BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

Transcriptie

1 Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer /19 Betreft zaak: Besluit inzake geschil aanvrager vs. Eneco Netbeheer B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet I. Verloop van de procedure 1. Bij brief van 13 september 2006, met kenmerk /1, voorzien van een daartoe bestemd formulier, heeft mevrouw mr. A.C.G. Kaijen, namens aanvrager zich gewend tot de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) met een aanvraag tot geschilbeslechting als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet). Het betreft een geschil met Eneco Netbeheer B.V. (hierna: Eneco). 2. Bij brief van 28 september 2006, met kenmerk /3.B370, is Eneco in de gelegenheid gesteld te reageren op de ingediende aanvraag en de daarbij ingediende bijlagen. Bij brief van 13 oktober 2006, met kenmerk M&R/MB/JYM/ (102418/5), heeft Eneco een ingevuld reactieformulier met een aantal bijlagen ingediend. 3. Op 6 november 2006 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen de aanvrager samen met zijn gemachtigde de heer mr. E.H.P. Dingenouts. Namens Eneco zijn verschenen de heer ing. J. Nuijt en de heer D. Hartman. 4. Het verslag van de hoorzitting is bij brief van 20 december 2006 aan partijen toegezonden. Er zijn geen opmerkingen gemaakt. II. De feiten 5. Op 25 november 2005 heeft Eneco, samen met de politie, het pand van aanvrager betreden op het adres: (vertouwelijk) te Rotterdam, in verband met het vermoeden van het bestaan van een hennepkwekerij. Eneco heeft tijdens het bezoek aan het pand de elektriciteitsaansluiting gecontroleerd. Daarbij heeft zij géén onregelmatigheden waargenomen. Voorts heeft Eneco de elektrische installatie van aanvrager geïnspecteerd. 1 Openbaar

2 Naar het oordeel van Eneco heeft zij daarbij een gevaarlijke situatie aangetroffen. Volgens Eneco waren drie voorschakelapparaten van de verlichting relatief dicht bij elkaar geplaatst op brandbaar materiaal (hout). 6. Daarnaast waren de spanningsonderdelen niet deugdelijk afgeschermd en de aarde bij één van de voorschakelapparaten was niet aangesloten. Naar het oordeel van Eneco levert in verband met de warmteontwikkeling van de voorschakelapparaten dit onder andere brandgevaar op en gevaar bij aanraking. Gelet hierop hebben medewerkers van Eneco tijdens voornoemd bezoek de elektriciteitsaansluiting gedeactiveerd. Daarna hebben zij het pand verlaten en is de apparatuur en de installatie van de hennepkwekerij door de Roteb weg gehaald. 7. Bij brief van 30 november 2005 heeft Eneco aanvrager bericht dat zij geconstateerd heeft dat in het pand van aanvrager elektriciteit is afgenomen, die niet kon worden geregistreerd door de meetinrichting, omdat een normaal functioneren werd verhinderd. Eneco wijst erop dat sprake is geweest van energiediefstal. Het verbruik is vastgesteld op gemiddeld 48,24 kwh per etmaal. De tijdsduur, na onderzoek door Eneco, is vastgesteld op 140 kweekdagen. Eneco merkt daarbij op dat de door haar gemaakte schatting van het niet-geregistreerde elektriciteitsverbruik tot stand is gekomen op basis van het vermogen en de verbruiksduur van de aangetroffen elektrische apparatuur. 8. Eneco heeft bij genoemde brief van 30 november 2005 aanvrager hiervoor aansprakelijk gesteld en hem de kosten à EUR 2.802,52 in rekening heeft gebracht voor de aansluiting en het transport en het geschatte niet-geregistreerde energieverbruik. Eneco heeft aanvrager erop gewezen dat ter voorkoming van verder misbruik zij de aansluiting heeft afgesloten en de transportlevering gestaakt. Tot slot heeft Eneco aanvrager erop gewezen dat zij tot heraansluiting overgaat, nadat aanvrager voornoemd bedrag volledig heeft betaald. 