Beheerbibliotheek Delfland. Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Beheerbibliotheek Delfland. Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust"

Transcriptie

1 Beheerbibliotheek Delfland Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust

2

3 Titel Beheerbibliotheek Delfland Opdrachtgever WVL Project Kenmerk ZKS-0001 Pagina's 114 Beheerbibliotheek Delfland

4

5 Inhoud 1 Inleiding Kustonderhoud en -onderzoek Waarom een beheerbibliotheek? Wat staat er in een beheerbibliotheek? Kustviewer Leeswijzer voor de beheerbibliotheek Delfland 4 2 Beleid: dynamische kustlijnhandhaving Achtergrond kustbeleid dynamisch handhaven Vaststelling Basiskustlijn Definitie Momentane Kustlijn, Te Toetsen Kustlijn en Basiskustlijn Landelijke vaststelling Basiskustlijn Afspraken voor Delfland Landelijke herzieningen Basiskustlijn Landelijke herziening Landelijke herziening Herzieningen en regionale afspraken voor Delfland Herziening en afspraken Herzieningen en afspraken Beschrijving van het grootschalig morfologisch systeem Paleografische ontwikkeling Algemene gebiedsbeschrijving Grootschalige morfologie 17 4 Kustlijnhandhaving en ontwikkeling vooroever Samenvatting van de Kustlijnkaarten Suppletieoverzicht Detailontwikkeling vooroever Bankgedrag Deelgebied I: Scheveningen-noord tot Scheveningen ( ) Deelgebied II: Scheveningen tot Scheveningen-haven ( ) Deelgebied III: Scheveningen-haven tot Kijkduin ( ) Deelgebied IV: Kijkduin tot s-gravenzande ( ) Deelgebied V: s-gravenzande tot Hoek van Holland ( ) Synthese lange-termijn en korte-termijn veranderingen Volumeveranderingen Samenvatting Dynamiek van de zeereep Methode Dynamiek van de zeereep in Delfland 66 5 Kustverdediging en primaire waterkering Historische kustverdediging (Van der Valk, n.d.) Primaire waterkering Toetsing primaire waterkering 88 Beheerbibliotheek Delfland i

6 5.3.1 Waterwet, Voorschrift Toetsen op Veiligheid (VTV) & Wettelijk Toets Instrumentarium (WTI) Eerste toetsronde: Tweede toetsronde: Derde toetsronde: Gebruiksfuncties Recreatie Noordzeekust (Decisio, 2011) Economische waarde Uitleg over de Recreatie-Basiskustlijn en de werkwijze vaststellen recreatiestranden Strandrecreatie Delfland Natuur Natuurwetgeving Ontwikkeling habitatkarakteristieken 101 ii Beheerbibliotheek Delfland

7 1 Inleiding 1.1 Kustonderhoud en -onderzoek Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het onderhoud van onze kust. Daarvoor wordt de zandvoorraad op het strand en op de zeebodem vlak voor de kust regelmatig waar nodig aangevuld door middel van zandsuppleties en daardoor wordt erosie van de kustlijn gecompenseerd. Het zand draagt bij aan de bescherming van Nederland tegen de zee en het behoud van de kustlijn. Op dit moment wordt gemiddeld 12 miljoen kubieke meter zand per jaar gesuppleerd. Hoeveel zand er precies nodig is en op welke plaatsen en tijdstippen het zand het best kan worden neergelegd (de suppletiepraktijk) baseert Rijkswaterstaat op de jaarlijkse evaluatie van de kustmetingen en op kennis over het kustsysteem. In de loop der jaren zijn er vele studies afgerond en is er veel kennis over het kustsysteem ontwikkeld. Toch komen er voortdurend nieuwe onderzoeksvragen naar voren, bijvoorbeeld of zandsuppleties nog efficiënter en duurzamer kunnen worden uitgevoerd. Tevens is er nog geen eenduidig beeld van de effecten van suppleties op de ecologie van de kust en wordt hiertoe meerjarig onderzoek uitgevoerd. Om de kennis over het kustsysteem uit te breiden en te verspreiden voert Deltares in opdracht van Rijkswaterstaat kustonderzoek uit (project KPP- B&O Kust), in nauwe samenwerking met andere onderzoeksinstituten en met Rijkswaterstaat. Nieuwe inzichten die uit het onderzoek voortkomen, kunnen ertoe leiden dat de suppletiepraktijk wordt aangepast. Deze interactie tussen kustbeleid, kustbeheer en kustonderzoek, draagt er aan bij dat acute veiligheidsproblemen langs de kust zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. 1.2 Waarom een beheerbibliotheek? Om voor een specifiek kustvak een suppletieprogramma op te stellen, heeft Rijkswaterstaat een goed overzicht van de beschikbare kennis nodig. Voor dat doel wordt, als onderdeel van het project KPP-B&OKust, per kustvak een Rijkswaterstaat Beheerbibliotheek opgesteld. Een dergelijk overzicht maakt kennis niet alleen praktisch toepasbaar voor het opstellen van een suppletieprogramma, maar vormt ook een goede basis voor het opstellen van andere kustadviezen en kustonderzoeken. 1.3 Wat staat er in een beheerbibliotheek? De beheerbibliotheek beschrijft de toestand van het kustvak en omvat een beschrijving van de geomorfologische systeemwerking. Verder bevat de beheerbibliotheek een overzicht van het uitgevoerde kustbeheer, met nadruk op de eerder uitgevoerde suppleties, evenals van de waargenomen effecten van dat beheer. Tenslotte wordt in de beheerbibliotheek de informatie over de gebruiksfuncties van de kust samengevat, het gaat daarbij om informatie die relevant is voor het vaststellen van het suppletieprogramma. De beheerbibliotheek is een levend document en resulteert (op termijn) in een handreiking voor suppleren in het betreffende kustvak. Doelstelling van deze eerste versie van de beheerbibliotheek is 1) een eerste overzicht geven van de huidige kennis over het gebied en het delen van deze kennis, 2) op basis van deze huidige kennis mogelijk aanbevelingen geven met betrekking tot het kustonderhoud, en 3) aangeven tegen welke kennisleemten we nog aanlopen, bij het opstellen van adviezen met betrekking tot kustonderhoud. 3

8 De kennis in de beheerbibliotheek komt voort uit het project KPP-B&O Kust, maar ook uit eerder uitgevoerde andere kustprojecten en uit wetenschappelijk onderzoek. Tevens wordt opgedane ervaring en kennis uit uitvoering meegenomen in de beheerbibliotheek. 1.4 Kustviewer Aanvullend op de beheerbibliotheek heeft Deltares samen met Rijkswaterstaat een Kustviewer ontwikkeld met een achterliggende database van kustdata. Deze biedt op eenvoudige manier inzicht in de ontwikkeling van de kust. In aanvulling op de figuren in de beheerbibliotheek kan de lezer de ontwikkeling van de kust bekijken via: Leeswijzer voor de beheerbibliotheek Delfland In het eerstvolgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) wordt de achtergrond van het kustbeleid uitgelegd. Hierin staat een beschrijving van de totstandkoming van de Basiskustlijn, landelijke herzieningen die hebben plaatsgevonden en welke regionale afspraken er vervolgens zijn gemaakt. Vervolgens geven we in Hoofdstuk 3 een beschrijving van het grootschalige morfologische systeem. Hoofdstuk 4 beschrijft de kustlijnhandhaving en ontwikkeling van de vooroever, door een overzicht te geven van het uitgevoerde beheer en de detailontwikkeling van de vooroever. Een overzicht van de huidige en de historische kustverdediging en de primaire waterkering is gegeven in Hoofdstuk 5. In Hoofdstuk 6 wordt een bescheiden start gemaakt met een overzicht van gebruiksfuncties van de kust. Vooralsnog betreft dit een uitwerking van de strandrecreatie en een uitwerking van de natuur en bijbehorende wetgeving en natuurbeleving. In de toekomst zou dit verder kunnen worden uitgebreid, bijvoorbeeld met informatie over grondstoffenwinning (drinkwater). 4 Beheerbibliotheek Delfland

9 2 Beleid: dynamische kustlijnhandhaving Sinds 1990 is er sprake van het dynamisch handhaven van de Nederlandse kust en geldt het principe zacht (suppleties) waar het kan en hard waar het moet. Bij de implementatie van dit beleid is er een zogenaamde Basiskustlijn (BKL) vastgesteld die als referentielijn voor de positie van de kustlijn wordt gehanteerd. In de volgende sub-paragrafen wordt een toelichting gegeven over de achtergrond van dit kustbeleid (paragraaf 2.1), welke keuzes gemaakt zijn bij het vaststellen van de Basiskustlijn in Delfland en welke aanvullende afspraken over het handhaven van deze Basiskustlijn zijn gemaakt voor het kustvak (paragraaf 2.2). Informatie over de landelijke herziening van de kustlijn in 2001 en 2012 is te vinden in paragraaf 2.3 en de gevolgen hiervan voor Delfland zijn beschreven in paragraaf Achtergrond kustbeleid dynamisch handhaven Kusterosie - Hoewel er op kleine tijd- en ruimteschaal sprake is van afwisseling tussen kustopbouw en kustafbraak, vertoont de Nederlandse kust gemiddeld genomen al duizenden jaren een eroderende trend. Dit wordt veroorzaakt doordat er sprake is van een grote zandvraag, terwijl er slechts een gering zandaanbod is. De grote zandvraag is het gevolg van een stijgende zeespiegel en van grootschalige ingrepen in de getijbekkens. Het geringe aanbod wordt veroorzaakt doordat de aanvoer van zand vanaf de diepere Noordzee bodem vrijwel tot nul is gereduceerd en de rivieren eveneens al lange tijd nauwelijks meer zand naar de kustzone transporteren. Figuur 2.1 Samenspel van vraag (demand) en aanbod (supply) van sediment. Een tekort (deficit) van sediment zal uiteindelijk leiden tot erosie en landwaartse terugtrekking van de kust. Dynamische kusthandhaving - In 1990 besloot de regering dat het afgelopen moest zijn met de structurele erosie van de kust; de duinen langs de kust moesten behouden blijven om duurzaam de veiligheid en het behoud van functies te garanderen (Ministerie van Verkeer en 5

10 Waterstaat, 1990). Sindsdien wordt het structurele zandverlies aangevuld met suppleties. Het gesuppleerde zand wordt door stroming, wind en golven over het kustsysteem verspreid. Basiskustlijn - Om te bepalen waar het zand gesuppleerd moet worden, is in 1990 de Basiskustlijn als referentie gedefinieerd, met als doel het signaleren van structurele erosie. Elk jaar wordt getoetst waar de kustlijn zich ten opzichte van deze Basiskustlijn bevindt. Als de Basiskustlijn structureel overschreden dreigt te worden, wordt het zandverlies met suppleties aangevuld. Het benodigde jaarlijkse suppletievolume om de Basiskustlijn te handhaven werd in 1990 vastgesteld op 6 miljoen kubieke meter zand. Kustfundament - In de jaren na 1990 groeide het inzicht dat er niet alleen structurele erosie optrad in de ondiepe kustzone rondom de Basiskustlijn, maar ook in dieper water (Mulder, 2000). Het structurele zandverlies in deze zone zou op termijn kunnen leiden tot een toename van de zandverliezen in de ondiepe kustzone. De benodigde inspanning voor het handhaven van de Basiskustlijn zou daardoor in de toekomst aanzienlijk groter worden. Daarom besloot de regering in 2001 dat het voor een duurzame handhaving van veiligheid en functies in het duingebied nodig was om het zandverlies in het gehele kustfundament te compenseren. Het kustfundament loopt van de binnenduinrand tot aan de doorgaande -20m NAP dieptelijn; het actieve zandvolume in dit hele kustfundament moet meegroeien met de zeespiegel. Het landelijke suppletievolume is daartoe verhoogd van 6 tot 12 miljoen kubieke meter zand per jaar. Het handhaven van de Basiskustlijn staat nog steeds voorop bij de verdeling van het suppletiezand. Herziening Basiskustlijn - Om ervoor te zorgen dat de Basiskustlijn overeen blijft komen met de gewenste kustlijn, is de Basiskustlijn sinds 1990 herzien (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003). In de nieuwe Waterwet en het Nationaal Waterplan is, net als in de voorgaande Wet op de Waterkering, de noodzaak voor een terugkerende herziening van de Basiskustlijn vastgelegd. 2.2 Vaststelling Basiskustlijn In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes en argumenten achter de huidige Basiskustlijn beschreven. Eerst wordt de (landelijke) hoofdlijn met betrekking tot het vaststellen en herzien van de Basiskustlijn toegelicht voor de periode 1990 tot 2012 (in dit jaar vond de laatste herziening plaats). Vervolgens wordt de huidige Basiskustlijn en de gehanteerde argumenten voor specifiek het kustvak Delfland uitgewerkt. De teksten in de volgende sub-paragrafen zijn gebaseerd op de volgende documenten: (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1990) (Hillen et al., 1991) (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003) (Bruens et al., 2012) (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012) Definitie Momentane Kustlijn, Te Toetsen Kustlijn en Basiskustlijn De ligging van de laagwaterlijn kent een grote fluctuatie in ruimte en tijd. De laagwaterlijn is dan ook niet geschikt als referentielijn voor het bestrijden van structurele erosie. Bij het laatste wordt, per definitie, niet gekeken naar een momentopname, maar naar een trend over een langere periode. Uitgaande van een tijdshorizon van ongeveer 10 jaren is hieraan, bij de definitie van een referentiekustlijn, op twee manieren een uitwerking gegeven. 6 Beheerbibliotheek Delfland

11 Allereerst is een ruimteschaal gekozen, passend bij de tijdschaal. Vandaar dat in 1990 is besloten de kustlijnligging af te leiden uit het zandvolume in een rekenschijf rondom de laagwaterlijn. Op deze wijze worden de fluctuaties in de tijd beperkt, terwijl vormfluctuaties in het profiel mogelijk blijven; gesproken wordt dan ook van dynamisch handhaven van de kustlijn. De methode om in afzonderlijke jaren, deze Momentane Kustlijn te bepalen staat in Figuur 2.2 en wordt uitgebreid toegelicht in de nota De Basiskustlijn, een technisch morfologische uitwerking (Hillen et al., 1991). Figuur 2.2 Methode om de Momentane Kustlijn af te leiden uit het gemeten kustprofielen. Eerst wordt het zandvolume (oppervlak A) bepaald in de zogenaamde rekenschijf tussen duinvoet (doorgaans NAP + 3m NAP) en een ondergrens (even ver beneden gemiddeld laagwater als de duinvoet boven gemiddeld laagwater (h)). Vervolgens wordt de Momentane Kustlijn bepaald door het oppervlak te delen door de hoogte van de rekenschijf (2h). Om de Momentane Kustlijn uit te drukken in meters ten opzichte van RSP, moet hier de horizontale afstand van de duinvoet tot RSP (x) nog bij worden opgeteld (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012). Vervolgens is geconstateerd dat ook de Momentane Kustlijnligging (MKL) in een bepaald jaar slechts een momentopname weergeeft; als gevolg van een (lokaal) recent opgetreden conditie kan deze niet in overeenstemming zijn met de trend in de voorgaande periode 1. Om die reden is als norm niet gekozen voor het handhaven van de Momentane Kustlijn in 1990, maar voor het handhaven van een Basiskustlijn die is afgeleid uit de trend van voorgaande 10 jaren ( ). Ieder jaar wordt getoetst of deze Basiskustlijn, de norm, wordt overschreden. Daartoe wordt gekeken naar de ligging van de jaarlijkse te Toetsen Kustlijn (TKL), ten opzichte van de BKL. Ook de jaarlijkse te Toetsen Kustlijn wordt afgeleid uit de trend in de Momentane Kustlijn uit voorgaande jaren (meestal 10 jaar). De methode om de Basiskustlijn en de Te Toetsen Kustlijn uit de trend te bepalen staat weergegeven in Figuur Een voorbeeld is de Momentane Kustlijn in Door het optreden van de zogenaamde crocusstormen, die mede aanleiding waren voor het invoeren van het dynamisch handhaven, lag de kustlijn in dit jaar niet op een representatieve locatie. 7

