De krachten gebundeld. Beleidsplan drie decentralisaties voor gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De krachten gebundeld. Beleidsplan drie decentralisaties voor gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne"

Transcriptie

1 De krachten gebundeld Beleidsplan drie decentralisaties voor gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne Hellevoetsluis en Westvoorne December 2013

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding Achtergrond Positie van dit beleidsplan in het sociale domein Transitie en transformatie sociaal domein Procesbeschrijving Vervolg Leeswijzer Samenvatting en beslispunten Beschrijving decentralisaties Decentralisatie AWBZ naar de Wmo Invoering Wet Langdurige Intensieve Zorg ( kern-awbz ) Overheveling extramurale begeleiding van AWBZ naar Wmo Overheveling klein deel functie Persoonlijke Verzorging van AWBZ naar Wmo Overheveling (middelen voor) cliëntondersteuning Overheveling niet op behandeling gericht verblijf voor mensen met psychiatrische problemen Overheveling inloopfunctie GGZ Inperking van huishoudelijke hulp Decentralisatie jeugdzorg Participatiewet Passend Onderwijs Beschrijving nieuwe doelgroepen AWBZ/Wmo Jeugdzorg Participatiewet Intergemeentelijke samenwerking Samenvatting en beslispunten Uitgangspunten en sturingsvisie Drie decentralisaties: opdracht vanuit het Rijk Lokale missie, kaders en uitgangspunten Missie en kaders Verhouding gemeenten, professionele partners en inwoners Strategische sturing Keuze van sturingsmodel geclausuleerde samenwerking Samenvatting en beslispunten Vormgeving zorg en ondersteuning Inleiding Hoe is het nu? Huidige aanbod Verstrekkingsvormen Wat stellen we voor en waarom? Terugleggen in de samenleving Investeren in preventie en tijdige inzet Hervormen van het aanbod Maatwerkvoorziening inkomenssteun voor gebruikers van voorzieningen Samenvatting en beslispunten

3 5 Toegang Inleiding Hoe is het nu? Wat stellen we voor en waarom? Onderscheid in sturing tussen toegang smal en toegang breed Twee loketten Eerste taxatie middels screening in het sociaal loket en het CJG Vormgeving van de toegang in smalle zin Samenwerking met partners bij de toegang in brede zin Onafhankelijke cliëntondersteuning Zorgcoördinatie Samenvatting en beslispunten Financiën Inleiding Hoe is het nu? Huidige begrotingsprogramma( s) Huidige budgetten sociaal domein Twee typen budgetten Wat komt er op ons af? Verwachte uitgaven voor nieuwe taken Verwachte budgetten en bezuinigingen voor nieuwe taken Begrenzing in aanwendbaarheid budgetten Combinatie van de huidige plus toekomstige budgetten Wat stellen we voor en waarom? Intentie tot de taakstellende uitvoering van de decentralisaties Uitwerken van bezuinigingsstrategie Samenvatting en beslispunten Bekostiging en inkoop Inleiding Begrippenkader Leeswijzer Hoe is het nu? Wat stellen we voor en waarom? Kaders vanuit de sturingsvisie (hoofdstuk 3) Kaders vanuit de vormgeving van zorg en ondersteuning (hoofdstuk 4) Toekomstige vormgeving bekostiging Toekomstige vormgeving inkoop Uitgangspunten voor inkoopafspraken Samenvatting en beslispunten Samenvatting en vervolg Samenvatting Decentralisaties Uitgangspunten en sturingsvisie Vormgeving zorg en ondersteuning Toegang Financiën Bekostiging en inkoop Overzicht beslispunten Vervolg

4 Bijlage 1 Samenvatting marktconsultatie Bijlage 2 Overzicht huidige en nieuwe taken AWBZ/Wmo en jeugd Bijlage 3 Nieuwe doelgroepen en grondslagen AWBZ Bijlage 4 Financiële jeugdstaat Bijlage 5 Overzicht samenwerking Bijlage 6 Huidige en nieuwe producten Bijlage 7 Voor- en nadelen bekostigingsvormen Bijlage 8 Besluitvormingstraject Bijlage 9 Lijst met gebruikte afkortingen

5 1. Inleiding Voor u ligt het beleidsplan voor de drie decentralisaties van de gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne met de titel De krachten gebundeld. Dit beleidsplan biedt het inhoudelijk kader voor het vormgeven aan de drie decentralisatieopgaven die voor een forse toename in verantwoordelijkheden op lokaal niveau zorgen. Dit gebeurt door middel van een uitbreiding van de Wmo en de invoering van de Jeugdwet en de Participatiewet. De decentralisatieopgaven vormen niet alleen een transitie van taken, maar geven ook de mogelijkheid tot het transformeren van het gehele sociale domein. De gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne zijn zich er van bewust dat samenwerking noodzakelijk is om de transitie en transformatie te laten slagen. Het samenspel tussen de zorgaanbieders/welzijnspartijen, burgers en de gemeente zal veranderen, waarbij samenwerking van groot belang is. Net als de gemeente zelf zullen de zorgaanbieders en welzijnspartijen zich anders moeten gaan organiseren. Hetzelfde geldt voor burgers. Wij verwachten meer van de eigen kracht van burgers. De inzet van de verschillende partijen leidt tot een sterker geheel. Oftewel: De krachten gebundeld Achtergrond Drie decentralisaties De komende jaren krijgt de gemeente er een aantal grote taken bij in het sociaal domein: de volledige jeugdhulp, de extramurale begeleiding uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Participatiewet. Met deze overheveling van taken en bevoegdheden van de Rijksoverheid naar de gemeente (= decentralisatie of transitie) worden wij verantwoordelijk voor vrijwel de gehele maatschappelijke ondersteuning van onze inwoners, van jong tot oud. Het raakt alle leefgebieden: zorg, welzijn, opvoeding, onderwijs, werk en inkomen en veiligheid. Gemeenten krijgen de opgave om met minder middelen de maatschappelijke ondersteuning slimmer en beter te organiseren. Dit vraagt om een hervorming (= transformatie) van het sociaal domein. Als gemeente staan we voor de uitdaging om een nieuwe visie, doelen en resultaten te formuleren op de nieuwe taken. Om dit te realiseren zal het beleid (het wat), de organisatie en de middelen (het hoe) moeten worden opgesteld en georganiseerd. Uitgangspunt is om dit in samenhang op te pakken. Dit beleidsplan richt zich hoofdzakelijk op het beleid en (in mindere mate) op de middelen. De vraagstukken rondom de middelen en organisatie zullen de komende maanden (verder) worden uitgewerkt in een implementatieplan. Bij de drie decentralisaties is sprake van verschillende snelheden in het wetgevingsproces. De stand van zaken half november 2013 is dat het wetsvoorstel Jeugdwet recentelijk door de Tweede Kamer is aangenomen. Behandeling van dit voorstel door de Eerste Kamer is pas in 2014 voorzien. Het wetsvoorstel Wmo 2015 zal naar verwachting voor het eind van 2013 door het Kabinet naar de Tweede Kamer voor behandeling worden aangeboden. Het wetsvoorstel voor de Participatiewet is op dit moment nog niet openbaar. Naast de drie decentralisaties vinden er ook belangrijke wijzigingen plaats in het onderwijsdomein, middels de Wet passend onderwijs. Deze wet is inmiddels in het Staatsblad gepubliceerd en treedt op 1 augustus 2014 in werking. Hierbij is het de verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden 1 om de wetswijziging te implementeren, waarbij samenwerking met de gemeenten verplicht is. De wettelijke basis van elk van de drie decentralisatie is dus nog niet definitief. Dit bemoeilijkt het aanbrengen van een goede samenhang. Toch geven we met dit beleidsplan hiertoe een aanzet. Wel is de veronderstelling dat op basis van voortschrijdend inzicht dit document altijd aangepast kan worden. Gemeenten krijgen door de decentralisaties meer verantwoordelijkheden voor een groot aantal cliënten en voor het aanbieden van voorzieningen. Er vindt hierdoor een forse verschuiving plaats op 1 Scholen werken samen in regionale samenwerkingsverbanden. Dit zijn er in totaal 76 voor het primair onderwijs en 74 voor het voortgezet onderwijs. De samenwerkingsverbanden voor Hellevoetsluis en Westvoorne zijn georganiseerd op de schaalgrootte Voorne-Putten. 5

6 het gebied van inkoop. Het zwaartepunt komt te liggen bij de zachte sector. Onderstaande tabel geeft dit weer. Tabel 1.1: Verdeling inkoop over gemeentelijke sectoren Jaar Ca Nu Na 2015 Facilitair 25 % 20 % 15 % Harde sector 50 % 40 % 30 % Sociaal domein 25 % 40 % 55 % Bron: Prof. Dr. Jan Telgen, Gouda, 11 oktober 2013 Met dit beleidsplan willen wij in de periode richting geven aan de veranderingen in het sociaal domein en de keuzes die we gaan maken. De gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne hebben voor de voorbereiding van de decentralisaties de krachten gebundeld, resulterend in dit beleidsplan. In deze samenwerking bestaat ruimte om lokale accenten te leggen. Bij de inhoudelijke voorbereiding voor dit plan is ook actief samengewerkt met gemeente Brielle en is kennis uitgewisseld op het niveau van Voorne-Putten Positie van dit beleidsplan in het sociale domein Dit beleidsplan bouwt voort op al bestaande beleidsplannen en de daarin verwoorde kaders en uitgangspunten. De belangrijkste plannen hierbij zijn de Wmo-beleidsplannen. In de huidige Wmobeleidsplannen van Hellevoetsluis en Westvoorne is een paraplu visie opgenomen die als kader dient voor het Wmo-beleid én voor de drie decentralisaties. Hier is destijds voor gekozen om te waarborgen dat het Wmo-beleid en het nieuw te vormen beleid rondom de drie decentralisaties optimaal op elkaar aansluiten. De beleidsvoornemens in dit beleidsplan passen dus in de kaders die met het Wmobeleidsplan al zijn vastgesteld. Het is de uitdrukkelijke wens van zowel de gemeente Hellevoetsluis als de gemeente Westvoorne om de decentralisaties zoveel mogelijk in samenhang op te pakken. Daarom is ervoor gekozen om één beleidsplan voor de drie decentralisaties op te stellen. Dit beleidsplan vormt de komende jaren het kader voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid op de domeinen Zorg, Jeugd en Participatie. Het bevat de toekomstvisie waar we de komende jaren naar toe willen groeien. Natuurlijk is het mogelijk om dit beleidsplan tussentijds te evalueren mocht dit nodig zijn in het kader van bijvoorbeeld de gemeenteraadsverkiezingen en de parlementaire behandeling van de diverse wetten. Relatie met beleidsplan jeugdzorg Voortvloeiend uit de samenwerking in de regio Rotterdam-Rijnmond wordt naast dit beleidsplan voor de decentralisatie jeugdzorg een apart beleidsplan opgesteld. Dit beleidsplan jeugdzorg sluit nauw aan bij de beleidsvoorstellen zoals verwoord in dit beleidsplan. Relatie met Startnotitie Participatiewet Een andere decentralisatie wordt gevormd door de Participatiewet. De gemeenten op Voorne-Putten werken hierbij nauw samen en daarom zal er op deze schaalgrootte een startnotitie worden opgesteld. Ook hier zal een nauwe beleidsmatige link worden gelegd met dit beleidsplan. Relatie met Passend Onderwijs De samenwerkingsverbanden van het primair en het voortgezet onderwijs hebben middels de Wet Passend Onderwijs de verplichting om ondersteuningsplannen op te stellen. Deze plannen geven aan hoe de scholen voor elk kind passend onderwijs willen realiseren. De gemeenten en samenwerkingsverbanden trekken hierbij samen op, onder andere door de link met de decentralisatie jeugdzorg. In het eerste kwartaal 2014 zullen deze plannen afgerond worden, waarbij een link zal worden gelegd met de visie uit dit beleidsplan. Geen apart beleidsplan voor decentralisatie AWBZ Voor de decentralisatie van taken uit de AWBZ naar de Wmo zal geen apart beleidsplan worden opgesteld. Hier is voor gekozen omdat de lokale component hier zeer groot is. Het onderhavige 6

7 beleidsplan bevat alle benodigde beleidsvoorstellen om deze decentralisatie adequaat te kunnen implementeren. Beslispunt 1 Het beleidsplan De krachten gebundeld wordt als kader voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid op de domeinen Zorg, Jeugd en Participatie voor de periode van vastgesteld Transitie en transformatie sociaal domein Het beleidsplan heeft een looptijd van vier jaar. Met dit beleidsplan schetsen de gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne de gezamenlijke toekomstvisie voor het sociaal domein. De eerste prioriteit is het goed vormgeven van de transitie van taken om de continuïteit van zorg en ondersteuning te borgen. Tegelijkertijd hebben wij de ambitie het sociaal domein te transformeren. Zoals in de volgende hoofdstukken duidelijk zal worden, verwachten we meer van de eigen kracht van de burgers, willen we veel meer gaan sturen op resultaat en willen we dat aanbieders zich veel meer gaan richten op participatie en ondersteuning dichtbij huis. Dit is een proces van transformatie waar een langere tijd voor nodig is om dit te kunnen realiseren Procesbeschrijving Dit beleidsplan is het resultaat van diverse ambtelijke en bestuurlijke bijeenkomsten. Ook is de input van aanbieders en welzijnsinstellingen verwerkt. Spoorboekje gemeente Hellevoetsluis en workshops In april 2013 heeft gemeente Hellevoetsluis een spoorboekje opgesteld voor de implementatie van de drie decentralisaties. Het spoorboekje benoemde de benodigde processtappen. In het spoorboekje werden diverse thema s benoemd die verder uitgediept moesten worden. In juni 2013 is hier een grote ambtelijke bijeenkomst voor georganiseerd, waar ook ambtenaren van Brielle en Westvoorne aanwezig waren. Werkgroepen Een aantal vraagstukken speelt bij elke decentralisatie. Voorbeelden hiervan zijn vragen rondom het toekomstig aanbod van hulp en ondersteuning, sturing, toegang, financiën, inkoop en automatisering. Het spoorboekje en de workshops resulteerden erin dat Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne in drie werkgroepen de inhoudelijke bouwstenen voor dit beleidsplan hebben ontwikkeld. Dit is gebeurd in drie werkgroepen: toegang en zorgcoördinatie, aanbod en arrangementen en financiën en inkoop. Marktconsultatie De gemeenten op Voorne vinden het heel belangrijk om het perspectief van aanbieders van zorg en ondersteuning mee te nemen in het beleid rondom de drie decentralisaties. Om deze reden is een marktconsultatie uitgevoerd. Het doel van de marktconsultatie is het vergaren van inzichten en perspectieven van aanbieders die meegenomen kunnen worden in dit beleidsplan voor de transities binnen het sociale domein. De marktconsultatie gaf input voor zowel toegang, zorgcoördinatie, vorming van het aanbod als voor wijze van bekostiging. Deze opbrengsten zijn verwerkt in de diverse inhoudelijke hoofdstukken. Bijlage 1 geeft een samenvatting van de marktconsultatie. Bijeenkomst aanbieders Naast de uitgevoerde marktconsultatie is in november 2013 een bijeenkomst georganiseerd waar aanbieders input hebben gegeven over concrete thema s. Hierbij kwamen onder andere het screeningsinstrument, de wijze van het inzetten van eigen kracht van burgers en de wijze van bekostiging aan bod. De input van deze bijeenkomst is verwerkt in de inhoudelijke hoofdstukken. Hellevoetsluis - Informatiebijeenkomsten gemeenteraad en adviesraden Vanaf 2011 zijn er diverse klankbordbijeenkomsten georganiseerd voor een afvaardiging vanuit de raadscommissie ZWO, de Hellevoetse Jongerenraad en de Adviesraad Welzijn. In 2013 zijn vervolgens diverse informatiebijeenkomsten georganiseerd voor de gemeenteraad, de 7

8 raadscommissies en de drie adviesraden. Naast de informerende functie van deze bijeenkomsten, werd in deze bijeenkomsten ook input voor dit plan gegeven. Westvoorne Informatieavonden gemeenteraad Vanaf begin 2012 zijn er diverse bijeenkomst georganiseerd, zoals informatiebijeenkomsten in het kader van de overgang AWBZ naar Wmo en op het gebied van decentralisatie jeugdzorg. De Adviesraad Wet maatschappelijke ondersteuning & sociale zaken en Jeugdraad zijn ook betrokken. Vanaf de zomer 2013 staan de decentralisaties maandelijks op de agenda in de raadscommissie Inwonerszaken. Beleidsplan Eindresultaat van de bovenstaande stappen is dit beleidsplan drie decentralisaties De in dit plan genoemde ambities en doelstellingen bouwen voort op de eerder vastgestelde Wmobeleidsplannen Eigen kracht, samen sterk (Hellevoetsluis) en Iedereen telt (Westvoorne) Vervolg In 2014 dienen nog allerlei taken te worden opgepakt om per 1 januari 2015 de decentralisaties te effectueren. Na de besluitvorming over dit beleidsplan zal de implementatiefase starten. Hiervoor zal een implementatieplan worden opgesteld. In het implementatieplan zal aandacht bestaan voor de gevolgen van dit beleidsplan voor onder andere ambtelijke capaciteit, de ICT, het inkoopproces en de communicatie Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de drie decentralisaties, inclusief de wijze waarop gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne hierbij met andere gemeenten samenwerken. Hierbij wordt ook ingegaan op de verschillende doelgroepen per decentralisatie, de bijbehorende budgetten en het huidige zorggebruik. Hoofdstuk 3 benoemt de uitgangspunten die gehanteerd worden voor de transitie en transformatie van het sociale domein. Hierbij is specifieke aandacht voor de nieuwe verhoudingen tussen de gemeenten, de aanbieders en de burgers. Hoofdstuk 4 betreft de voorgestelde transformatie van het aanbod. Hoofdstuk 5 gaat in op hoe we de toegang willen organiseren. Hoofdstuk 6 gaat in op de nu beschikbare informatie rondom financiën Hoofdstuk 7 benoemt de diverse opties voor wat betreft bekostiging en inkoop en doet hierbij een voorstel. Hoofdstuk 8 geeft ten slotte een samenvatting, een overzicht van de diverse beslispunten en blikt vooruit. Er zijn negen bijlagen. Bijlage 1 bevat een samenvatting van de uitgevoerde marktconsultatie. Bijlage 2 geeft een schematisch overzicht van de huidige verdeling van verantwoordelijkheden in het sociaal domein en de toekomstige. Bijlage 3 gaat in op de nieuwe doelgroepen vanuit de AWBZ, inclusief een beschrijving van de grondslagen. Bijlage 4 geeft een overzicht van de nieuwe gemeentelijke doelgroepen voortkomend uit de decentralisatie jeugdzorg. Bijlage 5 geeft de wijze van samenwerking weer. Bijlage 6 geeft een overzicht van de huidige en nieuwe producten. Bijlage 7 bevat een overzicht van de voor- en nadelen van de verschillende bekostigingsvormen. Bijlage 8 geeft een overzicht van het besluitvormingstraject. Bijlage 9 bevat een afkortingenlijst Samenvatting en beslispunten De komende jaren krijgt de gemeente er een aantal grote taken bij in het sociaal domein: de volledige jeugdhulp, de extramurale begeleiding uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de taken voortvloeiend uit de Participatiewet. Met deze overheveling van taken en bevoegdheden van de Rijksoverheid naar de gemeente worden wij als gemeenten verantwoordelijk voor vrijwel de gehele maatschappelijke ondersteuning van onze inwoners, van jong tot oud. Dit beleidsplan schetst de toekomstvisie van gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne op het sociaal domein. Hierbij wordt in eerste instantie ingezet op transitie en vervolgens op transformatie. Dit beleidsplan vormt de komende jaren de kapstok voor het gehele sociale domein. Momenteel is de wettelijke basis van elk van de drie decentralisaties nog niet definitief. Het is daarom mogelijk dat het nodig blijkt het beleidsplan tussentijds bij te stellen. 8

9 Na vaststelling van dit beleidsplan zal een implementatieplan worden opgesteld met daarin specifieke aandacht voor de gevolgen van de decentralisaties op de ambtelijke organisatie. Beslispunt 1. Het beleidsplan De krachten gebundeld wordt als kader voor de ontwikkeling en uitvoering van beleid op de domeinen Zorg, Jeugd en Participatie voor de periode van vastgesteld. 9

10 2. Beschrijving decentralisaties Voordat de inhoudelijke beleidslijnen uiteen worden gezet, geeft dit hoofdstuk een typering per decentralisatie en er wordt ingezoomd op de intergemeentelijke samenwerking. Bijlage 2 geeft een schematische weergave van de huidige en nieuwe taken van de gemeente op het gebied van AWBZ/Wmo en jeugd Decentralisatie AWBZ naar de Wmo Invoering Wet Langdurige Intensieve Zorg ( kern-awbz ) In het toekomstige stelsel van langdurige zorg is sprake van een zogenaamde kern-awbz, gevormd door de wet Langdurige Intensieve Zorg (LIZ). De wet LIZ dient op 1 januari 2015 in werking te treden. De wet is bestemd voor kwetsbare mensen, volwassenen en kinderen die vanwege de zwaarte en ernst van hun beperkingen niet (meer) in staat zijn in de thuisomgeving te wonen. De wet maakt het mogelijk om gebruik te maken van een combinatie van zorg, bescherming en veiligheid aan kwetsbare mensen waarbij sprake is van (soms volledig) regieverlies. Doelstelling van de wet is zorgdragen voor een goede kwaliteit, toegankelijkheid en beschikbaarheid van deze 24-uurs intramurale zorg voor de meest kwetsbaren. De wet belegt de verantwoordelijkheid voor dit type zorg op rijksniveau. De wet LIZ kent een strikte afbakening ten opzichte van voorliggende wetten als de Wmo en de Zorgverzekeringswet (Zvw). De indicatiestelling blijft in handen van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Dit orgaan bepaalt of een recht op zorg bestaat en welke zorgzwaarte een cliënt heeft. Mensen die aanspraak kunnen maken op de wet LIZ zijn volwassenen en kinderen onder de 18 jaar 2 met ofwel cognitieve beperkingen en/of gedragsproblemen (met niet of nauwelijks eigen regie en overzicht) ofwel dusdanige fysieke beperkingen hebben waardoor zij niet in staat zijn (tijdig) om hulp te vragen en dagelijks meerdere keren ongeplande zorg nodig hebben. De mogelijkheden om de zorg in de eigen omgeving vorm te geven met hulp van het sociale netwerk, de Wmo, Zvw of de Jeugdwet zijn niet (meer) voldoende, verantwoord en doelmatig. Deze cliënten zijn daarom aangewezen op een veilige, beschermende woonomgeving waar een samenhangend pakket van zorg wordt geleverd en permanent toezicht gehouden wordt, omdat de cliënt een gevaar voor zichzelf en anderen vormt en niet (meer) in staat is hulp in te roepen. Gevolgen voor gemeenten van het inzetten op langer zelfstandig thuis wonen Het aantal cliënten dat aanspraak maakt op de wet LIZ zal veel kleiner zijn dan het aantal cliënten dat nu vanuit de AWBZ aanspraak maakt op intramurale zorg. Dit is het gevolg van het inzetten op langer zelfstandig thuis wonen. Dit betekent dat bepaalde groepen mensen die voorheen aanspraak konden maken op intramuraal wonen, straks langer thuis blijven wonen en daar gebruik maken van zorg uit de (nieuwe) Wmo, de Zorgverzekeringswet en de Jeugdwet. Deze beweging is al ingezet per 1 januari 2013 omdat sinds die datum cliënten die voor het eerst een indicatie aanvragen voor één van de lichtste zorgzwaartepakketten (1 en 2), al geen recht meer hebben op het ontvangen van deze zorg in een intramurale setting. Naar verwachting gaat het in heel Nederland uiteindelijk om minder dan mensen die gebruik maken van de wet LIZ. Dit aantal is in het begin (veel) hoger, omdat bestaande cliënten hun recht op verblijf in een instelling behouden. Dit betekent ook dat de effecten voor gemeenten in het begin nog niet zo groot zijn; alleen nieuwe cliënten die voor het eerst een indicatie aanvragen voor intramurale zorg moeten als zij volgens het CIZ niet aan de nieuwe criteria voldoen bij de gemeente aankloppen voor hulp. Op termijn zullen meer en meer mensen zich richten tot de gemeente, omdat zij een beroep doen op de Wmo in plaats van de LIZ. 2 Een deel van de intramurale zorg aan kinderen wordt ondergebracht in de Jeugdwet. Een uitzondering wordt gemaakt voor intensieve verblijfszorg die in de kern-awbz beschikbaar blijft voor kinderen onder de 18 jaar. Het gaat hierbij om ZZP LG 2 en 4-7; ZZP VG 4-8; ZZP ZG auditief en/of visueel (ZZP 2 en hoger); ZZP SGLVG. 10