9. Aanvrager heeft bij brief van 7 december 2005 zich tot Eneco gewend. Hij verzoekt Eneco om nadere uitleg waarom sprake zou zijn van fraude en energiediefstal. Aangezien naar zijn oordeel er géén zegels waren verbroken, kon hiervan ook geen sprake zijn. Hij wijst erop dat Eneco de boete en de daarbij komende kosten ten onrechte bij hem in rekening heeft gebracht. Hij verzoekt Eneco de vordering te corrigeren en de aansluiting en het transport van energie zo spoedig mogelijk te herstellen. 10. Bij brief van 14 februari 2006 heeft Eneco aanvrager geantwoord dat zij van mening blijft dat aanvrager aansprakelijk is voor onregelmatigheden aan de aansluiting en netcomponenten van Eneco. Deze onregelmatigheden zijn door medewerkers van Eneco geconstateerd, waarvan rapport is opgemaakt voorzien van foto s. Eneco handhaaft haar aansprakelijkheidsstelling onverkort. 2 Openbaar

3 11. Bij brief van 20 maart 2006 heeft de gemachtigde van aanvrager Eneco verzocht om aanvrager weer aan te sluiten op het net van Eneco. Zij heeft Eneco erop gewezen dat zij op basis van de E-wet verplicht is een beleid te voeren dat gericht is op het voorkomen van het afsluiten in de periode 1 oktober 1 april. Eneco zou in strijd met dit afsluitbeleid gehandeld hebben door aanvrager in de winterperiode af te sluiten. Voorts wordt betwist dat aanvrager energie zou hebben gestolen en betwist hij het door Eneco in rekening gebrachte verbruik. 12. Eneco heeft bij brief van 30 maart 2006 de gemachtigde van aanvrager bericht dat Eneco in haar brief van 14 februari 2006 al had moeten melden dat de elektrische installatie van de hennepkwekerij zeer onprofessioneel was aangelegd en dat Eneco op basis van haar Algemene Voorwaarden gerechtigd was tot het veiligstellen (uitschakelen) van de elektrische installatie bij gevaarlijke situaties. Daarnaast merkt Eneco op dat zij fouten heeft gemaakt bij het in rekening brengen van de gemaakte kosten. Zo zijn ten onrechte kosten van de elektriciteitsmeter en de zegelverbreking in rekening gebracht. Eneco heeft haar vordering herzien en deze gewijzigd vastgesteld op EUR 1.593, Bij brief van 5 april 2006 heeft de gemachtigde van aanvrager Eneco bericht dat uit de brief van Eneco afgeleid kan worden dat aanvrager geen energie heeft gestolen en het verbruik van elektriciteit via de meter is gelopen. Ook is van zegelverbreking geen sprake geweest. Voorts betwist de gemachtigde van aanvrager dat sprake zou zijn van een gevaarlijke installatie. Immers heeft de Roteb op 25 november 2005 alle goederen die te maken hebben gehad met de hennepkwekerij weggevoerd. Op dat moment was ook het gevaar geweken. Bovendien was de bedrading geaard en bestond er geen betalingsachterstand. Afgevraagd wordt of wel sprake was van een rechtmatige afsluiting. Gesteld wordt dat er sprake is van een onrechtmatige althans onnodige afsluiting. Aanvrager is altijd bereid geweest om de kosten van het verbruik te voldoen. Tot slot wijst hij erop dat ook de gewijzigde vordering à EUR 1.593,62 door hem wordt betwist en verzoekt hij opnieuw om aangesloten te worden. 14. Eneco heeft bij brief van 10 april 2006 de gemachtigde van aanvrager bericht dat zij bij haar eerder ingenomen standpunt blijft en haar vordering à EUR 1.593,62 handhaaft en tot (her)aansluiting overgaat, indien aanvrager genoemde geldvordering heeft voldaan en hij beschikt over een energieleverancier. III. Het wettelijk kader 15. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van de E-wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan op grond van artikel 51 E-wet een klacht indienen bij de Raad. 16. Ingevolge artikel 16, eerste lid, onder e, van de E-wet jo. artikel 23 E-wet is de netbeheerder verplicht om degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem 3 Openbaar

