Van een olifant een mug maken: Een ERP-studie naar de cognitieve herwaardering van negatieve emoties bij kinderen met en zonder ADHD

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Van een olifant een mug maken: Een ERP-studie naar de cognitieve herwaardering van negatieve emoties bij kinderen met en zonder ADHD"

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode Van een olifant een mug maken: Een ERP-studie naar de cognitieve herwaardering van negatieve emoties bij kinderen met en zonder ADHD Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Promotor: Prof. Dr. Roeljan Wiersema Begeleiding: Valerie Van Cauwenberge Rachida El Kaddouri

2 Ondergetekende, Rachida El Kaddouri, geeft toelating tot het raadplegen van deze scriptie door derden.

3 In deze masterproef wordt gebruikt gemaakt van een deel van een dataset van het onderzoeksprogramma JOnG! van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hiervoor werd door de promotor van het desbetreffende onderzoeksprogramma toestemming verleend. De onderzoeksresultaten en besluiten zijn geheel voor rekening van de betrokken student, en maken niet noodzakelijk deel uit van de finale onderzoeksresultaten van het onderzoeksprogramma JOnG!. De officiële onderzoeksresultaten en publicaties zullen terug te vinden zijn op de website van het SWVG (

4 VOORWOORD This is how you do it: You sit down at the keyboard and you put one word after another until it s done. It s that easy and that hard Neil Gaiman (Gaiman, 2004) Dit advies gaf auteur Neil Gaiman aan een collega die zijn verhalen niet afgewerkt kreeg, maar het is eveneens goed advies voor elke student die een masterproef schrijft. Zoals elke student kan beamen, gaat dit proces immers vaak gepaard met vallen en opstaan. Na twee jaar van lezen, schrijven, meer lezen, herschrijven, inkorten, nalezen en nog eens herschrijven, presenteer ik jullie hier met trots het sluitstuk van mijn vijfjarige opleiding. Dit zou ik niet voor elkaar hebben gekregen zonder de steun en hulp die ik gedurende deze leerrijke en boeiende jaren heb gekregen. Vooreerst wil ik mijn promotor Prof. Dr. Roeljan Wiersema bedanken voor alle tips, raad en feedback die hij mij heeft aangereikt. Ook ben ik mijn begeleidster, Valerie Van Cauwenberge, enorm dankbaar. Gedurende het hele proces kon ik altijd bij haar terecht en stond ze mij met raad en daad bij. Daarom wil ik hen beiden graag bedanken voor al hun tijd en energie, hun tips en feedback gedurende de afgelopen twee jaar. Vervolgens wens ik ook de ouders en kinderen die deelnamen aan dit onderzoek te bedanken. Zonder hen zou dit niet mogelijk geweest zijn. Bovendien zou ik ook graag mijn stagebegeleider, Tim Verbeke, bedanken voor het helpen rekruteren van kinderen met ADHD. Mijn ouders verdienen zeker ook een welgemeende dank je wel! Zij gaven mij de kans om deze opleiding te volgen en zonder hen zou ik het niet zover gebracht hebben. Tijdens het schrijven van deze masterproef kon ik altijd rekenen op hun steun en aanmoediging en zorgden ze steeds voor dat extra duwtje in de rug. Niet alleen mijn ouders, maar ook mijn broers en zussen wil ik graag bedanken. Ik kan eveneens altijd op hun steun en hulp rekenen. Speciale dank gaat ook naar hen uit omdat ze deze masterproef hebben nagelezen. Ten slotte wens ik mijn vriendinnen te bedanken op wie ik eveneens altijd kon rekenen en die ook zorgden voor de nodige ontspannende momenten. Rachida El Kaddouri

5 ABSTRACT Veel kinderen met ADHD ondervinden problemen met het reguleren van hun emoties. Experimentele studies naar emotieregulatie bij ADHD zijn echter schaars. In huidige studie werd onderzocht of er verschillen in emotieregulatie zijn tussen kinderen van 8-12 jaar oud met en zonder ADHD. Dit werd gedaan via vragenlijsten en via een cognitieve herwaarderingstaak, waarbij het EEG werd gemeten. Meer bepaald werden de amplitudes van de Late Positive Potential (LPP) en de Early Posterior Negativity (EPN) vergeleken tussen de groepen na cognitieve herwaardering van negatieve stimuli. Tevens werd de relatie nagegaan tussen de ernst van ADHD-symptomen en emotieregulatie. Kinderen met ADHD hebben significant meer problemen met emotieregulatie volgens de gegevens verkregen uit de vragenlijsten. Er werd daarentegen geen verschil gevonden tussen groepen voor de ERP correlaten (LPP en EPN) van emotieregulatie. Wel werd gevonden dat, hoe ernstiger het hyperactief en/of impulsief gedrag van een kind met ADHD, hoe kleiner de LPP modulatie en dus hoe beperkter de emotieregulatie bleek te zijn. De bevindingen van het huidige onderzoek suggereren een link tussen ADHD en emotiedysregulatie, maar plaatsen tevens vraagtekens bij de validiteit van de LPP (en EPN) als neurofysiologische marker van emotieregulatie bij kinderen.

6 INHOUDSTAFEL AANDACHTSDEFICIËNTIE-/HYPERACTIVITEITSSTOORNIS... 1 Wat is ADHD?... 1 Prevalentie... 2 Comorbiditeit... 2 Etiologie Genetische component... 3 Omgevingsfactoren... 3 Neurobiologische bevindingen... 4 Psychologische verklaringsmodellen van ADHD... 5 ADHD en emotieregulatie... 6 EMOTIE... 7 EMOTIEREGULATIE... 8 Cognitieve herwaardering... 9 Onderzoek naar emotieregulatie en ADHD... 9 Neurale correlaten van emotieregulatie PROBLEEMSTELLING, ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN METHODE 17 STEEKPROEF COMPUTERTAKEN Emotieregulatietaak Beoordelingstaak INTELLIGENTIEMETING: WISC-III NL VRAGENLIJSTEN Social Communication Questionnaire (SCQ) Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (VvGK) Child Behavior Checklist (CBCL) Emotion Regulation Questionnaire for Children and Adolescents (ERQ-CA) Emotion Regulation Index for Children and Adolescents (ERICA) DIAGNOSTIC INTERVIEW SCHEDULE FOR CHILDREN IV PROCEDURE ERP DATAREDUCTIE EN STATISTISCHE ANALYSE... 27

7 RESULTATEN 31 DESCRIPTIEVE RESULTATEN BEOORDELINGSTAAK REGULATIE LPP EPN VERWERKING LPP EPN ADHD-SYMPTOMATOLOGIE SUBJECTIEVE MATEN VAN EMOTIEREGULATIE: GROEPSVERSCHILLEN EN DE LINK MET DE LPP DISCUSSIE 40 BESPREKING EN INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN Regulatie LPP Vragenlijsten: groepsverschillen en de link met de LPP De LPP en ADHD-symptomatologie Interindividuele verschillen EPN Verwerking De link met psychologische verklaringsmodellen van ADHD IMPLICATIES STERKTES VAN HET ONDERZOEK BEPERKINGEN EN SUGGESTIES VOOR TOEKOMSTIG ONDERZOEK CONCLUSIE 49 REFERENTIES 50

8

9 Aandachtsdeficiëntie-/Hyperactiviteitsstoornis Wat is ADHD? Aandachtsdeficiëntie-/Hyperactiviteitsstoornis of kortweg ADHD (in het Engels: Attention Deficit Hyperactivity Disorder) wordt in de Diagnostic and Statistical manual of Mental disorders fifth edition (DSM 5; American Psychiatric Association, [APA] 2013) omschreven als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. ADHD wordt gekenmerkt door een verhoogde mate van onoplettendheid en/of hyperactiviteit/impulsiviteit dat interfereert met het dagelijks functioneren of met de ontwikkeling van het kind (APA, 2013; Slaats-Willemse, 2011). Naast deze symptomen komen problemen met emotieregulatie zeer vaak voor bij deze kinderen (Cadesky, Mota, & Schachar, 2000; Norvilitis, Casey, & Brooklier, 2000). Om te kunnen spreken van de diagnose ADHD dienen er zich in de afgelopen zes maanden zes of meer symptomen van ten minste één van de twee clusters (i.e. onoplettendheid en hyperactiviteit/impulsiviteit) voor te doen. Symptomen moeten reeds voor de leeftijd van 12 jaar voorkomen. Men spreekt in de DSM 5 over 4 verschijningsvormen: de gecombineerde uitingsvorm; de overheersend onoplettende uitingsvorm; de onoplettende uitingsvorm en de overheersend hyperactieve/impulsieve uitingsvorm. Om te kunnen spreken van ADHD moet er eveneens aan het pervasiviteitscriterium (de ADHD symptomen komen in verschillende settings voor) voldaan worden (APA, 2013). Met de komst van de DSM 5 werd er veel aandacht besteed aan de vraag of men ADHD categoriaal of eerder dimensionaal dient te benaderen. In de categorische visie zijn er twee mogelijkheden, je hebt de stoornis of je hebt de stoornis niet. Vanuit het dimensioneel perspectief stelt men dat alle kinderen zich op een continuüm van gedrag bevinden. Dit betekent dat kinderen met ADHD niet tot een andere categorie behoren, maar dat zij hetzelfde gedrag stellen zij het in meerdere of extremere mate als typisch ontwikkelende kinderen (Barkley, 2014). De DSM 5 tracht een combinatie van beide visies naar voren te schuiven. In de klinische praktijk wordt de categorische benadering gehanteerd aangezien een diagnose noodzakelijk is voor toegang tot hulpverlening en terugbetaling. Anders dan in de vorige editie van de DSM, wordt er nu bijkomend een onderscheid gemaakt tussen een milde, matige en ernstige vorm van ADHD (APA, 2013). 1

10 Prevalentie. Er is gebleken dat ADHD in alle landen en in alle bevolkingsgroepen voortkomt en dat er geen significante verschillen zijn in prevalentie naargelang land of regio (APA, 2013; Barkley, 2013; Willcutt, 2012). Volgens de DSM 5 hebben ongeveer 5% van de kinderen ADHD en komt het bij ongeveer 2,5 tot 5 % van de volwassenen voor (APA, 2013; Barkley, 2013). Met deze cijfers is ADHD één van de meest voorkomende stoornissen bij kinderen (Barkley, 2013). Uit het ziekteverloop van ADHD is op te merken dat leeftijd een belangrijke rol speelt in de wijze waarop de symptomen zich uiten. Studies tonen immers aan dat doorheen de adolescentie de hyperactiviteit- en impulsiviteitsymptomen afnemen terwijl de onoplettendheidsymptomen redelijk stabiel blijven (Willcutt, 2012). Tevens heeft ook geslacht een belangrijk invloed op ADHD. Uit prevalentie cijfers blijkt dat er meer jongens dan meisjes te kampen hebben met ADHD (Willcutt, 2012). Voor elk meisje met ADHD zijn er ongeveer twee à drie jongens met ADHD (APA, 2013; Barkley, 2013; Pereira, 2005; Slaats-Willemse, 2011). Comorbiditeit. ADHD komt zelden op zichzelf voor, in 60 tot 100% van de gevallen gaat het gepaard met één of meerdere andere stoornissen (Pereira, 2005; Slaats- Willemse, 2011). Comorbiditeit is dus eerder regel dan uitzondering. In 30 tot 50% van de gevallen komt het samen voor met gedragsstoornissen zoals oppositionele opstandige gedragsstoornis (Oppositional Defiant Disorder; ODD) en normoverschrijdendgedragsstoornis (Conduct Disorder; CD) (Slaats-Willemse, 2011; Taylor et al., 2004). Kenmerkend voor deze gedragsstoornissen is dat er openlijk vijandig, negatief en destructief gedrag gesteld wordt (APA, 2013). Naast deze externaliserende problemen kan ADHD eveneens samen voorkomen met internaliserende problemen. Angst- en stemmingsstoornissen komen in 15 tot 75% van de gevallen samen voor met ADHD (Slaats-Willemse, 2011; Spencer, 2006). Vaak interfereert ADHD ook met het schools functioneren. Bij ongeveer 20% van deze kinderen is er een comorbide specifieke leerstoornis zoals dyslexie en/of dyscalculie (Spencer, 2006). Tevens heeft ongeveer 30 tot 50% van de kinderen met ADHD significante beperkingen in de grove en/of fijne motoriek (Slaats-Willemse, 2011). Een deel van de kinderen met ADHD laat ook autisme symptomen zien en sinds de komst van de DSM 5 is het mogelijk om de diagnose autismespectrumstoornis (ASS; APA, 2013) naast ADHD te stellen. 2