11 2.1.2 Overheveling extramurale begeleiding van AWBZ naar Wmo Per 2015 wordt de aanspraak op extramurale begeleiding (dagbesteding en individuele begeleiding), kortdurend verblijf en vervoer geschrapt uit de AWBZ en overgeheveld naar het gemeentelijke domein 3. Gemeenten krijgen circa 75% van het budget hiervoor. Dagbesteding betreft activiteiten die zowel residentieel als ambulant kunnen zijn en een recreatief of therapeutisch karakter hebben. Individuele begeleiding is bedoeld om de zelfredzaamheid te versterken of te behouden en kan gericht zijn op diverse leefgebieden. Zoals de maatregel nu is uitgewerkt gaan bestaande en nieuwe cliënten op hetzelfde moment over naar de (aangepaste) Wmo. Wel is er mogelijk sprake van een overgangsrecht voor bestaande cliënten. Bij kortdurend verblijf logeert iemand kort in een instelling, bijvoorbeeld een verpleeghuis of verzorgingshuis omdat een cliënt behoefte heeft aan zorg met permanent toezicht. Dit kan ook dienen ter ontlasting van de mantelzorger. Vervoer betreft het bijbehorende vervoer/de vervoerskosten bij de gedecentraliseerde extramurale functies begeleiding en kortdurend verblijf Overheveling klein deel functie Persoonlijke Verzorging van AWBZ naar Wmo Per 2015 kunnen mensen geen aanspraak meer maken op de extramurale functie persoonlijke verzorging vanuit de AWBZ 4. Oorspronkelijk was het voornemen van de Rijksoverheid om gemeenten verantwoordelijk te maken voor het organiseren van deze vorm van zorg voor mensen die dit nodig hebben. Middels een kamerbrief van staatssecretaris Van Rijn is inmiddels kenbaar gemaakt dat dit voornemen door het Kabinet grotendeels is ingetrokken. Het overgrote deel van de huidige functie Persoonlijke Verzorging wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet en vormgegeven middels een aanspraak Wijkverpleging. Het gaat om de Persoonlijke Verzorging welke verband houdt met fysieke beperkingen en vaak in samenhang met verpleging geboden wordt. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de resterende 5%, dit is de Persoonlijke Verzorging die samenhangt met de functie Begeleiding (welke ook naar gemeenten wordt overgeheveld) Overheveling (middelen voor) cliëntondersteuning De middelen voor cliëntondersteuning worden op dit moment vanuit de AWBZ jaarlijks aan MEE verstrekt, die deze taak landelijk uitvoert. Per 2015 zullen de middelen voor cliëntondersteuning echter overgeheveld worden naar gemeenten. Vanaf dat moment zullen gemeenten, wanneer de situatie daar om vraagt en/of een burger dit wenst, een integraal vraagverhelderend gesprek aan moeten gaan met mensen die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. De inzet van mantelzorg en het sociale netwerk moet hierbij meegenomen worden. Gemeenten hebben dan de taak om van tevoren uit te zoeken of een cliënt in staat is om zelfstandig een dergelijk gesprek te kunnen voeren. Wanneer dit niet het geval blijkt, voorziet de gemeente zelf in cliëntondersteuning Overheveling niet op behandeling gericht verblijf voor mensen met psychiatrische problemen Gemeenten worden in 2015 waarschijnlijk verantwoordelijk voor de ondersteuning/begeleiding van mensen met psychiatrische problemen in een beschermende woonomgeving, wanneer de zorg primair op begeleiding is gericht (en er niet of nauwelijks behandeling geboden wordt). Ook het bieden van de woonomgeving aan deze doelgroep wordt een taak van gemeenten. De bijbehorende budgetten worden volledig overgeheveld. Vooralsnog is de bedoeling om de verantwoordelijkheid bij de centrumgemeenten te beleggen, zodat zij de mogelijkheid hebben om een integraal OGGZ+ beleid te voeren. Dit betekent dat regiogemeenten zoals Hellevoetsluis en Westvoorne geen formele zeggenschap hebben in de vormgeving van deze zorg Overheveling inloopfunctie GGZ Gemeenten worden verantwoordelijk voor het creëren van de voormalige inloopfunctie GGZ als laagdrempelige voorziening. De huidige inloop GGZ is een laagdrempelige voorziening waar mensen 3 Bijlage 3 geeft een overzicht van de huidige doelgroepen (grondslagen) en activiteiten. 4 Bijlage 3 geeft een overzicht van de huidige doelgroepen (grondslagen) en activiteiten. 11

12 met een psychisch of psychiatrisch probleem zonder indicatie terecht kunnen voor activiteiten, sociale contacten, informatie en advies Inperking van huishoudelijke hulp Met ingang van 2015 worden de aanspraken op huishoudelijke hulp vervangen door een maatwerkvoorziening voor mensen die het echt nodig hebben en er zelf (financieel) niet in kunnen voorzien. Gemeenten houden 60% van het budget om breed in te zetten voor ondersteuning van burgers. Het is nog onduidelijk in hoeverre gemeenten zelf de (inkomens)criteria kunnen bepalen waaraan een burger moet voldoen om nog voor huishoudelijke hulp in aanmerking te komen. De aanspraak op huishoudelijke hulp in 2014 blijft bestaan, maar hiervoor zal ook een bijdrage van gemeenten gevraagd worden in de dekking van de kosten Decentralisatie jeugdzorg Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Deze inzet vloeit ook voort uit het VN-Verdrag over de rechten van het kind. Omdat het huidige jeugdstelsel verschillende tekortkomingen laat zien, is een omslag (transformatie) nodig die leidt tot: 1. Preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk; 2. Minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren; 3. Eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen; 4. Integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur; 5. Meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk. In het nieuwe jeugdstelsel worden gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (dus inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-vb en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen), de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Door de decentralisatie zijn gemeenten beter in staat om - afgestemd op de lokale situatie maatwerk te leveren en verbinding te leggen met zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid. Door ontschotting van budgetten wordt betere samenwerking rond gezinnen mogelijk. Als gemeente staan we voor de volgende opgaven: Het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod; Het opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en opvoedingsproblemen en psychische problemen en stoornissen; Het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar met de compensatieplicht Wmo) als jeugdigen en hun ouders het niet op eigen kracht redden; De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; Het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling; De regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met overige diensten op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid. Om de doelstellingen voor het nieuwe jeugdstelsel te halen, is het belangrijk dat de toegang tot de jeugdhulp door gemeenten goed vormgegeven wordt. Bij het organiseren van de toegang gaat elke gemeente uit van de volgende uitgangspunten: Organiseren van herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdhulp; Waarborgen dat passende hulp tijdig wordt ingezet en dat de juiste expertise beschikbaar is; Voorzien in een consultatiefunctie voor professionals die werken met jeugdigen; Mogelijk maken van directe interventie in crisissituaties; Bij complexe hulpvragen of wanneer de veiligheid van het kind in het geding is, zo snel mogelijk specialistische hulp inschakelen of een verzoek tot onderzoek door de raad voor de kinderbescherming overwegen; Kosteloos en anoniem advies beschikbaar stellen voor jeugdigen met vragen over opgroeien en opvoeden (kindertelefoon). 12

13 Ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de eigen omgeving van het kind en het gezin geboden. De uitgangspunten van eigen kracht en één gezin, één plan, één regisseur staan hierbij centraal. Door middel van een gesprek met de jongere, de ouders en het sociale netwerk zal in beeld gebracht worden wat de hulpvraag is en of en op welke manier de eigen kracht van de jeugdige, het gezin en het sociale netwerk kan worden ingezet. Als zij het probleem niet zelf kunnen oplossen, wordt bekeken welke jeugdhulp het meest passend is. Het kind en zijn ouders zijn daarbij het uitgangspunt. De professional dient de afweging te kunnen maken of de hulpvraag van het gezin voldoende is om de veiligheid van het kind te garanderen. 5 De huisarts behoudt met de decentralisatie jeugdzorg zijn rol als doorverwijzer naar jeugd-ggz. Gemeenten maken op landelijk en lokaal niveau afspraken met huisartsen over inzet van deze artsen en doorverwijzing naar jeugdhulp Participatiewet De regering heeft de ambitie om iedereen in staat te stellen als volwaardig burger mee te doen en bij te dragen aan de samenleving. Voor de meeste mensen is meedoen vanzelfsprekend; zij hebben een baan, kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud en zijn ook op andere manieren maatschappelijk actief. Voor andere mensen is volwaardig meedoen een grotere opgave. De regering gaat zo veel mogelijk uit van de eigen kracht van mensen en biedt ondersteuning waar dit nodig is. Het wetsvoorstel voor de Participatiewet is op deze uitgangspunten gebaseerd. Participatie, bij voorkeur via werk, zorgt voor sociale, economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en levert een bijdrage aan de sociale cohesie en de economie. De regering streeft ernaar om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt die plaats biedt voor jongeren en ouderen en voor mensen met en zonder beperking. De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. De Participatiewet draagt zo bij aan de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen mee te laten doen aan de maatschappij. De doelgroep van de wet zijn mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op, al dan niet tijdelijke, ondersteuning om in hun bestaan te voorzien en/of op ondersteuning om aan het werk te komen. In de huidige situatie bestaan er voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (WWB). Deze regelingen kennen verschillende rechten en plichten ten opzichte van elkaar wat verwarring schept. Bovendien zijn de regelingen te weinig activerend. De regering vindt deze situatie ongewenst. Met de Participatiewet 6 voert de regering het principe van één regeling consequent door voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking, die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning. Voor iedereen uit deze doelgroep gaan dezelfde rechten en plichten gelden. Jongeren met een arbeidsbeperking maar met arbeidsmogelijkheden komen niet langer in de Wajong terecht, maar horen tot de doelgroep van de Participatiewet. Mensen die nu al een Wajonguitkering hebben, worden beoordeeld op arbeidsvermogen. Als zij arbeidsvermogen hebben en zijn aangewezen op ondersteuning, behoren zij tot de doelgroep van de Participatiewet. De Wajong blijft bestaan voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. UWV blijft de Wajong uitvoeren. De regering heeft ervoor gekozen om het zittend bestand te beoordelen op arbeidsvermogen en de mensen met arbeidsvermogen zo veel mogelijk te laten werken. De mensen met arbeidsvermogen zullen gefaseerd onder de Participatiewet komen te vallen. De Wsw wordt met ingang van 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. Voor sommige mensen zal het ook vanaf die datum nodig blijven om in een beschutte werkomgeving te werken. Mensen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, kunnen op basis van de Participatiewet 5 Bron: Hoofdlijnen wetsvoorstel Jeugdwet, Ministerie VWS, september De beschrijving van de Participatiewet is gebaseerd op de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Invoeringswet Wet werken naar vermogen. 13

14 in een beschutte werkomgeving aan de slag. De Wsw blijft bestaan voor de mensen die nu al in de Wsw werkzaam zijn. Mensen die op 31 december 2014 in een Wsw-dienstbetrekking werken, houden hun wettelijke rechten en plichten. De regering geeft gehoor aan de bezwaren van gemeenten en de sociale-werkvoorzieningsector tegen het tempo waarin de efficiencyverbetering zou worden doorgevoerd in het wetsvoorstel WWNV. De Participatiewet verdubbelt de termijn die gemeenten en de sector daarvoor hebben van drie naar zes jaar. Daarmee krijgen gemeenten de tijd om de noodzakelijke transitie van de uitvoering van de Wsw op een verantwoorde manier door te voeren. De beoogde invoeringsdatum van de Participatiewet is 1 januari Vanaf deze datum bestaat de WWB niet meer onder deze naam, maar wordt deze opgenomen in de Participatiewet. Gemeenten krijgen een centrale rol in de uitvoering van de wet. Zij kunnen voor de doelgroep een scala aan instrumenten en voorzieningen inzetten. Gemeenten krijgen daarmee meer mogelijkheden om ondersteuning op maat te leveren Passend Onderwijs Op 1 augustus 2014 treedt de Wet Passend Onderwijs in werking. De samenwerkingsverbanden 7 krijgen dan een zorgplicht. Dat betekent dat zij ervoor verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. Om dit te bewerkstelligen hebben de samenwerkingsverbanden de wettelijke taak gekregen een ondersteuningsplan op te stellen. In het ondersteuningsplan leggen zij vast hoe het passend onderwijs voor elk kind wil realiseren. Over deze ondersteuningsplannen dienen de samenwerkingsverbanden en gemeenten te overleggen. Hoewel het maken van een ondersteuningsplan een verantwoordelijkheid is van het onderwijs, heeft het plan gevolgen voor de gemeenten, bijvoorbeeld rondom onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en leerplicht. Er zijn ook inhoudelijke verbanden met de decentralisatie jeugdzorg en de koppeling onderwijs en zorg. De gemeenten en de schoolbesturen hebben immers een zorgplicht voor dezelfde kinderen. Afstemming en gezamenlijke afspraken zijn van groot belang. De gemeenten en samenwerkingsverbanden op Voorne-Putten trekken daarom samen op in het opstellen van de ondersteuningsplannen. Deze ondersteuningsplannen zullen voor twee jaar worden vastgesteld. In het eerste half jaar 2014 zal hierover een collegeadvies worden opgesteld. Er is een directe link met Passend Onderwijs en de decentralisatie jeugdzorg. Toch wordt Passend Onderwijs in dit stuk verder buiten beschouwing gelaten omdat de gemeente bij Passend Onderwijs niet de regievoerende partij is. De koppeling zal plaatsvinden in de ondersteuningsplannen Beschrijving nieuwe doelgroepen Deze paragraaf geeft een beschrijving van de nieuwe doelgroepen, benoemt de bijbehorende macrokosten en gaat in op het zorggebruik. De cijfers worden hierbij gepresenteerd volgens de nieuwe wettelijke indeling met een splitsing tussen de vernieuwde Wmo en de Jeugdwet. De AWBZ-cijfers voor jongeren zijn dus meegenomen in de tabellen rondom de jeugdzorg, aangezien deze doelgroep per 1 januari 2015 onder de Jeudgwet zullen vallen. De cijfers die worden gepresenteerd rondom de decentralisatie AWBZ hebben alleen betrekking op volwassenen AWBZ/Wmo De gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne hebben beiden een analyse laten uitvoeren naar de doelgroepen en financiering met betrekking tot de decentralisatie van de AWBZ. De belangrijkste resultaten van deze analyse zijn als aparte bijlage toegevoegd aan dit beleidsplan (bijlage 3). Deze paragraaf geeft op hoofdlijnen inzicht in de nieuwe doelgroepen, het aantal cliënten en de huidige kosten. Nieuwe doelgroepen Met de decentralisatie van een deel van de AWBZ krijgen de gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne te maken met een diversiteit aan volwassen doelgroepen, die nu nog relatief onbekend 7 Scholen werken samen in regionale samenwerkingsverbanden. Dit zijn er in totaal 76 voor het primair onderwijs en 74 voor het voortgezet onderwijs. De samenwerkingsverbanden voor Hellevoetsluis en Westvoorne zijn georganiseerd op de schaalgrootte Voorne-Putten. 14

15 voor gemeenten zijn. Deze nieuwe doelgroepen maken gebruik van verschillende ondersteuningsproducten, zoals groepsbegeleiding (BGG), individuele begeleiding (BGI), kortdurend verblijf (KVB) en persoonlijke verzorging (PV). Kosten en zorggebruik In Hellevoetsluis gaat er op het gebied van volwassenenbegeleiding ruim 4,4 miljoen euro om en betreft het 285 unieke indicaties. Voor de gemeente Westvoorne gaat het om ruim 1,3 miljoen euro met 85 unieke indicaties. In een groot deel van de gevallen gaat het bij het product begeleiding om mensen die last hebben van een psychiatrische aandoening. Voor persoonlijke verzorging geldt dat gemeenten slechts verantwoordelijk zullen worden voor 5% van het huidige AWBZ-product persoonlijke verzorging. Om die reden zijn in tabel 2.1 slechts 5% van de totale kosten voor persoonlijke verzorging bij volwassenen opgenomen in de kosten voor Hellevoetsluis en Westvoorne. Bij tabel 2.2 is voor de volledigheid wel uitgegaan van het aantal indicaties voor het huidige AWBZ-product persoonlijke verzorging voor volwassenen. Daarbij gaat het in Hellevoetsluis om 445 indicaties en in Westvoorne om 255 indicaties. Voor beide gemeenten geldt dat de primaire reden voor ondersteuning bij de persoonlijke verzorging in de meeste gevallen veroorzaakt wordt door een lichamelijke ziekte of aandoening. Tabel 2.1: Kosten 2011/2012 volwassenen per product voor de decentralisatie AWBZ Product Kosten Hellevoetsluis Kosten Westvoorne Begeleiding groep (inclusief vervoer) (BGG) Begeleiding individueel (BGI) Kortdurend verblijf (KVB) Totaal Begeleiding Persoonlijke verzorging (PV) 5% Totaal Bron: Vektis databestanden Hellevoetsluis, totale kosten (kosten PGB 2011 en ZIN 2012) Tabel 2.2: Unieke indicaties volwassenen op per productgroep voor de decentralisatie AWBZ Product Unieke indicaties Hellevoetsluis Unieke indicaties Westvoorne Begeleiding (BGG+BGI+KVB) Persoonlijke verzorging Bron: CIZ Op weg naar andere zorg, peildatum Jeugdzorg De gemeenten op Voorne-Putten hebben gezamenlijk gezorgd voor een analyse van de nieuwe doelgroepen en financiering met betrekking tot de decentralisatie jeugdzorg. Deze financiële jeugdstaat is voor Hellevoetsluis en Westvoorne als aparte bijlage aan dit beleidsplan toegevoegd (bijlage 4). Deze paragraaf geeft op hoofdlijnen inzicht in de nieuwe doelgroepen, het aantal cliënten en de huidige kosten. Nieuwe doelgroepen De nieuwe doelgroepen van de gemeente door de decentralisatie jeugdzorg zijn te onderscheiden in drie zorgdomeinen. Ten eerste wordt het begrip geïndiceerde jeugdzorg gebruikt waarin zowel de huidige taken van Bureau Jeugdzorg als de Jeugd- en Opvoedhulp wordt verstaan. Bureau Jeugdzorg heeft in de huidige organisatie diverse taken: toegang, taken rondom jeugdbescherming en jeugdreclassering, voogdij en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De indicaties die Bureau Jeugdzorg afgeven aan zorgaanbieders zijn te ordenen naar ambulant, dagbehandeling, residentieel, pleegzorg en crisisopvang. 15

16 Het tweede zorgdomein betreft de Jeugd-GGZ, waarbij een splitsing wordt gemaakt in eerstelijns psychologische zorg en tweedelijns gespecialiseerde GGZ. Het derde en laatste zorgdomein betreft de Jeugd-AWBZ. Het grootste gedeelte van de cliënten onder de 18 jaar dat nu gebruikmaakt van de AWBZ gaat vanaf 2015 onder de Jeugdwet vallen. Alleen de kinderen en jongeren met een zware intramurale indicatie blijven in de kern-awbz. Kosten en zorggebruik Onderstaande tabellen geven een globaal overzicht van de kosten en het aantal cliënten behorende bij de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van jeugdzorg. In bijlage 4 is een specificatie van tabel 2.3 opgenomen. Tabel 2.3: Kosten 2011 per zorgdomein voor de decentralisatie jeugdzorg* Zorgdomein Kosten 2011 Hellevoetsluis Kosten 2011 Westvoorne Geïndiceerde jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg en Jeugd- en opvoedhulp) Jeugd-GGZ Jeugd-AWBZ Totaal * De kosten voor geïndiceerde jeugdzorg zijn voor Westvoorne relatief hoog. Dit is te verklaren door de locatie van jeugdzorgaanbieder Horizon waar residentiële jeugdzorg wordt aangeboden. Tabel 2.4: Aantal cliënten 2011 per zorgdomein voor de decentralisatie jeugdzorg Zorgdomein Aantal cliënten 2011 Aantal cliënten 2011 Hellevoetsluis Westvoorne Geïndiceerde jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg en Jeugd- en opvoedhulp) Jeugd-GGZ 1 e lijns Jeugd-GGZ 2 e lijns Jeugd-AWBZ extramuraal 42 7 Jeugd-AWBZ intramuraal Participatiewet Beschrijving nieuwe doelgroepen Zoals eerder aangegeven zorgt de Participatiewet ervoor dat er één regeling komt voor iedereen die in staat is om te werken. Het huidige stelsel wordt zo minder complex en transparanter. Als gevolg hiervan zal het totaal aantal bijstandsgerechtigden worden aangevuld met een tweetal nieuwe doelgroepen die gezamenlijk wettelijk verankerd worden in de Participatiewet. Ten eerste de Wsw. Gemeenten zijn reeds verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wsw. Deze groep is derhalve reeds bekend. Dit wordt mede veroorzaakt doordat een aantal Wsw ers reeds een (aanvullende) bijstandsuitkering ontvangen. Met het sluiten van de Wsw zullen alle personen met een sw-indicatie die momenteel op de wachtlijst staan onder de verantwoordelijkheid van gemeenten komen te vallen door middel van de Participatiewet. Hetzelfde geldt voor de eventuele nieuwe aanwas. Er zal dus geen nieuwe instroom plaatsvinden. De Wsw ers die reeds werkzaam zijn binnen het sw-bedrijf blijven hier werken. Voor deze bestaande groep wordt de Wsw afgebouwd middels natuurlijk verloop. De Wajongers vormen de tweede doelgroep. Aangezien de personen tot op heden volledig onder de verantwoordelijkheid van het UWV vallen, vormen zij wel echt een nieuwe doelgroep. Wajongers met een verdiencapaciteit zullen vanaf 2015 stapsgewijs over worden geheveld naar gemeenten. De verwachting is dat uiteindelijk 27% van de huidige Wajongers over zal gaan naar de gemeenten. Dit zal worden aangevuld met de jaarlijkse aanwas. 8 In de berekening van de huidige kosten voor Jeugd-AWBZ is uitgegaan van het voornemen van de regering om 5% van de persoonlijke verzorging over te hevelen naar gemeenten. 16

17 De onderstaande tabel geeft de verschillen weer tussen de huidige en nieuwe situatie. Tabel 2.5: Overzicht nieuwe doelgroepen Participatiewet Huidige doelgroep en Nieuwe situatie verantwoordelijkheid Bijstandsgerechtigden. Verantwoordelijkheid De wet vervalt per 1 januari 2015 en gaat over in de gemeente door middel van de WWB. Participatiewet. Geen wijziging in doelgroep voor het gemeentelijk beleid. Mensen met behoefte aan een beschutte werkomgeving. Verantwoordelijkheid gemeente door middel van de Wsw. Personen die voor hun achttiende levensjaar duurzaam beperkt/geen arbeidsvermogen hebben. Uitvoering door de UWV op basis van de Wajong. Instroom voor de Wsw stopt per 1 januari Mensen die in een beschutte werkomgeving dienen te werken, vallen onder de Participatiewet. De personen die op 31 december 2014 een Wswdienstbetrekking werken, houden hun wettelijke rechten en plichten. De Wajong blijft bestaan voor mensen die geen duurzaam arbeidsvermogen hebben (uitvoering door UWV). De mensen met arbeidsvermogen zullen onder de Participatiewet gaan vallen. Onduidelijkheid over middelen vanuit het Rijk en het aantal cliënten De concept wettekst van de Participatiewet is nog niet officieel openbaar gesteld en daardoor is er nog veel onduidelijk. Zo is nog onduidelijk welke effect de Participatiewet exact zal hebben op de gemeentelijke bestanden en het aantal cliënten. Om toch een beeld te geven van de financiële omvang van de Participatiewet wordt in hoofdstuk 7 een inschatting gemaakt van de verwachte budgetten die Hellevoetsluis en Westvoorne vanuit het Rijk zullen ontvangen voor (nieuwe) taken op het gebied van re-integratie en de Wsw Intergemeentelijke samenwerking Samenwerking met andere gemeenten om de decentralisaties voor te bereiden en te implementeren is wenselijk en noodzakelijk. De gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne hebben diverse afspraken gemaakt met andere gemeenten rondom de samenwerking. Deze paragraaf gaat achtereenvolgend in op de samenwerkingsafspraken rondom de voorbereiding (paragraaf 2.4.1) en de toekomstige samenwerking (paragraaf 2.4.2). Samenwerking Hellevoetsluis en Westvoorne De gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne zijn zich ten volle bewust van de grote omvang van de drie decentralisaties. Waar mogelijk is daarom in de voorbereiding de samenwerking gezocht met andere gemeenten. Het belangrijkste schaalniveau wordt, naast de samenwerking Hellevoetsluis- Westvoorne, gevormd door Voorne-Putten. Voor een aantal onderwerpen wordt samengewerkt op het niveau van Stadsregio Rotterdam-Rijnmond. Gewenst is om de samenwerking tussen Hellevoetsluis en Westvoorne door te zetten in de uitvoering. Momenteel is het nog niet mogelijk om hier een uitgewerkt voorstel voor op te stellen. In het eerste kwartaal 2014 zal dit worden opgepakt. Beslispunt 2 De intentie is te komen tot een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie voor de drie decentralisaties voor Hellevoetsluis en Westvoorne. Voorne-Putten Alle gemeenten op Voorne-Putten hebben aangegeven belang te hechten aan samenwerking op Voorne-Putten rondom de drie decentralisaties. Tegelijkertijd vindt elke gemeente het belangrijk om in de implementatie van de drie decentralisaties de verbinding te zoeken met de taken die nu al lokaal zijn belegd. Ook wil men de couleur locale behouden. Met deze zaken in het achterhoofd hebben de portefeuillehouders op Voorne-Putten besluiten genomen over hoe de voorbereiding voor de decentralisaties plaatsvindt. Besloten is om in de voorbereiding de samenwerking te richten op een 17