4 beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van hoofdstuk 3 van de E-wet. Ingevolge artikel 16, eerste lid, onder g, van de E-wet, heeft de netbeheerder in het kader van de netten in het voor hem vastgestelde gebied tot taak om de veiligheid te bevorderen bij het gebruik van toestellen en installaties die elektriciteit verbruiken. 17. Krachtens het bepaalde in artikel 31, eerste lid, onder a, van de E-wet, stelt de Raad technische voorwaarden vast met betrekking tot de wijze waarop netbeheerders en afnemers ( ) zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport over het net. 18. Eén van die technische voorwaarden is de NetCode. 1 In de artikelen e.v., alsmede in de artikelen e.v. van de NetCode worden eisen gesteld ten behoeve van de elektrische installatie van een aangeslotene. In artikel van de NetCode is bepaald dat - onverminderd het in of krachtens deze regeling bepaalde - alle bedrijfsmiddelen en toestellen in of aangesloten op de elektrische installaties 2 voldoen aan van toepassing zijnde normen. Krachtens artikel van de NetCode voldoen de in een elektrische installatie opgenomen machines, toestellen, materialen en onderdelen aan de voor de handel daarin of het gebruik daarvan aan de vastgestelde wettelijke voorschriften. 19. Ingevolge artikel 26a, eerste lid, van de E-wet hanteert de netbeheerder voorwaarden die redelijk, objectief en niet discriminerend zijn. In artikel 5 van de Algemene Voorwaarden 2005 respectievelijk artikel 7 van de Algemene Voorwaarden 2006 van Eneco 3 is bepaald dat de contractant ervoor dient te zorgen dat de installatie voldoet aan de daartoe in of krachtens de wet gestelde eisen. Daarbij is bepaald dat Eneco als netbeheerder geen verplichting heeft na te gaan of hieraan voldaan wordt. 20. Krachtens artikel 8, eerste lid, van de Algemene Voorwaarden 2005 respectievelijk artikel 9, eerste lid, van de Algemene Voorwaarden 2006 kan een netbeheerder, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk of gewenst is, in het belang van een goede elektriciteits-voorziening, in verband met de uitvoering van onvoorziene werkzaamheden, in het belang van de veiligheid of in geval van redelijkerwijs te duchten gevaar voor schade indien mogelijk na voorafgaande waarschuwing het transport gedurende een zo kort mogelijke tijd beperken of onderbreken. 1 Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 februari 2006, kenmerk: /5. 2 Onder installatie wordt verstaan: het samenstel van elektrisch materieel en leidingen van een aangeslotene, te rekenen na het overdrachtspunt van de aansluiting (zie: Begrippenlijst behorende bij Technische Voorwaarden). 3 Citeertitel: Algemene Voorwaarden Aansluiting en Transport Eneco Netbeheer Elektriciteit 2005 voor huishoudelijke afnemers en Algemene Voorwaarden Aansluiting en Transport Eneco Netbeheer Elektriciteit 2006 voor kleinverbruikers. 4 Openbaar

5 21. Ingevolge artikel 95b, zevende lid, van de E-wet, dient een netbeheerder (en een leverancier) een beleid te voeren, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar. 22. In het achtste lid van artikel 95b is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over het beëindigen van de levering van elektriciteit aan een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar. 4 Deze ministeriële regeling is de Regeling afsluiten elektriciteit en gas van kleinverbruikers (hierna: de Regeling). 5 IV. Het geschil en de beoordeling daarvan Aanleiding van het geschil 23. Aanleiding van het geschil is het deactiveren van de elektriciteitsaansluiting van aanvrager op 25 november 2005 door Eneco alsmede de weigering door Eneco om tot (her)aansluiting over te gaan. 24. Hoofdpunt van het geschil betreft de vraag of er sprake is van een onrechtmatige (althans onnodige) deactivering van de aansluiting door Eneco d.d. 25 november 2005, alsmede de vraag in hoeverre Eneco mag eisen dat aanvrager een verklaring van een installateur dient te overleggen om weer aangesloten te worden. Onrechtmatige c.q. onnodige deactivering d.d. 25 november Aanvrager stelt zich op het standpunt dat het deactiveren van de aansluiting door Eneco niet rechtmatig, althans niet noodzakelijk was. Er was naar zijn zeggen géén sprake van een onveilige situatie aan zijn installatie. Hij voert hiertoe aan dat al het energieverbruik via de meetinrichting is gelopen en van zegelverbreking