwen. Als er meer moet herkauwd worden op het voeder, is er minder tijd om te eten. Verschillende studies toonden aan dat de bladeren van verschillende grassoorten en luzerne minder NDF en lignine bevatten dan stengels en dit is vooral opvallend voor luzerne. Hierdoor moet minder gekauwd worden op bladeren dan op stengels en worden deze sneller verteerd, waardoor meer voeder kan opgenomen worden (Jung & Allen, 1995). Van Soest (1965) onderzocht het verband tussen voederopname en de meest belangrijke chemische parameters, maar vond slechts een significant negatief verband met de totale fractie celwandbestandelen. In plaats van een verband met het NDF-gehalte, kan ook een verband gevonden worden met het ruwecelstofgehalte aangezien deze positief met elkaar gecorreleerd zijn. Zo vonden De Brabander et al. (2011) in hun proeven steeds een negatief verband tussen de ruwvoederopname en het RC-gehalte. Deze parameter bleek het best in staat om de ruwvoederopname te voorspellen. In figuur 4 is te zien dat in de proeven van Huhtanen et al. (2007) de opname aan verteerbare organische stof daalt bij stijgend NDF-gehalte. De NDF-opname stijgt met stijgend NDF-gehalte, maar de stijging is niet voldoende om steeds evenveel energie op te nemen. Ook Reid et al. (1988) vond een positief verband tussen NDF-gehalte en NDF-opname. Het verband kan kwadratisch zijn, met een lagere opname bij een zeer laag of zeer hoog NDF-gehalte (Van Soest geciteerd door Reid et al., 1988). Figuur 4 Verteerbare organische stof opname (domi) en NDF-opname (NDFI) in functie van NDF-gehalte (Huhtanen et al., 2007) 13

20 Wanneer het NDF-gehalte niet de belangrijkste parameter blijkt te zijn, kan een mogelijke verklaring zijn dat er geen onderscheid gemaakt werd tussen de verschillende ruwvoedersoorten, waarbij de verteerbaarheid niet voor elke soort dezelfde is bij eenzelfde NDF-gehalte (Huhtanen et al., 2002; Huhtanen et al., 2007). In een studie van Reid et al. (1988) werd wel een verband gevonden voor schapen maar niet voor koeien; bij deze groep was er wel een verband tussen ruwvoederopname en ADF-gehalte. Bij onderverdeling per ruwvoedersoort werd echter wel een verband gevonden met de verteerbaarheid. Dit kon verklaard worden doordat de verhouding van verteerbaar tot onverteerbaar NDF verschilt per ruwvoeder, waardoor deze een verschillende verteringssnelheid hebben. Ook Briceno et al. (1987) en Poore et al. (1991) besloten dat het NDF-gehalte als parameter van de ruwvoederopnamevoorspelling per ruwvoedersoort moet behandeld worden. Wanneer in een proef NDF onderverdeeld wordt in indf (onverteerbaar) en pdndf (potentieel verteerbaar) werd de correlatie met ruwvoederopname veel beter, waarbij indf de ruwvoederopname beter kon verklaren dan NDF. Verteerbare organische stof daarentegen was een minder goede parameter, tenzij in combinatie met het asgehalte (Huhtanen et al., 2007). Bij gras, geoogst in verschillende stadia, steeg vooral het gehalte aan onverteerbaar NDF in de pens met stijgende ouderdom van het gras. Het ging vooral om deeltjes van gemiddelde lengte. De tragere vertering van deze deeltjes zou bijgevolg een van de oorzaken van een dalende opname bij stijgende ouderdom van gras kunnen zijn (Rinne et al., 2002). In een studie met zowel jong als oud gras kon dit echter niet worden aangetoond. Het oude en jonge gras werd in verschillende verhoudingen gevoederd, ervoor zorgend dat telkens hetzelfde NDF-gehalte behouden bleef maar dat de verhouding van verteerbaar en onverteerbaar NDF verschillend was. De ruwvoederopname werd niet beïnvloed (Robinson & McQueen, 1992). In een studie over ruwvoederopname bij vleesvee werd geen belangrijk verband gevonden met het NDF-gehalte (Rook & Gill, 1990). Het effect van NDF is niet altijd direct. Een hogere NDF-waarde kan in verband gebracht worden met hergroei van gras, waarbij de verteerbaarheid van de celstof vermindert. In een studie van Hetta et al. (2007) werd echter geen verband gevonden tussen het NDF-gehalte en de NDFverteerbaarheid, maar er werd gewerkt met het soort Timothee. Volgens Fagerberg (1988) kon dit verklaard worden doordat deze soort meer blad produceert bij hergroei met minder celstof als gevolg. Toch vonden Khalili et al. (2005) een hogere opname van de eerste snede en werd gesuggereerd dat dit verklaard zou kunnen worden door een betere verteerbaarheid Verteerbaarheid In sommige studies bleek niet het NDF-gehalte de belangrijkste parameter te zijn, maar wel de verteerbaarheid (Huhtanen et al., 2002; Huhtanen et al., 2007). De verteerbaarheid zou een positief effect hebben op de ruwvoederopname want beter verteerbare voeders hoeven minder lang in de pens te verblijven, waardoor er meer voeder kan opgenomen worden. In de pens wordt het voeder verkleind tot de deeltjes een kritische grootte hebben bereikt. Ze worden ondertussen ook ontgast waardoor ze een hogere densiteit krijgen, in de vloeistoffase terechtkomen en de pens kunnen verlaten. De deeltjes in de pens kunnen onderverdeeld worden 14

21 in grote, middelmatige en kleine deeltjes. In een proef waarin de oorzaak van de lagere opname van oudere graskuil werd onderzocht, werd aangetoond dat vooral de passage van middelmatige deeltjes en de snelheid waarmee deze deeltjes werden afgebroken tot kleine deeltjes de voederopname konden belemmeren (Rinne et al., 2002). Het effect van verteerbaarheid zou vooral opvallend zijn voor hooi, maar ook voor graskuil (Murdoch, 1967). In een studie gevoerd over 20 jaar met 170 partijen ruwvoeders werd een positief lineair verband gevonden tussen de verteerbaarheid en de ruwvoederopname. Er was een significant effect van de ruwvoedersoort (Reid et al., 1988). Volgens Huhtanen et al. (2002) en Huhtanen et al. (2007) is verteerbaarheid zelfs de belangrijkste parameter om de ruwvoederopname te voorspellen. Datasets van verschillende proefinstellingen verspreid over Noord-Europa werden gebruikt en het gehalte aan verteerbare organische stof (VOS, D-waarde, gram verteerbare organische stof per kilogram droge stof) bleek voor elke dataset een parameter die een zeer significant positief lineair verband met de DOM-opname heeft (figuur 5). De ruwvoederopname zou met 0,0175 kg droge stof stijgen per g/kg stijging in D-waarde. Dit effect leek wel te dalen met een stijgend krachtvoederaandeel van het totale rantsoen en te stijgen met toenemende totale droge stofopname (Huhtanen et al., 2002). Figuur 5 Verteerbare organische stof opname (domi) en NDF-opname (NDFI) in functie van de D-waarde (Huhtanen et al., 2007) Steen et al. (1998) vonden sterk positief significante verbanden tussen in vivo schijnbare verteerbaarheid en RV-opname en tussen VOS-gehalte en opname die opmerkelijk belangrijker waren dan het verband met fermentatieparameters. Ook Rook et al. (1991) vonden een belangrijk verband met verteerbare organische stof en nam deze parameter op in zijn model. Er werd een kwadratisch verband gevonden met de graskuilopname bij melkvee. Er kan een verschil zijn in effect van schijnbare en werkelijke verteerbaarheid. In een proef van Teller et al. (1993) met voordroogkuil en graskuil, die niet werd voorgedroogd, werd er meer opgenomen van de voordroogkuil, terwijl de schijnbare verteerbaarheid net lager was. De werkelijke 15