18 aantal overkoepelende onderwerpen en een aantal decentralisatie-specifieke onderwerpen. Bijlage 5 geeft een totaaloverzicht van de samenwerking. Voor een aantal overkoepelende onderwerpen wordt aangestuurd op gezamenlijke implementatie op Voorne-Putten. Dit geldt bijvoorbeeld voor het diagnostisch team, dat onder andere voor de jeugdzorg van belang is (zie hoofdstuk 4). Voor andere onderwerpen wordt gezamenlijk voorbereid, maar elke gemeente maakt eigen keuzes. Een voorbeeld hierbij betreft de regierol. Elke gemeente moet een lokale visie ontwikkelen op de gemeentelijke regierol (zie hoofdstuk 3). Andere onderwerpen waren zo verbonden met lokale taken, dat gekozen is voor lokale voorbereiding. Een voorbeeld hierbij is het organiseren van de toegang tot zorg (zie hoofdstuk 5). Wmo-AWBZ In de decentralisatie Wmo-AWBZ zit een forse lokale component. Nieuwe taken moeten immers worden opgenomen in de huidige lokale werkwijze en werkprocessen van de Wmo die bij uitstek lokaal is vormgegeven. Bij dit dossier is wel een aantal thema s waarop gezamenlijk optrekken een meerwaarde kan opleveren. Op de volgende thema s wordt op Voorne-Putten gezamenlijk opgetrokken: logeerhuizen, spoedzorg, 24-uurszorg en vervoer (ingaande september 2015). Decentralisatie jeugdzorg Voor de voorbereiding van de decentralisatie jeugdzorg vindt de samenwerking met name plaats op het niveau van Rotterdam-Rijnmond. Met deze gemeenten wordt gezamenlijk ontwikkeld en geïmplementeerd voor een aantal onderwerpen: de exclusieve individuele jeugdhulp en toeleiding naar en uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Ook vindt op dit niveau de inkoop en toeleiding plaats van buitenwijkse voorzieningen. Dit zijn regionale (specialistische) jeugdhulpvoorzieningen. Hier zal een gemeenschappelijke regeling voor worden opgesteld. Het beleidsplan jeugdzorg gaat hier verder op in. Participatiewet Er vindt nauwe samenwerking plaats rondom de Participatiewet op het niveau van Voorne-Putten. In januari 2014 zal een vernieuwde startnotitie worden aangeboden aan alle vijf colleges. Deze startnotitie zal aansluiten op de beleidslijnen die in deze beleidsnotitie zijn opgenomen. Congruente samenwerkingsverbanden In februari 2013 ontving elke gemeente een brief van het minister Plasterk van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake samenwerking op de decentralisaties. Elke gemeente werd gevraagd om de samenwerkingsverbanden inzichtelijk te maken. De minister streeft congruente samenwerkingsverbanden na en geeft aan dat hij de samenwerkingsverbanden rondom de drie decentralisaties zal toetsen aan diverse criteria, waaronder schaalgrootte en congruentie. Als reactie op de brief van minister Plasterk is vanuit Voorne-Putten een reactie gestuurd, waarin bijlage 5 ook was opgenomen. Toekomstige samenwerking bij de drie decentralisaties De gemeenten op Voorne-Putten hebben de afspraak gemaakt om elkaar tijdens de voorbereiding van de drie decentralisaties continue te informeren over de lokale ontwikkelingen. Waar mogelijk vindt kennisuitwisseling plaats. Verdergaande samenwerking op de drie decentralisaties op Voorne-Putten was wel gewenst, maar bleek in de praktijk door de vereiste snelheid in de voorbereidingen niet altijd mogelijk. Een concreet voorbeeld hierbij betreft de inkoop. De wens bestond om te bekijken of gezamenlijk inkopen voordelen kan opleveren, bijvoorbeeld doordat inkoopmacht wordt georganiseerd. Het bleek echter niet mogelijk om in de korte tijd het lokale inkoopbeleid op elkaar af te stemmen Samenvatting en beslispunten Per 2015 wordt de aanspraak op extramurale begeleiding (dagbesteding en individuele begeleiding), kortdurend verblijf en vervoer geschrapt uit de AWBZ en overgeheveld naar het gemeentelijke domein. Hetzelfde geldt voor 5% van de persoonlijke verzorging, voor cliëntondersteuning en voor de inloopfunctie GGZ. Per 2015 worden gemeenten ook verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-vb en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige 18

19 opgroei- en opvoedingsproblemen), de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Tot slot zal per 1 januari 2015 de Participatiewet van kracht zijn. Met de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking, die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning. De nieuwe doelgroepen zijn divers. Voor de decentralisatie AWBZ/Wmo betreft het respectievelijk 285 en 85 unieke indicaties voor begeleiding (Hellevoetsluis en Westvoorne). Bij de jeugdzorg vinden we de meeste cliënten bij de Jeugd- en opvoedhulp (respectievelijk 145 en 87) en de Jeugd-GGZ 2 e lijns (562 en 143). Rondom de Participatiewet zijn nog geen precieze lokale cijfers bekend. De gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne werken met diverse andere gemeenten samen in de voorbereiding van de drie decentralisaties. Beslispunt 2. De intentie is te komen tot een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie voor de drie decentralisaties voor Hellevoetsluis en Westvoorne. 19

20 3. Uitgangspunten en sturingsvisie Dit hoofdstuk benoemt de uitgangspunten die gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne hanteren bij de transitie en transformatie van het sociale domein. Gestart wordt met een beschrijving van de opdracht vanuit het Rijk (paragraaf 3.1), gevolgd door de lokale missie, kaders en uitgangspunten (paragraaf 3.2). Paragraaf 3.3 gaat in op de vernieuwde verhoudingen tussen gemeenten, professionele partners en inwoners. Dit wordt in paragraaf 3.4 uitgediept door verschillende mogelijke sturingsmodellen te benoemen en hierin een keuze te maken (paragraaf 3.5) Drie decentralisaties: opdracht vanuit het Rijk De decentralisaties van de jeugdzorg, AWBZ en de Participatiewet naar de gemeenten vinden plaats vanuit de visie dat de gemeente als overheid die het dichtst bij de burgers staat kan zorgen voor het meest passende arrangement, waarbij de eigen kracht van burgers en de civil society een rol speelt. Vanaf de invoering van de Wmo in 2007 zijn gemeenten bezig met het inrichten van een systeem van maatschappelijke ondersteuning dat gericht is op zorgen dat in plaats van zorgen voor. De omvang van de overdracht van taken van het Rijk naar de gemeenten getuigt van een veranderde visie van de Rijksoverheid op sturing. Het Rijk gaat ervan uit dat de gemeente als bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat het beste zorgt voor maatwerk in de maatschappelijke ondersteuning aan burgers. De overdracht van taken naar de gemeenten moet tevens voor een stelselverandering zorgen, waarbij burgers weer meer verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor elkaar gaan nemen en minder zaken in handen van professionals worden gelegd. Er moet een beweging van zware naar lichte zorg op gang gebracht worden, van de tweede naar de eerste lijn en van de eerste naar de nulde lijn. Er wordt een verdere verschuiving verwacht naar de civil society, naar inwoners en hun sociale netwerken. Met de decentralisaties wordt derhalve een verandering in werken en denken nagestreefd, zowel bij inwoners die ondersteuning nodig hebben als bij professionals die ondersteuning leveren. De opgaven voor de transformatie van het sociaal domein zijn als volgt samen te vatten: van zorgen voor naar zorgen dat; van aanbod- en systeemgericht naar vraag- en mensgericht; van curatief naar preventief; van zware zorg naar lichte ondersteuning; van formeel naar informeel; van exclusief naar inclusief; van duur en bureaucratisch naar efficiënt en effectief; van sectoraal naar integraal. Deze transformatie kost tijd en is niet op 1 januari 2015 gereed. Het is een proces van jaren dat na de transitie op 1 januari 2015 doorloopt. Naast de inhoudelijke doelen die het Rijk nastreeft met de decentralisaties, gaat elke decentralisatie gepaard met forse bezuinigingen (zie verder hoofdstuk 7) Lokale missie, kaders en uitgangspunten Missie en kaders De missie voor het sociale domein, ook al benoemd in de Wmo-beleidsplannen van Hellevoetsluis en Westvoorne, is: Alle inwoners, ongeacht hun beperking, doen zoveel mogelijk mee aan de samenleving en zijn zelfredzaam. 20

21 De kaders van de twee gemeenten en de stadsregionale visie op jeugdzorg hebben veel met elkaar gemeen en voor de realisatie van de opgave worden vergelijkbare uitgangspunten gehanteerd. Dit zijn toetsstenen voor beleid. Het zijn kerncriteria waaraan het gevoerde beleid op de domeinen zorg, welzijn, participatie en jeugd moet voldoen. De uitgangspunten hebben gevolgen voor de cliënt, de werkwijze van de aanbieders en voor de gemeente. Zij vormen de basis voor alle beslispunten die in dit plan worden genoemd. De onderstaande tabel geeft deze uitgangspunten. Een aantal van deze uitgangspunten was al verwoord in de Wmo-beleidsplannen van Hellevoetsluis en Westvoorne (aangegeven met *). Uitgangspunten 6 en 7 vloeien direct voort uit de hiervoor omschreven missie. Uitgangspunt 8 komt voort uit de wens om de kosten voor de 2 e lijns zorg op de langere termijn te verlagen. Uitgangspunt 9 is opgenomen om richting te geven aan de verhouding tussen gemeenten en de professionele partners. Tot slot is het van belang om de middelen in het sociaal domein integraal te kunnen aanwenden (uitgangspunt 10). Tabel 3.1 Uitgangspunten transitie/transformatie sociaal domein Uitgangspunt 1.* Preventie en signalering in de wijk 2.* Sluitende aanpak voor de meest kwetsbaren met als uitgangspunt één gezin, één plan 3.* Bevorderen van zelfredzaamheid = vergroten van draagkracht 4.* Individueel maatwerk 5.* Resultaatgericht en integraal 6. Een groter beroep op eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht 7. Participatie en ondersteuning vinden zoveel als mogelijk dichtbij huis plaats 8. Op langere termijn terugdringen van 2 e lijns zorg door meer inzet op 0 e en 1 e lijn 9. Meer ruimte bieden aan de professionals en minder regels 10. Ontschot werken en financieren 3.3. Verhouding gemeenten, professionele partners en inwoners In het nieuwe sociale domein veranderen de verhoudingen tussen inwoners, professionals en gemeenten. De visie van de gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne op deze verhoudingen bouwt voort op de missie en kaders uit paragraaf 3.2. In het Wmo-beleidsplan van gemeente Hellevoetsluis zijn over twee van deze drie verhoudingen al uitspraken gedaan. Inwoners Gemeente De primaire sturingsopgave van de gemeente is om vanuit de veranderde visie van het Rijk de transformatiebeweging ( de Kanteling ) op gang te brengen en een groter beroep te doen op de eigen kracht van inwoners en zijn sociale netwerk. Professionals Inwoners Hulp en ondersteuning vanuit professionals dienen primair gericht te zijn op het stimuleren van zelfredzaamheid. Dit betekent een omslag in de wijze van dienstverlening door professionele organisaties aan inwoners. De inzet moet er zoveel mogelijk op worden gericht om mensen dusdanig te activeren dat zij zo snel mogelijk weer zoveel mogelijk zelfstandig zijn. Gemeente Professionals Voor de relatie gemeente en professionals is een nadere verdieping plaats van hoe de gemeenten op het sociale domein willen sturen. Dit wordt verder uitgewerkt in paragraaf Strategische sturing De visie van de gemeente op de relatie gemeente en professionele organisaties bepaalt de invulling van de opdrachtgeversrol. Hier bestaat een nauwe samenhang met de inkoop- en subsidierelaties die de gemeente aangaat in het sociaal domein. De gemeente moet hierbij een beeld hebben van de mate waarin zij wil richting geven, zelf initiatief wil nemen en wel/niet zelf wil meedoen in de uitvoering. Neemt de gemeente een afstandelijke houding aan of niet? Er zijn talrijke sturingsmodellen die hier de opties in laten zien. 21

22 Er kunnen vier basismodellen worden onderscheiden 9 : Eigen beheer: zelf uitvoeren. In dit model neemt de gemeente de uitvoering van de begeleiding en zorg geheel zelf voor haar rekening. Alle benodigde deskundigheid wordt in dienst genomen en taken worden door de gemeente of een verbonden partij uitgevoerd. Inkoop of aanbesteding is niet of nauwelijks aan de orde. Inkoopmodel (marktmeester): aanbesteden, inkopen of subsidiëren op producten of resultaten. In dit model stelt de gemeente de kaders en zoekt partijen die de zorg en begeleiding binnen die kaders kunnen leveren. De uitvoering wordt dus aan derden overgelaten. De wijze waarop de gemeente het markmeesterschap invult kan op diverse punten verschillen; hoe kiest de gemeente zijn partners, wordt gestuurd op producten of op resultaten, worden er vaste prijsafspraken gemaakt of niet, welke keuzevrijheid heeft de cliënt, welke verantwoordingseisen worden gehanteerd etc. Samenwerking: gezamenlijk bepalen van kaders en spelregels voor de uitvoering. In dit model werkt de gemeente samen met vaste aanbieders en neemt zelf ook een deel van de uitvoering op zich. De partijen bepalen samen hoe een taak wordt uitgevoerd. Bij de keuze van de partijen waarmee samengewerkt wordt kan de gemeente ook gebruik maken van bestuurlijk aanbesteden. Er wordt gebruik gemaakt van de deskundigheid van de aanbieders en er is meer sprake van dialoog tussen de partijen dan bij het inkoopmodel. Samenleving: invulling overlaten aan burgers en organisaties. In dit model is de samenleving de primaire initiatiefnemer en trekt de overheid zich terug waar het kan. De overheid faciliteert deze initiatieven, voor zover deze binnen de algemene uitgangspunten (hoofdlijnen beleid) van de gemeente passen. Veel gesubsidieerde activiteiten van vrijwilligersorganisaties passen in dit model. Ook de volledige ondersteuning zou op deze manier geregeld kunnen worden. In dit model houdt de overheid ook vaak nog een vinger in de pap, door de voorwaarden die aan de subsidies worden verbonden of door het toezicht dat wordt uitgeoefend. Vanuit haar systeemverantwoordelijkheid (kwaliteit, toegankelijkheid en rechtvaardigheid) is dat ook begrijpelijk. Er zijn echter ook taken die de gemeente volledig aan de civil society over kan laten. 3.5 Keuze van sturingsmodel geclausuleerde samenwerking Voorgesteld wordt de principiële keuze te maken om in de periode het model samenwerking leidend te laten zijn in de sturing van gemeenten op professionele organisaties. Samenwerking met partners is niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk gelet op de kennis van de partners. De kennis van de professionele organisaties is immers essentieel voor het bepalen van kaders en spelregels voor de uitvoering. Voor de uitvoering van de professionele ondersteuning moet worden vertrouwd op de partners en het maatschappelijk middenveld en moet ruimte aan hen worden geboden. Dit is vooral in lijn met het model samenwerking en dit model vormt daarom de basis voor de vormgeving van de relatie tussen de gemeente en de professionele organisaties. Uit de marktconsultatie blijkt dat dit model draagvlak kent bij de professionele organisaties. Om wel goed te kunnen sturen op de forse politieke en financiële risico s die zich bij alle drie decentralisaties voordoen is het noodzakelijk om clausules aan de samenwerking te verbinden. Dit zijn meer elementen vanuit het model inkoop. Dit model kan worden benoemd als een geclausuleerd samenwerkingsmodel, waarbij de gemeente kaders geeft voor de samenwerking. De wijze van vormgeving aan de relatie tussen gemeente en professionele organisaties is gebonden aan de kaders die het Rijk oplegt. Verwacht wordt dat met name bij de Participatiewet er weinig vrijheid zal zijn. Uitzonderingen op geclausuleerde samenwerking: toegang in smalle zin Voor het organiseren van de toegang in smalle zin (vraagverheldering en indicatiestelling) ligt de voorkeur bij het sturingsmodel van eigen beheer. Verwacht wordt dat we op deze wijze de financiële risico s het beste kunnen beheersen. In paragraaf wordt dit verder uitgewerkt. 9 Terminologie ontleend aan BMC 22

23 Tabel 3.2 Voorgesteld sturingsmodel Onderdeel Overkoepelende visie sturing op professionele organisaties Toegang in smalle zin (vraagverheldering en indicatiestelling) Voorgesteld sturingsmodel Geclausuleerde samenwerking Eigen beheer Beslispunt 3 De relatie tussen de gemeente en professionele organisaties kenmerkt zich door samenwerking. Dit gebeurt wel onder voorwaarden en condities die ontleend zijn aan het inkoopmodel. Dit kan worden benoemd als een geclausuleerd samenwerkingsmodel. 3.6 Samenvatting en beslispunten Het hoofddoel van de decentralisaties en transformatie van het sociaal domein is dat alle inwoners, ongeacht hun beperking, zoveel mogelijk mee doen aan de samenleving en dat zij zelfredzaam zijn. De hieraan gekoppelde sturingsopgave is om een groter beroep te doen op de eigen kracht van inwoners. Ook professionele organisaties moeten hier veel meer op gaan sturen. Er zijn vier basismodellen om de relatie vorm te geven tussen gemeenten en professionele organisaties: eigen beheer, inkoopmodel, samenwerking en samenleving. De algemene voorkeur gaat hierbij uit naar het model samenwerking, maar wel onder bepaalde voorwaarden en condities die ontleend zijn aan het inkoopmodel. Dit kan worden benoemd als een geclausuleerd samenwerkingsmodel. Voor de toegang in smalle zin (vraagverheldering en indicatiestelling) wordt gekozen voor het sturingsmodel eigen beheer. Beslispunt 3. De relatie tussen de gemeente en professionele organisaties kenmerkt zich door samenwerking. Dit gebeurt wel onder voorwaarden en condities die ontleend zijn aan het inkoopmodel. Dit kan worden benoemd als een geclausuleerd samenwerkingsmodel. 23

24 4. Vormgeving zorg en ondersteuning 4.1. Inleiding Nadat een inwoner zijn probleem of ondersteuningsvraag in een gesprek met een medewerker van de gemeentelijke backoffice in beeld heeft gebracht, is het de taak van de gemeente om hier een passende oplossing voor te bieden. Die oplossing kan bestaan uit: Inzet vanuit eigen kracht Inzet vanuit het sociale netwerk Inzet vanuit een algemene voorziening Inzet vanuit een maatwerkvoorziening. De hulpvraag van een inwoner wordt daarbij als het ware afgepeld, waarbij een pakket met meerdere typen oplossingen kan worden samengesteld: het arrangement. De laatste stap is te bepalen welke hulpvraag uitsluitend met een maatwerkvoorziening kan worden opgelost. Omdat de gemeente verantwoordelijk wordt voor de ondersteuning van inwoners met problemen op heel diverse leefgebieden en tegelijkertijd minder middelen krijgt om deze ondersteuning te organiseren, is het belangrijk om goede beleidskeuzes te maken over de vormgeving van deze ondersteuning. Begrippenkader Arrangement Het woord arrangement is door VNG in het leven geroepen binnen het project De Kanteling. Dit project was erop gericht op gemeenten en burgers anders aan te laten kijken tegen de compensatieplicht, met als doel om individueel maatwerk te stimuleren en de druk op individuele voorzieningen te verminderen. Op basis van de publicatie Het arrangement in de Wmo, maatwerk voor de burger met een beperking van De Kanteling luidt de definitie van arrangement als volgt: Een arrangement is een pakket bestaande uit één of meerdere typen van oplossingen die de burger samen passende ondersteuning bieden voor de beperkingen die hij ervaart in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Dit hoofdstuk gaat over de wijze waarop de gemeente de arrangementen voor haar inwoners wil vormgeven, wat zij daarbij tot haar taakopvatting rekent en wat niet. Algemene voorziening Een algemene voorziening is een voorziening die vrij toegankelijk is voor in principe alle inwoners. Dit betekent dat geen toestemming of indicatie van de gemeente nodig is en dat er geen recht bestaat op het gebruik van deze voorziening. Er kunnen bepaalde lichte voorwaarden gesteld worden aan deelname of gebruik van de voorziening (zoals bijvoorbeeld een leeftijdsgrens). Een algemene voorziening wordt niet per definitie (geheel) door de gemeente bekostigd. Op grond van de Wmo 2015 kan de gemeente ervoor kiezen om de algemene voorziening tegen een kostendekkende eigen bijdrage aan te bieden aan inwoners, of uitsluitend de beschikbaarheid van de algemene voorziening te financieren (met een bijdrage van inwoners naar gebruik). Het lijkt er vooralsnog op dat deze tarieven buiten de eigen bijdrage systematiek blijven en dat derhalve inning door het CAK niet aan de orde is. Na verloop van tijd kan een als algemene voorziening begonnen dienst of activiteit door de samenleving en/of de particuliere markt worden overgenomen. Maatwerkvoorziening Een maatwerkvoorziening is een voorziening die naar haar aard is afgestemd op de kenmerken van de individuele aanvrager, en die niet vrij toegankelijk is. De specifieke (persoons-)kenmerken van de individuele aanvrager bepalen of hij/zij gebruik mag maken van de voorziening. Aanvragen worden veelal door een indicatiesteller beoordeeld waarna een beschikking wordt afgegeven. Voor het gebruik van de voorziening kan een eigen bijdrage worden gevraagd waarvan de hoogte gerelateerd is aan het inkomen. De gemeente biedt een maatwerkvoorziening aan als voorliggende oplossingen ontoereikend zijn om de zelfredzaamheid van de burger voldoende te stabiliseren of te vergroten. 24

25 0 e lijn In eerste instantie zorgen inwoners voor zichzelf en voor elkaar. De gemeente laat het initiatief zoveel mogelijk aan individuele bewoners, bewonersgroepen, verenigingen en actieve ondernemers en vertrouwt op de eigen kracht van inwoners. De rol van de gemeente is om daar waar nodig de bereidheid tot inzet voor anderen te stimuleren en de eigen kracht en sociale netwerken te versterken. Waar professionals actief zijn, is dit doorgaans in de rol van kwartiermaker of aanjager. 1 e lijn De doelgroep bestaat uit inwoners die op één of meerdere gebieden praktische, verstandelijke of psychische belemmeringen ervaren in het meedoen en hierbij geholpen willen worden. De ondersteuning bestaat uit een breed scala aan lichte en/of kortdurende vormen van ondersteuning en hulpverlening. De voorzieningen in de 1 e lijn zijn meer toegespitst op individuele vraagstukken. 2 e lijn De tweedelijnsondersteuning betreft intensieve en/of langdurige zorg waarvoor een grote mate van specialisatie nodig is bij de uitvoerende professional. Het gaat om de begeleiding van en hulpverlening aan kwetsbare burgers die er zelf niet uit kunnen komen, ook niet met de hulp van de omgeving of door kortdurende/lichte hulp. Leeswijzer Paragraaf 4.2 gaat in op de huidige organisatie van het aanbod, inclusief de huidige vormgeving van het PGB. Paragraaf 4.3 benoemt de beleidsvoorstellen omtrent de toekomstige organisatie van het aanbod. Paragraaf 4.4 geeft een samenvatting van dit hoofdstuk inclusief een overzicht van de diverse beslispunten Hoe is het nu? Huidige aanbod De huidige zorg- en ondersteuningsvormen in de drie domeinen die straks onder de verantwoordelijkheid van gemeenten gaan vallen bestaan uit een groot aantal producten die onderling als een lappendeken samenhangen. Soms is er overlap tussen de producten, soms zijn er lacunes. De producten zijn vaak historisch gegroeid, ontstaan vanuit onder meer verschillende wettelijke en financieringskaders, (veranderende) taakopvattingen van het veld en ideeën over effectiviteit, en vanuit de vragen/wensen van de verschillende doelgroepen. Het huidige aanbod is in te delen naar niveau van ondersteuning. Dit is hieronder visueel weergegeven in een piramidevorm. De nummers en kleuren corresponderen met huidige producten. Deze zijn opgenomen in de tabel in bijlage 6. Onderin de piramide bevinden zich die vormen van ondersteuning die relatief eenvoudig zijn te verlenen, algemeen toegankelijk zijn en vooral worden ingezet voor inwoners met lichte en/of tijdelijke problematiek. Dit noemen we de 0 e lijn. Daarboven bevindt zich de 1 e lijn: ondersteuning die nog steeds relatief eenvoudig toegankelijk is maar waar doorgaans wel sprake is van een (lichte) toetsing om te bepalen of men tot de doelgroep behoort en baat heeft bij de ondersteuning. Ook zijn deze zorgvormen doorgaans iets moeilijker te verlenen (er is een zekere mate van specialisatie of scholing nodig om deze ondersteuning te kunnen verlenen). Bovenin de piramide is de complexe en zware hulpverlening geplaatst. Hiervoor is een grote mate van specialisatie benodigd, de kosten per cliënt zijn doorgaans hoog en toegang is alleen mogelijk na een zware toets en/of verwijzing. 25

