Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen"

Transcriptie

1 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

2

3 Beheerbibliotheek Zeeuws- Vlaanderen Kees Kuijper Kees Nederhoff Sophie Vergouwen Deltares, 2016, B

4

5 Titel Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen Opdrachtgever Rijkswaterstaat - WVL Project Kenmerk ZKS-0002 Pagina's 87 Trefwoorden Beheerbibliotheek, kustvak Zeeuws-Vlaanderen, Morfologische ontwikkeling, Beheer en onderhoud Kust, suppleties, zandgolven, recreatief gebruik, natuurbeleid. Samenvatting Om voor een specifiek kustvak een suppletieprogramma op te stellen, heeft Rijkswaterstaat een goed overzicht van de beschikbare kennis en informatie nodig. Voor dat doel wordt, als onderdeel van het project KPP-B&OKust, per kustvak een Beheerbibliotheek opgesteld. Bovendien vormt een dergelijk overzicht ook een goede basis voor het opstellen van andere kustadviezen en kustonderzoeken. De beheerbibliotheek beschrijft de toestand van het kustvak en omvat een beschrijving van de geomorfologische systeemwerking. Verder bevat de beheerbibliotheek een overzicht van het uitgevoerde kustbeheer, met nadruk op de eerder uitgevoerde suppleties, evenals van de waargenomen effecten van dat beheer. Tenslotte wordt in de beheerbibliotheek de informatie over de gebruiksfuncties van de kust samengevat, het gaat daarbij om informatie die relevant is voor het vaststellen van het suppletieprogramma. De beheerbibliotheek is een levend document en resulteert (op termijn) in een handreiking voor suppleren in het betreffende kustvak. De kennis in de beheerbibliotheek komt voort uit het project KPP-B&O Kust, maar ook uit eerder uitgevoerde andere kustprojecten en uit wetenschappelijk onderzoek. Versie Datum Auteur Paraaf Review Paraaf Goedkeuring Paraaf Mrt 2016 Kees Kuijper Edwin Elias Dirk-Jan Walstra Kees Nederhoff Sophie Vergouwen Status definitief Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

6

7 Inhoud 1 Inleiding Kustonderhoud en -onderzoek Waarom een beheerbibliotheek? Wat staat er in een beheerbibliotheek? Kustviewer Leeswijzer voor de beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 2 2 Beschrijving van het kustsysteem Algemene gebiedsbeschrijving Grootschalige morfologie Morfologische karakteristieken langs de kust Ontwikkeling vooroever Ontwikkeling Zeeuwse kust Traject I: Breskens-Groede (raai , zie Figuur 2.10) Traject II: Groede-Nieuwvliet (raai , zie Figuur 2.10) Traject III: Verdronken Zwarte Polder-Herdijkte Zwarte Polder (raai , zie Figuur 2.10) Traject IV: Cadzand-Bad (raai , zie Figuur 2.10) Volume ontwikkelingen op basis van vaklodingen en LiDAR-metingen Samenvatting Dynamiek van de zeereep 43 3 Beleid: dynamische kustlijnhandhaving Achtergrond kustbeleid dynamisch handhaven Vaststelling Basiskustlijn Definitie Momentane Kustlijn, Te Toetsen Kustlijn en Basiskustlijn Landelijke vaststelling Basiskustlijn Afspraken voor Zeeuws-Vlaanderen Landelijke herziening Basiskustlijn in Afspraken Zeeuws-Vlaanderen Landelijke herziening Basiskustlijn in Herzieningen Zeeuws-Vlaanderen Landelijke herziening Basiskustlijn Herzieningen Zeeuws-Vlaanderen 53 4 Beheer en Onderhoud Kustverdediging Historie Harde kustverdedigingswerken Primaire waterkering Kustlijnhandhaving Samenvattingen van de kustlijnkaartenboeken Suppletieoverzicht Toetsing primaire waterkering Waterwet, VTV & WTI Toetsing waterkering Zeeuws-Vlaanderen 66 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen i

8 5 Gebruiksfuncties Recreatie Noordzeekust (Decisio, 2011) Economische waarde Uitleg over de Recreatiebasiskustlijn en de werkwijze vaststellen recreatiestranden Strandrecreatie Zeeland Strandrecreatie Zeeuws-Vlaanderen Natuur Natuurwetgeving Ontwikkeling habitatkarakteristieken Aanwezigheid kenmerkende soorten 73 6 Literatuur 74 Bijlage(n) A Toetsresultaten Kustlijnkaarten Zeeland A-1 A : Zeeuws-Vlaanderen A-1 A : Zeeuws-Vlaanderen A-1 A Zeeuws-Vlaanderen A-1 A : Zeeuws-Vlaanderen A-2 A : Zeeuwsch-Vlaanderen A-3 A : Zeeuwsch-Vlaanderen A-3 A : Zeeuws-Vlaanderen A-4 A : Zeeuws-Vlaanderen A-5 A : Zeeuws-Vlaanderen A-6 A : Zeeuws-Vlaanderen A-7 A : Zeeuws-Vlaanderen A-7 A : Zeeuws-Vlaanderen A-8 A : Zeeuws-Vlaanderen A-9 A : Zeeuwsch-Vlaanderen A-9 A : Zeeuwsch-Vlaanderen A-9 A : Zeeuwsch-Vlaanderen A-10 A : Zeeuwsch-Vlaanderen A-10 A : Zeeuws-Vlaanderen A-11 A : Zeeuws-Vlaanderen A-11 A : Zeeuws-Vlaanderen A-11 A : Zeeuws-Vlaanderen A-12 A : Zeeuws-Vlaanderen A-12 A : Zeeuws-Vlaanderen A-12 A : Zeeuws-Vlaanderen A-12 ii Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

9 1 Inleiding 1.1 Kustonderhoud en -onderzoek Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het onderhoud van onze kust. Daarvoor wordt de zandvoorraad op het strand en op de zeebodem vlak voor de kust regelmatig waar nodig aangevuld door middel van zandsuppleties en daardoor wordt erosie van de kustlijn gecompenseerd. Het zand draagt bij aan de bescherming van Nederland tegen de zee en het behoud van de kustlijn. Op dit moment wordt gemiddeld 12 miljoen kubieke meter zand per jaar gesuppleerd. Hoeveel zand er precies nodig is en op welke plaatsen en tijdstippen het zand het best kan worden neergelegd (de suppletiepraktijk) baseert Rijkswaterstaat op de jaarlijkse evaluatie van de kustmetingen en op kennis over het kustsysteem. In de loop der jaren zijn er vele studies afgerond en is er veel kennis over het kustsysteem ontwikkeld. Toch komen er voortdurend nieuwe onderzoeksvragen naar voren, bijvoorbeeld of zandsuppleties nog efficiënter en duurzamer kunnen worden uitgevoerd. Tevens is er nog geen eenduidig beeld van de effecten van suppleties op de ecologie van de kust en wordt hiertoe meerjarig onderzoek uitgevoerd. Om de kennis over het kustsysteem uit te breiden en te verspreiden voert Deltares in opdracht van Rijkswaterstaat kustonderzoek uit (project KPP- B&O Kust), in nauwe samenwerking met andere onderzoeksinstituten en met Rijkswaterstaat. Nieuwe inzichten die uit het onderzoek voortkomen, kunnen ertoe leiden dat de suppletiepraktijk wordt aangepast. Deze interactie tussen kustbeleid, kustbeheer en kustonderzoek, draagt er aan bij dat acute veiligheidsproblemen langs de kust zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. 1.2 Waarom een beheerbibliotheek? Om voor een specifiek kustvak een suppletieprogramma op te stellen, heeft Rijkswaterstaat een goed overzicht van de beschikbare kennis nodig. Voor dat doel wordt, als onderdeel van het project KPP-B&OKust, per kustvak een Rijkswaterstaat Beheerbibliotheek opgesteld. Een dergelijk overzicht maakt kennis niet alleen praktisch toepasbaar voor het opstellen van een suppletieprogramma, maar vormt ook een goede basis voor het opstellen van andere kustadviezen en kustonderzoeken. 1.3 Wat staat er in een beheerbibliotheek? De beheerbibliotheek beschrijft de toestand van het kustvak en omvat een beschrijving van de geomorfologische systeemwerking. Verder bevat de beheerbibliotheek een overzicht van het uitgevoerde kustbeheer, met nadruk op de eerder uitgevoerde suppleties, evenals van de waargenomen effecten van dat beheer. Tenslotte wordt in de beheerbibliotheek de informatie over de gebruiksfuncties van de kust samengevat, het gaat daarbij om informatie die relevant is voor het vaststellen van het suppletieprogramma. De beheerbibliotheek is een levend document en resulteert (op termijn) in een handreiking voor suppleren in het betreffende kustvak. Doelstelling van deze eerste versie van de beheerbibliotheek is 1) een eerste overzicht geven van de huidige kennis over het gebied en het delen van deze kennis, 2) op basis van deze huidige kennis mogelijk aanbevelingen geven met betrekking tot het kustonderhoud, en 3) aangeven tegen welke kennisleemten we nog aanlopen, bij het opstellen van adviezen met betrekking tot kustonderhoud. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 1 van 87

10 De kennis in de beheerbibliotheek komt voort uit het project KPP-B&O Kust, maar ook uit eerder uitgevoerde andere kustprojecten en uit wetenschappelijk onderzoek. Tevens wordt opgedane ervaring en kennis uit uitvoering meegenomen in de beheerbibliotheek. 1.4 Kustviewer Aanvullend op de beheerbibliotheek heeft Deltares samen met Rijkswaterstaat een Kustviewer ontwikkeld met een achterliggende database van kustdata. Deze biedt op eenvoudige manier inzicht in de ontwikkeling van de kust. In aanvulling op de figuren in de beheerbibliotheek kan de lezer de ontwikkeling van de kust bekijken via: of Leeswijzer voor de beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen In hoofdstuk 2 wordt een algemene systeembeschrijving van het studiegebied gegeven, waarin zowel het kenmerkende gedrag op de lange termijn als het recente gedrag worden beschreven. Hoofdstuk 3 legt de achtergrond van het kustbeleid uit, hoe de basiskustlijn tot stand is gekomen en welke (regionale) afspraken er zijn gemaakt om deze te handhaven. Een overzicht van het uitgevoerde beheer en de aanwezige waterkering is gegeven in Hoofdstuk 4. In Hoofdstuk 5 wordt een bescheiden start gemaakt met een overzicht van gebruiksfuncties van de kust. Vooralsnog betreft dit een uitwerking van de strandrecreatie en een uitwerking van de natuur en bijbehorende wetgeving en natuurbeleving. In volgende (online) versies van de beheerbibliotheek kan dit verder worden aangevuld, bijvoorbeeld met informatie over grondstoffenwinning (drinkwater). 2 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

11 2 Beschrijving van het kustsysteem 2.1 Algemene gebiedsbeschrijving De Westerscheldemonding (zie Figuur 2.1) is onderdeel van de Voordelta. De Voordelta bestaat uit een aaneengesloten ondiepte gevormd door de vier aan elkaar grenzende mondingsgebieden van de Westerschelde, Oosterschelde, Grevelingen en Haringvliet. De buitendelta van de Westerschelde bestaat uit een uitwaaierend patroon van geulen vanuit de keel van het estuarium in westelijke richting. Zuidwaarts gaat de buitendelta van de Westerschelde over in de Belgische Vlaamse Banken. Landwaarts wordt het mondingsgebied begrensd door de denkbeeldige lijn Vlissingen-Breskens. De geulen in het mondingsgebied zijn van elkaar gescheiden door ondiepten waarvan de Vlakte van de Raan [7] met een oppervlakte van 175 km 2 de grootste is. De Noordzeekust van Zeeuws-Vlaanderen, met een lengte van 15 km tussen Breskens en de Nederlands-Belgische grens, vormt de zuidelijke begrenzing van de Westerscheldemonding. De kustlijn zet zich vanaf de grens verder voort in zuidwestelijke richting en wordt onderbroken door de haven van Zeebrugge op 10 km afstand vanaf de grens en de haven van Oostende weer 20 km verder. De belangrijkste geulen en platen in de Westerscheldemonding zijn weergegeven in Figuur 2.1. Figuur 2.1 Huidige configuratie van geulen en platen in de Westerscheldemonding. Bathymetrie gebaseerd op vaklodingen uit Aan de noordzijde van het mondingsgebied, langs de zuidwestkust van Walcheren, liggen de geulen Oostgat [1] en Sardijngeul [8] met ter plaatse van de overgang een drempel (ten zuiden van Dishoek). De drempel wordt af en toe gebaggerd om deze op diepte houden ten behoeve van de scheepvaart. Bovengenoemde geulen vormen een kortsluitgeul tussen de Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 3 van 87

12 Westerschelde en Oosterschelde. Aan de zeewaartse zijde van het Oostgat ligt het Bankje van Zoutelande [5], een ondiepe bank met een hoogte tussen NAP-1 m en NAP-5 m, dat het Oostgat scheidt van de geul Deurloo-Oost [18]/Geul van de Rassen [3]. Oorspronkelijk liep de geul Deurloo ten zuiden van de ondiepte Rassen door naar het westen, maar door de vorming van een noordwest-zuidoost lopende ondiepte is het oostelijke deel verbonden met de Geul van de Rassen. Het westelijke deel maakt nu verbinding met de Geul van de Walvischstaart [6]. De grote vlakte ten zuiden hiervan is bekend als de Vlakte van de Raan [7] en heeft een diepte variërend tussen NAP-2 m en NAP-10 m. De grote oost-west lopende geul in het zuiden, Wielingen [11] in het Nederlandse en Scheur Oost [14] in het Belgische deel, is een belangrijke scheepvaartgeul die toegang biedt tot Zeebrugge en de havens in het Schelde-estuarium, waaronder Vlissingen en Antwerpen. Figuur 2.2 toont in meer detail de Zeeuwse en Belgische kust tussen Breskens en Zeebrugge. Bij Nieuwesluis [E] nadert de Wielingen de kust tot op korte afstand. De verbinding tussen Scheur [2] en de haven van Zeebrugge wordt gevormd door de geul Pas van het Zand [1]. Deze scheepvaartgeulen worden regelmatig gebaggerd voor het handhaven van de nautische diepte. Tussen de Belgisch-Nederlandse grens en Zeebrugge bevindt zich de Appelzak [6], een geul die aanleiding geeft tot erosie van de stranden bij Knokke-Heist (Trouw et al., 2014). Direct noordelijk hiervan ligt de Paardenmarkt [3], een ondiepe vlakte met een diepte van ongeveer 5 m beneden NAP. De stortlocatie ZBO, die wordt gebruikt voor het verspreiden van sediment (vooral slib) uit de haven van Zeebrugge, bevindt zich 3-4 km westelijk van de Paardenmarkt [15]. Figuur 2.2 Detail van de Zeeuwse en Belgische kust. De Vlakte van de Raan is in 2011 aangewezen als Natura 2000-gebied voor het habitattype permanent overstroomde zandbanken van geringe diepte (H1110), zie Figuur 2.3. In 4 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

13 hoofdstuk 5.2 wordt nader ingegaan op de natuurgebieden van het kustvak Zeeuws- Vlaanderen. Figuur 2.3 Natura 2000-gebied Vlakte van de Raan (Rijkswaterstaat, 2015). 2.2 Grootschalige morfologie De volgende beschrijving van de geologische opbouw van de Scheldemonding is ontleend aan van der Spek (1997). De bodem van de Westerscheldemonding bestaat voornamelijk uit zand. In het gebied komen Pleistocene, Tertiaire lagen en Oud-Holocene lagen op geringe diepte onder de zeebodem voor, die de morfologische ontwikkeling kunnen beïnvloeden (Figuur 2.4). Deze lagen hebben een hoge tot zeer hoge erosiebestendigheid. In het bijzonder geldt dit voor de Boomse klei die in de omgeving van het landwaartse deel van de Wielingen aan de oppervlakte komt. Wanneer de erosiebestendige lagen worden aangesneden door de diepste delen van migrerende geulen kunnen zij een verdere verdieping van de geulen vertragen. Dit zal dan tot een verbreding van de geul ter plaatse kunnen leiden. De Oud-Holocene sedimenten, met een afwisseling van zand- en kleilaagjes op cm-schaal, komen ook ondieper voor en kunnen de laterale migratie van geulen belemmeren. Omdat deze lagen minder geconsolideerd zijn zal dit waarschijnlijk van tijdelijke aard zijn. De Wielingen snijdt ten noordwesten van Breskens in de daar hoog liggende Boomse klei in. Figuur 2.4 laat zien, zie witte gebied, dat ter plaatse de dikte van het Holocene pakket tot 0 m is gereduceerd. Het is niet waarschijnlijk dat de geul in de nabije toekomst zal verdiepen vanwege de grote erosiebestendigheid van deze Tertiaire, compacte siltige klei met minder dan 40% zand; ook de laterale migratie zal door de aanwezigheid van deze laag beperkt zijn (van der Spek, 1997). Onder de Vlakte van de Raan, beneden een diepte van NAP-10 m, komt waarschijnlijk een ouder Holoceen kleipakket voor. Dit pakket kan van invloed zijn geweest op de laterale verplaatsing van de Deurloo. Een eventuele verplaatsing van het zeewaartse deltafront van de buitendelta kan vertraagd worden door de oudere Holocene lagen. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 5 van 87

14 (Van der Spek, 1997) concludeert in algemene zin dat (i) weerstandskrachtige lagen erosie (aanzienlijk) kunnen vertragen maar nooit voorkomen en (ii) de samenstelling van de ondergrond morfologische ontwikkelingen niet kan aansturen maar wel beïnvloeden. De verlanding van het Zwin, en ook andere geulsystemen in Zeeuws-Vlaanderen, heeft geresulteerd in het geleidelijk verdwijnen van de hiermee samenhangende morfologie welke de ontwikkeling van de Wielingen beïnvloedde. Figuur 2.4 Dikte holocene lagen in de Westerschelde monding (bron: Van der Spek, 1997). In de diepere geulen Oostgat en Wielingen zijn de holocene afzettingen geheel afwezig. Een belangrijke wijziging in de morfologie van de Westerschelde-monding betreft de verandering van een drie-geulen systeem naar een twee-geulen systeem (Van der Slikke, 1997). Halverwege de 19e eeuw waren Wielingen, Deurloo en Oostgat de belangrijkste geulen, waarbij er een min of meer evenredige verdeling van geulen over de gehele delta was (Figuur 2.5). In de loop van de 20e eeuw is de Deurloo kleiner geworden en zijn de Wielingen en Oostgat in grootte toegenomen, zodat beide laatsten nu de dominante hoofdgeulen vormen. De huidige ligging van de geulen en platen, met de grootste geul (Wielingen) in het zuiden en een uitgebreid stelsel van geulen en platen langs de kust van Walcheren, bestaat op hoofdlijnen al sinds deze omslag. Ondanks de gedeeltelijke afsluiting van de Oosterschelde (voltooid in 1986) en de veranderingen in het Westerschelde estuarium, zijn de morfologische kenmerken van dit hoofdgeulensysteem over de laatste 45 jaar behouden gebleven. Wel vormen de Geul van de Walvischstaart en Deurloo-West sinds 1985 één geul en is de kortsluitgeul tussen Deurloo-West en de Geul van de Rassen verdwenen (Cleveringa, 2006). 6 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