22 verteerbaarheid was wel gelijk. Ook de snelheid waarmee het voeder wordt afgebroken kon dit niet verklaren, want de voordroogkuil degradeerde minder snel. Dit toont aan dat de bewaarvorm hier een grotere invloed had op de ruwvoederopname dan de verteerbaarheid. In een proef van Oba & Allen (1999) werd geen invloed gevonden van de NDF-verteerbaarheid op de ruwvoederopname wanneer alle ruwvoedertypes tezamen onderzocht werden. Bij het afzonderlijk onderzoeken van elk ruwvoedertype werd wel een positief significant verband gevonden. In andere onderzoeken echter werd geen belangrijk verband gevonden. In een studie werd als verklaring hiervoor gegeven dat fermentatiezuren en andere voedingsstoffen verwijderd werden tijdens onder andere de filtratie die in het labo werd uitgevoerd om de voederwaarde te bepalen. Hierdoor werd de verteerbaarheid wellicht onderschat. De NDF-verteerbaarheid wordt hierdoor veel minder beïnvloed. Tussen deze parameter en de ruwvoederopname werd wel een hogere correlatie gevonden. In deze studie werd dus besloten dat de fysische regulatie van de voederopname vooral beïnvloed wordt door de verteerbaarheid van de NDF (Hetta et al., 2007). In een onderzoek van Van Soest (1965) werd pas een verband gevonden met verteerbaarheid bij hoge celwandgehalten, wat aantoont dat verteerbaarheid slechts belangrijk zou worden wanneer de voederopname gelimiteerd wordt door de vullingsgraad van de pens. Bij het maken van een onderscheid tussen hoogproductief en laagproductief melkvee bleek de D-waarde van grotere invloed op de ruwvoederopname bij hoogproductief melkvee (Huhtanen et al., 2007). Verteerbaarheid wordt niet altijd als belangrijkste verklarende parameter gevonden. Zo bleek de verteerbare organische stof dubbel zo belangrijk voor schapen als voor koeien en was het drogestofgehalte belangrijker voor koeien (Offer et al., 1998). Wright et al. (1999) vonden bij een slechte verteerbaarheid een lagere opname, maar dit kon volgens hen ook in verband gebracht worden met de fermentatiekwaliteit. Ook in een studie over ruwvoederopname bij vleesvee werd geen belangrijk verband gevonden (Rook & Gill, 1990). Om de ruwvoederopname bij melkvee te verhogen, zou het dus interessant kunnen zijn om via veredeling de celwandverteerbaarheid te verhogen. Grassen bevatten veel en al goed verteerbare celwanden. Hier zou dus volgens Jung & Allen (1995) vooral een vermindering in hoeveelheid celwanden een verhoging van de opname teweegbrengen. Bij vlinderbloemigen zijn er in verhouding meer onverteerbare celwanden en zou een verhoging in verteerbaarheid de opname doen stijgen Ruweiwitgehalte Deze parameter heeft over het algemeen geen grote invloed op de ruwvoederopname. Een effect van ruw eiwit op ruwvoederopname is vaak onrechtstreeks. Bij het opstellen van een model op basis van datasets van verschillende onderzoeksinstellingen was de invloed van ruw eiwit op de graskuilopname niet significant (Huhtanen et al., 2002; Huhtanen et al., 2007). Het belang van ruw eiwit in de graskuilopname kan ook beïnvloed worden door het feit dat gras in een ouder stadium minder eiwit en meer vezel bevat en minder verteerbaar is. Dit kan een verklaring zijn 16

23 voor het positief lineair verband tussen graskuilopname en ruw eiwit, waarbij het verband belangrijker was dan in andere studies wordt aangegeven (Steen et al., 1998). Als er wel een significant verband is, kan dit verklaard worden doordat bij een laag ruweiwitgehalte de kans groter is op een slechte synchronisatie van eiwit en energie in de pens. Bij koeien is dit minder waarschijnlijk omdat er vaak extra eiwit aan het rantsoen wordt toegevoegd (Offer et al., 1998). Wanneer er echter te weinig onbestendig eiwit ter beschikking is in de pens, zal de ruwvoederopname dalen. In ongepubliceerde data van De Brabander (2013) was de opname van maïskuil 10,3 kg droge stof bij een OEB van -317 terwijl deze opname 12,5 kg droge stof bedroeg bij een OEB van -13. Er moet rekening mee gehouden worden dat een hoog ruw eiwit gehalte in een graskuil de fermentatie niet bevordert, waardoor het voor een indirect negatief verband kan zorgen. Dit kan het geval zijn bij jong bladrijk gras. Zo bleek dat gras met een hoog eiwitgehalte dat direct werd ingekuild, een hogere opname had wanneer het voorgedroogd werd omdat de fermentatie dan beter zou verlopen (Wright et al., 1999) Drogestofgehalte Al vroeg wist men dat het drogestofgehalte een positief effect kon hebben op de ruwvoederopname (Murdoch, 1964). Volgens Huhtanen et al. (2007) is er een kwadratisch verband met een maximum in graskuilopname bij 419 g/kg droge stof. Zom et al. (2012) vonden hetzelfde maar met een maximum bij 450 g/kg droge stof. Van maïskuil zou de opname verhogen tot een drogestofgehalte van 35 % (De Brabander et al., 1981). In een studie met 3 verschillende graskuilen met een gelijkaardige D-waarde was de opname erg verschillend, wat volledig verklaard kon worden door de verschillende drogestofgehalten (Keady & Mayne, 2001). Bij lage gehalten heeft een stijging van het drogestofgehalte een groter effect dan bij hogere gehalten. Aangezien deze parameter een grote invloed heeft op het inkuilproces, kunnen hier ook associaties optreden met fermentatieparameters. Wanneer ammoniakaal N of totale hoeveelheid zuren in het model betrokken werden, daalde het drogestofgehalte waarbij het meest ruwvoeder zou opgenomen worden (Huhtanen et al., 2007). Wanneer een nattegraskuil behandeld werd met mierenzuur en hierdoor beter bewaarde, was de opname ongeveer even hoog als van voordroogkuil (De Brabander, 2013). In een andere studie was het drogestofgehalte de belangrijkste parameter om de ruwvoederopname te bepalen en was dit bij koeien zelfs dubbel zo belangrijk als bij schapen (Offer et al., 1998). Dit werd verklaard doordat deze parameter gecorreleerd is met de kuilfermentatiekwaliteit, maar ook doordat intracellulair water de voederopname vermindert door fysische limitatie in de pens. Dit laatste is belangrijk door de grote hoeveelheden opgenomen voeder. In een studie over graskuilopname werd eveneens een significant kwadratisch verband gevonden, maar dit was niet van groot belang. Dit kwam waarschijnlijk door de relatief droge graskuilen met een goede fermentatie (Rook et al., 1991). Ook in een studie over graskuilopname bij ossen van het vleestype werd een belangrijk positief lineair verband gevonden tussen het drogestofgehalte en de ruwvoederopname. Er werd slechts een licht significant kwadratisch verband gevonden (Steen et al., 1998). Bij vleesvee werd een belangrijk kwadratisch verband gevonden tussen ruwvoederopname en het 17

