Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Transcriptie

1 Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant om de op 12 oktober 2004 aan NV Organon op het industrieterrein Moleneind aan de Kloosterstraat 6 te Oss verleende Wm-vergunning voor een inrichting bestemd voor het produceren en verkopen van werkzame bestanddelen voor geneesmiddelen en het ontwikkelen en fabriceren van receptplichtige geneesmiddelen, te wijzigen (artikel 8.23 Wm).

2 NV Organon Postbus BH OSS Beschikking Brabantlaan 1 Postbus MC s-hertogenbosch Telefoon (073) Fax (073) info@brabant.nl Bank ING Postbank Onderwerp Vergunning ingevolge de Wet milieubeheer Directie Ecologie Ons kenmerk Ambtshalve wijziging vergunning Wet milieubeheer 1.1 Aanleiding Ten behoeve van de revisievergunning van NV Organon (hierna te noemen Organon) voor de locatie Moleneind is door Organon een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. Deze QRA is opgesteld volgens de toen geldende regelgeving. Als gevolg van een wijzing in de rekenmethodiek voor het opstellen van de QRA is door ons een nieuwe QRA uitgevoerd. De hierbij berekende plaatsgebonden (PR)-contour is gewijzigd ten opzichte van de PR-contour die nu aan de vergunning verbonden is. Wij willen deze nieuwe plaatsgebonden (PR)-contour, welke een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie verbinden aan de vergunning. Daarnaast willen wij dit moment gebruiken om een aantal voorschriften te actualiseren. De aanpassingen van de vergunning betreffen: - verbinden van de nieuwe PR-risicocontour aan de vergunning; - actualisatie voorschriften. 1.2 Beschrijving van de inrichting In de gemeente Oss op de locatie Moleneind is Organon gevestigd, dit bedrijf maakt onderdeel uit van Schering-Plough. Organon produceert en verkoopt werkzame bestanddelen voor geneesmiddelen en ontwikkelt en fabriceert receptplichtige geneesmiddelen.

3 In totaal worden bij Organon per jaar 750 ton chemische, 30 ton biochemische en 1 ton biotechnologische (tussen)producten vervaardigd. Bij Organon worden per jaar 5 miljard tabletten, 1 miljard capsules, 120 miljoen injectiepreparaten en 35 miljoen overige producten vervaardigd. Op grond van categorie 1.3 b, 1.3 d, 28.4.a c.2 van bijlage 1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (IVB) zijn wij bevoegd gezag voor de inrichting. Op de inrichting is paragraaf 3 van het Besluit risico s zware ongevallen 1999 (BRZO 1999) van toepassing. Dat betekent dat in de inrichting een veiligheidsrapport aanwezig moet zijn dat de actuele stand van zaken met betrekking tot de veiligheid weergeeft. 1.3 Huidige vergunningsituatie Voor de inrichting is op 12 oktober 2004 een revisievergunning ingevolge de Wm verleend met kenmerk , deze vergunning is op 8 februari 2005 van kracht geworden met uitzondering van de voorschriften t/m die op 6 maart 2006 van kracht zijn geworden. Voorts hebben wij voor de inrichting op 10 mei 2007, onder nummer een veranderingsvergunning verleend voor het vergroten van de inrichting met een opslagruimte voor goederen en niet-gevaarlijke stoffen. Tevens hebben wij van de aanvraagster de volgende meldingen ontvangen: 1. 5 april 2006, de verandering betreft de plaatsing van tijdelijke waterzuiveringsinstallatie voor het reinigen van verontreinigd diep grondwater dat onttrokken wordt bij de proefonttrekking; februari 2007, de verandering betreft de realisatie van een parkeerplaats; juni 2008, de verandering betreft: de ombouw van het centrale heetwatersysteem naar een decentraal verwarmingssysteem van de gebouwen; 4. 8 augustus 2008, de verandering betreft: vervanging van de verouderde koelsystemen door nieuwe systemen en het verplaatsen van methanolbuffertanks. 2 Toetsingskader Overeenkomstig artikel 8.23 Wm kan het bevoegd gezag beperkingen waaronder een vergunning is verleend en voorschriften die daaraan zijn verbonden, wijzigen, aanvullen of intrekken, dan wel alsnog beperkingen aanbrengen of voorschriften aan een vergunning verbinden in het belang van de bescherming van het milieu. Met betrekking tot de beslissing ter zake en de inhoud van de beperkingen en voorschriften zijn de artikelen 8.7 tot en met 8.17 Wm van overeenkomstige toepassing. De artikelen 8.8 tot en met 8.11 Wm omvatten het toetsingskader voor de beslissing tot de wijziging. Hieronder gaan wij nader op dit toetsingskader in, althans voor zover het relevant is voor ons besluit. Ingevolge artikel 8.11, derde lid, Wm dienen in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning voorschriften te worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de aangevraagde activiteiten voor het milieu kunnen veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken.