15 Ook het uitbaggeren van de Wielingen kan van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de geulen. Door het verdiepen van de Wielingen verloopt de getijstroming via deze geul efficiënter door de afgenomen ruwheid. Volgens (Van der Spek, 1997) wordt hierdoor minder water midden over de delta afgevoerd met als gevolg een mogelijke verzanding van dit deel van de delta. Bij het opstellen van de zandbalans voor de Westerscheldemonding komen Elias & Van der Spek (2014) echter tot de conclusie dat er sprake is van een geringe netto erosie van de Vlakte van de Raan, vooral aan het front van de buitendelta dat langzaam in landwaartse richting beweegt. Figuur 2.5 Morfologie Westerscheldemonding in (Bron: Israel, 1993) De morfodynamiek van de geulen en platen in de Westerscheldemonding wordt vooral gedreven door de interactie tussen het kustlangse (noord-zuid) getij in de Noordzee en het kustdwarse (west-oost) getij in het Westerschelde-estuarium. De stromingen door de zuidelijke hoofdgeul (Scheur Wielingen) worden voornamelijk opgewekt door waterstandsverschillen, die veroorzaakt worden door faseverschillen tussen het getij op zee en het getij in de hals van het estuarium (bij Vlissingen). De maximale eb- en vloedstromingen in deze hoofdgeul vallen dan bijna samen met de kenteringen op zee. Naast het faseverschil tussen het estuarium- en zeegetij zorgt de noordwaartse getijbeweging ook voor een faseverschil tussen zuid en noord. Verder is de getijamplitude bij Westkapelle kleiner dan bij Vlissingen. Hierdoor treedt er tijdens hoogwater een verhang richting het noorden op (richting Westkapelle) en tijdens laagwater richting het zuiden (richting Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 7 van 87

16 Vlissingen). Dit verhang is de drijvende kracht achter de stroming en zou dus van invloed kunnen zijn op de aanwezigheid van het Oostgat (Elias & Van der Spek, 2015; Vermaas & Bruens, 2013). De maximale vloed- en ebstroming in het Oostgat treedt ongeveer 3 uur eerder op dan de maximale vloed- en ebstroming in de Wielingen-Scheur. In de huidige geulconfiguratie wordt ook door de Geul van de Rassen en Deurloo-Oost een deel van het watervolume afgevoerd maar de grootste bijdrage aan de vulling en lediging van het Scheldeestuarium verloopt via de Wielingen. Figuur 2.6 toont de morfologische ontwikkeling van de monding van de Westerschelde gedurende de periode 1965 t/m In deze verschilkaart worden de belangrijkste morfologische veranderingen als volgt weergegeven: A B C - D E F G H Dieper worden van het Oostgat Netto sedimentatie op het Bankje van Zoutelande Aansluiting van de Geul van de Walvischstaart op Deurloo-West en Honte Ontstaan van bank vanaf de Rassen richting de Nolleplaat (Elleboog), die zorgt voor de scheiding tussen Geul van de Walvischstaart/Deurloo-West en Geul van de Rassen/Deurloo-Oost Aanzanding van de drempel Oostgat/Sardijngeul (Galgeput) Aanzanding in oostwaartse richting van de Nolleplaat Verdieping van Scheur Oost en westelijk deel Wielingen door baggerwerkzaamheden Figuur 2.6 Verschilkaart met de belangrijkste morfologische veranderingen in deze periode. 8 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

17 Figuur 2.7 geeft in meer detail de morfologische ontwikkelingen langs de kust van Zeeuws- Vlaanderen weer. In de loop der jaren zijn veelvuldig suppleties uitgevoerd en de getoonde veranderingen worden hier sterk door bepaald. Langs het zuidwestelijke deel van de Zeeuwse kust, tussen Kruishoofd en het Zwin bij de grens, is erosie van de vooroever opgetreden (I) terwijl verder zeewaarts sprake is van sedimentatie (J). Voor het opvolgende traject naar Nieuwesluis is er tot voorbij de NAP-10 m dieptelijn alleen een netto verondieping (K). De in 2009 uitgevoerde geulwandsuppletie bij Nieuwesluis verklaart de sterke netto bodemverondieping daar (L). Tussen Nieuwesluis en Breskens is dit eveneens het geval maar in mindere mate als gevolg van strandsuppleties (M) terwijl de verondieping van Vaarwater langs Hoofdplaat (N) de reactie van de geul is op het inpolderen van de Braakman in de 50-er jaren van de vorige eeuw. De Braakman is een voormalige zeearm van de Westerschelde bij Terneuzen en de komvulling van dit gebied verliep voor een belangrijk deel via de geul Vaarwater langs Hoofdplaat. Na inpoldering verloor de geul deze functie en nam het doorstroomprofiel af door de reductie van het getijdebiet. Figuur 2.7 Morfologische ontwikkeling voor de kust van Zeeuws-Vlaanderen tussen 1965 en Boven: trajecten I (Breskens-Groede) en II (Groede-Nieuwvliet). Onder: trajecten III (Herdijkte Zwarte Polder en Verdronken Zwarte Polder) en IV (Cadzand-Bad). De dieptelijnen van NAP+3 m, NAP 0 m, NAP- 5 m en NAP-10 m hebben betrekking op de 2011 bodem (IMDC, Deltares, Svasek, & Arcadis, 2013; Vlaams-Nederlandse Schelde-commissie, 2013). 2.3 Morfologische karakteristieken langs de kust In Figuur 2.8 wordt een multibeam opname uit 2013 getoond van de kust tussen Breskens en Kruishoofd. In deelgebied 1 bij Kruishoofd is over een grote lengte het talud van de vooroever op een diepte van NAP-11 m tot NAP-12 m flauw. De daar voorkomende megaribbels worden getoond in Figuur 2.9. De grootte van de bodemvariaties (top-dal) varieert van 0,1 m tot 0,5 m en de lengte van de bodemvormen bedraagt 8 tot 10 m. Deze afmetingen zijn karakteristiek voor megaribbels die een verhouding tussen ribbelhoogte en waterdiepte hebben van 0,01- Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 9 van 87

18 0,03 en een verhouding tussen lengte en waterdiepte van 0,4-1 (Van Rijn, 1998). De bodemvormen zijn vrij symmetrisch maar als rekening wordt gehouden met de gemiddelde bodemhelling, zie rode lijnen in Figuur 2.9, is de helling aan de zeewaartse zijde relatief flauw en aan de landwaartse zijde steil. Dit duidt op (maximale) stroomsnelheden die tijdens vloed groter zijn dan tijdens eb met als gevolg migrerende bodemvormen in oostelijke richting. Landwaarts van 460 m is de gemiddelde bodem vrijwel horizontaal en zijn de bodemvormen vrijwel symmetrisch. Nieuwesluis Breskens Kruishoofd Figuur 2.8 Multibeam opname van de kust nabij Nieuwesluis in Aangegeven zijn 3 deelgebieden. De legenda s van de dieptecontouren voor de deelgebieden verschillen van die van de hoofdkaart. Figuur 2.9 Bodemvariatie in deelgebied 1 (van west naar oost over 300 m). Deelgebied 1 is weergegeven in Figuur van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

19 Nabij Nieuwesluis is de gradiënt in de bodem groot en bereikt de bodem een diepte van meer dan 20 m beneden NAP. In dit gebied nadert de Wielingen de kust en door stroomconvergentie ter plaatse van dit harde punt is een ontgrondingskuil gevormd. Voorlangs Breskens loopt de geul Vaarwater langs Hoofdplaat die sinds de inpoldering van de Braakman in de Westerschelde aan het verondiepen is. Voor de Zeeuwse kust tussen Kruishoofd en Cadzand-Bad zijn geen multibeam opnamen beschikbaar. 2.4 Ontwikkeling vooroever In deze paragraaf wordt de ontwikkeling van de vooroever sinds het begin van de 60-er jaren van de vorige eeuw beschreven. Hoofdstuk 4.2 zal nader ingaan op de toetsing van de kustlijn en de suppleties die hebben plaatsgevonden. De Noordzeekust van Zeeuws-Vlaanderen loopt over een lengte van 15 km van Breskens tot het Zwin ter plaatse van de Nederlands-Belgische grens. Er is een afwisseling van harde en zachte kustvakken en de grootschalige kustoriëntatie verandert van zuidwest-noordoost naar west-oost. Door verdedigingswerken (bijvoorbeeld bij de Herdijkte Zwarte Polder, Kruishoofd en Nieuwesluis) zijn hier weer lokale afwijkingen op. Over vrijwel de gehele lengte is er een strand en zijn strandhoofden aanwezig voor de kustverdediging, zie paragraaf Sinds 1988 worden op regelmatige basis suppleties uitgevoerd, vaak in de vorm van strand- en duinsuppleties of gecombineerd maar in 1989 en 1990 ook als vooroeversuppletie en in 2010 bij Nieuwesluis als geulwandsuppletie, zie paragraaf In de volgende subparagrafen wordt op basis van de 77 JARKUS-raaien, zie Figuur 2.10, de ontwikkeling van de kust beschreven voor vier opvolgende trajecten. Van oost naar west: I. Breskens Groede (kustvak Waterdunen, raai ); II. Groede Nieuwvliet (raai ); III. Verdronken Zwarte Polder en Herdijkte Zwarte Polder (raai ); IV. Herdijkte Zwarte Polder - Cadzand-Bad (raai ). Deze indeling volgt de opdeling in afzonderlijke stukken van het project Zwakke Schakels voor de kust van Zeeuws-Vlaanderen. De raainummers geven de afstand langs de kust in decameter vanaf Breskens. I II III IV Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 11 van 87

20 Figuur 2.10 Jarkus-raaien langs de kust van Zeeuws-Vlaanderen. Enkele raaien zijn genummerd. De blauwe markers zijn de begin- en eindraaien van de trajecten I t/m IV (zie tekst). In Figuur 2.11 wordt de zee- en landwaartse verplaatsing van de kust weergegeven zoals die is afgeleid uit de lineaire trend van de MKL gedurende de periode De methodiek voor de bepaling van de MKL wordt beschreven in paragraaf Data vóór 2010 zijn voor de trendbepaling niet bruikbaar omdat in 2010 nog suppleties zijn uitgevoerd. Verder is de lineaire trend een benadering van het vaak exponentiële verloop van de MKL-punten in de tijd. Tijdens de analyse moet hier rekening mee worden gehouden. Met de lineaire trend is de TKL in 2016 en 2017 bepaald. Figuur 2.11 geeft de volgende vier onderscheiden kustontwikkelingen weer: Als er sprake is van een landwaartse verplaatsing van de MKL: is deze donkerrood gekleurd wanneer de TKL zich landwaarts bevindt van de BKL, en lichtgroen als de TKL zeewaarts ligt van de BKL. Als er sprake is van een zeewaartse verplaatsing van de kustlijn: is deze donkergroen gekleurd wanneer de TKL zich zeewaarts bevindt van de BKL en lichtrood bij een landwaartse ligging van de TKL ten opzichte van de BKL. Tijdens de periode waarvoor de trends in de MKL zijn afgeleid ( ) waren de werken in het kader van het project Zwakke Schakels nog niet overal gereed gekomen, zie paragraaf m/j I II III IV Figuur 2.11 Jarkus-raaien langs de kust van Zeeuws-Vlaanderen met trends in kustlijnontwikkeling en onderverdeling in deeltrajecten. De basiskustlijn wordt weergegeven met de blauwe lijn. De MKL trends (de licht- en donkerrode en licht- en donkergroene balkjes) zijn bepaald over de periode De Te Toetsen Kustlijn (TKL-punten) wordt getoond voor 2017, zie paragraaf Eerst wordt op basis van Figuur 2.11 een algemene beschrijving gegeven van het waargenomen gedrag van de Zeeuwse kust sinds 2010; in de erop volgende paragrafen wordt elk van de vier trajecten apart beschreven. 12 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

21 2.4.1 Ontwikkeling Zeeuwse kust De ontwikkeling van de Zeeuwse kust sinds 2010 toont het volgende grootschalige beeld: Westelijk van Kruishoofd (raai 778) tot Cadzand-Bad (raai 1487) is sprake van een negatieve trend in de Momentane Kustlijn (MKL). Uitzonderingen vormen de gebieden gelegen direct voor de Verdronken Zwarte Polder en bij het Zwin. Aan weerszijden van de Verdronken Zwarte Polder (raai 936) zijn in 2009 suppleties uitgevoerd (strand en strand-duin) wat een verklaring kan zijn voor de zeewaartse trend van de MKL ter plaatse. Ook is in 2010 een strekdam van 300 m aangelegd (Waterschap Zeeuws- Vlaanderen, 2010), die aan deze trend kan hebben bijgedragen. Mogelijk is er een relatie met de verlanding van de in 2010 gegraven verbindingsgeul tussen de Verdronken Zwarte Polder en zee. De sterke landwaartse trend bij Kruishoofd (raai 778) is een reactie op de strand-duin suppletie van 2009 (incl. de aanleg van een erosieberm). De MKL gaat hier weer terug naar de oorspronkelijke situatie. Dit geldt eveneens voor de raaien gelegen voor de Herdijkte Zwarte Polder (raai 1032) en de kust verder westwaarts tot Cadzand-Bad waar sprake is van een landwaartse trend als reactie op de in 2009 uitgevoerde strand- en strand-duin suppleties. Ook in het verleden is een dergelijke respons na uitgevoerde suppleties waargenomen. Oostelijk van Kruishoofd (raai 778) tot Breskens zijn de verplaatsingen van de MKLpunten sinds 2010 beperkter geweest dan tussen Kruishoofd en Cadzand-Bad. Uitzondering is hier de landwaartse verplaatsing bij Nieuwesluis als reactie op de geulwandsuppletie in 2009 en de strandsuppletie in Bij Breskens, direct naast de oostelijke havendam, is er eveneens sprake van erosie na de uitgevoerde strandsuppletie in 2009/2010. Ook bij eerdere suppleties was er een dergelijke reactie van de kust. In de volgende sub paragrafen worden de ontwikkelingen in detail besproken Traject I: Breskens-Groede (raai , zie Figuur 2.10) Figuur 2.12 toont de bodemligging tussen Breskens en Nieuwesluis voor de jaren 1973 en Voor de jaren voorafgaand aan 1973 is de dekking van de metingen op het strand beperkter. Tussen de Veerhaven en de Handelshaven is een klein strand aanwezig ( pocket beach ). Direct westelijk van de westelijke havendam van de Veerhaven is het strand verhoudingsgewijs breed; de laatste jaren is er een geringe zeewaartse verschuiving van de NAP-10 m dieptelijn. Bij Nieuwesluis (raai 396) ter plaatse van de uitwatering van het gemaal is alleen een nat strand aanwezig. De zeewaarts uitstekende dijk en de geul Wielingen die hier de kust dicht nadert laten onvoldoende ruimte over voor een breder, deels droog, strand. Door de geulwandsuppletie in 2009 (2,7 miljoen m 3 ) is op de vooroever sprake van een netto sedimentatie ten opzichte van 1965, zie Figuur 2.7. Direct oostelijk van Nieuwesluis tot Breskens is de kust uitgebouwd als gevolg van de strandsuppleties die in de loop der jaren zijn uitgevoerd (de laatste in 2010 ter grootte van m 3 tussen Nieuwesluis en Breskens). Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 13 van 87

22 Figuur 2.12 Bodemligging Traject I: Breskens-Groede (raai ). Boven 1973, onder Rode contour: NAP-10 m dieptelijn. Het hierboven beschreven gedrag van de kustlijn wordt geïllustreerd aan de hand van een aantal figuren in de vorm van MKL-posities en dwarsprofielen sinds de 60-er jaren van de vorige eeuw. Figuur 2.13 laat zien dat in raai 71, direct oostelijk van de oostelijke dam van de Veerhaven, na elke suppletie weer erosie optreedt, waardoor het aangebrachte zand binnen enkele jaren weer is verdwenen. De jaren vóór de suppletie van 2001 was de kust redelijk in evenwicht maar bevond de MKL zich wel landwaarts van de BKL. 14 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

23 Figuur 2.13 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 71 (westelijk van oostelijke havendam Veerhaven Breskens). De suppletie van 2009/2010 is gedurende beide jaren uitgevoerd. De BKL, MKL en TKL zijn ten opzichte van de Rijksstrandpalen (RSP). Suppleties zijn weergegeven met staafdiagrammen. De Jarkus-profielen laten zien dat de geul Vaarwater langs Hoofdplaat sinds 1965 met ongeveer 3 m is verondiept en de kust met 50 m is uitgebouwd, zie Figuur De laatste jaren is er op een afstand van m sprake van enige herverdeling van sediment van het ondiepere naar het diepere deel van het profiel. De in 2009 uitgevoerde strandsuppletie is nog maar beperkt zichtbaar in Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 15 van 87

24 Verondieping Vaarwater langs Hoofdplaat Figuur 2.14 Jarkus-profielen in raai 71 tussen 1965 en 2013 per 4 jaar. Direct westelijk van de westelijke havendam (raai 146, zie Figuur 2.15) is er sinds 2002 een gestage aangroei van de kust zonder dat hiervoor suppleties nodig zijn geweest. Eenzelfde ontwikkeling vindt plaats in de naastliggende raai 171 en in mindere mate ook in de raaien 188, 208 en 230. Mogelijk dat de uitgevoerde suppleties meer westelijk (raaien ) in 2001 en 2005 hieraan hebben bijgedragen. Veel van het in 1997, 2001 en 2005 gesuppleerde zand wordt namelijk in de loop der jaren weer afgevoerd, zie bijvoorbeeld raai 308 in Figuur Opvallend is de stabiliteit van de suppletie van 2009/2010. Waarom dit gedrag verschilt van dat in het verleden is onbekend. 16 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

25 Figuur 2.15 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 146 (oostelijk van oostelijke havendam Veerhaven Breskens). Figuur 2.16 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 308. De suppletie van 2009/2010 is gedurende beide jaren uitgevoerd. In de Jarkus-raaien 188 en 208 was sinds 1965 een ontgrondingskuil aanwezig die geleidelijk is opgevuld, zie raai 208 in Figuur In dit gebied is wel in 2010 een strandsuppletie uitgevoerd maar deze is niet goed zichtbaar meer in de profielen. De geul verdwijnt geleidelijk in oostelijke richting en is in de naburige raai 230 (220 m westelijk) niet meer aanwezig. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 17 van 87

26 Figuur 2.17 Jarkus-profielen in raai 208 tussen 2004 en 2014 per jaar. De erosie van de in 2009 uitgevoerde geulwandsuppletie bij Nieuwesluis (raai 396) wordt gegeven in Figuur Tot 2004 bouwt de kust zich nog uit, daarna zorgt de nabijheid van de geul voor een achteruitgang in de MKL positie. Na de geulwandsuppletie in 2009 ligt de MKL weer zeewaarts van de BKL, maar verplaatst zich wel weer in landwaartse rinchting. Figuur 2.18 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 396 (Nieuwesluis). De suppletie van 2009/2010 is gedurende beide jaren uitgevoerd. 18 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

27 De geulwandsuppletie rondom Nieuwesluis wordt ook getoond aan de hand van de profielen in Figuur Op deze locatie is de oever steil en verdedigd met oeverwerken. Na de suppletie in 2009 is een deel van het aangebrachte zand in deze raai weer afgevoerd door de sterke stroming. De levensduur van de suppletie is hier sterk afhankelijk van de locatie. De raaien 308, 324 en 336 liggen net oostelijk van de meest noordelijke punt van de kust en de uitgevoerde suppletie is hier stabiel. De raaien 352 t/m 441 liggen ter plaatse van de noordelijkste punt en westelijk hiervan. In deze raaien is sterke erosie van de suppletie opgetreden waarbij in raai 421 zelfs alle aangebrachte zand boven NAP-20 m binnen 1-2 jaar weer is verdwenen. De effecten laten zich verklaren door de convergentie van de getijstroming. Een simulatie met een numeriek model laat zien dat tijdens maximale vloedstroming de stroming geconcentreerd is langs de kust met diepte-gemiddelde stroomsnelheden groter dan 1,5 m/s, zie Figuur Geulwandsuppletie Figuur 2.19 Jarkus-profielen in raai 396 tussen 2004 en 2014 per jaar. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 19 van 87