24 drogestofgehalte, waarbij de opname niet veel meer steeg boven 25 % droge stof (Rook & Gill, 1990) Parameters in verband met kuilfermentatie De kwaliteit van de bewaring heeft een invloed op de ruwvoederopname. Van een goed bewaarde kuil zal meer opgenomen worden. Dit heeft verschillende mogelijke verklaringen. Het zou kunnen dat de fermentatieproducten de smakelijkheid en hiermee de wil van de koe om het voeder op te nemen negatief beïnvloeden. Het zou ook kunnen dat de fermentatieproducten voor een snel verzadigingsgevoel zorgen, zelfs in kleine hoeveelheden. Ook op vlak van metabolisatie kunnen zich onevenwichtige situaties voordoen met een lagere voederopname als gevolg. De oorzaak van de lagere opname van minder goed bewaarde kuilen kan eventueel verklaard worden door de grotere hoeveelheid zuren. Er moet echter rekening gehouden worden met het feit dat deze zuren de osmotische druk kunnen beïnvloeden. Zo vond Grovum (1995) dat andere stoffen zoals NaCl of polyethyleenglycol die ongeveer dezelfde osmotische druk in het penssap verzoorzaakten een gelijkaardige voederopnamedaling teweegbrachten. Ook Anil et al. (1993) vonden dat de voederopname gedrukt was door de osmotische druk wanneer er geïnfuseerd werd met azijnzuur of propionzuur. Er kan dus moeilijk met zekerheid gezegd worden wat de oorzaak van de voederopnamedaling is. Huhtanen et al. (2002) interpreteerden de theorie van opnamebeperking enerzijds door fysische limitatie en anderzijds door metabolische limitatie op vlak van ruwvoederopname en stelden enkele hypothesen op (figuur 6). In situatie A-B worden goed bewaarde ruwvoeders gevoederd waardoor er geen limitatie in opname optreedt door fermentatieproducten. In situatie C-D zijn er meer fermentatieproducten aanwezig waardoor de verhouding van onbestendig eiwit ten opzichte van onbestendige energie gewijzigd is en de opname wat beperkt wordt. Situatie E-F toont een theoretische situatie waarin de voederopname erg beperkt wordt door bijvoorbeeld onsmakelijkheid, N-rijke producten of organische zuren Smakelijkheid Een slecht bewaarde kuil is minder smakelijk. Dit wordt veroorzaakt door de fermentatieproducten. Er zou een negatief effect zijn op de ruwvoederopname, maar dit is niet altijd even duidelijk omdat er verwarring mogelijk is met metabole effecten van fermentatieproducten. In een studie met schapen naar de invloed van de onsmakelijkheid van azijnzuur werden de factoren die geen verband hielden met smakelijkheid uitgeschakeld. De schapen hadden een lagere voederopname wanneer er een verhoogde hoeveelheid azijnzuur in het voeder aanwezig was. Andere stoffen hadden geen invloed (Buchanan-Smith, 1990). Ammoniak en amines in concentraties geassocieerd met een slecht gefermenteerde kuil zouden de opname niet beïnvloeden bij schapen, alhoewel amines er wel voor zouden zorgen dat de hoofdmaaltijd gereduceerd is bij aangepaste dieren en de totale opgenomen hoeveelheid kleiner is bij 18

25 Figuur 6 Hypothese van de beperking van ruwvoederopname door enerzijds fysische limitatie (rumen digesta load) en anderzijds de beperking om energie te kunnen gebruiken (Huhtanen et al., 2002) onaangepaste dieren (van Os et al., 1997). Er bestaan veel studies over het effect van smakelijkheid bij schapen. Vooral azijnzuur lijkt bepalend. De vergelijking tussen schapen en koeien mag echter niet zomaar gemaakt worden als het over smakelijkheid gaat, want schapen zouden gevoeliger zijn voor de onsmakelijkheid van organische zuren (Harris et al., 1966). Keady & Murphy (1998) ondervonden dat niet-lacterende koeien de beperkt gefermenteerde kuilen verkozen, wat ook kan wijzen op een voorkeur beïnvloed door geur of smaak. In een proef van Van Os et al. (1995) werd van een graskuil significant minder opgenomen dan van een kuil van hetzelfde gras die behandeld was met mierenzuur voor inkuilen. De onbehandelde kuil bevatte merkelijk meer fermentatieproducten zoals organische zuren en eiwitafbraakproducten. Ook hier werd een effect van smakelijkheid vermoed. In een proef van Teller et al. (1993) met voordroogkuil en graskuil die niet werd voorgedroogd was er een opmerkelijk opnameverschil bij zowel vaarzen als koeien, maar dit kon niet verklaard worden door de onsmakelijkheid van de fermentatieproducten en in het bijzonder azijnzuur. Bij schapen was dit wel het geval (Wilkins et al., 1971). Ook hier moet de opmerking gemaakt worden dat het mogelijk is dat niet de onsmakelijkheid van de zuren maar de osmotische druk de oorzaak kan zijn van opnamedalingen (Grovum, 1995). Er bestaan smaakstoffen die gebruikt worden om krachtvoeders met een onaangename smaak toch te kunnen gebruiken. Deze smaakstoffen, toegevoegd aan het ruwvoeder, hadden weinig invloed zowel op de ruwvoederopname als op de productie (Bruins & Zonderland, 1990) ph Er bestaan veel tegengestelde resultaten over het effect van de ph op ruwvoederopname. Bij een slecht bewaarde graskuil zorgen afbraakproducten zoals ammoniak en bufferende bestanddelen 19

KUNNEN VOEDERBIETEN PERSPULP VERVANGEN IN HET

KUNNEN VOEDERBIETEN PERSPULP VERVANGEN IN HET KUNNEN VOEDERBIETEN PERSPULP VERVANGEN IN HET MELKVEERANTSOEN? Daniël De Brabander en Sam De Campeneere Vlaamse overheid, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) Eenheid Dier Alex De Vliegher