4 Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Best Beschikbare Technieken (BBT) worden toegepast. 2.1 Verbinden van nieuwe Plaatsgebonden Risico (PR)-contour aan de vergunning a. Te wijzigen In bijlage 2, behorende bij voorschrift van de onderliggende revisievergunning, is de risicocontour van het plaatsgebonden risico opgenomen. b. Reden van wijziging Ten behoeve van de aanvraag voor de revisievergunning is in 2004 een QRA opgesteld. Als uitkomst van de QRA wordt het plaatsgebonden risico in de vorm van risicocontouren weergegeven. De 10-6 risicocontour is door middel van voorschrift aan de vergunning van 2004 verbonden. In 2009 is als gevolg van nieuwe inzichten en een aanpassing van het Besluit Externe Veiligheid (BEVI), door ons een nieuwe berekening uitgevoerd op basis van Safeti.nl, versie 6.54 waarbij tevens rekening is gehouden met de wijziging in de berekeningsmethodiek van opslagen conform de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 (PGS 15). Mede omdat gebouw WL niet langer in gebruik is als PGS 15 opslag groter dan 10 ton is de PR-contour kleiner geworden. Binnen de nieuwe PR-contour bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Over het gewijzigde gebruik van gebouw WL hebben wij op 24 april 2009 een brief ontvangen van Organon. c. Nieuwe bijlage Wij verbinden deze nieuwe PR-contour aan de vergunning. Hierdoor wordt bijlage 2, behorend bij voorschrift van de vigerende vergunning, gewijzigd. 2.2 Actualisatie voorschriften Voorschrift a. Te wijzigen voorschrift In voorschrift van de vergunning is een opsomming van NeR stofklassen opgenomen waarbij een grenswaarde voor de jaarvracht is bepaald.

5 Het voorschrift luidt: De emissies naar lucht (puntbronnen en diffuse bronnen) ten gevolge van de totale inrichting mogen de volgende vracht niet overschrijden: NeR klasse Stofnaam so actieve farmaceutische ingrediënten (API) 500 so stofvormige organische emissies (niet-api) 10 S stof 10 sa anorganisch stof 10 ga3 ammoniak (NH3) 450 ga2 chloorgas (Cl2) 30 ga2 zwavelzuur 50 ga3 zoutzuur 50 carc-3 benzeen 10 ga1 overige stoffen 5 ga2 overige stoffen 100 ga3 overige stoffen 500 ga4 overige stoffen 10 carc-1 overige stoffen <1 carc-2 overige stoffen <1 carc-3 overige stoffen 10 ERS* overige stoffen 2x10-5 MVP-1 diverse stoffen 1,3 *extreem risicovolle stoffen Vracht (kg/jaar) grenswaarde b. Reden van wijziging Abusievelijk is in het voorschift de stofklasse MVP-1 genoemd terwijl MVP-2 bedoeld is. Bij Organon worden geen stoffen gebruikt uit de stofklasse MVP-1. Wel worden enkele stoffen uit de stofklasse MVP-2 toegepast. Het nieuwe voorschrift wordt: De emissies naar lucht (puntbronnen en diffuse bronnen) ten gevolge van de totale inrichting mogen de volgende vracht niet overschrijden: NeR klasse Stofnaam so actieve farmaceutische ingrediënten (API) 500 so stofvormige organische emissies (niet-api) 10 S stof 10 sa anorganisch stof 10 ga3 ammoniak (NH3) 450 ga2 chloorgas (Cl2) 30 ga2 zwavelzuur 50 ga3 zoutzuur 50 carc-3 benzeen 10 ga1 overige stoffen 5 ga2 overige stoffen 100 ga3 overige stoffen 500 ga4 overige stoffen 10 carc-1 overige stoffen <1 carc-2 overige stoffen <1 carc-3 overige stoffen 10 ERS* overige stoffen 2x10-5 MVP-2 diverse stoffen 1,3 *extreem risicovolle stoffen Vracht (kg/jaar) grenswaarde Voorschrift a. Te wijzigen voorschrift In voorschrift is opgenomen dat het in voorschrift genoemde beheersplan tweejaarlijks geëvalueerd dient te worden. De resultaten van de evaluatie dienen overgelegd te worden aan Gedeputeerde Staten. Naar aanleiding van de evaluatie moet, indien nodig het uitvoeringsprogramma aangepast worden.