geen sprake was. Ter zitting heeft aanvrager dit standpunt herhaald en daaraan toegevoegd dat aan zijn installatie géén onregelmatigheden hebben plaatsgevonden. Er was sprake van drie kweektenten, ieder voorzien van een assimilatielamp die weer was aangesloten op een transformator (voorschakelapparaat). Het voorschakelapparaat zorgde ervoor dat de lamp aangaat. De transformator zelf was via een 4 Artikel 95b, achtste lid, van de E-wet komt te luiden: Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het beëindigen van de levering van elektriciteit aan een afnemer als bedoeld artikel 95a, eerste lid, alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiten van dergelijke afnemers zoveel mogelijk te voorkomen. Deze regels houden in ieder geval in dat een afnemer niet wordt afgesloten in de periode 1 oktober tot 1 april van enig jaar, behoudens in gevallen die in de regeling zijn aangegeven. (Stb. 2006, 614, pag. 6) 5 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2006 (Stcr. 1 december 2006, nr. 235, pag. 8). 5 Openbaar

6 stekker op het lichtnet aangesloten en de snoeren voldeden volgens hem aan de eisen, aangezien gebruik werd gemaakt van grondkabels die volgens hem - meer dan Watt kunnen hebben. Mocht er kortsluiting ontstaan dan zou volgens aanvrager de aardlekschakelaar ervoor zorgen dat alle groepen uitvallen, zodat het brandgevaar tot een aanvaardbaar en gangbaar minimum wordt beperkt. 26. Eneco heeft haar standpunt - dat wel degelijk sprake was van een onveilige situatie aan de installatie van aanvrager - onderbouwd met een rapport dat door haar is opgemaakt d.d. 26 november 2005, voorzien van fotomateriaal. Eneco stelt dat zij al veel hennep-kwekerijen heeft aangetroffen waarbij zij veel kennis heeft opgedaan van extreem gevaarlijke elektriciteitssituaties, waarbij brandgevaar en lichamelijk letsel door elektrocutie niet is uitgesloten. Eneco herhaalt dat zij op basis van haar Algemene Voorwaarden gerechtigd is tot het veiligstellen van elektrische- en gasinstallaties. 27. Eneco stelt in haar rapport dat de bewuste installatie van de hennepkwekerij zeer onprofessioneel is aangelegd. Hierop heeft zij d.d. 25 november 2005 een visuele controle uitgevoerd. Eneco heeft opgemerkt dat de vaste installatie van de hennepkwekerij in zijn geheel bestaat uit buigzame leidingen (snoeren), waaraan speciale eisen worden gesteld (lengte, verbinding en diameter). 28. Voorts wordt in het rapport gesteld dat de warmte die door de assimilatielampen en de voorschakelapparatuur wordt geproduceerd hoog is. Bij montage van deze lampen en apparatuur moet hiermee rekening worden gehouden. Het rapport vermeldt voorts dat de apparatuur gemonteerd is op brandbaar materiaal. Bovendien waren naar het oordeel van Eneco de aansluitleidingen niet hittevast uitgevoerd en ook nog gemonteerd op brandbaar materiaal. Het brandgevaar is volgens haar vele malen hoger omdat de voorzetschakelapparaten dicht bij elkaar zijn geplaatst. 29. Aanvrager heeft pas ter zitting van dit rapport kennis kunnen nemen. Dit geldt ook voor de Raad. Gelet hierop heeft de Raad aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen één week na de datum van zitting, op het rapport te reageren. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt. 30. De Raad merkt omtrent het vorenstaande het volgende op. Wat partijen verdeeld houdt is of de vraag of d.d. 25 november 2005 sprake was van zodanig onveilige situatie aan de installatie van aanvrager, dat Eneco gerechtigd was om op basis van haar Algemene Voorwaarden jo. artikel 16, eerste lid, onder g, van de E-wet, de aansluiting van aanvrager te de-activeren. 31. De Raad stelt voorop dat ingevolge artikel 16, tweede lid, onder g, van de E-wet de netbeheerder de taak heeft om de veiligheid te bevorderen bij het gebruik van toestellen en 6 Openbaar