Nadere informatie

Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien

Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien Ronald Zom, Herman van Schooten en Ina Pinxterhuis Quinoa is een eenvoudig te telen gewas dat in korte tijd een hoge opbrengst geeft, goed te conserveren is en

Nadere informatie

KAN KOOLZAADKOEK INGESCHAKELD WORDEN IN

KAN KOOLZAADKOEK INGESCHAKELD WORDEN IN KAN KOOLZAADKOEK INGESCHAKELD WORDEN IN MELKVEERANTSOENEN? J. De Boever, J. Vanacker, S. De Campeneere en D. De Brabander Vlaamse Overheid, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Eenheid Dier Koolzaadolie

Nadere informatie

40 jaar melkveeonderzoek op het IlVO. HOlStEiN-friESiAN ONtKEtENDE EEN revolutie

40 jaar melkveeonderzoek op het IlVO. HOlStEiN-friESiAN ONtKEtENDE EEN revolutie LUc VAN DIJck HOlStEiN-friESiAN ONtKEtENDE EEN revolutie De komst van de melkkoeien van het Holsteinras in het begin van de jaren 70 betekende een mijlpaal in de melkveehouderij. Het was een gelukkig toeval

Nadere informatie

Ingekuilde mengteelt van witte en rode klaver met gras voor melkvee

Ingekuilde mengteelt van witte en rode klaver met gras voor melkvee Landbouwcentrum voor Voedergewassen vzw Gegevens uit deze publicatie mogen overgenomen worden mits bronvermelding (=vermelding kader onderaan) Ingekuilde mengteelt van witte en rode klaver met gras voor

Nadere informatie

TARWE INGEKUILD IN DRAF VERGELEKEN MET GEPLETTE TARWE EN

TARWE INGEKUILD IN DRAF VERGELEKEN MET GEPLETTE TARWE EN TARWE INGEKUILD IN DRAF VERGELEKEN MET GEPLETTE TARWE EN INGEKUILDE GEMALEN TARWE BIJ MELKVEE S. De Campeneere, J. De Boever, D. De Brabander Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) Eenheid

Nadere informatie

Maïsrassenkeuze i.f.v. de voederkwaliteit

Maïsrassenkeuze i.f.v. de voederkwaliteit Maïsrassenkeuze i.f.v. de voederkwaliteit J. De Boever Studieavond voor de Veehouderij Oostkamp 6/02/2013 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein

Nadere informatie

Waarom? Vertering bij de koe. Missie 8/03/2012. Belangrijkste economische parameters. Efficiënt en effectief gebruik van MPR. via rantsoenwijzigingen

Waarom? Vertering bij de koe. Missie 8/03/2012. Belangrijkste economische parameters. Efficiënt en effectief gebruik van MPR. via rantsoenwijzigingen Efficiënt en effectief gebruik van MPR Missie Objectieve data verzamelen Analyse Lokeren, 7 maart 2012 Concreet en bedrijfsspecifiek advies Opvolging Opleiding Er is geen universele waarheid Ieder bedrijf

Nadere informatie

Effect van het additief 11GFT in graskuil op de pensafbreekbaarheid en melkproductieresultaten

Effect van het additief 11GFT in graskuil op de pensafbreekbaarheid en melkproductieresultaten Effect van het additief 11GFT in graskuil op de pensafbreekbaarheid en melkproductieresultaten Auteurs Johan De Boever, Leen Vandaele Eva Wambacq Elien Dupon, Joos Latré 6/05/2014 www.lcvvzw.be 2 / 11

Nadere informatie

INVLOED VAN PENSVERZURING OP DE VOEROPNAME EN MELKPRODUCTIE EN MAATREGELEN OM PENSVERZURING TE VERHELPEN

INVLOED VAN PENSVERZURING OP DE VOEROPNAME EN MELKPRODUCTIE EN MAATREGELEN OM PENSVERZURING TE VERHELPEN SCH-2002-17 INVLOED VAN PENSVERZURING OP DE VOEROPNAME EN MELKPRODUCTIE EN MAATREGELEN OM PENSVERZURING TE VERHELPEN De fermentatie van voedermiddelen in de pens speelt een cruciale rol in de voorziening

Nadere informatie

Kengetallen voor het ideale voedermanagement

Kengetallen voor het ideale voedermanagement Kengetallen voor het ideale voedermanagement Els Van Looveren Gregory Antrop Melkveecongres, september 2016 Doelstelling melkveehouder Ik ben gezond dus ik doe wat er van mij verwacht wordt : veel melk

Nadere informatie

Effect van het additief 11GFT op de kuilkwaliteit, chemische samenstelling en in vitro verteerbaarheid van Engels raaigras

Effect van het additief 11GFT op de kuilkwaliteit, chemische samenstelling en in vitro verteerbaarheid van Engels raaigras Effect van het additief 11GFT op de kuilkwaliteit, chemische samenstelling en in vitro verteerbaarheid van Engels raaigras Auteurs Joos Latré, Elien Dupon Eva Wambacq Johan De Boever, Leen Vandaele 6/05/2014

Nadere informatie

Fundamenten rekenregels enterisch methaan

Fundamenten rekenregels enterisch methaan Fundamenten rekenregels enterisch methaan ( in de KringLoopWijzer ) André Bannink Wageningen Livestock Research Monitoren BKG emissies On-line meting CH 4 -emissie, onzeker op nationale schaal en op bedrijfsniveau,

Nadere informatie

Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent kuil 1

Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent kuil 1 Onderzoek Onderzoek-/ordernummer: Datum verslag: 731267/002743994 22-07-2011 Oogstdatum: Datum monstername: Monster genomen door: Contactpersoon monstername: 16-05-2011 07-07-2011 Dick Huiberts: 0652002131

Nadere informatie

Energie WAARDERING. Voederwaarde bepaling 26/09/2018

Energie WAARDERING. Voederwaarde bepaling 26/09/2018 VAKGROEP VOORTPLANTING VERLOSKUNDE EN BEDRIJFSDIERGENEESKUNDE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE UNIVERSITEIT GENT Voederwaarde bepaling Jenne De Koster, Geert Opsomer, Miel Hostens Energie WAARDERING Het hechten

Nadere informatie

Passagesnelheid (Kp) van deeltjes Gehalten aan verteerbare organische stof (VOS) van geplette tarwe, geplette gerst en tarwevlokken

Passagesnelheid (Kp) van deeltjes Gehalten aan verteerbare organische stof (VOS) van geplette tarwe, geplette gerst en tarwevlokken Voorstel in situ pensafbraakkarakteristieken voor de gemalen voedermiddelen gerst, tarwe, mais, triticale en rogge en voor geplette gerst, geplette tarwe, tarwevlokken en gemalen ontsloten mais, Inleiding

Nadere informatie

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname Inleiding Melkkoeien gebruiken voer om melk te produceren, voor onderhoud en om te groeien. De hoeveelheid voer die een koe opneemt is afhankelijk van de geproduceerde

Nadere informatie

Bijvoedering van melkveerantsoenen op basis van gras(klaver)

Bijvoedering van melkveerantsoenen op basis van gras(klaver) Bijvoedering van melkveerantsoenen op basis van gras(klaver) Daniël De Brabander ILVO-studienamiddag Optimale eiwitproductie met grasland voor rundvee 10/11/2011 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek

Nadere informatie

Optimaal inzetten van ruwvoeders op een melkveebedrijf.