6 b. Reden van wijziging In juli 2008 hebben wij goedkeuring verleend aan het beheersplan voor diffuse emissies van minimalisatie verplichte (MVP) stoffen. In de praktijk blijkt de evaluatiecyclus van 2 jaar te kort. Daarvoor vinden de processen met MVP stoffen te beperkt en te onregelmatig plaats. Wij hebben met Organon afgesproken de cyclus te verlengen naar 5 jaar. De volgende evaluatie zal plaatsvinden in Het nieuwe voorschrift komt te luiden: het in voorschrift genoemde beheersplan wordt elke 5 jaar, en voor het eerst in 2013 geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie dienen overgelegd te worden aan Gedeputeerde Staten. Naar aanleiding van de evaluatie moet, indien nodig het uitvoeringsprogramma aangepast worden. Voorschrift a. Te wijzigen voorschrift In voorschrift is een verwijzing opgenomen naar voorschrift Van voorschrift mag worden afgeweken indien voor een bepaalde activiteit acceptabel het hoogst haalbare is. In dat geval zal het plan van aanpak duidelijk per activiteit moeten beschrijven welke aanvullende beheersmaatregelen bestaande uit bodemincidentenbeheer (zie voorschriften paragraaf 4.2) danwel monitoring (zie voorschriften paragraaf 4.3) genomen worden. b. Reden van wijziging Abusievelijk is in het voorschift de verwijzing opgenomen naar 4.1.4, dit moet zijn aangezien hier is bepaald dat in beginsel gestreefd moet worden van een acceptabel naar verwaarloosbaar risiconiveau. Het nieuwe voorschrift luidt: Van voorschrift mag worden afgeweken indien voor een bepaalde activiteit acceptabel het hoogst haalbare is. In dat geval zal het plan van aanpak duidelijk per activiteit moeten beschrijven welke aanvullende beheersmaatregelen bestaande uit bodemincidentenbeheer (zie voorschriften paragraaf 4.2) danwel monitoring (zie voorschriften paragraaf 4.3) genomen worden. Voorschrift a. Te wijzigen voorschrift In voorschrift is opgenomen dat binnen 30 maanden na het in werkingtreden van de vergunning voor alle vloeistofdichte voorzieningen te allen tijde een geldige PBV-verklaring aanwezig dient te zijn. b. Reden van wijziging Per 1 oktober 2008 is de verplichte PBV-verklaring voor vloeistofdichte vloeren vervallen. De verklaring gaf aan dat een geïnspecteerde bedrijfsvloer vloeistofdicht is en op welke datum een inspectie heeft plaatsgevonden. Vanaf deze datum is geen PBV-verklaring meer nodig en volstaat het inspectierapport om aan te tonen dat een vloer vloeistofdicht is. Het nieuwe voorschrift luidt: Alle inspecteerbare vloeistofdichte voorzieningen dienen geïnspecteerd en goedgekeurd te worden overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