12 Figuur 2.3 De Basiskustlijn en de jaarlijkse Te Toetsen Kustlijn (TKL) worden afgeleid uit de trend in de Momentane Kustlijn uit de voorgaande jaren. Bron: Rijkswaterstaat Landelijke vaststelling Basiskustlijn 1990 Voor de meeste delen van de Nederlandse kust leidt toepassing van de beschreven methodiek tot een goede norm. Voor een aantal locaties langs de Nederlandse kust is in 1990, bij het vaststellen van de Basiskustlijn, geconstateerd dat het wenselijk is om af te wijken van de standaardmethode uit Figuur 2.2 en Figuur 2.3. De belangrijkste afwijkingen zijn (Hillen et al., 1991): Afwijkingen in de rekenschijf (als de ondergrens het profiel niet snijdt wordt de rekenschijf eerder afgekapt ). Schematische voorbeelden staan gegeven in (Hillen et al., 1991) Indien de boven- en ondergrens meerdere snijpunten met het profiel hebben, wordt het meest zeewaartse snijpunt als grens gekozen. In geval van een getijgeul wordt echter het landwaartse snijpunt als grens gekozen. Indien er sprake is van een trendbreuk in de kustontwikkeling wordt de trendperiode daarop aangepast. Dit wordt onder andere toegepast na het uitvoeren van een suppletie. Daarnaast bleek dat het voor een aantal locaties wenselijk is om de volgens de standaard methode berekende Basiskustlijn niet als norm te hanteren, maar om ofwel geen Basiskustlijn vast te leggen, of de volgens de standaard berekende Basiskustlijn te verleggen op basis van morfologische argumenten. In 1990 is door Rijkswaterstaat een voorstel opgesteld met betrekking tot de vakken waarin de berekende Basiskustlijn moet worden vastgehouden, verlegd, of geen Basiskustlijn moet worden vastgelegd (Hillen et al., 1991). Voorgesteld werd om in geval van fluctuaties als gevolg van zandbanken, de omhullende als Basiskustlijn te kiezen (Figuur 2.4). Het niet vastleggen van een Basiskustlijn werd voorgesteld voor de uiteinden van de Waddeneilanden: zo kan meer ruimte aan de natuurlijke processen worden gegeven. Samengevat luidt het voorstel voor verlegging van de Basiskustlijn (Hillen et al., 1991): 8 Beheerbibliotheek Delfland

13 De Basiskustlijn zoals berekend volgens de standaardmethode, is niet overal morfologisch de meest logische kustlijn om te handhaven. Er wordt voorgesteld om op basis van de volgende morfologisch argumenten de berekende Basiskustlijn te verleggen: I. Zandbanken die zorgen voor een korte (<10 jaar) fluctuatie in kustlijnligging II. Zandgolven die zorgen voor een lange (>10 jaar) fluctuatie in kustlijnligging III. Aanwezigheid kans dat een positieve trend omslaat naar een negatieve trend en aanwezigheid van extreem breed strand. Figuur 2.4 Eén van de argumenten om de Basiskustlijn zeewaarts vast te stellen ten opzichte van de afgeleide trend was het voorkomen van korte fluctuaties zoals door verschuivende zandbanken: Indien de belangen op het strand en in de duinen het toelaten kan worden overwogen de Basiskustlijn in landwaartse richting te verleggen. De landwaartse omhullende lijkt daarvoor een zinvolle maatstaf. Bron: (Hillen et al., 1991) De voorstellen van Rijkswaterstaat betroffen voorstellen op louter morfologische gronden. In 1992 brachten de Provinciale Overleggen Kust hun advies uit over het voorstel. Bij het beoordelen van het voorstel hebben zij rekening gehouden met het waterkering belang en andere belangen zoals natuur, recreatie, bebouwing en drinkwaterwinning. Voor 90% van de gevallen is het voorstel van Rijkswaterstaat overgenomen. Vervolgens gaf Rijkswaterstaat in 1993 aan hoe zij met het advies van de Provinciale Overleggen Kust om zullen gaan (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). Op basis van deze rapportage van Rijkswaterstaat is uiteindelijk de Basiskustlijn door de staatssecretaris vastgesteld Afspraken voor Delfland Voorstel Rijkswaterstaat: In Delfland zijn het Noorderhoofd en het in 1972 uitgevoerde strandplan (suppletie van bijna 19 miljoen m3 zand) de oorzaak van de direct ten noorden van de dam optredende erosie. De kustlijn schuift er met 5 tot 8 meter per jaar in landwaartse richting. Het natuurlijk systeem is nog altijd zoekende naar een nieuw evenwicht, hetgeen onder andere resulteert in een sterk zandtransport van de zone direct aansluitend op het Noorderhoofd naar de knik ter hoogte van de aansluiting op de oude kustlijn (km 115; zeewaartse verplaatsing kustlijn van 3 tot 6 meter per jaar). In het noordelijk deel van Delfland overheerst een stabiele ligging van de kustlijn. 2. Inmiddels is het dan 1994, in de periode wordt de initieel door Rijkswaterstaat voorgestelde Basiskustlijn gehanteerd. 9

14 De berekening van de BKL heeft in Delfland geen probleem opgeleverd. Fluctuaties in de kustlijnligging van enige importantie treden in dit kustvak niet op. De grootte van de standaarddeviatie bij de berekende trend is vrijwel uniform langs de kust (circa 5-6 meter). Advies POK Er zijn geen verdere adviezen vanuit het POK-Zuid Holland over Delfland (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1993). 2.3 Landelijke herzieningen Basiskustlijn Landelijke herziening 2001 In de nota Kustbalans 1995, de tweede Kustnota, werd geconstateerd dat de ligging van de Basiskustlijn niet overal optimaal is. De toetsing aan de Basiskustlijn geeft vaak weliswaar eenduidige en uniforme informatie ten behoeve van de planning van maatregelen (doorgaans suppleties), maar de Provinciaal Overleggen Kust (POK) vragen zich af of de doelstelling van veerkracht en dynamiek daarbij voldoende ruimte krijgen. Dit vormt de aanleiding om de Provinciaal Overleggen Kust advies uit te laten brengen met betrekking tot verdere optimalisatie van de Basiskustlijn. Rijkswaterstaat heeft deze adviezen vervolgens samengevat, geanalyseerd en beoordeeld tegen de achtergrond van het kusthandhavingsbeleid. De resultaten hiervan zijn hieronder samengevat (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003): Ervaringen met suppleties hebben aangetoond dat met strand- en duinsuppleties het waterkerend vermogen van de duinen kan worden verbeterd en efficiënt kan worden gehandhaafd. Dit is vooral van belang op locaties waar het duin zich niet in landwaartse richting kan verplaatsen (a.g.v. duinvoetverdediging, achterliggende bebouwing en/of dijken). Ook de natuur heeft baat bij zandsuppleties: duinareaal neemt sneller toe en er ontstaan meer mogelijkheden om de natuur zijn gang te laten gaan. Beheerders staan meer en meer open voor natuurlijker beheer van de duinenkust (minder onderhoud, toestaan van verstuivingen en zelfs doorbreken van de zeereep). Er wordt geconstateerd dat er verschillen bestaan in de relatie ligging van de Basiskustlijn en veiligheid. Bij een zeer smalle waterkering en bij bebouwing in de afslagzone 3 zal snel sprake zijn van een knelpunt met veiligheid: de Basiskustlijn heeft hier een interventiefunctie. In andere situaties zijn fluctuaties juist nodig voor het behoud van waarden en functies en zijn ze ook toelaatbaar: de Basiskustlijn heeft hier een signaleringsfunctie. Afweging Rijkswaterstaat De adviezen van de POK s van de verschillende provincies leveren een divers beeld. Enerzijds door morfologische verschillen, anderzijds door verschillende visies op de functie van de Basiskustlijn (interventie versus signalering). Daarnaast speelt mee dat het advies het resultaat is van het samenspel van verschillende actoren met uiteenlopende belangen. De POK s hechten grote waarden aan het regionale maatwerk. Om de volgende redenen is er momenteel nog geen aanleiding om te streven naar een landelijke uniformiteit: - Positief beeld uit de evaluatie van 10 jaar dynamisch handhaven - Eenduidigheid van de reken technische bepaling van de Basiskustlijn - Geen significante verandering van suppletiebehoefte bij doorvoering van alle voorgestelde aanpassingen van de Basiskustlijn 3 Definitie afslagzone toevoegen 10 Beheerbibliotheek Delfland

15 Rijkswaterstaat stemt in met het voorstel van de POK s om niet te streven naar landelijke uniformiteit en weegt de voorstellen van het POK af. In het licht van toekomstige ontwikkelingen (zwakke schakels, kustplaatsen) zal tevens worden bezien of ten behoeve van de transparantie van beleid en uitvoering moet worden gestreefd naar een harmonisatie van het kusthandhavingsbeleid of dat de huidige regionale verschillen het logisch gevolg zijn van de geografische en morfologische verschillen Landelijke herziening 2012 In 2012 is de BKL opnieuw herzien. Voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu waren er in 2009 twee concrete aanleidingen voor het herzien van de Basiskustlijn: 1. Benodigde aanpassing vanwege het onderhoud van de zandige zeewaartse versterkingen: Op een aantal plaatsen is de kust zeewaarts versterkt. Zonder aanpassing van de Basiskustlijn zouden deze versterkingen niet worden onderhouden en eroderen. 2. Benodigde aanpassing vanwege een te ver zeewaarts vastgestelde Basiskustlijn: Op een aantal plaatsen is de Basiskustlijn vastgelegd op een zeewaartse positie die moeilijk is te handhaven. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu hanteert voor deze locaties de volgende beschrijving: op een aantal locaties langs de kust sluit de ligging van de Basiskustlijn niet aan bij de natuurlijke, reële ligging van de kust. Rijkswaterstaat heeft Deltares gevraagd voor alle plaatsen waar overwogen wordt om de Basiskustlijn aan te passen een factsheet op te stellen met relevante feiten & cijfers over de waargenomen en te verwachten kustontwikkeling. Die informatie is door Rijkswaterstaat gebruikt om een advies op te stellen voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot het herzien van de Basiskustlijn. 2.4 Herzieningen en regionale afspraken voor Delfland Herziening en afspraken 2001 Voorstel POK Er zijn geen voorstellen tot herziening van de BKL van Delfland in 2001 (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003) Herzieningen en afspraken 2012 In 2009 is het zuidelijke deel (van raai tot raai ) van de kustversterking Delfland opgeleverd. Dit deel van de versterking bestaat voornamelijk uit de duincompensatie ten behoeve van de aanleg van de Tweede Maasvlakte. In dit gedeelte is een duinvallei met strandverbreding en onderwatersuppletie aangelegd. Om de duincompensatie en de versterking te handhaven is de BKL zeewaarts verplaatst en is extra onderhoud nodig. Het deel ten noorden van raai tot aan Scheveningen was nog in uitvoering t/m Tevens is in dit gebied een zandmotor aangelegd. De BKL hoeft hiervoor niet te worden aangepast (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012). Bij raai (tussen de Scheveningse haven en Kijkduin) is de BKL altijd overschreden maar wordt nooit gesuppleerd omdat er geen sprake is van sterke structurele erosie. In deze fase wordt de BKL niet herzien, omdat dit stuk kust onderdeel is van de versterking Delflandse kust. De versterking Delflandse Kust is in 2011 afgerond en zal in de 2 e tranche worden herzien (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012). 11

16 3 Beschrijving van het grootschalig morfologisch systeem 3.1 Paleografische ontwikkeling Aan het eind van de laatste ijstijd, ongeveer jaar geleden, was het huidige Zuid- Holland een toendra-achtige vlakte in een grote rivierdelta. Langs de rivieren werden zanden op de oever geworpen die rivierduinen (donken) vormden. In de daarop volgende warmere periode, het Holoceen, steeg de zeespiegel en veranderden de rivieren van karakter. De oorspronkelijk moerassige en brede riviervlakte van Maas en Rijn veranderde langzaam in een riviersysteem met vlechtende en soms meanderende geulen, met stroomgordels die vaak van plaats wisselden. Langs de rivieren ontstonden oeverwallen. Tussen de rivieren in ontstond een natte laagvlakte, met langs de rivieren afgezette pakketten klei; verderaf van de rivier groeide veen. Door de vernatting verdronken de veenmoerassen en werden meren gevormd. Langs de randen van de meren ging de veenvorming echter door. De hoogteligging van de vlakte groeide mee met de zeespiegelrijzing. Nadat de snelheid van de zeespiegelstijging verder afnam, ontstonden inbraken in het huidige zuidwest-nederland onder invloed van stormen, waardoor grote gebieden die eerder uit veen bestonden, werden leeggeruimd. Het gebied veranderde in een waddengebied met getijgeulen. Het eerste strandwallensysteem in Zuid-Holland ontstond ongeveer 5500 jaar geleden voor de toenmalige kustlijn. De resten daarvan zijn behouden in de vorm van de zogenaamde Oude Duinen waarop nu een stadswijk als Ypenburg en dorpen als Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Voorschoten liggen. Toen later de snelheid van zeespiegelstijging afnam, werden strandwallen ten westen van de al bestaande afgezet. Na een periode van kustuitbouw ontstonden in de vroege middeleeuwen de zgn. Jonge Duinen onder invloed van het sterker wordende zandtekort langs de kust wat tevens gepaard ging met forse kusterosie. Het duinvormingsproces ging door tot in de twaalfde eeuw en lokaal een paar eeuwen later. Daarna trad een stabielere fase in de kustvorming in en raakte het duin meer begroeid. (Bron: Vos en de Vries, 2013). Figuur 3.1 laat de paleogeografische ontwikkeling van Nederland zien, aan de hand van kaarten uit Vos en De Vries (2013). Figuur 3.3 laat dit voor de laatste twee perioden zien, maar dan uitvergroot op de Hollandse kust. In reuzenstappen wordt de landschapsvorming doorlopen. Voor de Delflandse kust is de laatste stap van groot belang: ten zuiden van Delfland en ook in Delfland zelf vinden de grote inbraken in het veenlandschap plaats (in Delfland tot in het gebied van Zoetermeer), en de kust wijkt terug, hoewel dat op deze schaal lastig te zien is. Een beschrijving van de historische ontwikkeling van de Westlandse kust en van de kustverdediging sinds 1200 is opgenomen in Par Beheerbibliotheek Delfland