26 Huidige zorg- en ondersteuningsvormen in de domeinen Participatie, Wmo/AWBZ en Jeugd 59 Complexe en zware hulpverlening zonder vrije toegang 2e lijn t/m Ondersteuning zonder vrije toegang 1e lijn Direct toegankelijke ondersteuning 0e lijn Samenleving Op dit moment worden alle zorg- en ondersteuningsvormen (de gekleurde bolletjes) als afzonderlijke interventies ingezet. Soms vindt er op de werkvloer afstemming plaats tussen de organisaties die de verschillende vormen leveren en de verschillende professionals die in contact staan met hun cliënten, maar vaak ook niet. Uitzondering hierop is de complexe en zware zorg; daar is in de huidige situatie meestal sprake van procescoördinatie en casusregie waarbij een op elkaar afgestemd pakket aan zorg- en hulpverlening wordt ingezet om de meervoudige problematiek van een cliënt of systeem aan te pakken. Onder de piramide bevindt zich de samenleving. Hierbinnen vinden ook veel activiteiten plaats die ondersteunend zijn voor inwoners, echter deze worden niet gefinancierd middels inkoop of subsidie. Zij maken geen onderdeel uit van de formele zorg- en ondersteuningsvormen en worden puur als aanvullend gezien. Er vindt niet of nauwelijks sturing op plaats vanuit de overheid Verstrekkingsvormen In de huidige situatie kunnen cliënten bij de meeste voorzieningen kiezen voor enerzijds verstrekking in natura en anderzijds een persoonsgebonden budget (PGB). Zorg in natura (ZIN) Dit betekent dat een cliënt de indicatie verzilvert in de vorm van door de aanbieder geleverde zorg of ondersteuning. De gemeente koopt deze zorg in bij de aanbieder en de cliënt ontvangt de zorg of ondersteuning rechtstreeks van de aanbieder, in natura. Persoonsgebonden Budget (PGB) - Een persoonsgebonden budget betekent dat een cliënt de indicatie verzilvert door een budget bij de gemeente aan te vragen waarmee hij of zij zelf de ondersteuning inkoopt. Dat kan zijn bij een grote zorginstelling, bij een kleine particuliere zorgverlener of bij iemand uit het eigen netwerk. In veel gevallen is het PGB een bepaald percentage van de kosten van zorg in natura. De regels rondom het PGB zijn de afgelopen jaren verscherpt. Zo krijgen mensen het geld niet meer op de eigen rekening maar door middel van een trekkingsrecht. Een trekkingsrecht houdt in dat na levering van de dienst het bestede geld direct wordt overgemaakt naar de zorgverlener. 26

27 4.3. Wat stellen we voor en waarom? De kern van het beoogde beleid is het zodanig inrichten van het aanbod dat de gemeente hiermee voldoet aan haar wettelijke verplichting en eigen taakopvatting. Ook moet het de juiste prikkels geven aan inwoners om waar mogelijk zelf initiatief te nemen en zelfredzaam te zijn, en aan professionals om tijdig in te grijpen waar nodig en inwoners zo snel mogelijk en zo veel mogelijk (weer) zelfredzaam te maken. Gezien de bezuinigingsopgave van de gemeente die gepaard gaat met de decentralisaties is het zaak om de kosten in de komende jaren te verlagen. De voornaamste kosten zitten in de bovenkant van de piramide, echter hier is de zorg zwaar en/of complex en daardoor zijn er in de zorg zelf relatief weinig besparingsmogelijkheden te vinden. De besparing zit in het verkleinen van de instroom door preventie, één van de centrale uitgangspunten van dit beleidsplan. De focus ligt daarom op het hervormen van de zorg en ondersteuning in het brede deel van de piramide (de huidige 0 e en 1 e lijn). Dit sluit aan bij de opgaven van de transformatie zoals die in hoofdstuk 3 zijn benoemd en bij de doelstellingen van het beleid rondom toegang, die erop gericht zijn om problemen tijdig te signaleren en adequaat op te lossen. De gemeenten doen hiertoe drie beleidsvoorstellen: 1. Terugleggen in de samenleving 2. Investeren in preventie en tijdige inzet 3. Hervormen van het aanbod Elk voorstel wordt in een aparte paragraaf toegelicht. Als leidraad bij de toelichting van de beleidsvoorstellen, maken we gebruik van een figuur welke hieronder is weergegeven. De leidende figuur is nog steeds een piramide. Het belangrijkste verschil met de huidige vormgeving is dat de piramide is omgedraaid. Hierin komt de visie (en tevens veranderopgave) tot uiting dat alle zorg 27

28 en ondersteuning tot doel heeft om mensen weer terug te brengen op het basisniveau, namelijk het niveau van volledige zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Tevens symboliseert het de visie dat er altijd een vangnet is voor de meest kwetsbaren. In de piramide zijn de toekomstige producten (voorzieningen) weergegeven door middel van genummerde cirkels. De producten worden toegelicht in bijlage Terugleggen in de samenleving Bepaalde voorzieningen en diensten uit de 0 e en 1 e lijn die de gemeente nu aanbiedt aan haar inwoners, zullen in de toekomst niet langer worden aangeboden. De verantwoordelijkheid hiervan leggen we terug in de samenleving, waar we vinden dat deze thuishoort. NIVEAU SAMENLEVING A. Verantwoordelijkheden voor alle leefgebieden terugleggen bij inwoners De bovenlaag van de piramide, dat zijn inwoners zelf. Zij zorgen voor zichzelf en voor de mensen binnen hun systeem (meestal het gezin). Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor zelfzorg en zorg voor anderen binnen het (gezins-)systeem, huisvesting, inkomen, opvoeding, huishouden, werk/dagbesteding, gezinsrelaties, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie, het naleven van de wet en een gezonde leefstijl. De gemeente biedt op deze terreinen geen ondersteuning, tenzij inwoners beperkingen ervaren in het zelf uitvoeren van deze activiteiten. Wanneer die beperkingen dusdanig zijn dat het zelf uitvoeren niet goed (meer) mogelijk is dan ziet de gemeente het als haar taak om hiervoor samen met de inwoner een oplossing te vinden. De oplossing is te allen tijde gericht op het vergroten van de draagkracht van de inwoner zodat de inwoner deze activiteit(en) zo snel mogelijk weer zo veel mogelijk zelf kan uitvoeren. Alleen als het echt niet anders kan, wordt de uitvoering zelf (tijdelijk) overgenomen. B. Vrijwillige inzet als maatschappelijke verantwoordelijkheid Van inwoners wordt verwacht dat zij zich af en toe inzetten voor anderen in hun omgeving. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners deze verantwoordelijkheid nemen. De gemeente neemt deze verantwoordelijkheden daarom niet over, maar laat het initiatief aan individuele bewoners, bewonersgroepen, verenigingen en actieve ondernemers. Zo kunnen inwoners zich in vrijwillig verband inzetten voor het stimuleren van participatie en het voorkómen van eenzaamheid van mensen. Ook in de ondersteuning bij lichte administratieve taken kunnen vrijwilligers een rol spelen. Maar het kan ook gaan om collectieve activiteiten zoals het organiseren van een buurtfeest, laagdrempelige inloop/dagbesteding of een cursus. De rol van de gemeente is uitsluitend om daar waar nodig de bereidheid tot inzet voor anderen strategisch te stimuleren en sociale netwerken te versterken. Het doel is om de drempel voor (potentiële) vrijwilligers en mantelzorgers om de handen uit de mouwen te steken zo laag mogelijk te maken. Daarvoor investeert de gemeente onder andere in de werving van nieuwe vrijwilligers en in het stimuleren van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit wordt verder uitgewerkt in het implementatieplan. Beslispunt 4 De gemeenten gaan uit van de kracht en zelfredzaamheid van de samenleving. Als logisch gevolg hiervan legt de gemeente bepaalde voorzieningen uit de huidige 0 e en 1 e lijn terug bij de samenleving Investeren in preventie en tijdige inzet Met een investering in vrij toegankelijke ondersteuning worden instroom in en duur van trajecten in de 1 e en 2 e lijn verlaagd. De doelstelling is om problematiek eerder te signaleren en door middel van 28

29 lichte ondersteuning beheersbaar te houden of op te lossen. Zo wordt voorkomen dat in een latere fase zware, langdurige en complexe zorg nodig is. Het betreft feitelijk een substitutie in tijd 10. NIVEAU ALGEMENE VOORZIENINGEN De scheidslijn tussen samenleving en eenvoudige ondersteuning is geen ononderbroken streep, maar een stippellijn. Dit betekent dat alle inwoners gebruik kunnen maken van de producten in deze laag. Ook komt hierin de visie (en tevens veranderopgave) tot uiting dat deze eenvoudige ondersteuning zoveel mogelijk voor én door inwoners worden vormgegeven, uitgevoerd en/of bekostigd. De Wmo 2015 biedt de mogelijkheid om algemene voorzieningen aan te bieden. Ook de VNG heeft deze mogelijkheid benoemd in haar ledenbrief van oktober Door het organiseren als algemene voorziening komt er meer zeggenschap en regie bij de inwoners te liggen. Ook is de verwachting dat hiermee op termijn een kostenbesparing gerealiseerd kan worden. De term algemene voorziening zegt niks over de manier waarop deze aanboden wordt: dit kan zowel individueel als collectief zijn. De gemeenten willen er samen met aanbieders naar streven dat algemene voorzieningen primair collectief aangeboden worden. A. Schoonmaakservice als algemene voorziening De gemeenten willen het deel van de Huishoudelijke Hulp dat overeenkomt met HH1 per 2015 vormgeven als algemene voorziening. Daarmee wordt deze vorm van huishoudelijke hulp een voorziening die voor iedereen beschikbaar is. Burgers die zich vanwege een beperking bij het Wmo loket melden, en die geholpen zijn met de schoonmaakservice, krijgen geen beschikking voor een maatwerkvoorziening meer en worden doorverwezen naar de organisatie die de schoonmaakservice aanbiedt. Er kan een simpele toegangstoets worden gedaan door de aanbieder/uitvoerder om te bepalen of iemand tot de vooraf bepaalde doelgroep behoort. Er zijn grofweg twee modellen voor het organiseren van HH1 als algemene voorziening: A. De gemeente geeft een organisatie een vast bedrag per jaar om een voorziening in stand te houden waar inwoners huishoudelijke hulp kunnen betrekken. Inwoners betalen een marktconform tarief direct aan de organisatie. B. De gemeente koopt zelf de hulp bij het huishouden in bij een organisatie, en betaalt per cliënt of per uur een bepaald bedrag aan de organisatie. Indien de gemeente dit wenst kan zij de kosten doorbelasten aan inwoners door een kostendekkende eigen bijdrage te vragen voor de geboden hulp. B. Laagdrempelige dagbesteding als algemene voorziening Op dit moment zijn er diverse vormen van dagbesteding voor diverse doelgroepen, op diverse locaties en vanuit diverse financieringskaders. Zowel aanbieders als de gemeenten signaleren dat hierin teveel versnippering is opgetreden en dat dit de financiële houdbaarheid van deze voorzieningen onder druk zet. Daarnaast is de wens van de gemeenten om laagdrempelige ontmoetingsfuncties te realiseren waar alle inwoners van gebruik kunnen maken. We willen inwoners de mogelijkheid bieden om met elkaar in contact te komen en zo de eigen kracht en sociale netwerkvorming stimuleren. Daarom is het voorstel om de functies van dagbesteding, inloop en ontmoetingsruimtes te combineren tot één algemene voorziening 11. Het resultaat is een laagdrempelige voorziening die vrij toegankelijk is voor alle inwoners die hiervan gebruik willen maken. In de laagdrempelige dagbesteding worden diverse activiteiten aangeboden waaraan men kan deelnemen. Gestreefd wordt naar activiteiten die een maatschappelijke bijdrage leveren en naar de vervaardiging van producten die verkocht kunnen worden aan particulieren of bedrijven, zodat de eigen bijdrage die gebruikers betalen zo laag mogelijk gehouden kan worden (symbolische eigen bijdrage). De voorziening zal met name gericht zijn op mensen die hun sociale netwerk willen uitbreiden, die contacten willen leggen in de buurt, behoefte hebben aan een zinvolle dagbesteding, onvoldoende dagritme hebben en/of dreigen te vereenzamen. De gemeenten vinden het belangrijk dat deze algemene voorziening voor het merendeel door vrijwilligers gedraaid wordt met ondersteuning van een beperkt aantal professionals. Dit draagt bij aan het laagdrempelige imago en helpt de kosten te beheersen. Het is wenselijk dat de algemene 10 Het thema signalering en de beleidsvoorstellen hieromtrent worden behandeld in hoofdstuk 4 11 Het gaat hierbij uitsluitend om dagbesteding voor die doelgroepen welke enige mate van zelfredzaamheid hebben. Complexe dagbestedingsvormen voor mensen met een meervoudige beperking, voor zwaar verstandelijk gehandicapten, zwaar dementerenden en mensen met zware psychiatrische problematiek vallen binnen de maatwerkvoorzieningen. 29

30 voorziening op meerdere locaties binnen de gemeenten geboden wordt, met elk een eigen karakter en activiteitenaanbod. Zo hebben inwoners enerzijds altijd een laagdrempelige dagbesteding in de buurt waar zij naartoe kunnen en anderzijds hebben zij keuzevrijheid in het type dagbesteding waar ze naartoe willen. C. Eén vervoersvoorziening voor alle doelgroepen Momenteel organiseert de gemeente vervoer op de volgende terreinen: leerlingenvervoer, Wmovervoer (inclusief 65+ en doelgroep overig), schoolvervoer (zwemmen en gymnastiek). Vervoer op deze terreinen is nu al een gemeentelijke taak om uit te voeren, dit is wettelijk geborgd. Onderdelen van leerlingenvervoer komen mogelijk te vervallen bij de invoering van Passend onderwijs. Een verantwoordelijkheid die gemeenten erbij krijgen is de organisatie van het vervoer van en naar dagbestedingsactiviteiten en dagopvang 12. Momenteel wordt het leerlingenvervoer en Wmo-vervoer uitgevoerd bij één aannemer via verschillende contracten. Schoolvervoer is georganiseerd bij lokale aanbieders. Het vervoer van en naar dagbestedingsactiviteiten en dagopvang is divers georganiseerd, aangezien dit nu een verantwoordelijkheid van de verschillende zorgaanbieders is. Er zijn verschillende mogelijkheden om het vervoer goedkoper/efficiënter organiseren, zoals het verhogen van de kilometerstraal voor het leerlingenvervoer, werken met vaste opstappunten voor onderdelen van het vervoer, richtlijnen opstellen voor vervoerstijden (spreiden van de verschillende pieken), bij de inkoop rekening houden met de geografische spreiding van voorzieningen, combineren van doelgroepen. Op dit moment wordt onderzocht in hoeverre het (juridisch) mogelijk is om de nieuwe doelgroepen vanuit de AWBZ al vanaf 2015 met het bestaande Wmo-vervoer mee te laten reizen. Dit kan omdat de beperking van de voorliggende vervoersvoorziening vanuit de AWBZ dan niet meer van toepassing is. Praktisch gezien kan deze toevoeging tot problemen leiden, afhankelijk van de omvang van het AWBZ-vervoer en de vervoerstijden. De vormgeving wordt nader uitgewerkt in de implementatiefase. D. Opzetten gebiedsgerichte sociale teams als algemene voorziening Om problematiek op het niveau van individuele bewoners op te lossen of beheersbaar te maken, is het van belang dat lokaal ondersteuning in de eigen leefomgeving (de straat/buurt) geboden kan worden. De gemeenten hechten dan ook grote waarde aan het verbreden en versterken van het wijkgericht werken. Voorstel gemeente Hellevoetsluis Daarom is de gemeente voornemens om per 2015 één of meerdere sociale wijkteams te realiseren onder de naam empowerment in de wijk. In het Wmo-beleidsplan is benoemd dat het wijkteam zich met name zal richten op de groep mensen die (beginnende) problemen heeft, maar door de hulpverlening niet (goed) wordt bereikt of die (nog) niet bekend is bij de hulpverlening. Het sociale wijkteam vervult drie functies: 1. Sociaal makelaar. De leden van het wijkteam hebben een laagdrempelige opbouwfunctie waarin zij vragen zoveel mogelijk koppelen aan het lokale aanbod van vrijwillige inzet. Het kan hier zowel gaan om individuele vragen als om collectieve vragen 2. Snelle en korte ondersteuning. De leden van het wijkteam zijn bevoegd om, elk vanuit hun expertise en waar nodig in onderlinge samenwerking, zeer kortdurende en snelle ondersteuning te bieden. Belangrijkste criterium is dat deze ondersteuning duidelijk is afgebakend in tijdsduur van maatwerkvoorzieningen (die in principe hetzelfde resultaat voor ogen hebben) en dat de professionele inschatting is dat een inwoner aan deze korte hulp voldoende heeft om de volledige vraag te kunnen oplossen. 3. Screening en warme overdracht. De leden van het wijkteam zijn bevoegd om een screening uit te voeren om problematiek breed in kaart te brengen wanneer de hulpvraag of gesignaleerde problematiek van de inwoner niet opgelost is of lijkt te kunnen worden met de expertise binnen het wijkteam. 12 Bij de aanbesteding van het vervoer voor de Wmo (regiotaxi) en het leerlingenvervoer is er op Voorne-Putten niveau voor gekozen om het AWBZ-vervoer, in de vorm van een optie, niet mee te nemen in het bestek. Zodoende is het niet mogelijk om binnen de huidige contracten (lopend vanaf 2015) het AWBZ-vervoer zonder meer op te nemen. De contracten voor het Wmoen het leerlingenvervoer lopen in beginsel drie jaren met een optie tot verlenging van 2 keer 1 jaar. Pas bij een volgende inkoop kan het AWBZ-vervoer dus contractueel worden samengevoegd met de beide andere vervoersproducten. 30

31 Het is op dit moment nog niet duidelijk op welke wijze de wijkteams het beste kunnen worden bemenst, en hoe het werkgebied van elk wijkteam eruit ziet. Hierbij zullen ook gegevens over zorggebruik per wijk worden betrokken. Ook de inzet per type professional en per wijk dient nog te worden uitgewerkt in de implementatiefase. Voorstel gemeente Westvoorne Gemeente Westvoorne wil zo dicht mogelijk bij de mensen zelf en zoveel mogelijk onder eigen verantwoordelijkheid werken. Vanwege de schaalgrootte is het ook mogelijk om dit te realiseren. Westvoorne bestaat namelijk uit 3 kernen, Tinte, Rockanje en Oostvoorne, met elk een eigen postcodegebied. Aangezien de gemeente, met totaal zo n inwoners, formeel geen wijken heeft, spreekt zij liever over sociale gebiedsteams. Momenteel kan het CJG-netwerk als een gebiedsteam worden gezien, dat ook aanwezig is in de wijk. De schoolmaatschappelijk werker en jeugdverpleegkundige zitten namelijk al in de scholen. Dit is nu slechts nog gericht op een doelgroep tot 23 jaar. Voor de toekomst is het wenselijk dat een integraal team voor alle leeftijden opgezet wordt. Hoe dit wijk-/gebiedsteam er precies uit gaat zien en welke bevoegdheden zij krijgt, wordt in de komende maanden verder uitgewerkt. Wel is duidelijk dat de gemeentelijke zorgregisseur, die van start gaat in 2014, hier deel vanuit zal maken. Zij fungeert als de ogen en oren in de wijk. Daarnaast kan ook de wijkverpleging hier deel van uit gaat maken. Beslispunt 5 - Alle inwoners kunnen gebruik maken van de algemene voorzieningen. Deze voorzieningen worden zoveel mogelijk voor én door inwoners vormgegeven, uitgevoerd en/of bekostigd. Als algemene voorzieningen worden in elk geval vormgegeven: A. Schoonmaakdienst B. Laagdrempelige dagbesteding C. Eén vervoersvoorziening voor alle doelgroepen D. Gebiedsgerichte sociale teams NIVEAU MAATWERKVOORZIENINGEN De scheidslijn tussen algemene ondersteuning en ondersteuning op maat geeft aan dat zich hier een toegangsfunctie bevindt. Dit betekent dat inwoners niet zonder meer gebruik kunnen maken van deze voorzieningen. Er is in alle gevallen een indicatie of inhoudelijke toets nodig. De term maatwerkvoorziening zegt niks over de manier waarop deze aanboden wordt: dit kan zowel individueel als collectief zijn. De gemeenten willen er samen met aanbieders naar streven dat maatwerkvoorzieningen, meer dan nu het geval is, collectief aangeboden worden. De maatwerkvoorzieningen bestaan uit een verschillende vormen van zorg en ondersteuning. Ook bevindt zich hier de professionele expertise die nodig is om te bepalen of mensen hun probleem zélf kunnen oplossen, hun omgeving het probleem kan oplossen of dat ze daarbij professionele ondersteuning nodig hebben. De lichtere vormen van hulpverlening zijn bovenin gepositioneerd en de zwaardere vormen (intensief, langdurig en/of complex) onderin. Inwoners die zich onderin de piramide bevinden zijn geheel niet in staat om de ondervonden problemen nog zelf op te lossen. Er is sprake van acute problematiek en/of een ernstig gebrek aan zelfredzaamheid op meerdere levensgebieden. De onderin de piramide geboden ondersteuning heeft tot doel om de draagkracht zodanig te versterken dat de acute problematiek is opgelost en de zelfredzaamheid zodanig is vergroot dat mensen kunnen doorstromen naar hogere niveaus in de piramide. De producten worden door de gemeente bekostigd en door professionele organisaties uitgevoerd, eventueel met ondersteuning van vrijwilligers en/of mantelzorgers. E. Versterken eigen kracht als maatwerkvoorziening Voor veel inwoners kan het versterken van eigen kracht op een niet-gerichte, laagdrempelige manier gebeuren door bijvoorbeeld gebiedsgerichte teams. Het gaat dan vooral om het activeren en aanjagen van latent aanwezige kwaliteiten, talenten en wensen. Er zijn echter ook inwoners die gericht ondersteuning nodig hebben om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen of te versterken. Het gaat dan om vaardigheden die zij nodig hebben om aanwezige problemen zelf op te kunnen lossen, maar waarover zij niet of onvoldoende beschikken. 31