28 Nieuwesluis grens Figuur 2.20 Berekende diepte-gemiddelde stroomsnelheden langs de Zeeuwse kust tijdens maximale vloedstroming. Voor de bolle kust bij Nieuwesluis is er dus een erosieve trend waarschijnlijk als gevolg van contractie van de getijstroming. Bij de vaststelling van de BKL was hier al weinig ruimte. Door suppleties is het goed mogelijk de kust te behouden. De herhalingstijd van de suppleties bedraagt orde vier jaren Traject II: Groede-Nieuwvliet (raai , zie Figuur 2.10) Dit deel van het kustvak loopt van Nieuwesluis naar Kruishoofd. In Figuur 2.21 wordt de bodem getoond voor 1973 en In het oostelijke deel van dit traject ligt de NAP-10 m dieptelijn ver van de kust; de bodem heeft hier een relatief kleine helling. Dit is voor de gehele periode het geval geweest. De kust is concaaf (hol) tussen de ophangpunten Nieuwesluis en Kruishoofd. Op deze laatste locatie is een uitgebreide kustverdedigingsconstructie met strandhoofden aanwezig. Tijdens het project Zwakke Schakels zijn met een strand-duinsuppletie de duinen versterkt middels een extra duinrichel en is het strand zeewaarts verplaatst met behoud van de breedte. 20 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

29 Figuur 2.21 Bodemligging Traject II in rode kader: Groede-Nieuwvliet (raai ). Boven 1973, onder Rode contour: NAP-10 m dieptelijn. Sinds 1990, vóór de uitgevoerde suppleties in 2009 als onderdeel van het project Zwakke Schakels, bevond de MKL zich in de meeste raaien al zeewaarts van de BKL zonder dat hiervoor veel suppleties nodig waren (alleen suppleties in de raaien in 2001, raai 791 in 2005 en raai 802 in 2001 en 2005). De strand- en vooroeversuppleties in 1989 ter plaatse van de raaien hebben geleid tot een zeewaartse sprong in de MKL in de orde van meter. Na de suppletie in 1989 is de MKL in de raaien 530 en 558 weer 20 m verschoven in landwaartse richting en daarna meer dan 10 jaar stabiel gebleven, zie Figuur 2.22 voor raai 530. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 21 van 87

30 Figuur 2.22 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 530. In de raaien 584 en 602 is de MKL, na de 1989 strand- en vooroeversuppleties, stabiel gebleven of zelfs nog iets in zeewaartse richting verplaatst, zie Figuur Na de 2009 strand-duinsuppletie is in de hiervoor genoemde 4 raaien sprake van een stabiele positie van de MKL of zelfs van een zeewaartse verplaatsing. Figuur 2.23 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 602. Opmerkelijk is dat in de raaien , direct oostelijk van de bovengenoemde vooroeversuppletie in 1989, ook sprake is van een verplaatsing van de MKL zeewaarts terwijl hier niet is gesuppleerd 1, zie Figuur De profielen van 1989 en 1990 suggereren dat er toch sprake is geweest van een vooroeversuppletie, zie Figuur Ook is het mogelijk dat een netto sedimenttransport aanwezig is vanaf de suppletielocatie in oostelijke richting 1 Suppletiedatabase September van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

31 Figuur 2.24 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 496. Verondieping resulterend in een zeewaartse verplaatsing van de MKL. Figuur 2.25 Jarkus-profielen voor raai 496 in 1987 en Verder in westelijke richting tonen de raaien 619 t/m 730 gedurende de periode een continue verplaatsing van de MKL-positie in zeewaartse richting, zie bijvoorbeeld de ligging van de MKL in raai 684 in Figuur 2.26 en de profielen in de periode in deze raai. Suppleties kunnen hiervan niet de oorzaak zijn want die zijn in deze periode niet uitgevoerd.. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 23 van 87

32 Figuur 2.26 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 684. Uitbouw van de kust en ophoging van het strand Figuur 2.27 Jarkus-profielen in raai 684 in 1970, 1975, 1980 en Naar gelang verder in westelijke richting wordt gegaan, raaien bij het Kruishoofd, is sprake van sterke erosie van de in 2009 uitgevoerde suppletie, met een maximum van m/s in de raaien 768 en 778, zie Figuur Als onderdeel van het project Zwakke Schakels is een erosieberm neergelegd voor de kust (raaien ) met een zandvolume van m 3. Het doel van deze innovatieve aanpak is het op natuurlijke wijze verspreiden van het zand door stroming, golven en wind. In Figuur 2.29 worden de dwarsprofielen in raai 778 getoond. Het blijkt dat het aangebrachte zand na twee jaren grotendeels is afgevoerd. 24 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

33 Figuur 2.28 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 778. Erosieberm Figuur 2.29 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 778 voor de periode De dwarsprofielen van raai 584 ( , Figuur 2.30) tonen de effecten van de in 2009 uitgevoerde strand-duinsuppleties tussen raaien 461 en 802. Tussen de raaien 461 en 730 is het strand na de suppletie redelijk stabiel gebleven. Dit kan het gevolg zijn van de stabiliserende werking van de strandhoofden al is niet bekend hoever zij doorlopen. In het Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 25 van 87

34 lagere deel van het profiel, rond NAP-10 m, is sinds 2004 erosie opgetreden al lijkt de situatie de laatste jaren stabiel. Beschouwing op een langere tijdschaal ( , Figuur 2.31) laat zien dat deze erosie al eerder is begonnen en dat de bodem feitelijk weer beweegt naar de ligging in de jaren 60 van de vorige eeuw. Dit geldt ook voor de andere raaien in dit traject; wel wordt de erosie in westelijke richting geleidelijk kleiner (zie ook raai 791 in Figuur 2.32). Figuur 2.30 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 584 voor de periode van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

35 Figuur 2.31 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 584 voor de periode Figuur 2.32 toont dat na de suppletie in 2009 het strand in raai 791 weer wordt geërodeerd, waarbij de duinvoet wordt teruggedrongen. Dit geldt ook voor de raaien Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 27 van 87

36 Erosie van de suppletie Figuur 2.32 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 791 voor de periode Traject III: Verdronken Zwarte Polder-Herdijkte Zwarte Polder (raai , zie Figuur 2.10) Het kustvak betreft het gebied rondom de Verdronken Zwarte Polder en Herdijkte Zwarte Polder. De Verdronken Zwarte Polder bevindt zich ter plaatse van de sprong in de kustlijn en staat in open verbinding met de zee. Figuur 2.33 toont de bodem in 1973, 2010 en De NAP-10 m diepte lijn is weinig veranderd: een geringe landwaartse verschuiving in het oostelijke deel en een geringe zeewaartse verschuiving in het westelijke deel (dit laatste hoort al bij Traject IV). Verder is in de figuur goed waarneembaar dat de duinen zijn verhoogd en het strand in zeewaartse richting is verschoven. De geul naar de Verdronken Zwarte Polder is in 2010 uitgediept om de instroming van zeewater naar het achtergelegen gebied te bevorderen. De geul is in de lodingen van 2010 duidelijk zichtbaar maar hij neemt in de opvolgende jaren snel in omvang af tot hij in 2014 is verdwenen. De komvullingsstroom is onvoldoende geweest om de geul open te houden. Verder is een strekdam van 300 m aangelegd ter hoogte van de polder. Al deze maatregelen zijn in 2009/2010 getroffen als onderdeel van het project Zwakke Schakels, in het kader van het HWBP van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

37 Figuur 2.33 Bodemligging Traject III (rode kader): Verdronken Zwarte Polder Herdijkte Zwarte Polder (raai ). Boven 1973, midden 2010, onder Rode contour: NAP-10 m dieptelijn. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 29 van 87

38 Raaien Vanaf de 60-er jaren tot de 90-er jaren van de vorige eeuw vertoont de MKL-positie in de raaien fluctuaties van +/- 10 m rondom een stabiele positie. Ter plaatse van deze raaien is in de jaren 1994, 2001, 2005 en 2009 op het strand gesuppleerd omdat de MKL de BKL had bereikt (bijvoorbeeld raai 877, Figuur 2.34). Na elke strandsuppletie is weer een landwaartse verplaatsing van de MKL opgetreden van m, waardoor na 4-6 jaar een nieuwe zandsuppletie nodig was. Figuur 2.34 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 877. Figuur 2.35 laat de stranderosie in raai 877 zien na de uitgevoerde suppletie. Ook is zichtbaar de opgetreden verdieping van 1 m op NAP-12 m sinds 2004, zoals eerder voor het Traject II werd gevonden. Tussen NAP-4 m en NAP-10 m is het profiel opmerkelijk stabiel. 30 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

39 Figuur 2.35 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 877 voor de periode Op de langere tijdschaal ( ) is in deze raaien tussen 0 en 400 m+rsp eerst geringe sedimentatie opgetreden, vervolgens erosie en daarna weer enige sedimentatie met als resultaat netto erosie sinds Op grotere afstand tot de kust, voorbij 400 m+rsp is er alternerend erosie, sedimentatie en erosie met als eindresultaat vrijwel geen bodemverandering sinds De ontwikkelingen op langere tijdschaal zijn inzichtelijk gemaakt in Figuur Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 31 van 87

40 0 m Figuur 2.36 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 877 voor de periode Raaien 936 en 962 Jarkus-raai 936 ligt ter plaatse van de Verdronken Zwarte Polder. De kustlijnligging in deze raai is sinds 2006 redelijk stabiel, en sinds 2011 lijkt er zelfs sprake te zijn van een positieve trend. Dit is in tegenstelling tot nabijgelegen raaien (met uitzondering van de naburige raai 962 westelijk), zie ook Figuur 2.11 en Figuur Dit afwijkende gedrag is mogelijk toe te schrijven aan de verlanding van de in 2010 gegraven verbindingsgeul tussen de zee en de Verdronken Zwarte Polder en/of de aanleg van de strekdam in 2010 als onderdeel van project Zwakke Schakels. In Figuur 2.38 worden de dwarsprofielen getoond voor de periode waaruit blijkt dat in 2012 aanzanding is opgetreden tussen NAP-1 m en NAP-5 m. Gedurende de opvolgende jaren is de situatie stabiel gebleven. De netto sedimentatie in de geul is dus samengegaan met netto sedimentatie ter hoogte van de laagwaterlijn en eronder. Als de ontwikkeling in deze raai sinds 1965 wordt bekeken dan volgt dat de huidige bodem in dit deel van het dwarsprofiel ongeveer samenvalt met de bodem in het verleden. Beneden het niveau van NAP-5 m is sinds 1965 nog wel erosie opgetreden. De waargenomen ontwikkeling in de MKL in raai 938, en wellicht ook in raai 962, is vermoedelijk het gevolg van de plaatselijke ingrepen. 32 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

41 Figuur 2.37 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 936. Sedimentatie t.g.v. verlanding verbindingsgeul Zwarte Polder Figuur 2.38 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 936 voor de periode Raaien Westelijk van raai 962, raaien , is sinds de jaren 70 van de vorige eeuw sprake van een stabiele situatie waarbij de MKL m zeewaarts ligt van de BKL. Vanuit het kustonderhoud is hier vóór 2010 geen noodzaak geweest voor het uitvoeren van suppleties, zie Figuur 2.39 (raai 979) en Figuur 2.40 (raai 1032) als representatieve voorbeelden. Na de Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 33 van 87

42 strand-duinsuppletie van 2009 tussen de raaien 979 en 1046 is een deel van het gesuppleerde zand weer geërodeerd, waarbij de grootste erosie is opgetreden in de meer westelijk gelegen raaien (gemiddeld 12 m/j), zie ook Figuur In deze raaien neemt de erosiesnelheid geleidelijk af als de MKL de oorspronkelijke ligging van de kustlijn nadert. Figuur 2.39 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai 979. Figuur 2.40 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai Ook tussen de raaien 903 en 1032 is er sinds 2004 sprake van een verdieping tussen NAP-10 m en NAP-15 m ter grootte van ongeveer 1 m. Deze verdieping neemt geleidelijk af in westelijke richting. Ten opzichte van 1965 is de bodemverandering nihil Traject IV: Cadzand-Bad (raai , zie Figuur 2.10) Dit kustvak loopt vanaf de Herdijkte Zwarte Polder tot de Nederlands-Belgische grens. Het bestaat uit duin met uitzondering van het gebied rondom Cadzand-Bad waar over een lengte van 1 km de zeewering wordt gevormd door een zeedijk. Het gemaal in Cadzand-Bad verpompt boezemwater naar zee via een afwateringskanaal dat is voorzien van twee 34 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

43 strekdammen. Het Zwin op de grens van Nederland en België staat in open verbinding met de zee en kan volledig overstromen tijdens springtij of gedurende een storm. Figuur 2.41 geeft de bodemligging in 1973 en De NAP-10 m dieptelijn wijkt in het oostelijke deel van het traject enigszins zeewaarts terwijl in het westelijke deel de dieptelijn vaak een dieper gebied geheel of gedeeltelijk omsluit. De duinenrij is tussen 1973 en 2014 vooral breder geworden en soms ook hoger (al worden de duinen niet volledig getoond in de bodem van 1973) en het strand is op een aantal plaatsen verbreed. Het afwateringskanaal bij Cadzand- Bad is zichtbaar in de bodems vanaf De Jarkusraaien 1335 en 1354 liggen aan weerszijden van de strekdammen van het kanaal. Door interpolatie tussen de Jarkus-raaien is dit kanaal niet in alle bodems te zien. Bij het Zwin vertoont de bodem in de monding een grotere morfologische dynamiek dan de veranderingen in de rest van het kustvak. Vanaf 2009 wordt ook een gebied verder westelijk van het Zwin over een lengte van 500 m in de bodems meegenomen. Figuur 2.41 Bodemligging Traject IV: Herdijkte Zwarte Polder Cadzand-Bad (raai ). Boven 1973, onder Rode contour: NAP-10 m dieptelijn. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 35 van 87

44 In vrijwel alle raaien in dit deel van het kustvak was er in het verleden, voordat sprake was van kustonderhoud middels suppleties, gedurende 10 jaar of meer een negatieve trend van de MKL. Figuur 2.42 laat de positie van de MKL zien in raai 1112 westelijk van de Herdijkte Zwarte Polder. Tussen 1966 en 1976 blijft de MKL min of meer onveranderd maar vanaf 1977 tot 1988 is er sprake van een negatieve trend waarbij de positie 35 m landwaarts opschuift. Tussen 1988 en 1990 neemt de afstand weer toe met 25 m. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door suppleties die meer westelijk zijn uitgevoerd, zie bijvoorbeeld de naastliggende raai1136 in Figuur Vanaf 1994 wordt de kust periodiek, elke 3-5 jaar, onderhouden met suppleties. Figuur 2.42 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai Figuur 2.43 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai Uit de dwarsprofielen kan worden afgeleid dat het op strand gesuppleerde zand na 1-2 jaar is weggevoerd, zie bijvoorbeeld raai 1136 in Figuur Hierbij is tenminste een deel terecht gekomen op de vooroever tussen NAP en NAP-5 m. De bodem op een diepte groter dan 10 m beneden NAP verdiept tussen 2004 en 2014 met 0,5-1 m. De grootte van deze 36 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

45 verdieping neemt af tot 0 m in raai Bekijken we de bodem van 2014 in vergelijking met de bodem van 1965 dan is er gedurende deze periode een verondieping van 1-1,5 m opgetreden, zie Figuur Dit is samengegaan met een afname van de zandvoorraad tussen NAP-3 m en NAP-10 m, m.a.w. er is sprake van een herverdeling van zand van het ondiepere deel naar het diepere deel van het profiel. Erosie van strandsuppletie Sedimentatie Erosie Figuur 2.44 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 1136 voor de periode Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 37 van 87

46 Erosie Sedimentatie Figuur 2.45 Dwarsprofielen van de bodemligging in raai 1136 voor de periode De positieve trend in de MKL in de raaien 1450 en 1467 bij het Zwin, zoals getoond in Figuur 2.11, is over een beperkt aantal jaren bepaald (namelijk ). Figuur 2.46 (raai 1450) en vooral Figuur 2.47 (raai 1467) laten zien dat de trendbepaling niet erg nauwkeurig is. De uitgevoerde strandsuppletie begin 2013, hoewel beperkt van omvang, kan van invloed zijn geweest op de zeewaartse verplaatsing van de MKL in raai Het effect van de suppletie is echter niet zichtbaar in raai Tussen 2014 en 2015 is in raai 1450 nogmaals een substantiële zeewaartse verplaatsing van de MKL ter grootte van 20 m opgetreden. In hoeverre een uitgevoerde suppletie hiervoor verantwoordelijk is kan pas worden aangegeven als gegevens van eind 2014 en 2015 beschikbaar zijn. In 2001 is de Basiskustlijn in de beide raaien zeewaarts verplaatst: 10 en 30 m voor respectievelijk de raaien 1450 en 1467 om de stabiliteit van de strandhoofden te waarborgen. Deze strandhoofden hebben een functie als zandvanger en dienen om de structurele kusterosie tegen te gaan (Bijlage 2 in Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003). De zeewaartse verlegging van de Basiskustlijn heef niet geleid tot een toegenomen suppletieinspanning, voor zover dat kan worden afgeleid uit de beschikbare gegevens, en dus ook niet op de MKL-positie. 38 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

47 Figuur 2.46 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai Figuur 2.47 Basiskustlijn (BKL), Momentane Kustlijn (MKL) en Te Toetsen Kustlijn (TKL) in raai Volume ontwikkelingen op basis van vaklodingen en LiDAR-metingen De morfologische veranderingen voor de verschillende trajecten volgens de vaklodingen ( ) zijn te zien in Figuur 2.7. Om de veranderingen te kwantificeren zijn de volumes per deelgebied bepaald (zie Figuur 2.48). We maken onderscheid tussen het strand (A: NAP+3 en 0 m), ondiepe vooroever (B: NAP 0 tot -5 m) en dieper gelegen delen (C). Als grens van het diepere gebied is gekozen voor de NAP-10 m dieptelijn. De volumeveranderingen per deelgebied en als totaal zijn voor de vier onderscheiden trajecten vermeld in Tabel 2.1 In het traject Breskens Groede is een grote sedimentatie te zien in zowel de dieper gelegen delen van het profiel (+2,08 miljoen m 3 ) als op de vooroever en het strand (+0,93 en +0,95 miljoen m 3 ). Deze toename hangt mogelijk samen met de verondieping van de Vaargeul Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 39 van 87