7 installaties die elektriciteit verbruiken. In dit kader heeft zij in haar Algemene Voorwaarden 6 bepaald dat indien naar haar oordeel noodzakelijk is of gewenst in het belang van de veiligheid of in geval van redelijkerwijs te duchten gevaar, zij het transport gedurende een zo kort mogelijke tijd kan beperken of onderbreken. De Raad acht deze bepaling in abstracto niet onredelijk. 32. De vraag rijst of Eneco in concreto rechtmatig van vorengenoemde bevoegdheid gebruik heeft gemaakt door de aansluiting van aanvrager te deactiveren. De Raad wijst erop dat elektriciteit en gas moeten worden gezien als een absolute basisvoorziening, en afsluiting daarvan een ingrijpende gebeurtenis, zeker in koude maanden van het jaar. De wetgever heeft de netbeheerder (alsmede leverancier) dan ook verplicht een beleid te voeren gericht op het voorkomen van het afsluiten van een afnemer in de periode 1 oktober van 1 april van enig jaar Zoals de Raad in randnummer 18 heeft opgemerkt dient ingevolge artikel respectievelijk artikel van de NetCode (..) alle bedrijfsmiddelen en toestellen in of aangesloten op de elektrische installatie aan de op deze bedrijfsmiddelen en toestellen van toepassing zijnde normen te voldoen, alsmede dient de in een elektrische installatie opgenomen machines, toestellen materialen en onderdelen te voldoen aan de voor de handel daarin of het gebruik daarvan vastgestelde wettelijke voorschriften. 34. Vast staat dat aanvrager genoemde bepalingen niet ter discussie heeft gesteld. Voorts wordt door aanvrager niet betwist dat hij als aangeslotene verantwoordelijk is voor zijn installatie en hij er zorg voor dient te dragen dat de installatie voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen. Uit artikel van de NetCode alsmede uit de Algemene Voorwaarden van Eneco, blijkt bovendien dat op Eneco geen verplichting rust om na te gaan of aan de genoemde verplichtingen van de aangeslotene wordt voldaan. 35. Uit de door partijen overgelegde stukken, alsmede uit hetgeen door partijen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de Raad gebleken dat Eneco in onderhavige situatie redelijkerwijs tot het deactiveren van de aansluiting van aanvrager d.d. 25 november 2005 heeft kunnen overgaan. De Raad overweegt daartoe als volgt. 36. De Raad is gebleken dat de op de installatie van aanvrager op aangesloten bedrijfsmiddelen c.q. toestellen (de voorschakelapparatuur), alsmede de in de installatie opgenomen materialen (draden/leidingen) en onderdelen niet voldeden aan de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften (NEN 1010), die bovendien niet-geaard waren. Voorts acht de Raad de situering van de voorschakelapparatuur ten opzichte van elkaar, en de plaatsing daarvan op brandbaar materiaal uit oogpunt van brandgevaar - niet geheel risicoloos. Dit geldt ook voor de 6 Artikel 8 van de Algemene Voorwaarden 2005 en artikel 9 van de Algemene Voorwaarden Tweede Kamer, , , nr. 22, pag Openbaar

8 plaatsing van de assimilatieverlichting, waarvan de aansluit-leidingen niet hittevast waren uitgevoerd. 37. De Raad verwerpt het verweer van aanvrager dat de door (of namens hem) aangelegde apparatuur en verlichting wel op een veilige wijze zou zijn aangelegd. Het feit dat bij een eventuele kortsluiting de aardlekschakelaar zorgt voor het uitvallen van de elektriciteit, doet aan het oordeel van de Raad niets af. Immers blijft, gelet op onderhavige situering van de apparatuur, een verhoogde kans op brand reëel aanwezig. 38. Eveneens faalt het beroep van aanvrager door te verwijzen naar artikel 95b, zevende lid, van de E-wet. Daarbij is inderdaad bepaald dat een netbeheerder een beleid dient te voeren, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar. Voornoemd beleid hebben de gezamenlijke netbeheerders (waaronder Eneco) in een document vastgelegd. 8 Een essentieel element van het in dit document weergegeven beleid is de balans tussen een strikt incassobeleid en de specifieke aandacht voor consumenten met ernstige betalingsproblemen. Het beleid ziet dan ook op het voorkomen van afsluiting in verband met betalingsproblemen van afnemers. 