7 Voorschrift a. Te wijzigen voorschrift In voorschrift zijn enkele bepalingen opgenomen waarbij het verboden is afvalwater in een openbaar riool te brengen. Onder a is opgenomen dat het afvalwater dat een temperatuur heeft hoger dan 30 graden Celsius niet geloosd mag worden. b. Reden van wijziging Door de wijze van procesvoering is het niet altijd mogelijk op elk moment te voldoen aan deze temperatuur. In overleg met de gemeente Oss is onderzocht of een tijdelijke temperatuurverhoging van het afvalwater een negatief effect zou hebben op de kwaliteit van de riolering. Dit is niet het geval. Dit betekent dat de temperatuur van het afvalwater maximaal 12x per jaar gedurende maximaal 1 uur hoger mag zijn dan 30 C, maar nooit hoger dan 40 C. Hiertoe is een nieuw (extra) voorschrift opgenomen, dat luidt: In afwijking tot het gestelde onder voorschrift a mag de temperatuur van het geloosde afvalwater maximaal 12 keer per jaar gedurende maximaal 1 uur hoger zijn dan 30 C, maar nooit hoger dan 40 C. Voorschriften hoofdstuk 11 Opslag gevaarlijke afvalstoffen a. Te wijzigen voorschriften In Hoofdstuk 11 (voorschriften en ) zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de opslag van zeer licht ontvlambare stoffen. b. Reden van wijziging Ten tijde van het verlenen van de revisievergunning in 2004 waren er geen algemene voorschriften beschikbaar voor de opslag van zeer licht ontvlambare stoffen. Met het beschikbaar komen van de PGS 15 als vervanging van CPR 15-1, 15-2 en 15-3 zijn in deze richtlijn nu ook voorschriften opgenomen voor de opslag van dergelijke stoffen. De PGS 15 is aangewezen als BBT-document (document dat de best beschikbare technieken beschrijft) waarmee wij rekening moeten houden voor zover het betrekking heeft op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. De uitgangspunten van de PGS 15 richtlijn op het gebied van brandwerendheid zijn afdoende. Daarom worden de voorschriften en overeenkomstig aangepast. De toevoeging in de voorschriften en van De opslag dient een WBDBO te bezitten van tenminste 90 minuten wordt gewijzigd in De opslag dient een WBDBO te bezitten van tenminste 60 minuten. Voorschriften hoofdstuk 13 Gasflessen a. Te wijzigen voorschriften In Hoofdstuk 13 (voorschriften t/m en t/m ) zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de opslag van gasflessen.

8 b. Reden van wijziging Ten tijde van het verlenen van de revisievergunning in 2004 waren er geen algemene voorschriften beschikbaar voor de opslag en het gebruik van gasflessen. Met het beschikbaar komen van de PGS 15 als vervanging van CPR 15-1, 15-2 en 15-3 zijn in deze richtlijn nu ook voorschriften opgenomen voor de opslag van gasflessen. De PGS 15 is aangewezen als BBT-document (document dat de best beschikbare technieken beschrijft) waarmee wij rekening moeten houden voor zover het betrekking heeft op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. Daarom zal hoofdstuk 6 van de PGS 15 richtlijn verbonden worden aan de vergunning. Het huidige hoofdstuk 13 van het voorschriftenpakket komt te vervallen. De opslag van gasflessen dient te voldoen aan het gestelde in de voorschriften 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3,6.2.4, 6.2.5, 6.2.6, 6.2.7, 6.2.8, 6.2.9, , , , , , , van de richtlijn PGS 15. Voorschriften hoofdstuk 7 Energie Op grond van artikel 8.13a lid 3 van de Wet Milieubeheer zijn deze voorschriften vervallen. 3 Bekendmaking ontwerp beschikking 3.1 Ter inzage legging De kennisgeving over de ontwerp beschikking is gepubliceerd in een ter plaatse verschijnend regionaal dagblad op 21 augustus Vervolgens heeft de ontwerp beschikking gedurende zes weken ter inzage gelegen, vanaf 24 augustus 2009 tot en met 5 oktober 2009, bij de Dienst Publiekszaken, Bouwen, Wonen en Leefomgeving van het gemeentehuis te Oss, Raadhuislaan 2 te Oss. Naar aanleiding van de ontwerp beschikking zijn, binnen de door de wet gestelde termijn, geen zienswijzen ingekomen. Het definitieve besluit is dientengevolge niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerp besluit.