48 langs Hoofdplaat maar kan ook worden toegeschreven aan recente geulwand en strandsuppleties waarbij 3,2 miljoen m 3 in de laatste 6 jaar is neergelegd in dit gebied. Het traject tussen Groede en Nieuwvliet laat een vergelijkbare positieve trend van depositie op de vooroever en strand zien (+0,86 en +0,94 miljoen m 3 ). Hoewel de toename van de dieper gelegen delen in het profielen kleiner is dan voor het vorige traject constateren we nog steeds een netto depositie tussen 1965 en 2011 van +1,36 miljoen m 3. Voor de kust van Nieuwvliet (vanaf raai 730) tot en met het Zwin vindt er een verdieping plaats rond de NAP-10 m dieptecontour. Dit zorgt ervoor dat erosie optreedt voor de lagere delen van het profiel (-0,73 en -1,68 miljoen m 3 voor respectievelijk traject III en IV). Ook voor de ondiepe vooroever van beide trajecten is er sprake van een geringe erosie (ongeveer 0,3 miljoen m 3 ). Er vindt echter wel een netto sedimentatie van het strand plaats voor traject III (+0,28 miljoen m 3 ) en traject IV (+0,32 miljoen m 3 ). De totale volumeverandering van strand, vooroever en dieper gelegen delen gedurende de periode kan als volgt worden omschreven: Van oost naar west neemt de netto sedimentatie af en deze gaat over in netto erosie. Deze tendens treedt vooral op in de dieper gelegen delen van het profiel en in mindere mate op de vooroever. Het strandvolume is tussen 1965 en 2011 voor alle trajecten toegenomen maar deze toename is het grootst in de beide oostelijke trajecten (I en II). Voor het gehele kustvak geldt nog wel dat het zandvolume in alle drie deelgebieden (strand, vooroever en dieper gelegen delen) tussen 1965 en 2011 is toegenomen. Deze toename is voor meer dan de helft opgetreden op het strand. Figuur 2.48 Morfologische ontwikkeling voor de kust van Zeeuws-Vlaanderen tussen 1965 en 2011 op basis van de vaklodingen. Boven: trajecten I (Breskens-Groede) en II (Groede-Nieuwvliet). Onder: trajecten III (Herdijkte Zwarte Polder en Verdronken Zwarte Polder) en IV (Cadzand-Bad). De 40 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

49 dieptelijnen van NAP+3 m, NAP 0 m, NAP-5 m en NAP-10 m hebben betrekking op de 2011 bodem. De deelgebieden zijn aangegeven met letters respectievelijk A, B en C. De LiDAR-data voor de strand- en duingebieden ( ) laten voornamelijk in traject II (Groede-Nieuwvliet) een sterke toename in duinvolume zien (+2.65 miljoen m 3 ). Deze toename is vooral te danken aan de recente versterkingen. Er is ook sprake van een toename van het volume rondom de haven van Breskens (+0.50 miljoen m 3 ). Dit treedt vooral op aan de westelijke zijde van de haven zoals te zien is in een detailkaart (zie Figuur 2.49, bovenste venster). De meer westelijke trajecten laten beide een lichte toename zien (+0,50 miljoen m 3 en miljoen m 3 voor respectievelijk traject III en IV). Er dient wel op gemerkt te worden dat een bodemdaling zichtbaar is nabij de Verdronken Zwarte Polder, zie Figuur 2.49 (onderste venster). De oorzaak hiervan is dat in 2010 de geul van de Verdronken Zwarte Polder is uitgediept om de zilte natuur meer kansen te bieden (Nieuwsbrief project Zwakke Schakels, Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, 2010). Tabel 2.1 Gebied I Breskens Groede II Groede Nieuwvliet III Nieuwvliet Verdronken Zwarte Polder IV I t/m IV Ontwikkeling zandvolumes op basis van vaklodingen (periode ) en LiDAR-metingen (periode ). Waardes zijn in miljoen m 3. Verdronken Zwarte Polder Cadzand-Bad Breskens Cadzand-Bad Raainrs. Kust- LiDAR Strand (A) Vooroever (B) Dieper gelegen (C) ,50 +0,95 +0,93 +2,08 +3,96 +2,65 +0,94 +0,86 +1,36 +3,16 +0,50 +0,28-0,31-0,73-0,76 +1,21 +0,32-0,28-1,68-1,64 Totaal (A)+(B)+(C) 4,86 2,49 1,20 1,03 4,72 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 41 van 87

50 Figuur 2.49 Bodemveranderingen voor de strand- en duingebieden tijdens de periode (LiDARdata). Boven: Breskens-Groede-Nieuwvliet. Onder: Herdijkte Zwarte Polder-Cadzand-Bad Samenvatting Langs vrijwel de gehele Zeeuwse kust ten westen van Kruishoofd is in 2009 zand gesuppleerd. Na het aanbrengen van de suppletie treedt in alle gevallen weer erosie op. Uitzondering vormt het gebied gelegen voor de Verdronken Zwarte Polder waar geen zand is aangebracht. De tendens tot aanzanding daar is mogelijk het gevolg van (i) de aanleg van een strekdam, (ii) het verlanden van de in 2010 aangelegde verbindingsgeul tussen de polder en zee en (iii) uitgevoerde suppleties in naastliggende gebieden. Ook bij het Zwin is er sprake van een min of meer stabiele situatie. Oostelijk van Kruishoofd tot Breskens is in 2009 en 2010 eveneens langs de gehele kust gesuppleerd. Hier treedt niet altijd erosie van de aangebrachte zandhoeveelheden op en soms is zelfs sprake van een geringe, verdere uitbouw van de kust. In het algemeen zijn de erosiesnelheden langs dit deel van de kust klein (mede als resultaat van de in het verleden uitgevoerde kustverdedigingsmaatregelen) behalve bij Nieuwesluis waar door stromingscontractie tijdens vloed de stroomsnelheden groot zijn. Effecten van suppleties zijn soms merkbaar in gebieden oostelijk van de suppleties. De in 1989 uitgevoerde vooroeversuppletie in de raaien resulteert namelijk ook in een zeewaartse verplaatsing van de MKL in de raaien (westelijk van Nieuwesluis). Ook voor het traject tussen de Herdijkte Zwarte Polder en Cadzand-Bad is gevonden dat de effecten van in het verleden uitgevoerde suppleties merkbaar zijn in meer oostelijk gelegen raaien waar niet is gesuppleerd. Dit geeft aan dat er een netto kustlangs transport in oostelijke richting is. De kust toont een sterk erosief gedrag nabij het Kruishoofd waar als onderdeel van het project Zwakke Schakels in 2009 een erosieberm is aangelegd met als 42 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

51 doel zand op natuurlijke wijze langs de kust te verspreiden. Of zand vanaf de erosieberm bij de Verdronken Zwarte Polder terecht is gekomen is niet bekend. In het algemeen verloopt na een suppletie de verplaatsing van de MKL exponentieel, d.w.z. de grootte van de jaarlijkse verplaatsing neemt af in de tijd. De MKL benadert dan de positie van de kustlijn zoals die aanwezig was vóór de suppletie. Bij de interpretatie van Figuur 2.11 moet ermee rekening worden gehouden dat de veronderstelde lineaire trend als benadering van het werkelijke verloop niet altijd accuraat is. Voor het gehele kustvak is het zandvolume tussen NAP+3 m en NAP-10 m tussen 1965 en 2011 toegenomen. Een toename heeft echter alleen plaatsgevonden in de beide oostelijke trajecten (I en II); in de trajecten III en IV is het totale zandvolume afgenomen. 2.5 Dynamiek van de zeereep Dit onderdeel zal in een apart memo in 2016 worden opgeleverd. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 43 van 87

52

53 3 Beleid: dynamische kustlijnhandhaving Sinds 1990 is er sprake van het dynamisch handhaven van de Nederlandse kust en geldt het principe zacht (suppleties) waar het kan en hard waar het moet. Bij de implementatie van dit beleid is er een zogenaamde Basiskustlijn (BKL) vastgesteld die als referentielijn voor de positie van de kustlijn wordt gehanteerd. In de volgende sub-paragrafen wordt een toelichting gegeven over de achtergrond van dit kustbeleid (paragraaf 3.1), welke keuzes gemaakt zijn bij het vaststellen van de Basiskustlijn op Zeeuws-Vlaanderen en welke aanvullende afspraken over het handhaven van deze Basiskustlijn zijn gemaakt voor het kustvak (paragraaf 3.2). Informatie over de herziening van de kustlijn in 2001 en 2012 is te vinden in paragrafen 3.3 en Achtergrond kustbeleid dynamisch handhaven Kusterosie - Hoewel er op kleine tijd- en ruimteschaal sprake is van afwisseling tussen kustopbouw en kustafbraak, vertoont de Nederlandse kust gemiddeld genomen al duizenden jaren een eroderende trend. Dit wordt veroorzaakt doordat er sprake is van een grote zandvraag, terwijl er slechts een gering zandaanbod is. De grote zandvraag is het gevolg van een stijgende zeespiegel en van grootschalige ingrepen in de getijbekkens. Het geringe aanbod wordt veroorzaakt doordat de aanvoer van zand vanaf de diepere Noordzee bodem vrijwel tot nul is gereduceerd en de rivieren eveneens al lange tijd nauwelijks meer zand naar de kustzone transporteren. Figuur 3.1 Samenspel van vraag (demand) en aanbod (supply) van sediment. Een tekort (deficit) van sediment zal uiteindelijk leiden tot erosie en landwaartse terugtrekking van de kust. Dynamische kusthandhaving - In 1990 besloot de regering dat het afgelopen moest zijn met de structurele erosie van de kust; de duinen langs de kust moesten behouden blijven om duurzaam de veiligheid en het behoud van functies te garanderen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1990). Sindsdien wordt het structurele zandverlies aangevuld met suppleties. Het gesuppleerde zand wordt door stroming, wind en golven over het kustsysteem verspreid. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 45 van 87

54 Basiskustlijn - Om te bepalen waar het zand gesuppleerd moet worden, is in 1990 de Basiskustlijn als referentie gedefinieerd, met als doel het signaleren van structurele erosie. Elk jaar wordt getoetst waar de kustlijn zich ten opzichte van deze Basiskustlijn bevindt. Als de Basiskustlijn structureel overschreden dreigt te worden, wordt het zandverlies met suppleties aangevuld. Het benodigde jaarlijkse suppletievolume om de Basiskustlijn te handhaven werd in 1990 vastgesteld op 6 miljoen kubieke meter zand. Kustfundament - In de jaren na 1990 groeide het inzicht dat er niet alleen structurele erosie optrad in de ondiepe kustzone rondom de Basiskustlijn, maar ook in dieper water (Mulder, 2000). Het structurele zandverlies in deze zone zou op termijn kunnen leiden tot een toename van de zandverliezen in de ondiepe kustzone. De benodigde inspanning voor het handhaven van de Basiskustlijn zou daardoor in de toekomst aanzienlijk groter worden. Daarom besloot de regering in 2001 dat het voor een duurzame handhaving van veiligheid en functies in het duingebied nodig was om het zandverlies in het gehele kustfundament te compenseren. Het kustfundament loopt van de binnenduinrand tot aan de doorgaande -20m NAP dieptelijn; het actieve zandvolume in dit hele kustfundament moet meegroeien met de zeespiegel. Het landelijke suppletievolume is daartoe verhoogd van 6 tot 12 miljoen kubieke meter zand per jaar. Het handhaven van de Basiskustlijn staat nog steeds voorop bij de verdeling van het suppletiezand. Herziening Basiskustlijn - Om ervoor te zorgen dat de Basiskustlijn overeen blijft komen met de gewenste kustlijn, is de Basiskustlijn sinds 1990 herzien (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012; Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003). In de nieuwe Waterwet en het Nationaal Waterplan is, net als in de voorgaande Wet op de Waterkering, de noodzaak voor een terugkerende herziening van de Basiskustlijn vastgelegd. 3.2 Vaststelling Basiskustlijn In deze sub paragraaf worden de gemaakte keuzes en argumenten achter de huidige Basiskustlijn beschreven. Eerst wordt de (landelijke) hoofdlijn met betrekking tot het vaststellen en herzien van de Basiskustlijn toegelicht voor de periode 1990 tot 2012 (in dit jaar vond de laatste herziening plaats). Vervolgens wordt de huidige Basiskustlijn en de gehanteerde argumenten voor specifiek het kustvak Zeeuws-Vlaanderen uitgewerkt. De teksten in de volgende paragrafen zijn gebaseerd op de volgende documenten: (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1990) (Hillen, Ruig, Roelse, & Hallie, 1991) (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003) (Bruens, McCall, Steetzel, & Van Santen, 2012) (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012) Definitie Momentane Kustlijn, Te Toetsen Kustlijn en Basiskustlijn De ligging van de laagwaterlijn kent een grote fluctuatie in ruimte en tijd. De laagwaterlijn is dan ook niet geschikt als referentielijn voor het bestrijden van structurele erosie. Bij het laatste wordt, per definitie, niet gekeken naar een momentopname, maar naar een trend over een langere periode. Uitgaande van een tijdshorizon van zo n 10 jaren is hieraan, bij de definitie van een referentiekustlijn, op twee manieren een uitwerking gegeven. Allereerst is een ruimteschaal gekozen, passend bij de tijdschaal. Vandaar dat in 1990 is besloten de kustlijnligging af te leiden uit het zandvolume in een rekenschijf rondom de 46 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

55 laagwaterlijn. Op deze wijze worden de fluctuaties in de tijd beperkt, terwijl vormfluctuaties in het profiel mogelijk blijven; gesproken wordt dan ook van dynamisch handhaven van de kustlijn. De methode om in afzonderlijke jaren, deze Momentane Kustlijn te bepalen staat in Figuur 3.2 en wordt uitgebreid toegelicht in de nota De Basiskustlijn, een technisch morfologische uitwerking (Hillen et al., 1991). Figuur 3.2 Methode om de Momentane Kustlijn af te leiden uit het gemeten kustprofielen. Eerst wordt het zandvolume (oppervlak A) bepaald in de zogenaamde rekenschijf tussen duinvoet (doorgaans NAP + 3m NAP) en een ondergrens (even ver beneden gemiddeld laagwater als de duinvoet boven gemiddeld laagwater (h)). Vervolgens wordt de Momentane Kustlijn bepaald door het oppervlak te delen door de hoogte van de rekenschijf (2h). Om de Momentane Kustlijn uit te drukken in meters ten opzichte van RSP, moet hier de horizontale afstand van de duinvoet tot RSP (x) nog bij worden opgeteld (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012). Vervolgens is geconstateerd dat ook de Momentane Kustlijnligging (MKL) in een bepaald jaar slechts een momentopname weergeeft; als gevolg van een (lokaal) recent opgetreden conditie kan deze niet in overeenstemming zijn met de trend in de voorgaande periode 2. Om die reden is als norm niet gekozen voor het handhaven van de Momentane Kustlijn in 1990, maar voor het handhaven van een Basiskustlijn die is afgeleid uit de trend van voorgaande 10 jaren ( ). Ieder jaar wordt getoetst of deze Basiskustlijn, de norm, wordt overschreden. Daartoe wordt gekeken naar de ligging van de jaarlijkse te Toetsen Kustlijn (TKL), ten opzichte van de BKL. Ook de jaarlijkse te Toetsen Kustlijn wordt afgeleid uit de trend in de Momentane Kustlijn uit voorgaande jaren (meestal 10 jaar). De methode om de Basiskustlijn en de Te Toetsen Kustlijn uit de trend te bepalen staat weergegeven in Figuur Een voorbeeld is de Momentane Kustlijn in Door het optreden van de zogenaamde crocusstormen, die mede aanleiding waren voor het invoeren van het dynamisch handhaven, lag de kustlijn in dit jaar niet op een representatieve locatie. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 47 van 87

56 Figuur 3.3 De Basiskustlijn en de jaarlijkse Te Toetsen Kustlijn (TKL) worden afgeleid uit de trend in de Momentane Kustlijn uit de voorgaande jaren. Bron: Rijkswaterstaat Landelijke vaststelling Basiskustlijn 1990 Voor de meeste delen van de Nederlandse kust leidt toepassing van de beschreven methodiek tot een goede norm. Voor een aantal locaties langs de Nederlandse kust is in 1990, bij het vaststellen van de Basiskustlijn, geconstateerd dat het wenselijk is om af te wijken van de standaardmethode uit Figuur 3.2 en Figuur 3.3. De belangrijkste afwijkingen zijn (Hillen et al., 1991): Afwijkingen in de rekenschijf (als de ondergrens het profiel niet snijdt wordt de rekenschijf eerder afgekapt ). Schematische voorbeelden staan gegeven in (Hillen et al., 1991) Indien de boven- en ondergrens meerdere snijpunten met het profiel hebben, wordt het meest zeewaartse snijpunt als grens gekozen. In geval van een getijgeul wordt echter het landwaartse snijpunt als grens gekozen. Indien er sprake is van een trendbreuk in de kustontwikkeling wordt de trendperiode daarop aangepast. Dit wordt onder andere toegepast na het uitvoeren van een suppletie. Daarnaast bleek dat het voor een aantal locaties wenselijk is om de volgens de standaard methode berekende Basiskustlijn niet als norm te hanteren, maar om ofwel geen Basiskustlijn vast te leggen, of de volgens de standaard berekende Basiskustlijn te verleggen op basis van morfologische argumenten. In 1990 is door Rijkswaterstaat een voorstel opgesteld met betrekking tot de vakken waarin de berekende Basiskustlijn moet worden vastgehouden, verlegd, of geen Basiskustlijn moet worden vastgelegd (Hillen et al., 1991). Voorgesteld werd om in geval van fluctuaties als gevolg van zandbanken, de omhullende als Basiskustlijn te kiezen (Figuur 3.4). Het niet vastleggen van een Basiskustlijn werd voorgesteld voor de uiteinden van de Waddeneilanden: zo kan meer ruimte aan de natuurlijke processen worden gegeven. Samengevat luidt het voorstel voor verlegging van de Basiskustlijn (Hillen et al., 1991): 48 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

57 De Basiskustlijn zoals berekend volgens de standaardmethode, is niet overal morfologisch de meest logische kustlijn om te handhaven. Er wordt voorgesteld om op basis van de volgende morfologisch argumenten de berekende Basiskustlijn te verleggen: I. Zandbanken die zorgen voor een (korte (<10 jaar)) fluctuatie in kustlijnligging II. Zandgolven die zorgen voor een (lange (>10 jaar)) fluctuatie in kustlijnligging III. Aanwezigheid kans dat een positieve trend omslaat naar een negatieve trend en aanwezigheid van extreem breed strand. Figuur 3.4 Eén van de argumenten om de Basiskustlijn zeewaarts vast te stellen ten opzichte van de afgeleide trend was het voorkomen van korte fluctuaties zoals door verschuivende zandbanken: Indien de belangen op het strand en in de duinen het toelaten kan worden overwogen de Basiskustlijn in landwaartse richting te verleggen. De landwaartse omhullende lijkt daarvoor een zinvolle maatstaf. Bron: (Hillen et al., 1991) De voorstellen van Rijkswaterstaat betroffen voorstellen op louter morfologische gronden. In 1992 brachten de Provinciale Overleggen Kust hun advies uit over het voorstel. Bij het beoordelen van het voorstel hebben zij rekening gehouden met het waterkering belang en andere belangen zoals natuur, recreatie, bebouwing en drinkwaterwinning. Voor 90% van de gevallen is het voorstel van Rijkswaterstaat overgenomen. Vervolgens gaf Rijkswaterstaat in 1993 aan hoe zij met het advies van de Provinciale Overleggen Kust om zullen gaan (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). Op basis van deze rapportage van Rijkswaterstaat is uiteindelijk de Basiskustlijn door de staatssecretaris vastgesteld Afspraken voor Zeeuws-Vlaanderen Voorstel Rijkswaterstaat: Voor de gehele kustlijn is een BKL berekend, ook voor de dijkvakken omdat er bij laagwater vrijwel altijd nat zand aanwezig is. Deltaversterkingen langs de kust van Zeeuws-Vlaanderen hebben plaatselijk geleid tot enkele aanpassingen in de rekenperiode. Ter hoogte van Zwinmond en de Verdronken Zwarte Polder/ Adornispolder kan overwogen worden de BKL te verleggen omdat de afstand van de laagwaterlijn tot de waterkering erg groot is (Hillen et al., 1991). Advies POK: Het advies van het POK-Zeeland neemt in acht dat er eind jaren 80 een aantal suppleties is uitgevoerd om veiligheidsredenen waardoor voor een aantal raaien een meer zeewaartse 3. Inmiddels is het dan 1994, in de periode wordt de initieel door Rijkswaterstaat voorgestelde Basiskustlijn gehanteerd. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 49 van 87