32 Het voorstel is een maatwerkvoorziening in te richten die specifiek tot doel heeft om eigen kracht te versterken. Het product bestaat uit verschillende kortdurende interventies die zijn gericht op het specifiek versterken van bepaalde vaardigheden (persoonlijke effectiviteit). Gedacht kan worden aan een cursus, coaching, training of praktijkbegeleiding op het gebied van bijvoorbeeld budgetteren, opvoeden, zelfzorg, stressreductie of assertiviteit 13. Omdat eigen kracht centraal staat, is het essentieel dat de inwoner zelf zijn interventie kan kiezen, daarbij ondersteund door een cliëntondersteuner of vraagverhelderaar. Tegelijkertijd kan dit product voor sommige inwoners dusdanig aantrekkelijk zijn dat het mogelijk een aanzuigende werking heeft als men totale vrijheid krijgt bij de interventie die men kiest. Daarom is het voorstel om te werken met een systeem met vouchers, ofwel waardebonnen, die aan de cliënt verstrekt worden en waarmee hij of zij zelf een interventie kan kiezen. Hulpverleners dienen zich bij de gemeente te registreren om te kunnen worden uitbetaald. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid tot een vorm van controle op de organisaties. Vouchers worden beschouwd als een voorziening in natura en kunnen daarom naast het systeem met een persoonsvolgend budget worden gehanteerd (zie paragraaf 4.3.3). Beslispunt 6 - Inwoners kunnen uitsluitend van maatwerkvoorzieningen gebruik maken wanneer zij hiervoor een indicatie hebben. De producten worden door de gemeente bekostigd en door professionele organisaties uitgevoerd, waar mogelijk met ondersteuning van vrijwilligers en/of mantelzorgers Hervormen van het aanbod Het huidige veld wordt gekenmerkt door een lappendeken van diverse producten, veelal met functiegerichte en technische benamingen zoals algemeen maatschappelijk werk, intensieve pedagogische thuisbegeleiding of ambulante begeleiding. Cliënten ervaren het huidige veld hierdoor vaak als zeer onoverzichtelijk en verwarrend. Het onderscheid of de overeenkomst tussen producten is niet duidelijk en de terminologie te abstract. In de marktconsultatie hebben de meeste aanbieders aangegeven actief bezig te zijn met de ontwikkeling en vernieuwing van diensten en producten. Aanbieders geven aan dat het belangrijk is dat de gemeenten sturen op de (gezamenlijke) vernieuwing van producten. Door de focus op preventie en signalering te leggen wordt ook van aanbieders een transformatie gevraagd: De omvang van specialistische zorg zal afnemen. Daar tegenover staat dat de rol van deze professionals in preventie en signalering zal toenemen. Hierbij valt te denken aan de expertrol, diagnostische inzet, coaching/training van 1elijns professionals, en een rol in de monitoring na afschaling van de zorg (nazorg). De rol van professionals die laagdrempelige ondersteuning bieden wordt belangrijker. Zij krijgen expliciet de opdracht mee om tijdig, licht en kort te ondersteunen waar nodig en inwoners gericht te coachen op duurzame zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Daarnaast vervullen zij een complementaire rol tijdens de uitvoering van complexe zorgtrajecten: dichtbij de cliënt met de focus op het versterken van de eigen kracht, het vergroten van het sociale netwerk en het matchen van vraag en aanbod in informele ondersteuning. A. Cliënt- en resultaatgerichte basisproducten De gemeenten streven naar een andere vormgeving van het veld waarin cliënt- en resultaatgerichtheid het uitgangspunt zijn en die aanbieders optimale ruimte biedt tot vernieuwing van hun aanbod en samenwerking hierin. We willen dit bereiken door: Terugbrengen van het aantal producten; Hanteren van eenvoudige, heldere terminologie; Duidelijk afbakenen van wel en niet vrij toegankelijke producten; Open definiëren van producten zodat overlap en overeenkomsten in zorgvormen, gebruikers, deskundigheden en locatie benut kunnen worden; 13 Het palet aan mogelijke interventies is breed, maar kent wel een duidelijke afbakening met 1 e lijns psychologische zorg en cursussen met een educatieve achtergrond (onderwijs gerelateerde activiteiten). Hiervoor zijn namelijk al voorzieningen beschikbaar. 32

33 Koppelen van elk product aan het gewenste resultaat. Het resultaat is een hervormd palet van zorg en ondersteuning dat bestaat uit basisproducten en modules. De basisproducten zijn globaal beschreven zodat aanbieders veel ruimte krijgen om hierbinnen zelf praktisch vorm te geven aan de in te zetten zorg of ondersteuning. De gemeente als opdrachtgever definieert het gewenste resultaat (het wat ) en stuurt hier op in de financiering en verantwoording. De modules zijn bedoeld als aanvulling op de basisproducten en kunnen niet zelfstandig worden ingezet. Ze worden ingezet als ze nodig zijn om de benodigde randvoorwaarden te creëren voor een effectieve inzet van één of meerdere basisproducten. Ze worden wel afzonderlijk ingekocht. De basisproducten en modules dienen als stip op de horizon. Over een aantal jaren moeten deze producten duidelijk en herkenbaar aanwezig zijn voor inwoners en zorgbehoevenden. Ze dienen dan als het primaire kader voor de verordening, vraagverheldering, indicatiestelling, inkoop en verantwoording bij aanbieders. Dit beleidsplan geeft geen antwoord op de vraag hoe we tot deze basisproducten en modules komen. Dit wordt nader uitgewerkt in het implementatieplan. Er is gekozen voor een indeling in drie productclusters: algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en modules. Deze zijn terug te vinden in de figuur aan het begin van paragraaf 4.3. Vooralsnog zijn er 12 basisproducten benoemd en 4 modules. Een uitgebreide toelichting op de producten en modules is opgenomen in bijlage 6. Tabel 4.1: Indeling productclusters en basisproducten Productcluster Basisproducten Algemene voorzieningen (1 t/m 6) Maatwerkvoorzieningen (7 t/m 12) Modules (13 t/m 16) Schoonmaakservice, collectief vraagafhankelijk vervoer, laagdrempelige dagbesteding, empowerment in de wijk, vrijwilligerssupport, mantelzorgsupport Versterken eigen kracht, zelfstandig wonen, leren participeren, ondersteuning bij arbeidsinschakeling, zware en acute problematiek beheersbaar maken, hulp in gedwongen kader Activeren sociale netwerk, diagnose, casusregie, begeleiding bij vervoer De toelichting op de vormgeving van bepaalde voorzieningen en beslispunten hieromtrent komen in de paragrafen hierna aan bod. B. Vrijwilligerswerk als onderdeel van een maatwerkvoorziening Eén van de doelstellingen is het vergroten van het aandeel vrijwillige (informele) ondersteuning ten opzichte van de professionele (formele) ondersteuning. Dit betekent concreet dat een deel van de zorg die nu door professionals geboden wordt, straks door vrijwilligers en mantelzorgers wordt uitgevoerd. Zo is er minder professionele inzet nodig waardoor er kosten bespaard kunnen worden. In de marktconsultatie hebben de meeste aanbieders aangegeven dat zij serieus kijken naar een gedifferentieerde inzet van deskundigheidsniveaus, waarbij ook informele zorg betrokken wordt. Het werken met vrijwilligers binnen professionele zorg kan een duidelijke meerwaarde hebben, bijvoorbeeld: Aanvullend werken - Een professional is een officiële bezoeker met macht, en een vrijwilliger is een behulpzame vriend of vriendin voor wie het huis niet aan kant hoeft. Juist het informelere karakter van vrijwilligerswerk biedt kansen. Kwaliteit van onderop - Vrijwilligerswerk biedt een aanvullende vorm van kwaliteit bovenop de professionaliteit van beroepskrachten door extra tijd, aandacht en flexibiliteit. Daarnaast kunnen vrijwilligers een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de organisatie door deze vanuit hun relatieve buitenstaanderspositie kritisch te bevragen. Als gemeenten willen we de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers als onderdeel van professionele zorg stimuleren. De taak van de gemeente is om algemene kaders te stellen en richtlijnen te 33

34 formuleren voor de inzet van professionals en vrijwilligers. De gemeente wil ervoor waken om hierin te specifiek te zijn: in de praktische afstemming met de vrijwilliger over de taakverdeling is de professional primair aan zet. Daarnaast zal de gemeente in haar inkoop sturen op een groter aandeel vrijwillige inzet. Ook kan de gemeente ondersteunen waar nodig ondersteunen bij werving en deskundigheidsbevordering van vrijwilligers. Al deze zaken worden verder uitgewerkt in het implementatieplan. C. Instellen van een persoonsvolgend budget als verstrekkingsvorm Gemeenten hebben de keuze hoe zij maatwerkvoorzieningen willen aanbieden aan hun inwoners: in natura of in de vorm van een persoonsvolgend budget 14. Diverse onderzoeken 15 concluderen dat cliënten meer tevreden zijn over zorg die met een persoonlijk budget wordt ingekocht dan over zorg in natura en dat deze zorg veelal op individueel niveau effectiever is dan zorg in natura, aangezien deze meer vraaggericht en op maat is. De gemeente willen inwoners de mogelijkheid bieden om hun indicatie te verzilveren in de vorm van een persoonsvolgend budget (PVB). Een PVB is een geldbedrag dat is toegekend aan een cliënt maar niet aan de cliënt wordt uitgekeerd. De cliënt kan kiezen bij welke zorgaanbieder hij zijn budget besteedt. De aanbieder waar hij voor kiest wordt uitbetaald door de gemeente. Dit heet trekkingsrecht. Het is mogelijk dat de gemeente aanvullende voorwaarden stelt over de aanbieders aan wie het budget besteed mag worden. Het belangrijkste verschil met het PGB is dat in de concept Wmo 2015 gemeenten verplicht zijn om een budget in de vorm van een PVB aan te bieden, en is de Sociale Verzekeringsbank aangewezen als verplichte beheerder van het budget. Om ongewenste neveneffecten van het verstrekken van een PVB tegen te gaan, stellen de gemeenten bepaalde voorwaarden bij het verstrekken van een PVB. Gedacht kan worden aan: Het kan alleen worden gebruikt voor maatwerkvoorzieningen van individuele aard. Maatwerkvoorzieningen van collectieve aard (zoals dagopvang) worden alleen in natura versterkt. Mantelzorg kan in principe niet worden uitbetaald met een persoonsvolgend budget, tenzij de zorg dusdanig intensief en langdurig is dat er sprake is van inkomensverlies van de (inwonende) mantelzorger. Tevens wordt hiervoor een lager tarief beschikbaar gesteld dan voor professionele zorg. Het brede beleid rondom het persoonsvolgend budget en vouchers wordt in 2014 nader uitgewerkt als onderdeel van de implementatie. Beslispunt 7 - De gemeenten zetten in op het vernieuwen en ontwikkelen van diensten en producten door: A. Te kiezen voor een hervormd palet van zorg en ondersteuning dat bestaat uit basisproducten en modules. B. Te stimuleren dat aanbieders vrijwilligers en mantelzorgers inzetten als onderdeel van professionele zorg. C. Inwoners de mogelijkheid te bieden om hun indicatie voor een maatwerkvoorziening te verzilveren in de vorm van een persoonsvolgend budget (PVB) Maatwerkvoorziening inkomenssteun voor gebruikers van voorzieningen Een groot gedeelte van de inwoners maakt gebruik van meerdere voorzieningen uit de huidige AWBZ en/of Wmo. Het kan zijn dat zij voor diverse voorzieningen een eigen bijdrage moeten betalen. In de huidige situatie wordt rekening gehouden met cumulatie-effecten door een maximum te stellen voor de 14 In de toekomstige Jeugdwet en Wmo is er een zogenaamde kan-bepaling opgenomen met betrekking tot het verstrekken van persoonlijke budgetten. Dit betekent dat gemeenten zelf kunnen kiezen of zij een persoonlijk budget willen verstrekken en zo ja, in welke vorm. Het is dus niet langer verplicht om een voorziening zowel in natura als in de vorm van een PGB aan te bieden. 15 Onder andere De opmars van het pgb, SCP, Zelf kiezen voor zorg: onderzoek naar keuze en regie bij diverse cliëntgroepen, Research voor Beleid, Afschaffen PGB stuurt mensen terug naar af, Movisie,

35 totale eigen bijdrage voor al deze voorzieningen. Op het moment dat een deel van deze voorzieningen algemeen wordt vormgegeven en hiervoor een bijdrage wordt gevraagd, kan het zijn dat iemand meer dan de huidige maximale eigen bijdrage gaat betalen. Dit kan ongewenste effecten hebben, bijvoorbeeld dat inwoners niet meer van een bepaalde voorziening gebruik kunnen maken omdat zij de kosten hiervoor niet kunnen dragen. Zo is bekend is dat bijna 80 procent van de klanten die nu hulp bij het huishouden ontvangt via de gemeentelijke Wmo, hiervoor de minimale eigen bijdrage betaalt. Dit betekent dat zij een inkomen hebben van minder dan 120% van het wettelijk minimumloon. Bij een omzetting van individuele voorzieningen (zoals HH1) naar een algemene voorziening dient daarom in het bijzonder aandacht besteed te worden aan de financiële effecten voor individuele gebruikers. De gemeenten ontvangen in de decentralisatie vanuit de Rijksoverheid middelen voor het inrichten van een maatwerkvoorziening inkomenssteun voor gebruikers van voorzieningen. Het kabinet decentraliseert hiertoe de regelingen voor inkomensondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten met meerkosten. Gemeenten krijgen waarschijnlijk een grote mate van beleidsvrijheid in het inrichten van deze voorziening 16. De gemeenten zullen in elk geval dit budget inzetten voor de nieuw te realiseren voorziening. Beslispunt 8 De gemeenten zullen burgers financieel compenseren als zij niet in staat zijn om de eigen bijdrage voor algemene voorzieningen en/of maatwerkvoorzieningen te betalen. 4.4 Samenvatting en beslispunten Nadat een inwoner zijn probleem of ondersteuningsvraag in een gesprek met een medewerker van de gemeentelijke backoffice in beeld heeft gebracht, is het de taak van de gemeente om hier een passende oplossing voor te bieden. De focus ligt op het hervormen van de zorg en ondersteuning in het brede deel van de piramide (de huidige 0e en 1e lijn). De gemeenten doen hiertoe drie beleidsvoorstellen: 1. Terugleggen in de samenleving Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor alle leefgebieden. De gemeente biedt alleen ondersteuning wanneer inwoners onvoldoende zelfredzaam zijn om hier zelf vorm aan te geven. De gemeente ziet vrijwillige inzet als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van inwoners en stimuleert vrijwillige inzet strategisch. 2. Investeren in preventie en tijdige inzet Meer voorzieningen zullen worden aangeboden als algemene voorziening. Iedereen kan hier vrij gebruik van maken. De gemeente kan ervoor kiezen om de algemene voorzieningen aan te bieden tegen een (al dan niet kostendekkende) eigen bijdrage. Als burgers ondersteuning nodig hebben, zal eerst worden bekeken of dit kan door de inzet van algemene voorzieningen. 3. Hervormen van het aanbod Er wordt niet langer gebruik gemaakt van de huidige lappendeken van het aanbod, maar zal worden toegewerkt naar arrangementen. Een arrangement is een pakket bestaande uit één of meerdere typen van oplossingen die de burger samen passende ondersteuning bieden voor de beperkingen die hij ervaart in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Om hiertoe te komen is een indeling gemaakt van productclusters op drie niveaus: algemene voorzieningen (vrij toegankelijk), maatwerkvoorzieningen (niet vrij toegankelijk) en modules (niet vrij toegankelijk). Als maatwerkvoorziening zal in elk geval worden vormgegeven het versterken van eigen kracht in de vorm van ondersteuning die specifiek is gericht op het versterken of aanleren van vaardigheden die de zelfredzaamheid versterken. Tevens stimuleren de gemeenten aanbieders om een deel van de zorg en ondersteuning te laten uitvoeren door vrijwilligers en/of mantelzorgers, en bieden zij inwoners de 16 Het wettelijk kader voor het uitvoeren van deze taak door gemeenten kan de Wmo of de Wet bijzondere bijstand zijn, maar ook een nieuw op te stellen wettelijk kader behoort tot de mogelijkheden. 35

36 mogelijkheid om maatwerkvoorzieningen van individuele aard te verzilveren in de vorm van een persoonsvolgend budget. Beslispunt 4. De gemeenten gaan uit van de kracht en zelfredzaamheid van de samenleving. Als logisch gevolg hiervan legt de gemeente bepaalde voorzieningen uit de huidige 0 e en 1 e lijn terug bij de samenleving. 5. Alle inwoners kunnen gebruik maken van de algemene voorzieningen. Deze voorzieningen worden zoveel mogelijk voor én door inwoners vormgegeven, uitgevoerd en/of bekostigd. Als algemene voorzieningen worden in elk geval vormgegeven: A. Schoonmaakdienst B. Laagdrempelige dagbesteding C. Eén vervoersvoorziening voor alle doelgroepen D. Gebiedsgerichte sociale teams 6. Inwoners kunnen uitsluitend van maatwerkvoorzieningen gebruik maken wanneer zij hiervoor een indicatie hebben. De producten worden door de gemeente bekostigd en door professionele organisaties uitgevoerd, waar mogelijk met ondersteuning van vrijwilligers en/of mantelzorgers. 7. De gemeenten zetten in op het vernieuwen en ontwikkelen van diensten en producten, door: A. Te kiezen voor een hervormd palet van zorg en ondersteuning dat bestaat uit basisproducten en modules. B. Te stimuleren dat aanbieders vrijwilligers en mantelzorgers inzetten als onderdeel van professionele zorg. C. Inwoners de mogelijkheid te bieden om hun indicatie voor een maatwerkvoorziening te verzilveren in de vorm van een persoonsvolgend budget (PVB). 8. De gemeenten zullen burgers financieel compenseren als zij niet in staat zijn om de eigen bijdrage voor algemene voorzieningen en/of maatwerkvoorzieningen te betalen. 36

37 5 Toegang 5.1 Inleiding In de drie decentralisaties speelt de vormgeving van de toegang een belangrijke rol. De toegang biedt namelijk de basis voor sturing op drie centrale doelstellingen: de over te hevelen taken worden met minder middelen uitgevoerd, er wordt een groter beroep gedaan op de eigen kracht en ondersteuning moet in samenhang geboden worden vanuit het principe één huishouden, één plan (zorgcoördinatie). Begrippenkader In dit hoofdstuk wordt toegang op twee manieren gedefinieerd: Toegang in smalle zin omvat de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, aangezien deze niet vrij toegankelijk zijn (zie ook het onderstaande figuur). Het betreft hier de functies vraagverheldering, indicatiestelling en het inzetten van het diagnostisch team voor specialistisch advies. De toegang in smalle zin wordt georganiseerd in de gemeentelijke backoffice en is dus in eigen beheer. Toegang in brede zin omvat alle taken die vooraf gaan aan het indienen van een aanvraag voor ondersteuning. Dit zijn in elk geval signalering, informatie en advies, onafhankelijke cliëntondersteuning en screening. Hierin spelen zowel gemeenten als partners een belangrijke rol. Loket Fysieke locatie in de gemeente waar inwoners met en zonder afspraak terecht kunnen voor informatie, advies, aanvragen, bemiddeling en verwijzing. Het loket is verbonden aan de backoffice waar vraagverheldering en indicatiestelling wordt uitgevoerd. Vraagverheldering Vraagverheldering is een hulpmiddel dat wordt ingezet door de gemeente om duidelijk krijgen wat de (werkelijke) zorg- of hulpvraag van een inwoner is. Het doel is helder te krijgen waar een inwoner beperkingen ervaart en wat hij/zij nodig heeft om deze beperkingen zoveel mogelijk weg te nemen. 37

38 Indicatiestelling Vaststelling door een ambtenaar in de gemeentelijke backoffice van de noodzakelijke (hoeveelheid) zorg en daarmee het recht van de zorgvrager op vergoeding van die zorg. Dit gebeurt door toetsing aan vastgestelde beleidsregels, op basis van de informatie die is verkregen uit de vraagverheldering. Zorgcoördinatie Zorgcoördinatie is het op elkaar afstemmen van de ondersteuning die vanuit verschillende organisaties aan een gezin/systeem geboden wordt, indien het systeem 17 dat niet zelf kan, of als de veiligheid van één of meer van de betrokkenen in het geding is. De gemaakte afspraken zijn niet vrijblijvend. Leeswijzer In paragraaf 5.2 wordt de huidige vormgeving van de toegang kort benoemd voor de huidige en te decentraliseren taken. In paragraaf 5.3 zijn de beleidsvoorstellen rondom toegang beschreven beschrijft de keuze voor twee loketten, gaat in op de eerste screening in het loket, beschrijft de vormgeving van de toegang in smalle zin, benoemt de samenwerking met partners, behandelt de onafhankelijke cliëntondersteuning en geeft een schets van de zorgcoördinatie. Ten slotte bevat paragraaf 5.4 een samenvatting en een overzicht van de beslispunten. 5.2 Hoe is het nu? In de huidige situatie bestaan er diverse organisaties die de toegang in smalle zin vormen. We noemen deze indicatieorganen. Elk indicatieorgaan hanteert eigen regels en criteria, die afkomstig zijn vanuit het bijbehorende wettelijk kader. Hieronder zijn de huidige organisaties opgesomd. Het loket werk, inkomen en zorg (WIZ) is het indicatieorgaan voor de huidige Wmo voorzieningen. Westvoorne kent daarvoor het Wmo-loket en het loket WIS (Werk, Inkomen, Service). Het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) is het indicatieorgaan voor de huidige AWBZ voorzieningen die naar de gemeenten overkomen (begeleiding, beperkt gedeelte van de persoonlijke verzorging, beschermd wonen en kortdurend verblijf) Het Bureau Jeugdzorg (BJZ) is het indicatieorgaan voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en heeft mandaat om namens CIZ ook indicaties af te geven voor AWBZvoorzieningen. De huisarts is (naast BJZ) eveneens indicatieorgaan voor de jeugd-ggz Het UWV is het indicatieorgaan voor toegang tot de Wsw (sociale werkvoorziening) en de Wajong Bij de toegang in brede zin spelen diverse organisaties en instellingen een rol. Zij zorgen bijvoorbeeld voor informatie en advies, signalering, cliëntondersteuning of doorverwijzing. 5.3 Wat stellen we voor en waarom? Onderscheid in sturing tussen toegang smal en toegang breed In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de gemeente in zijn algemeenheid kiest voor het samenwerkingsmodel. Voor de toegang in smalle zin wordt gekozen voor het in eigen beheer nemen. Dit omdat we verwachten hiermee de financiële risico s het meest te kunnen beheersen. Er ligt immers een grote bezuinigingsopgave op het sociaal domein (gemiddeld 25%) die onder andere moet worden gerealiseerd door een zorgvuldige afweging van de noodzaak van duurdere maatwerkvoorzieningen. Voor de toegang in brede zin kiezen we wel voor het samenwerkingsmodel. Dit omvat activiteiten die niet uitsluitend door de gemeente hoeven te worden uitgevoerd, omdat deze geen risico s opleveren voor de financiële beheersbaarheid. Deze activiteiten kunnen samen met of door andere organisaties uitgevoerd worden. 17 Systeem wordt hier gebruikt om een gezin of een huishouden inclusief het sociale netwerk erom heen aan te duiden. 38

39 5.3.2 Twee loketten De gemeente heeft een wettelijk taak om inwoners te voorzien van informatie en advies over hulp en ondersteuning. De gemeenten willen een fysiek punt realiseren waar inwoners terecht kunnen met informatie- en adviesvragen, en waar de gemeenten tevens een eerste inschatting kunnen maken van de problematiek waar inwoners mee kampen om te bepalen of hier eventueel ondersteuning nodig zou kunnen zijn. De combinatie van deze twee wordt het loket genoemd. Op basis van het eerste contact in het loket kan de gemeente een inwoner doorverwijzen naar de backoffice (toegang in smalle zin). Op dit moment heeft de gemeente al een WIZ-loket waar deze functies worden uitgevoerd voor voorzieningen op het gebied van werk & inkomen en de Wmo. De gemeenten onderscheiden drie manieren waarop de loketfunctie in de toekomst kunnen worden vormgegeven: 1. Eén loket waar alle inwoners terecht kunnen voor informatie, advies en een eerste screening van de problematiek. 2. Eén loket voor volwassen inwoners ( sociaal loket genoemd) en één loket voor gezinnen en jeugdigen (het CJG) waar zij terecht kunnen voor informatie, advies en een eerste screening. 3. Het opdoeken van de loketten en de informatie- advies- en screeningsfunctie beleggen bij de sociale wijkteams. De gemeenten kiezen in de vormgeving voor het tweede model. Het CJG vervult in de huidige situatie al een rol in informatie en advies, signalering en vraagverheldering en de verbinding met het huidige Bureau Jeugdzorg is gelegd. Het is een logische stap om het CJG als loket te behouden. Het geraamte voor het sociaal loket is ook al aanwezig in de vorm van het huidige WIZ-loket. De sociale wijkteams kunnen inwoners eveneens voorzien van informatie en advies en een screening uitvoeren (zie paragraaf 4.3.2). De gemeenten achten het echter niet wenselijk om deze taak uitsluitend daar te beleggen, aangezien de sociale wijkteams nog moeten worden opgezet en de precieze vormgeving nog niet bekend is. Beslispunt 9 Er zijn per gemeente twee loketten waar burgers terecht kunnen voor informatie, advies en een eerste screening. Dit is het CJG waar de doelgroep met name bestaat uit gezinnen en jeugdigen en het sociaal loket voor alle andere inwoners. De feitelijke bevoegdheid om indicaties te stellen en te beoordelen welke ondersteuning wordt geboden komt bij de backoffice te liggen (zie paragraaf 5.3.4). Deze diensten zijn echter wel rechtstreeks via het CJG en het sociaal loket te bereiken Eerste taxatie middels screening in het sociaal loket en het CJG In het sociaal loket en in het CJG wordt een eerste taxatie gemaakt van de omvang en de strekking van de problematiek. Doel hiervan is: Bepalen in hoeverre (mogelijk) een vorm van ondersteuning nodig is Bepalen in hoeverre (mogelijk) sprake is van meerdere problemen en/of benodigde ondersteuningsvormen Daarvoor zal op basis van de praktijk een checklist moeten worden opgesteld die door de loketmedewerkers kan worden gehanteerd. Veel eenvoudige en enkelvoudige informatie- en adviesvragen kunnen door loketmedewerkers worden beantwoord en enkelvoudige aanvragen kunnen direct voor beoordeling aan de backoffice medewerkers worden voorgelegd. Voor complexere vragen worden inwoners doorgeleid naar een vraagverhelderingsgesprek in de backoffice Vormgeving van de toegang in smalle zin De uitgangspunten voor het organiseren van de toegang in smalle zin zijn het waarborgen van integraliteit en samenhang in het sociaal domein, conform de uitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 3. In de backoffice worden daarom alle deskundigheden die nodig zijn om het indicatieorgaansfunctie voor Wmo en Jeugd te vervullen gebundeld. Kennis over het beoordelen van de ondersteuningsvraag 39