17 Figuur 3.1 Paleogeografische kaarten van Nederland (Vos and De Vries, 2013). 13

18 2750 v. Chr na Chr. Figuur 3.2 legenda zie Figuur 3.1. Paleogeografische kaarten van de Hollandse kust. Gebaseerd op (Vos and De Vries, 2013). Voor de 3.2 Algemene gebiedsbeschrijving Delfland (kustvak 9) is het zuidelijke deelgebied van het Hollandse kustsysteem (zie Figuur 3.3). De zuidelijke begrenzing van dit kustvak wordt gevormd door de Noorderdam bij Hoek van Holland. In het noorden grenst Delfland, ter hoogte van Scheveningen-noord, aan Rijnland. 14 Beheerbibliotheek Delfland

19 Figuur 3.3 Nederlandse kust, regio s en kustvakken. Gebaseerd op Roelse (2002). Het kustvak Delfland ligt als geheel in de provincie Zuid-Holland. De Jarkus-raainummers nemen toe van nummer 9740 in het noorden tot nummer in het zuiden over een afstand van 21,1 km. Figuur 3.4 geeft de ligging van de belangrijkste locaties en bijbehorende raainummers weer. Ook worden de deelgebieden weergegeven, waarvoor in Hoofdstuk 4 de detailontwikkeling van de vooroever wordt beschreven. 15

20 Figuur 3.4 Belangrijkste locaties langs de kust van Delfland en deelgebieden. De weergegeven bodem is gebaseerd op de vaklodingen van De detailontwikkeling van de vooroever wordt in Par. 4.3 beschreven voor elk van de deelgebieden. 16 Beheerbibliotheek Delfland

21 3.3 Grootschalige morfologie 4 Het getij langs de Hollandse kust is dubbeldaags met een getijslag variërend tussen 1,3 m tijdens doodtij en 1,8 m tijdens springtij en afnemend van Hoek van Holland naar Den Helder. De maximale stroomsnelheid tijdens vloed naar het noorden is ongeveer 0,8 m/s en tijdens eb naar het zuiden 0,7 m/s wat resulteert in een residuele noordwaarts gerichte stroming ter grootte van 0,1 m/s (Van Rijn, 1995). Golven naderen de kust uit zuidwestelijke tot noordnoordwestelijke richting. Het golfklimaat is tamelijk homogeen langs de kust met een maandgemiddelde golfhoogte van 1 m tijdens de zomer en 1,8 m tijdens de winter (Wijnberg, 2002). De Hollandse kustlijn tussen Den Helder en Hoek van Holland is concaaf van vorm waarbij de hoek ten opzichte van het noorden afneemt van ongeveer 40 graden ten zuiden van Scheveningen tot vrijwel 0 graden bij Den Helder. De gemiddelde helling van de vooroever tussen Den Helder en Hoek van Holland, zoals afgeleid voor een bodemdiepte tussen gemiddeld laagwater en 15 tot 20 m beneden NAP, varieert globaal tussen 1:140 en 1:450 (Wijnberg, 2002). Langs het kustvak Rijnland heeft de helling ten zuiden van Zandvoort een maximale waarde en deze vlakt af in de richting van IJmuiden naar het noorden en Scheveningen naar het zuiden. Deze observatie is gebaseerd op data van vóór 1990 en door het uitvoeren van suppleties tijdens de periode hierna kan de situatie zijn veranderd. De kust bestaat uit zandstranden met korrelgroottes van het sediment variërend tussen 150 en 500 m (Eisma, 1968) en mediane korreldiameters tussen 170 en 250 m (TAW, 1984). De waarden zijn inmiddels gedateerd en kunnen eveneens enigszins zijn veranderd als gevolg van uitgevoerde suppleties. Het netto zandtransport langs de Hollandse kust is het resultaat van een groot vloed- en een groot ebtransport. De grootte en richting van het netto transport is daarom moeilijk nauwkeurig vast te stellen. Van Rijn (1995) vat de resultaten van studies van verschillende auteurs samen en komt op een netto noordwaarts gericht transport van enkele honderdduizenden m 3 /jaar (bulkvolume, incl. poriën) langs de kust tussen Hoek van Holland en IJmuiden voor diepten tussen NAP-8 m en NAP+3 m. Het netto transport reduceert tot vrijwel nul bij de havendammen van IJmuiden. Van Rijn (1995) analyseerde Jarkus-data voor de periode voor de gehele Hollandse kust. Zijn resultaten voor de dieptezones NAP + 3 tot - 8 m en NAP - 8 tot - 12 m kunnen als volgt worden samengevat, zie ook Figuur 3.5: Tussen NAP + 3 m / - 8 m heeft netto sedimentatie plaatsgevonden direct naast de havendammen van IJmuiden. Deze netto sedimentatie is het gevolg van het blokkeren van het kustlangse transport en is na de verlenging van de havendammen tussen 1962 en 1967 groot in vergelijking met de langjarige trend ( ). Dit is vergelijkbaar met de waargenomen netto sedimentatie direct ten noorden van de Noorderdam bij Hoek van Holland. De erosie op een wat grotere afstand van IJmuiden, bij Wijk aan Zee en Bloemendaal, kan worden toegeschreven aan de verlenging van de havendammen (convergentie van de getijstroming). Het merendeel van de erosie in deze dieptezone heeft plaatsgevonden in de brandingszone (NAP -1 / -8 m) terwijl netto sedimentatie vooral is opgetreden op het strand en in de duinen. 4 Deze paragraaf is identiek aan Par. 3.3 in de Beheerbibliotheek Rijnland. 17

22 Tussen NAP - 8 m / - 12 m is netto sedimentatie direct naast de havendammen van IJmuiden opgetreden door afzetting van sediment, dat is geërodeerd opwaarts van de havendammen door convergentie van de getijstroming, en door diffusieve processen in de circulatiezone. In alle overige secties langs de Hollandse kust is voor deze dieptezone sprake van netto erosie. Vóór 1992 was er langs de kust van Delfland in de ondiepe vooroever en op het strand (tussen NAP-8 m en NAP+3 m) sprake van een netto toename van het zandvolume, vooral direct noordelijk van de havendam bij Hoek van Holland. Tenminste voor een deel kan dit worden toegeschreven aan de uitgevoerde suppleties. Alleen voor een traject van 4 km tussen Kijkduin en s-gravenzande trad in deze zone een gering zandverlies op. Daarentegen vertoonde de diepere vooroever (tussen NAP-12 m en NAP-8 m) netto erosie langs het gehele kustvak tussen Scheveningen en Hoek van Holland, zoals dat langs de gehele Hollandse kust het geval was (behalve bij IJmuiden). Een analyse van de recentere volumeveranderingen, specifiek voor de vooroever van Delfland, wordt gegeven in paragraaf Beheerbibliotheek Delfland

23 Figuur 3.5 Jaargemiddelde zandvolumeveranderingen (incl. suppleties) volgens de JARKUS-metingen voor de dieptezones NAP+3/-8 m (links) en NAP-8/-12 m gedurende de periode (Van Rijn, 1995). 19

24 4 Kustlijnhandhaving en ontwikkeling vooroever Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkelingen van de vooroever, in relatie tot het uitgevoerde beheer. Jaarlijks wordt aan de hand van posities van de MKL en de TKL getoetst hoe de kustlijn erbij ligt ten opzichte van de BKL. De resultaten van deze toetsing worden vastgelegd in de kustlijnkaartenboeken ( In paragraaf 4.1 geven we aan de hand van een beknopte samenvatting van de kustlijnkaarten weer hoe de kustlijn van het gebied zich heeft ontwikkeld over de periode , en welke maatregelen er zijn genomen. Paragraaf 4.2 geeft een gedetailleerder overzicht van de ingrepen (suppleties) die langs de kust van Delfland hebben plaatsgevonden. De detailontwikkeling van de vooroever staat beschreven in paragraaf Samenvatting van de Kustlijnkaarten In onderstaand tekstkader zijn voor enkele representatieve jaren de beschrijvingen van de kustlijnkaartenboeken gegeven. De volledige informatie uit de kustlijnkaarten voor Delfland is bijgevoegd in appendix A. De kustlijnkaartenboeken (vanaf 2010) zijn op te vragen via de website van Rijkswaterstaat: Tekstkader: Teksten uit Kustlijnkaartenboeken met resultaten van de toetsing 1998: Delfland (kaarten 16 t/m 18) In 1991 en 1996 is voor de boulevard van Scheveningen gesuppleerd (raaien ). Een volgende zandaanvulling is pas nodig in de 21 e eeuw. Rond Kijkduin ( ) is sprake van een overwegend stabiele kustligging; op vele plaatsen wordt de basiskustlijn (licht) overschreden, 7 van de 19 raaien niet voldoen aan de norm. Een tegenvallende kustlijnontwikkeling was in 1997 aanleiding om tussen de raaien een strandsuppletie en tussen de raaien een onderwatersuppletie uit te voeren. Het is nog even afwachten wanneer en in hoeverre de onderwatersuppletie ook effect sorteert hoger in het kustprofiel ter plekke van de kustlijn. In vergelijking met vorig jaar is ten zuiden van Ter Heijde (raaien ) zowel de negatieve trend als de overschrijding van de niet optimaal gelegen basiskustlijn toegenomen. Voor het resterend deel van Delfland zijn de trends bijna overal positief. De basiskustlijn wordt op geen enkele raai overschreden. Nabij Hoek van Holland ( ) wordt ook in 1998, in het kader van een meerjarig contract, gesuppleerd. 2001: Delfland (kaarten 16 t/m 18) Het Scheveningse strand (raai 9750 t/m 10140) is voor het laatst in 1996 gesuppleerd. In 1999 is, bij wijze van proef, op de onderwateroever zand aangebracht. Momenteel wordt de basiskustlijn hier nergens overschreden en is de trend hier in bijna alle raaien zeewaarts. Rond Kijkduin (raai t/m 10743) is sprake van een overwegend stabiele kustligging; in één raai wordt hier de basiskustlijn iets (1 m) overschreden. Tussen de raaien en verschuift de kustlijn in landwaartse richting en wordt de basiskustlijn in bijna alle raaien overschreden. In dit kustgedeelte wordt in 2001 tussen de raaien en een strandsuppletie en tussen de raaien en een onderwatersuppletie uitgevoerd. Ten zuiden van Ter Heijde is in 1997 tussen raai en een onderwatersuppletie aangebracht. Mede hierdoor wordt momenteel de basiskustlijn vrijwel nergens meer overschreden en is de trend zeewaarts gericht. Voor het resterend deel van Delfland (raai t/m 11850) zijn de trends op één raai na positief. De basiskustlijn is slechts in één raai 20 Beheerbibliotheek Delfland

25 overschreden. Nabij Hoek van Holland (raai t/m 11850) wordt ook in 2001, in het kader van een meerjarig contract, gesuppleerd. 2008: Delfland (kustvak 9, kaarten 18 t/m 16) In 2004 is bij Scheveningen een strandsuppletie uitgevoerd. De trend is hier iets landwaarts gericht. Het zand van de aangebrachte suppletie lijkt (gedeeltelijk) terecht te komen in de raaien ten noorden en ten zuiden van de aangebrachte suppletie. In het gedeelte zuidelijk van de haven van Scheveningen tot aan Kijkduin vindt afwisselend erosie en aanzanding plaats. In het algemeen ligt de TKL zeewaarts van de BKL, slechts in twee raaien wordt de BKL overschreden. Vanaf Kijkduin tot Ter Heijde is de afgelopen zeven jaar meerdere malen zowel onder water als op het strand gesuppleerd. De TKL ligt er dan ook ruim zeewaarts van de BKL. Er is in dit kustgedeelte een negatieve trend. Maar omdat er nog een grote hoeveelheid zand in het profiel aanwezig is, is opnieuw suppleren niet aan de orde. In 2007 is tussen Ter Heijde en Hoek van Holland van raai tot raai een vooroeversuppletie uitgevoerd. In dit kustgedeelte wordt de BKL in vier raaien overschreden. Verwacht wordt dat de ingezette zeewaartse verschuiving van de MKL in een groot aantal raaien de komende tijd doorgaat. In 2007 is in het meest zuidelijk deel van Delfland bij Hoek van Holland tussen raai en raai een strandsuppletie aangebracht. Dit gedeelte van de kust is dit jaar dan ook niet getoetst. 2012: Delfland (kustvak 9, kaarten 18 t/m 16) Over het gehele kustvak is er geen overschrijding van de BKL. Eind 2008 is in dit kustvak begonnen met de versterking van de zwakke schakel Delflandse Kust. Deze is afgerond in De duincompensatie voor de Tweede Maasvlakte (raai t/m 11700) is in 2009 afgerond. Tevens is in 2011 de Zandmotor aangelegd tussen raai en raai De Zandmotor en delen van versterking van de Delflandse kust zijn uitgevoerd na de Jarkusmeting 2011 en daarom nog niet opgenomen in dit boek. Ten behoeve van de versterking Scheveningen (9900 t/m 10150) is in 2009 en 2010 de eerste fase van de strandsuppletie in Scheveningen uitgevoerd. De tweede fase is in de winter van uitgevoerd. Afhankelijk van een zeewaartse herziening van de BKL als gevolg van de zeewaartse versterking worden in de komende jaren wel overschrijdingen verwacht ter hoogte van de raai t/m en bij de duincompensatie voor de raaien t/m : Delfland (kustvak 9, kaarten 18 t/m 16) De versterking van de zwakke schakel Delflandse Kust is afgerond in De duincompensatie voor de Tweede Maasvlakte (raaien t/m 11700) is in 2009 afgerond. In 2011 is de Zandmotor aangelegd tussen raai en raai Ten behoeve van de versterking Scheveningen (raaien 9900 t/m 10150) is in 2009 en 2010 de 1 e fase van de strandsuppletie in Scheveningen uitgevoerd. De 2 e fase is in de winter van 2010/2011 uitgevoerd. In 2015 is een strandsuppletie bij Scheveningen uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de versterking. Over het gehele kustvak is er geen overschrijding van de BKL. Bij de huidige trend zal er geen BKL overschrijding zijn in de periode tot Suppletieoverzicht In kustvak 9 (Delfland) treedt in het algemeen erosie op waardoor onderhoud in de vorm van suppleties noodzakelijk is. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de sinds 1953 uitgevoerde suppleties langs de Noordzeekust van Delfland (bron: Suppletiedatabase d.d. januari 2016). Alle waarden hebben betrekking op in-situ volumes. De raainummers zijn weergegeven in Figuur