Optimaal inzetten van ruwvoeders op een melkveebedrijf. Optimaal inzetten van ruwvoeders op een melkveebedrijf. Eddy Decaesteker Bedrijfsadvisering Melkveehouderij eddy.decaesteker@inagro.be LCV-avond Poperinge 31 jan 2018 Ruwvoederkostprijzen LCV 2012 Kostprijs

Nadere informatie

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): -

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - Auteur: Horneman Betreft: Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/06.0108/MH/HWA Bijlage(n): - N o t i t i e Sinds begin 2006 worden resultaten van lactosebepalingen

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 106 Samenvatting Samenvatting Actieve sportpaarden krijgen vaak vetrijke rantsoenen met vetgehalten tot 130 g/kg droge stof. De toevoeging van vet verhoogt de energiedichtheid van voeders.

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Laag RE-rantsoen bij hoogproductief melkvee: kunnen aminozuren helpen?

Laag RE-rantsoen bij hoogproductief melkvee: kunnen aminozuren helpen? Laag RE-rantsoen bij hoogproductief melkvee: kunnen aminozuren helpen? Leen Vandaele Studiedag Methaan & Ammoniak - 11/12/2018 -2% RE Recent onderzoek Vleesvee en Jongvee => sterke reductie in ammoniakemissie

Nadere informatie

Effect van droogstandslengte op de melkproductie gedurende meerdere opeenvolgende lactaties

Effect van droogstandslengte op de melkproductie gedurende meerdere opeenvolgende lactaties Effect van droogstandslengte op de melkproductie gedurende meerdere opeenvolgende lactaties A. Kok, A.T.M. van Knegsel, C.E. van Middelaar, B. Engel, H. Hogeveen, B. Kemp en I.J.M. de Boer Inleiding Verkorten

Nadere informatie

Praktisch aan de slag met duurzaamheid! Koeien voeren! Doel = meer melk uit eigen ruwvoer. Sojaprijzen stijgen. Voerprijzen stijgen

Praktisch aan de slag met duurzaamheid! Koeien voeren! Doel = meer melk uit eigen ruwvoer. Sojaprijzen stijgen. Voerprijzen stijgen Koeien voeren! Doel = meer melk uit eigen ruwvoer Praktisch aan de slag met duurzaamheid! ir. Frank Verhoeven Boerenverstand Consultancy Voerprijzen stijgen Sojaprijzen stijgen A-brok 1992-2013 600 Soja

Nadere informatie

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN OPBRENGST EN KWALITEIT VAN RAAIGRAS BIJ VERMINDERDE BEMESTING Greet Verlinden, Thomas Coussens en Geert Haesaert Hogeschool Gent, Departement Biowetenschappen

Nadere informatie

Algemene bedenkingen:

Algemene bedenkingen: Directie Burg. Van Gansberghelaan 92 9820 MERELBEKE Verslag datum 4 november 2016 Sam De Campeneere Algemene bedenkingen: Deze toetsing blijft een onvolledige toetsing omdat het een vergelijking is tussen

Nadere informatie

Kwaliteit snijmais irt methaanemissie

Kwaliteit snijmais irt methaanemissie Kwaliteit snijmais irt methaanemissie Effect van een latere oogst op methaanemissie in melkvee PhD Thesis Bayissa Hatew http://edepot.wur.nl/357155 Rol snijmais / intensiteit voeding op on-farm BKG-emissies

Nadere informatie

Voederbieten: bewaring en voederwaarde

Voederbieten: bewaring en voederwaarde Voederbieten: bewaring en voederwaarde DE BOEVER JOHAN Voederbietendag - Herenthout 9 november 2018 Inleiding VOORDELEN Hoge opbrengst: 17-20 ton DS per ha Lange groeiperiode: goed vanggewas voor stikstof

Nadere informatie

Gezond voeren met een optimale melkproductie. Thomas Schonewille Faculteit Diergeneeskunde Afdeling Voeding

Gezond voeren met een optimale melkproductie. Thomas Schonewille Faculteit Diergeneeskunde Afdeling Voeding Gezond voeren met een optimale melkproductie Thomas Schonewille Faculteit Diergeneeskunde Afdeling Voeding Periodes in en rondom de droogstand-afkalven Droogzetten Afkalven Transitieperiode Einde lactatie

Nadere informatie

Inschatten van nutriëntenbenutting via NIRS analyses

Inschatten van nutriëntenbenutting via NIRS analyses Inschatten van nutriëntenbenutting via NIRS analyses Louis Paternostre, Johan De Boever, Laid Douidah, Sam Millet 02/04/2019 Wat is NIRS? NIRS = Nabij infrarood reflectie spectroscopie Spectroscopie verwijst

Nadere informatie

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans De Weende-analyse bij veevoeding Scheikunde voor VE41, 2017-2018 Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans Weende-analyse: DS-gehalte Droge stof (DS): Het materiaal dat overblijft als, door verwarming

Nadere informatie

Invloed voeding op pensfermentatie in melkvee

Invloed voeding op pensfermentatie in melkvee Invloed voeding op pensfermentatie in melkvee André Bannink andre.bannink@wur.nl Animal Sciences Group Wageningen UR in samenwerking met : Jan Dijkstra, Lsg Diervoeding, Wageningen Universiteit Pensfermentatie

Nadere informatie

De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem

De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem Proefverslag nr. 649 oktober 2004 auteur: dr. ir. W.M. van Straalen

Nadere informatie

Koeienvoer klas 1. Werkboek: Koeienvoer klas 1

Koeienvoer klas 1. Werkboek: Koeienvoer klas 1 Koeienvoer klas 1 1 Inhoud Hoofdstuk 1: Verteringsstelsel van de koe... 3 1.1: Herkauwen en speeksel... 3 1.2: Magenstelsel... 5 1.3: Darmstelsel... 8 1.4: Verteringsstelsel kalf... 8 Hoofdstuk 2: Voedingsstoffen

Nadere informatie

1. Waarom hoeven herkauwers niet alle essentiële aminozuren via het voer op te nemen.

1. Waarom hoeven herkauwers niet alle essentiële aminozuren via het voer op te nemen. 2.4: Eiwitten 1. Waarom hoeven herkauwers niet alle essentiële aminozuren via het voer op te nemen. Plantaardige aminozuren worden door de pensmicroben omgezet in dierlijke aminozuren. 2. Hoe wordt het

Nadere informatie

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding 2.2 De Weende-analyse bij veevoeding Scheikunde voor VE31-VE41, 2018-2019 Auteur: E. Held; bewerkt door H. Hermans : Hoofdstuk 2 De Weende-analyse (presentatie) 1 Bij het oprispen boeren komt methaan (CH4)