39. Dit beleid is nader vastgelegd in Regeling ex artikel 95b, achtste lid, van de E-wet waarin zelfs een verbod tot afsluiting in de winterperiode is opgenomen. In de Regeling is echter bepaald dat het afsluitverbod niet geldt in geval van een onveilige situatie. 9 Onderhavige afsluiting is door Eneco uitgevoerd in het kader van het waarborgen van de veiligheid, en vond niet plaats vanwege betalingsachterstanden van aanvrager. Weigering tot (her)aansluiting / overleggen van een verklaring van een installateur 40. Eneco stelt zich thans op het standpunt dat zij pas weer tot (her)aansluiting overgaat, als zij van de heer aanvrager een verklaring heeft ontvangen van een door hem ingeschakelde installateur die verklaart dat de installatie van aanvrager in orde is. Ter zitting heeft Eneco dit nog bevestigd. Hoewel de geldvordering van Eneco op aanvrager mogelijk nog steeds een twistpunt tussen partijen kan zijn, zal de Raad zich hierover niet uitspreken. Eneco heeft in haar reactie d.d. 13 oktober 2006, alsmede ter zitting aangegeven dat voornoemde geldvordering niet meer in de weg staat tot (her)aansluiting. Wel zal de Raad op verzoek van aanvrager - zich uitspreken over de rechtmatigheid van de thans door Eneco gestelde voorwaarde alsmede het moment wanneer deze voorwaarde door Eneco wordt gesteld. Wat betreft het moment merkt de Raad het volgende op. 8 Incasso-, af- en heraansluitingbeleid consumenten elektriciteit en gas, EnergieNed, 30 januari Zie: Regeling afsluiten elektriciteit en gas van kleinverbruikers (Stcr. 1 december 2006, nr. 235, blz Openbaar

9 41. Ter zitting is gebleken dat aanvrager reeds bij brief d.d. 7 december 2005 Eneco verzocht heeft om zo spoedig mogelijk weer aangesloten te worden. Uit de stukken is gebleken dat Eneco steeds als voorwaarde heeft gesteld dat aanvrager eerst de geldvordering aan Eneco diende te betalen, alvorens te worden (her)aangesloten. Voornoemde voorwaarde tot het overleggen van een verklaring van een installateur heeft Eneco pas naar voren gebracht bij het indienen van haar reactieformulier d.d. 13 oktober 2006 aan de Raad, die de Raad vervolgens in kopie heeft doorgezonden aan aanvrager. Vast staat dat aanvrager tot dat moment niet beter wist dat het niet betalen van een geldvordering de reden was voor het blijven weigeren door Eneco. 42. De Raad acht een dergelijke handelwijze van Eneco niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 23, eerste lid en derde lid, van de E-wet jo. de door haar vastgestelde Algemene Voorwaarden. In het derde lid van artikel 23 E-wet is bepaald dat een aansluiting door de netbeheerder wordt gerealiseerd binnen een redelijke termijn en in artikel 8 van de Algemene Voorwaarden 2005 respectievelijk artikel 9 van de Algemene Voorwaarden 2006 is bepaald dat het transport van elektriciteit gedurende een zo kort mogelijke tijd wordt onderbroken. 43. Vast staat dat de deactivering van de aansluiting van aanvrager c.q. de onderbreking van het transport, zeker tot de dag van de zitting voortduurde. Derhalve is sprake van een deactivering c.q. onderbreking van bijna een heel jaar (gerekend vanaf 25 november 2005). Dit terwijl aanvrager al d.d. 7 december 2005 Eneco verzocht om (her)aansluiting. Gelet op het vorenstaande had Eneco op zijn minst aanvrager direct na ontvangst van zijn aanvraag hem erop moeten wijzen dat zij pas tot (her)aansluiting zal overgaan, nadat aanvrager een verklaring heeft overgelegd van een installateur, nog afgezien van de vraag of een dergelijke voorwaarde in casu wel gesteld had mogen worden. Aanvrager had dan in ieder geval kunnen weten onder welke voorwaarde hij kon worden (her)aangesloten. In dit kader wijst de Raad erop dat Eneco het onder randnummer 29 vermelde rapport direct aan aanvrager ter beschikking had dienen te stellen. 