11 Etiologie. Een eenduidige oorzaak van ADHD is niet gekend. Het gaat immers om een complex samenspel van genetische, neurobiologische en omgevingsfactoren die zich verenigen in een multifactorieel model (Pereira, 2005). Genetische component. De ontwikkeling van ADHD kent een sterke genetische bijdrage aangezien 60 tot 80% door genetische factoren bepaald wordt (Slaats-Willemse, 2011). De kans dat een broer of zus van iemand met de diagnose ADHD, ook ADHD heeft, is 25%. Deze kans is vijf keer groter dan voor kinderen uit gezinnen waar niemand ADHD heeft (Barkley, 2013). Er bestaat echter niet zoiets als een ADHD-gen, het gaat om een complex samenspel van verschillende (risico) genen. Elk gen levert een kleine bijdrage. Dit zou kunnen verklaren waarom bepaalde symptomen zich ook voordoen bij andere leden in het gezin als één van de gezinsleden ADHD heeft. Barkley (2013) spreekt hier over een gezinsfenotype. Gezinsleden vertonen bepaalde kenmerken van ADHD zonder dat ze voldoende symptomen aan de dag leggen om te kunnen spreken van een diagnose ADHD. Twee belangrijke genen die als risico genen naar voren komen uit onderzoek zijn het dopamine receptor D4 gen (DRD4-gen) en het dopamine transporter gen (DAT1-gen). Personen met ADHD hebben een grotere kans dat ze een langere versie van het DRD4- gen hebben met als gevolg dat hun dopamine receptorcellen minder gevoelig zijn voor normale hoeveelheden van deze neurotransmitter (Barkley, 2013; Slaats-Willemse, 2011). Dit leidt tot meer impulsief, risicovol en sensatiebelust gedrag. Het andere gen, het DAT1-gen helpt bij het reguleren van de dopamine-activiteit. Het beïnvloedt de snelheid waarmee dopamine vrijkomt in de synaptische spleet (Barkley, 2013). De genetische component is echter niet de enige factor die bepaalt of ADHD tot uiting komt of niet. Het zorgt voor een grotere vatbaarheid, maar de omgeving heeft evenzeer een belangrijke invloed. Omgevingsfactoren. De omgeving heeft op verschillende momenten in de ontwikkeling een invloed op het mogelijks tot stand komen van ADHD. Zo zijn er verschillende onderzoeken die hebben aangetoond dat kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap roken een verhoogde kans vertonen om later ADHD te ontwikkelen (APA, 2013; Slaats-Willemse, 2011). Het is belangrijk om te beseffen dat 3

12 het niet gaat om een causaal verband, maar dat het wel de kans vergroot (Barkley, 2013; Pereira, 2005). Een kind heeft eveneens meer risico om ADHD te ontwikkelen wanneer het prenataal blootgesteld wordt aan alcohol of benzodiazepines (Barkley, 2013). Tevens kunnen er zich perinatale problemen voordoen zoals een tekort aan zuurstof of het remmen van weeën waardoor de ontwikkeling van de hersenen in het gedrang zou kunnen komen (Barkley, 2013). Risicofactoren die zich postnataal aandienen zijn onder andere een laag geboortegewicht of een blootstelling aan lood (APA, 2013). Er is vastgesteld dat lood een invloed kan hebben op de ontwikkeling van de hersenen, al gaat het in deze context over een vrij zwak verband (Barkley, 2013). Voeding sorteert evenzeer een effect op ADHD. Aangezien er niet vastgesteld kan worden over welke voedingsstoffen het precies gaat, spreken we van een idiosyncratisch effect van voeding op ADHD (Barkley, 2013; Hallowell & Ratey, 2005; Pereira, 2005). Ten slotte hebben ook psychosociale en opvoedingsfactoren een invloed op het al dan niet tot uiting komen van ADHD. Slaats-Willemse (2011; p 544) stelt dat de genetische variatie de kwetsbaarheid van een bepaalde omgevingsfactor bepaalt of met andere woorden, een omgevingsfactor kan het effect van de genetische variatie uitvergroten. Dit noemt ze de aanlegkwetsbaarheidshypothese. Neurobiologische bevindingen. Uit het voorgaande is af te leiden dat de wijze waarop de hersenen zich ontwikkelen, een cruciaal gegeven is in het al dan niet tot stand komen van ADHD. Verscheidene hersengebieden zijn dan ook betrokken bij dit proces. Er lijken een aantal structurele en functionele neurobiologische verschillen te zijn wanneer op groepsniveau een vergelijking gemaakt wordt tussen personen met en zonder ADHD. Zo blijken personen met ADHD een kleiner hersenvolume te hebben en vertonen ze een vertraagde hersenmaturiteit (Cortese, 2012; Curatolo, D Agati, & Moavero, 2010). Dit laatste is het meest uitgesproken in de prefrontale regio s die instaan voor de controle over cognitieve processen (Curatolo et al., 2010). Er worden eveneens verschillen gevonden in de fronto-stratiale en fronto-subcorticale circuits, meer bepaald de laterale PFC, de ACC, de nucleus caudatus en het putamen (Cortese, 2012; Curatolo et al., 2010). Uit functioneel hersenonderzoek komen evenzeer een aantal verschillen aan het licht, deze liggen in dezelfde lijn als de bevindingen uit structureel hersenonderzoek. Zo stelt 4

13 men onder andere hypoactiviteit vast in frontale regio s zoals de dorsolaterale PFC, de orbitofrontale cortex, de ACC en fronto-stratiale gebieden (Cortese, 2012). Psychologische verklaringsmodellen van ADHD. Er zijn verschillende modellen die de onderliggende neuropsychologische mechanismen van ADHD trachten te verklaren (Nigg, 2005). Elk model heeft zijn eigen focus, maar wat ze gemeenschappelijk hebben is dat ze ADHD zien als een zelfregulatiestoornis. In een eerste model tracht men de moeilijkheden te verklaren als een deficit in het executief functioneren. Men gaat ervan uit dat ADHD ontstaat als een gevolg van verminderde executieve controle (Barkley, 1997; Johnson, Wiersema, & Kuntsi, 2009), meer bepaald disinhibitie. Inhibitie, hetgeen Barkley centraal stelt, is essentieel voor de ontwikkeling van zelfregulatie. Dit betreft zelfregulatie van aandacht, motivatie, arousal en van emoties (Kopp, 1989 zoals geciteerd in Barkley, 1997). Door dit gebrek aan inhibitie zijn kinderen met ADHD minder in staat om doelgericht gedrag te stellen (Barkley, 1997). Een tweede model omschrijft ADHD als een probleem in energetische toestandsregulatie. Volgens dit model hebben kinderen met ADHD problemen om hun arousal of activatie toestand aan te passen wanneer een situatie dit vereist. Kinderen met ADHD zouden sneller in een niet-optimale toestand raken (bijv. als zaken traag verlopen) en minder in staat zijn deze toestand te verbeteren door extra effort te alloceren (Sergeant, 2000; Sonuga-barke, Wiersema, Van der Meere, & Roeyers, 2010). Een derde model, dat dicht aanleunt bij het tweede, tracht ADHD te verklaren in termen van verschillen in motivationele attitude. Kinderen met ADHD zijn delay aversief (hebben een hekel aan wachten) wat het gevolg zou zijn van een neurobiologisch motivationeel dopamine gerelateerd tekort (Sonuga-barke et al., 2010). Er bestaat nu consensus onder ADHD onderzoekers dat er niet langer gezocht moet worden naar een enkelvoudig kerndeficit van ADHD, maar dat het multifactoriële etiologische karakter en de heterogene klinische expressie van deze ontwikkelingsstoornis meer in acht moet genomen worden (Sonuga-barke, 2003; Sonugabarke et al., 2010). Sommige kinderen met ADHD laten vooral problemen zien op het vlak van executief functioneren, andere hebben vooral problemen met motivatie of arousal regulatie. Dit denken heeft onder andere geleid tot het Dual Pathway model, dat 5

14 weergegeven is in Figuur 1 (Johnson et al., 2009; Sonuga-barke, 2003). Beide pathways leiden tot het vertonen van gedragingen die typisch zijn voor iemand met ADHD. Door deze modellen niet als concurrenten, maar als complementair te beschouwen, wordt een meer integratief beeld van de ontwikkelingsstoornis bekomen (Sonuga-barke, 2003). Figuur 1. Het Dual Pathway model met aan de linkerkant ADHD als een probleem in executief functioneren en aan de rechterkant The Delay Aversion hypothese Uit The dual pathway model of AD/HD: an elaboration of neuro-developmental characteristics, door E. Sonuga-Barke, 2003, Neuroscience and Biobehavioral Reviews, 27, ADHD en emotieregulatie. Duidelijk is dat ADHD door de verschillende modellen beschreven wordt als een stoornis in zelfregulatie. De meeste belangstelling ging hierbij uit naar de regulatie van aandacht en gedrag, maar zelfregulatie omvat ook het reguleren van emoties (Prins & Van der Oord, 2008). Barkley (1997) spreekt van een tekort in affectregulatie ten gevolge van een inhibitiedeficit en een hekel aan wachten suggereert eveneens een emotionele component, maar tot voor kort is er weinig aandacht uitgegaan naar emotieregulatie bij ADHD. Kinderen met ADHD hebben echter ook vaak problemen met het reguleren van hun emoties. Ze hebben meer stemmingswisselingen, zijn sneller kwaad of opgewonden en kunnen minder gemakkelijk weer rustig worden. Zoals eerder vermeld is er ook vaak sprake van een bijkomende externaliserende (bijv. agressie) en/of internaliserende problematiek (bijv. angst). Er zijn aanwijzingen dat deze 6

15 problemen met emotieregulatie niet volledig toegeschreven kunnen worden aan executieve of motivationele disfuncties. Banaschewski en collega's (2012) onderzochten de relatie tussen emotionele labiliteit, ADHD en de rol die cognitieve en/of motivationele disfuncties hierin spelen. Zij kwamen tot de conclusie dat de relatie tussen emotionele labiliteit en ADHD niet verklaard kan worden door cognitieve en/of motivationele disfuncties. De invloed van emotie en/of cognitie op de ernst van ADHD-symptomatologie werd eveneens bestudeerd door Healey en collega's (2011). Zij concludeerden dat zowel negatieve emotionaliteit als neurocognitief functioneren een sleutelrol spelen in de expressie van ADHD symptomen bij peuters. Ze toonden ook aan dat bij een hoge negatieve emotionaliteit, het neurocognitief functioneren geen significant, protectief effect meer heeft op de ernst van de ADHD-symptomatologie (Healey et al., 2011). Deze bevindingen liggen in dezelfde lijn als de conclusies van Martel & Nigg (2006) bij een oudere groep kinderen (6 9 jaar). Zij besloten dat zowel negatieve emotionaliteit als aandachts- en gedragsregulatie een rol spelen in de ernst van de ADHD symptomen. Daarbovenop concludeerden ze dat een hoge negatieve emotionaliteit een dominant effect heeft op de ernst, aangezien dit niet lijkt beïnvloed te worden door hogere orde cognitieve functies. Omdat emotieregulatie de focus is van deze masterproef, zal nu eerst dieper ingegaan worden op de begrippen emotie en emotieregulatie. Vervolgens zal bestaand onderzoek naar emotieregulatie bij ADHD besproken worden. Emotie Er bestaat geen universele consensus over een definitie voor het concept emotie (Frijda, 2009). Nadat men verschillende definities, modellen en theorieën rond emotie heeft bestudeerd, komt men in Sander (2013) tot de conclusie dat er vier criteria zijn waarover men wel tot een consensus is gekomen. Men is het eens over het feit dat (1) emotie een multifactorieel fenomeen is (2) dat bestaat uit een tweedelig proces. Er zijn namelijk mechanismen die instaan voor het opwekken van emoties die vervolgens leiden tot emotionele responsen. (3) Emoties hebben welbepaalde doelen en (4) zijn van korte duur als we dit vergelijken met andere affectieve fenomenen (Sander, 2013, p. 16) zoals gevoel, motivatie, passie of drijfveer. Beide aspecten van het proces kunnen waarneembaar gedrag uitlokken, maar ook 7