26 Figuur 4.1 Jarkus-raainummers langs de Noordzeekust van Delfland. Noordelijke begrenzing: 9700; zuidelijke begrenzing Tabel 4.1 Uitgevoerde suppleties Delfland. Periode 1953 t/m 2015 (bron: Suppletiedatabase versie januari 2016). Jaar begin De volumes zijn gegeven als in-situ kuubs. De twee megasuppleties zijn oranje weergegeven. De drie daarop volgende grootste suppleties qua volume zijn groen weergegeven. Nummers van een aantal Jarkusraaien worden getoond in Figuur 4.1. Maand begin Jaar eind Maand eind Raai begin Raai eind Lengte [m] Volume [m 3 ] Vol./m [m 2 ] strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie Soort banket strandsuppletie landw. duinverzwaring strandsuppletie strandsuppletie 22 Beheerbibliotheek Delfland

27 strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie onderwatersuppletie strandsuppletie onderwatersuppletie strandsuppletie vooroeversuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie strandsuppletie vooroeversuppletie strandsuppletie vooroeversuppletie strand-duinsuppletie strand-duinsuppletie strand-duinsuppletie strand-duinsuppletie strandsuppletie strand-duinsuppletie strandsuppletie strandsuppletie vooroeversuppletie vooroeversuppletie vooroeversuppletie strandsuppletie 23

28 Langs het gehele kustvak is gedurende de periode 1953 t/m 2015 in totaal 86,8 miljoen m 3 zand gesuppleerd. Ongeveer 40% komt voor rekening van twee megasuppleties: in 1971 de strandsuppletie ten noorden van de Noorderdam bij Hoek van Holland met zand afkomstig van de havens van de Maasvlakte wat resulteerde in de Van Dixhoorndriehoek (18,9 miljoen m 3 ) en in 2011 de strandsuppletie in de vorm van de aanleg van de Zandmotor (17 miljoen in situ kuubs). De Van Dixhoorndriehoek is in 1976 en 1977 van extra zand voorzien (2,4 miljoen m 3 ) en tussen 1988 en 2005 bijna jaarlijks met 0,2 miljoen m 3 /jaar onderhouden. Verder is in 2008 en 2009 ter hoogte van s-gravenzande zand gesuppleerd als duincompensatie voor de aanleg van Maasvlakte 2 resulterend in Spanjaards Duin (raaien ). In de tweede helft van 2008 is ook begonnen met de versterking van de Delflandse Kust als onderdeel van het Hoogwaterbeschermings-programma (Zwakke Schakels). Deze werken hebben geduurd tot eind De versterking van de kust bij Scheveningen, als tweede Zwakke Schakel in het kustvak Delfland, heeft plaatsgevonden in 2009/2010 en 2010/2011 (alleen de wintermaanden). Het totaal gesuppleerde sedimentvolume voor de Zwakke Schakels, incl. de duincompensatie, is 20,3 miljoen m 3, waarvan 2,3 miljoen m 3 bij Scheveningen. Figuur 4.2 toont het cumulatieve suppletievolume sinds Gemiddeld is bijna 1,4 miljoen m 3 /jaar gesuppleerd; zonder de beide megasuppleties is dit 0,8 miljoen m 3 /jaar. Figuur 4.2 Cumulatief suppletievolume Noordzeekust Delfland van 1953 t/m Als de suppletie langer dan één jaar heeft geduurd is het volume toegerekend aan het laatste jaar. Figuur 4.2 laat zien dat tijdens de periode tussen beide megasuppleties (1972 t/m 2010) het jaarlijkse suppletievolume geleidelijk is toegenomen. Dit is weergegeven in Figuur 4.3 als gemiddeld jaarlijks suppletievolume voor opeenvolgende tijdvakken, zowel inclusief als exclusief beide megasuppleties. In het geval met megasuppleties is gedurende de periode 1956 t/m ,1 miljoen m 3 gesuppleerd (gemiddeld 0,7 miljoen m 3 /jaar). Tussen 1991 en 2015 is het totale suppletievolume 60,6 miljoen m 3 (gemiddeld 2,4 miljoen m 3 /jaar). Het jaarlijks-gemiddelde suppletievolume is tussen 1991 en 2015 (25 jaar) dus ruim 3 keer groter 24 Beheerbibliotheek Delfland

29 geweest dan tijdens de voorafgaande periode van 35 jaar. Als de megasuppleties van 1971 en buiten beschouwing worden gelaten, bedragen de suppletievolumes voor de perioden 1956 t/m 1990 en 1991 t/m 2015 respectievelijk 7,2 miljoen m 3 (gemiddeld 0,2 miljoen m 3 /jaar) en 43,6 miljoen m 3 (gemiddeld 1,7 miljoen m 3 /jaar). vóór 1991 vanaf 1991 Figuur 4.3 Gemiddeld jaarlijks suppletievolume tijdens opeenvolgende tijdvakken van 5 jaar. Voor de tijdvakken 1971 t/m 1975 en 2011 t/m 2015 wordt het suppletievolume ook weergegeven als de megasuppleties voor resp. de Van Dixhoorndriehoek (1971) en de Zandmotor (2011) buiten beschouwing worden gelaten. Het merendeel van de suppleties, 65% van het totale volume, is uitgevoerd als strandsuppletie, zie Tabel 4.2. De beide megasuppleties zijn eveneens uitgevoerd als strandsuppletie. Als deze megasuppleties buiten beschouwing worden gelaten maken de strandsuppleties 40% van het totaal uit, iets meer dan de strand-duinsuppleties (35%). Deze laatste zijn uitgevoerd tussen 2008 en 2011 zuidelijk van de haven van Scheveningen tot s-gravenzande. 5 Voor de Zandmotor is dit het volume voor de aanleg (17 miljoen m 3 ). 25

30 Tabel 4.2 Soort Soort suppletie en volume gedurende de periode 1953 t/m In de twee rechterkolommen zijn de megasuppleties buiten beschouwing gelaten. Volume [10 6 m 3 ] Relatief [%] Volume Relatief [10 6 m 3 ] [%] Zonder megasuppleties strandsuppletie 56, ,6 40 strand-duinsuppletie 18, ,0 35 vooroeversuppletie 8,6 10 8,6 17 onderwatersuppletie 2,3 3 2,3 5 landwaartse 1,3 1 1,3 3 duinverzwaring banket 0,1 0 0,1 0 De verdeling van het suppletievolume per strekkende meter langs de kust is voor opeenvolgende tijdvakken weergegeven in Figuur 4.4. I II III IV V Figuur 4.4 Totaal suppletievolume per strekkende meter langs de kust voor de periode 1953 t/m De opeenvolgende tijdvakken zijn gestapeld weergegeven. De megasuppleties van 1971 (ten noorden van de Noorderdam) en 2011 (Zandmotor bij Kijkduin-Ter Heijde) zijn in bovenstaande figuur goed herkenbaar; zij zijn dominant ten opzichte van de overige suppleties. Figuur 4.5 toont de verdeling van het suppletievolume langs de kust als de megasuppleties buiten beschouwing worden gelaten. Uit deze figuur komt naar voren dat tijdens de tijdvakken 2001 t/m 2005 en 2006 t/m 2010 veel is gesuppleerd. Gedurende de eerste periode was dit vooral tussen Kijkduin en Ter Heijde in de vorm van vooroever- en strandsuppleties. Gedurende de tweede periode zijn strand-, strandduin- en vooroeversuppleties uitgevoerd, deels als duincompensatie voor de ingebruikname van Maasvlakte 2 en deels voor de versterking van de kust als onderdeel van het 26 Beheerbibliotheek Delfland

31 Hoogwaterbeschermingsprogramma (Zwakke Schakels). Tussen Scheveningen-haven en Kijkduin is relatief weinig gesuppleerd, namelijk alleen tussen 2011 en 2015 in de vorm van een strand-duin suppletie. I II III IV V Figuur 4.5 Totaal suppletievolume per strekkende meter langs de kust voor de periode 1953 t/m De opeenvolgende tijdvakken zijn gestapeld weergegeven. De megasuppleties van 1971 en 2011 zijn niet in deze figuur opgenomen. De schaal van de verticale as verschilt van die in Figuur Detailontwikkeling vooroever In deze paragraaf wordt de ontwikkeling van de vooroever sinds het midden van de 60-er jaren van de vorige eeuw beschreven. De Noordzeekust van Delfland loopt over een lengte van 21 km van Scheveningen-noord tot Hoek van Holland. De kust bestaat uit een strand-duin systeem alleen onderbroken door de haven van Scheveningen en de Scheveningse boulevard. Jarkus-profielen zijn jaarlijks gemeten gedurende de perioden 1965/ (70 stuks), (2 stuks) en (49 stuks). Voor een aantal andere profielen gelden afwijkende tijdsperioden. In de volgende sub paragrafen wordt op basis van de JARKUS-raaien de ontwikkeling van de kust beschreven voor vijf opvolgende deelgebieden. Van noord naar zuid zijn dit: Deelgebied I: Scheveningen-noord tot Scheveningen; Deelgebied II: Scheveningen tot Scheveningen-haven; Deelgebied III: Scheveningen-haven tot Kijkduin; Deelgebied IV: Kijkduin tot s-gravenzande; Deelgebied V: s-gravenzande tot Hoek van Holland. Deze onderverdeling volgt vrijwel de indeling zoals gebruikt door (Giardino and Santinelli, 2013). Binnen een deelgebied is er sprake van eenzelfde type suppletie of combinatie van suppletievormen en eenzelfde kustontwikkeling (aangroeiend, eroderend of alternerend), zie Tabel 4.3 en Figuur

32 Tabel 4.3 Definitie van de vijf trajecten van Noord naar Zuid langs de Noordzeekust van Delfland, zie Figuur 4.6. I II III IV Deelgebied Raai Lengte [m] Schev.-noord Scheveningen Scheveningen Schev.-haven Schev.-haven Kijkduin Kiijduin s-gravenzande Suppletievorm Type kust Autonome trend vóór vooral strand onbeschermd eroderend 2930 vooral strand strandhoofden 1, strandmuur en havendammen eroderend 4300 strand-duin strandhoofden 1 variërend 7890 strand, strand-duin en vooroever strandhoofden 1 variërend V s-gravenzande Hoek van Holland vooral strand en ook strand-duin en vooroever strandhoofden 1 en havendammen aangroeiend 1 De strandhoofden zijn door de kustversterking in en de aanleg van de Zandmotor bedekt met zand. Sinds 2013 verschijnen de strandhoofden ten noorden van de Zandmotor weer. Figuur 4.6 Overzicht van de indeling van Delfland in deelgebieden met Jarkus-raainummers. Paragraaf beschrijft de ontwikkeling van de kust, in het bijzonder het al dan niet aanwezig zijn van brekerbanken, op basis van vergridde Jarkus-bodems (horizontale resolutie). In paragraaf t/m wordt de ontwikkeling van de Delflandse kust voor de deelgebieden I t/m V beschreven op basis van de MKL-posities sinds 1965 en in het bijzonder voor de recente jaren met het vigerende suppletiebeleid (dynamische handhaving van de kust). De paragrafen geven de ontwikkeling per deelgebied in detail aan de hand van dwarsprofielen in de Jarkus-raaien (verticale resolutie). De volumeveranderingen van drie 28 Beheerbibliotheek Delfland

33 zones, duinen, actieve zone en diepe zone voor de periode na de laatste suppleties, worden vermeld in paragraaf De resultaten worden samengevat in paragraaf Bankgedrag Langs de gehele Hollandse kust is een systeem van banken en troggen aanwezig, dat meestal bestaat uit een swash bar nabij de waterlijn en brekerbanken ( brandingsruggen ) verder uit de kust. Bij Den Helder en Hoek van Holland is sprake van één brekerbank terwijl dit elders langs de Hollandse kust twee of meer kunnen zijn (Van Rijn, 1995). De brekerbanken ontstaan in het ondiepe deel van de brandingszone, nabij het strand. Vervolgens migreren zij zeewaarts en verkrijgen hun maximale afmetingen in het middendeel van de brandingszone. Ten slotte dempen zij aan de zeewaartse rand van de brandingszone weer uit 6. De periodiciteit van deze beweging bedroeg in het verleden, vóór het vigerende kustonderhoud met suppleties, circa 15 jaar voor de kust tussen Petten en IJmuiden en slechts ongeveer 4 jaren tussen IJmuiden en Scheveningen. Langs de kust van Delfland zijn brekerbanken minder duidelijk aanwezig (Wijnberg, 2002). De bodemontwikkeling gedurende de periode 1970 tot en met 2015 is weergegeven in Figuur 4.7. Het betreft het traject van de kust voor de deelgebieden I t/m III (Scheveningen-noord tot Kijkduin, raaien ). Langs dit traject is in vrijwel alle jaren slechts 1 brekerbank aanwezig en in sommige jaren ontbreken zij zelfs. Zuidelijk van de haven van Scheveningen is dit duidelijker waarneembaar dan in het gebied noordelijk van de haven. Alleen in 2010, ten tijde van de suppleties voor de kustbescherming, is nagenoeg geen brekerbank aanwezig. Vóór en na 1990, in 2005 en 2015, is het bankenpatroon ten zuiden van de haven vergelijkbaar. 6 De brandingszone is hier gedefinieerd als het gebied langs de kust met een diepte tussen NAP-1 m en NAP-8 m. 29

34 Figuur 4.7 Ontwikkeling van de vooroever in deelgebied I t/m III (raai ) voor de periode op basis van Jarkus grids. De bodemontwikkeling gedurende de periode 1970 tot en met 2015 voor deelgebied IV (Kijkduin tot s-gravenzande, raaien ) is weergegeven in Figuur 4.8. Tussen 1970 en 1985 is alleen in het meest noordelijke deel een brekerbank aanwezig. In 1990 is in dit deelgebied langs een groot deel van de kust wel een brekerbank aanwezig. Tussen raaien en is in 1986 een strandsuppletie uitgevoerd maar of dit heeft geleid tot het ontstaan van de brekerbank is niet duidelijk. Ook na 1990 wordt frequent een brekerbank waargenomen. Strandsuppleties zijn uitgevoerd in 1993 (raaien ), 1995 (raaien 30 Beheerbibliotheek Delfland

35 ), 1997 (raaien ), 2001 (raaien ), 2003 en 2004 (raaien ) en 2009 (raaien ). Daarnaast is een onderwatersuppletie uitgevoerd in 1997 (raaien ) en vooroeversuppleties in 2001 (raaien ) en 2005 (raaien ). Na de aanleg van de Zandmotor met de bijbehorende vooroeversuppleties is vanaf 2011 een onregelmatig bankenpatroon aan weerszijden van de Zandmotor aanwezig, de eerste jaren vooral noordelijk van de Zandmotor en later vooral zuidelijk hiervan (Shore Monitoring en Research, 2016) Figuur 4.8 Ontwikkeling van de vooroever in deelgebied IV (raai ) voor de periode op basis van Jarkus grids. De bodemontwikkeling gedurende de periode 1970 tot 2015 voor deelgebied V ( s-gravenzande tot Hoek van Holland, raaien ) is weergegeven in Figuur 4.9. Alleen in 1990, 2000 en 2015 is een brekerbank duidelijk waarneembaar. Tussen 1985 en 31