40 van nieuwe doelgroepen (LVG, Psychiatrie en Jeugd) zoals die nu bij het CIZ en BJZ aanwezig is zal, waar dat doelmatig is, in eigen huis gehaald worden 18. In de backoffice vinden de volgende activiteiten plaats: Vraagverheldering Indicatiestelling Inzet van diagnostisch team Beslispunt 10 Er is één backoffice waarin alle deskundigheden die nodig zijn om vraagverheldering en indicatiestelling voor Wmo en Jeugd te vervullen, worden gebundeld. De medewerkers zijn in dienst van de gemeente. Vraagverheldering Onder de Wmo is de kanteling in gang gezet: een beweging om eerst helder in beeld te krijgen welke vraag er speelt en wat met eigen kracht is op te lossen. Het zogenaamde vraagverhelderingsgesprek is in de gemeenten ingevoerd en zal in 2014 verder worden ontwikkeld om de beleidskeuzes in het kader van de drie decentralisaties hierin op de juiste wijze te operationaliseren. De vraagverheldering is de basis voor de indicatiestelling. De gemeenten kiezen ervoor om de vraagverheldering en de indicatiestelling door dezelfde persoon uit te laten voeren. We beschrijven beide fasen in het proces hier wel apart. In de huidige praktijk bestaan er veel verschillende instrumenten die gebruikt zouden kunnen worden om het vraagverhelderingsgesprek te voeren. Een eerste inventarisatie van mogelijke instrumenten leidt tot de voorlopige conclusie dat het niet wenselijk om voor alle vraagverhelderingsgesprekken van één zelfde instrument gebruik te maken. Gedacht kan worden aan een differentiatie in instrumenten, gekoppeld aan de bevindingen uit de screening. We kiezen er als gemeenten voor om in de gereedschapskist van het indicatieorgaans verschillende instrumenten te positioneren en het aantal tot een minimum te beperken. Integraliteit is het uitgangspunt: uniform waar het kan, specifiek waar het moet. De gemeenten zullen in 2014 overleg voeren met de huisartsen als tweehet indicatieorgaan over de te kiezen instrumenten en het gebruik hiervan. Indicatiestelling Op basis van alle verzamelde gegevens in de vraagverheldering wordt door het indicatieorgaans in de backoffice een afweging gemaakt welke ondersteuning nodig is. Het indicatieorgaan volgt hierbij vastgesteld beleid en handelt overeenkomstig die keuzes. Op dit moment gelden in de AWBZ en de wet op de Jeugdzorg vaste regels die bepalen op basis van welke criteria iemand aanspraak maakt op welke vormen van zorg. In de Wmo wordt op vergelijkbare wijze gewerkt met de lokale verordening en beleidsregels. Dit verhoudt zich op gespannen voet met het maatwerk en de resultaatgerichtheid dat wordt gevraagd in het kader van de drie decentralisaties. Tegelijkertijd zullen ook in de nieuwe situatie bepaalde criteria en afwegingsgronden nodig zijn, omdat de gemeenten objectief moeten kunnen beargumenteren waarom cliënt X arrangement A krijgt en cliënt Y arrangement B. Dit betekent dat begrippen als eigen kracht en sociaal netwerk technisch geoperationaliseerd moeten worden, en dat er voorwaarden gesteld moeten worden aan het gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen. Complicerende factor bij het vormgeven van beleid rondom indicatiestelling is dat de wetteksten nog niet definitief zijn, de overgangsregelingen nog niet bekend en de beschikbare middelen nog niet duidelijk. Zodra daar meer duidelijkheid over is, zullen de criteria rondom indicatiestelling uitgewerkt worden en verwerkt worden in de benodigde verordeningen. Daarbij worden de besluiten en uitgangspunten gehanteerd voor arrangementen zoals die in hoofdstuk 4 zijn geformuleerd. 18 Zeer specialistische kennis wordt niet in huis gehaald, maar ingekocht 40

41 De indicatiestellers hebben de mogelijkheid om aan een cliëntsysteem de module casusregie toe te wijzen. Dit product wordt ingezet als het benodigd is om de afzonderlijke interventies en betrokkenen goed op elkaar af te stemmen (zie verder paragraaf 5.3.7). Diagnostisch team: het inhuren van specifieke deskundigheid In de meeste situaties zullen de indicatiestellers voldoende kennis in huis hebben om tot een goede afweging te komen over wat nodig is. In sommige gevallen zal de gemeente deze deskundigheid niet in huis hebben, bijvoorbeeld wanneer het gaat om relatief weinig voorkomende problematiek. Regionaal is afgesproken dat er een regionaal diagnostisch team komt, waarin de kennis van specifieke deskundigheid voor jeugd- en volwassenenproblematiek (zoals de jeugdarts en gedragswetenschapper) gebundeld wordt. Dit diagnostisch team wordt voor alle leeftijden ingericht en kan dus ook voor de Wmo ingeschakeld worden. Welke deskundigheden in het diagnostisch team komen moet nog uitgewerkt worden. Het diagnostisch team wordt via de backoffice ingezet Samenwerking met partners bij de toegang in brede zin De keuze om de toegang in smalle zin als gemeentelijke verantwoordelijkheid te beschouwen laat onverlet dat er een grote rol voor andere partners in de toegang wordt gezien. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat cliënten de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. De meeste burgers met een vraag komen binnen bij één van de twee loketten: het sociaal loket en het CJG. Maar burgers kunnen ook via zorg- en welzijnsorganisaties worden doorverwezen naar de gemeentelijke backoffice voor de beoordeling van de noodzaak van geïndiceerde zorg. Vanuit de backoffice kan omgekeerd ook weer doorverwezen worden naar één van de partnerorganisaties, voor al dan niet geïndiceerde hulp en ondersteuning. Als een probleem opgelost kan worden met algemene voorzieningen wordt doorverwezen naar bijvoorbeeld het welzijnswerk of het maatschappelijk werk. Zorg- en welzijnsorganisaties maken dagelijks cliënten mee, bieden informatie en advies, signaleren en verwijzen. Zij zijn daarom partners in de vormgeving van toegang in brede zin. De volgende organisaties worden als partner bij de toegang in brede zin beschouwd: - Welzijnsorganisaties - Maatschappelijk werk - Huisartsen - Wijkverpleegkundigen - Zorgaanbieders - Sociale wijkteams - De zorgnetwerken De taken die door deze organisaties kunnen worden uitgevoerd, zijn dezelfde als die van het loket: het verschaffen van informatie en advies, het uitvoeren van een eerste screening en indien nodig het warm overdragen aan de backoffice. Het onderstaande figuur geeft het netwerk van partners rond toegang weer. 41

42 Screening door partners Naast de functie van het in kaart brengen van de (mogelijke) behoefte aan ondersteuning heeft de screening door partners nog een andere functie. Deze functie houdt verband met het geconstateerde knelpunt dat in de praktijk bij een uitvoerende organisatie soms het overzicht ontbreekt op eventuele andere problematiek die in een cliëntsysteem speelt. Dit kan de effectiviteit van de geboden hulp verminderen en dat kan de ondersteuningsduur onnodig lang en per saldo ook duurder maken Door partners te vragen om bij hun cliënten een screening uit te voeren, ontstaat snel een beeld van de gebieden waarop zich problemen voordoen. Als blijkt dat er meer speelt dan meldt de medewerker van de partnerorganisatie de cliënt met diens instemming aan bij de gemeentelijke backoffice voor een vraagverhelderingsgesprek en eventuele indicatiestelling. Zo werken gemeente en partners samen in de brede toegang en is de link naar de indicatiestelling gewaarborgd. Het voornemen is dat de gemeente deze samenwerking faciliteert door het beschikbaar stellen van het screeningsinstrument en het regelmatig organiseren van trainingen. Op 13 november 2013 is het idee van samenwerking in de screening getoetst aan de zorgaanbieders en welzijnsorganisaties. Hier bleek dat er een bereidheid bestaat onder aanbieders om het screeningsinstrument te gebruiken. Van belang is wel dat dit instrument zorgvuldig gekozen wordt. Het effectief werken met een dergelijk instrument vraagt om duurzame samenwerking met de betrokken partners en zal niet vrijblijvend van karakter zijn. 42

43 Bijzondere positie huisartsen De eerstelijns gezondheidzorg speelt een vanzelfsprekende rol in de toegang. Veel cliënten wenden zich in eerste instantie tot hun huisarts. Het is daarom belangrijk om de eerstelijns gezondheidzorg te faciliteren om de informatie- en adviesfunctie goed te kunnen vervullen. Daarnaast behouden huisartsen in de toekomst hun bevoegdheid indicaties te stellen voor de jeugd- GGZ. De huisartsen vervullen dus ook een rol in de toegang in smalle zin. Toeleidende rol van de zorgnetwerken. Er zijn verschillende zorgnetwerken actief in Hellevoetsluis en Westvoorne. In de zorgnetwerken werken organisaties samen om de zorg rond een cliëntsysteem te coördineren (zie paragraaf 5.3.7). In de zorgnetwerken worden cliënten gesignaleerd waarvoor geïndiceerde ondersteuning nodig is. Via het zorgnetwerk wordt actie ondernomen om die ondersteuning te regelen en cliënten toe te leiden naar die ondersteuning. 19 Signalering door de samenleving Signalering van inwoners die ondersteuning nodig hebben, gebeurt ook door andere personen en organisaties dan de gemeenten en de partners. Zo kunnen individuele inwoners, scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, sportverenigingen en de politie ook signalen krijgen dat een bepaalde inwoner met problemen kampt en daar hulp bij nodig heeft. Voor deze personen en organisaties moet duidelijk zijn waar zij met hun signaal naar toe kunnen. Hier zal de gemeente in haar communicatie dan ook aandacht aan besteden. Zelfredzame inwoners Bij de inrichting van het netwerk van toegang wordt sterk rekening gehouden met kwetsbare inwoners die niet zelf de weg vinden of daar geen regie over hebben. Veel inwoners zijn echter heel zelfredzaam. Het systeem van toegang moet zo zijn ingericht dat inwoners ook zelfstandig hun weg kunnen vinden. Daar draait het in de decentralisaties juist ook om: de eigen verantwoordelijkheid van inwoners. Veel inwoners zoeken in eerste instantie op internet. Naast de Wmo-site en die van het CJG zijn er tal van andere sites die informatie geven over voorzieningen. Wat van inwoners zelf gevraagd wordt, is daarin nog onderbelicht. Voor zelfredzame burgers moet er een digitale screeningslijst komen, waarmee burgers hun problemen kunnen analyseren en tips krijgen voor oplossingen in de vorm van vrij toegankelijke voorzieningen. In de online vragenlijst wordt ingegaan op de vraag wat burgers al gedaan hebben om het probleem op te lossen (eigen kracht) en wat daar aanvullend op nodig is. Zo kunnen mensen zelf een inschatting maken of het verstandig is een (online) aanvraag in te dienen voor voorzieningen die niet algemeen toegankelijk zijn Onafhankelijke cliëntondersteuning Zowel in de concept Wmo 2015 als de concept Jeugdwet zijn er diverse bepalingen opgenomen die gemeenten verplichten onafhankelijke voorzieningen in te richten die cliënten ter ondersteuning dienen. De cliëntondersteuning dient in elk geval te bestaan uit de volgende vier onderdelen: 1. Wmo de gemeente stelt voor ingezetenen met een psychosociaal probleem op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en cliëntondersteuning beschikbaar; 2. Wmo de gemeente stelt voor ingezetenen die maatschappelijke ondersteuning behoeven cliëntondersteuning beschikbaar, onder andere tijdens het vraagverhelderingsgesprek; 3. Jeugdwet De gemeente zorgt ervoor dat jeugdigen kosteloos en anoniem advies kunnen krijgen over vragen en problemen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; 4. Jeugdwet De gemeente zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders, pleegouders of netwerkpleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Telefonische of digitale vraagbaak met 24-uurs bereikbaarheid (punt 1 en 3) De gemeenten stellen minimaal één telefonische of digitale vraagbaak beschikbaar voor inwoners. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs een nieuw te realiseren voorziening te zijn. De gemeente kan mogelijk ook gebruik maken van bestaande voorzieningen. Belangrijk is wel dat het een onafhankelijk orgaan is 19 De procesregisseur van de zorgnetwerken heeft ook bevoegdheden om bepaalde trajecten in te zetten 43

44 en dat tevens kennis beschikbaar is over de lokale sociale kaart. Dit maakt het aanhaken bij een landelijke of regionale bestaande organisatie mogelijk lastig. Onafhankelijke, individuele cliëntondersteuners (punt 2) De gemeente stelt cliënten die dit nodig hebben of prettig vinden, in staat gebruik te maken van een onafhankelijk cliëntondersteuner. Deze cliëntondersteuner kan de inwoner bijstaan bij het vraagverhelderingsgesprek, maar bijvoorbeeld ook bij het (eerste) contact met de professional of vrijwilliger. Ook kan de cliëntondersteuner een rol vervullen in de mantelzorgondersteuning. Onafhankelijk vertrouwenspersoon (punt 3) De gemeenten zullen minimaal één onafhankelijke vertrouwenspersoon aanstellen. De vertrouwenspersoon dient op grond van de Jeugdwet werkzaam te zijn bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die onafhankelijk is van het college en de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling of het AMHK en onafhankelijk van personen in dienst van het college of de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling of het advies- en meldpunt opereert. Over taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon en de bijbehorende verplichtingen van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zullen bij amvb regels worden gesteld. Financiële middelen De middelen voor individuele en collectieve cliëntondersteuning worden op dit moment vanuit de AWBZ jaarlijks aan MEE verstrekt, die deze taak landelijk uitvoert. Per 2015 zullen de middelen voor cliëntondersteuning overgeheveld worden naar gemeenten. De gemeenten kiezen ervoor om deze middelen in te blijven zetten voor cliëntondersteuning en indien (financieel) mogelijk ook voor de overige onderdelen die hier genoemd zijn. De nadere vormgeving van de drie onderdelen wordt binnen de wettelijke kaders in de implementatiefase bepaald Zorgcoördinatie Eén van de centrale uitgangspunten van de decentralisaties zoals beschreven in hoofdstuk 3 is het integraal werken: één gezin, één plan, één regisseur. Ondersteuning die vanuit verschillende wettelijke kaders geleverd wordt (Wmo, Jeugdwet, Participatiewet) moet in samenhang bezien worden. Zorgcoördinatie is aan de orde als er op meer dan twee terreinen problemen zijn in een huishouden/gezinssysteem. Vaak gaat het om huishoudens met ernstige en complexe problematiek die vraagt om een gecoördineerde aanpak. Zorgcoördinatie bestaat uit twee componenten, namelijk proces en inhoud: Procesregie: de procesregisseur zet het proces tot coördinatie bij een melding in gang en houdt de procesgang van de casussen die in het zorgnetwerk spelen in de gaten en schaalt zo nodig op De casusregisseur 20 zorgt ervoor dat de inhoudelijke hulpvragen helder zijn en stelt samen met andere organisaties en met het systeem een systeemplan op. Samen wordt bepaald wie wat gaat doen. De casusregisseur coördineert alle hulp die geleverd wordt door uitvoerende partijen en stuurt op de voortgang. Hij/zij regisseert, maar kan zelf ook hulp verlenen. De casusregisseur is hét aanspreekpunt voor het gezin en neemt bij stagnatie contact op met de procesregisseur 21. In de huidige situatie bestaan al diverse zorgnetwerken: Centrum voor Jeugd en Gezin, Lokaal Zorgnetwerk, Lokaal Team Huiselijk Geweld en GOSA (gemeentelijke organisatie sluitende aanpak). In de huidige situatie wordt de procesregie door ambtenaren uitgevoerd, terwijl de casusregie bij zorgaanbieders is belegd. Met de drie decentralisaties vindt er een toename plaats in de casuïstiek waar zorgcoördinatie benodigd is. Zowel Hellevoetsluis als Westvoorne kiezen er hierbij voor om de procesregie op de deze casuïstiek in eigen beheer uit te voeren. 20 In de samenwerking in regio Rotterdam rondom de decentralisatie jeugdzorg is de term gezinsgeneralist geïntroduceerd. Hellevoetsluis en Westvoorne kiezen ervoor om de term casusregisseur te blijven hanteren om verwarring te voorkomen. In principe zijn de begrippen gezinsgeneralist en casusregisseur echter uitwisselbaar. 21 Soms wordt de rol van procesregisseur ook aangeduid met de term zorgcoördinator. 44

45 Voor het uitvoeren van casusregie zijn er twee modellen: in dienst van aanbieders of in eigen beheer. De keuze verschilt hier per gemeente. Gemeente Hellevoetsluis hanteert het uitgangspunt om zich te ontwikkelen tot een regiegemeente en een procesgerichte organisatie en kiest er daarom voor om de inhoudelijke component van zorgcoördinatie bij zorgaanbieders te beleggen. Gemeente Westvoorne kiest ervoor de casusregie zelf te organiseren en zal hiervoor in 2014 al diverse stappen zetten. Koppeling toegang en zorgcoördinatie De indicatiestellers hebben de mogelijkheid om aan een cliëntsysteem de module casusregie toe te wijzen (zie ook paragraaf en bijlage 6). Een cliënt wordt dan aangemeld bij de brede zorgnetwerken. De procesregisseur zorgt vervolgens voor het aanwijzen van een inhoudelijk casusregisseur. Overwogen zal worden of de procesregisseur de bevoegdheid moet krijgen om een indicatie af te geven voor één of meerdere maatwerkvoorzieningen die nodig zijn in het systeemplan. De casusregisseur is daarna verantwoordelijk voor het (gezamenlijk met het cliëntsysteem) opstellen van een integraal systeemplan. De procesregisseur heeft hierbij een monitorende en aanjagende rol. Beslispunt 11 De procesregie voor de zorgcoördinatie voor huidige en nieuwe doelgroepen zal in eigen beheer worden uitgevoerd. De casusregie zal voor de gemeente Hellevoetsluis worden belegd bij zorgaanbieders en de gemeente Westvoorne organiseert de casusregie zelf. 5.4 Samenvatting en beslispunten Toegang in smalle zin omvat de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, aangezien deze niet vrij toegankelijk zijn (zie ook het onderstaande figuur). Het betreft hier de functies vraagverheldering en indicatiestelling. De toegang in smalle zin wordt georganiseerd in de gemeentelijke backoffice en is dus in eigen beheer. Toegang in brede zin omvat alle taken die vooraf gaan aan het indienen van een aanvraag voor ondersteuning. Dit zijn in elk geval signalering, informatie en advies, onafhankelijke cliëntondersteuning en screening. Hierin spelen zowel gemeenten als partners een belangrijke rol. De informatie- en adviesfunctie geven de gemeenten vorm door middel van twee loketten: het CJG voor gezinnen en jeugdigen en het sociaal loket voor alle andere inwoners. De screening is bedoeld om een eerste indruk te krijgen en wordt door het loket uitgevoerd, maar kan ook door partners worden gedaan. Gemeenten organiseren onafhankelijke cliëntondersteuning die ten minste bestaat uit een telefonische of digitale vraagbaak, onafhankelijke cliëntondersteuners en een onafhankelijke vertrouwenspersoon. De nadere vormgeving van de drie onderdelen wordt binnen de wettelijke kaders in de implementatiefase bepaald. Zorgcoördinatie is aan de orde als er op meer dan twee terreinen problemen zijn in een huishouden/gezinssysteem. Vaak gaat het om huishoudens met ernstige en complexe problematiek die vraagt om een gecoördineerde aanpak. Met de drie decentralisaties vindt er een toename plaats in de casuïstiek waar zorgcoördinatie benodigd is. Zorgcoördinatie bestaat uit procesregie (gericht op het proces) en casusregie (gericht op de inhoud). De procesregie voor de zorgcoördinatie voor huidige en nieuwe doelgroepen zal in eigen beheer worden uitgevoerd. De casusregie zal voor gemeente Hellevoetsluis worden belegd bij zorgaanbieders en gemeente Westvoorne organiseert de casusregie zelf. Beslispunt 9. Er zijn per gemeente twee loketten waar burgers terecht kunnen voor informatie, advies en een eerste screening. Dit is het CJG waar de doelgroep met name bestaat uit gezinnen en jeugdigen en het sociaal loket voor alle andere inwoners. 10. Er is één backoffice waarin alle deskundigheden die nodig zijn om vraagverheldering en indicatiestelling voor Wmo en Jeugd te vervullen, worden gebundeld. De medewerkers zijn in dienst van de gemeente. 45

46 11. De procesregie voor de zorgcoördinatie voor huidige en nieuwe doelgroepen zal in eigen beheer worden uitgevoerd. De casusregie zal voor de gemeente Hellevoetsluis worden belegd bij zorgaanbieders en de gemeente Westvoorne organiseert de casusregie zelf (met uitzondering van het CJG). 46

47 6 Financiën 6.1 Inleiding Paragraaf 6.2 beschrijft hoe de huidige taken op het sociaal domein zijn verankerd in de programmabegroting en welke budgetten hiermee gemoeid zijn. Paragraaf 6.3 geeft een overzicht van de verwachte uitgaven voor nieuwe taken, benoemt de verwachte budgetten en bezuinigingen voor de nieuwe taken en gaat in op doorlopende indicaties en overgangsrechten. Tot slot geeft de paragraaf een globaal overzicht van de nieuwe gemeentelijke budgetten in het totale sociale domein. Paragraaf 6.4 stelt voor om de financiële kaders voor de decentralisaties mee te nemen in de begroting voor Paragraaf 6.5 geeft een samenvatting van het hoofdstuk en een overzicht van de beslispunten. 6.2 Hoe is het nu? Huidige begrotingsprogramma( s) In de huidige situatie heeft de gemeente al diverse verantwoordelijkheden op het sociaal domein. Een groot gedeelte van deze taken vloeit voort uit de Wmo. Andere taken zijn bijvoorbeeld het in stand houden van het Centrum voor Jeugd en Gezin, het organiseren van zorgcoördinatie en het bieden van maatschappelijke begeleiding en advies. Bovenstaande taken en bijbehorende budgetten zijn in de huidige Programmabegroting verwerkt en verantwoording vindt plaats binnen het huidige beheer- en beleidsinstrumentarium. In de huidige situatie vindt de verantwoording op het sociale domein binnen de Programmabegroting als volgt plaats: Hellevoetsluis De huidige taken voor de gemeente Hellevoetsluis op het sociale domein zijn ondergebracht in drie verschillende programma s; Welzijn (6), Sociale zaken (7) en Onderwijs (8). Elk programma is onderverdeeld in meerdere producten, waarbij twee afdelingen budgetverantwoordelijk zijn. In de huidige situatie zijn er dus twee programma s, twee programmamanagers en meerdere budgethouders verantwoordelijk voor de diverse budgetten binnen het sociale domein. Westvoorne De huidige taken voor de gemeente Westvoorne zijn ondergebracht in het programma 4: Maatschappelijke ondersteuning. Binnen dit programma is een onderverdeling tussen verschillende producten. In de huidige situatie is er één verantwoordelijke portefeuillehouder, één sectorhoofd, twee budgethouders en meerdere budgetbeheerders. Binnen deze huidige systematiek is het voor Hellevoetsluis niet mogelijk programma overschrijdend geld uit te geven zonder toestemming van de gemeenteraad. Tevens mist door het versnipperd verantwoorden op het sociale domein een integraal beeld Huidige budgetten sociaal domein Tabellen 6.1 en 6.2 geven de hoogte van de huidige budgetten weer die in de huidige situatie zijn opgenomen in de programmabegrotingen (dit is exclusief 40% bezuiniging op huishoudelijke hulp). De dekking van deze budgetten vindt grotendeels plaats vanuit de algemene uitkering. Deze budgetten zijn vrij besteedbaar: er zit geen specifieke verantwoordingsverplichting op. Uitzondering hierop betreft het participatiebudget en de bijdrage voor de Sociale Werkvoorziening. Deze bijdragen worden bij de jaarrekening specifiek verantwoord aan het Rijk, waarbij strikte regels gelden. 47