16 psychologische functies, zoals perceptie, aandacht, leren, geheugen, en het maken van morele beoordelingen, worden beïnvloed door onze emoties (Sander, 2013). Emotie kent twee dimensies: valentie en arousal. Emoties kunnen op basis van hun valentie worden opgedeeld in twee categorieën zijnde positieve en negatieve emoties. Beiden kunnen op de arousaldimensie variëren van kalm tot erg opgewonden. Emotieregulatie In onze dagelijkse interacties met mensen is het belangrijk dat we niet overweldigd raken door onze emoties. Emoties hebben immers een belangrijke invloed op ons redeneervermogen en zijn in staat om onze interpersoonlijke relaties en interacties te verstoren (Cole, Martin, & Dennis, 2004). Het reguleren van onze emoties zorgt ervoor dat onze handelingen georganiseerd zijn, obstakels overbrugd kunnen worden en dat ons welbevinden niet constant fluctueert (Cole et al., 2004). Oscar Wilde verwoordde het in zijn wereldwijd gekend boek The Picture of Dorian Gray als volgt: A man who is master of himself can end a sorrow as easily as he can invent a pleasure (Wilde, 1890, p. 85). Emotieregulatie speelt dus een belangrijke rol in het dagdagelijks leven van mensen. De manier waarop we onze emoties ervaren en uitdrukken, bepaalt immers voor een groot deel onze mentale gezondheid (McRae et al., 2009). Het blijft echter een moeilijke opgave om tot een consensus te komen over een definitie van het concept. Wat de verschillende definities voor emotieregulatie echter gemeenschappelijk hebben is dat het telkens gaat over processen die onze emoties beïnvloeden zodat we adequaat, doelgericht en adaptief gedrag kunnen stellen. Mensen proberen hun emoties te beïnvloeden wanneer er een discrepantie bestaat tussen wat ze voelen en wat gepast is om te voelen of te uiten (Niedenthal, Krauth-Gruber, & Ric, 2006). De motivatie voor emotieregulatie wordt dus emotioneel gestuurd (Frijda, 2009). Met andere woorden, een emotie wordt gereguleerd wanneer men denkt dat er ongewenste gevolgen voor zichzelf en/of voor anderen zouden kunnen optreden indien dit niet gebeurt (Frijda, 2009; Niedenthal et al., 2006). Soms gebeurt emotieregulatie niet omwille van persoonlijke redenen, maar om tegemoet te kunnen komen aan sociale gewoontes en normen. Er zijn verschillende emotieregulatie strategieën die aangewend kunnen worden, vaak met de bedoeling om negatieve emoties die dagelijks ons pad kruisen te reguleren 8

17 (Grob, Smolenski, Braet, Cracco, & Theuwis, 2013). Wanneer dit leidt tot een herstel van het emotioneel evenwicht spreken we van een adaptieve strategie. Wanneer dit echter, op korte of lange termijn, leidt tot klachten of symptomen van een psychopathologie spreken we van een maladaptieve strategie. Aldao, Nolen-Hoeksema en Schweizer (2010) onderscheiden op basis van een grootschalig onderzoek drie adaptieve (i.e. accepteren, probleemoplossing en cognitieve herwaardering) en drie maladaptieve (i.e. vermijden, rumineren en onderdrukken) emotieregulatie strategieën. Deze drie adaptieve strategieën vertonen een matige tot sterke negatieve correlatie met verschillende psychopathologieën. Met andere woorden mensen die vooral accepteren, probleemoplossing en/of herwaardering hanteren als emotieregulatie strategie, vertonen minder psychopathologische symptomen. De maladaptieve strategieën vertonen echter een sterke positieve correlatie, dus iemand die vaak vermijding, ruminatie en/of onderdrukking hanteert als strategie zal mogelijks meer psychopathologische symptomen vertonen (Aldao et al., 2010). Cognitieve herwaardering. In deze masterproef ligt de focus op cognitieve herwaardering als adaptieve emotieregulatie strategie, aangezien dit al meermaals bestudeerd werd in een gewone populatie (Buhle et al., 2013; Ochsner, Silvers, & Buhle, 2012), maar zelden bij kinderen met ADHD (Moens, 2014). Cognitieve herwaardering wordt door Buhle en collega's (2013, p. 2981) als volgt gedefinieerd: Het is een emotieregulatie strategie die stelt dat men om een verandering te bekomen in affectieve impact, eerst de manier waarop men denkt over een bepaalde stimulus, dient te veranderen. Het onderzoek van McRae en collega's (2009) toont aan dat herwaardering leidt tot minder negatief affect, verminderde activiteit in de amygdala en toegenomen activiteit in de prefrontale en cingulate regionen. Onderzoek naar emotieregulatie en ADHD. Emotiedysregulatie lijkt een belangrijke rol te spelen in de ontwikkeling en expressie van ADHD (Martel, 2009; Shaw, Stringaris, Nigg, & Leibenluft, 2014; Sjöwall, Roth, Lindqvist, & Thorell, 2013). De interesse voor de rol die emotieregulatie bij ADHD speelt, is de laatste jaren sterk toegenomen waardoor er ook meer onderzoek naar wordt gedaan (Martel, 2009). Dit gebeurde aanvankelijk vooral aan de hand van observatiestudies waarbij vaak beroep werd gedaan op frustratie-uitlokkende taken. Meer recent zijn ook meer experimentele paradigma s gebruikt. 9

18 Tijdens een observatiestudie toonden Melnick en Hinshaw (1996) aan dat kinderen met ADHD moeilijkheden vertonen met het moduleren van hun eigen acties en emoties wanneer ze zich in onverwachte sociale situaties bevinden. Maedgen en Carlson (2000) rapporteerden dat kinderen met ADHD meer negatief gedrag vertoonden tijdens de teleurstellende conditie van de taak (het krijgen van de minst gewenste beloning) en een minder effectieve emotieregulatie lieten zien (Maedgen & Carlson, 2000). Ook Walcott en Landau (2004) observeerden kinderen met en zonder ADHD tijdens een frustratietaak en kwamen tot de conclusie dat kinderen met ADHD (nu enkel jongens) minder effectief hun emoties konden reguleren, wat zich uitte in meer negatieve reacties en onaangepast gedrag. Naast deze observatiestudies zijn er ook al zij het in mindere mate een aantal studies uitgevoerd waarbij experimentele paradigma s gehanteerd werden (Shaw et al., 2014). Zo rapporteerden Passarotti, Sweeney en Pavuluri (2010a) dat jongeren met ADHD langere reactietijden vertoonden op een emotionele STROOP taak. López-Martín, Albert, Fernández-Jaén en Carretié (2013) vonden dat jongens met ADHD sneller afgeleid worden door emotionele prikkels dan typisch ontwikkelende kinderen. Tijdens een cijfer-categoriseringstaak waarbij neutrale en emotioneel geladen afbeeldingen getoond werden, vertoonden kinderen met ADHD langere reactietijden bij de emotionele afbeeldingen terwijl kinderen uit de controlegroep geen verschillen lieten zien (López- Martín et al., 2013). Marx en collega's (2011) vonden dat volwassenen met ADHD meer moeite hebben om irrelevante emotionele stimuli te onderdrukken tijdens het uitvoeren van een werkgeheugen taak waarbij emotionele afbeeldingen gebruikt werden als achtergrond. Kochel, Leutgeb en Schienle (2013) gebruikten een emotionele Go/NoGo taak bij jongens met en zonder ADHD. Hun conclusie was dat jongens met ADHD veel meer moeilijkheden vertoonden met responsinhibitie en dat de amplitude van de P300 in de experimentele groep veel lager was bij stimuli die boosheid uitlokten. Posner en collega's (2011) gebruikten een cognitieve en emotionele STROOP-taak om emotionele labiliteit na te gaan bij adolescenten met en zonder ADHD. Zij kwamen tot de conclusie dat de jongeren met ADHD tijdens de emotionele STROOP-taak meer atypische activiteit vertoonden in de mediale prefrontale cortex dan jongeren uit de controlegroep (Posner et al., 2011). 10

19 De resultaten wat betreft emotieregulatie zijn echter niet consistent aangezien er niet altijd groepsverschillen gevonden worden (e.g. López-Martín et al., 2013; Marx et al., 2011; Passarotti, Sweeney, & Pavuluri, 2010b). Bovendien zijn de moeilijkheden met emotieregulatie soms te verklaren vanuit een algemeen inhibitie- of interferentiecontrole probleem. Zo werd recent in een studie van Van Cauwenberge, Sonuga-barke, Hoppenbrouwers, Van Leeuwen en Wiersema (in revision) aangetoond dat problemen met onderdrukken van interferentie van irrelevante emotionele stimuli tijdens een werkgeheugentaak bij kinderen met ADHD, te wijten was aan een algemeen deficit in interferentiecontrole (problemen traden zowel bij een neutrale als bij een negatieve achtergrond op). Meer onderzoek is nodig om een beter zicht te krijgen op de onderliggende mechanismen van de emotieregulatie problematiek bij kinderen met ADHD. In deze studie worden daarom neurale correlaten van emotieregulatie bestudeerd bij kinderen met ADHD. Neurale correlaten van emotieregulatie. De neurale correlaten van emotieregulatie worden bestudeerd aan de hand van event-related potentials (ERP s). Als gevolg van het optreden van een stimulus ontstaan er veranderingen in de elektrische activiteit van de hersenen, dit is wat een ERP reflecteert (Banaschewski & Brandeis, 2007; Kemner, 2011). De ERP s zijn veranderingen in het EEG die tijd- en fasegebonden zijn. Een voordeel van EEG is dat we de hersenactiviteit met een zeer goede temporele resolutie in kaart kunnen brengen. Dit geeft ons een zicht op wanneer experimentele manipulaties aangrijpen op de informatieverwerking (Kemner, 2011). Als dit vroeg gebeurt dan wijst dat op een meer basale verwerking, gebeurt dit later dan veronderstellen we een hogere-orde verwerking (Kemner, 2011). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen vroege (0 150 ms na de stimulus) en late (> 150 ms na de stimulus) componenten (Banaschewski & Brandeis, 2007; Hajcak, MacNamara, & Olvet, 2010). De vroege componenten zijn meer gevoelig voor de fysische kenmerken van de aangeboden stimuli, de late componenten worden eerder gestuurd door de cognitieve karakteristieken (Banaschewski & Brandeis, 2007). Onderzoek heeft twee ERP componenten beschreven die gerelateerd zijn aan zowel het verwerken als het reguleren van emoties namelijk de Late Positive Potential (LPP) 11

20 en de Early Posterior Negativity (EPN). (Hajcak & Dennis, 2009; Hajcak et al., 2010; Herrmann et al., 2009; Wessing, Fürniss, Zwitserlood, Dobel, & Junghöfer, 2011). De component die het meest naar voren komt uit onderzoek als neurale correlaat van emotieregulatie is de LPP. De LPP is een positieve golf die zich op ongeveer 200 à 300 ms na het aandienen van een emotionele stimulus voordoet en deels overlapt met de late P300, maar langer aanhoudt (Hajcak et al., 2010; Kujawa, Klein, & Hajcak, 2012; Schupp et al., 2000; Solomon, DeCicco, & Dennis, 2012). De LPP is groter (positiever) bij verwerking van een negatieve of positieve stimulus dan bij een neutrale stimulus. Dit werd zowel bij volwassen als bij kinderen teruggevonden (DeCicco, O Toole, & Dennis, 2014; Dennis & Hajcak, 2009; e.g. Hajcak & Dennis, 2009; Schupp, Junghöfer, Weike, & Hamm, 2004; Solomon et al., 2012). De LPP is een ideale ERP component om emotieverwerking te onderzoeken (Solomon et al., 2012) aangezien het gevoelig is voor volgehouden aandacht voor, en de gedetailleerde verwerking van, emotionele stimuli (Kujawa et al., 2012). Om deze reden kan de LPP leiden tot meer inzicht in de interactie tussen aandacht en emotieverwerking en dit zowel bij een typische als bij een atypische ontwikkeling (Kujawa et al., 2012). Sabatinelli en collega's (2007) maakten gebruik van zowel functional magnetic resonance imaging (fmri) als EEG technieken om na te gaan welke hersengebieden gerelateerd zijn aan de LPP. Ze kwamen tot de conclusie dat de activiteit in de laterale occipitale, infero-temporale en pariëtale visuele gebieden correleerden met de LPP (Sabatinelli et al., 2007). Dit suggereert dat de LPP de volgehouden aandacht voor emotionele stimuli en de perceptuele verwerking ervan, in kaart kan brengen (Dennis & Hajcak, 2009; Solomon et al., 2012). Foti en Hajcak (2008), Hajcak, Moser en Simons (2006) en Hajcak en Nieuwenhuis (2006) hebben laten zien dat de LPP gemoduleerd wordt na cognitieve herwaardering van negatieve stimuli. De LPP wordt minder positief na het horen van een neutraal verhaal behorende bij een negatieve stimulus dan na het horen van een negatief verhaal bij dezelfde stimulus. Deze studies bij volwassenen laten dus zien dat de LPP kan fungeren als neurale correlaat van emotieregulatie. Of dit het geval is bij kinderen is echter minder duidelijk. Initieel lieten Dennis en Hajcak (2009) zien dat ook bij kinderen de LPP kleiner werd na cognitieve herwaardering van een negatieve stimulus. Ze merkten echter ook op dat er kinderen in de studie waren waarbij deze LPP modulatie niet zichtbaar was (Dennis & Hajcak, 2009). In een recentere studies van Decicco, Solomon en Dennis (2012) en DeCicco en collega's 12