Nadere informatie

GRASDUINEN IN HET GRAS

GRASDUINEN IN HET GRAS Ruraal Netwerk 25 april 2013 GRASDUINEN IN HET GRAS GEBRUIKSDOELSTELLINGEN VAN GRAS VOOR LANDBOUW Geert Rombouts Mathias Abts Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Voorlichting

Nadere informatie

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Januari 2013 Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Herman van Schooten (WUR-LR) Hans Dirksen (DMS) Januari 2013 Inleiding

Nadere informatie

Kort verslag oriënterende voerproef hooi

Kort verslag oriënterende voerproef hooi Kort verslag oriënterende voerproef hooi Voerproef naar de invloed van hooi op melkproductie en melksamenstelling Uitgevoerd voor het netwerk Heerlijk, Helder Hooi Locatie proef: proefboerderij Zegveld

Nadere informatie

Voederwaardeonderzoek Gras ingekuild Voeding compleet Plaat 2. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen

Voederwaardeonderzoek Gras ingekuild Voeding compleet Plaat 2. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen Voederwaardeonderzoek Gras ingekuild Voeding compleet Uw klantnummer: 3105474 R. Logtenberg Vinkegavaartwg 4 8394 TC DE HOEVE Eurofins Agro Postbus 170 NL - 6700 AD Wageningen T monstername: Sipke Nijboer:

Nadere informatie

Bovendien werkt EM- Silage broei-remmend, hierdoor ligt het rendement veel hoger. Er zijn namelijk veel minder inkuil en uitkuilverliezen.

Bovendien werkt EM- Silage broei-remmend, hierdoor ligt het rendement veel hoger. Er zijn namelijk veel minder inkuil en uitkuilverliezen. EM- Silage Doeltreffend inkuilmiddel voor een betaalbare prijs EM- Silage is een inkuilmiddel dat naast melkzuur bacteriën ook gisten bevat, dit in tegenstelling tot vele andere preparaten. Het is een

Nadere informatie

Effect van het ruw eiwit gehalte in vleesveerantsoen op ammoniakemissie ILVO. Karen Goossens ILVO. ILVO Studiedag Methaan en Ammoniak 11 december 2018

Effect van het ruw eiwit gehalte in vleesveerantsoen op ammoniakemissie ILVO. Karen Goossens ILVO. ILVO Studiedag Methaan en Ammoniak 11 december 2018 Effect van het ruw eiwit gehalte in vleesveerantsoen op ammoniakemissie Karen Goossens Studiedag Methaan en Ammoniak 11 december 2018 Inleiding PAS-lijst = lijst van erkende ammoniak-emissie reducerende

Nadere informatie

11/6/2016. Voeding voor plant is voeding voor dier. Snijmais opbrengst. Grasland opbrengst. Wat willen we t.a.v. bodem en vee

11/6/2016. Voeding voor plant is voeding voor dier. Snijmais opbrengst. Grasland opbrengst. Wat willen we t.a.v. bodem en vee Voeding voor plant is voeding voor dier SLIM VOEDEN GEZONDE BODEM, GEZONDE PLANTEN, GEZONDE DIEREN KRACHT IN DE KETEN Op maat voeden en beschermen van dieren en gewassen leidt tot de beste prestaties op

Nadere informatie

Brochure voederschuivers

Brochure voederschuivers Brochure voederschuivers 1. Inhoudstafel 1. Inhoudstafel... 2 2. Inleiding... 3 3. Proefopzet... 6 4. Resultaten... 9 5. Conclusie... 15 6. Referenties... 16 7. Dankwoord... 17 2 2. Inleiding De melkveehouderij

Nadere informatie

Bemesting en uitbating gras(klaver)

Bemesting en uitbating gras(klaver) Bemesting en uitbating gras(klaver) Alex De Vliegher ILVO-Plant T&O Melle, 10 november 2011 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Plant www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein Landbouw en

Nadere informatie

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW HOND normen en hoeveelheid. over houden van huisdieren

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW HOND normen en hoeveelheid.   over houden van huisdieren l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH VOEDING VAN UW HOND normen en hoeveelheid over houden van huisdieren Het juiste voer en de juiste hoeveelheid

Nadere informatie

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 BB-082011 Grasgids voor Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 Belgisch Witblauw Groot in Gras Barenbrug Belgium NV Hogenakkerhoekstraat 19 9150 Kruibeke E-mail:

Nadere informatie

Van maaien..tot inkuilen

Van maaien..tot inkuilen Van maaien..tot inkuilen Tijdstip van maaien Weersverwachtingen Voldoende RE in het gras 15 a 16% RE in basisrantsoen Meer maïs in het rantsoen hoger RE-gehalte in gras Voldoende suiker in het gras Minimaal

Nadere informatie

Kuilkenner Grasbalen (afgesloten) balen juli. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen

Kuilkenner Grasbalen (afgesloten) balen juli. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen Kuilkenner Grasbalen (afgesloten) Uw klantnummer: 2011239 H. Holman Markewg 17 9307 PC STEENBERGEN DR Eurofins Agro Postbus 170 NL - 6700 AD Wageningen T monstername: Johan de Vries: 0652002171 T klantenservice:

Nadere informatie

DOWNLOAD DOCUMENT VOOR: Basiscursus Voeding; Ruwvoer

DOWNLOAD DOCUMENT VOOR: Basiscursus Voeding; Ruwvoer DOWNLOAD DOCUMENT VOOR: Basiscursus Voeding; Ruwvoer Basiscursus Voeding 1 Belang van ruwvoer Ruwvoer is een essentieel onderdeel in het rantsoen van het paard. Voor het uitvoeren van hun normale gedragspatroon

Nadere informatie

Fosfor op maat: wat is te bereiken via de voeding?

Fosfor op maat: wat is te bereiken via de voeding? Fosfor op maat: wat is te bereiken via de voeding? Ant Koopmans Wilfried van Straalen Gezonde Melkveehouderij, Zwolle, 15-01-14 Indeling Fosfor huishouding en behoefte Effect van laag P: Korte termijn:

Nadere informatie

Koeienvoer klas 1 WERKBOEK

Koeienvoer klas 1 WERKBOEK Koeienvoer klas 1 WERKBOEK 1 Inhoud Hoofdstuk 1: Verteringsstelsel van de koe... 3 1.1: Herkauwen en speeksel... 3 1.2: Magenstelsel... 5 1.3: Darmstelsel... 8 1.4: Verteringsstelsel kalf... 8 Hoofdstuk

Nadere informatie

FACULTEIT TOEGEPASTE BIO-INGENIEURSWETENSCHAPPEN

FACULTEIT TOEGEPASTE BIO-INGENIEURSWETENSCHAPPEN FCULTEIT TOEGEPSTE BIO-INGENIEURSWETENSCHPPEN cademiejaar 2012-2013 Precisievoeding van vleesvarkens: Meerfasenvoeding op basis van zelfgeteelde eiwitbronnen Masterproef voorgedragen door Katrijn Ingels

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

Kuilkenner Gras ingekuild kuilsilo 2. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen

