Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Transcriptie

1 Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Directie Ecologie Ons kenmerk C / op de op 31 juli 2012 ingekomen aanvraag van Remondis Argentia BV, om vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een project uitgevoerd aan de Jupiterweg 2 te Moerdijk. s-hertogenbosch, 17 september Gedeputeerde staten van Noord-Brabant, namens deze, drs. R. Kessenich, bureauhoofd Vergunningverlening Procesindustrie en Afvalverwerking.

2 INHOUDSOPGAVE OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 3 1 Onderwerp 3 2 Procedure 3 3 Besluit 4 VOORSCHRIFTEN 5 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 6 1 Het (ver)bouwen van een bouwwerk 6 2 Het veranderen van de inrichting Vergunningsituatie Beoordeling Conclusie 8

3 OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 1 Onderwerp Wij hebben op 31 juli 2012 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Remondis Argentia BV (hierna: Remondis). De aanvraag omvat een verandering in de opslagfaciliteiten voor gevaarlijke stoffen (PGS 15 opslag), alsmede het vervangen van twee verwerkinginstallaties door twee nieuwe installaties. Het deel van de inrichting van Remondis waar de aanvraag betrekking op heeft is gelegen aan de Jupiterweg 2 te Moerdijk. De aanvraag is geregistreerd onder nummer C De aanvraag is via het Omgevingsloket Online ingediend (nr ). 2 Procedure Algemeen De verandering van de inrichting leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan. Voorts geldt geen verplichting tot het maken van een milieu-effectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en leidt de verandering niet tot een andere inrichting dan waarvoor eerder vergunning is verleend (art. 3.10, derde lid van de Wabo). Gelet hierop is de besluitvormingsprocedure uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.7 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de reguliere voorbereidingsprocedure). Toetsing aanvraag Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij behorende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving zoals ruimte, aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Advies De gemeente Moerdijk is bij brief van 8 augustus 2012 in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de aanvraag. De gemeente heeft vervolgens bij brief van 6 september 2012 advies uitgebracht. De gemeente deelt in haar advies mede dat de PGS15 kasten passen binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan. Tevens staan de PGS 15 kasten op het achtererf en zijn de kasten lager dan 5 m. Op grond van artikel 2 en 3 van bijlage II van het Bor is het plaatsen van de PGS 15 kasten vergunningsvrij voor de activiteit bouwen. Daarnaast geeft de gemeente als aandachtspunt mee na te gaan of het wijzigen van deze opslag van invloed is op het aspect Externe veiligheid.

4 3 Besluit Gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht besluiten Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant: aan Remondis-Argentia BV een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te verlenen voor het veranderen van de inrichting, gelegen aan de Jupiterweg 2 te Moerdijk; de vergunningaanvraag deel te laten uitmaken van de omgevingsvergunning; aan de omgevingsvergunning de in dit besluit opgenomen voorschriften te verbinden.

5 VOORSCHRIFTEN Aanvullend op de in voorschrift (vergunning van 26 oktober 2010, kenmerk ) genoemde meetfrequentie moet de emissie na de beitsprecipitatie ØØnmaal per jaar worden gemeten. Als bij twee opeenvolgende metingen blijkt dat de grenswaarde niet wordt overschreden kan de meetfrequentie worden teruggebracht naar ØØnmaal per twee jaar.

6 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 1 Het (ver)bouwen van een bouwwerk Bij de aangevraagde verandering van de opslagfaciliteiten voor gevaarlijke stoffen alsmede de vervanging van een tweetal verwerkingsinstallaties is geen sprake van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. 2 Het veranderen van de inrichting 2.1 Vergunningsituatie Op 26 oktober 2010 hebben wij aan Remondis een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend. Op grond van de overgangsbepalingen van de Wabo wordt deze vergunning gelijkgesteld met een vergunning verleend op grond van de Wabo. Op 19 april 2011 hebben wij aan Remondis een vergunning ingevolge de Wabo verleend voor het veranderen van bouwwerken waar eerder een bouwvergunning voor was verleend en voor veranderingen van de inrichting die samenhangen met die bouwkundige wijzigingen. Op 26 augustus 2011 hebben wij aan Remondis een vergunning ingevolge de Wabo verleend voor het aanbrengen van een overkapping bij het opslaggebouw aan de Middenweg 20. Op 1 december 2011 hebben wij aan Remondis een vergunning ingevolge de Wabo verleend voor oprichten van een erfafscheiding (hekwerk) rondom het deel van de inrichting dat is gelegen aan de Middenweg 7. Op 5 juli 2012 hebben wij aan Remondis vergunning verleend voor het veranderen van een afgasbehandelingsinstallatie ter plaatse van het deel van de inrichting dat is gelegen aan de Jupiterweg Beoordeling Opslag gevaarlijke stoffen Het precious materials project (PMR) van Remondis, waarvoor wij op 26 oktober 2010 vergunning hebben verleend, omvat onder andere de opslag van gevaarlijke stoffen in twee afzonderlijke opslagruimten (aangeduid in de toenmalige vergunningaanvraag met O54 en O55) met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton per opslagruimte. Voor deze opslagruimten was een beschermingsniveau 1 voorzien, hetgeen onder andere een automatische branddetectie en blusvoorzieningen inhoudt. Remondis is voornemens om in plaats van beide opslagruimten (op dezelfde locatie) drie afzonderlijke systeemcontainers te plaatsen met elk een capaciteit van maximaal 10 ton gevaarlijke stoffen per container. Door de opslagfaciliteiten op te splitsen in meerdere eenheden met een capaciteit van minder dan 10 ton, is het niet meer noodzakelijk een beschermingsniveau van 1 te realiseren die verplicht is bij een opslagruimte waarin meer dan 10 ton wordt opgeslagen. In de praktijk betekent dit een belangrijke kostenbesparing. Bovendien hoeft er dan ook geen uitgangspuntendocument (UPD) te worden opgesteld. Dit zijn de twee belangrijkste redenen van Remondis om voor deze verandering te kiezen.