58 ligging van de BKL is vastgesteld. Het POK advies representeert een deltaveilige situatie en stelt een zeewaartse verlegging van de BKL voor op de volgende locaties: 6 raaien op het Noorderstrand van Schouwen, 7 raaien op Zuidwest-Walcheren en 20 raaien op Zeeuws Vlaanderen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). Voorstel Rijkswaterstaat: Rijkswaterstaat neemt de adviezen van het POK-Zeeland voor een zeewaartse verlegging van de BKL over, voor zover dit nodig is om een positie te bereiken waarbij de waterkering nog aan de vereiste veiligheidsnorm voldoet als de kustlijn de BKL heeft bereikt. Dit is het geval op de geadviseerde locaties (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). Advies POK: Het POK is van mening dat de BKL alleen niet een sluitend middel is op alle locaties om duurzame veiligheid te waarborgen. Daarom stelt ze voor om de BKL aan te vullen met een basisduinvoetlijn. Als motivatie hiervoor wordt de veilheid van de waterkering genoemd (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). Voorstel Rijkwaterstaat Het gebruiken van een basisduinvoetlijn zou de taakverdeling tussen rijk en waterkering beheerder niet ten goede komen. Daarom wordt voorgesteld om de basisduinvoetlijn niet als een criterium voor de kustlijnzorg te hanteren (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). 3.3 Landelijke herziening Basiskustlijn in 2001 In de nota Kustbalans 1995, de tweede Kustnota, werd geconstateerd dat de ligging van de Basiskustlijn niet overal optimaal is. De toetsing aan de Basiskustlijn geeft vaak weliswaar eenduidige en uniforme informatie ten behoeve van de planning van maatregelen (doorgaans suppleties), maar de Provinciaal Overleggen Kust (POK) vragen zich af of de doelstelling van veerkracht en dynamiek daarbij voldoende ruimte krijgen. Dit vormt de aanleiding om de Provinciaal Overleggen Kust advies uit te laten brengen met betrekking tot verdere optimalisatie van de Basiskustlijn. Rijkswaterstaat heeft deze adviezen vervolgens samengevat, geanalyseerd en beoordeeld tegen de achtergrond van het kusthandhavingsbeleid. De resultaten luiden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003): Ervaringen met suppleties hebben aangetoond dat met strand- en duinsuppleties het waterkerend vermogen van de duinen kan worden verbeterd en efficiënt kan worden gehandhaafd. Dit is vooral van belang op locaties waar het duin zich niet in landwaartse richting kan verplaatsen (a.g.v. duinvoetverdediging, achterliggende bebouwing en/of dijken). Ook de natuur heeft baat bij zandsuppleties: duinareaal neemt sneller toe en er ontstaan meer mogelijkheden om de natuur zijn gang te laten gaan. Beheerders staan meer en meer open voor natuurlijker beheer van de duinenkust (minder onderhoud, toestaan van verstuivingen en zelfs doorbreken van de zeereep). Er wordt geconstateerd dat er verschillen bestaan in de relatie ligging van de Basiskustlijn en veiligheid. Bij een zeer smalle waterkering en bij bebouwing in de afslagzone 4 zal snel sprake zijn van een knelpunt met veiligheid: de Basiskustlijn heeft hier een interventiefunctie. In andere situaties zijn fluctuaties juist nodig voor het behoud van waarden en functies en zijn ze ook toelaatbaar: de Basiskustlijn heeft hier een signaleringsfunctie. 4 Definitie afslagzone toevoegen 50 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

59 Afweging Rijkswaterstaat De adviezen van de POK s van de verschillende provincies leveren een divers beeld. Enerzijds door morfologische verschillen, anderzijds door verschillende visies op de functie van de Basiskustlijn (interventie versus signalering). Daarnaast speelt mee dat het advies het resultaat is van het samenspel van verschillende actoren met uiteenlopende belangen. De POK s hechten grote waarden aan het regionale maatwerk. Om de volgende redenen is er momenteel nog geen aanleiding om te streven naar een landelijke uniformiteit: - Positief beeld uit de evaluatie van 10 jaar dynamisch handhaven - Eenduidigheid van de rekentechnische bepaling van de Basiskustlijn - Geen significante verandering van suppletiebehoefte bij doorvoering van alle voorgestelde aanpassingen van de Basiskustlijn Rijkswaterstaat stemt in met het voorstel van de POK s om niet te streven naar landelijke uniformiteit en weegt de voorstellen van het POK af. In het licht van toekomstige ontwikkelingen (zwakke schakels, kustplaatsen) zal tevens worden bezien of ten behoeve van de transparantie van beleid en uitvoering moet worden gestreefd naar een harmonisatie van het kusthandhavingsbeleid of dat de huidige regionale verschillen het logisch gevolg zijn van de geografische en morfologische verschillen Afspraken Zeeuws-Vlaanderen. Voorstel POK Het POK Zeeland stelt voor om voor heel Zeeuws-Vlaanderen een BKL vast te stellen. Hierbij moet vastgehouden worden aan het beginsel dat landwaartse overschrijding van de vastgestelde BKL ervoor zorgt dat een suppletie noodzakelijk is (BKL met interventiefunctie). Het POK stelt voor om voor Zeeuws-Vlaanderen voor een aantal locaties de BKL zeewaarts te verleggen zodat de stabiliteit van de strandhoofden gewaarborgd kan worden. Dit zal verder geen effect hebben op de hoeveelheid noodzakelijke suppletie, aangezien er door zandtekort in het kustvak ook ter compensatie gesuppleerd dient te worden in dieper water. Verder wordt voorgesteld om in aanvullend advies ook nadere uitwerking te geven aan de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en waterkering beheerder, de beoordeling van suppletie inspanning en de ligging van de BKL in geval van landwaartse overschrijding van de BKL, functies van strandhoofden als onderdeel van het integrale verbeterplan zwakke schakel West Zeeuws-Vlaanderen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003). Rijkswaterstaat: Rijkswaterstaat stemt in met het voorstel van het POK (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003). 3.4 Landelijke herziening Basiskustlijn in 2012 Voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu waren er in 2009 twee concrete aanleidingen voor het herzien van de Basiskustlijn: 1. Benodigde aanpassing vanwege het onderhoud van de zandige zeewaartse versterkingen: Op een aantal plaatsen is de kust zeewaarts versterkt. Zonder aanpassing van de Basiskustlijn zouden deze versterkingen niet worden onderhouden en eroderen. 2. Benodigde aanpassing vanwege een te ver zeewaarts vastgestelde Basiskustlijn: Op een aantal plaatsen is de Basiskustlijn vastgelegd op een zeewaartse positie die moeilijk is te handhaven. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu hanteert voor deze locaties de volgende beschrijving: op een aantal locaties langs de kust sluit de ligging van de Basiskustlijn niet aan bij de natuurlijke, reële ligging van de kust. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 51 van 87

60 Rijkswaterstaat heeft Deltares gevraagd voor alle plaatsen waar overwogen wordt om de Basiskustlijn aan te passen een factsheet op te stellen met relevante feiten & cijfers over de waargenomen en te verwachten kustontwikkeling. Die informatie is door Rijkswaterstaat gebruikt om een advies op te stellen voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot het herzien van de Basiskustlijn Herzieningen Zeeuws-Vlaanderen In 2009 is het kustvak Nieuwvliet Groede (Figuur 3.5) versterkt met een zeewaartse duinverzwaring in combinatie met een strandverbreding. Hierbij is ook een nieuwe BKL vastgesteld. Deze nieuwe BKL is gebaseerd op het instandhouden van het nieuwe profiel en is overgenomen uit het voorstel van het Waterschap Scheldestromen. Een extra zandhoeveelheid is aangelegd (erosieberm) als pilot, echter er zal geen extra BKL verschuiving plaatsvinden om deze berm te handhaven (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012). Figuur 3.5 Overzicht van herziene BKL op de raaien bij Nieuwvliet Groede. De rode lijn is de nieuwe ligging van de BKL. 3.5 Landelijke herziening Basiskustlijn 2016 Evenals bij de herziening in 2012, bestonden er voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu opnieuw concrete aanleidingen voor het herzien van de Basiskustlijn: 1. Benodigde aanpassing vanwege het onderhoud van de zandige zeewaartse versterkingen: Op een aantal plaatsen is de kust zeewaarts versterkt. Zonder aanpassing van de Basiskustlijn zouden deze versterkingen niet worden onderhouden en eroderen. 52 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

61 2. Benodigde aanpassing vanwege een te ver zeewaarts vastgestelde Basiskustlijn: Op een aantal plaatsen is de Basiskustlijn vastgelegd op een zeewaartse positie die moeilijk is te handhaven. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu hanteert voor deze locaties de volgende beschrijving: op een aantal locaties langs de kust sluit de ligging van de Basiskustlijn niet aan bij de natuurlijke, reële ligging van de kust. Rijkswaterstaat heeft Deltares gevraagd voor alle plaatsen waar overwogen wordt om de Basiskustlijn aan te passen een factsheet op te stellen met relevante feiten & cijfers over de waargenomen en te verwachten kustontwikkeling. Die informatie wordt door Rijkswaterstaat gebruikt om een advies op te stellen voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot het herzien van de Basiskustlijn Herzieningen Zeeuws-Vlaanderen Voor Zeeuws-Vlaanderen wordt momenteel voor de volgende locaties overwogen om de BKL te herzien: Herziening vanwege zeewaartse versterking van Zwakke Schakels Waterdunen (raaien 230 tot 461) Herdijkte Zwarte Polder (raaien 985 tot 1046) Cadzand-Bad (raaien 1354 tot 1401) Herziening om morfologische redenen t Zwin Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 53 van 87

62

63 4 Beheer en Onderhoud In het voorgaande hoofdstuk is de achtergrond van het huidige kustbeleid uitgelegd, en de afspraken die daaruit zijn voortgekomen voor het beheer. Dit hoofdstuk beschrijft het uitgevoerde beheer en de aanwezige kustverdediging van het kustvak (paragraaf 4.1). De laatste twee paragrafen geven een overzicht van de resultaten van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn die sinds 1990 wordt uitgevoerd (paragraaf 4.2) en een overzicht van de resultaten van de toetsing van de waterkering aan de wettelijke norm die sinds 1996 elke zes jaar wordt uitgevoerd (paragraaf 4.3). 4.1 Kustverdediging Historie Wilderom (1973) geeft een uitgebreide beschrijving van de waterstaatkundige ontwikkeling van Zeeuws-Vlaanderen tot halverwege de 20 e eeuw. Onderstaande beknopte beschrijving is vrijwel geheel aan hem ontleend. Al in de 8 e eeuw werd de kuststrook ten zuiden van de toenmalige Scheldemond (de huidige Oosterschelde) aangeduid als Vlaanderen. Voordat men in de 11 e eeuw begon met inpolderingen lag de noordelijke begrenzing in het huidige Belgische Vlaanderen ter hoogte van de lijn Brugge-Antwerpen. Het Zwin ter plaatse van de huidige grens is in de 11 e eeuw ontstaan na een doorbraak tijdens een transgressie. Cadzand lag toen op een eiland evenals Groede en Oostburg, zie Figuur 4.1. Verzanding van het Zwin is al in de 12 e eeuw begonnen totdat in de 18 e eeuw nog slechts kleine schepen Sluis konden bereiken. Figuur 4.1 Het Zwin in de 13 e eeuw (Wilderom, 1973). Duinvorming is pas in de 17 e eeuw begonnen waarbij het zand vermoedelijk afkomstig was van de Vlaamse Banken. De Zeeuwse duinen zijn lager en smaller dan de duinen elders langs de Nederlandse kust. De huidige Herdijkte Zwarte Polder en de Verdronken Zwarte Polder liggen in de monding van een oude getijdengeul. Tijdens de stormvloed van 1802 is de toenmalige Zwarte Polder geïnundeerd. Het vormt nu een natuurgebied met dezelfde naam bestaande uit laag duingebied en deels schorgebied. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 55 van 87

64 De Zeeuwse delta heeft een groot aantal stormvloeden ondergaan waarvan beschrijvingen teruggaan tot het jaar Van de St. Felixvloed (5 november 1530) wordt gezegd dat hij behoorde tot de meest vernielende overstromingen, die de Noordzeekusten tussen het Kanaal en Jutland geteisterd hebben maar Zeeuws-Vlaanderen wordt bij de vermeldingen weinig genoemd (Wilderom, 1973). De stormvloed werd kort daarna, in 1532, gevolgd door de Allerheiligenvloed. Opvolgende stormvloeden die overstromingen in Zeeuws-Vlaanderen veroorzaakten zijn die van 1570, 1606, 1682, 1715, 1808, 1828 en De drie hoogste stormvloeden van na 1906 zijn die van 1 februari 1953, 3 januari 1976 en 6 december 2013 met hoogwaterstanden te Vlissingen van resp. NAP+4,55 m, NAP+3,94 m en NAP+3,99 m. Bij de stormvloed van 1953 heeft Zeeuws-Vlaanderen, gelet op het overstroomd oppervlak, de ramp relatief goed doorstaan in vergelijking met het overige deltagebied (Wilderom, 1973). Zettingsvloeiingen in de vorm van oever- en dijkvallen ( grondbraken ) langs de kust van Zeeuws-Vlaanderen kwamen in het verleden veelvuldig voor maar dan vooral ten oosten van Breskens. Wilderom (1973) noemt een totaal van 357 sinds Nieuwesluis vormt de enige locatie langs de Zeeuwse Noordzeekust waar in het verleden oeverafschuivingen werden geregistreerd: 6 in de 2 e helft van de 19 e eeuw en 7 in de 20 e eeuw waarvan de laatste in De ontgrondingen waren beperkt met een maximale grondverplaatsing van m 3 in Harde kustverdedigingswerken Langs de Noordzeekust van Zeeuws-Vlaanderen wordt de waterkering afwisselend gevormd door duinen en dijken, zie Figuur 4.2 uit (Eversdijk, 1989). Figuur 4.2 Dijken en duinen langs het kustvak Zeeuws-Vlaanderen (Eversdijk, 1989). 56 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

65 Bij Breskens bevindt zich een dijk die doorloopt van de Scheldeveste tot voorbij de oostelijke strekdam van de Veerhaven. De dijk is recent verhoogd, verbreed en versterkt als onderdeel van het project Zwakke Schakels. Westelijk van Breskens is er eerst een stuk duin en vervolgens weer een zeedijk tot Nieuwesluis. De steile oever (plaatselijk 1:2 over een hoogte van ca. 20 m) is plaatselijk verdedigd met oeverwerken. Hier is ook een klein gemaal aanwezig. Tussen Nieuwesluis en Kruishoofd is eveneens een zeedijk aanwezig met aan weerszijden een klein stuk duin. Bij de Verdronken Zwarte Polder en de Herdijkte Zwarte Polder ligt respectievelijk een kleidijk en een zeedijk. De zeedijk is verbonden met de strekdam die in het kader van het project Zwakke Schakels is versterkt. Het traject tussen de Herdijkte Zwarte Polder en de Nederlands-Belgische grens (Zwin) bestaat uit duinen onderbroken door een deels overstoven zeedijk bij Cadzand-Bad. Daar bevindt zich een gemaal met bijbehorend afwateringskanaal voor de afvoer van boezemwater naar zee. Het kanaal wordt beschermd door twee strekdammen. Als onderdeel van de kustversterking is direct westelijk van het gemaal de bestaande dijk gehandhaafd en is een hoeveelheid zand als duin voor de dijk aangebracht. Oostelijk van het gemaal is de bekleding vervangen en is voor de dijk een zandpartij aangebracht (Waterschap Scheldestromen., 2013). Middels een aansluitingsconstructie is de dijk verbonden met het duin westelijk van Cadzand-Bad. Langs de gehele Zeeuwse kust zijn 84 strandhoofden aanwezig, die zijn gebouwd gedurende de tweede helft van de 19 e eeuw. Een speciale constructie bestaande uit een stenen bestorting omgeven door strandhoofden bevindt zich bij Kruishoofd Primaire waterkering West Zeeuws-Vlaanderen heeft een primaire waterkering in dijkring 32 waarvoor een veiligheidsnorm van 1/4000 per jaar geldt. De waterkering langs de 15 km lange Noordzeekust bestaat afwisselend uit duinen en dijken. Het Waterschap Scheldestromen (voorheen Waterschap Zeeuws-Vlaanderen) heeft in 2007 als onderdeel van het project Zwakke Schakels een kustversterkingsplan opgesteld om te garanderen dat de komende 50 jaar wordt voldaan aan de veiligheidsnorm (Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, 2007); voor het traject Waterdunen is een apart plan gemaakt (Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, 2008). De hydraulische randvoorwaarden voor duinafslag volgen uit de randvoorwaarden anno 2007 met een verhoging voor een zichtperiode van 50 jaar: golfhoogte 2,9-5,65 m oplopend in westelijke richting, golfperiode 11,9 s en rekenpeil NAP+5,7-NAP+5,95 m oplopend in oostelijke richting. Voor het dijkontwerp zijn als hydraulische randvoorwaarden gehanteerd: golfhoogte 2,77-3,10 m, golfperiode 8,4-9,4 s en rekenpeil NAP+6,07-NAP+6,25 m. De waarden verschillen per traject en voor de oostelijke kering van de Herdijkte Zwartepolder zijn afwijkende waarden voor de golfhoogte en -periode aangehouden. Daar waar sprake is van een zeewaartse verplaatsing van de kustlijn als gevolg van de maatregelen wordt de Basiskustlijn aangepast. Voor het traject Nieuwvliet-Groede zijn de werken in het kader van de kustversterking (project Zwakke Schakels) in 2010 afgerond, voor het gebied bij de Herdijkte Zwarte Polder in 2011 en voor het gebied bij Breskens in Voltooiing van de kustversterking bij Cadzand Bad wordt verwacht eind 2015 terwijl de werkzaamheden bij de Waterdunen daarna gereed zullen komen. De primaire waterkering zal dan bestaan uit (i) de dijk tussen Breskens en de Herdijkte Zwarte Polder, (ii) kleine stukken duin westelijk van de haven van Breskens, westelijk van Nieuwesluis en tussen Kruishoofd en de Verdronken Zwarte Polder, (iii) de duinen tussen de Herdijkte Zwarte Polder en Cadzand-Bad, (iv) de dijk bij Cadzand-Bad en (v) de duinen westelijk van Cadzand-Bad. Tussen Nieuwesluis en Kruishoofd bevindt zich zeewaarts van de dijk een duinrichel die deel uitmaakt van de primaire waterkering. Dit geldt ook voor de duinrichel zeewaarts van de noordelijke dijk van de Herdijkte Zwarte Polder, de duinrichel landwaarts van de oostelijke dijk van de Herdijkte Zwarte Polder en de duinrichel Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 57 van 87