9 4 Besluit Gelet op het voorgaande, de bepalingen in de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht, besluiten wij: a. de op 12 oktober 2004 aan Organon verleende Wm-vergunning voor wat betreft de voorschriften 2.1.2, 2.5.5, 4.1.6, , 6.2.1, , , en hoofdstuk 13 te wijzigen; b. de bij deze beschikking horende voorschriften te verbinden aan de vigerende revisievergunning dd. 12 oktober 2004 met kenmerk ; c. het origineel van dit besluit te zenden aan NV Organon, Postbus 20, 5340 BH Oss en een afschrift te zenden aan: het college van burgemeester en wethouders van Oss, Postbus 5, 5340 BA Oss; de burgemeester van de gemeente Oss, Postbus 5, 5340 BA Oss; de Brandweer Brabant-Noord, Postbus 218, 5201 AE 's-hertogenbosch; het RIVM, afdeling CEV, Postbak 110, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven; het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas, Postbus 5049, 5201 GA 's-hertogenbosch; de Arbeidsinspectie MHC, team Zuid, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Postbus 940, 6040 AX Roermond; de VROM-Inspectie Regio Zuid, de Regionaal inspecteur, Postbus 850, 5600 AW Eindhoven; het Regionaal Milieubedrijf, de heer C. Lankveld, Postbus 88, 5430 AB Cuijk; e. deze beschikking bekend te maken op 30 oktober 's-hertogenbosch, 23 oktober Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze, drs. R. Kessenich, bureauhoofd Vergunningverlening Procesindustrie en Afvalverwerking. Voor de mogelijkheid en de termijn tot het instellen van beroep wordt verwezen naar de bekendmaking van het besluit.

10 Bijlage 1: Voorschriften De emissies naar lucht (puntbronnen en diffuse bronnen) ten gevolge van de totale inrichting mogen de volgende vracht niet overschrijden: NeR klasse Stofnaam Vracht (kg/jaar) grenswaarde so actieve farmaceutische ingrediënten (API) 500 so stofvormige organische emissies (niet-api) 10 S stof 10 sa anorganisch stof 10 ga3 ammoniak (NH 3 ) 450 ga2 chloorgas (Cl 2 ) 30 ga2 zwavelzuur 50 ga3 zoutzuur 50 carc-3 benzeen 10 ga1 overige stoffen 5 ga2 overige stoffen 100 ga3 overige stoffen 500 ga4 overige stoffen 10 carc-1 overige stoffen <1 carc-2 overige stoffen <1 carc-3 overige stoffen 10 ERS* overige stoffen 2x10-5 MVP-2 diverse stoffen 1,3 *extreem risicovolle stoffen Het in voorschrift genoemde beheersplan wordt elke vijf jaar, voor het eerst in 2013, geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie dienen overgelegd te worden aan Gedeputeerde Staten. Naar aanleiding van de evaluatie moet, indien nodig het uitvoeringsprogramma aangepast worden Van voorschrift mag worden afgeweken indien voor een bepaalde activiteit acceptabel het hoogst haalbare is. In dat geval zal het plan van aanpak duidelijk per activiteit moeten beschrijven welke aanvullende beheersmaatregelen bestaande uit bodemincidentenbeheer (zie voorschriften paragraaf 4.2) danwel monitoring (zie voorschriften paragraaf 4.3) genomen worden Alle inspecteerbare vloeistofdichte voorzieningen dienen geïnspecteerd en goedgekeurd te worden overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling In tegenstelling tot voorschrift onder a mag de geloosde temperatuur van het afvalwater maximaal 12 keer per jaar gedurende maximaal 1 uur hoger zijn dan 30 C, maar nooit hoger dan 40 C.

11 De opslag van zeer licht ontvlambare stoffen groter dan 10 kg en kleiner dan 1 ton, dient te voldoen aan het bepaalde in de richtlijn CPR 15-1 of een gelijkwaardig beschermingsniveau. De opslag dient een WBDBO te bezitten van tenminste 60 minuten De opslag van zeer licht ontvlambare stoffen groter dan 1 ton, dient te voldoen aan het bepaalde in de richtlijn CPR 15-2 of een gelijkwaardig beschermingsniveau. De opslag dient een WBDBO te bezitten van tenminste 60 minuten. 13 Opslag en gebruik van gasflessen De opslag van gasflessen dient te voldoen aan het gestelde in de voorschriften 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4, 6.2.5, 6.2.6, 6.2.7, 6.2.8, 6.2.9, , , , , , , van de richtlijn PGS 15.

12 Bijlage 2: Plaatsgebonden risico contour