48 Tabel 6.1: Huidige budgetten Hellevoetsluis 22 Hellevoetsluis Programma Welzijn Sociale zaken Onderwijs Totaal budget Hellevoetsluis Tabel 6.2: Huidige budgetten Westvoorne Westvoorne Programma Maatschappelijke ondersteuning Totaal budget Westvoorne Twee typen budgetten Binnen de huidige begroting vallen er grofweg twee type budgetten te onderscheiden: Taakstellende budgetten Budgetten met openeinde regelingen Taakstellende budgetten Taakstellende budgetten zijn budgetten die de Raad, via het college, beschikbaar stelt voor een bepaald (beleids)terrein. Binnen dit budget moet het beleid doelmatig en doeltreffend worden uitgevoerd. Indien gebruik wordt gemaakt van derden, gaat het hierbij vooral om subsidies voor de uitvoering van taken of instandhouding van een functie. Wanneer nieuw of geïntensiveerd beleid door het college of de raad wordt geambieerd zal hiervoor, door middel van een beleidsoptie, extra geld binnen de totale begroting beschikbaar dienen te worden gesteld. Budgetten met openeinde regelingen Budgetten met openeinde regelingen zijn budgetten waarvan, vooruitlopend op het begrotingsjaar, de verwachte uitgaven worden ingeschat en in de begroting opgenomen. Dit vinden we in de huidige begroting vooral terug in de Wmo (denk aan hulp bij het huishouden). De Raad stelt hiervoor een verordening vast op basis waarvan mensen aanspraak maken op de voorziening. Het gaat hier vaak om productiebekostiging. Deze budgetten zijn niet taakstellend, maar volgend op de vraag. Overschrijding van deze budgetten leiden tot beperktere ruimte voor alle andere activiteiten binnen de totale gemeentelijke begroting. Bijsturen is vaak lastig omdat er afspraken, vaak in de vorm van een verordening, aan ten grondslag liggen en deze dienen te worden aangepast om de prijs of de vraag te kunnen beïnvloeden. Hoewel slechts een deel van de gemeentelijke budgetten een openeinde regeling kennen, zijn de risico s die openeinde regelingen met zich mee brengen groter dan die van taakstellende budgetten. Vooraf kan het lastig zijn om in te schatten hoeveel gebruik gemaakt gaat worden van de regeling en wat het financiële beslag op de totale begroting zal zijn. 22 Tabellen 6.1 en 6.2 geven het netto beslag (lasten -/- baten) dat deze programma s op de totale begroting leggen. De uitvoeringskosten, de kosten van het ambtelijk apparaat, die op het desbetreffende programma drukken zijn in deze bedragen ook meegenomen. 48

49 6.3 Wat komt er op ons af? Verwachte uitgaven voor nieuwe taken De nieuwe taken die op de gemeente afkomen zijn nu versnipperd georganiseerd en hierdoor ook versnipperd gefinancierd. De verantwoordelijkheden zijn verdeeld over de provincie/stadsregio, zorgverzekeraars en zorgkantoren. Daarmee is het zeer lastig goed zicht op de juiste cijfers te krijgen. Deze cijfers zijn wel relevant aangezien zij de basis vormen voor de verwachte benodigde budgetten voor de nieuwe taken. Om toch een beeld te geven van de verwachte financiële omvang van deze nieuwe taken, is onderstaand weergegeven wat de huidige uitgaven per jaar zijn (door derden als provincie/stadsregio, zorgverzekeraars en zorgkantoren). Onderstaande tabel is een samenvatting van de in hoofdstuk 2 gepresenteerde financieringsstromen. Voor de Participatiewet zijn de huidige kosten niet bekend. Om toch een beeld te geven zijn voor de Participatiewet daarom in onderstaande tabel de verwachte budgetten opgenomen die de gemeenten zullen ontvangen (zie verder paragraaf 6.3.2). Tabel 6.3: Huidige uitgaven voor nieuwe taken Hellevoetsluis en Westvoorne Domein Hellevoetsluis Westvoorne AWBZ (totale kosten begeleiding + 5% persoonlijke verzorging) Jeugdzorg Participatie Totaal Verwachte budgetten en bezuinigingen voor nieuwe taken Verwachte budgetten en bezuinigingen AWBZ/Wmo Rondom de budgetten en bezuinigingen bij de decentralisatie AWBZ/Wmo heerst nog veel onduidelijkheid. Veel hangt af van de definitieve vaststelling van de taken die niet meer via de AWBZ gefinancierd zullen worden en van de toedeling van deze taken aan de Zorgverzekeringswet (zorgverzekeraars) of de Wmo (gemeenten). In ieder geval lijken de functies kortdurend verblijf, dagbesteding, begeleiding, daarmee samenhangend vervoer en de persoonlijke verzorging uit de AWBZ te worden geschrapt. Zoals eerder in hoofdstuk 2 is beschreven, wordt er vanuit gegaan dat 95% van de persoonlijke verzorging onder de Zorgverzekeringswet zal gaan vallen en dat 5% over zal gaan naar de gemeenten (brief van staatsecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer, dd. 6 november 2013). De VNG en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) hebben eerder aangegeven te verwachten dat met de decentralisatie van de taken uit de AWBZ een totaalbedrag gemoeid is van 9,2 miljard. Het is de intentie van het Rijk om in totaal 25% van het totaalbedrag te bezuinigen. Meer informatie over de budgetten volgt naar verwachting in de meicirculaire Hierin zal ook duidelijkheid worden geschept in de compensatie die de gemeenten ontvangen voor de uitvoeringskosten. Ondanks de onzekerheden is een analyse uitgevoerd van de huidige kosten die worden gemaakt voor de nieuwe taken van de gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne op het gebied van AWBZ-Wmo (zie ook bijlage 3). Onderstaand overzicht geeft op basis van deze analyse een voorlopige inschatting van de budgetten, waarbij als bezuiniging 25% op het totaalbedrag is aangehouden. In deze cijfers is ervan uitgegaan dat gemeenten 5% van de persoonlijke verzorging overkrijgen vanuit de AWBZ. 49

50 Tabel 6.4: Verwachte budgetten en bezuinigingen AWBZ/Wmo AWBZ/Wmo Huidige uitgaven derden Rijksbezuiniging Budget Gem. Hellevoetsluis: Huidige uitgaven derden Rijksbezuiniging Budget Gem. Westvoorne: Bron: Decentralisatiemonitor van adviesbureau Wmo-kantoor (geanalyseerde Vektis gegevens). Inperking huishoudelijke hulp Zoals ook in paragraaf is benoemd worden er ook bezuinigingen doorgevoerd op de huidige budgetten. De gemeenten krijgen 40% minder budget voor hulp bij het huishouden. In de concept tekst van de Wmo 2015 is in overleg met de VNG voor 2015 geen overgangsrecht opgenomen voor cliënten die hulp bij het huishouden ontvangen. Dat betekent dat gemeenten hier zelf maatregelen moeten nemen om de bezuiniging in 2015 te kunnen opvangen. Wettelijke eisen met betrekking tot de overgangstermijnen moeten daarbij gerespecteerd worden. Onderstaande tabel geeft de bezuinigingen weer. Tabel 6.5: Bezuiniging budget hulp bij het huishouden Hellevoetsluis Domein Huidig budget hulp bij het huishouden 40% bezuiniging Nieuw Tabel 6.6: Bezuiniging budget hulp bij het huishouden Westvoorne Domein Huidig budget hulp bij het huishouden % bezuiniging Nieuw Verwachte budgetten en bezuinigingen Jeugdzorg Het in 2015 naar gemeenten over te hevelen bedrag voor jeugdzorg is in de meicirculaire 2013 vastgesteld op 3,4 miljard. Daarin is al een eerste tranche ( 120 miljoen) van de uiteindelijke korting van 15% verwerkt. In 2016 wordt nog eens 180 miljoen gekort en in 2017 wordt het laatste deel, een tranche van 150 miljoen, in mindering gebracht op het te decentraliseren budget. In de meicirculaire 2013 is het budget per gemeente voor 2015 bekend gemaakt op basis van de meest recente gegevens en de nog te nemen besluiten. Voor Hellevoetsluis is in de meicirculaire 2013 een bedrag opgenomen van en voor Westvoorne een bedrag van In november 2013 is het landelijke budget voor de jeugd-ggz opgehoogd van 700 miljoen naar 850 miljoen. Het macrobedrag voor de decentralisatie jeugdzorg is dus opgehoogd met 150 miljoen. 23 Ten tijde van de meicirculaire 2013 was het nog het voornemen om de gehele persoonlijke verzorging over te hevelen naar de gemeenten en hier zijn de bedragen dan ook op gebaseerd. De genoemde bedragen zullen hier naar verwachting nog voor worden gecorrigeerd. 50

51 De staatssecretaris heeft toegezegd uiterlijk december 2013 een nieuwe doorrekening van de budgetten per gemeente op te leveren, inclusief de compensatie voor uitvoeringskosten. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de over te komen budgetten op basis van historische gegevens uit de meicirculaire 2013 (de ophoging van het macrobudget met 150 miljoen is hier niet in verwerkt). Tabel 6.7: Verwachte budgetten en bezuinigingen Jeugdzorg JEUGDZORG Rijksbudget: Rijksbezuiniging Budget Gem. Hellevoetsluis: Rijksbudget: Rijksbezuiniging Budget Gem. Westvoorne: Bron: Meerjarenperspectief voortbouwen op Meicirculaire 2013 Zoals in de volgende paragraaf verder zal worden toegelicht, hebben Hellevoetsluis en Westvoorne gezamenlijk met de andere gemeenten van de regio Rotterdam-Rijnmond een transitiearrangement opgesteld. In dit arrangement is afgesproken dat de landelijke bezuinigingen, die binnen de jeugdzorg verschillen voor de afzonderlijke subdomeinen, apart zullen worden doorgevoerd. Het betreft de subdomeinen Jeugd en Opvoedhulp, Jeugd-GGZ (inclusief AWBZ), Jeugd met een beperking en de vrijgevestigde J-GGZ. Naast het volgen van de landelijke bezuinigingen, passen de gemeenten in regio Rotterdam-Rijnmond een ombuiging toe van 1% in 2015 en een extra 1% in 2016 (in totaal 2%). Deze ombuiging is nodig voor het opvangen van risico s bij plaatsingen van jeugdigen en/of voor innovatie en verschuivingen over domeingrenzen heen. In het beleidsplan jeugdzorg zal uitgebreid stil worden gestaan bij de precieze invulling van deze bezuinigingen. Verwachte budgetten en bezuinigingen Participatiewet Gemeenten ontvangen in de huidige situatie twee doeluitkeringen die verbonden zijn met de nieuwe Participatiewet. Ten eerste betreft het hier het participatiebudget. Dit geld dient te worden ingezet voor het bevorderen van participatie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door het inzetten van een werkgeversteam of een werkcoach. Gemeenten verantwoorden jaarlijks aan het Rijk hoe zij deze middelen inzetten. Het participatiebudget is dus niet vrij inzetbaar. Dit budget blijft ook vanaf 2015 bestaan. De tweede stroom middelen betreft het Wsw-budget. De vijf gemeenten op Voorne-Putten zijn een Gemeenschappelijke Regeling aangegaan rondom het SW-bedrijf de Welplaat. In de GR is onder andere afgesproken dat voor alle gemeenten op Voorne-Putten 90% van de mensen die in de sociale werkvoorziening werken, instromen in de Welplaat. Met de invoering van de Participatiewet zal per 1 januari 2015 de instroom voor de sociale werkvoorziening verdwijnen. Zoals al toegelicht in hoofdstuk 2, blijft de Wsw bestaan voor de mensen die nu al in de Wsw werkzaam zijn. Op deze manier vindt een gefaseerde afbouw plaats van de Wsw-cliënten, gebaseerd op natuurlijk verloop. De GR rondom de Welplaat verliest door deze ontwikkelingen op lange termijn haar bestaansrecht. Momenteel wordt onderzocht of het mogelijk is om de Welplaat om te vormen. Op deze manier blijft de infrastructuur waarin al jaren in is geïnvesteerd ook behouden. Op het niveau van Voorne-Putten worden nadere afspraken gemaakt over de omgevormde Welplaat. Naast het participatie- en het Wsw-budget, zullen gemeenten vanaf 2015 compensatiemiddelen voor de voormalig Wajongers ontvangen. Onduidelijk is nog welke vrijheid gemeenten krijgen bij de besteding van deze middelen. In totaal komt er 11 miljard beschikbaar voor de uitvoering van de 51

52 Participatiewet door gemeenten. Dat bedrag bestaat voor circa 7,8 miljard uit geld dat nu al via specifieke uitkeringen aan gemeenten wordt verstrekt voor de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De maatregelen die in het regeerakkoord met betrekking tot de Participatiewet worden beschreven hebben financiële consequenties. Pas na definitieve vaststelling van de Participatiewet kan een definitieve berekening worden gemaakt van het beschikbare budget. De financiële effecten zijn doorberekend, resulterend in onderstaande tabel met de verwachte budgetten nieuwe stijl. Tabel 6.8: Rijksbudget en rijksbezuinigingen Participatiewet Geschat budget Hellevoetsluis Westvoorne Participatiebudget Wsw-budget Totaal Begrenzing in aanwendbaarheid budgetten Zowel voor de huidige als de toekomstige budgetten zijn er begrenzingen in de aanwendbaarheid. Deze worden vooral veroorzaakt door doorlopende indicaties en overgangsrechten. Doorlopende indicaties (alleen hulp bij huishouden) In de huidige organisatie van het sociaal domein geven de gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne alleen rondom hulp bij het huishouden indicaties af. Tot september 2013 kon de duur van de indicatie variëren van een doorlooptijd van een paar maanden tot maximaal vijf jaar. Vanaf september 2013 is de duur van de indicatie maximaal 1 jaar. Indicaties die de gemeente al heeft afgegeven aan burgers rondom de huishoudelijke hulp blijven logischerwijs van kracht na De budgetten die hiermee gemoeid zijn, zitten voor deze periode dus vast. Onderstaande grafieken geven het overzicht. Doorlopende indicaties voor Hellevoetsluis (hulp bij het huishouden) Doorlopende indicaties voor Westvoorne (hulp bij het huishouden) Miljoenen 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 flexibel vast Miljoenen 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 flexibel vast Overgangsrechten Overgangsrecht AWBZ/Wmo De cliënten die zorg ontvangen in het kader van de gedecentraliseerde AWBZ taken houden een jaar lang het recht om dezelfde zorg te ontvangen als in 2014 van dezelfde marktpartij, tenzij er met instemming van de cliënt een andere afspraak overeen gekomen wordt. Het beschermd wonen vormt hierop een uitzondering aangezien hier is voorzien in een overgangstermijn van minimaal vijf jaar. Overgangsrecht Jeugdzorg Gemeenten zijn door het Rijk verplicht gesteld in regionaal verband afspraken te maken met de zorgaanbieders van jeugdzorg om bij de transitie in 2015 de zorgcontinuïteit voor bestaande cliënten te kunnen garanderen en frictiekosten te voorkomen. Deze afspraken zijn vastgelegd in een transitiearrangement. Het transitiearrangement heeft een bindend karakter, hoewel de afgesproken garanties met betrekking tot budgetten zijn gemaakt onder voorbehoud van goedkeuring door de individuele gemeenteraden. Het arrangement van de regio Rijnmond behoort tot de elf arrangementen (van de 41) die in november 2013 zijn goedgekeurd door de landelijke transitiecommissie. Dat 52

De krachten gebundeld. Beleidsplan drie decentralisaties 2014-2017 voor gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne

De krachten gebundeld. Beleidsplan drie decentralisaties 2014-2017 voor gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne De krachten gebundeld Beleidsplan drie decentralisaties 2014-2017 voor gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne Hellevoetsluis en Westvoorne Januari 2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 1.1. Achtergrond...

Nadere informatie

Gemeente Westvoorne AAN BURGEMEESTER & WETHOUDERS. Onderwerp: Beleidsplan 3 Decentralisaties

Gemeente Westvoorne AAN BURGEMEESTER & WETHOUDERS. Onderwerp: Beleidsplan 3 Decentralisaties Gemeente Westvoorne AAN BURGEMEESTER & WETHOUDERS Datum: 2 december 2013 Sector: Inwonerszaken Team : Openbare Orde, Welzijn & Onderwijs Ingekomen d.d. Adviesnr. 87147 Voorliggend zaaknr. Verseon Ontworpen

Nadere informatie

Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Wat verandert er in de zorg in 2015

Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Wat verandert er in de zorg in 2015 Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking Wat verandert er in de zorg in 2015 De zorg in beweging Wat verandert er in 2015? In 2015 verandert er veel in de zorg. Via een aantal

Nadere informatie

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013 presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013 Waarom decentraliiseireiri)? veranderde visie: van recht

Nadere informatie

Hervorming Langdurige Zorg. Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans

Hervorming Langdurige Zorg. Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans Hervorming Langdurige Zorg Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans Hervorming langdurige zorg Waarom? 1. Meer voor elkaar zorgen 2. Betere kwaliteit ondersteuning en zorg 3. Financiële houdbaarheid

Nadere informatie

Decentralisaties Ook de gemeente Waddinxveen heeft er mee te maken. Wat houden de decentralisaties in? Waar komt het vandaan? Waarom? 7 Oktober 2014 Waar komt het vandaan? Samen voor elkaar: de samenleving

Nadere informatie

CL IËNT. Regelt de aanspraak op zorg voor mensen die een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.

CL IËNT. Regelt de aanspraak op zorg voor mensen die een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. HET WETTELIJK LANDSCHAP ANNO 2016 WET PASSEND ONDERWIJS Regelt dat zoveel mogelijk kinderen binnen regulier onderwijs een startkwalificatie halen. Legt zorgplicht bij scholen om voor iedere leerling een

Nadere informatie

De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is. ZorgImpuls maart 2015

De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is. ZorgImpuls maart 2015 De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is ZorgImpuls maart 2015 Inleiding Vanaf 1 januari 2015 is er veel veranderd in de zorg en ondersteuning. Het Rijk heeft veel taken

Nadere informatie

Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg. ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam

Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg. ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam Inleiding Vanaf 1 januari 2015 is er veel veranderd in de zorg en ondersteuning. Het Rijk

Nadere informatie

3D s. Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten. Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland

3D s. Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten. Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland Rotterdam, 14 december 2013 Programma Inleiding Overzicht stand van zaken Voorstellen sprekers landelijk, provinciaal

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Gemeente

Hoofdstuk 2. Gemeente Fawzi Salih van K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd heeft voor u een eerste screening gemaakt van hoofdstuk 2. Het resultaat van de screening is terug te vinden op de volgende pagina s. De samenvatting per

Nadere informatie

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012 De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012 Waar gaan we het over hebben? 1. Waarom decentraliseren? 2. Decentralisatie Jeugdzorg 3. Decentralisatie

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen.

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld het beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen kan er meer vast te stellen. Raadsvoorstel Aan : Gemeenteraad Datum vergadering : 15 oktober 2014 Agenda nummer : 2014-07-13997 Portefeuillehouder : K. Krook Onderwerp : Vaststelling beleidsplan Wmo 2015 en Jeugdwet 2015 en 2016 Samen

Nadere informatie

De wereld van het sociaal domein. Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding

De wereld van het sociaal domein. Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding De wereld van het sociaal domein Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding Presentatie: Bestaat uit twee onderdelen : Inhoudelijk Financieel Wat komt er op ons

Nadere informatie

Visie en uitgangspunten (1)

Visie en uitgangspunten (1) Visie en uitgangspunten (1) Iedereen moet kunnen meedoen als volwaardig burger en bijdragen aan de samenleving. Participatiewet streeft naar een inclusieve arbeidsmarkt, voor jong en oud, en voor mensen

Nadere informatie

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012 Nieuwe taken naar gemeenten de mens centraal 21 mei 2012 1 Visie gemeente Den Helder Strategische Visie Sociale Structuurvisie Woon / Leefklimaat Integrale Participatie Onderwijs Ontwikkeling Beeld van

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst aard en omvang van de cijfers sociaal domein

Informatiebijeenkomst aard en omvang van de cijfers sociaal domein Informatiebijeenkomst aard en omvang van de cijfers sociaal domein Agenda 1. Inleiding en opening a. Informatiesessie aard en omvang ISD (verzoek raadswerkgroep ISD) b. Na de informatiesessie is er gelegenheid

Nadere informatie

Nieuwsflits 16 Aandacht voor iedereen. Hervorming Langdurige Zorg en Zorgakkoord. 8 mei 2013

Nieuwsflits 16 Aandacht voor iedereen. Hervorming Langdurige Zorg en Zorgakkoord. 8 mei 2013 Nieuwsflits 16 Aandacht voor iedereen 8 mei 2013 Hervorming Langdurige Zorg en Zorgakkoord Eind april presenteerde staatssecretaris Van Rijn zijn plannen voor hervorming van de langdurige zorg. Daarbij

Nadere informatie

DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013

DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013 DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013 Doel: Informeren over proces tot nu toe Informeren over vervolgstappen Opbouw presentatie Wat is er aan de hand? Wat hebben we tot nu toe

Nadere informatie

Transitieavond Maandag 16 april 2012 19.30 uur 22.00 uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV

Transitieavond Maandag 16 april 2012 19.30 uur 22.00 uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV Transitieavond Maandag 16 april 2012 19.30 uur 22.00 uur 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV Kabinet Rutte Gemeenten zijn in staat de eigen kracht en de mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk

Nadere informatie

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014 Informerende bijeenkomst Participatiewet voor gemeenteraadsleden West-Friesland Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014 Inleiding 3 decentralisaties Voorgeschiedenis participatiewet Stand van zaken wetgeving

Nadere informatie

Het sociaal domein. Renate Richters Els van Enckevort

Het sociaal domein. Renate Richters Els van Enckevort Het sociaal domein Renate Richters Els van Enckevort Om te beginnen vijf stellingen Zijn ze waar of niet waar? - 2 - Stelling 1 Ongeveer 5% van de jeugdigen in Nederland heeft met (een vorm van) jeugdzorg

Nadere informatie

Portefeuillehouder: W. Zorge Behandelend ambtenaar Tina Bollin, 0595-447776 gemeente@winsum.nl (t.a.v. Tina Bollin)

Portefeuillehouder: W. Zorge Behandelend ambtenaar Tina Bollin, 0595-447776 gemeente@winsum.nl (t.a.v. Tina Bollin) Vergadering: 11 maart 2014 Agendanummer: 9 Status: Besluitvormend Portefeuillehouder: W. Zorge Behandelend ambtenaar Tina Bollin, 0595-447776 E-mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. Tina Bollin) Aan de gemeenteraad,

Nadere informatie

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014 DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN Raadsvoorstellen 2014 Presentatie: 11-12 12-20132013 Planning raadsbesluiten Beleidskader (nieuwe Wmo en Jeugdwet): januari 2014 Transitiearrangement Zorg voor Jeugd: :

Nadere informatie

Raadsbesluit Raadsvergadering: 28 mei 2014

Raadsbesluit Raadsvergadering: 28 mei 2014 ONDERWERP Beleidskadernota Participatiewet 2015 SAMENVATTING Op 20 februari 2014 is door de Tweede Kamer het wetsvoorstel Participatiewet aangenomen. Het voorstel ligt nu bij de Eerste Kamer en als deze

Nadere informatie

Jeugdhulp in Nissewaard

Jeugdhulp in Nissewaard Jeugdhulp in Nissewaard Projectleider decentralisatie jeugdhulp Angela van den Berg Regisseur jeugd en gezin JOT kernen Jolanda Combrink Inhoud 1. Wat verandert er? 2. Beleidskaders 3. Jeugdhulpplicht

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Pagina 1 van 5

Raadsvoorstel. Pagina 1 van 5 Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering Portefeuillehouder H.A. Driessen en M. Melissen Begrotingsprogramma Onderwerp - Beleidsplan Wmo en Jeugdhulp 2015 2016 - Verordening maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 891 Regels inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg (Wet langdurige zorg) 30 597 Toekomst AWBZ Nr. 5

Nadere informatie

De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen. André Schoorl Programma stelselherziening jeugd

De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen. André Schoorl Programma stelselherziening jeugd De nieuwe Jeugdwet op hoofdlijnen André Schoorl Programma stelselherziening jeugd Aanleiding Conclusies Parlementaire werkgroep 2011: - Huidige stelsel is versnipperd - Samenwerking rond gezinnen schiet

Nadere informatie

Informatieavond Decentralisaties

Informatieavond Decentralisaties Doel van deze avond We willen u meenemen in de ontwikkelingen We willen u mee laten denken Gesprek op gang brengen Informatieavond Decentralisaties Geen besluitvorming, maar: wat vindt u belangrijk en

Nadere informatie

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg Beleid Jeugdhulp De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg Agenda Wie ben ik? - Sandra Raaijmakers, beleidsmedewerker jeugdzorg Wat is mijn doel voor de avond? - Informeren over stand

Nadere informatie

Kompassie met elkaar Wmo 2015. 15 maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen

Kompassie met elkaar Wmo 2015. 15 maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen Kompassie met elkaar Wmo 2015 15 maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen In deze presentatie 1. Hoe is het nu geregeld? 2. Hoe is het straks geregeld? De nieuwe Wmo 2015 Participatiewet Jeugdwet

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL Kaderstellend en besluitvormend. Aan de Raad Agenda nr. 6 Vaststellen concept Strategische Kadernotitie Participatiewet Peelregio.