66 zeewaarts van de dijk bij Cadzand-Bad Oost. Het gemaal bij Cadzand-Bad maakt eveneens deel uit van de primaire waterkering. De Basiskustlijn is vastgesteld langs de gehele Zeeuwse Noordzeekust: Jarkusraaien (van Breskens in westelijke richting). Het beheer is in handen van het Waterschap Scheldestromen, met de provincie Zeeland als toezichthouder. 4.2 Kustlijnhandhaving Jaarlijks wordt aan de hand van posities van de MKL en de BKL getoetst hoe de kustlijn erbij ligt. De resultaten van deze toetsing worden vastgelegd in de kustlijnkaartenboeken. In paragraaf geven we een beknopte samenvatting van de toetsingsresultaten in het Kustlijnkaartenboek voor de periode 1992 tot heden. De samenvatting van deze jaren geeft een goed overzicht van de ontwikkeling in deze periode. De volledige informatie uit de kustlijnkaartenboeken voor Zeeuws-Vlaanderen is bijgevoegd in appendix A. De volledige kustlijnkaartenboeken zelf (vanaf 1999) zijn in te zien via: Ten slotte is de jaarlijkse getoetste ligging van de TKL ten opzichte van de BKL ook overzichtelijk weergegeven in de kustviewer ( Paragraaf geeft een overzicht van de ingrepen (suppleties) die in dit gebied hebben plaatsgevonden Samenvattingen van de kustlijnkaartenboeken Onderstaande teksten zijn afkomstig uit de kustlijnkaartenboeken. De samenvattingen van de geselecteerde jaren geven een goed beeld van de ontwikkeling van het. De volledige teksten bij de jaarlijkse toetsing van de kustlijn zijn opgenomen in appendix A. Kustlijnkaart 2001 Aan de Zeeuws-Vlaamsche kust is sinds 1990 intensief gesuppleerd. Het gaat hier om een complex kustvak, waar duin en dijk, erosie en aanzanding elkaar afwisselen. Daarnaast varieert de oriëntatie. Kustlijnkaart 2002 De basiskustlijn (BKL) is voor Zeeuws Vlaanderen inmiddels vastgesteld [15] conform het voorstel van het Zeeuws Overleg Waterkering (ZOW) aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. (brief dd.2/3/2000 incl. aanvulling dd.26/04/2000). Door het gebruik van nieuwe waarden voor de BKL, de rekenvensters en de zeewaartse begrenzingen zijn de toetsresultaten soms sterk afwijkend van het vorige jaar. Om na te gaan wat de redenen zijn geweest voor deze verandering, kan men de notitie "Evaluatie basiskustlijn 2000 Zeeland" (RWS Directie Zeeland notitie nwl 00.41) raadplegen. Kustlijnkaart 2006 Nadat het hele kustvak voor het laatst was gesuppleerd in 2001 is in 2005 op een viertal gedeeltes van dit kustvak zand gesuppleerd en wel t.p.v. raai 31 t/m 71 (Kom Breskens), 271 t/m 352 (Schooneveld), 791 t/m 903 (Adornispolder) en 1046 t/m 1427 (Tienhonderdpolder t/m Kievitte-West). In deze raaien is derhalve in 2005 geen toetsing uitgevoerd. In de getoetste raaien werd de BKL nergens overschreden. Kustlijnkaart van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

67 Er is in dit kustvak in het algemeen meer sprake van erosie dan van aanzanding. In het grootste deel van het kustvak ligt de kustlijn echter nog zeewaarts van de BKL. In 2007 werden 3 raaien overschreden. Ter hoogte van Kom Breskens trad erosie tot bijna 15 meter op. In raai 71 werd de basiskustlijn met ruim 5 meter overschreden. Ook het kustvak Schoneveld (raai 208 t/m raai 421) erodeerde met bijna 5 meter per jaar in Kustlijnkaart Bijna het gehele kustvak stond op het onderhoudsprogramma Na de JARKUS meting werd tussen de raaien 271 en 416 een geulwandsuppletie uitgevoerd. De geplande strandsuppletie (raaien en ) van 2009 werd uitgevoerd in 2010 in het kader van kustlijnzorg en de versterkingen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Deze versterkingen zijn nog niet in alle metingen van 2010 zichtbaar. Als gevolg van de uitgevoerde suppleties werden in de hieropvolgende jaren geen overschrijdingen verwacht. Het eerste moment van overschrijding is afhankelijk van een zeewaartse herziening van de BKL als gevolg van de zeewaartse versterkingen en de kustontwikkeling na versterking. Kustlijnkaart In 2012/2013 dreigt in raaien 71, 791 en 802 de BKL te worden overschreden. In raai 791 en 802 is de huidige weergegeven erosie extra sterk door de als pilot aangelegde zandberm in het kader van de kustversterking Nieuwvliet-Groede in De volgende strandsuppletie ter plaatse van Nieuwvliet-Groede zal in worden uitgevoerd. In het kader van de uitbreiding en herinrichting van het Zwin is in 2013 ca m3 zand beschikbaar gekomen. Dit zand is op het strand bij Cadzand gesuppleerd in raai 1450 en Uiterlijk 31 december 2015 moet ook de zwakke schakel Cadzand-Bad versterkt zijn. Kustlijnkaart In dit kustvak treedt overwegend erosie op. Vrijwel het hele kustvak is in 2009 en 2010 gesuppleerd in het kader van kustlijnzorg in combinatie met de versterking zwakke schakel Nieuwvliet-Groede (raai 441 t/m 802). Ter plaatse van raai 778 en 791 is in 2009 de zandberm als pilot aangelegd in het kader van de kustversterking Nieuwvliet-Groede. Door deze zandberm is de erosietrend op dit deel van de kust extra sterk, dat was ook de bedoeling van de pilot. In 2011 is de zwakke schakel Herdijkte Zwarte Polder versterkt en in 2012 de kust bij Breskens. De BKL is herzien in raai 461 t/m raai 802. De BKL wordt overschreden in raai 71, 396, 413, 461, 768 t/m 802, 1007 t/m 1046, en Kustlijnkaarten In het kader van de uitbreiding en herinrichting van het Zwin is in 2013 ca m3 zand beschikbaar gekomen. Dit zand is in 2013 op het strand bij Cadzand gesuppleerd in raai 1450 en In het najaar 2014 zullen in het kader van kustlijnzorg strandsuppleties worden uitgevoerd in de kustvakken Kievitte-West (raai 1391 t/m 1467), Herdijkte Zwartepolder richting Cadzand-Bad (raai 985 t/m 1282) en Nieuwvliet-Groede (raai 461 t/m 851). Uiterlijk 31 december 2015 moet ook de zwakke schakel Cadzand-Bad versterkt zijn Suppletieoverzicht In kustvak 17 (Zeeuws-Vlaanderen) treedt in het algemeen erosie op waardoor onderhoud in de vorm van suppleties noodzakelijk is. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de sinds 1971 uitgevoerde suppleties langs de Noordzeekust van Zeeuws-Vlaanderen (bron: Suppletiedatabase d.d. september 2014). Ter referentie wordt een overzicht van het gebied nogmaals gegeven in Figuur 4.3. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 59 van 87

68 Figuur 4.3 Overzicht van de kust van Zeeuws-Vlaanderen met bijbehorende raainummers. 60 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

69 Tabel 4.1 Jaar begin Uitgevoerde suppleties Noordzeekust Zeeuws-Vlaanderen. Periode (bron: Suppletiedatabase versie september 2014). De drie grootste suppleties qua volume zijn groen weergegeven. Nummers van een aantal Jarkus-raaien worden getoond in Figuur 4.5. Maand Jaar Maand Raaien Raaien Lengte Volume Vol./m Soort begin eind eind begin eind [m] [m 3 ] [m 2 ] strandsuppletie strandsuppletie duinverzwaring strandsuppletie duinverzwaring duinverzwaring strandsuppletie vooroeversuppletie strandsuppletie vooroeversuppletie duinverzwaring strandsuppletie vooroeversuppletie duinverzwaring strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie anders strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strand-duinsuppletie (Zwakke Schakels) strandsuppletie strand-duinsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie geulwandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 61 van 87

70 Er is vooral gesuppleerd in de jaren 1989/1990 (4,4 miljoen m 3 ) en in 2009/2010 (8,4 miljoen m 3 ), zie de cumulatieve suppletievolumes in Figuur 4.4. Het totaal voor de gehele periode 1971 t/m 2013 bedraagt 17,7 miljoen m 3 ofwel gemiddeld m 3 /jaar (voor de periode 1988 t/m 2013 gemiddeld m 3 /jaar). Bijna 50% is in de vorm van strandsuppleties langs een groot deel van de kust. Verder is er gesuppleerd als strand-duinsuppletie (in 2009, 2 trajecten: 23%), als geulwandsuppletie (in 2010 rond Nieuwesluis: 15%), ten behoeve van de duinverzwaring ( : 9%) en als vooroeversuppletie ( : 6%). In 2009/2010 is langs het gehele kustvak zand gesuppleerd in het kader van Kustlijnzorg en het Hoogwaterbeschermingsprogramma (Zwakke Schakels). De strand-duinsuppleties hebben plaatsgevonden bij de Herdijkte Zwarte Polder en tussen Nieuwvliet en Groede; de geulwandsuppletie is uitgevoerd bij Nieuwesluis. Het strand is gesuppleerd tussen de Herdijkte Zwarte Polder en de grens, bij de Adornispolder en bij Breskens. Figuur 4.4 Cumulatief suppletievolume Noordzeekust Zeeuws-Vlaanderen. De verdeling van het totale suppletievolume per strekkende meter langs de kust voor de periode wordt getoond in Figuur 4.5. Hieruit blijkt dat langs de gehele kust is gesuppleerd met het zwaartepunt van de suppleties ter plaatse van Nieuwesluis en westelijk en oostelijk hiervan (raai ) en bij de Herdijkte Zwarte Polder (raai ). 62 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

71 Figuur 4.5 Totaal suppletievolume per strekkende meter langs de kust voor de periode , met boven de grafiek ter referentie de locatie van de raainummers langs de kust van Zeeuws-Vlaanderen. 4.3 Toetsing primaire waterkering Waterwet, VTV & WTI De Waterwet 5 schrijft voor dat er elke zes (voorheen vijf) jaar een toetsing van de primaire waterkering moet plaatsvinden. Bij de toetsing wordt gekeken of de waterkering in kwestie nog aan de wettelijke veiligheidsnormen voldoet. Uit de toetsing komt één van drie mogelijke oordelen voort: 5 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 63 van 87

72 de waterkering voldoet aan de norm, de waterkering voldoet niet aan de norm, of er kan geen oordeel geveld worden. De wijze van toetsen wordt beschreven in het Voorschrift Toetsen op Veiligheid (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2007) en de hulpmiddelen die nodig zijn voor de toetsing worden aangeleverd in het Wettelijk Toets Instrumentarium (WTI 6 ). Hiernaast zijn er de nodige gegevens nodig om de toets uit te kunnen voeren. De gegevens over de belasting op de waterkering (bijvoorbeeld golfeigenschappen en waterstanden) worden aangeleverd in de Hydraulische Randvoorwaarden (HR). De beheerders van de waterkering zijn verantwoordelijk voor gegevens over (de actuele toestand van) de waterkering. De methode van toetsing hangt in grote mate af van de soort waterkering. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen: dijken & dammen, duinen, waterkerende kunstwerken (bijvoorbeeld sluizen of kademuren) en niet waterkerende objecten (NWO's, zoals kabels en leidingen). Voor al deze categorieën zijn toetsmethodieken beschreven in het VTV. De primaire waterkeringen zijn voor ongeveer 90% bij de waterschappen en voor ongeveer 10% bij Rijkswaterstaat in beheer. Deze waterkering beheerders zijn verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van de toetsing en de beschikbaarheid van de actuele gegevens m.b.t. de toetsing van de waterkering. In het volgende tekstkader staan begrippen die in deze paragraaf gebruikt worden toegelicht van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

73 Begrippenlijst Toetsing Waterkering Aansluitingsconstructie Een aansluitingsconstructie vormt een overgang (aansluiting) tussen twee verschillende type waterkeringen, vaak tussen een duin en een dijk. Grensprofiel Het grensprofiel is het minimale dwarsprofiel wat in de toetsing nog aanwezig moet zijn na een duinafslag berekening. De dimensies van het benodigde grensprofiel zijn afhankelijk van de Hydraulische Randvoorwaarden. De ligging van het grensprofiel is opgenomen in de legger van de waterkering. Hybride kering Een kering die bestaat uit een combinatie van twee type waterkeringen, bijvoorbeeld een dijk achter een duinenrij of een dijk-in-duin constructie. Legger De legger van de primaire waterkering registreert de precieze ligging van de waterkering. Leggers kunnen de vorm hebben van een kaartenboek of een digitaal (GIS) bestand. De Waterwet verplicht sinds 2009 dat er voor elk waterstaatswerk een legger wordt opgesteld. Bij duinwaterkeringen wordt in de legger het grensprofiel geregistreerd. Normfrequentie Het veiligheidsniveau van elke dijkring is vastgelegd in een normfrequentie. Deze frequentie geeft aan op welke waterstand de keringen berekend moeten zijn. Bijvoorbeeld: als een dijkring een normfrequentie van 1/4000 per jaar heeft, dan moeten de keringen van die dijkring bestand zijn tegen een waterstand die met een waarschijnlijkheid van 1/4000e per jaar (en dus gemiddeld eens in de 4000 jaar) voorkomt. Voorland Het gebied dat aan de zeezijde van een waterkering gelegen is. Zeereep De duinenrij die direct aan het strand grenst. Deze kan samenvallen met, of zeewaarts liggen van, de primaire waterkering. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 65 van 87

74 4.3.2 Toetsing waterkering Zeeuws-Vlaanderen Het kustvak Zeeuws-Vlaanderen heeft voor de waterkeringen twee beheerders. Rijkswaterstaat Zee en Delta voert het beheer over de waterkeringen bij de veerhaven en een gedeelte van de handelshaven van Breskens en het kunstmatige duin in Breskens. Alle overige keringen vallen onder het beheer van het Waterschap Scheldestromen. In Figuur 4.6 zijn de resultaten van de derde toets van de primaire waterkeringen voor het kustvak Zeeuws-Vlaanderen weergegeven. Deze toetsronde bestrijkt de periode 2006 tot De dijken bij Breskens, Nieuwesluis en Cadzand-Bad en de duinen bij het Zwin voldeden niet aan de norm; voor de overige trajecten was dit wel het geval. In het gebied zijn twee kunstwerken aanwezig: het gemaal bij Nieuwesluis en het gemaal bij Cadzand-Bad. De eerste voldeed wel, de tweede niet aan de norm. Inmiddels zijn de kustversterkingen bij Breskens als onderdeel van het project Zwakke Schakels afgerond (2012) en zullen eind 2015 de dijken en het gemaal bij Cadzand-Bad aan de norm voldoen. De werkzaamheden bij Nieuwesluis (Kustversterking Waterdunen) lopen nog. Figuur 4.6 Resultaten van de derde toets van de primaire waterkeringen. Links: dijken en duinen. Rechts: kunstwerken. Groen: voldoet aan de norm. Rood: voldoet niet aan de norm. 66 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

75 5 Gebruiksfuncties De beheerbibliotheek richt zich op het beheer en onderhoud en de ontwikkeling die langs de kust hebben plaatsgevonden. Op termijn dient de beheerbibliotheek verder aangevuld te worden met ecologische en socio-economische kennis die relevant is voor het vaststellen van de suppletiestrategie. In deze versie van de beheerbibliotheek is alvast een start gemaakt. In paragraaf 5.1 volgt een samenvatting van de economische waarde van de Noordzeekust, de typen recreatiestranden van Zeeuws-Vlaanderen, en de mogelijke knelpunten hierin. Deze paragraaf is een samenvatting van de studie van Decisio (2011). In paragraaf 5.2 is een begin gemaakt met het beschrijven van de aanwezige natuurwetgeving en de verschillende soorten en habitats in het gebied. In de toekomst zal dit onderdeel mogelijk nog verder worden uitgebreid. 5.1 Recreatie Noordzeekust (Decisio, 2011) Economische waarde De kust is een belangrijke trekpleister voor zowel binnen- als buitenlandse toeristen. Ongeveer 21 procent van de binnenlandse en 26 procent van de buitenlandse overnachtingen in hotels, campings, pensions, bungalowparken, etc. vindt plaats in de kustgebieden. In totaal komt dat neer op ruim 19 miljoen overnachtingen in Als de kust als één geheel wordt beschouwd is dit daarmee het belangrijkste toeristengebied van Nederland. Voor de vier kustprovincies is het kusttoerisme nog belangrijker: bijna de helft van alle toeristen overnacht aan de kust. Jaarlijks maken Nederlanders circa 6,5 miljoen dagtochten naar het strand (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2012) en zijn er inclusief verblijfsrecreanten ruim 24 miljoen recreanten op het strand te vinden (NRIT, 2004). Dit is waarschijnlijk nog een forse onderschatting, aangezien er volgens de gemeente Den Haag jaarlijks al 12 miljoen mensen het strand van Scheveningen bezoeken (RIKZ, 2007). Het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC) gaat uit van 95 miljoen eendaagse vrijetijdsactiviteiten aan de kust en 4,8 miljoen meerdaagse vakanties aan de kust, waarvan 1,5 miljoen buitenlandse vakanties (NBTC, 2010). Deze 100 miljoen vrijetijdsactiviteiten is inclusief activiteiten als wandelingen en fietstochten door de duinen en uit eten gaan en zijn dus niet allemaal strand gerelateerd. Op basis van 24 miljoen bezoekers per jaar concludeert het NRIT dat kustrecreatie jaarlijks bijdraagt aan bijna 300 miljoen euro toegevoegde waarde en circa banen. Het RIKZ (2005) komt op een hogere toegevoegde waarde uit. Alleen al in het zogenaamde normafslaggebied (het gebied dat bij een zware storm af mag slaan zonder dat de waterkering het begeeft) is de directe toegevoegde waarde van bedrijven 1,3 miljard euro. Zandvoort en Scheveningen nemen hiervan 90 procent voor hun rekening. Dit is alleen de toegevoegde waarde van de bedrijven die op of direct aan het strand liggen en daarmee voor het overgrote deel gebonden zijn aan toerisme en recreatie. Andere bedrijven in de gemeente of de verdere omgeving die draaien op toerisme zijn daarbij nog niet inbegrepen. Het NBTC (2010) berekende dat toeristen ongeveer 2,5 miljard euro per jaar uitgeven langs de Nederlandse kust. Naast de bestedingen aan de kust, besteedt een deel van het toerisme dat is aangetrokken door de kust ook in het gebied daarachter. De nabijheid van de kust heeft Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 67 van 87