36 1990 is er alleen vlakbij Hoek van Holland gesuppleerd, zodat de brekerbank in 1990 niet het gevolg kan zijn geweest van een suppletie. De onderwatersuppletie in 1997 (raaien ) heeft mogelijk wel de brekerbank in 2000 veroorzaakt. Dit geldt ook voor de brekerbank in 2015 en de suppleties hieraan voorafgaand (vooroeversuppletie in 2013 tussen raaien en Figuur 4.9 Ontwikkeling van de vooroever in deelgebied V (raai ) voor de periode op basis van Jarkus grids Deelgebied I: Scheveningen-noord tot Scheveningen ( ) In dit relatief korte deelgebied is tussen 1975 en 1999 gesuppleerd, waarvan één keer onderwater (1999) en in de overige gevallen op het strand. De profielen in raai 9830, zoals getoond in Figuur 4.10 voor de periode 2004 t/m 2015, zijn dus niet verstoord door plaatselijke, menselijke ingrepen maar hebben wel invloed ondervonden uit aanpalende kustvakken waar wel gesuppleerd is. De veranderingen sinds 2004 tonen een verdieping op de ondiepe vooroever (NAP-5 m) van ongeveer 1 m en een zeewaartse verplaatsing van 50 m van de buitenzijde van de zeereep (~ 5 m/jaar) op het niveau van de duinvoet (NAP+3 m). 32 Beheerbibliotheek Delfland

37 De verdieping is nog een reactie op de in 1999 uitgevoerde onderwatersuppletie. Er zijn geen veranderingen op de diepere vooroever. zeewaartse verplaatsing duinvoet Verdieping na onderwatersuppletie van 1999 brekerbank Figuur 4.10 Jarkus-profielen in raai 9830 tussen 2004 en De locatie van de raai, ten noorden van de boulevard van Scheveningen, is weergegeven in de schematische kustlijn. De Momentane Kustlijn (MKL), Te Toetsen Kustlijn (TKL) en de Basiskustlijn (BKL) in raai 9830 zijn weergegeven in Figuur Vóór 1990 is er een licht erosieve trend (duidelijker in de naastgelegen raaien). De strandsuppleties van 1991 en 1996 leiden tot een zeewaartse verplaatsing van de MKL gevolgd door een terugschrijding van de kustlijn. Dit is overigens niet in alle raaien in dit deelgebied zo herkenbaar. Na de strandsuppletie van 1996 en de onderwatersuppletie van 1999 bouwt de kust in dit deelgebied systematisch uit met een verplaatsing van de MKL over een afstand van 50 tot 80 m zonder dat er ter plaatse gesuppleerd wordt. Mogelijk is deze ontwikkeling het gevolg van de suppleties in deelgebied II. 33

38 Figuur 4.11 Ontwikkeling van MKL en TKL in raai 9830, deelgebied I. In Figuur 4.12 zijn de gestapelde dwarsprofielen in raai 9830 weergegeven. Vóór 1990, in de periode dat ter plaatse van deze raai niet is gesuppleerd, is een brekerbank aanwezig op de ondiepe vooroever. Op het moment dat deze in 1990 zeewaarts migreert en rond 1995 verdwijnt, lijkt een nieuwe bank bij de kust te ontstaan. Als deze op zijn beurt in 2012 uitdempt, lijkt zeewaarts weer een nieuwe bank te ontstaan die landwaarts migreert, zie ook de Jarkus-profielen in Figuur De vooroeversuppletie van 1999 verplaatst in de daaropvolgende jaren met een snelheid van 25 m/jaar kustwaarts. In die periode, tot 2015, is het bankenpatroon onregelmatiger geworden. 34 Beheerbibliotheek Delfland

39 : effect vooroeversuppletie 1999 Figuur 4.12 Gestapelde dwarsprofielen in raai 9830 tussen 1970 en De duinvoet (NAP+3 m) is weergegeven met O Deelgebied II: Scheveningen tot Scheveningen-haven ( ) De suppleties hebben vaak plaatsgevonden over de gehele lengte van dit deelgebied, bijna tot de noordelijke havendam. In 1999 is een onderwatersuppletie uitgevoerd; bij alle andere suppleties is er gesuppleerd op het strand. De suppleties in 2009/2010 en 2010/2011 als onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (Zwakke Schakel Scheveningen) zijn uitgevoerd in de winter (oktober-maart). In dit deelgebied is in januari-februari 2015 nog een strandsuppletie uitgevoerd 7. Figuur 4.13 laat de kustversterking ter hoogte van de vuurtoren zien (raai 10097), waar de dijk is geïntegreerd met de boulevard. De nieuwe boulevard is in april 2013 opgeleverd. 7 Deze strandsuppletie is nog niet in de figuren voor de MKL-, TKL- en BKL-posities verwerkt. 35

40 Figuur 4.13 Kustversterking Zwakke Schakel Scheveningen. Dijk-in-boulevard. Bron: Rijkswaterstaat / Harry van Reeken. De profielen in raai 10025, zie Figuur 4.14, laten de effecten van de strandsuppleties en het verdwijnen van de brekerbank zien tussen 2004 en In deze periode is op het strand gesuppleerd: eind 2004, in de wintermaanden van 2009/2010 en 2010/2011 en in Na de 2004 suppletie treedt erosie op, tot de in 2009/2010 en 2010/2011 uitgevoerde suppleties weer resulteren in een uitbouw van de kust. Hierna treedt opnieuw erosie op, welke vervolgens wordt gemitigeerd door de suppletie in De andere raaien in dit deelgebied laten eenzelfde beeld zien; de opvolgende suppleties 2009/2010 en 2010/2011 zijn in 2012 niet of nauwelijks meer in de profielen herkenbaar. De persistente erosie noodzaakt dus tot regelmatig suppleren van zand om de kust te onderhouden. De in 1999 uitgevoerde onderwatersuppletie is in 2004 nog aanwezig en wordt tijdens de opvolgende jaren herverdeeld. Dit is eveneens het geval in de overige raaien. 36 Beheerbibliotheek Delfland

41 sprongsgewijze erosie ( zaagtand ) uitbouw door suppleties Verdieping na onderwatersuppletie van 1999 Figuur 4.14 Jarkus-profielen in raai tussen 2004 en De locatie van de raai is weergegeven in de schematische kustlijn. De ontwikkeling van de kust sinds 1965, mede onder invloed van uitgevoerde suppleties, wordt voor raai weergegeven in Figuur Vóór 1990 kan worden gesproken van een stabiele kustlijn, waarbij de in 1975 uitgevoerde strandsuppletie niet van invloed is geweest op de positie van de MKL. Na 1990 zijn suppleties frequenter uitgevoerd, en gedurende de jaren na een suppletie treedt een respons op in de vorm van een terugschrijdende kustlijn ( zaagtandeffect ). Het geschetste beeld is exemplarisch voor de meeste raaien in dit deelgebied. Alleen in het meest noordelijke deel, grenzend aan deelgebied I, en nabij de havendammen is na de onderwatersuppletie van 1999 geen structurele erosie opgetreden. De suppleties die in 2009/2010 en 2010/2011 zijn uitgevoerd als onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (Zwakke Schakels) hebben in dit deelgebied geleid tot een zeewaartse verplaatsing van de MKL van m gevolgd door een landwaartse verplaatsing van 50 m (in raai 10025) of minder. 37

42 Figuur 4.15 Ontwikkeling van MKL en TKL in raai 10025, deelgebied II. De gestapelde profielen in raai 10025, zie Figuur 4.16, laten zien dat de onderwatersuppletie van 1999 eerst gedurende vier jaren landwaarts migreert over een afstand van 70 m en vervolgens enkele jaren een stabiele positie ten opzichte van de kust inneemt. In 2008 is de 1999-suppletie niet meer herkenbaar. 38 Beheerbibliotheek Delfland

43 : landwaartse migratie van onderwatersuppletie in 1999 Figuur 4.16 Gestapelde dwarsprofielen in raai tussen 1970 en De duinvoet (NAP+3 m) is weergegeven met O Deelgebied III: Scheveningen-haven tot Kijkduin ( ) In dit deelgebied is tussen 1953 en 2009 nooit gesuppleerd. In de jaren 2009 t/m 2011 zijn strand-duinsuppleties uitgevoerd (5,5 miljoen m 3 ) als onderdeel van de Zwakke Schakel Delflandse Kust. Samenhangend met de aanleg van de Zandmotor (in deelgebied IV) is in 2011 ten noorden hiervan ook 0,5 miljoen m 3 op de vooroever gesuppleerd (Shore Monitoring & Research, 2016). Deze suppletie heeft gedeeltelijk in deelgebied III plaatsgevonden (tot raai 10527). In Figuur 4.17 worden de Jarkus-dwarsprofielen per 2 jaar voor de periode getoond. De strand-duin suppletie in de jaren 2009 t/m 2011 is uitgevoerd tussen ongeveer NAP+6 m en NAP-4 m resulterend in een zeewaartse verschuiving van de kust. Op dieper water, beneden NAP-8 m, zijn de bodemveranderingen gedurende deze periode nihil. Langs de kust is in 2015 een brekerbank aanwezig met een hoogte van 1,3 m, zie de inzet in Figuur Deze bank is ook in eerdere jaren zichtbaar, waarbij de bank tussen 2005 en 2009 met een migratiesnelheid van ongeveer 20 m/jaar landwaarts beweegt. In 2015 is de bank weer 150 m zeewaarts opgeschoven ten opzichte van de positie in 2009, mogelijk als gevolg van de uitgevoerde suppletie in 2011; tussen 2013 en 2015 is de verplaatsingssnelheid 40 m/jaar. 39

44 Figuur 4.17 Jarkus-profielen in raai (halverwege Scheveningen-haven en Kijkduin) tussen 2005 en 2015 per 2 jaar. De inzet geeft een detail van de ondiepe vooroever en het strand tussen NAP-8 m en NAP+2 m met een brekerbank. Het gedrag van de brekerbank in deze raai wordt ook weergegeven met de gestapelde dwarsprofielen in Figuur In 1999 ontstaat een bank die eerst zeewaarts migreert en vervolgens weer landwaarts. Vanaf de aanvang van de strand-duin suppletie in januari 2010 ter hoogte van deze raai beweegt de bank weer zeewaarts (het Jarkus-profiel is gemeten op 10 maart 2010). Tegelijk lijkt zich een bank te vormen die landwaarts verplaatst, maar de lokale verondieping kan ook het directe effect zijn van de suppletie in de vorm van het aanbrengen van zand. Voorafgaand aan 1999 is gedurende vele jaren, tot de jaren 70, geen bankenpatroon te herkennen. 40 Beheerbibliotheek Delfland

45 10 maart Figuur 4.18 Gestapelde dwarsprofielen in raai tussen 1970 en De duinvoet (NAP+3 m) is weergegeven met O. In januari 2010, vlak voor het op 10 maart 2010 gemeten Jarkus-profiel, is begonnen met suppleren in het kader van de kustversterking. De ontwikkeling van de Momentane Kustlijn (MKL) in raai wordt weergegeven in Figuur Vóór 1995 is de kust redelijk stabiel in deze raai. Tussen 1990 en 2000 is er eerst een geringe uitbouw van de kust en vervolgens treedt geringe erosie op waardoor de Basiskustlijn wordt overschreden (de MKL ligt landwaarts van de BKL). De suppleties in 2010 en 2011 als onderdeel van de kustversterking resulteren in een zeewaartse verplaatsing van de MKL ter grootte van 100 m. Na 2011 is weer erosie opgetreden met een MKL-verplaatsing van ongeveer 20 m. Voor de raaien zuidelijk van raai in deelgebied III ( ) geldt een gelijksoortig gedrag: een stabiele kust met afwisselend erosie en uitbouw. Noordelijk van raai 10338, tot raai 10200, is sinds 1970 sprake van een uitbouw van de kust. De suppleties in 2010 en 2011 hebben deze ontwikkeling verder versterkt. 41

46 Figuur 4.19 Ontwikkeling van MKL en TKL in raai 10338, deelgebied III. 42 Beheerbibliotheek Delfland

47 4.3.5 Deelgebied IV: Kijkduin tot s-gravenzande ( ) In dit deelgebied is tussen 2008 en 2011 gesuppleerd ten behoeve van de kustversterking (Zwakke Schakel Delflandse Kust). In 2011 is de Zandmotor aangelegd, zie Figuur 4.20, samen met twee vooroeversuppleties noordelijk en zuidelijk hiervan. Ook gedurende de voorafgaande periode 2001 t/m 2005 is bijna jaarlijks gesuppleerd (alleen in 2002 niet). De Zandmotor is in 2011 tussen Kijkduin en Ter Heijde aangelegd (raaien ) o.a. als pilot voor een innovatieve manier van lange-termijn kustbescherming en kustonderhoud 8. Na de voltooiing eind 2011 hebben zich verschillende morfologische ontwikkelingen voorgedaan. Tijdens de eerste vier jaren na de aanleg is een volumeverlies van 21% opgetreden, waarvan bijna de helft gedurende het eerste jaar (SHORE, 2016). Ongeveer 70% van dit verlies wordt teruggevonden in de aangrenzende kustvakken ten noorden en ten zuiden van de Zandmotor, zie het onderste venster van Figuur De vorm van de Zandmotor is daarmee veranderd van een symmetrische klokvorm in een driehoeksvorm (Shore, 2016), zie beide bovenste vensters in Figuur De kustlangse grootte is toegenomen van 2,4 km tot 4,6 km en de breedte in kustdwarse richting is tegelijkertijd met 260 m afgenomen. Het tempo van de versmalling neemt hierbij af. Als gekeken wordt naar het zandvolume van het gebied waar de Zandmotor is aangelegd dan is anno 2016 de verwachting dat niet eerder dan over 20 jaar de Zandmotor zal zijn opgegaan in het kustprofiel (Shore, 2016). Voor een ruimer gebied is de levensduur groter, omdat een deel van het geërodeerde zand nog in de directe omgeving aanwezig zal zijn. Figuur 4.20 De Zandmotor tussen Ter Heijde en Kijkduin kort na oplevering (26 juli 2011). Op de achtergrond het duinmeer, noordelijk daarvan de lagune en in de rode cirkel het ontstaan van een spit. Foto: Rijkswaterstaat/Joop van Houdt (Shore, 2016). 8 Nevendoelen zijn: het creëren van een recreatiegebied en natuurontwikkeling. 43