RAADSVOORSTEL Kaderstellend en besluitvormend. Aan de Raad Agenda nr. 6 Vaststellen concept Strategische Kadernotitie Participatiewet Peelregio. RAADSVOORSTEL Kaderstellend en besluitvormend Aan de Raad Agenda nr. 6 Vaststellen concept Strategische Kadernotitie Participatiewet Peelregio. Datum 26 februari 2014 1. Samenvatting In de strategische

Nadere informatie

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij De bibliotheek actief in het sociale domein Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij Programma Wetten op een rij: Wet Langdurige Zorg (Wlz) Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo

Nadere informatie

Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein. Commissie sociaal domein 9 september 2014

Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein. Commissie sociaal domein 9 september 2014 Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein Commissie sociaal domein 9 september 2014 Doelstelling bijeenkomst: informeren over inhoud decentralisaties sociaal domein stand van zaken van

Nadere informatie

Aantal cliënten per stelsel nu en. Straks 18.400. Figuur 1 - Aantal cliënten (18-) naar huidig en toekomstig stelsel

Aantal cliënten per stelsel nu en. Straks 18.400. Figuur 1 - Aantal cliënten (18-) naar huidig en toekomstig stelsel Gehandicaptenzorg van AWBZ naar Jeugdwet Vanaf 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de volledige jeugdzorg. Vanuit verschillende domeinen wordt dan de zorg voor kinderen en jongeren onder de 18

Nadere informatie

Zozijn en de Stelselwijzigingen. Zozijn participeert!

Zozijn en de Stelselwijzigingen. Zozijn participeert! Zozijn en de Stelselwijzigingen Zozijn participeert! Doel van deze bijeenkomst Informeren over belangrijke veranderingen De impact hiervan op de dienstverlening en cliënten De aanpak van Zozijn Vragen

Nadere informatie

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET)

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET) BOB 14/001 BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET) Aan de raad, Voorgeschiedenis / aanleiding Per 1 januari 2015 worden de volgende taken vanuit het rijk naar de gemeenten gedecentraliseerd:

Nadere informatie

Programma. Samen aan de slag Bijeenkomst voor de gemeenteraden 12 juni Aanleiding - decentraliseren. Doel van deze bijeenkomst

Programma. Samen aan de slag Bijeenkomst voor de gemeenteraden 12 juni Aanleiding - decentraliseren. Doel van deze bijeenkomst Samen aan de slag Bijeenkomst voor de gemeenteraden 12 juni 2014 Programma 19.30 Welkom, opening 19.45 Presentatie over de EHZ samenwerking 20.15 Workshops (2 ronden van elk een half uur) Doel van deze

Nadere informatie

Financiën Sociaal Domein

Financiën Sociaal Domein Financiën Sociaal Domein VNG Expertisecentrum Gemeentefinanciën Hans Giesing september 2013 Decentralisatie Sociaal Domein (1) Bouwen op de eigen kracht van burgers Motto: één gezin, één plan, één regisseur

Nadere informatie

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek Betreft Vergaderdatum hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek 25-februari-2014 Gemeenteblad 2014 / Agendapunt Aan de Raad Voorstel De gemeenteraad wordt voorgesteld: 1. De hoofdlijnennotitie

Nadere informatie

Bestuursopdracht beleidsplan zorg voor jeugd (2015-2019)

Bestuursopdracht beleidsplan zorg voor jeugd (2015-2019) Bestuursopdracht beleidsplan zorg voor jeugd (2015-2019) Heerenveen, juli 2013 Bestuursopdracht beleidsplan Zorg voor jeugd gemeente Heerenveen 1.Aanleiding De zorg voor de jeugd valt vanaf 2015 onder

Nadere informatie

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij De bibliotheek actief in het sociale domein Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij Programma Wetten op een rij: Wet Langdurige Zorg (Wlz) Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo

Nadere informatie

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid: 2 juni 2014 Sociaal Domein Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid: Jeugdzorg, AWBZ-begeleiding naar Wmo, Participatiewet. Samenhang met ontwikkelingen Publieke Gezondheidszorg en Passend

Nadere informatie

Oktober Informatiebijeenkomst Inkoop Langdurige Zorg in Rotterdam

Oktober Informatiebijeenkomst Inkoop Langdurige Zorg in Rotterdam Oktober 2013 Informatiebijeenkomst Inkoop Langdurige Zorg in Rotterdam Doel informatiebijeenkomst 1. Informeren marktpartijen over inkoopplannen gemeente 2. Toetsen op uitvoerbaarheid 3. Uitnodigen om

Nadere informatie

Visie/Uitgangspunten sociaal domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden

Visie/Uitgangspunten sociaal domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Visie/Uitgangspunten sociaal domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Inleiding De samenleving verandert De vraag naar ondersteuning verandert Nederland verandert (moet veranderen) De financiering

Nadere informatie

Voortgang aanpak 3D Lansingerland

Voortgang aanpak 3D Lansingerland Voortgang aanpak 3D Lansingerland Decentralisatie AWBZ, Jeugdzorg en Participatiewet Presentatie Raadscommissie Samenleving 22 april 2014 Tamara van de Wijdeven Mark Rothuizen Opbouw presentatie Deel I:

Nadere informatie

Voorstelnummer: Houten, 18 maart 2014

Voorstelnummer: Houten, 18 maart 2014 Raadsvoorstel Voorstelnummer: 2014-016 Houten, 18 maart 2014 Onderwerp: Raadsvoorstel Invoeringsstrategie Partcipatiewet Beslispunten: 1. De Invoeringsstrategie Participatiewet Lekstroom vast te stellen

Nadere informatie

Grote stelselwijzigingen (Transities/ Transformatie)

Grote stelselwijzigingen (Transities/ Transformatie) Grote stelselwijzigingen (Transities/ Transformatie) Bestuursakkoord Rijk-VNG Overheveling van taken Jeugdzorg AWBZ Wmo Onderkant arbeidsmarkt Passend onderwijs Ontstaanswijze problematiek AWBZ AWBZ (volks)verzekering

Nadere informatie

Figuur 1. Aantal cliënten naar huidig en toekomstig stelsel. Aantal cliënten per stelsel nu en straks. AWBZ Wmo jeugdwet overig

Figuur 1. Aantal cliënten naar huidig en toekomstig stelsel. Aantal cliënten per stelsel nu en straks. AWBZ Wmo jeugdwet overig Gehandicaptenzorg van AWBZ naar Wmo Inleiding Per 2015 vervalt de aanspraak op extramurale begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging uit de AWBZ. De cliënten vanaf 18 jaar

Nadere informatie

Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties

Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties Programma van vanavond Opening door de voorzitter. Presentatie decentralisaties door wethouder Conny Miermans Mogelijkheid voor stellen van vragen. Kennismaking

Nadere informatie

Transitie AWBZ in regio Brabant Noordoost - Oost

Transitie AWBZ in regio Brabant Noordoost - Oost Transitie AWBZ in regio Brabant Noordoost - Oost Transitie AWBZ AWBZ WMO Transitie: Project structuur en regionale aanpak Waar staan we nu Planning Wat is de AWBZ? Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL *D * D

RAADSVOORSTEL *D * D RAADSVOORSTEL *D14.005150* D14.005150 DATUM 6 oktober 2014 AGENDAPUNT 9 ONDERWERP Beleidsplan Sociaal Domein 'Koggenland voor elkaar' 2015-2016 INLEIDING Op 1 januari 2015 decentraliseert het Rijk een

Nadere informatie

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Sturen op de transformatie van het sociale domein Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Inhoud Landelijke kaders Opgave Proces Uitgangspunten Proces Jeugdwet Aangenomen door de TK en EK O&O, Jeugdwelzijn,

Nadere informatie

Regiemodel Jeugdhulp 2015

Regiemodel Jeugdhulp 2015 Regiemodel Jeugdhulp 2015 Visie op de inrichting van een nieuw stelsel voor jeugdhulp na de decentralisatie versie 1 november 2012 Registratienr. 12.0013899 1 INLEIDING... 2 1.1 Schets van de opbouw van

Nadere informatie

Nieuwsflits 16 - Aandacht voor iedereen

Nieuwsflits 16 - Aandacht voor iedereen Aartjan ter Haar Van: vcp@nieuwsbrief.programmavcp.nl namens Aandacht voor iedereen Verzonden: woensdag 8 mei 2013 14:17 Aan: Aartjan ter Haar Onderwerp: Aandacht voor

Nadere informatie

De raakvlakken in de drie decentralisaties

De raakvlakken in de drie decentralisaties De raakvlakken in de drie decentralisaties 27 maart 2014 LCR Congres 10-04-14 Programma Welkom en voorstellen Korte inleiding decentralisaties Introductie Monica, Maarten en Tess Aan de slag met participatiewiel

Nadere informatie

Jeugdhulp. Regio Gooi en Vechtstreek. Marjet van Elten Beleidsadviseur Jeugd en Onderwijs

Jeugdhulp. Regio Gooi en Vechtstreek. Marjet van Elten Beleidsadviseur Jeugd en Onderwijs Jeugdhulp Regio Gooi en Vechtstreek Marjet van Elten Beleidsadviseur Jeugd en Onderwijs m.vanelten@regiogv.nl 06-13122989 1 Regio Gooi en Vechtstreek 29 maart 2016 programma 1. Ingewikkelde tijd 2. Regio

Nadere informatie

Kansrijk opgroeien in Lelystad

Kansrijk opgroeien in Lelystad PowerPoint presentatie Lelystad Kansrijk opgroeien in Lelystad Gemeente Lelystad dient als volgt te worden Kadernota Jeugdhulp Beeldvormende sessie 28 januari 2014 PowerPoint presentatie Lelystad Gemeente

Nadere informatie

Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp

Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp 10 november 2014 Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp Geachte heer, mevrouw, Op 1 januari 2015 gaat de nieuwe Jeugdwet

Nadere informatie

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/12040

Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Registratienr.: Z/14/004375/12040 Pagina 1 van 5 Versie Nr.1 Afdeling: Beleid Maatschappij Leiderdorp, 9 oktober 2014 Onderwerp: Beleidsplan Participatiewet Aan de raad. Beslispunten 1. Ter uitvoering van de Participatiewet het Beleidsplan

Nadere informatie

Presentatie Regionale transitiearrangementen jeugd

Presentatie Regionale transitiearrangementen jeugd Presentatie Regionale transitiearrangementen jeugd Bijeenkomst transitiemanagers Jeugd 28 juni 2013 26 juni 2013 Agenda Doel en visie op de handreiking Inhoudsopgave Vereisten TSJ Handige voorbeelden:

Nadere informatie

Wmo 2015 door Tweede Kamer

Wmo 2015 door Tweede Kamer Wmo 2015 door Tweede Kamer Een ruime tweederde meerderheid van de Tweede Kamer heeft op 24 april ingestemd met het wetsvoorstel van de Wmo 2015. De verwachting is dat de behandeling van het voorstel nog

Nadere informatie

Informatieavond Decentralisaties

Informatieavond Decentralisaties Informatieavond Decentralisaties Doel van deze avond We willen u meenemen in de ontwikkelingen We willen u mee laten denken Gesprek op gang brengen Geen besluitvorming, maar: wat vindt u belangrijk en

Nadere informatie

Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties

Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties Decentralisatie AWBZ, Participatiewet en Jeugdzorg Bijeenkomst inwoners 12 november 2014 Tamara van de Wijdeven Nieuwe taken gemeente: AWBZ/Wmo Decentralisatie

Nadere informatie

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)

Het organiseren van een Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Vragenlijst Inhoud: 1. In hoeverre is er een gedeelde visie in de regio over wat er op lokaal, regionaal en bovenregionaal niveau dient te worden ingekocht en georganiseerd? Er vindt al goede samenwerking

Nadere informatie

Veranderingen binnen het Sociale Domein. Een forse opgave voor Gouda!!

Veranderingen binnen het Sociale Domein. Een forse opgave voor Gouda!! Veranderingen binnen het Sociale Domein Een forse opgave voor Gouda!! Herinrichting Sociaal Domein De decentralisaties: -Extramurale begeleiding vanuit de AWBZ -Wet Werken naar Vermogen -Jeugdzorg Filmpje

Nadere informatie

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk?

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk? Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk? Presentatie voor het Achterhoeks Netwerk door Lisette Sloots, manager Adviespunt Zorgbelang Gelderland 29 oktober 2015 Achtergrond

Nadere informatie

Presentatie Beleidskader sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo

Presentatie Beleidskader sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Presentatie Beleidskader sturing, bekostiging en inkoop transities Jeugdzorg en Presentatie gezamenlijke raadscommissies gemeente Neerijnen 9 april 2014 1 Inhoud presentatie 1. Korte uitleg decentralisaties

Nadere informatie

Decentralisatie Jeugdzorg. Regionale Visie. en Stappenplan

Decentralisatie Jeugdzorg. Regionale Visie. en Stappenplan Decentralisatie Jeugdzorg Regionale Visie en Stappenplan Regio IJmond Visie en Stappenplan Transitie Jeugdzorg IJmond versie 8 februari 2012 1 1. Aanleiding Gemeenten worden volgens het Regeerakkoord 2010-2014

Nadere informatie

Decentralisatie Jeugdzorg Regionale Visie en Stappenplan Regio IJmond

Decentralisatie Jeugdzorg Regionale Visie en Stappenplan Regio IJmond *2012/8521* 2012/8521 registratienummer 2012/8521 Decentralisatie Jeugdzorg Regionale Visie en Stappenplan Regio IJmond 1. Aanleiding Gemeenten worden volgens het Regeerakkoord 2010-2014 en de Bestuursafspraken

Nadere informatie

Stelselwijziging jeugd. Informatie 20 februari 2013

Stelselwijziging jeugd. Informatie 20 februari 2013 Stelselwijziging jeugd Informatie 20 februari 2013 Inhoud - Decentralisatie jeugdzorg - In dialoog met ouders www.krimpenaandenijssel.nl Was Wordt OUD NIEUW (2015) AWBZ J-LVG en PGB voor J-LVG / J-GGZ

Nadere informatie

wonen met zorg vanuit een nieuw perspectief

wonen met zorg vanuit een nieuw perspectief wonen met zorg vanuit een nieuw perspectief scheiden van Verblijf van wonen naar Wonen en zorg & van verblijf naar wonen door extramuralisering en scheiden wonen/zorg Programma Doel van vandaag Meer grip

Nadere informatie

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord Algemeen Wat verandert er vanaf volgend jaar in de jeugdzorg? Per 1 januari 2015 wordt de gemeente in plaats van het Rijk en de provincie verantwoordelijk

Nadere informatie

Sociaal domein. Decentralisatie AWBZ-Wmo. Hoofdlijnen nieuwe Wmo KIDL 27-11-2014. H. Leunessen, gem. Landgraaf 1. Wmo / Jeugzorg / Participatiewet

Sociaal domein. Decentralisatie AWBZ-Wmo. Hoofdlijnen nieuwe Wmo KIDL 27-11-2014. H. Leunessen, gem. Landgraaf 1. Wmo / Jeugzorg / Participatiewet Sociaal domein Wmo / Jeugzorg / Participatiewet Wat verandert er per 1 januari 2015? Hoofdlijnen nieuwe Wmo Wmo 2007: 1. Welzijnswet 2. Wet voorzieningen Gehandicapten 3. Hulp bij het Huishouden (HbH)

Nadere informatie

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Sturen op de transformatie van het sociale domein Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Inhoud Landelijke kaders Opgave Uitgangspunten Proces Jeugdwet Aangenomen door de TK en EK O&O, Jeugdwelzijn,

Nadere informatie

Veranderende zorg. Participeren op z n Urkers. Samen leven, samen doen. samen de schouders eronder

Veranderende zorg. Participeren op z n Urkers. Samen leven, samen doen. samen de schouders eronder Veranderende zorg Samen leven, samen doen Participeren op z n Urkers samen de schouders eronder 1 0464_Caritas_GemeenteUrk_VeranderendeZorg_Symposium_148x210mm_MaS_v6.indd 1 05/06/2014 17:30 Veranderende

Nadere informatie

BELEIDSKADERNOTITIE PARTICIPATIEWET HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE

BELEIDSKADERNOTITIE PARTICIPATIEWET HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE BOB 14/006 Aan de raad, BELEIDSKADERNOTITIE PARTICIPATIEWET HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE Voorgeschiedenis / aanleiding Op 20 februari 2014 is door de Tweede Kamer het wetsvoorstel Participatiewet aangenomen.

Nadere informatie

Veranderingen in de zorg

Veranderingen in de zorg Veranderingen in de zorg Moet ik mij zorgen maken? Else Nobel Waarom het stelsel veranderen? Mensen vullen kwaliteit van leven bij het ouder worden in als: zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen met

Nadere informatie

INS & OUTS VAN DE WMO ROL VAN GEMEENTEN KANSEN VOOR FYSIOTHERAPEUTEN

INS & OUTS VAN DE WMO ROL VAN GEMEENTEN KANSEN VOOR FYSIOTHERAPEUTEN INS & OUTS VAN DE WMO ROL VAN GEMEENTEN KANSEN VOOR FYSIOTHERAPEUTEN 24-uurs Fysiz, De Spreeuwelse Heide, Westelbeers Even voorstellen 2 Directeur/eigenaar, Zaltbommel Projectleider gemeente s-hertogenbosch

Nadere informatie

Overzichtsschema Hervorming Langdurige Zorg: wie, wat, waar en wanneer? (december 2013)

Overzichtsschema Hervorming Langdurige Zorg: wie, wat, waar en wanneer? (december 2013) Overzichtsschema Hervorming Langdurige Zorg: wie, wat, waar en wanneer? (december 2013) 2013 Volwassenen ZZP VG1 en 2 voor bestaande cliënten* ZZP VG3 en hoger Alle overige ZZPs gehandicaptenzorg AWBZ

Nadere informatie

Datum: Informerend. Datum: Adviserend

Datum: Informerend. Datum: Adviserend Oplegvel 1. Onderwerp Schoolverlaters Voortgezet Speciaal Onderwijs en Praktijkonderwijs (VSO/PrO) 2. Rol van het Platformtaak volgens gemeente samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 3. Regionaal belang

Nadere informatie

Zorgkantoor Friesland Versmalde AWBZ (Wlz)

Zorgkantoor Friesland Versmalde AWBZ (Wlz) Zorgkantoor Friesland Versmalde AWBZ (Wlz) & De Friesland Zorgverzekeraar Toewijsbare Wijkverpleegkundige Zorg (Zvw) Niet-toewijsbare Wijkverpleegkundige Zorg (Zvw) Inhoud Presentatie Hervormingen Langdurige

Nadere informatie

2. De beslispunten binnen het regionale en lokale beleidskader over te nemen, met uitzondering van de regionale beslispunten 1, 5 en 9.

2. De beslispunten binnen het regionale en lokale beleidskader over te nemen, met uitzondering van de regionale beslispunten 1, 5 en 9. Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering 21 mei 2014 Portefeuillehouder Dhr. H.A. Driessen Begrotingsprogramma 8 Onderwerp Beleidskader Sturing, Bekostiging en Inkoop nieuwe gemeentelijke taken Jeugdwet

Nadere informatie

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh wim.hoddenbagh@vng.nl

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh wim.hoddenbagh@vng.nl Datum 27 oktober 2010 Onderwerp Feiten en cijfers transitie jeugdzorg Telefoonnummer 070-3738602 Feiten en cijfers transitie jeugdzorg Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT Registratienummer raad 1110466 Datum: 28 januari 2014 Behandeld door: M. Megens Afdeling / Team: MO/BMO Onderwerp: Raadsvoorstel bij beleidsplan jeugdzorg Purmerend Samenvatting:

Nadere informatie

Veelgestelde vragen & antwoorden. zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen

Veelgestelde vragen & antwoorden. zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen Veelgestelde vragen & antwoorden zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen Algemeen Wat verandert er? De zorg in Nederland wordt vanaf 2015 geregeld in vier wetten: De Wet langdurige zorg

Nadere informatie

Relevante ontwikkelingen

Relevante ontwikkelingen Relevante ontwikkelingen 1. Wet werken naar vermogen NB. Na de val van het kabinet Rutte is de invoering van deze Wet uitgesteld. De beschrijving hieronder heeft betrekking op het oorspronkelijke wetsvoorstel.

Nadere informatie

Overzicht klanten en samenhang AWBZ, Wmo, Wwb en WsW voor de gemeenten uit regio Alkmaar

Overzicht klanten en samenhang AWBZ, Wmo, Wwb en WsW voor de gemeenten uit regio Alkmaar Overzicht klanten en samenhang AWBZ, Wmo, Wwb en WsW voor de gemeenten uit regio Alkmaar Een onderzoek naar huidige en nieuwe klanten, de samenloop en de te verwachten budgetten i.r.t. de transitiemaatregelen

Nadere informatie

Kabinetsbeleid en persoonsgebonden budget

Kabinetsbeleid en persoonsgebonden budget Kabinetsbeleid en persoonsgebonden budget Hans van der Knijff november 2013 Waar gaan we het over hebben? Stand van zaken landelijke politiek Regeerakkoord/zorgakkoord/beleidsbrief 25 april/begroting 2014/herfstakkoord

Nadere informatie

Burgemeester en Wethouders

Burgemeester en Wethouders Burgemeester en Wethouders B en W. nr. 12.1154 d.d. 27-11-2012 Onderwerp Gewijzigd proces beleidsplan MO als gevolg van regeerakkoord Rutte II Besluiten:Behouden s advies van de commissie 1. Bijgaande

Nadere informatie

CONCEPT. Startdocument. AWBZ begeleiding

CONCEPT. Startdocument. AWBZ begeleiding CONCEPT Startdocument AWBZ begeleiding Gemeente Wijk bij Duurstede, maart 2012 Algemene informatie In het regeer- en gedoogakkoord van het huidige kabinet is overeengekomen dat de functies dagbesteding

Nadere informatie

Samenvatting Gebundelde Krachten

Samenvatting Gebundelde Krachten Samenvatting Gebundelde Krachten 11 december 2013, definitief Deze regionale kadernota is het resultaat van de reacties op het bespreekstuk Gebundelde Krachten, dat we eerder in de negen Midden Holland

Nadere informatie

Spoorboekje Voorbereiding transities 2013 en 2014

Spoorboekje Voorbereiding transities 2013 en 2014 Spoorboekje Voorbereiding transities 2013 en 2014 De drie transities op de terreinen jeugdzorg, AWBZ/WMo en Participatiewet uit het Regeerakkoord Rutte II zorgen er voor dat de taken op het sociaal domein

Nadere informatie

opzet quick scan financiële risico s decentralisatie jeugdzorg

opzet quick scan financiële risico s decentralisatie jeugdzorg opzet quick scan financiële risico s decentralisatie jeugdzorg 1 inleiding aanleiding voor de quick scan In het regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd dat de jeugdzorg wordt gedecentraliseerd naar

Nadere informatie

Presentatie decentralisatie AWBZ > Wmo Gemeente Eindhoven

Presentatie decentralisatie AWBZ > Wmo Gemeente Eindhoven Presentatie decentralisatie AWBZ > Wmo Gemeente Eindhoven Dinsdag 4 februari 2014 De data in de decentralisatie monitor betreft taken die vanuit de AWBZ en zorgverzekeringswet naar gemeenten komen Taken

Nadere informatie

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING VERENIGING BEDRIJFSTAK ZORG 400.11/me november 2011 STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING De verplaatsing van (extramurale) begeleiding van de AWBZ naar de WMO en dus de gemeenten biedt nieuwe

Nadere informatie

Aantal cliënten per stelsel nu en straks. AWBZ Wmo jeugdwet overig. Figuur 1 - Aantal cliënten naar huidig en toekomstig stelsel

Aantal cliënten per stelsel nu en straks. AWBZ Wmo jeugdwet overig. Figuur 1 - Aantal cliënten naar huidig en toekomstig stelsel Gehandicaptenzorg van AWBZ naar Wmo Inleiding Per 2015 vervalt de aanspraak op extramurale begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging uit de AWBZ. De cliënten vanaf 18 jaar

Nadere informatie

Hervorming Langdurige Zorg - gevolgen voor de ggz

Hervorming Langdurige Zorg - gevolgen voor de ggz Hervorming Langdurige Zorg - gevolgen voor de ggz Per 1 januari 2015 worden grote veranderingen in de zorg van kracht. De Hervorming Langdurige Zorg is één van de ingrijpendste veranderingen in het zorgstelsel

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg

Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg Welkomstwoord Wethouder Homme Geertsma Wethouder Erik van Schelven Wethouder Klaas Smidt Inhoud Doel & programma bijeenkomst Veranderingen in de zorg Visie

Nadere informatie