OPDRACHTKAART. Thema: AV-technieken. Fotografie 7. Beweging AV Voorkennis: Je hebt de opdracht De fotocamera afgerond.

Transcriptie

1 OPDRACHTKAART AV Beweging Voorkennis: Je hebt de opdracht De fotocamera afgerond. Intro: Bij het fotograferen van een beweging is de sluitertijd erg belangrijk. Je kunt de beweging vastleggen door het beeld te bevriezen of door er een bewogen beeld van te maken. Door middel van deze opdracht maak je kennis met de verschillende mogelijkheden van diverse sluitertijden. Doelen: Als je deze opdracht hebt uitgevoerd, heb je de volgende doelen bereikt: Je kent het begrip sluitertijd. Je weet dat de sluitertijd invloed heeft op het vastleggen van beweging. Je kunt foto s maken met diverse sluitertijden. Activiteiten: Reserveer een computer met printer. Lees de tekst Beweging. Voer de bijgeleverde opdrachten uit. Vul de checklist in. Vul het evaluatieformulier in. Tijd: Voor deze opdracht krijg je 3 lesuren: Theorie 1 lesuur. Praktijk 2 lesuren. Materiaal: Fotocamera met sluitertijdvoorkeuze. Computer. Printer en printpapier. Beoordeling: De docent beoordeelt op zelfstandigheid, volledigheid en zorgvuldigheid m.b.t. de uitvoering van de opdrachten.

2 Theorie AV Inleiding Zoals je inmiddels weet wordt de belichting van het beeld geregeld met behulp van het diafragma en de sluiter. Sluitertijd en diafragma hangen nauw met elkaar samen: hoe korter de sluitertijd, hoe groter de diafragma-opening zal zijn. Dit geldt natuurlijk ook andersom. Daarnaast heeft het diafragma invloed op de scherptediepte, en de sluitertijd heeft invloed op het vastleggen van een beweging. Iedereen maakt wel eens per ongeluk een bewogen foto. Bijvoorbeeld als er s avonds te weinig licht is en het onderwerp te snel beweegt. Denk maar eens aan foto s van dansende mensen in een donkere discotheek. Omdat er weinig licht is moet de sluitertijd erg lang zijn, soms wel een paar seconden. Door de lange sluitertijd zien de mensen op de foto er bewogen uit. Maar je kunt natuurlijk ook bewust een bewogen foto maken. Laten we eens gaan kijken welke mogelijkheden er zijn.

3 Theorie AV Beweging Bij het fotograferen van een beweging is de sluitertijd erg belangrijk. Een beweging van een bepaald onderwerp neemt namelijk tijd in beslag. Dit geldt ook voor het openen van de sluiter. Je kunt een beweging vastleggen door het beeld te bevriezen of je kunt een beweging juist benadrukken door er een bewogen beeld van te maken. Deze resultaten hangen af van de gekozen sluitertijd. Korte sluitertijd Door een korte sluitertijd te gebruiken kun je een beweging bevriezen. Denk hierbij aan sluitertijden van 1/250 tot 1/1000 seconde, of nog korter. Je fotografeert dan als het ware maar een klein fragment van de beweging, waardoor het onderwerp toch scherp zal zijn. Dit kan bijvoorbeeld een beeld opleveren waarin een persoon scherp en onbewogen in de lucht hangt. Lange sluitertijd Door een lange sluitertijd te gebruiken kun je een onscherp en bewogen beeld maken van een beweging. Denk hierbij aan sluitertijden van 1/30 tot 8 seconde, of zelfs nog langer. Deze bewegingsonscherpte kan op verschillende manieren verkregen worden: De camera beweegt, maar het onderwerp staat stil. De camera staat stil en het onderwerp beweegt; meestal wordt hierbij een statief gebruikt, zodat de camera niet kan bewegen tijdens de opname. De camera meetrekken ; de camera beweegt mee met het bewegende onderwerp, zodat het onderwerp scherp is en de achtergrond juist erg bewogen.

4 PRAKTIJKOPDRACHT AV Wat ga je doen: Lees eerst de opdrachten goed door, voordat je gaat fotograferen. Verdeel de klas in werkgroepen. Dit gebeurt in overleg met je docent. Maak per werkgroepje een taakverdeling, zodat iedereen de kans krijgt om te fotograferen. Opdracht A: Het bevriezen van een beweging: Maak minimaal 1 opname van een bewegend onderwerp en gebruik hierbij een korte sluitertijd. Dit kan een sluitertijd zijn van 1/250 seconde, of nog korter. Tip: zorg wel dat het diafragma zo is ingesteld, dat de foto juist wordt belicht. Print het eindresultaat uit en presenteer deze aan je docent. Opdracht B: Een bewogen beeld: Maak minimaal 1 opname van een bewegend onderwerp en gebruik hierbij een lange sluitertijd. Dit kan een sluitertijd zijn van 1/8 seconde, of nog langer. Hoe langer de sluitertijd, hoe meer bewogen de foto zal zijn. Maak hierbij gebruik van één van de volgende mogelijkheden: De camera beweegt, maar het onderwerp staat stil. De camera staat stil en het onderwerp beweegt. De camera meetrekken. Tip: Zorg wel dat het diafragma zo is ingesteld, dat de foto juist wordt belicht. Tip: Bij heel lange sluitertijden is het soms verstandig om een statief te gebruiken. Dit is natuurlijk vooral belangrijk als de camera stil moet staan. Print het eindresultaat uit en presenteer deze aan je docent. Aantekeningen

5 Checklist AV Opdracht A: Leerling Docent Heb je minimaal 1 foto gemaakt met een korte sluitertijd? O O Heb je de foto aan je docent gepresenteerd? O O Opdracht B: Heb je minimaal 1 foto gemaakt met een lange sluitertijd? O O Heb je een keuze gemaakt uit de 3 mogelijkheden? O O Heb je de foto aan je docent gepresenteerd? O O

6 Evaluatie AV Praktijkopdracht A: 1. Wat vond je leuk aan deze opdracht? 2. Wat vond je moeilijk aan de opdracht? 3. Wat zou je de volgende keer anders doen? 4. Had je voldoende tijd voor de opdracht? 5. Geef jezelf een beoordeling voor de opdracht. OZeer onvoldoende, omdat: OOnvoldoende, omdat: OMatig, omdat: OVoldoende, omdat: OGoed, omdat: OZeer goed, omdat:

7 Evaluatie AV Praktijkopdracht B: 1. Wat vond je leuk aan deze opdracht? 2. Wat vond je moeilijk aan de opdracht? 3. Wat zou je de volgende keer anders doen? 4. Had je voldoende tijd voor de opdracht? 5. Geef jezelf een beoordeling voor de opdracht. OZeer onvoldoende, omdat: OOnvoldoende, omdat: OMatig, omdat: OVoldoende, omdat: OGoed, omdat: OZeer goed, omdat: Totaal: 6. Heb je nog andere op-/ of aanmerkingen?