Inzendinstructie *236E-IP-2017* Tenzij anders vermeld, berust het auteursrecht van de in dit werk voorkomende afbeeldingen bij OGN.

Transcriptie

1 Inzendinstructie Tenzij anders vermeld, berust het auteursrecht van de in dit werk voorkomende afbeeldingen bij OGN. LOI Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronische apparatuur, geluidsband of welke wijze dan ook, en evenmin in een retrieval-system worden opgeborgen, zonder schriftelijke toestemming van de LOI. *236E-IP-2017*

2 Inzendopgaven U dient uw uitwerking van de inzendopgave digitaal aan te leveren. Om er voor te zorgen dat uw docent deze uitwerking naar behoren kan beoordelen, moet uw afbeelding van het object aan bepaalde richtlijnen voldoen. Zo kan de docent begrijpen wat u hebt gemaakt. Deze instructie is bedoeld om u enkele richtlijnen mee te geven om problemen en onduidelijkheden te voorkomen bij het fotograferen van uw uitwerking. U zult het merken: het is niet moeilijk om goede afbeeldingen te maken van uw uitwerking, als u zorgvuldig en aandachtig werkt. Succes! Aanlevering Lees de inzendopgaven altijd zorgvuldig door en werk per inzendcode: Geef bij elke opgave en op elk blad of document duidelijk aan om welke opgave het gaat. Lever per inzendcode voor elke opgave een apart bestand in. Doet u dit niet, motiveer uw keuze dan duidelijk. Probeer zo veel mogelijk de juiste volgorde van de opgaven aan te houden. Zend per inzendcode alle opgaven in één keer in, aangevuld met alle bijlagen die bij de vragen horen. Het is helaas niet mogelijk te beoordelen wanneer opgaven binnen eenzelfde code op verschillende manieren en tijdstippen worden ingezonden. Zet per inzendcode alle tekst bij uw uitwerkingen in één document. U hoeft dus niet voor elke opgave een ander document te maken. Gebruik het tekstvak in Campus, of Microsoft Word of Apple Pages voor uw uitwerkingen. Als u een ander tekstverwerkingsprogramma gebruikt, is dat prima zolang de ingezonden stukken maar leesbaar zijn voor uw docent. Sla uw document in ieder geval op als.doc,.docx of.pdf. Het grote voordeel van een pdf-document is dat afbeeldingen niet zullen verschuiven als het document op een andere computer wordt geopend. Die kans bestaat wel bij een Word-document. Wanneer u een opdracht in een ander programma moet aanleveren, wordt dit duidelijk aangegeven. Het komt bijvoorbeeld voor dat een presentatie in PowerPoint wordt verwacht. Om verschillende documenten (het tekstdocument en eventuele losse plaatjes of andere bestanden) toch als één document in te zenden, voegt u ze samen. Dat doet u door ze in één map op te slaan en er een Zip-bestand van te maken. Dit kunt u in Windows doen met behulp van een programma zoals Winzip. Op een Apple-computer kunt u bestanden comprimeren via de menubalk. Selecteer de bestanden of map en ga naar Bestand in de menubalk. Daar kiest u Comprimeren. Er ontstaat dan een Zip-bestand van het origineel dat u kunt versturen. 2

3 Richtlijnen De beste resultaten kunt u bereiken door een kleurenscan te maken van uw (tweedimensionale) object. Dat kan bij de plaatselijke supermarkt of bij een copyshop, als u zelf geen scanner hebt. Verder kunt u werken met fotografie. In afbeelding 1 ziet u hoe u het licht kunt opstellen om het juiste effect te bereiken in de meeste (tweedimensionale) situaties. Twee lichten zijn gericht in een hoek van 45 graden ten opzichte van uw object, met de camera tussen de lichten. Deze opstelling zal u een evenwichtig licht op het object opleveren. Het beste resultaat met een tweedimensionaal object bereikt u als u het aan een buitenmuur kunt hangen, zonder direct zonlicht. Afb. 1. Twee lichten in een hoek van 45 graden t.o.v. uw object, met de camera ertussen. Als u een driedimensionaal object fotografeert, kan het zijn dat de opstelling van afbeelding 1 niet genoeg het volume en/of de vorm van het object weergeeft. In dat geval kunt u kiezen voor de opstelling van afbeelding 2. Hierbij vervangt u een van de lichtbronnen door een wit stuk papier of schuimplaat, waarmee u het licht van de overgebleven lichtbron reflecteert in de schaduwen van uw object. Deze techniek is eveneens zeer geschikt als u de structuur van uw tweedimensionale object wilt laten zien. Afb. 2. Een van de lichtbronnen is vervangen door een wit stuk papier of schuimplaat, waarmee u het licht van de overgebleven lichtbron reflecteert in de schaduwen van uw object. 3