Kuilkenner Gras ingekuild kuilsilo 2. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen Kuilkenner Gras ingekuild kuilsilo 2 Uw klantnummer: 2011239 H. Holman Markewg 17 9307 PC STEENBERGEN DR Eurofins Agro Postbus 170 NL - 6700 AD Wageningen T monstername: Johan de Vries: 0652002171 T klantenservice:

Nadere informatie

Juiste bepaling van kuildichtheden t.b.v. voorraadberekening voor BEX en BEP Samenvatting van het onderzoek

Juiste bepaling van kuildichtheden t.b.v. voorraadberekening voor BEX en BEP Samenvatting van het onderzoek Juiste bepaling van kuildichtheden t.b.v. voorraadberekening voor BEX en BEP Samenvatting van het onderzoek Herman van Schooten, Wageningen UR Livestock Research Gerard Abbink, BlggAgroXpertus December

Nadere informatie

wat is de kwaliteit van het weidegras

wat is de kwaliteit van het weidegras 8 Veevoeding en beweiding VERTEERBAARHEID NDF / ADF / ADL Hemicellulose gemakkelijk verteerbaar Cellulose Lignine Wat moet ik weten van veevoeding en vers gras? moeilijk verteerbaar niet verteerbaar 3

Nadere informatie

Variatie in nutriëntenaanbod bij melkvee in relatie tot voeropname en opnamepatronen bij beweiding

Variatie in nutriëntenaanbod bij melkvee in relatie tot voeropname en opnamepatronen bij beweiding Introductie Boerenzoon (www.molenperk.nl) HAS Den Bosch (dier- en veehouderij) MSc Wageningen Universiteit Afstudeervak Provimi in Nieuw-Zeeland PhD Wageningen Universiteit Graslandmanagement Variatie

Nadere informatie

Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen

Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen Leo Fiems 1. INLEIDING De opfok van runderen tot aan de eerste kalving is een niet-productieve periode die

Nadere informatie

Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering

Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering Hein Korevaar Slotbijeenkomst Praktijknetwerk Natuurlijk kruidenrijk gras voor de veehouderij; Wageningen 12 maart 2014 Inhoud van presentatie

Nadere informatie

3C Voeding herkauwer

3C Voeding herkauwer Naam: Klas:.. Datum: Ruimte voor schoolstempel en paraaf docent 3C Voeding herkauwer WETEN De leerling weet wat krachtvoer en ruwvoer is. De leerling weet dat een herkauwer vier magen heeft. De leerling

Nadere informatie

Pensbestendig vet; een energiebron die melkproductie stimuleert en bijdraagt aan een betere vruchtbaarheid

Pensbestendig vet; een energiebron die melkproductie stimuleert en bijdraagt aan een betere vruchtbaarheid Pensbestendig vet; een energiebron die melkproductie stimuleert en bijdraagt aan een betere vruchtbaarheid Meer melk, betere vruchtbaarheid Megalac - meer melk, betere vruchtbaarheid Wat is Megalac? l

Nadere informatie

N en P excreties in de biologische melkveehouderij in België

N en P excreties in de biologische melkveehouderij in België N en P excreties in de biologische melkveehouderij in België Sam De Campeneere NVWV De wens van de pens 20/05/2011 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein

Nadere informatie

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland

Chapter 10. Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Claw Health in Dairy Cows in the Netherlands Chapter 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 - Chapter 10 - Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland Subtitel: Epidemiologische aspecten van verschillende klauwaandoeningen

Nadere informatie

RUWVOER + Inkuilmanagement. Assortiment inkuilmiddelen

RUWVOER + Inkuilmanagement. Assortiment inkuilmiddelen RUWVOER + Inkuilmanagement Assortiment inkuilmiddelen De melkveehouderijsector staat met de afloop van het melkquotum voor een aantal grote uitdagingen. Gezien de verwachte stijging van de melkproductie

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent plaat 10

Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent plaat 10 Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent plaat 10 Uw klantnummer: 2686678 Mts K.J & J.J & J.K van Weperen Jardinga 3 8431 RE OOSTERWOLDE FR Postbus 170 NL - 6700 AD Wageningen T monstername:

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-2 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-2 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

Voederwaardeonderzoek Grasbalen (afgesloten) Voeding compleet Balen 73 x. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen

Voederwaardeonderzoek Grasbalen (afgesloten) Voeding compleet Balen 73 x. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen Voederwaardeonderzoek Grasbalen (afgesloten) Voeding compleet Uw klantnummer: 2704803 D. Oosterhof Het Zuid 53 9203 TC DRACHTEN Eurofins Agro Postbus 170 NL - 6700 AD Wageningen T monstername: Sipke Nijboer:

Nadere informatie

Documentatie. Praktijkinformatie voor de Varkenshouder 2009: ZELF MENGEN

Documentatie. Praktijkinformatie voor de Varkenshouder 2009: ZELF MENGEN Documentatie Het Praktijkcentrum Varkenshouderij en de Vlaamse overheid - Dep. Landbouw en Visserij organiseren de studiedagen: Praktijkinformatie voor de Varkenshouder 2009: ZELF MENGEN Ma 23 november

Nadere informatie

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid. over houden van huisdieren

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid.   over houden van huisdieren l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid over houden van huisdieren Het juiste voer en de juiste hoeveelheid

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Aandacht voor moeder en kind

Aandacht voor moeder en kind Aandacht voor moeder en kind Teus van den Bout Jaarvergadering Swifter Schapenstamboek goede lammeren? Beginnen bij de basis! Groot onderhoud voor het dekken Evt. seleniumbehandeling voor het dekseizoen

Nadere informatie

Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier  Beleidsdomein Landbouw en Visserij Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein Landbouw en Visserij Hoe is het begonnen? Droom werd werkelijkheid: 16/09/1971: RVV, Werkgroep Melkveehouderij

Nadere informatie

Weiden. Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze

Weiden. Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze Weiden Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze Grassoorten en -rassen doen er niet toe, het gaat om het juiste stadium van inscharen. Verschillen in VC-OS zijn klein tussen rassen

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

VOEDERCONVERSIE IN DE MELKVEEHOUDERIJ

VOEDERCONVERSIE IN DE MELKVEEHOUDERIJ VOEDERCONVERSIE IN DE MELKVEEHOUDERIJ Eindrapportage van de metingen door het netwerk 62MV-16 in de winter van 2004 /2005 in het kader van Netwerken in de Veehouderij 2005 Jules Gosselink, Animal Sciences

Nadere informatie

Koeienvoer klas 1. werkboek. Koeienvoer op internet. september Werkboek: Koeienvoer klas 1

Koeienvoer klas 1. werkboek.   Koeienvoer op internet. september Werkboek: Koeienvoer klas 1 Koeienvoer klas 1 werkboek Koeienvoer op internet https://maken.wikiwijs.nl/79969/koeienvoer_1 september 2019 1 Inhoud Inleiding... 3 Hoofdstuk 1: Verteringsstelsel van de koe... 4 1.2: Herkauwen en speeksel...