21 (2014) werd geen evidentie gevonden voor een modulatie van de LPP na cognitieve herwaardering bij kinderen. Verschillende factoren zouden deze inconsistentie kunnen verklaren zoals interindividuele verschillen, leeftijd, geslacht, maar ook aanwezige stemmingsproblemen en internaliserende problemen (DeCicco et al., 2014; Decicco et al., 2012; Dennis & Hajcak, 2009). De EPN is een ERP die zich ongeveer 150 ms na het aandienen van een emotionele stimulus voordoet. Deze component bereikt ongeveer op 300 ms na het aandienen van de stimulus een piek en wordt negatiever na het aanbieden van een negatieve of positieve stimulus dan na een neutrale stimulus. (Dennis & Hajcak, 2009). Men gaat ervan uit dat de EPN ontstaat in de visuele cortex en het resultaat is van een verbeterde vroege visuele verwerking. Aangezien de link met de visuele cortex, kan de EPN vooral gemeten worden via de sensoren ter hoogte van de occipitale cortex (Dennis & Hajcak, 2009; Herrmann et al., 2009). Volgens Schupp, Junghöfer, Weike en Hamm (2003) reflecteert de EPN een verbeterde sensorische codering van emotionele stimuli bij natuurlijke aandachtselectie. Bij volwassenen ziet men de EPN negatiever worden bij emotionele ten opzichte van neutrale afbeeldingen (Peyk, Schupp, Elbert, & Junghöfer, 2008; Schupp, Junghöfer, et al., 2004; Schupp, Ohman, et al., 2004). Hajcak en Dennis (2009) bestudeerden ditzelfde bij kinderen tussen 5 en 8 jaar oud, maar vonden wat betreft de EPN geen invloed van emotionele afbeeldingen. Een andere studie van Wessing en collega's (2011) vond bij kinderen tussen 8 en 10 jaar oud wel een verandering in de amplitude van de EPN bij emotionele foto s. De resultaten betreffende de EPN bij kinderen zijn niet consistent. Het is dus niet duidelijk of de EPN bij kinderen een geschikte neurale correlaat is van emotieverwerking. Er is nauwelijks iets bekend over de EPN als index voor emotieregulatie. De bevindingen omtrent de EPN en emotieverwerking doen vermoeden dat de EPN nauwelijks betrokken zal zijn in processen van emotieregulatie (e.g. Hajcak & Dennis, 2009). We kunnen bijgevolg concluderen dat de meeste evidentie bestaat voor de LPP als neurofysiologische marker voor emotieregulatie en dat dit in mindere mate geldt voor de vroegere EPN. Er zijn aanwijzingen dat de LPP ook geschikt is voor het bestuderen van emotieregulatie bij kinderen, al zijn de bevindingen niet consistent en worden sterke interindividuele verschillen opgemerkt. Mogelijks zijn deze te wijten aan factoren zoals 13

22 leeftijd, geslacht en externaliserende of internaliserende symptomen (Dennis & Hajcak, 2009). Probleemstelling, onderzoeksvragen en hypothesen Verschillende wetenschappers stellen dat moeilijkheden in zelfregulatie aan de basis liggen van de problemen die voorkomen bij ADHD (Barkley, 2013; Sonuga-barke et al., 2010). Het onderzoek naar emotieregulatie bij ADHD is echter schaars. Men hanteerde vaak dezelfde onderzoeksmethodes zoals het observeren van gedrag tijdens frustratieuitlokkende taken of vragenlijstonderzoek. Daarnaast werd in deze studies niet altijd de focus gelegd op een adaptieve emotieregulatie strategie namelijk cognitieve herwaardering. Tot zover wij weten, is er naast de studie van Moens (2014) nog geen onderzoek gebeurd bij kinderen met en zonder ADHD, waar de neurale correlaten van emotieregulatie via ERP-onderzoek werden bestudeerd. In het onderzoek van Moens (2014) werd emotieregulatie bij kinderen met ADHD bestudeerd aan de hand van de LPP tijdens een cognitieve herwaarderingstaak zoals gebruikt in de huidige studie. Ze concludeerde dat kinderen met ADHD een verminderde emotieregulatie vertoonden aangezien cognitieve herwaardering bij hen minder effect liet zien op de LPP vergeleken met typisch ontwikkelende kinderen (Moens, 2014). In deze masterproef willen we nagaan of deze bevinding teruggevonden wordt in een grotere groep kinderen, waarbij de groepen beter gematcht zijn voor geslacht en leeftijd. Er zal ook dieper ingegaan worden op een aantal mogelijke factoren die een rol kunnen spelen bij verminderde emotieregulatie bij kinderen met ADHD. Zo kan het zijn dat een gevonden verschil in emotieregulatie te verklaren is door een verschil in emotieverwerking. Als emoties minder sterk verwerkt worden, vraagt dit immers ook minder regulatie. Het, in deze studie gebruikte onderzoeksparadigma, biedt de mogelijkheid dit na te gaan. Tevens wordt in deze masterproef naast de LPP ook de EPN als neurale correlaat van emotieregulatie bij kinderen bestudeerd. Bovendien zal onderzocht worden of de ernst van ADHD-symptomen gelinkt is aan moeilijkheden in emotieregulatie. Ook worden andere factoren die een invloed kunnen hebben op verschillen in emotieregulatie, zoals bijkomende externaliserende of internaliserende symptomen, leeftijd en geslacht geëxploreerd (Dennis & Hajcak, 2009; Dennis, 2010). Ten slotte wordt ook een subjectieve maat van emotieregulatie meegenomen via twee 14

23 vragenlijsten namelijk de Emotieregulatie Vragenlijst voor Kinderen en Adolescenten (ERQ-CA) en de Emotieregulatie Index voor Kinderen en Adolescenten (ERICA). De groepen worden hierop vergeleken en tevens worden de correlaties tussen de LPP en de scores op deze vragenlijsten berekend om een beter zicht te krijgen op de validiteit van de LPP als maat voor emotieregulatie. Het belangrijkste doel van dit onderzoek is om na te gaan of kinderen met ADHD meer problemen hebben met emotieregulatie dan typisch ontwikkelende kinderen. Enerzijds wordt verwacht dat er meer problemen met emotieregulatie gerapporteerd zullen worden op de vragenlijsten. Anderzijds wordt verwacht dat kinderen met ADHD minder goed in staat zijn om via cognitieve herwaardering hun emoties te reguleren. De cognitieve herwaarderingstaak is zo opgebouwd dat de kinderen een negatief geladen afbeelding aangeboden krijgen waarop vervolgens een negatief of neutraal verhaal volgt, waarna men nogmaals de afbeelding te zien krijgt. Als kinderen in staat zijn de negatieve stimulus te herwaarderen dan zal de LPP volgend op een negatieve foto na een neutraal verhaal kleiner (minder positief) zijn dan na een negatief verhaal. Bij kinderen met ADHD wordt dus verwacht dat het verschil in LPP volgend op een negatief versus een neutraal verhaal beperkter zal zijn dan bij de controlekinderen. Er wordt verwacht dat dit verschil vooral zichtbaar zal zijn in de late LPP (Decicco et al., 2012; Moens, 2014). Voor de EPN verwachten we geen effect van cognitieve herwaardering aangezien dit aan zou grijpen op latere cognitieve processen en bijgevolg niet meetbaar zal zijn in een vroege component zoals de EPN. Een tweede doel is om te onderzoeken of verschillen in emotieregulatie voorafgegaan worden door verschillen in emotieverwerking. Met andere woorden, beïnvloedt de verwerking van emotionele stimuli de emotieregulatie? Om dit te onderzoeken zal telkens de LPP en de EPN volgend op de eerste aanbieding van de afbeelding bestudeerd worden. Indien kinderen met ADHD negatieve stimuli minder sterk verwerken, verwachten we kleinere amplitudes van de LPP en EPN bij kinderen met ADHD vergeleken met typisch ontwikkelende kinderen. Vervolgens zal getracht worden om vanuit een dimensioneel perspectief een beter zicht te krijgen op de relatie tussen de ernst van de ADHD-problematiek en 15

24 emotieregulatie. Er kan immers verwacht worden dat kinderen met ADHD, die meer ADHD-symptomen vertonen, meer moeite zullen hebben om hun emoties te reguleren. Ook het verband tussen de LPP, als objectieve maat voor emotieregulatie, en subjectieve metingen aan de hand van emotieregulatie vragenlijsten zal worden bestudeerd. Dit kan verdere evidentie bieden voor het gebruik van de LPP als maat voor emotieregulatie bij kinderen (Dennis & Hajcak, 2009). Ten slotte worden exploratieve additionele analyses uitgevoerd om een beter zicht te krijgen op de factoren die mogelijk een invloed hebben op verschillen in emotieregulatie zoals leeftijd, geslacht, ODD en internaliserende symptomen. 16

25 METHODE Steekproef De participanten van dit onderzoek kunnen onderverdeeld worden in twee groepen: een controlegroep van typische ontwikkelende kinderen tussen de 8 en 12 jaar zonder ADHD en een experimentele groep van 8- tot 12-jarigen met ADHD. De groepen werden gematcht op leeftijd, geslacht en IQ. Daarnaast werden ook de ouders van de kinderen bij het onderzoek betrokken. De participanten zijn op verschillende manieren gerekruteerd. Een deel van de deelnemers is afkomstig uit het onderzoek JOnG!. JOnG! maakt deel uit van het meerjarenprogramma van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin [SWVG], 2010). Het is een longitudinaal vragenlijstonderzoek naar de ontwikkeling, opvoeding, gezondheid en gedrag bij kinderen uit drie cohorten, namelijk bij 0-, 6-, en 12-jarigen en hun gezin. De ouders van de volledige cohorten 6- en 12-jarigen in acht vooraf bepaalde regio s, werden schriftelijk aangeschreven. In de cohorte van de 12-jarigen werden ook de jongeren zelf aangeschreven (SWVG, 2010). Naast het longitudinaal onderzoek werden er eveneens verschillende verdiepende onderzoeken opgezet in de leeftijdscohorten van 6- en 12- jarigen op het moment dat de kinderen 8-9 jaar of jaar waren. De kinderen die deelnamen aan het verdiepend onderzoek waarbinnen deze masterproef kadert, waren enkel afkomstig uit de regio s Gent en Oudenaarde. Voor dit verdiepend onderzoek werden 43 gezinnen gecontacteerd. Voor de kinderen met ADHD werd er geselecteerd op basis van een startvragenlijst waarin de ouders aangaven of hun kind al dan niet een diagnose ADHD heeft. De kinderen uit de controlegroep werden at random geselecteerd. Uiteindelijk zijn er 14 gezinnen die hebben deelgenomen aan de studie, waarvan 1 gezin met een kind met ADHD (voor meer details over de JOnG! studie zie SWVG, 2010). Bovendien werden ook een aantal deelnemers gerekruteerd via de afdeling kinderneurologie van het UZ Gent en uit de nabije omgeving van de onderzoekers. Hiervoor werden kennissen en vrienden aangesproken en werden er op een aantal scholen in de regio Kortrijk brieven verspreid onder de leerlingen om op die manier mogelijke participanten te bereiken. Ten slotte werd er ook aan ouders van kinderen met ADHD die naar een Centrum Ambulante Revalidatie gaan, gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. 17