48 Figuur 4.22 laat de Jarkus-profielen in raai zien voor de periode 2004 t/m De raai bevindt zich ongeveer 400 m ten noorden van de Zandmotor en de locatie ervan is weergegeven in de schematische kustlijn in de figuur. Sinds de aanleg van de Zandmotor in 2011 is er in deze raai sprake van een geleidelijke uitbouw van de kust tussen de niveaus NAP+1 m (ongeveer gemiddeld hoogwater) en NAP-5 m. Beneden NAP-5 m is er een toename van het zandvolume als gevolg van de vooroeversuppletie die eind 2011 is uitgevoerd. Deze suppletie is sinds 2011 op zijn plaats gebleven. In het droge deel van het profiel is er een zeewaartse verplaatsing van de zeereep als gevolg van de kustversterking voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. De in dit kader uitgevoerde strandduinsuppletie is in deze raai gerealiseerd tussen juli 2009 en december Ter plaatse van de Zandmotor, in raai 10920, is sinds de voltooiing ervan aan de zeewaartse zijde tussen NAP+3 m en NAP-5 m erosie over een afstand van 170 m opgetreden, zie Figuur Het droge deel van de Zandmotor is nauwelijks veranderd evenals het natte deel beneden NAP-5m. Ook in deze raai is de zeewaartse verplaatsing van de zeereep te zien als gevolg van de versterking van de Delflandse Kust (Zwakke Schakel). Ten zuiden van de Zandmotor is de zeereep eveneens zeewaarts verplaatst (Figuur 4.24) als gevolg van de strand-duinsuppletie voor de kustversterking. Er vindt een geleidelijke uitbouw van de kust plaats, welke merkbaar is vanaf de Jarkusmeting op 20 februari 2012, d.w.z. nadat de Zandmotor is aangelegd. 44 Beheerbibliotheek Delfland

49 Figuur 4.21 Bodemligging Zandmotor in augustus 2011 (boven) en juni 2015 (midden) en bodemveranderingen sinds augustus 2011 (onder). Rood: sedimentatie, blauw: erosie. Contourlijnen in m NAP. 45

50 kustversterking door duinsuppleties in 2009 en 2010 in deze raai uitbouw van de kust door aanvoer van zand vanaf de Zandmotor vooroeversuppletie eind 2011 Figuur 4.22 Jarkus-profielen in raai tussen 2004 en 2015 per jaar. De locatie van de raai, noordelijk van de Zandmotor, is weergegeven in de schematische kustlijn. 46 Beheerbibliotheek Delfland

51 verplaatsing zeereep door duinsuppletie erosie na aanleg van de Zandmotor Figuur 4.23 Jarkus-profielen in raai tussen 2004 en 2015 per jaar. De locatie van de raai ter plaatse van de Zandmotor is weergegeven in de schematische kustlijn. 47

52 duinsuppletie uitbouw van de kust door aanvoer van zand vanaf de Zandmotor Figuur 4.24 Jarkus-profielen in raai tussen 2004 en 2015 per jaar. De locatie van de raai ten zuiden van de Zandmotor is weergegeven in de schematische kustlijn. Figuur 4.25 laat de gestapelde dwarsprofielen zien in raai (tussen Monster en s-gravenzande) in de periode In deze figuur zijn de effecten van de onderwatersuppletie in 1997 en van de vooroeversuppletie in 2011 goed zichtbaar. De suppletie van 1997 beweegt na het aanbrengen gedurende vier jaren over een afstand van 200 m in de richting van de kust (gemiddelde migratiesnelheid 50 m/jaar). Na 2011 is het aangebrachte zand herverdeeld en opgenomen in het kustprofiel. De suppletie van 2011 beweegt eveneens richting kust maar met een geringere snelheid (~ 20 m/jaar). Landwaarts van het suppletielichaam ontstaan banken en de suppletie is na 3 jaren nog zichtbaar. Opvallend is dat vóór 1997 in deze raai geen duidelijk bankenpatroon aanwezig is, zie Par Dit geldt ook voor een groot aantal meer noordelijk gelegen raaien (ongeveer tot raai 11221). Vóór het nieuwe suppletiebeleid was sprake van een zandarme kust, waardoor banken slechts beperkt aanwezig waren of zelfs ontbraken. 48 Beheerbibliotheek Delfland

53 landwaartse verplaatsing vooroeversuppletie van 2011 landwaartse verplaatsing onderwatersuppletie van 1997 en opname in profiel Figuur 4.25 Gestapelde dwarsprofielen in raai tussen 1970 (blauw) en 2015 (rood). De onderwatersuppletie van 1997 verplaatst landwaarts met een snelheid van gemiddeld 50 m/jaar en is na 4 jaar opgenomen in het kustprofiel. De vooroeversuppletie van 2011 verplaatst landwaarts met een snelheid van gemiddeld 17 m/jaar en is na 3 jaar nog zichtbaar. De duinvoet (NAP+3 m) is weergegeven met O. In het algemeen geldt voor deelgebied IV dat vóór 1990 de kustlijn, zoals gedefinieerd met de MKL, een stabiele positie had. Na de invoering van het nieuwe kustbeleid in 1990 beweegt de kustlijn vanaf 1995/2000 in alle raaien in zeewaartse richting. Vanaf Kijkduin (raai 10623) tot 1,5 km ten noordoosten van Ter Heijde (raai 11034) bereikt de kustlijn een (dynamisch) evenwicht voordat de suppleties voor de kustversterking en de aanleg van de Zandmotor worden uitgevoerd. Zuidelijk van dit traject over een lengte van 2,7 km (tot raai ter hoogte van de zuidgrens van Monster) vindt vanaf ongeveer 2005 erosie plaats volgend op de zeewaartse verplaatsing van de MKL ten gevolge van de in 2001 uitgevoerde vooroeversuppletie. Dit duurt tot eind 2008 wanneer wordt begonnen met de suppleties in het kader van de kustversterking. Verder zuidwaarts tot s-gravenzande is de MKL-positie stabiel tot eind 2008 begonnen wordt met de versterking van de Delflandse Kust. De duin-strandsuppleties voor de kustversterking hebben geleid tot een zeewaartse verplaatsing van de MKL van m in deelgebied IV. Ter hoogte van de Zandmotor is de verplaatsing door de strandsuppletie veel groter en loopt deze op tot 850 m. Als reactie op deze grootschalige suppleties treedt, buiten de invloedssfeer van de Zandmotor, na 2011 een beperkte of geen terugschrijding van de MKL op; dit is vooral ten zuiden van de Zandmotor vanaf raai (noordgrens van Monster). Direct ten noorden (raaien ) en ten zuiden van de Zandmotor (raaien ) beweegt de MKL vanaf 2011 in zeewaartse richting door aanvoer van sediment vanaf de Zandmotor. Bij de Zandmotor zelf is de verplaatsing landwaarts door erosie. 49

54 De volgende figuren illustreren de beschreven ontwikkelingen: Figuur 4.26: noordelijk van de Zandmotor (raai 10713) Vóór 1990 is er sprake van een stabiele positie van de MKL. Vanaf eind 90-er jaren van de vorige eeuw is er aangroei van de kust tenderend naar een evenwicht. De sterk zeewaartse trend van de MKL, na de aanleg van de Zandmotor in 2011, wordt veroorzaakt door transport van zand vanaf de Zandmotor naar deze raai. Figuur 4.26 Ontwikkeling van MKL en TKL in raai noordelijk van de Zandmotor in deelgebied IV. Figuur 4.27: ter plaatse van de Zandmotor (raai 10920) Evenals voor de vorige getoonde raai is vóór 1990 sprake van een stabiele positie van de MKL. Vanaf eind 90-er jaren van de vorige eeuw is er aangroei van de kust die lijkt te leiden tot een evenwicht. Hier treedt echter ná de megasuppletie voor de Zandmotor een landwaartse verplaatsing van de MKL op, nadat de MKL eerst 850 m zeewaarts is opgeschoven door de aanleg zelf (de schaal van de linker-as voor de suppleties en de rechter-as voor de MKL, TKL en BKL verschilt van die in Figuur 4.26). 50 Beheerbibliotheek Delfland

55 Figuur 4.27 Ontwikkeling van MKL en TKL in raai ter plaatse van de Zandmotor in deelgebied IV. De schaal van de linker-as voor de suppleties verschilt van die in Figuur Figuur 4.28: tussen Ter Heijde en s-gravenzande (raai 11356) Vóór 1990 is de MKL-positie redelijk stabiel. Eind 90-er jaren van de vorige eeuw treedt er aangroei van de kust op, die wordt gevolgd door een geringe erosie in het begin van deze eeuw. Door de strand-duin suppletie in 2008/2009 voor de kustversterking is er een zeewaartse MKL-verplaatsing van 100 m. Als reactie hierop beweegt na 2009 de MKL weer richting kust maar de erosieve trend lijkt geleidelijk af te zwakken. 51

56 Figuur 4.28 Ontwikkeling van MKL en TKL in raai tussen Ter Heijde en s-gravenzande in deelgebied IV. 52 Beheerbibliotheek Delfland

57 4.3.6 Deelgebied V: s-gravenzande tot Hoek van Holland ( ) De kustversterking als onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (Zwakke Schakel Delflandse kust) is in dit deelgebied uitgevoerd in de tweede helft van 2008 en in Gedurende deze periode is ook Spanjaards Duin aangelegd als duincompensatie voor de aanleg van Maasvlakte 2. Dit gebied ligt voor de kust van Delfland ter hoogte van s- Gravenzande (raai ), zie Figuur Het duingebied heeft de vorm van een langgerekte vallei met een zeereep basisduin aan de zeezijde daarvan. In 2011 is Spanjaards Duin voorlopig als Natura2000 gebied aangewezen (Arens-Artesia-Vertegaal, 2014). Verder is in deelgebied V in 1971 de Van Dixhoorndriehoek aangelegd (raai ) met aanvullende strandsuppleties in 1976 en Gedurende de periode is bijna jaarlijks op strand gesuppleerd tussen raaien en In 2013 is nog een vooroeversuppletie uitgevoerd langs het gehele deelgebied. Monster s-gravenzande Figuur 4.29 Spanjaards Duin bij s-gravenzande (raaien , zie inzet weergegeven met de blauwe symbolen) als compensatie voor het gebruik van Maasvlakte 2. Het geel gekleurde gebied is aangewezen als N2000 gebied. Figuur ontleend aan Arens Bureau voor Strand- en Duinonderzoek-Artesia Water- Vertegaal Ecologisch Advies en Onderzoek, 2014). Figuur 4.30 toont de dwarsprofielen in raai gedurende de periode 2004 t/m De aanleg in 2008/2009 van Spanjaards Duin is herkenbaar door de tweede zeereep. Langs de kust is een brekerbank aanwezig. Zeewaarts hiervan is in 2013 een vooroeversuppletie aangebracht. Deze is tussen 2014 en 2015 met een snelheid van 50 m/jaar in landwaartse richting gemigreerd. 53

58 Spanjaards Duin brekerbank migratie vooroeversuppletie Figuur 4.30 Jarkus-profielen in raai tussen 2004 en 2015 per jaar. De locatie van de raai ter hoogte van Spanjaards Duin is weergegeven in de schematische kustlijn. Het deelprofiel binnen het rode kader is weergegeven in Figuur Het deel van het profiel tussen NAP-5 m en NAP+15 m in raai is weergegeven in Figuur De extra zeereep van Spanjaards Duin is sinds 2009 in volume toegenomen. Ook de hoogte van de oorspronkelijke zeereep is sinds 2004 toegenomen en iets breder geworden. In het noordelijke deel van gebied V, ter hoogte van s-gravenzande (raaien ; lengte 1,5 km), toont de kustlijn een uniform gedrag. Vanaf halverwege de 60-er jaren van de vorige eeuw tot 1990 is de kust geleidelijk uitgebouwd, waarschijnlijk als gevolg van de zuidelijker uitgevoerde megasuppletie, resulterend in een zeewaartse verschuiving van de MKL van m. De daarop volgende 20 jaar, tot de uitvoering van de kustversterking in 2008, is de kust in evenwicht met periodieke fluctuaties in de MKL-positie. De duinstrandsuppleties als onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma hebben een zeewaartse verschuiving van de MKL over m veroorzaakt. Als reactie is na 2009 een meestal beperkte initiële erosie van enkele tientallen meters opgetreden. Deze terugschrijding van de kust lijkt te stabiliseren, al is de periode waarover dit momenteel goed kan worden beoordeeld nog kort. 54 Beheerbibliotheek Delfland

59 Figuur 4.31 Detail van Jarkus-profielen in raai tussen NAP-5 m en NAP+15 m. De kleuren van de lijnen verschillen van die in Figuur Zuidelijk van raai en tot raai (lengte 2 km), ter plaatse van de in 1971 uitgevoerde megasuppletie, is tot 1980/1985 ook sprake van uitbouw van de kust als direct gevolg van die suppletie (MKL-verplaatsing van m). Na een periode van jaar zonder veel veranderingen is het proces van aangroei weer gestaag doorgegaan tot Door de duin-strandsuppleties in 2008 voor de versterking van de Delflandse Kust is de MKL over m zeewaarts verschoven. Sindsdien is de MKL-positie stabiel. Figuur 4.32 illustreert deze ontwikkeling in raai

60 Figuur 4.32 Ontwikkeling van MKL en TKL in raai bij Spanjaards Duin in deelgebied V. In het meest zuidelijke deel, raaien (lengte < 1 km), treedt na de megasuppletie in 1971 erosie op. Vanaf 1990 wordt deze trend omgebogen, vermoedelijk als gevolg van de jaarlijkse suppleties langs dit traject Synthese lange-termijn en korte-termijn veranderingen De waargenomen veranderingen van de kust in termen van MKL-positie is voor de vijf afzonderlijke deelgebieden besproken in Par t/m Een samenvatting van de veranderingen op de lange-termijn ( /1995 en 1990/ ) en op de korte termijn (enkele jaren) is opgenomen in Tabel 4.4. De resultaten van de analyse die betrekking heeft op de ontwikkeling van de kust vóór 1990 komt in grote lijnen overeen met de autonome trend zoals vermeld in Tabel 4.3 en welke is gebaseerd op Giardino en Santinelli (2013). Voor deelgebied II wordt de ontwikkeling in dit rapport beoordeeld als stabiel in plaats van eroderend. 56 Beheerbibliotheek Delfland

61 Tabel 4.4 Ontwikkeling kustlijn (MKL) vóór en na Lange-termijn veranderingen Korte-termijn veranderingen Voor 1990/1995 Na 1990/1995 Voor 1990/1995 Na 1990/1995 I Licht erosieve trend. Sterke uitbouw van de kust (tot 100 m). jaar-op-jaar variatie m m. II Stabiel. Sterke uitbouw van de kust (> 100 m) t.g.v. suppleties. jaar-op-jaar variatie m. Erosie na suppleties 10-tallen m tijdens enkele jaren. III Zuidelijk van haven van Scheveningen: uitbouw. Doorgaande uitbouw, versterkt door suppleties. jaar-op-jaar variatie m. < 10 m. Verder zuidwaarts stabiel. Tot 2010 eerst uitbouw gevolgd door erosie. Na 2010 sterke uitbouw door suppleties voor kustversterking. jaar-op-jaar variatie m. Erosie tot 70 m gedurende 5 jaar na suppleties voor kustversterking ZS. IV Stabiel. Noordelijke helft tot 2010 uitbouwend (vooroeversupletie?) naar stabiel. Na 2010 sterke uitbouw door suppleties (m.n. ZM). Zuidelijke helft tot 2010 afwisselend uitbouw (mede door suppleties) en erosie. V Uitbouwend. Stabiel of uitbouwend naar evenwicht in Na 2010 door suppleties voor kustversterking en vooral ZM sterk uitbouwend. jaar-op-jaar variatie ~ 20 m. jaar-op-jaar variatie ~ 20 m. jaar-op-jaar variatie ~ 20 m. Vaak erosie na suppleties (m.n. ZM) tijdens enkele jaren. Na suppletie (vooroever) vaak erosie gedurende 5 jaar. Na suppletie erosie van m gedurende 5 jaar maar soms ook stabiel. Nabij Hoek van Holland: erosie. Netto uitbouwend maar soms tijdelijk erosie. jaar-op-jaar variatie m. jaar-op-jaar variatie 10 m. Het algemene beeld dat met het overzicht in Tabel 4.4 wordt verkregen is, dat de kust tussen 1965 en 1990 redelijk stabiel of zelfs uitbouwend is, met enige erosie in deelgebied I (Scheveningen-noord tot Scheveningen) en vlakbij de Noorderdam bij Hoek van Holland. De 57