4 Problemen voorkomen Zoals u wellicht ook al gemerkt hebt: goede materialen zijn het halve werk en dat geldt ook voor uw fototoestel. Veel fototoestellen hebben een lichte groothoeklens, waardoor uw foto kan vervormen. Dat kunt u enigszins corrigeren met uw zoomfactor. In uw gebruiksaanwijzing leest u meer over deze mogelijkheden. Mocht uw fototoestel minder geavanceerd zijn, houd dan wel rekening met deze tekortkomingen. U kunt er dan ook voor kiezen om uw (tweedimensionale) object te scannen. Evenredige verlichting Let goed op dat uw gehele object evenredig verlicht is. Verplaats eventueel uw licht of object om schaduwen te voorkomen (bv. van een object dat niet op de foto hoort). Vermijd waar mogelijk flitslicht te gebruiken, omdat hierdoor vaak een lichtvlek op de foto verschijnt. Ook op een bewolkte dag is er buiten nog voldoende licht voor een goede foto; is er zon, dan kunt u een volledig beschaduwde plek opzoeken. Binnen kiest u een plek waar de lampen niet te dichtbij geplaatst zijn of het object vanuit een verkeerde hoek kunnen beschijnen. Afb. 3. Verlichting: zorg voor evenredige verlichting. Representatie van kleur Let ook goed op dat uw object de juiste kleuren op de foto weergeeft. Als uw gehele object te geel, blauw of groen lijkt, moet u de witbalans aanpassen. Hoe dat moet, vindt u in de gebruikershandleiding van uw fototoestel. Met gratis fotobewerkingsprogramma s kunt u vaak ook nog uw eindresultaat aanpassen. Heeft slechts een deel van het object een afwijkende kleur, controleer dan of er geen licht van een andere lichtbron komt. Verschillende lichtbronnen (zoals 4

5 daglicht, spaarlampen en tl-buizen) geven ook echt verschillende kleuren. Kies dus altijd eenzelfde soort licht wanneer u uw object fotografeert. Afb. 4. Kleur: let op dat de juiste kleuren op de foto worden weergegeven. Goede belichting Als uw object te donker of te licht op de foto staat, dan moet u letten op de juiste hoeveelheid belichting. De meeste fototoestellen hebben hiervoor een functie, de exposure compensation (belichtingscompensatie), om belichtingsproblemen te corrigeren. Kijk in de handleiding van uw toestel hoe deze functie werkt. Afb. 5. Belichting: pas op dat uw foto niet te donker of te licht is. Scherpte Een foto die niet scherp is, kan niet goed beoordeeld worden. Controleer daarom altijd de scherpte van de foto, door in te zoomen op een klein onderdeel van uw object (met uw fototoestel of op uw computer). Als dat scherp blijft, dan is uw foto ook scherp. Een onscherpe foto kan ontstaan 5

6 doordat u niet voldoende hebt scherpgesteld of omdat u bewogen hebt tijdens het fotograferen. Probeer dan ook stevig te staan voor u klikt (of gebruik een statief); dan is de kans op wazige foto s het kleinst. Krijgt u alsnog onscherpe foto s, probeer dan om meer licht te creëren. Afb. 6. Scherpte: let erop dat uw foto scherp is. Het complete plaatje Uw docent wil uiteraard uw gehele object kunnen bekijken. Let daarom allereerst op of u ook echt alle zijkanten op de foto hebt staan. Kijk ook of uw object wel recht staat, en niet bv. 90 gedraaid is. Kies verder een achtergrond die niet afleidt, zoals een groter stuk papier of karton of een effen stuk stof in een rustige kleur. Neem de foto van een tweedimensionaal object ook altijd van bovenaf, en niet vanuit een bepaalde hoek (tenzij dit expliciet gevraagd wordt, bv. van een detail). Zo komt de door u gebruikte techniek het beste naar voren. Afb. 7. Volledigheid: kijk altijd of het gehele object op de foto staat. Nogmaals wanneer het gaat om een tweedimensionaal object krijgt u de beste resultaten door een kleurenscan te maken van uw object. 6