26 Een aantal exclusiecriteria werden gehanteerd. Kinderen waarvan het geschatte totale IQ lager dan 80 was, nagegaan aan de hand van een verkort IQ test (WISC-III NL ) werden in geen van beide groepen opgenomen. Daarnaast werd ook rekening gehouden met de scores op de Vragenlijst Sociale Communicatie (SCQ; Warreyn, Raymaekers, & Roeyers, 2004) en op de Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (VvGK; Oosterlaan et al., 2008). Kinderen met een klinische score op de SCQ hebben een verhoogd risico op ASS en werden derhalve niet opgenomen in de studie. Kinderen met een klinische of subklinische score op de VvGK (wat mogelijks duidt op ADHD of een gedragsstoornis) werden uitgesloten van de controlegroep. Bij ouders van kinderen uit de klinische groep, werd de Diagnostic Interview Schedule for Children (DISC-IV; Ferdinand & van der Ende, 2002) afgenomen, om de diagnose van ADHD te verifiëren. Wanneer hierop geen klinische score werd behaald, werden deze kinderen niet opgenomen in de klinische groep. Ten slotte werden ook kinderen die in het verleden een hersenvliesontsteking hebben gehad, een hersenbeschadiging hebben opgelopen of een neurologische stoornis hebben zoals epilepsie, uitgesloten van het onderzoek. Dit leidde ertoe dat 18 kinderen (14 jongens, 4 meisjes) met ADHD en 23 kinderen (17 jongens, 6 meisjes) zonder ADHD deelnamen aan het onderzoek. Alle deelnemers en hun ouders dienden vooraf een informed consent te ondertekenen waarin ze aangaven dat ze kennis hadden over de inhoud en het doel van het onderzoek en waarin aangegeven stond dat ze op elk moment het onderzoek konden stopzetten. Aan de ouders van de 13 kinderen met ADHD die stimulantia (methylfenidaat) gebruiken, werd gevraagd om 48 uur voor het onderzoek de medicatie stop te zetten, aangezien dit een impact heeft op de prestaties van het kind (Slaats-Willemse, 2011). Computertaken Van de deelnemers werd verwacht om twee computertaken uit te voeren namelijk de emotieregulatietaak en de beoordelingstaak. Het kind voerde de taken uit op een computer met een kleurenscherm van 18 inch en zat ongeveer 55 cm van het scherm verwijderd. De ontwikkeling van de taken gebeurde op basis van 90 afbeeldingen die afkomstig zijn van het International Affective Picture System (IAPS). Dit is een grote database van foto s die internationaal ingezet wordt voor onderzoek als gestandaardiseerd affectief materiaal. De afbeeldingen zijn onder te verdelen in 3 categorieën op basis van hun 18

27 valentie: 30 positieve, 30 negatieve en 30 neutrale afbeeldingen. Al deze afbeeldingen zijn zorgvuldig geselecteerd zodat ze geschikt zijn om te gebruiken bij kinderen (McManis, Bradley, Berg, Cuthbert, & Lang, 2001). Emotieregulatietaak. De emotieregulatietaak maakte gebruik van 30 negatieve afbeeldingen afkomstig uit IAPS, die gekoppeld werden aan een neutraal of negatief auditief verhaal. De kinderen kregen de opdracht om aandachtig de afbeeldingen te bekijken en de verhalen te beluisteren. Daarnaast werd van hen verwacht om zo aan de afbeelding te denken zodat het zou passen bij het aangeboden verhaal (voor details, zie Dennis en Hajcak, 2009). Er werden telkens twee blokken met 30 trials aangeboden. Een trial zag er als volgt uit: eerst kreeg men 2000 ms lang een negatieve afbeelding te zien, daarna werd er gedurende 5000 à ms een fixatiekruis getoond en werd een neutraal of negatief auditief verhaal aangeboden, ten slotte kreeg men nogmaals 2000 ms lang dezelfde negatieve afbeelding te zien. In elk van de twee blokken werden 15 foto s gevolgd door een negatief verhaal en 15 foto s gevolgd door een neutraal verhaal. Men kreeg in beide blokken dezelfde foto s aangeboden en ook de auditieve verhalen die eraan gekoppeld werden, bleven dezelfde. Bijvoorbeeld, als een bepaalde afbeelding in het eerste blok gekoppeld werd aan een neutraal verhaal, dan zal diezelfde afbeelding in het tweede blok eveneens aan hetzelfde neutrale verhaal gekoppeld worden. De volgorde van de trials in beide blokken werd at random bepaald. Dit betekent dat trial 1 van blok één niet dezelfde trial was als trial 1 in blok twee. Beoordelingstaak. De beoordelingstaak werd altijd na de emotieregulatietaak afgenomen. De deelnemers kregen de 90 geselecteerde afbeeldingen uit het IAPS te zien. Via de beoordelingstaak wensten we te achterhalen welke valentie en welke mate van opwinding (arousal) de deelnemers toeschreven aan elke foto. Dit werd gemeten aan de hand van een 5-punt Likertschaal, meer bepaald de Self- Assessment Manikin (SAM) zoals ontwikkeld door Bradley en Lang (1994). SAM is een breed toepasbaar instrument dat gemakkelijk in te zetten is om de affectieve ervaringen van personen en verschillende dimensies van emoties (i.e. valentie, arousal en dominantie) in kaart te brengen (Bradley & Lang, 1994). 19

28 De taak bestaat uit twee blokken, waarvan de volgorde at random bepaald werd. In het ene blok werd nagegaan welke valentie het kind aan elke foto toekent. We trachtten zo zicht te krijgen of ze bij de foto eerder negatieve, neutrale of positieve emoties ervaren. Dit gebeurde via een 5-punt Likertschaal, waarbij SAM varieert van een droevige, ongelukkige persoon tot een lachende, gelukkige persoon zoals weergegeven in Figuur 2 (Bradley & Lang, 1994). Figuur 2. De Self-Assessment Manikin voor Valentie uit Measuring emotion uit The Self- Assessment Semantic Differential Manikin and the semantic differential, door M. Bradley and P. J. Lang, 1994, Journal of Behavioral Therapy and Experimental Psychiatry, 25(1), In het andere blok trachtten we te meten welke mate van opwinding (arousal) de foto bij het kind opwekt. Ook dit gebeurde aan de hand van een 5-punt Likertschaal, zoals geïllustreerd in Figuur 3, waarbij het loopt van een slaperig, volledig ontspannen figuurtje tot een heel opgewonden figuurtje (Bradley & Lang, 1994). Figuur 3. De Self-Assessment Manikin voor Arousal uit Measuring emotion : The Self- Assessment Semantic Differential Manikin and the semantic differential, door M. Bradley and P. J. Lang, 1994, Journal of Behavioral Therapy and Experimental Psychiatry, 25(1),

29 Intelligentiemeting: WISC-III NL Om een schatting van de intelligentie van de kinderen te verkrijgen, werd gebruik gemaakt van een verkorte versie van de Wechsler Intelligence Scale for Children III Nederlandse versie (WISC-III NL ; Wechsler, 1992 vertaald door Kort et al., 2005). In de verkorte WISC-III NL worden vier in plaats van 13 subtesten afgenomen bij kinderen van 6 tot en met 16 jaar om op een snelle en betrouwbare manier een algemeen beeld te kunnen vormen van de globale intelligentie van de participant (Campbell, 1998; Grégoire, 2000; Kaufman, Kaufman, Balgopal, & McLean, 1996). Er werd aan de hand van hun scores op de vier subtesten een schatting gemaakt van hun totaal IQ. Er werden twee verbale subtesten (i.e Overeenkomsten en Woordkennis ) en twee performale subtesten (i.e. Plaatjes Ordenen en Blokpatronen ) afgenomen. De WISC-III NL (Kort et al., 2005) werd op een aantal criteria beoordeeld door de COTAN. Op zes van de zeven beoordelingscriteria 1 behaald de WISC-III NL een score voldoende tot goed (Cito Toetswijzer, 2005). De betrouwbaarheid van deze verkorte intelligentietest wordt bepaald door Cronbach s alfa (α) waarbij α =.92 en de validiteit.93 bedraagt (Kort et al., 2005). Hieruit kunnen we besluiten dat de verkorte versie van de WISC-III NL betrouwbaar en voldoende valide is voor wetenschappelijk onderzoek. Vragenlijsten Social Communication Questionnaire (SCQ). De Vragenlijst Sociale Communicatie (Warreyn et al., 2004) is een bewerking van de Engelstalige Social Communication Questionnaire (SCQ; Rutter, Bailey, Lord, & Berument, 2003). Deze vragenlijst kan worden ingezet bij kinderen vanaf 4 jaar en peilt naar de sociaalcommunicatieve gedragingen van kinderen met een vermoedelijke autismespectrumstoornis (ASS). De SCQ (Rutter et al., 2003) is een screeningsinstrument dat gebaseerd is op de Autism Diagnostic Interview Revised (ADI-R; Rutter, Lord, & 1 Uitgangspunten van de testconstructie (goed); Kwaliteit van het testmateriaal (goed); Kwaliteit van de handleiding (goed); Normen (voldoende); Betrouwbaarheid (voldoende); Begripsvaliditeit (voldoende) en Criteriumvaliditeit (onvoldoende). 21

30 LeCouteur, 1995). Beide instrumenten focussen op een afwijkende ontwikkeling eerder dan op een ontwikkelingsachterstand of beperking (Nederlands Jeugdinstituut, n.d.). De SCQ (Warreyn et al., 2004) baseert zich op de criteria voor ASS volgens de DSM- IV (APA, 1994) en is inhoudelijk onderverdeeld volgens de drie domeinen van autisme (i.e. wederkerige sociale interactie, communicatie en beperkte, repetitieve en stereotiepe interesses en gedragingen) (Nederlands Jeugdinstituut, n.d.). Dit screeningsinstrument werd afgenomen van de ouders en bestaat uit 40 ja/nee items. Een totaalscore van 15 of meer is een indicatie voor een autismespectrumstoornis (Warreyn et al., 2004). De interne consistentie voor de SCQ in Vlaanderen varieert tussen.17 en.44 (Nederlands Jeugdinstituut, n.d.). Zowel de divergente als convergente validiteit van deze vragenlijst zijn hoog. Volgens Warreyn, Raymaekers en Roeyers (2004) is de SCQ een goed instrument om een onderscheid te maken tussen kinderen met en zonder een verhoogd risico op ASS. Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (VvGK). De Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (Oosterlaan et al., 2008) is een bewerking van de Disruptive Behavior Disorders rating scale (DBD; Pelham, Gnagy, Greenslade, & Milich, 1992). Het doel van deze test is om het gedrag van kinderen tussen 6 en 16 jaar te vergelijken met de gedragsbeschrijvingen van kinderen met ADHD, ODD of CD (Oosterlaan et al., 2008). De beschrijvingen van deze gedragsstoornissen zijn gebaseerd op de DSM-IV die dezelfde gedragsbeschrijvingen hanteert als de DSM 5 (APA, 1994, 2013). De VvGK (Oosterlaan et al., 2008) bestaat uit 42 gedragsbeschrijvingen die gegroepeerd worden in vier schalen: aandachtstekortschaal, hyperactiviteit/impulsiviteitschaal, ODD-schaal en CD-schaal. Aan de ouders werd gevraagd om voor elk item op een 4-punt Likertschaal aan te geven of het gedrag in een bepaald tijdsbestek niet (0), een beetje (1), tamelijk veel (2) of heel veel (3) voorkomt bij hun kind. Wat betreft de interne consistentie hebben de schalen Aandachtstekort (α =.90), Impulsiviteit/hyperactiviteit (α =.87) en ODD (α =.88) in Vlaanderen hoge betrouwbaarheidscoëfficiënten voor de VvGK ingevuld door de ouders. De CD-schaal heeft een veel lagere α-coëfficiënt namelijk α =.66 waardoor deze schaal minder bruikbaar is (Oosterlaan et al., 2008). De validiteit werd enkel in de Nederlandse 22