76 ook invloed op woongenot en daarmee de huizenprijzen. Het totale economische belang van de kust ligt daarmee hoger dan alleen de bestedingen van toerisme aan de kust. Gegevens over het daadwerkelijke gebruik van het strand zijn beperkt aanwezig. De enige bron die op nationale schaal onderzoek heeft gedaan naar strandbezoek (NRIT, 2004), blijkt veel onbruikbare resultaten te geven (vooral voor stranden met veel dagtoerisme). Op lokale schaal worden incidenteel tellingen verricht, maar de cijfers zijn niet (altijd) recent, compleet of vergelijkbaar. De gezamenlijke cijfers over werkgelegenheid in de horeca, aantal strandpaviljoens en - indien beschikbaar - cijfers over strandbezoek, geven wel een indicatie van het belang van het strand (Tabel 5.1). Uiteraard heeft niet alleen de horeca of de strandpaviljoenhouder profijt van het strand. Ook de detailhandel, toeleveranciers etc. hebben direct of indirect economisch voordeel van de strandbezoeker. Tabel 5.1 Kerngegevens voor de Nederlandse kust (Decisio, 2011) Onderwerp Gegevens Aantal strandpaviljoens 374 Aantal campings Noordzeebadplaatsen als percentage van camping in de vier kustprovincies 45% - als percentage van campings in Nederland 15% Aantal logiesaccomodaties Noordzeebadplaatsen als percentage van accomodaties in de vier kustprovincies 33% - als percentage van accomodaties in Nederland 13% Aantal slaapplaatsen Noordzeebadplaatsen als percentage van slaapplaatsen in de vier kustprovincies 41% - als percentage van slaapplaatsen in Nederland 16% Aantal overnachtingen aan de kust als percentage van slaapplaatsen in de vier kustprovincies 48% - als percentage van slaapplaatsen in Nederland 23% Dagtochten naar zee Uitleg over de Recreatiebasiskustlijn en de werkwijze vaststellen recreatiestranden In opdracht van de vier kustprovincies Fryslân, Noord-Holland, Zeeland en Zuid-Holland heeft Decisio in 2011 een onderzoek gedaan naar de recreatiebasiskustlijn. Dit is de strandbreedte die nodig is voor het recreatieve gebruik van het strand. De recreatiebasiskustlijn (rbkl) is gedefinieerd als een zone die aangeeft hoe breed het strand moet zijn om voldoende ruimte te bieden aan de toeristisch-recreatieve functies van de Noordzeekust op de betreffende locatie. De rbkl is bepaald door verschillende recreatieve functies van het strand vast te stellen en hiervoor een minimaal noodzakelijke strandbreedte te definiëren. De strandbreedte is het droge strand: het strand vanaf de duinvoet tot de gemiddelde hoogwaterlijn. Er zijn in het onderzoek vier strandgebruikscategorieën gedefinieerd (Tabel 5.2). Recreatieve stranden zijn in dit onderzoek gedefinieerd als stranden waar economische activiteit op of direct achter het strand plaatsvindt. Er zijn hier strandpaviljoens, georganiseerde activiteiten op het strand, of campings en stads/dorpskernen direct achter het 7 dit is waarschijnlijk een sterke onderschatting. Alleen al in Scheveningen is volgens de gemeente het aantal bezoekers hoger. In België, met een veel kortere kustlijn, ligt het aantal dagbezoekers jaarlijks al tussen de 16 en 19 miljoen. 68 van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

77 strand. Met behulp van luchtfoto s en Kustlijnkaarten zijn de locaties bepaald waar economische activiteit op of achter het strand plaats vindt. Deze locaties zijn vervolgens doorgesproken in de discussiebijeenkomsten met vertegenwoordigers van provincies, gemeenten, ondernemers, waterschappen en (in Zeeland en Zuid-Holland) Rijkswaterstaat. In het onderzoek van Decisio zijn er knelpunten aangewezen tussen strandbreedte en recreatie. De inventarisatie van de gemiddelde strandbreedte in de afgelopen 10 jaar, en de ontwikkeling daarin, geeft een indicatief beeld van de strandbreedtes. Echter hierbij moet aangetekend worden dat de situatie verschilt van jaar tot jaar en van jaargetijde tot jaargetijde door zandsuppleties, erosie en weersomstandigheden. Knelpunten in recreatief gebruik van de Noordzeestranden hebben niet alleen met de breedte te maken, maar ook kan het komen door: Beleid en wet- en regelgeving. Het beleid van de waterschappen is bijvoorbeeld gericht op natuur en veiligheid. Aangegroeide duinen worden in dit kader gehandhaafd. De duinvoet schuift dus op, met als gevolg dat stranden smaller worden en paviljoens moeten worden verplaatst. Dit speelt in alle kustprovincies. Ook ervaren gemeenten knelpunten die te maken hebben met (de externe werking) van Natura-2000 beleid en ander natuur- en milieu beleid die de gebruiksmogelijkheden van het strand beperken. Beperkte bereikbaarheid van veel stranden en de parkeermogelijkheden. Meer (verschillende) activiteiten, meer gedurende het gehele jaar. Dit betekent dat op veel recreatiestranden op een maatgevende stranddag (een dag met redelijk mooi weer in het voor-, na- of hoogseizoen) gezoneerd moet worden. De kwaliteit van het strand en de strandhelling. Het is van belang dat het strand schoon is, en dat er geen harde voorwerpen in het zand of onder water liggen die hinder of onveilige situaties opleveren Strandrecreatie Zeeland Het achterland van Zeeland is (relatief) dun bevolkt, waardoor het aantal dagtochten naar zee lager ligt dan in de verstedelijkte provincies Noord- en Zuid-Holland. De aantrekkingskracht op verblijfstoerisme is wel zeer groot (Tabel 5.3). In Zeeland overnacht men het meest op campings en in bungalowparken. Van de vier kustprovincies heeft Zeeland de meeste campings. In totaal heeft Zeeland vijf gemeenten met badplaatsen aan de Noordzee, namelijk gemeente Sluis, Veere, Vlissingen, Noord-Beveland, en Schouwen-Duiveland. De stranden in Zeeland zijn over het algemeen niet breed en op sommige plekken zelfs ronduit smal. Bijvoorbeeld in Zeeuws-Vlaanderen (gemeente Sluis) zijn de stranden gemiddeld 41 meter breed, maar bij de badplaatsen Cadzand-Bad en Breskens zijn zij smaller met breedtes van respectievelijk 26 en 20 meter. Tabel 5.2 geeft een overzicht van de verschillende categorieën van strandgebruik en de bijbehorende benodigde minimale strandbreedte. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 69 van 87

78 Tabel 5.2 De categorieën strandgebruik en de daarbij horende minimale strandbreedte (Decisio, 2011). Categorie strandgebruik Sport / evenementen Zeer intensief, stedelijk Matig / redelijk intensief Rustig recreatief overig niet recreatief Toelichting en voorbeelden Gebruik door ruimtevragende (durf)sporten en evenementen. Bijvoorbeeld (delen van): Cadzand-Bad, strand bij Veerse Gatdam, Brouwersdam, Scheveningen, IJmuiden tot aan zuidzijde Wijk aan Zee, Strandpaal 17 Texel, Velsen, Hoek van Holland, Nes Ameland Zeer drukke, bruisende badplaatsen. Scheveningen, Noordwijk aan Zee, Zandvoort, Strandpaviljoens Bloemendaal aan Zee, Hoek van Holland Middengroep wat betreft gebruiksintensiteit. Grote en gevarieerde groep met economische activiteit op het strand: vrijwel alle badplaatsen hebben strand in deze categorie. Bijvoorbeeld De Koog, Bergen, Egmond, Wijk aan Zee, Hoek van Holland, Rockanje, Renesse en Cadzand-Bad. Rustige stranden, maar wel economische activiteit vlakbij het strand. In kilometers hoort het grootste deel van de Noordzeestranden hiertoe. Bijvoorbeeld een strand nabij campings, hotels, woningen e.d. Strand zonder economische activiteiten op of nabij het strand. Zeer beperkt recreatief gebruik, alleen natuurliefhebbers en een enkele wandelaar. Benodigde strandbreedte vanaf de duinvoet Minimaal 100 m Minimaal 80 m Minimaal 60 m Minimaal 25 m (buiten beschouwing in dit onderzoek) Tabel 5.3 Cijfers voor de gehele provincie Zeeland, inclusief niet-kustgemeenten. Onderwerp Gegevens Aantal strandpaviljoens 60 Totaal aantal horecabedrijven 1598 Aantal campings 296 Aantal logiesaccommodaties 632 Aantal slaapplaatsen Aantal Hotelovernachtingen Waarvan zakelijk 39% Aantal overnachtingen logiesaccommodaties Percentage buitenlandse overnachtingen 18% Aantal overnachtingen verblijfsrecreatie Percentage buitenlandse overnachtingen verblijfsrecreatie 39% Werkzame personen in de Horeca Dagtochten naar zee van 87 Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

79 5.1.4 Strandrecreatie Zeeuws-Vlaanderen In het kader van de projecten Integraal Kustzonebeheer en Duurzame Kustontsluiting is een groot aantal nieuwe duin- en strandovergangen ontwikkeld en gerealiseerd. Binnen het project Robuuste Kust, waarin het Rijk de kustverdediging ter hand neemt, heeft een kwaliteitsslag plaatsgevonden in het duingebied (Gemeente Sluis, 2012). De meeste stranden van Zeeuws-Vlaanderen zijn rustig of matig tot redelijk intensief gebruikte stranden. Bij Cadzand is een Sport- evenementenstrand (Figuur 5.1). Er is een aantal knelpunten in strandbreedte op basis van de vereiste breedte die nodig is voor strandactiviteiten zoals beschreven in Tabel 5.2 (Figuur 5.2). Figuur 5.1 Intensiteit strandgebruik in Zeeuws-Vlaanderen. Figuur 5.2 Knelpunten in strandbreedte in Zeeuws-Vlaanderen. 5.2 Natuur Natuurwetgeving De kust van Zeeuws-Vlaanderen behoort tot drie verschillende Natura 2000 gebieden. Doordat de Westerschelde uitmondt in de Noordzee langs de kust van West-Vlaanderen, behoort een deel van de kustlijn tot het Natura 2000 gebied Westerschelde-Saeftinghe, zie Figuur 5.3. Daarnaast behoort het meer zuidwestelijke deel van de kust tot Natura 2000 gebied de Vlakte van Raan. Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen 71 van 87

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof Memo De tor s Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum Van Reinier Schrijvershof Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 7483 Aantal pagina's 10 E-mail reinier.schrijvershof@deltares.nl Onderwerp Verplaatsing

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Walcheren

Beheerbibliotheek Walcheren Beheerbibliotheek Walcheren Tommer Vermaas Ankie Bruens 1207724-004 Deltares, 2013, B Titel Beheerbibliotheek Walcheren Opdrachtgever Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving Project 1207724-004

Nadere informatie

Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019

Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019 Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019 1 Concept suppletieprogramma 2016-2019 n.a.v. toetsing basiskustlijn Uit de toetsing van de kustlijn blijkt dat de basiskustlijn (BKL) tussen

Nadere informatie

Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne. Quirijn Lodder

Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne. Quirijn Lodder Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne Quirijn Lodder Inhoudsopgave 1. Kustontwikkeling Nederland 2. Kustontwikkeling Zuidwestelijke Delta 3. Kustlijnzorg 4. Samenvatting 1. Kustontwikkeling

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Delfland. Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust

Beheerbibliotheek Delfland. Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Beheerbibliotheek Delfland Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Titel Beheerbibliotheek Delfland Opdrachtgever WVL Project 1230043-002 Kenmerk 1230043-002-ZKS-0001

Nadere informatie

Basiskustlijn Herziening van de ligging van de basiskustlijn. Datum 30 januari 2018

Basiskustlijn Herziening van de ligging van de basiskustlijn. Datum 30 januari 2018 Basiskustlijn 2017 Herziening van de ligging van de basiskustlijn Datum 30 januari 2018 Status Definitief 1 Colofon Bestuurskern Dir. Algemeen Waterbeleid en Veiligheid Den Haag Contactpersoon F.P. Hallie

Nadere informatie

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 1 Eerste actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks

Nadere informatie

Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam

Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Tommer Vermaas Ankie Bruens 1207724-004 Deltares, 2013, B Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Vraagstelling 1

Nadere informatie

De ophoging van de zeebodem in de baai van Knokke-Heist

De ophoging van de zeebodem in de baai van Knokke-Heist De ophoging van de zeebodem in de baai van Knokke-Heist Beschrijving van het fenomeen overzicht van de uitgevoerde studies Foto: BMM - KBIN 10 november 2009 Ir. Job Janssens Overzicht Even voorstellen...

Nadere informatie

Mogelijke effecten Geulwandsuppletie Oostgat op de drempel tussen het Oostgat en de Sardijngeul. M. van Ormondt en J.G. de Ronde

Mogelijke effecten Geulwandsuppletie Oostgat op de drempel tussen het Oostgat en de Sardijngeul. M. van Ormondt en J.G. de Ronde Mogelijke effecten Geulwandsuppletie Oostgat op de drempel tussen het Oostgat en de Sardijngeul M. van Ormondt en J.G. de Ronde Deltares, 2009 Opdrachtgever: Deltares/Rijkswaterstaat-Waterdienst Oostgat

Nadere informatie

EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK (2011-2012) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE

EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK (2011-2012) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK (2011-2012) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE Daan Boot April 2015 Juni 2015 Evaluatie van de vooroeversuppletie

Nadere informatie

Zwakke Schakel. West Zeeuws-Vlaanderen. Kustversterking

Zwakke Schakel. West Zeeuws-Vlaanderen. Kustversterking Zwakke Schakel West Zeeuws-Vlaanderen Kustversterking Alle dijken en duinen in Nederland moeten een superstorm kunnen trotseren. Iedere vijf jaar wordt daarom bekeken hoe sterk de waterkering is. Uit dit

Nadere informatie

De herziening van de basiskustlijn van Zeeuws- Vlaanderen Een advies, opgesteld naar aanleiding van mijn stageopdracht bij Rijkswaterstaat

De herziening van de basiskustlijn van Zeeuws- Vlaanderen Een advies, opgesteld naar aanleiding van mijn stageopdracht bij Rijkswaterstaat TU DELFT, RIJKSWATERSTAAT, WATERSCHAP SCHELDESTROMEN De herziening van de basiskustlijn van Zeeuws- Vlaanderen Een advies, opgesteld naar aanleiding van mijn stageopdracht bij Rijkswaterstaat F.P. Roelse

Nadere informatie

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 1. Tweede actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks

Nadere informatie

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research)

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Memo Aan Saskia Huijs (Rijkswaterstaat Zee en Delta) Datum Kenmerk Doorkiesnummer Van +31(0)88335 7945 Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Aantal pagina's 9 E-mail kees.denheijer

Nadere informatie

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 1. Derde actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Rijnland

Beheerbibliotheek Rijnland Beheerbibliotheek Rijnland Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Kees Kuijper Kees Nederhoff Sophie Vergouwen 1220040-002 Deltares, 2015, B Deltores

Nadere informatie

Uitwerking sedimentbudget van de Westerscheldemonding

Uitwerking sedimentbudget van de Westerscheldemonding Uitwerking sedimentbudget van de Westerscheldemonding Uitwerking sedimentbudget van de Westerscheldemonding Edwin Elias Ad van der Spek 1210301-012 Deltares, 2015, B Deltares Titel Uitwerking sedimentbudget

Nadere informatie

BEHEER BIBLIOTHEEK SCHOUWEN; MORFOLOGIE EN INGREPEN

BEHEER BIBLIOTHEEK SCHOUWEN; MORFOLOGIE EN INGREPEN BEHEER BIBLIOTHEEK SCHOUWEN; MORFOLOGIE EN INGREPEN DELTARES 29 augustus 2013 - Definitief C03041.003080. Inhoud 1 Inleiding... 5 1.1 Aanleiding... 5 1.1.1 Kustonderhoud en -onderzoek... 5 1.1.2 Beheerbibliotheek...

Nadere informatie

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0) Memo Aan Jasper Fiselier (DHV) Datum Van Pieter Koen Tonnon Jan Mulder Kenmerk Doorkiesnummer +31 (0)88 33 58 464 +31 (0)88 33 58 446 Aantal pagina's 9 E-mail pieterkoen.tonnon @deltares.nl jan.mulder@deltares.nl

Nadere informatie

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor : 2,5 jaar Carola van Gelder-Maas Projectmanager WVL Rijkswaterstaat 31 maart 2014 Hoe zat het ook alweer? Eroderende kustlijn NL kust 12 Mm³ zandsuppleties per jaar Zeespiegelstijging Zwakke schakels

Nadere informatie

1. Derde actualisatie suppletieprogramma Actualisatie n.a.v. de berekening van de basiskustlijn 1 januari 2018

1. Derde actualisatie suppletieprogramma Actualisatie n.a.v. de berekening van de basiskustlijn 1 januari 2018 1. Derde actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks actualiseert Rijkswaterstaat het programma. Op basis

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Vlieland

Beheerbibliotheek Vlieland Beheerbibliotheek Vlieland Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Edwin Elias Sophie Vergouwen Kees Kuijper 1230043-002 Deltares, 2016, B etta Titel Beheerbibliotheek

Nadere informatie

Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland 2010-2011

Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland 2010-2011 Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland 2010-2011 Tommer Vermaas Edwin Elias Laura Vonhögen-Peeters 1207724-002 Deltares, 2013, B Titel OntwikkelinggefaseerdesuppletieAmeland2010-2011 Project 1207724-002

Nadere informatie

Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust. Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a.

Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust. Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a. Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a. het Waddensysteem Kust Noord-Holland Waddeneilanden Zeegaten,

Nadere informatie

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Zheng Bing Wang, Wim Eysink, Johan Krol, 9 december 2011, Ameland Onderzochte aspecten Noordzeekust Friesche Zeegat en De Hon Waddenzee

Nadere informatie

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002 Zandhonger Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002 Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder? De Deltawerken veranderden de

Nadere informatie

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde EXCURSIEPUNT DE SCHELDEVALLEI Hoogte = Ter hoogte van het voormalige jachtpaviljoen, De Notelaar, gelegen aan de Schelde te Hingene (fig. 1 en 2), treffen we een vrij groot slikke- en schorregebied aan,

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2014. december 2013

Kustlijnkaarten 2014. december 2013 Kustlijnkaarten 2014 december 2013 Kustlijnkaarten 2014 december 2013 2 Rijkswaterstaat Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 De basiskustlijn 6 3 De toetsing 8 4 Korte beschrijving van de toetsingsresultaten

Nadere informatie

Kustlijnkaarten december 2010

Kustlijnkaarten december 2010 december 2010 Colofon Kustlijnkaartenboek 2011 Dit rapport is een uitgave van Rijkswaterstaat. Het rapport is tot stand gekomen door samenwerking van de volgende Rijkswaterstaat diensten: RWS Waterdienst

Nadere informatie

Zeewaartse versterkingen Zeeuwsch-Vlaanderen

Zeewaartse versterkingen Zeeuwsch-Vlaanderen Opdrachtgever: Projectbureau Zwakke Schakels Zeeland Zeewaartse versterkingen Zeeuwsch-Vlaanderen Haalbaarheid zeewaartse versterkingen ter plaatse van Breskens en Cadzand-Bad Verslag bureaustudie A159

Nadere informatie

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31(0) Kennis- en informatiemanagement 8eheerbibliotheek Kust

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31(0) Kennis- en informatiemanagement 8eheerbibliotheek Kust Memo Deltares ~ Aan RWSWVL Datum 3 oktober 2016 Van Claire van Oeveren - Theeuwes Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)883357921 Aantal pagina's 13 E-mail clai re.vanoeveren@deltares.nl Onderwerp Kennis- en informatiemanagement

Nadere informatie

Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007

Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007 Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007 Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007 Edwin Elias Laura Vonhögen - Peeters Ankie Bruens 1206171-000 Deltares, 2013,

Nadere informatie

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Morfologie kwelders en. platen Balgzand Morfologie kwelders en platen Balgzand Autonome ontwikkeling Hoogwatervluchtplaatsen Werkdocument RIKZ/AB - 99.607x ir. B.B. van Marion December 1999 Samenvatting In het kader van het project GRADIËNTEN

Nadere informatie

Ecobeach. Een duurzaam strand door drainage. Brouwersdam, 3-10-2014. Bas Reedijk. Hoofd afdeling kustwaterbouw BAM Infraconsult

Ecobeach. Een duurzaam strand door drainage. Brouwersdam, 3-10-2014. Bas Reedijk. Hoofd afdeling kustwaterbouw BAM Infraconsult Ecobeach Een duurzaam strand door drainage Brouwersdam, 3-10-2014 Bas Reedijk Hoofd afdeling kustwaterbouw BAM Infraconsult Inhoud Wat is Ecobeach De ervaring met Ecobeach bij Egmond Toepassing van Ecobeach

Nadere informatie

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie LTV Veiligheid en Toegankelijkheid Effect morfologie monding Westerschelde op getij Basisrapport grootschalige ontwikkeling

Nadere informatie

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Nadere informatie

Aanzanding en onderhoudsbaggerwerkzaamheden in de Sardijngeul

Aanzanding en onderhoudsbaggerwerkzaamheden in de Sardijngeul Aanzanding en onderhoudsbaggerwerkzaamheden in de Sardijngeul dr. ir. J.J. van der Werf dr. ir. A. Giardino ir. G. Santinelli 1204421-004 Deltares, 2011 Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Doelstelling

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2012. december 2011. Colofon Kustlijnkaartenboek 2012

Kustlijnkaarten 2012. december 2011. Colofon Kustlijnkaartenboek 2012 Colofon Kustlijnkaartenboek 2012 Dit rapport is een uitgave van Rijkswaterstaat. Het rapport is tot stand gekomen door samenwerking van de volgende Rijkswaterstaat diensten: RWS Waterdienst RWS Noordzee

Nadere informatie

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust Sander Boer, Landelijke Kustdagen 2014 Inhoud presentatie Verankering in beleid en wetgeving Kustlijnzorg Toekomstige uitdaging Kustversterking Hondsbossche

Nadere informatie

Morfologische veranderingen van de Westelijke Waddenzee. Een systeem onder invloed van menselijk ingrijpen.