62 suppleties na 1990 hebben op de lange termijn (decaden) gezorgd voor een sterke verplaatsing van de kustlijn (MKL) in zeewaartse richting. Direct na de suppleties vindt vaak, maar niet altijd, gedurende enkele jaren erosie van het gesuppleerde zand plaats ( zaagtandeffect ) Volumeveranderingen Voor elke Jarkusraai zijn de volumeveranderingen per meter langs de kust berekend. Hiervoor is per raai de lineaire trend bepaald voor de periode 2006 t/m Als in deze periode is gesuppleerd, is de trend bepaald voor de periode na de laatste suppletie. Op deze wijze wordt het suppletievolume zelf niet meegenomen en wordt de natuurlijke ontwikkeling na de suppletie bekeken, d.w.z. inclusief de respons op de suppletie. Bedacht moet worden dat de periode voor de trendbepaling kort kan zijn (soms enkele jaren) en daardoor onnauwkeurig. De volumeveranderingen zijn bepaald voor de volgende drie zones in het profiel: Duinen: dit is het gedeelte boven NAP+3 m tot de landwaartse begrenzing, zie als voorbeeld Figuur 4.35; Actieve zone: dit is de rekenschijf waarmee de MKL-positie wordt bepaald (zie Figuur 2.2); Diepe zone: dieper dan de actieve zone tot de zeewaartse begrenzing. In Figuur 4.33 worden de volumeveranderingen per meter kustlangs getoond voor elk van de drie zones. De schaal van de verticale as is voor de drie zones hetzelfde gekozen om de grootte van de veranderingen van de drie zones te kunnen vergelijken. 58 Beheerbibliotheek Delfland

63 Figuur 4.33 Zandvolumeveranderingen per meter kustlangs voor de periode 2006 t/m 2015 voor de actieve zone (boven), de duinen (midden) en de diepe zone (onder). Als suppleties zijn uitgevoerd, is voor de trendbepaling alleen de periode na de laatste suppletie beschouwd; dit kan per raai en per zone verschillen. De verticale strepen zijn de grenzen tussen de deelgebieden I t/m V. Dezelfde figuren voor de duinen en de diepe zone worden getoond in Figuur 4.34 maar dan met aangepaste schalen voor de verticale as om de veranderingen duidelijker te laten zien. 59

64 Figuur 4.34 Zandvolumeveranderingen per meter kustlangs voor de periode 2006 t/m 2015 voor de duinen (boven) en de diepe zone (onder). Als suppleties zijn uitgevoerd, is voor de trendbepaling alleen de periode na de laatste suppletie beschouwd; dit kan per raai en per zone verschillen. De schalen van de verticale as verschillen van die in Figuur De verticale strepen zijn de grenzen tussen de deelgebieden I t/m V. De veranderingen van de actieve zone worden gedomineerd door de veranderingen in deelgebied IV ter plaatse van en direct naast de Zandmotor. Op de locatie waar de Zandmotor is aangelegd is het zandvolume afgenomen door erosie, terwijl direct ten noorden en ten zuiden van de Zandmotor het zandvolume is toegenomen. In de overige deelgebieden zijn de trendmatige veranderingen veel kleiner. In deelgebied I zijn van 2006 t/m 2015 geen suppleties uitgevoerd en is er sprake van een natuurlijke volumetoename die mogelijk wel is beïnvloed door de suppleties in deelgebied II. In deelgebied II is er afwisselend een toename en afname van het zandvolume van de actieve zone; de afname is een reactie op de suppletie in 2010/2011. In het noordelijke deel van deelgebied III, naast de zuidelijke havendam van Scheveningen, neemt het zandvolume van de actieve zone toe. In het zuidelijke deel neemt het zandvolume af als reactie op de suppleties in 2010/2011 (Zwakke Schakel Delflandse Kust). In deelgebied V is de afname in het noordelijke deel een reactie op de suppleties in 2008/2009 voor de kustversterking; meer zuidelijk is de kust stabiel gebleven na de uitgevoerde suppleties. 60 Beheerbibliotheek Delfland

65 Het duinvolume is langs vrijwel de gehele kust van Delfland toegenomen, zie bovenste venster in Figuur Het volume heeft betrekking op een deel van de zeereep met een landwaartse begrenzing die per raai verschilt. In veel gevallen is deze grens nabij het hoogste punt van de zeereep. In deelgebied II zijn geen duinen aanwezig en heeft het volume betrekking op het hoogste deel van het strand, boven NAP+3 m. Bij de Zandmotor is het duinvolume afgenomen evenals in deelgebied V nabij Spanjaards Duin. In Figuur 4.35 is het dwarsprofiel in raai weergegeven op 1 januari 2009, direct na de aanleg van Spanjaards Duin. Het duinvolume is bepaald voor het blauw gekleurde deel inclusief het nieuwe, zeewaarts gelegen, duin. Figuur 4.35 Dwarsprofiel in Jarkusraai op 1 januari Het duinvolume heeft betrekking op het blauw gekleurde deel. De buitenste zeereep is aangelegd voor Spanjaards Duin. Figuur 4.36 toont het verloop van het duinvolume per meter kustlangs gedurende de periode 1991 t/m Hieruit volgt dat het duinvolume tot 2000 constant is gebleven maar daarna is toegenomen, tot 2005 langzaam maar daarna, tot 2008, sneller. De aanleg van de extra duinenrij voor Spanjaards Duin geeft een sprongsgewijze toename van het volume, gevolgd door een geleidelijke afname. Deze afname kan dus worden beschouwd als een reactie op de uitgevoerde suppletie. Figuur 4.36 Duinvolume per meter kustlangs in raai bij Spanjaards Duin. 61

66 Het beeld van de zandvolumeveranderingen van de diepe zone wordt eveneens gedomineerd door de veranderingen in deelgebied IV ten gevolge van de aanleg van de Zandmotor. Evenals voor de actieve zone neemt het volume af ter plaatse van de Zandmotor en toe in de naastliggende trajecten. De veranderingen van de diepe zone zijn echter kleiner dan die van de actieve zone. In deelgebied I en II neemt het volume van de diepe zone af. Dit is nog een reactie op de in 1999 uitgevoerde onderwatersuppletie (de trend is bepaald voor de periode ). In de deelgebieden III en V is het beeld wisselend. De volumeveranderingen gesommeerd per deelgebied en voor elk van de drie zones zijn weergegeven in Figuur De trendperiodes kunnen per raai en per zone verschillend zijn en zij vormen lineaire benaderingen van de werkelijk opgetreden veranderingen. De figuur moet dus worden beschouwd als een weergave van de kustontwikkeling volgend op uitgevoerde suppleties en kan niet worden gebruikt voor een kwantitatieve analyse in de vorm van een zandbalans. Zo laat de figuur niet de toename van het zandvolume in elk van de drie zones zien die het directe gevolg is van suppleties. De natuurlijke ontwikkelingen 9 voor de vijf deelgebieden, dus zonder de suppletievolumes zelf, zijn: Deelgebied I: De volumes van de duinen en de actieve zone nemen toe; het volume van de diepe zone neemt af. Dit laatste is nog een reactie op de onderwatersuppletie in Deelgebied II: De volumes van alle zones nemen af. Duinen zijn in dit deelgebied niet aanwezig en het duinvolume heeft betrekking op het deel van het strand boven NAP+3 m. De afname van het volume van de actieve zone is vooral een reactie op de uitgevoerde strandsuppleties, terwijl de afname van de diepe zone het gevolg is van de in 1999 uitgevoerde onderwatersuppletie. Deelgebied III: Het duinvolume neemt toe terwijl het volume van de actieve zone afneemt, beiden vermoedelijk als gevolg van de suppleties. Het zandvolume van de diepe zone verandert weinig. Deelgebied IV: Ook in dit deelgebied neemt het duinvolume toe als gevolg van de suppleties voor de kustversterking en voor de aanleg van de Zandmotor. Het zandvolume van de diepe zone neemt toe, vermoedelijk als reactie op de veranderingen ter plaatse van de Zandmotor. Het volume van de actieve zone neemt relatief fors af door erosie van de Zandmotor. Deelgebied V: Evenals in de deelgebieden III en IV neemt het zandvolume van de duinen toe. Het zandverlies in de actieve zone, als reactie op de suppleties, wordt ongeveer gecompenseerd door de volumetoename van de diepe zone. 9 Hiermee worden bedoeld de volumeveranderingen zonder de volumes van de uitgevoerde suppleties. In werkelijkheid is de ontwikkeling niet natuurlijk, omdat volumeveranderingen vaak optreden als respons op een suppletie. 62 Beheerbibliotheek Delfland

67 Figuur 4.37 Zandvolumeveranderingen gesommeerd per deelgebied voor de duinen, de actieve zone en de diepe zone. De veranderingen zijn bepaald voor de periode 2006 t/m 2015 op basis van een lineaire trend. Als er suppleties zijn uitgevoerd, is voor de trendbepaling de periode na de laatste suppletie gebruikt Samenvatting In het kustvak Delfland is het afgelopen decennium veel gesuppleerd. Het betreft de suppleties in het kader van het reguliere suppletieprogramma voor kustlijnhandhaving en voor (i) de kustversterking in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (de zwakke schakels Scheveningen en Delflandse Kust), (ii) de aanleg van Spanjaards Duin bij s-gravenzande als duincompensatie voor Maasvlakte 2 en (iii) de aanleg van de Zandmotor als pilot voor het op innovatieve wijze beschermen en onderhouden van de kust. Deze ingrepen hebben een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de kust. Vóór de invoering van het dynamisch handhaven van de kust in 1990 was er sprake van een licht erosieve trend in het meest noordelijke deel van het kustvak tussen Scheveningen-noord en Scheveningen. In de deelgebieden II, III en IV (tussen Scheveningen en s-gravenzande) was de kustlijn stabiel met soms afwisselend uitbouw en erosie en zuidelijk van de haven van Scheveningen alleen uitbouw. Tussen s-gravenzande en Hoek van Holland (deelgebied V) is de kust, waarschijnlijk mede onder invloed van de megasuppletie in 1971 (Van Dixhoorndriehoek), eerst uitgebouwd en vervolgens gestabiliseerd. Alleen direct ten noorden van de havendam, over een lengte van 1 km, is na de megasuppletie erosie opgetreden. Ná 1990, en vooral als gevolg van de suppleties die sinds 2008 zijn uitgevoerd, is de kust in het kustvak Delfland uitgebouwd, waarbij de MKL 100 tot 200 m zeewaarts is verschoven en bij de Zandmotor zelfs 800 m. In het bijzonder bij Scheveningen treedt na een suppletie weer erosie op, al wordt dit soms in de andere deelgebieden ook waargenomen. Bij de Zandmotor vindt een geleidelijke verspreiding van zand plaats naar de aangrenzende kusttrajecten, vooral naar het noorden. In het algemeen wordt langs de kust slechts één brekerbank waargenomen, en dan vooral in de deelgebieden ten zuiden van de haven van Scheveningen. Er zijn ook jaren dat zij niet worden waargenomen, wat kenmerkend is voor een zandarme kust. Bij Scheveningen zijn brekerbanken meestal afwezig behalve bij Scheveningen-noord en verder noordwaarts in het kustvak Rijnland. 63

68 Vooroeversuppleties bewegen met een snelheid van enkele tientallen meters per jaar in landwaartse richting en hebben een levensduur van enkele jaren. Strandsuppleties bij Scheveningen hebben vaak al binnen een jaar een groot deel van het aangebrachte zandvolume verloren. De natuurlijke zandvolumeveranderingen voor de periode 2006 t/m 2015, maar na de laatste suppletie in die periode, zijn voor een belangrijk deel een reactie op de uitgevoerde suppleties. In Deelgebied I neemt het volume van de duinen en de actieve zone toe; de afname van het volume van de diepe zone is een reactie op een eerder uitgevoerde onderwatersuppletie. Deelgebied II is eroderend in elk van de drie zones; er is verlies van gesuppleerd zand. In de deelgebieden III, IV en V neemt het duinvolume toe. In deelgebieden III en V neemt het volume van de actieve zone af als reactie op de uitgevoerde suppleties. Het volume van de diepe zone neemt toe, vooral in deelgebied V. De volumeveranderingen in deelgebied IV worden vooral bepaald door de morfologische veranderingen na de aanleg van de Zandmotor. Hier neemt het zandvolume van de actieve zone fors af terwijl de volumes van de beide overige zones toenemen. Als per zone wordt gekeken dan valt op dat het duinvolume in alle drie deelgebieden zuidelijk van de haven van Scheveningen toeneemt, mogelijk als gevolg van de uitgevoerde strandsuppleties. Deelgebied I is het enige traject langs de kust van Delfland waar sprake is van een toename van het zandvolume van de actieve zone. Omdat in dit deelgebied niet is gesuppleerd kon de trend worden bepaald voor een lange periode ( ). De volumeontwikkeling van de diepe zone verandert gaande van noord naar zuid van een afname naar een toename. De volumetoename van de diepe zone in deelgebied IV is vooral een reactie op de suppletie voor de Zandmotor. Het is momenteel niet duidelijk welk deel van het gesuppleerde zandvolume ten goede komt aan resp. de duinen, de actieve zone en de diepe zone. Om hier inzicht in te krijgen is een zandbalans voor elk van de drie zones nodig. 4.4 Dynamiek van de zeereep De beschrijving van de kustvakken bevat informatie over de zeereep, met betrekking tot aangroei of afslag en een typering van de zeereepdynamiek in zogenaamde responstypen (mate van dynamiek en doorstuiving). Daarnaast wordt informatie verschaft over de volumeverandering van de zeereep, jaarlijks op Jarkusraai niveau (op basis van werk van Puijvelde, 2010) en over langere perioden op kilometerniveaus (op basis van het suppletieonderzoek, Arens et al, 2010) Methode De informatie die is gebruikt voor het overzicht van de verschillende kustvakken is opgebouwd uit vier onderdelen. Ieder onderdeel is gebaseerd op een andere periode. Door alle periodes samen te voegen ontstaat er een beeld van het gedrag van de zeereep in het verleden tot de huidige situatie. Hieronder staat beschreven hoe de informatie voor de verschillende onderdelen is verzameld De omschrijving van 1988 is gebaseerd op een rapport uit 1990 (B. Arens, 1990) over de windactiviteit in de Nederlandse zeereep. Voor de analyse is voornamelijk gebruik gemaakt van stereo luchtfoto s van de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat. Van het beschikbare fotomateriaal uit 1988 zijn fullcolour foto s schaal 1:4000 in detail bestudeerd. 64 Beheerbibliotheek Delfland