31 populatie nagegaan. De gemiddelde convergente validiteit is r =.47 en varieert van.18 tot.83. Er is met andere woorden een positieve samenhang met de scores op schalen die een gelijkaardige meetpretentie hebben. De gemiddelde divergente validiteit is r = -.34 en varieert van -.16 tot -.50 (Oosterlaan et al., 2008). De VvGK werd op een aantal criteria beoordeeld door de COTAN en behaald voor zes van de zeven criteria een score voldoende tot goed 2 (Egberink & Meijer, 2012). Child Behavior Checklist (CBCL). De CBCL/6-18 (Achenbach & Rescorla, 2001) werd door Verhulst & van der Ende (2013) bewerkt en vertaald tot de Gedragsvragenlijst voor Kinderen. Deze vragenlijst tracht een breed spectrum van probleemgedrag bij kinderen en jongeren op een gestandaardiseerde wijze te beschrijven en te inventariseren (Verhulst & van der Ende, 2013). Het doel van dit instrument is niet om een diagnose te verschaffen, maar om vaardigheden, gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en jongeren tussen 6 en 18 jaar oud te kwantificeren. Aan de ouders werd gevraagd om voor elk item, aan de hand van een 3-punt Likertschaal, aan te geven of het omschreven gedrag in de afgelopen twee maanden, helemaal niet (0), een beetje/soms (2), of duidelijk/vaak (3) voorkwam bij hun kind. De vragenlijst resulteert in een gekwantificeerde score op drie vaardigheidsschalen (i.e. Activiteiten, Sociaal en School) die samen de Totale Vaardigheidsschaal vormen. Er worden tevens acht probleemschalen onderscheiden waarbij drie smalle band schalen (i.e. Teruggetrokken/depressief zijn, Lichamelijke klachten, Angstig/depressief zijn) samen de brede band schaal voor Internaliserende Problemen vormen. De brede band schaal voor Externaliserende Problemen bestaat uit de smalle band schalen Sociale problemen, Denkproblemen en Aandachtsproblemen. Overigens wordt een score bekomen op de probleemschalen Normafwijkend Gedrag en Agressief Gedrag. Het is bovendien mogelijk om de vragen te scoren op zes DSM-IV schalen namelijk Affectieve Problemen, Angstproblemen, Lichamelijke Problemen, Aandachtstekort/Hyperactiviteitsproblemen, Oppositioneel-Opstandige Problemen en Gedragsproblemen. In 2007 werden nog drie schalen toegevoegd, zijnde Obsessief-Compulsieve Problemen, Posttraumatische 2 Uitgangspunten van de testconstructie (voldoende); Kwaliteit van het testmateriaal (goed); Kwaliteit van de handleiding (goed); Normen (voldoende); Betrouwbaarheid (voldoende), Begripsvaliditeit (goed) en Criteriumvaliditeit (onbepaald). 23

32 Stressproblemen en Traag Denktempo (Verhulst & van der Ende, 2013). Voor deze masterproef zijn vooral de scores op de externaliserende en internaliserende schalen van belang, om de invloed van bijkomende externaliserende of internaliserende problemen na te gaan. Voor de CBCL/6-18 zijn zowel Vlaamse als Nederlandse normen beschikbaar. Internationaal blijkt de interne consistentie goed te zijn. De schaal Totale problemen heeft een gemiddelde betrouwbaarheidscoëfficiënt van.94, voor de schalen Internaliserende en Externaliserende Problemen is α gemiddeld.87, de probleemschalen kennen een gemiddelde α van.76 en α bedraagt gemiddeld.74 voor de DSM-IV schalen (Achenbach et al., 2008). In 2013 werden de ASEBA-vragenlijsten, waaronder de CBCL/6-18, door de COTAN op een aantal criteria beoordeeld. De CBCL behaalde voor vijf van de zeven criteria een score voldoende tot goed 3. Ondanks de tevredenstellende bevindingen over homogeniteit en stabiliteit kreeg het criterium betrouwbaarheid een score onvoldoende aangezien dit berekend werd op het Nederlandse aandeel in de internationale normgroep en niet op deze normgroep zelf (Egberink, Janssen, & Vermeulen, 2013). Emotion Regulation Questionnaire for Children and Adolescents (ERQ-CA). De Emotieregulatie Vragenlijst voor Kinderen en Adolescenten (ERQ-CA; MacDermott, Betts, Gullone, & Allen, 2009) is een bewerkte versie van de emotieregulatie vragenlijst (ERQ; Gross & John, 2003) die gericht is op volwassen. De ERQ peilt naar twee emotieregulatie strategieën zijnde Cognitieve Herwaardering (6 items) en Expressieve Suppressie (4 items). Deze 10 items worden beoordeeld op een 7-punt Likertschaal gaande van 1 = helemaal niet akkoord tot 7 = helemaal akkoord. Met andere woorden, hoe hoger de score op een schaal, hoe meer men de betreffende emotieregulatie strategie toepast. De interne consistentie voor Cognitieve Herwaardering bedraagt.79 en voor Expressieve Suppressie is dit.73. De test-hertest betrouwbaarheid bedraagt.69 voor beide schalen. Deze vragenlijst kent eveneens een goede convergente en divergente validiteit (Gross & John, 2003; John & Gross, 2004). 3 Uitgangspunten van de testconstructie (goed); Kwaliteit van het testmateriaal (goed); Kwaliteit van de handleiding (goed); Normen (onvoldoende); Betrouwbaarheid (onvoldoende), Begripsvaliditeit (voldoende) en Criteriumvaliditeit (voldoende). 24

33 In de ERQ-CA (MacDermott et al., 2009) werden de items vereenvoudigd en werd gebruik gemaakt van een 5-punt Likertschaal gaande van 1 = helemaal mee oneens tot 5 = helemaal mee eens. De scores kenden een bereik van 6 tot 30 voor de schaal Cognitieve Herwaardering en 4 tot 20 voor de schaal Expressieve Suppressie. Gullone en Taffe (2012) hebben de psychometrische eigenschappen van deze vragenlijst hertest. Hieruit bleek de interne consistentie voor Cognitieve Herwaardering.83 en voor Expressieve Suppressie.75 te bedragen. De test-hertest betrouwbaarheid varieert voor de eerste schaal tussen.37 en.47 en voor de tweede schaal tussen.40 en.63. Zowel de convergente als construct validiteit werden goed bevonden (Gullone & Taffe, 2012). Uit deze eigenschappen kan geconcludeerd worden dat de ERQ-CA een valide en betrouwbaar instrument is om deze twee emotieregulatie strategieën te meten. In deze masterproef ligt de focus op de schaal Cognitieve Herwaardering. Emotion Regulation Index for Children and Adolescents (ERICA). De Emotieregulatie index voor kinderen en adolescenten (ERICA; MacDermott, Gullone, Allen, King, & Tonge, 2010) is een bewerking van de Engelstalige Emotion Regulation Checklist for Adolescents (ERCA; Biesecker & Easterbrooks, 2001). De ERICA bestaat uit 27 items die geclusterd worden in drie schalen namelijk Emotionele Controle, Emotioneel Zelfbewustzijn en Situationele Responsiviteit. De items kunnen worden beoordeeld op een 5-punt Likertschaal gaande van 1 = helemaal mee oneens tot 5 = helemaal mee eens. De interne consistentie voor de schaal Emotionele controle bedraagt.73, voor Emotioneel Zelfbewustzijn is dit.60 en voor Situationele Responsiviteit is α =.64. Deze vragenlijst kent een goede test-hertest betrouwbaarheid met een gemiddelde van.77 en ook de convergente validiteit wordt als goed beoordeeld (MacDermott et al., 2010). Deze psychometrische eigenschappen duiden op een goede betrouwbaarheid en validiteit van deze vragenlijst. Voor deze masterproef werd de schaal Emotionele Controle meegenomen in de analyses, aangezien deze het meest overeenkomt met cognitieve herwaardering. Diagnostic Interview Schedule for Children IV Er werd een gestructureerd diagnostisch interview afgenomen van de ouders van kinderen met de diagnose ADHD, namelijk de Diagnostic Interview Schedule for Children IV Parent Version (DISC-IV-P; Shaffer, Fisher, Lucas, Dulcan, & Schwab- 25

34 Stone, 2000 vertaald door Ferdinand & van der Ende, 2002). Dit is een gestructureerd diagnostisch interview voor ouders van kinderen tussen 6 en 17 jaar, dat ontwikkeld is voor de assessment van meer dan 30 psychiatrische stoornissen die kunnen voorkomen bij kinderen en adolescenten (Shaffer et al., 2000). De DISC-IV (Ferdinand & van der Ende, 2002) is gebaseerd op de DSM-IV (APA, 1994) en op de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems 10 (ICD-10; World Health Organization, 1995). Het interview is opgebouwd uit 24 afzonderlijk af te nemen modules en bestaat uit 6 diagnostische hoofdcategorieën: Angststoornissen, Stemmingsstoornissen, Gedragsstoornissen, Middelenmisbruik, Schizofrenie en Diverse stoornissen (e.g. eetstoornissen) (Shaffer et al., 2000). In dit onderzoek werd enkel de module Gedragsstoornissen (die peilt naar ADHD, ODD en CD) afgenomen. Het interview bevraagt essentiële aspecten van symptomen zoals de beginleeftijd, frequentie, duur, intensiteit, beperkingen en eventuele reeds ondernomen behandelingen. Uit onderzoek van Shaffer en collega s (2000) blijkt dat de DISC-IV voor de module ADHD over een goede test-hertest betrouwbaarheid (κ =.79) beschikt. Voor de ODD-module is κ =.54 en voor de CD-module is κ =.43. Procedure Het JOnG! onderzoek waaruit een deel van de data afkomstig is, werd goedgekeurd door zowel de ethische commissie van de Universiteit Gent als door de ethische commissie van de KU Leuven. Huidige studie werd door de ethische commissie van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent goedgekeurd. Nadat werd aangegeven dat men wou deelnemen aan de studie, werd telefonisch een datum afgesproken waarop het onderzoek zou plaatsvinden. Eenmaal dit in orde was, kregen de ouders een aantal vragenlijsten opgestuurd die ze ingevuld dienden mee te brengen op de dag van het onderzoek. Sommige van deze vragenlijsten waren bedoeld voor de ouders, andere vragenlijsten dienden door het kind ingevuld te worden. Niet al deze vragenlijsten worden in deze masterproef besproken omdat sommige buiten het opzet van deze studie vallen. Alle verzamelde gegevens werden geanonimiseerd. De onderzoeken gingen door aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent. Eenmaal de ouders en het kind aangekomen waren, kregen ze uitleg over wat er te gebeuren stond. 26

35 Aan de ouders werd vervolgens gevraagd om het onderzoekslokaal te verlaten. Eén of twee onderzoekers waren aanwezig in het lokaal en er werd geprobeerd om zoveel mogelijk afleidende en storende factoren uit te sluiten. De participant nam plaats voor een computer waarop de computertaken altijd in dezelfde volgorde gepresenteerd werden. Tijdens de emotieregulatietaak werd het EEG gemeten. Hiervoor werd een cap op het hoofd van de participant aangebracht waarop 127 elektroden aangesloten werden. Een extra elektrode werd onder het rechteroog geplakt om later te kunnen corrigeren voor oogbewegingen. Instructies werden gegeven voor deze verschenen op het scherm. Aan het eind van het onderzoek werd het haar van het kind gewassen om de aangebrachte geleidende gel te verwijderen. Daarna werd een verkorte intelligentietest afgenomen die bestond uit 4 subtesten van de WISC-III NL (Kort et al., 2005). De subtesten werden altijd in dezelfde volgorde afgenomen namelijk Overeenkomsten, Plaatjes ordenen, Blokpatronen en Woordkennis. Er werd met de ouders van kinderen met ADHD eveneens tijd ingepland om een gestructureerd interview (DISC IV P; Shaffer et al., 2000) af te nemen. Dit kon doorgaan op de dag van het onderzoek of nadien. Als het later werd gepland, kon dit telefonisch gebeuren of werd naar het huis van de ouders gegaan om het interview af te nemen. Het onderzoek werd afgesloten door de participant te bedanken voor deelname en een financiële vergoeding van 10 euro te overhandigen. De ouders ontvingen nadien een verslag met de resultaten van het onderzoek van hun kind. ERP datareductie en statistische analyse De analyse van de ERP-data gebeurde aan de hand van de programma s BrainVision Analyzer 2.0 en Statistical Package for the Social Sciences 22 (SPSS 22). Op het EEG werden drie offline filters toegepast: een low cutoff filter van 0.1 Hertz (Hz), een high cutoff filter van 30 khz en een notch filter van 50 Hz. Dit betekent dat alle signalen van minder dan 0.1 Hz of meer dan 30 khz er uitgefilterd werden. Ook de signalen van 50 Hz werden er uitgehaald om verstoringen door het elektriciteitsnet uit te kunnen sluiten. Een aantal elektroden registreerden de oogbewegingen van het kind zodat het mogelijk werd om hiervoor te corrigeren. Daaropvolgend werden volgens drie criteria de artefacten uit de data verwijderd. Ten eerste bedroeg de toegelaten gradiënt 50 µv/ms. Vervolgens 27