Morfologische veranderingen van de Westelijke Waddenzee. Een systeem onder invloed van menselijk ingrijpen. Morfologische veranderingen van de Westelijke Waddenzee. Een systeem onder invloed van menselijk ingrijpen. Edwin Elias Ad van der Spek Zheng Bing Wang John de Ronde Albert Oost Ankie Bruens Kees den Heier

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Noord-Holland

Beheerbibliotheek Noord-Holland Beheerbibliotheek Noord-Holland Overzicht van kennis ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Edwin Elias Ankie Bruens 1207724-004 Deltares, 2013 Titel Beheerbibliotheek Noord-Holland

Nadere informatie

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling Memo Aan RWS Zeeland, t.a.v. Yvo Provoost, Eric van Zanten Datum Van Hans de Vroeg Kenmerk Doorkiesnummer (088) 33 58 238 Aantal pagina's 8 E-mail hans.devroeg @deltares.nl Onderwerp Rijke strand van Wemeldinge

Nadere informatie

Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn

Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch

Nadere informatie

VERWIJDEREN STRANDHOOFDEN 51 EN 01 TE DUINBERGEN (model 765/01)

VERWIJDEREN STRANDHOOFDEN 51 EN 01 TE DUINBERGEN (model 765/01) A D V I E S FLANDERS HYDRAUUCS RESEARCH VERWIJDEREN STRANDHOOFDEN 51 EN 01 TE DUINBERGEN (model 765/01) Memo van resultaten Inleiding De afdeling Kust heeft aan het Waterbouwkundig Laboratorium advies

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Terschelling

Beheerbibliotheek Terschelling Beheerbibliotheek Terschelling Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Edwin Elias Sophie Vergouwen Claire van Oeveren 1220040-002 Deltares, 2015, B Deltores

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Texel. Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn

Beheerbibliotheek Texel. Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn Beheerbibliotheek Texel Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn Beheerbibliotheek Texel Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn

Nadere informatie

Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk

Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk Inhoud 1 Inleiding 2 1.1 Beschrijving van de studie 2 1.2 Uitgangspunten 2 2 Zandtransport langs de kust nabij Katwijk 3 2.1 Inleiding 3 2.2 Zandtransport

Nadere informatie

Zandmotor Zeeuwsch-Vlaanderen

Zandmotor Zeeuwsch-Vlaanderen Randolf Maljaars Zwakke Schakels Zeeuwsch-Vlaanderen Zandmotor Zeeuwsch-Vlaanderen Zandmotor Zeeuwsch-Vlaanderen DE ZANDMOTOR 2 DE ZANDMOTOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Zwakke Schakel Zeeuwsch-Vlaanderen Innovatieve

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016) Pieter Koen Tonnon Kees Nederhoff

Nadere informatie

Kustlijnzorg in Nederland

Kustlijnzorg in Nederland Kustlijnzorg in Nederland Aanleiding, uitvoering en ontwikkeling 25 september 2017 Harry de Looff RWS-WVL Inhoud Waarom Kustlijnzorg? Wat en hoe Kustlijnzorg? Ontwikkelingen en vragen 2 RWS INFORMATIE

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING AI eeuwenlang wardt er in Nederland gestreden met de zee. Erosie van de kust zorgt voar een grote bedreiging van het achterland van overstromingen met vaak grote schade tot gevolg.

Nadere informatie

Ontwerp-wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta

Ontwerp-wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta Ontwerp-wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op de artikelen 10a en 15 van de Natuurbeschermingswet 1998; BESLUIT: Artikel 1 Het besluit van 19

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

Zand voor zuidwest Texel Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel

Zand voor zuidwest Texel Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel Auteur: Jelmer Cleveringa rapport RIKZ/OS/2001.031 Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Technisch

Nadere informatie

Verkenning van strategieën voor het kustonderhoud bij de Onrustpolder, Zeeland

Verkenning van strategieën voor het kustonderhoud bij de Onrustpolder, Zeeland Verkenning van strategieën voor het kustonderhoud bij de Onrustpolder, Zeeland dr. ir. J.J. van der Werf drs. P.J. Doornenbal ir. R.T. McCall 1202349-000 Deltares, 2010 1202349-000-ZKS-0002, oktober

Nadere informatie

Memo. 1 Inleiding. Aan Deon Slagter (Rijkswaterstaat Waterdienst) Aantal pagina's 14. Datum 07 janurai Final. Kenmerk ZKS-0001

Memo. 1 Inleiding. Aan Deon Slagter (Rijkswaterstaat Waterdienst) Aantal pagina's 14. Datum 07 janurai Final. Kenmerk ZKS-0001 Memo Aan Deon Slagter (Rijkswaterstaat Waterdienst) Datum 07 janurai 2011 - Final Van Claire van Oeveren Kenmerk 1202345-000-ZKS-0001 Doorkiesnummer +31 (0)88 33 57 921 Aantal pagina's 14 E-mail claire.vanoeveren@deltares.nl

Nadere informatie

Ontstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde

Ontstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde Ontstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde Prof. Ir. Jean J. Peters Raadgevend ingenieur Expert-team Haven Antwerpen De vragen: Hoe ontstonden de platen en geulen in de Westerschelde?

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2006 maart 2006

Kustlijnkaarten 2006 maart 2006 Rapport RIKZ-2006.001 Kustlijnkaarten 2006 maart 2006 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. De basiskustlijn 7 3. De toetsing 9 4. Korte beschrijving van de toetsingsresultaten 15 5. Presentatie van de resultaten

Nadere informatie

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE: HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE: (ON)VERZOENBAAR? Is een verdere scheldeverdieping mogelijk, gewenst, noodzakelijk? Jean Jacques Peters Raadgevend Ingenieur Leader Port of Antwerp International Expert Team Jean

Nadere informatie

De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde

De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde Jean Jacques Peters Raadgevend ingenieur - rivierenspecialist V.U. Brussel - Vakgroep Waterbouwkunde en Hydrologie Geomorfologie van de Schelde

Nadere informatie

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Deltaprogramma Waddengebied Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Colofon Deltaprogramma Waddengebied Nieuwe Uitleg 1 Den Haag PROBLEEMANALYSE DELTAPROGRAMMA WADDEN Datum 10 augustus 2011 Status

Nadere informatie

3e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen"

3e Monitoringsrapportage projecten Slimmer omgaan met zand op Schouwen en Herstel duindynamiek Kop van Schouwen Onderwerp 3 e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen" Van Projectgroep Kop van Schouwen Datum 15 november 2017 Status Ter besluitvorming

Nadere informatie

Sediment en morfologisch beheer van estuaria

Sediment en morfologisch beheer van estuaria Sediment en morfologisch beheer van estuaria Jean Jacques Peters Raadgevend ingenieur - rivierenspecialist V.U. Brussel - Vakgroep Waterbouwkunde en Hydrologie Sediment en morfologisch beheer van estuaria

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Schiermonnikoog

Beheerbibliotheek Schiermonnikoog Beheerbibliotheek Schiermonnikoog Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Albert Oost Kees Nederhoff 11200538-002 Deltares, 2017 Titel Beheerbibliotheek

Nadere informatie

Basiskustlijn 2001 Evaluatie ligging Basiskustlijn. september 2003

Basiskustlijn 2001 Evaluatie ligging Basiskustlijn. september 2003 Evaluatie ligging Basiskustlijn september 2003 Inhoudsopgave Voorwoord 5 1 Inleiding 7 2. De BKL en het kusthandhavingsbeleid 9 3. Adviezen POK s op hoofdlijnen 13 4. Afweging en besluit over de ligging

Nadere informatie

Morfologische ontwikkeling Schaar van Spijkerplaat sinds 1960

Morfologische ontwikkeling Schaar van Spijkerplaat sinds 1960 Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zeeland Morfologische ontwikkeling Schaar van Spijkerplaat sinds 1960 notitie NWL-99.35 juli 1999 1 Morfologische ontwikkeling

Nadere informatie

Eilanden Oostkust. Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING. departement Mobiliteit en Openbare Werken.

Eilanden Oostkust. Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING. departement Mobiliteit en Openbare Werken. International Marine & Dredging Consultants departement Mobiliteit en Openbare Werken Eilanden Oostkust Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING 14_006 WL Rapporten Vlaamse overheid Eilanden

Nadere informatie

Het Masterplan Kustveiligheid

Het Masterplan Kustveiligheid Het Masterplan Kustveiligheid Symposium Natuurlijke Kustbescherming, 23/10/17 Ir. Daphné Thoon MDK-Afdeling Kust A low-lying Laaghinterland liggend achterland Meer dan 85% van de polders ligt onder +5

Nadere informatie

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni

Nadere informatie

provincie H 0 L L A N D ZUID

provincie H 0 L L A N D ZUID T^ r Gedeputeerde Staten provincie H 0 L L A N D ZUID Contact mr. drs. S. Hoitinga T 070-441 65 98 s.hoitinqa(a)pzh.nl mw. P.A.H. Vollebregt-Verkoijen T 070-441 61 42 pah.vollebreqtgjpzh.nl leden van het

Nadere informatie

Grenzeloze Schelde 25 november 2013. MDK-Afdeling Kust Kustbescherming- Masterplan Kustveiligheid. ir. Peter DeWolf

Grenzeloze Schelde 25 november 2013. MDK-Afdeling Kust Kustbescherming- Masterplan Kustveiligheid. ir. Peter DeWolf Grenzeloze Schelde 25 november 2013 MDK-Afdeling Kust Kustbescherming- Masterplan Kustveiligheid ir. Peter DeWolf Een kunstmatig versterkte kustlijn 38 km zeedijken (meer dan de helft van de kustlijn)

Nadere informatie

Masterplan Kustveiligheid

Masterplan Kustveiligheid Masterplan Kustveiligheid ir. Kathleen Bernaert Afdelingshoofd afdeling Kust Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust Vlaamse Baaien Gefaseerde aanpak met 3 parallelle sporen: Spoor 1: Masterplan

Nadere informatie

Morfologische effecten

Morfologische effecten Ministerie van Verkeer en Waterstaat stuvwxyz Programmadirectie Ontwikkeling Nationale Luchthaven Morfologische effecten Morfologische effecten van een kunstmatig eiland voor de kust van Egmond november1999

Nadere informatie

Leven met de natuur van de Westerschelde, een ander natuur beleid

Leven met de natuur van de Westerschelde, een ander natuur beleid Leven met de natuur van de Westerschelde, een ander natuur beleid O P W E G N A A R E E N N A T U U R L I J K E S T A A T V A N O N T W I K K E L I N G V A N D E W E S T E R S C H E L D E N O O D Z A K

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2007 december 2006

Kustlijnkaarten 2007 december 2006 Rapport RIKZ-2006.019 Kustlijnkaarten 2007 december 2006 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. De basiskustlijn 7 3. De toetsing 9 4. Korte beschrijving van de toetsingsresultaten 15 5. Presentatie van de resultaten

Nadere informatie

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk De kust is (niet) veilig! De dijk aan de kust van Petten ziet er zo sterk en krachtig uit, maar toch is hij niet

Nadere informatie

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op de artikelen 10a en 15 van de Natuurbeschermingswet 1998; BESLUIT: Artikel 1 Het besluit van 19 februari

Nadere informatie

Kustlijnen voor Dijkringen. Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse duinwaterkeringen

Kustlijnen voor Dijkringen. Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse duinwaterkeringen Kustlijnen voor Dijkringen Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse duinwaterkeringen Kustlijnen voor Dijkringen Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse

Nadere informatie

Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat

Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat Edwin Elias Ankie Bruens 1206171-001 Deltares, 2012 Inhoud

Nadere informatie

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust Kustgenese 2.0 Zandige kust Het klimaat verandert. De bodem daalt. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop we omgaan met de Nederlandse kust. Om de veiligheid

Nadere informatie

SOS Het zeewater komt ons tot aan de lippen Hoe verdedig je de kust tegen de zee? Brugge 15 december 2012 Tina Mertens

SOS Het zeewater komt ons tot aan de lippen Hoe verdedig je de kust tegen de zee? Brugge 15 december 2012 Tina Mertens SOS Het zeewater komt ons tot aan de lippen Hoe verdedig je de kust tegen de zee? Brugge 15 december 2012 Tina Mertens Structuur Vlaamse kust probleem Kustveiligheidsbeleid Kustveiligheidsplan aanpak oplossing

Nadere informatie

Kusterosie van noordwest Ameland: ontwikkelingen op verschillende tijdschalen

Kusterosie van noordwest Ameland: ontwikkelingen op verschillende tijdschalen Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Kusterosie van noordwest Ameland: ontwikkelingen op verschillende tijdschalen Auteurs: dr. A.P. Oost, ir. C.G. Israël & dr. D.W. Dunsbergen Rapport RIKZ/2000.057 Project

Nadere informatie

Samenvatting. Waddeneilanden

Samenvatting. Waddeneilanden Samenvatting 151 Samenvatting Waddeneilanden Langs de Nederlandse, Duitse en Deense kust ligt een lange reeks van eilanden, de zogenaamde Waddeneilanden (zie Figuur 1.6, Pag. 7). De ligging van de eilanden

Nadere informatie

Verkenning morfologische effecten (geulwand)suppletie Paal 10, Texel

Verkenning morfologische effecten (geulwand)suppletie Paal 10, Texel Verkenning morfologische effecten (geulwand)suppletie Paal 10, Texel Verkenning morfologische effecten (geulwand)suppletie Paal 10, Texel Edwin Elias 1230043-001 Deltares, 2016, B Deltores Titel Verkenning

Nadere informatie

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb Revisietoetsing Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-generaal Rijkswaterstaat Directie Zeeland Polder/bestek Ser-Lippens- en Nieuw Othenepolder dp 0084 15 dp 0094 85 bestek ZL-5109 Aan Simon

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. Algemene inhoud 27/09/2012. Topografie, kennis van zee & strand. Getijdenleer.

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. Algemene inhoud 27/09/2012. Topografie, kennis van zee & strand. Getijdenleer. 27-9-2012 Getijden- en Stromingsleer 1 Hoofdstuk 3 Getijden- en Stromingsleer - Jonathan Devos - Algemene inhoud Topografie, kennis van zee & strand Getijdenleer Stromingsleer 27-9-2012 Getijden- en Stromingsleer

Nadere informatie

Stand van zaken onderzoeken medio 2018

Stand van zaken onderzoeken medio 2018 Stand van zaken onderzoeken medio 2018 Over Natuurlijk Veilig Natuurlijk Veilig is een meerjarig samenwerkingsproject van Rijkswaterstaat, de Wadden vereniging, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland,

Nadere informatie

Versterking bestaande zeewering. Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid

Versterking bestaande zeewering. Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid Versterking bestaande zeewering Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid Ir. Peter Van Besien MDK-Afdeling Kust 28/09/17 1. Historiek kustlijn & bestaande zeewering 2. Risico s kustgebied 3. Masterplan

Nadere informatie

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden Jacobi en Cegerek (beiden PvdA) over waterveiligheid in het kustgebied.

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden Jacobi en Cegerek (beiden PvdA) over waterveiligheid in het kustgebied. > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456

Nadere informatie

Voorts adviseren zij ten aanzien van de verschillende onderdelen van de nationale Visie Kust:

Voorts adviseren zij ten aanzien van de verschillende onderdelen van de nationale Visie Kust: Rapport Onderwerp Nationale Visie Kust Datum behandeling OIM 23 mei 2013 Kenmerk OIM-2013/104963 I. Aanleiding De deelnemers aan het OIM zijn op verschillende momenten en op verschillende wijzen betrokken

Nadere informatie

Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig. Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares)

Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig. Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares) Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares) Hoofdboodschappen: - Nieuwe kennis, maar ook 10 jaar LTV-kennisontwikkeling

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. - Jonathan Devos -

Hoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. - Jonathan Devos - Hoofdstuk 3 Getijden- en Stromingsleer - Jonathan Devos - 22-10-2017 Getijden- en Stromingsleer 2 22-10-2017 Getijden- en Stromingsleer 3 Algemene inhoud Topografie, kennis van zee & strand Getijdenleer

Nadere informatie

Projectplan KPP KPP-B&OKust

Projectplan KPP KPP-B&OKust Projectplan KPP 2013 KPP-B&OKust Projectplan KPP 2013 KPP-B&OKust Ankie Bruens Ad van der Spek Edwin Elias Alessio Giardino 1207724-000 Deltares, 2013, B Titel Projectplan KPP 2013 Opdrachtgever Ministerie

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West www.rijksoverheid.nl/eleni Bijlage nummer 1 Horend bij Vergunning Nb-wet 1998 Contactpersoon Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West Bijlagen - DE AANVRAAG

Nadere informatie

Ecologisch gericht suppleren I

Ecologisch gericht suppleren I Ecologisch gericht suppleren I resultaten van het onderzoek Petra Damsma Harriette Holzhauer Tommer Vermaas Bert vd Valk Luca van Duren Annelies de Backer inhoud Het kustbeleid en kustbeheer door RWS De

Nadere informatie

Aangedragen inzichten door Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en Vitens 10 februari 2014

Aangedragen inzichten door Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en Vitens 10 februari 2014 Notitie Ontwikkelingen kustvak paal 15-20 op Terschelling Aangedragen inzichten door Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en Vitens 10 februari 2014 In deze notitie worden enkele belangrijke aspecten van het

Nadere informatie

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren.

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren. Meander Samenvatting groep 6 Thema 1 Water Samenvatting De watersnoodramp In 1953 braken tijdens een zware storm de dijken door in Zeeland en delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het land overstroomde.

Nadere informatie

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van

Nadere informatie

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden.

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden. Meander Samenvatting groep 6 Thema 1 Water Samenvatting De watersnoodramp In 1953 braken tijdens een zware storm de dijken door in Zeeland en delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het land overstroomde.

Nadere informatie