44. Wat betreft de rechtmatigheid van de door Eneco gestelde voorwaarde overweegt de Raad als volgt. Partijen hebben verklaard dat direct ná het deactiveren van de aansluiting door Eneco d.d. 25 november 2005, de Roteb de hennepkwekerij met inbegrip van voornoemde apparatuur en de bedrading van de hennepkwekerij had weggehaald. Alles wat met de hennepkwekerij te maken heeft gehad werd meegenomen. Eneco heeft ter zitting nog verklaard dat zij - in verband met de werkzaamheden door de Roteb de aansluiting spanningloos heeft gemaakt door de elektriciteitsmeter en de hoofdzekering te verwijderen. 45. In artikel van de NetCode is bepaald dat indien naar het oordeel van de netbeheerder redelijke twijfel bestaat of een elektrische installatie voldoet aan de van toepassing zijnde voorwaarden, de aangeslotene dient aan te tonen dat zijn elektrische installatie aan deze bepalingen voldoet (..). Eneco heeft ter zitting verklaard dat zij, in geval van constatering van 9 Openbaar

10 een hennepkwekerij, als beleid hanteert om een verklaring van een installateur te vragen, omdat volgens haar in de meeste gevallen ná de ontmanteling wat de installatie betreft een enorme ravage achterblijft. Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij worden draden uitgerukt en alles wat met de kwekerij te maken wordt verwijderd. Eneco stelt dat veiligheidshalve zij dus eerst een verklaring van een installateur wenst te ontvangen,waarna zij over zal gaan tot (her)aansluiting. 46. Aanvrager heeft ter zitting verklaard dat de elektrische installatie zelf nog intact is en dat hij geen elektriciteit vóór de meetinrichting heeft afgetapt. De toevoer ging volgens hem gewoon via het lichtnet. Wel zijn de elektriciteitsdraden doorgeknipt en is de elektriciteitsmeter weggehaald. 47. De Raad constateert dat in het onderhavige geval er géén grond voor Eneco is om van aanvrager een verklaring van een installateur te verlangen. Immers blijkt uit de stukken dat Eneco alleen de installatie spanningsvrij heeft gemaakt door de meetinrichting en de hoofdzekering te verwijderen. Voorts blijkt uit de stukken dat alle apparatuur en de installatie die verbonden was met de hennepkwekerij direct was verwijderd en de bedrading was doorgeknipt, waardoor de gevaarlijke situatie is komen te vervallen. Tevens is niet gebleken dat de elektrische installatie zelf was gemanipuleerd. 48. Naar het oordeel van de Raad had Eneco in deze situatie (waarbij dus alle apparatuur is weggehaald en geen manipulatie aan de installatie heeft plaatsgevonden) ná ontvangst van het verzoek van aanvrager tot (her)aansluiting, eerst een visuele controle ter plaatse dienen uit te voeren, om te kunnen beoordelen of er al dan niet sprake is van een veilige situatie. Eneco heeft ter zitting verklaard dat zij normaliter volstaat met een snelle schouw. Als daaruit blijkt dat de situatie veilig is, dan sluit Eneco weer opnieuw aan. De Raad merkt daarbij wel op dat indien uit de schouw mocht blijken dat naar het oordeel van Eneco redelijke twijfels bestaan omtrent de veiligheid van de installatie van aanvrager, het in dat geval niet onredelijk zou zijn dat zij van aanvrager een verklaring van een installateur zou verlangen om aan te tonen dat zijn installatie wel aan de wettelijke bepalingen voldoet. 10 Openbaar

11 V. Besluit De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit: I. verklaart de klacht van aanvrager ongegrond ten aanzien van het deactiveren van zijn aansluiting door Eneco d.d. 25 november 2005; II. verklaart de klacht van aanvrager gegrond ten aanzien van het stellen van de voorwaarde door Eneco om een verklaring van een installateur te overleggen alvorens tot (her)aansluiting wordt overgegaan, alsmede het moment dat Eneco deze voorwaarde aan aanvrager heeft gesteld. Datum: 24 januari 2007 De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze, W.g. P.J. Plug Directeur Directie Toezicht Energie Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag. In dit bezwaarschrift kan een belanghebbende op basis van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter. 11 Openbaar