36 mocht het verschil tussen het minimum en maximum over een interval van 200 ms niet groter zijn dan 200 µv. Ten slotte werd een low activity cutoff van 0,5 µv gehanteerd. Trials waarbij niet aan deze voorwaarden voldaan werd, werden verwijderd. Daarenboven werd een baseline correctie toepast van -500 tot 0 ms (tijd voor het aanbieden van de stimulus). Na het verwijderen van de artefacten bleven tussen de 15 à 30 bruikbare segmenten over. Uit deze segmenten werden drie time windows weerhouden. Voor de LPP ging dit over de time windows 300 tot 600 ms en 600 tot 1000 ms (Dennis & Hajcak, 2009). Wat betreft de EPN werd één time window (i.e. 175 tot 275 ms) weerhouden (Hajcak & Dennis, 2009). De time windows werden gekozen op basis van voorgaand onderzoek en de grand averages. De elektrodeposities waarvan de LPP activiteit verder geanalyseerd werd, waren PO3, POz en PO4. Deze posities werden gekozen op basis van voorgaand onderzoek (Dennis & Hajcak, 2009; Hajcak & Dennis, 2009) en omdat ze volgens de topografie-effecten de grootste LPP activiteit vertonen. In Figuur 4 wordt ter illustratie de topografie van de late LPP ( ms) weergegeven. Gelijkaardige posterieure distributies werden gevonden voor de vroege LPP ( ms) en de EPN. De grootste EPN-activiteit werd gevonden voor dezelfde elektrodeposities namelijk PO3, POz, en PO4 (Hajcak & Dennis, 2009). Figuur 4. Ter illustratie wordt links de topografie van de late LPP ( ms) bij typisch ontwikkelende kinderen weergegeven, rechts wordt de late LPP bij kinderen met ADHD weergegeven. 28

37 Na de ERP datareductie konden de statistische analyses aangevangen worden. Om de hypothese met betrekking tot de LPP van de eerste onderzoeksvraag te toetsen, werd gebruik gemaakt van een (2x2x3)x2 repeated measures ANOVA met valentie (negatief/neutraal verhaal), tijdsperiode ( ms en ms) en elektrodepositie (PO3, POz en PO4) als binnen-subject factoren en diagnose (ADHD en controle) als tussen-subject factor. De EPN werd geanalyseerd met een (2x3)x2 repeated measures ANOVA met als binnen-subject factoren valentie (negatief/neutraal verhaal) en elektrodepositie (PO3, POz en PO4) en als tussen-subject factor diagnose. Om zicht te krijgen op de emotieregulatie werden telkens de ERP s na de tweede aanbieding van de foto d.w.z. na het auditief verhaal met elkaar vergeleken. Extra exploratieve analyses (correlaties en covariantieanalyses) werden uitgevoerd om de invloed van leeftijd, geslacht, ODD en internaliserende symptomen na te gaan. De tweede onderzoeksvraag peilt naar mogelijke verschillen in verwerking van negatieve stimuli tussen kinderen met en zonder ADHD. Hiervoor werden de EPN en de LPP volgend op de aanbieding van de negatieve stimulus en voor de aanbieding van het neutrale of negatieve verhaal vergeleken. De activiteit van de LPP werd geanalyseerd via een (2x3)x2 repeated measures ANOVA met tijdsperiode ( ms en ms) en elektrodepositie (PO3, POz en PO4) als binnen-subject factoren en diagnose (ADHD en controle) als tussen-subject factor. Voor de EPN werd gebruik gemaakt van een 3x2 repeated measures ANOVA met als binnen-subject factor elektrodepositie (PO3, POz en PO4) en als tussen-subject factor diagnose. Het verschil met de eerste onderzoeksvraag is dat deze keer telkens de elektrische activiteit gemeten na de eerste aanbieding van de foto d.w.z. vóór het aanbieden van het auditief verhaal werd meegenomen in de analyses. Enkel de hoofd- en interactie-effecten die bijdragen tot het beantwoorden van de onderzoeksvragen zullen worden besproken. Dit gaat over alle effecten waarbij de variabelen diagnose, valentie en/of één van de covariaten betrokken zijn. Indien in één van de analyses niet aan de assumptie van sfericiteit voldaan wordt, zal de Greenhouse- Geisser of Huynh-Feldt correctie toegepast worden. Vervolgens werden correlatieanalyses uitgevoerd om het verband tussen ERP correlaten van emotiedysregulatie en de ernst van ADHD-symptomen te evalueren. Dit 29

38 werd gedaan aan de hand van Pearson correlaties. De ernst van de ADHD-problematiek werd gemeten aan de hand van de normscores op twee schalen van de VvGK (i.e. Hyperactiviteit/impulsiviteit en Aandachtstekort). Emotieregulatie werd gemeten aan de hand van neurale correlaten die tot drie variabelen werden herleid. Eerst werd het gemiddelde over de elektrodeposities per valentie berekend. Vervolgens werden de verschilscores berekend door de elektrische activiteit na de aanbieding van een neutraal verhaal af te trekken van de elektrische activiteit gemeten na de aanbieding van een negatief verhaal. Op deze manier werd één variabele voor de EPN en twee variabelen voor de LPP (i.e. één voor ms en één voor ms) bekomen, die de modulatie reflecteren ten gevolge van cognitieve herwaardering. Alle significante correlaties (i.e. p.05) en correlaties met r.30 worden omwille van de kleine steekproef gerapporteerd. Volgens de richtlijnen voor de sociale wetenschappen wijst een correlatiecoëfficiënt dat groter dan of gelijk is aan.30 op een middelgroot verband tussen de variabelen, ongeacht de statistische significantie. Vanaf.50 wordt gesproken van een sterke correlatie (Cohen, 1988). Ten slotte werd de link tussen deze verschilscores en subjectieve metingen van emotieregulatie onder de loep genomen. Wat betreft de subjectieve maten van emotieregulatie werden de scores op de Emotionele Controle schaal van de ERICA en de score op de Herwaarderingsschaal van de ERQ-CA opgenomen. Om de link tussen deze maten te verkennen werden twee statistische analysetechnieken gehanteerd namelijk univariate ANOVA en bivariate correlatieanalyse. Eerst werd na gegaan of kinderen met en zonder ADHD verschillend scoren op de emotieregulatie schalen. Hiervoor werd tweemaal een ANOVA toegepast met telkens de score op de emotieregulatie schaal als afhankelijke variabele en diagnose als factor. Nadien werden de correlaties tussen de neurale correlaten en subjectieve maten berekend aan de hand van een bivariate correlatieanalyse. Opnieuw worden alle significante correlaties (i.e. p.05) en correlaties met r.30 gerapporteerd omwille van de kleine steekproef. 30

39 RESULTATEN Descriptieve resultaten In het totaal namen 61 kinderen deel aan dit onderzoek waarvan 23 kinderen met ADHD en 38 controlekinderen. Uit de steekproef werden een aantal kinderen verwijderd vermits niet voldaan werd aan de exclusiecriteria. Zo werd er omwille van een te laag IQ één kind verwijderd uit de controlegroep. Uit de ADHD-groep werd één kind geëxcludeerd vanwege een negatieve score op de DISC-IV, één kind wegens een positieve score op de SCQ, één kind had aandachtsbevorderende medicatie genomen op de dag van het onderzoek en van één kind ontbraken de EEG-data omwille van technische problemen. Ten slotte werd er uit elke groep nog één kind geëxcludeerd ten gevolge van teveel artefacten tijdens de EEG-analyse. Van de 19 meisjes in de controlegroep werden slechts 6 meisjes opgenomen in de analyses omwille van de matching met de ADHDgroep. Uiteindelijk werden er 41 kinderen opgenomen in de analyses waarvan 23 controlekinderen en 18 kinderen met ADHD bij wie de diagnose aan de hand van de DISC-IV geverifieerd werd. Op basis van de scores op de DISC-IV waren er vijf kinderen (vier jongens en één meisje) met comorbide ODD. In Tabel 1 worden de descriptieve gegevens van de overgebleven participanten weergegeven. TABEL 1 De gemiddelde leeftijd en IQ per groep. Jongens n = 17 Controlegroep n = 23 Meisjes n = 6 Jongens n = 14 ADHD-groep n = 18 Meisjes n = 4 M SD M SD M SD M SD Leeftijd IQ Uit de univariate ANOVA bleek het verschil in leeftijd en IQ tussen beide groepen niet significant (respectievelijk F(1,37) = 0.05, p =.824 en F(1,37) = 0.50, p=.484). Om na te gaan of er een significant verschil is tussen beide groepen naargelang geslacht werd een χ 2 -analyse uitgevoerd, waaruit eveneens geen verschil bleek (χ 2 = 0.135, df = 1, p = 0.714). 31

40 Beoordelingstaak Via de beoordelingstaak wensten we te achterhalen welke valentie en welke mate van opwinding (arousal) de deelnemers toeschreven aan elke foto. Om na te gaan of er verschillen in beoordeling waren tussen beide groepen, werd gebruik gemaakt van een non-parametrische toets namelijk de Mann Whitney U toets. Er werd hiervoor geopteerd aangezien gebruik werd gemaakt van 5-punt Likertschalen en dit ordinale variabelen opleverde (Field, 2009). Tijdens de emotieregulatietaak werden enkel negatieve afbeeldingen gepresenteerd. Om deze reden werden enkel de scores, die betrekking hebben op deze afbeeldingen vergeleken. Uit de vergelijking blijken er zowel voor valentie (U = , p =.160) als voor arousal (U = , p =.258) geen verschillen te zijn tussen kinderen met en zonder ADHD. Dit betekent dat kinderen met en zonder ADHD de afbeeldingen even negatief ervaren. Regulatie LPP. In eerste instantie werden de hoofd- en interactie effecten voor de LPP via een repeated measures ANOVA geanalyseerd. We vonden een significant hoofdeffect voor tijd (F(1,39) = , p <.001). Dit betekent dat er een significant verschil is in de amplitude van de LPP naargelang de tijdsperiode. De gemiddelde amplitude voor de tijdsperiode ms was (SD = 1.05) en 8.39 (SD = 0.76) voor de tijdsperiode van ms. Het hoofdeffect van valentie was niet significant, (F(1,39) = 0.20, p =.660). Noch werd een significant hoofdeffect van diagnose of significante interactie-effecten met diagnose gevonden. Het hoofdeffect van diagnose: F(1,39) = 2.21, p =.145; het interactieeffect van diagnose x valentie: F(1,39) = 2.73, p =.106; de interactie diagnose x valentie x elektrode: F(2,78) = 1.15, p =.322; de interactie diagnose x valentie x tijd: F(1,39) = 0.003, p =.955 en de interactie diagnose x valentie x elektrode x tijd: F(2,78) = 0.38, p =.686. Geen van de andere effecten waren significant (alle p s >.200). Figuur 5 laat de LPP zien voor beide groepen, gemiddeld over de 3 elektrode posities. Ter illustratie wordt in Figuur 6 de gemiddelde modulatie van de late LPP ( ms) voor beide groepen weergegeven. 32

41 Figuur 5. De ERP s (gemiddeld over de elektroden PO3, POz en PO4) voor kinderen met en zonder ADHD van 500 ms voor tot 2000 ms na het aanbieden van een neutraal of negatief verhaal. LPP_300 = LPP van ms na de aanbieding van een verhaal. LPP_600 = LPP van ms na de aanbieding van een verhaal. Figuur 6. De gemiddelde modulatie van de late LPP (LPP na een negatief verhaal LPP na een neutraal verhaal) voor de hele dataset in de tijdsperiode ms. 33

AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD

AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD Prof. dr. Roeljan Wiersema Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Executieve functies en emotieregulatie Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Inhoud 1. Executieve functies en emotieregulatie 2. Rol van opvoeding

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 173 174 De drijfveer tot beheersing: Hoe affect en motivatie cognitieve controle beïnvloeden Helpen emoties in een situatie die vraagt om mentale inspanning? Dat is de centrale vraag die dit proefschrift

Nadere informatie

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014 AD(H)D bespreken N.B.: de inhoud van dit programma is slechts van adviserende aard en dient niet als vervanging voor professioneel en/of medisch advies. Als u verdere consultatie wenst, of wanneer u zich

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Brenda Volkaert Doctoraatsbursaal Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie Overzicht Deel 2 Onderzoek

Nadere informatie

Neuro-imaging bij bipolaire stoornissen: een overzicht

Neuro-imaging bij bipolaire stoornissen: een overzicht Neuro-imaging bij bipolaire stoornissen: een overzicht Max de Leeuw, psychiater en senior onderzoeker GGZ Rivierduinen/LUMC KenBiS, 17 juni 2016 Leiden Inhoud Emotieverwerking Werkgeheugen Beloning Eerstegraads