7 De drie systeemcontainers die Remondis wenst te plaatsen zijn speciaal gefabriceerd voor de opslag van gevaarlijke stoffen en voldoen aan de eisen uit de PGS 15 (onder andere eisen ten aanzien van brandwerendheid, ventilatie en vloeistofdichtheid en opvangcapaciteit). In hoofdstuk 5 van de voorschriften verbonden aan de vergunning van 26 oktober 2010 zijn eisen gesteld aan een dergelijke opslag. Deze voorschriften zijn toereikend voor de gevraagde verandering. Met deze verandering beperkt Remondis de opslag van gevaarlijke stoffen op deze locatie van circa 40 ton naar maximaal 30 ton. De aard en samenstelling van de gevaarlijke stoffen die worden opgeslagen blijven ongewijzigd ten aanzien van de situatie zoals die in de revisievergunning van 26 oktober 2010 is beschreven. De beoogde verandering heeft geen gevolgen voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid in paragraaf 9.2 van de revisievergunning. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico veranderen niet als gevolg van de beoogde wijzigingen. Beitsprecipitatie De verandering heeft betrekking op het verwerkingsproces van edelmetaalhoudende zure (galvanische) beitsbaden. Het verwerkingsproces bestaat uit het laten neerslaan van de edelmetalen waarna die uit de vloeistof worden verwijderd.oorspronklijk was voorzien om de oude installatie vanuit de huidige locatie in Amsterdam te verhuizen naar Moerdijk. Remondis geeft in haar aanvraag aan dat op grond van economische en bedrijfsvoeringsoverwegingen is besloten een nieuwe installatie aan te schaffen. Met de nieuwe installatie hoeven minder bewerkingsstappen te worden doorlopen om het edelmetaal uit de afvalstof terug te winnen. De nieuwe installatie wordt als best beschikbare techniek aangemerkt. Het verwerkingsprocedø wijzigt enigzins waardoor de afvalstoffensamenstelling- en hoeveelheid ook iets wijzigt ten opzichte van het oude proces. Bij het neerslagproces kan NO x vrijkomen. Om die reden heeft Remondis in haar aanvraag van 23 december 2009 vermeld dat een nageschakelde gaswasser zal worden toegepast bij dit verwerkingsproces. In de vergunning is vervolgens een emissiegrenswaarde van 100 mg/nm 3 opgenomen (voorschrift 2.1.1) en een ØØnmalige meetverplichting (voorschrift 2.2.4). In de aanvraag staat vermeld dat de leverancier van de nieuwe installatie een veel lagere NOx emissie dan 100 mg/nm 3 garandeert. Remondis zal daardoor in eerste instantie geen gaswasser plaatsen. Mocht uit de controlemeting blijken dat de NOx-emissie hoger is, dan zal alsnog de gaswasser worden geplaatst, zo stelt Remondis in haar aanvraag. Wij stemmen in met deze aanpak. Aanvullend op de reeds opgenomen eenmalige meetverplichting wordt een extra controlemeting in de voorschriften opgenomen. Oplosunit Het betreft hier een apparaat voor de affinage van edelmetalen, de zogenaamde oplosunit. Ook hier was oorspronkelijk voorzien om de oude installatie vanuit de huidige locatie in Amsterdam te verhuizen naar Moerdijk. Remondis geeft in haar aanvraag aan dat op grond van economische en bedrijfsvoeringsoverwegingen is besloten een nieuwe installatie aan te schaffen waarbij bedieningsgemak, kosten en compactheid een rol hebben gespeeld. Het verwerkingsprocedø blijft ongewijzigd. Het energieverbruik neemt iets af en de totale hoeveelheid afvalstoffen die bij het proces vrijkomen blijft gelijk.

8 2.3 Conclusie De verandering van de inrichting leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan.op grond van de genoemde overwegingen, zijn wij van oordeel dat de gevraagde vergunning voor het veranderen van de inrichting verleend kan worden.