Nadere informatie

VOEDERWAARDE VAN 4 GRASKLAVERKUILEN: WITTE KLAVER VERSUS

VOEDERWAARDE VAN 4 GRASKLAVERKUILEN: WITTE KLAVER VERSUS VOEDERWAARDE VAN 4 GRASKLAVERKUILEN: WITTE KLAVER VERSUS RODE KLAVER J. De Boever, J. Vanacker, S. De Campeneere en D. De Brabander Vlaamse Overheid, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Eenheid

Nadere informatie

Rapport: Fruitmix (mango/avocado) als voeder voor BSF larven. Thomas Spranghers VIVES

Rapport: Fruitmix (mango/avocado) als voeder voor BSF larven. Thomas Spranghers VIVES Rapport: Fruitmix (mango/avocado) als voeder voor BSF larven Thomas Spranghers VIVES Op vraag van een afvalverwerkend bedrijf werd een fruitmix onderzocht in het Insectlab. Over de samenstelling van deze

Nadere informatie

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW HOND normen en hoeveelheid. www.licg.nl over houden van huisdieren

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW HOND normen en hoeveelheid. www.licg.nl over houden van huisdieren l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH VOEDING VAN UW HOND normen en hoeveelheid over houden van huisdieren Het juiste voer en de juiste hoeveelheid

Nadere informatie

4.1 Voederwaarderingssystemen voor paarden en pony s

4.1 Voederwaarderingssystemen voor paarden en pony s 4 Paarden en pony s 4.1 Voederwaarderingssystemen voor paarden en pony s Sinds januari 2005 zijn voor paarden en pony s twee officiële CVB systemen van kracht, een netto energiesysteem (met als kengetal

Nadere informatie

Overzicht voor een geslaagde jongvee-opfok

Overzicht voor een geslaagde jongvee-opfok Voeding tot 6 maand 1. Biest Overzicht voor een geslaagde jongvee-opfok Vlug: 1-1,5 liter direct na de geboorte, binnen de acht uur 4 liter Veel: minstens 4 liter per kalf per dag gedurende minstens de

Nadere informatie

MEI Groningen. De Bodem voor Koegezondheid. 6 juni 2014. Gerrit Hegen. Bodem- plant- dier rela>es

MEI Groningen. De Bodem voor Koegezondheid. 6 juni 2014. Gerrit Hegen. Bodem- plant- dier rela>es MEI Groningen Bodem- plant- dier rela>es De Bodem voor Koegezondheid 6 juni 2014 Gerrit Hegen Kringloopwijzer KoeKompas: voorspellende risicoinventarisa:e Koe: 5 basisprocessen 1. Fokkerij: gene>ca nu

Nadere informatie

Kwantificeren CH 4 reductie voerspoor: Rekenregels KringloopWijzer. André Bannink Wageningen UR Livestock Research

Kwantificeren CH 4 reductie voerspoor: Rekenregels KringloopWijzer. André Bannink Wageningen UR Livestock Research Kwantificeren CH 4 reductie voerspoor: Rekenregels KringloopWijzer André Bannink Wageningen UR Livestock Research Bestaande rekenregel : IPCC Tier 2 IPCC-Tier 2 : Volwassen herkauwers (geen feedlot) 6.5%

Nadere informatie

Koeienvoer klas 1 WERKBOEK

Koeienvoer klas 1 WERKBOEK Koeienvoer klas 1 WERKBOEK 1 Inhoud Hoofdstuk 1: Verteringsstelsel van de koe... 3 1.1: Herkauwen en speeksel... 3 1.2: Magenstelsel... 5 1.3: Darmstelsel... 8 1.4: Verteringsstelsel kalf... 8 Hoofdstuk

Nadere informatie

Koeienvoer klas 1. werkboek. Koeienvoer op internet. Werkboek: Koeienvoer klas 1

Koeienvoer klas 1. werkboek.   Koeienvoer op internet. Werkboek: Koeienvoer klas 1 Koeienvoer klas 1 werkboek Koeienvoer op internet https://maken.wikiwijs.nl/79969/koeienvoer_1 1 Inhoud Inleiding... 3 Hoofdstuk 1: Verteringsstelsel van de koe... 4 1.2: Herkauwen en speeksel... 4 1.3:

Nadere informatie

Weidemengsels Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2019 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Het wordt voor de veehouder steeds belangrijker om zo veel mogelijk ruwvoer zelf te telen. Lagere voerkosten zorgen voor een beter rendement.

Nadere informatie

Voederwaardeonderzoek Grasbalen (afgesloten) Voeding compleet 3e snee. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen

Voederwaardeonderzoek Grasbalen (afgesloten) Voeding compleet 3e snee. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen Voederwaardeonderzoek Grasbalen (afgesloten) Voeding compleet Uw klantnummer: 2745984 Mts K. & R. Lieuwes De Wygeast 67 9294 KR OUDWOUDE Eurofins Agro Postbus 170 NL - 6700 AD Wageningen T monstername:

Nadere informatie

Van dit product worden onderstaand allereerst de gehalten van de benodigde componenten weergegeven:

Van dit product worden onderstaand allereerst de gehalten van de benodigde componenten weergegeven: REKENVOORBEELDEN VOEDERWAARDEN HERKAUWERS 1 Energiewaarde herkauwers: VEM en VEVI In het rekenvoorbeeld voor de VEM-en VEVI waarde voor herkauwers wordt uitgegaan van een willekeurige partij palmpitschilfers

Nadere informatie

Geachte relatie, Onze rundveespecialist wil graag voor u het rantsoen bereken, voor een rantsoen op maat!

Geachte relatie, Onze rundveespecialist wil graag voor u het rantsoen bereken, voor een rantsoen op maat! Geachte relatie, Wat een mooi voorjaar en zomer hebben we gehad. Veel warme en zonnige dagen. Er is veel goede vrucht geoogst. Nu is de eerste herfststorm alweer geweest en de winterperiode staat voor

Nadere informatie

Bedrijfseconomisch belang van grasland in het basisrantsoen van melkkoeien

Bedrijfseconomisch belang van grasland in het basisrantsoen van melkkoeien Bedrijfseconomisch belang van grasland in het basisrantsoen van melkkoeien Studiedag Optimale eiwitproductie met grasland voor rundvee 10 november 2011 Guy Vandepoel, studiedienst BB 1 Economisch belang

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Voeding van zeugen in de kraamstal

Voeding van zeugen in de kraamstal Voeding van zeugen in de kraamstal Dr. Sam Millet Eenheid Dier, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Drs. Ir. An Cools Labo Diervoeding Faculteit Diergeneeskunde, UGent Vragen??? Waarom problemen

Nadere informatie

Graan voeren aan melkvee Effecten op voeropname, productie en diergezondheid

Graan voeren aan melkvee Effecten op voeropname, productie en diergezondheid Graan voeren aan melkvee Effecten op voeropname, productie en diergezondheid Arie Klop Marleen Plomp December 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding...1 2 Proefopzet...2 3 Resultaten...4 3.1 Samenstelling voeders

Nadere informatie