Nadere informatie

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Het moeilijke kind stelt ons vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Een aandachtige blik op

Een aandachtige blik op INLEIDING Een aandachtige blik op temperamentt Valerie Van Cauwenberge Prof. Dr. Roeljan Wiersema SWVG Studiedag Leuven, 2 december 21 Temperament = individuele id verschillen tussen kinderen in reactiviteit

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift gaat over de oorzaken van het vóórkomen van symptomen van autisme spectrum stoornissen (ASD) bij kinderen met een aandachtstekort stoornis

Nadere informatie

Citation for published version (APA): van der Meer, D. (2016). Neural correlates of gene-environment interactions in ADHD [Groningen]

Citation for published version (APA): van der Meer, D. (2016). Neural correlates of gene-environment interactions in ADHD [Groningen] University of Groningen Neural correlates of gene-environment interactions in ADHD van der Meer, Dennis IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish

Nadere informatie

AD(H)D. een meetbare hersenfunctiestoornis. A.Haagen, kinderartskinderneuroloog 1

AD(H)D. een meetbare hersenfunctiestoornis. A.Haagen, kinderartskinderneuroloog 1 AD(H)D een meetbare hersenfunctiestoornis 1 Inleiding Wanneer spreken we van ADHD? Hoe stellen we de diagnose? Wat gebeurt er in de hersenen? 2 BEGRIPPEN Attention Deficit Hyperactivity Disorder = Aandachtsstoornis

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Emotionele stoornissen bij schizofrenie, zoals een vervlakking of vermindering van affect zijn al sinds het begin van het beschrijven en classificeren van de ziekte schizofrenie

Nadere informatie

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum BRIEF-P Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader BRIEF-P Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF-P is een

Nadere informatie

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting HET BEGRIJPEN VAN COGNITIEVE ACHTERUITGANG BIJ MULTIPLE SCLEROSE Met focus op de thalamus, de hippocampus en de dorsolaterale prefrontale cortex Wereldwijd lijden ongeveer 2.3

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG ADHD en ASS Bij normaal begaafde volwassen Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG Disclosure belangen spreker (potentiële) Belangenverstrengeling Geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Toenaderen of vermijden. Neurobiologische mechanismen in sociale angst Het doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in de psychobiologische mechanismen die een rol spelen bij

Nadere informatie

Plannen en organiseren bij adolescenten met ADHD. Prof.dr. Saskia van der Oord klinische psychologie

Plannen en organiseren bij adolescenten met ADHD. Prof.dr. Saskia van der Oord klinische psychologie Plannen en organiseren bij adolescenten met ADHD Prof.dr. Saskia van der Oord klinische psychologie Inhoud v Theoretische verklaringen ADHD v Plannen en organiseren bij ADHD v In het dagelijkse leven?

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Diagnostiek van executieve functies bij adolescenten

Diagnostiek van executieve functies bij adolescenten Diagnostiek van executieve functies bij adolescenten Samenvatting presentatie congres EF bij adolescenten Utrecht, 19 juni 2012 Dr. Mariëtte Huizinga Universiteit van Amsterdam Executieve functies Weerstand

Nadere informatie

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind Psychiatriseren = Het moeilijke kind stelt de volwassene vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

Een EEG-studie naar de ontwikkeling van emotieregulatie

Een EEG-studie naar de ontwikkeling van emotieregulatie Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 Tweede examenperiode Een EEG-studie naar de ontwikkeling van emotieregulatie Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

GENDER, COMORBIDITY & AUTISM Inleiding INHOUD Opzet en Bevindingen per onderzoek Algemene Discussie Aanbevelingen Patricia J.M. van Wijngaarden-Cremers Classifications & Gender Patient cohort 2004 Clusters

Nadere informatie

Integratie van functionele en moleculaire beeldvorming bij de ziekte van Alzheimer

Integratie van functionele en moleculaire beeldvorming bij de ziekte van Alzheimer Integratie van functionele en moleculaire beeldvorming bij de ziekte van Alzheimer Achtergrond De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer (Alzheimer s disease - AD) is een neurodegeneratieve ziekte

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

03/07/15' ADHD, ODD, CD? Wat moet ik weten en wat kan ik ermee? Programma. Begripsbepaling: Agressie. Begripsbepaling: ODD, CD en ADHD

03/07/15' ADHD, ODD, CD? Wat moet ik weten en wat kan ik ermee? Programma. Begripsbepaling: Agressie. Begripsbepaling: ODD, CD en ADHD ADHD, ODD, CD? Wat moet ik weten en wat kan ik ermee? Woensdag 29 oktober P. Deschamps Begripsbepaling: ODD, CD en ADHD Begripsbepaling: Agressie Disruptive Behavior Disorders (DBD), Disruptieve Gedragsstoornissen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Genderdysforie in kinderen: Oorzaken en Gevolgen Chapter ELEVEN De studies, beschreven in dit proefschrift, richten zich op vier thema s. De eerste hoofdstukken beschrijven twee

Nadere informatie

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN? VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress.

Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress. Block 1: Basic emotions, Brain structures and Stress. Vraag 1 (10 punten) A. Wat is het Circuit van Papez en welke hersenstructuren maken hier deel van uit? (5 punten) B. Welke extra hersenstructuren zijn

Nadere informatie

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom Nathalie Vanderbruggen Psychoneurologisch functioneren in KS ( Verri et al. 2010) Cognitief functioneren: Psychopathologische kwetsbaarheid:

Nadere informatie

Autisme in het gezin. Geerte Slappendel, psycholoog en promovenda Jorieke Duvekot, psycholoog en promovenda

Autisme in het gezin. Geerte Slappendel, psycholoog en promovenda Jorieke Duvekot, psycholoog en promovenda Autisme in het gezin Geerte Slappendel, psycholoog en promovenda Jorieke Duvekot, psycholoog en promovenda Disclosure belangen spreker Achtergrond Problemen in de sociale ontwikkeling: belangrijk kenmerk

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

ADHD. Behandelingsstrategieën DSM IV. Diagnostiek. Vragenlijst voor gedragsproblemen bij kinderen (VvGK) ( Attention deficit hyperactivity disorder )

ADHD. Behandelingsstrategieën DSM IV. Diagnostiek. Vragenlijst voor gedragsproblemen bij kinderen (VvGK) ( Attention deficit hyperactivity disorder ) ADHD ( Attention deficit hyperactivity disorder ) Behandelingsstrategieën Evelien Dirks Een ontwikkelingsstoornis Problemen met de concentratieperiode Problemen met de impulsbeheersing Problemen met de

Nadere informatie

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015 6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015 Het is al weer lang geleden dat jullie iets van ons hebben gehoord en dat komt omdat er veel is gebeurd. We hebben namelijk heel veel analyses kunnen doen op

Nadere informatie

Executieve Functies & Agressieve Gedragsproblemen Wat, bij Wie en Waarom?

Executieve Functies & Agressieve Gedragsproblemen Wat, bij Wie en Waarom? Executieve Functies & Agressieve Gedragsproblemen Wat, bij Wie en Waarom? Prof.dr. Bram Orobio de Castro Ontwikkelingspsychologie, Universiteit Utrecht Wie? - overzicht - Agressie & Disruptieve Gedragsstoornissen

Nadere informatie

Wat is ADHD? Samenvatting

Wat is ADHD? Samenvatting Wat is ADHD? ADHD is een afkorting voor Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder, in de volksmond ook wel Alle Dagen Heel Druk genoemd. ADHD wordt gekenmerkt door aandachtsproblemen, druk (hyperactief)

Nadere informatie

Linking Depression. Longitudinal and neuroimaging genetic studies in major depressive disorder. Esther Opmeer

Linking Depression. Longitudinal and neuroimaging genetic studies in major depressive disorder. Esther Opmeer Linking Depression Longitudinal and neuroimaging genetic studies in major depressive disorder Esther Opmeer Nederlandse Samenvatting Depressie staat in de top 3 van ziekten die de meeste ziektelast geven

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Kajak Congres Psychiatrie en LVB

Kajak Congres Psychiatrie en LVB WERKEN AAN SAMENSPEL Kajak Congres Psychiatrie en LVB Sammy Roording, Klinisch neuropsycholoog Karakter, Zorglijn LVB Ede/Apeldoorn s.roording@karakter.com Muntgebouw Utrecht, 17 mei 2018 pagina 1 INVENTARISATIE

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog

Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat zijn de neuropsychologische gevolgen van een hersentumor bij kinderen. Dr Femke Aarsen, klinisch neuropsycholoog Wat is neuropsychologie? Neuropsychologie is de psychologie die zich bezighoudt met

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25

1.1 Ontwikkelingspsychopathologie Opbouw van het boek Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 Inhoudsopgave 1 Introductie 17 1.1 Ontwikkelingspsychopathologie 17 1.2 Opbouw van het boek 20 1.3 Hoofdstuk 1 in tien punten 25 Belangrijke begrippen 25 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie 27

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:

Nadere informatie

SAMENVATTING 183 SAMENVATTING

SAMENVATTING 183 SAMENVATTING SAMENVATTING 183 SAMENVATTING Vermoeidheid is een alledaagse ervaring. Wanneer vermoeidheid een lange tijd aanhoudt kan dit voor problemen zorgen. Geneeskundestudenten zien we als relatief kwetsbaar als

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

Focus op aandacht! Aandacht en aandachtsstoornissen: de gedragsneurologische en neuropsychologische invalshoek

Focus op aandacht! Aandacht en aandachtsstoornissen: de gedragsneurologische en neuropsychologische invalshoek Focus op aandacht! Aandacht en aandachtsstoornissen: de gedragsneurologische en neuropsychologische invalshoek VWVJ-Symposium Leuven, 20-3-2015 Prof. Dr. Evert Thiery Universiteit Gent Disclosure belangen

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008

Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Voel jij wat ik bedoel? www.psysense.be 17/5/2008 Gevoel en emoties / definitie Emoties: in biologische zin: affectieve reacties. Prikkeling van dit systeem geeft aanleiding tot allerlei lichamelijke reacties.

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

GIDS VOOR VOLWASSE N E N M E T A D H D HET T RA JECT VAN UW B E H A N D E L I N G

GIDS VOOR VOLWASSE N E N M E T A D H D HET T RA JECT VAN UW B E H A N D E L I N G GIDS VOOR VOLWASSE N E N M E T A D H D HET T RA JECT VAN UW B E H A N D E L I N G VOORAF Uw arts heeft u een medicamenteuze behandeling voorgeschreven als hulp bij het onder controle brengen van de symptomen

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers

Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers Samenvatting presentatie Expertisebijeenkomst Executieve Functies Koers-VO; Capelle a/d IJssel; 3 december 2012

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

LAVEREN DOOR HET SOCIALE LEVEN: OVER SOCIALE COGNITIE IN GEZONDHEID EN PSYCHOSE SAMENVATTING

LAVEREN DOOR HET SOCIALE LEVEN: OVER SOCIALE COGNITIE IN GEZONDHEID EN PSYCHOSE SAMENVATTING LAVEREN DOOR HET SOCIALE LEVEN: OVER SOCIALE COGNITIE IN GEZONDHEID EN PSYCHOSE SAMENVATTING Navigating Social Life Samenvatting Sociale cognitie ligt ten grondslag aan succesvol sociaal functioneren.

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/32213 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schel, Margot Antoinette Title: Free won't : neurobiological bases of the development

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/37391 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Peters, Sabine Title: The adolescent brain : unraveling the neural mechanisms of

Nadere informatie

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys EF en gedragsproblemen Walter Matthys Verminderde EF bij gedragsproblemen afhankelijk van ADHD (symptomen)? Meta-analyse bij jonge kinderen met externaliserend gedrag (Schoemaker, Mulder, Dekovic & Matthys,

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

De invloed van ruis op de prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste choice delay taak

De invloed van ruis op de prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste choice delay taak UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012 2013 Eerste Examenperiode De invloed van ruis op de prestaties van kinderen met ADHD in een aangepaste choice delay

Nadere informatie

1) Sekseverschillen in concentratie-problemen, hyperactiviteit en attention deficit hyperactivity disorder (ADHD)

1) Sekseverschillen in concentratie-problemen, hyperactiviteit en attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) Dit proefschrift, met als titel: Meetproblemen en de genetische invloed op concentratie-problemen, hyperactiviteit en aanverwante stoornissen bestaat uit drie delen. Deze drie delen corresponderen met

Nadere informatie