69 Volumeberekeningen tot 2008 Sinds 1963 worden er jaarlijkse hoogteprofielen (JARKUS) gemeten langs de Nederlandse kust. De profielen liggen haaks op de kust en liggen ongeveer m uit elkaar. Voor de volumeberekeningen is alleen gebruik gemaakt van het droge deel van profielen (+3m NAP). Met behulp van MATLAB is een script opgesteld waarmee de volumes binnen een profiel over de opeenvolgende jaren worden berekend. Op deze manier kan het volumeverschil worden berekend. Een uitgebreide beschrijving van de methode is te vinden in Van Puijvelde (2010). Deze informatie is beschikbaar per Jarkusraai. Daarnaast is, gebaseerd op het suppletieonderzoek (Arens et al, 2010) een volumeberekening gemaakt per kilometer, gebruik makend van de laseraltimetrie, voor een langere periode. Afhankelijk van de beschikbare data betreft dit de periode , , of Vooral in de beginjaren van de laseraltimetrie werd niet standaard de gehele kust gevlogen. Daarom kunnen deze perioden per kustvak verschillen. Een uitgebreide beschrijving van deze methode is gegeven in Arens et al (2010). Hoogteverschilkaart Voor de verschilkaart is gebruik gemaakt van de jaarlijkse laser altimetrie gegevens van Rijkswaterstaat. Met behulp van ArcGIS is een verschilkaart gecreëerd, waarbij de waarde gelijk staat aan het aantal cm dat een gebied in de periode van 2007 tot 2013 in hoogte is toe- of afgenomen. Zo wordt het duidelijk waar er afslag en aangroei heeft plaatsgevonden, en of de overstuiving beperkt blijft tot de voorzijde van de zeereep of dat deze ook verder landinwaarts komt. Ook erosie en depositiepatronen op het strand en in de zeereep komen duidelijk naar voren. Responstypen Met de responstypen wordt de mate van dynamiek in de zeereep aangegeven. Het gaat dan vooral om de eolische dynamiek. Beoordeeld is de mate van erosie en depositie door de wind en de plaats binnen de zeereep waar dit optreedt. Hieruit is ook de mate van doorstuiving over de zeereep heen te bepalen, een maat die belangrijk is voor de ecologische ontwikkeling van duinhabitats achter de zeereep. Responstypen zijn opgesteld met behulp van luchtfoto s, hoogtedata en verschilkaarten van de betreffende jaren (zie voor een uitgebreide beschrijving Arens et al., 2010). Aan de hand van deze analyse is de zeereep ingedeeld in 6 categorieën die hieronder zijn toegelicht: RT1: Geen dynamiek. Het gaat hierbij om gebieden waar wel een zeereep aanwezig is, maar waar geen zichtbare dynamiek plaatsvindt. Vaak gaat het om gebieden waar de zeereep dichtbegroeid en volledig gestabiliseerd is of waar bebouwing op het strand, of soms de aanwezigheid van een volledig begroeid strand, de dynamiek in de zeereep belemmerd. RT2: Dynamiek in embryonale duinen vóór de zeereep. Dit komt voornamelijk voor in gebieden met veel depositie op het strand. Er kunnen kleine duinen ontstaan die vrijwel al het zand invangen. Met verloop van tijd kunnen de embryonale duinen uitgroeien tot een nieuwe zeereep, vastgroeien aan de bestaande zeereep of weer verdwijnen. RT3: Beperkte dynamiek, voorzijde zeereep. Dit type komt voor langs grote delen van de Nederlandse kust. Er vindt aan- en overstuiving plaats, maar het zand stuift niet door naar de achterzijde van de zeereep of verder landinwaarts. De dynamiek blijft beperkt tot de voorzijde van de zeereep. 65

70 RT4: Dynamische zeereep, beperkte doorstuiving. Meer dynamiek en kleine openingen in de zeereep zorgen ervoor dat het zand vanaf het strand verder landinwaarts kan verplaatsen. RT5: Zeer dynamische of gekerfde zeereep, forse doorstuiving. Kerven, stuifkuilen en openingen in de zeereep dragen bij aan een forse doorstuiving naar het binnenland. X: Bebouwing, Dijk, Geen zeereep. Hier vindt geen dynamiek plaats. Er is in de meeste gevallen geen zand aanwezig doordat een dijk de functie van zeereep over heeft genomen. Responstype X wordt ook gebruikt bij strandvlaktes waar geen zeereep aanwezig is Dynamiek van de zeereep in Delfland Algemene beschrijving situatie 1988 en 2014 Situatie 1988 Tot Scheveningen behoort de zeereep tot het "Rijnland-type". Na Scheveningen is de zeereep in toenemende mate beïnvloed door het beheer. Na paal 107 is de zeereep zelfs volledig kunstmatig. Een dubbele wal van zand is aangelegd waarin "natuurlijke" vormen zijn aangebracht. Bij Hoek van Holland bevindt zich een onder invloed van een omvangrijke suppletie (van Dixdoorndriehoek) ontstane aangroei-zeereep. Situatie De aangroeiende zeereep bij Delfland is onder te verdelen in 2 zones Figuur De noordelijke helft tot RSP is langzaam aangroeiend met een gemiddelde groei van ±5 m 3 /m jaar. Ten zuiden van RSP gaat de groei sneller (15-25 m 3 /m.jaar). Dit heeft te maken strand- en onderwatersuppleties die hier o.a. in 2001, 2003, 2004, 2005 en 2007 zijn uitgevoerd. Situatie 2014 De zeereep bij Delfland is sterk beïnvloed door suppleties, duinversterkingen en de aanleg van de zandmotor. Hierdoor is er over het algemeen sprake van een stabiel tot aangroeiende kust. De dynamiek blijft langs de hele kust beperkt tot aan de voorzijde van de zeereep. Figuur 4.38 Volumeverandering boven de +3m NAP per kilometer. De volumeberekening is gebaseerd op de laseraltimetrie meting. Zuid links, noord rechts. Notitie op X-as: kustvak (09) en km. De km-nummering loopt gelijk aan de RSP-nummering. 66 Beheerbibliotheek Delfland

71 Figuur 4.39 Classificatie van de zeereep voor Delfland. Het betreft de huidige classificatie van responstypen zoals ze nu (2014) gelden, gebaseerd op laseraltimetrie 1997/ en luchtfoto's 2014 (deelgebieden hieronder). 67

72 A) 68 Beheerbibliotheek Delfland

73 B) 69

74 C) 70 Beheerbibliotheek Delfland

75 Figuur 4.40 A) Classificatie van de zeereep voor Delfland. RSP B) Classificatie van de zeereep voor Delfland. RSP C) Classificatie van de zeereep voor Delfland. RSP D) Classificatie van de zeereep voor Delfland. RSP D) 71

76 Oostduinpark (RSP tot 98.97) Figuur 4.41 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda) Brede en afgevlakte zeereep, vergelijkbaar met de typische Rijnland-zeereep. De zeereep is vrij statisch: geringe achteruitgang, zeer geringe of geen ophoging, geen winderosie. Na afslag wordt de zeewaartse helling geherprofileerd. Op de duinvoet bevindt zich aanplant. Volumeontwikkeling tot 2008 Zeer stabiele zeereep, waarschijnlijk in relatie met bebouwing op het strand (Figuur 4.41). Er is hier door de tijd heen een aantal keren gesuppleerd (voornamelijk strandsuppleties), maar dit zand heeft geen zichtbare invloed boven +3m NAP gehad. De enige uitzondering is ter hoogte van RSP 98.75, waar in 1991 een plotselinge toename van het volume zichtbaar is. Ontwikkeling op basis van verschilkaart Hoge zeereep, waarvan het voorste gedeelte lager en afgevlakt is. Uit de verschilkaart blijkt dat er in de periode flinke depositie heeft plaatsgevonden in het lagere deel van de zeereep. Het grootste verschil ontstaat na 2008, wat mogelijk samenhangt met een suppletie. Verschilkaarten over de overige jaren laten een meer stabiele tot licht aangroeiende zeereep zien. Responstype Dynamiek blijft beperkt tot het voorste lagere deel van de zeereep (Figuur 4.40A). Vanaf RSP begint de bebouwing op het strand bij Scheveningen. Dit beperkt de dynamiek tot vrijwel nul. Responstype 3 (RSP ), 1 (RSP ) 72 Beheerbibliotheek Delfland

77 Scheveningen (RSP tot ) Figuur 4.42 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda) Boulevard van Scheveningen. De zeewering bestaat uit een strandmuur. Er vinden regelmatig strandsuppleties plaats. Volumeontwikkeling tot 2008 Stabiele zeereep door aanwezigheid van boulevard (Figuur 4.42). Verandering in volume ter hoogte van RSP hangt waarschijnlijk samen met een strandsuppletie in Ontwikkeling op basis van verschilkaart Op het strand voor de boulevard is in 2009 gesuppleerd. Responstypes Boulevard (Figuur 4.40A). Geen dynamiek. Responstype 1 (RSP 99.00), X (RSP ) 73

78 Westduinpark Noord (RSP tot ) Figuur 4.43 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda) Stabiele zeereep, plaatselijk geringe achteruitgang of uitbreiding. Zeereepvolume wisselt sterk. Tegen de duinvoet vindt accumulatie plaats (hoewel geen stuifschermen geplaatst). Aanplant op de zeewaartse helling. De zeereepvorm is sterk door het beheer beïnvloed. Plaatselijk verhoogt de zeereep door overstuiving (bij sterk). Aan de bovenkant van de zeewaartse helling lijkt in vroegere tijden sterkere accumulatie te zijn opgetreden. Dit is nu geheel begroeid. Naar het zuiden toe wordt de zeereep steeds smaller en lager. Volumeontwikkeling tot 2008 Stabiel tot toenemend volume (Figuur 4.43). Dichter naar de haven van Scheveningen in het noorden breidt de zeereep verder uit. Ontwikkeling op basis van verschilkaart In 2011 is hier een strandsuppletie uitgevoerd. Dit leidt tot forse depositie aan de voorzijde van de zeereep. Responstype Matige dynamiek (Figuur 4.40B). Aan- en overstuiving blijft beperkt tot de voorzijde van de zeereep. Embryonale duinen die zich eerst nog tegen de zeereep aan bevonden, zijn nu aan de zeereep vastgegroeid. Daarom is de hele zeereep bij Westduinpark Noord nu geclassificeerd als RT3. Responstype 3 (RSP ) 74 Beheerbibliotheek Delfland

79 Westduinpark Zuid (RSP tot ) Figuur 4.44 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda) Geringe achteruitgang, gepaard gaand met geringe ophoging. Geen accumulatie aan de duinvoet. Overstuiving treedt voornamelijk op de zeewaartse helling op. Hier bevindt zich ook aanplant. De zeereep is kunstmatig en sterk door het beheer beïnvloed, plaatselijk ook verzwaard. Volumeontwikkeling tot 2008 Stabiele zeereep. Tot 1977 een licht negatieve trend. Daarna een stabiele tot zeer licht positieve volumeverandering. Ontwikkeling op basis van verschilkaart Op het strand laat de verschilkaart een extreme toename zien als gevolg van een strandsuppletie in Tegelijkertijd is ook een duinversterking aangelegd vanaf RSP richting het zuiden. Bij de analyse van jaarlijkse verschilkaarten valt op dat er op het strand redelijk veel erosie plaatsvindt. Aan de voorzijde van de zeereep is enige depositie zichtbaar. Responstype Dynamiek wordt deels beperkt door bebouwing op het strand bij Kijkduin (Figuur 4.40B). Overstuiving blijft beperkt tot de voorzijde van de zeereep. Responstype 3 (RSP ), 1 (RSP ), 3 (RSP ) 75

80 Kijkduin (RSP tot ) Figuur 4.45 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda) Sterk verrommelde zeereep waarin veel is geschoven. De dynamiek is gering, ten zuiden van vindt enige overstuiving plaats. De zeewaartse helling is ingeplant. Volumeontwikkeling tot 2008 Langzaam aangroeiende zeereep (Figuur 4.45). Ontwikkeling op basis van verschilkaart Grote veranderingen in dit gebied. Op het strand is in 2010 een duinverzwaring aangelegd en een strandsuppletie uitgevoerd. Daarnaast is in de meetperiode de zandmotor aangelegd. Deze ligt net ten zuiden van deelgebied Kijkduin, maar resulteert wel in een enorme uitbereiding en ophoging van het strand op deze locatie. Responstypen Veel dynamiek op het strand maar weinig in de zeereep (Figuur 4.40B). Aan- en overstuiving blijft beperkt tot de voorzijde van de zeereep. Embryonale duinen op het strand zijn bedekt door de duinverzwaring. Responstype 3 (RSP ) 76 Beheerbibliotheek Delfland

81 Zandmotor (RSP tot ) A B Figuur 4.46 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda) in A, B en C. C 1988 Volledig kunstmatige zeereep. De zeereep is in1986 verzwaard. Op de meeste plaatsen is 77

82 een dubbele zanddijk aangelegd. Grote hoeveelheden zand zijn aangevoerd. Omdat de aanplant nog jong is vindt er veel overstuiving plaats. Volumeontwikkeling tot 2008 Aangroeiende kust onder invloed van een reeks strand- en onderwatersuppleties (Figuur 4.46). In 1986 is een grote duinverzwaring uitgevoerd die duidelijk invloed heeft op het volume boven +3m NAP. De strandsuppleties lijken een wat meer geleidelijke invloed te hebben op de stijgende positieve trend in volume in de zeereep. Ontwikkeling op basis van verschilkaart Tussen 2007 en 2013 is het strand en de zeereep bij Delfland sterk beïnvloed door suppleties (waaronder de aanleg van de Zandmotor in 2011, een duinverzwaring in 2010 en verschillende strandsuppleties). Aan de voorzijde van de zeereep vindt aan- en overstuiving plaats. Bij de analyse van jaarlijkse verschilkaarten over dezelfde periode valt op dat ondanks de suppleties, het strand een erosief karakter blijft houden. Responstype Zeereep met aan- en overstuiving die voornamelijk tot de voorzijde van de zeereep beperkt blijft (Figuur 4.40C). De embryonale duinen zijn op grote delen van het strand verdwenen, door de aanleg van de duinverzwaring. Op andere plekken zijn weer nieuwe embryonale duinen ontstaan. Responstype 3 (RSP ), 2 (RSP ), 3 (RSP ), 2 (RSP , RSP ), 3 (RSP ) Spanjaardsduin (RSP ) Figuur 4.47 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda). 78 Beheerbibliotheek Delfland

83 1988 Ten gevolge van de suppletie in de zogenaamde van Dixhoorn-driehoek breidt de zeereep zich uit. Er vindt sterke overstuiving plaats. Winderosie komt in geringe mate voor, met name op de zeewaartse helling. Door betreding zijn erosieverschijnselen langs paden waarneembaar. Er lijkt geen verder onderhoud plaats te vinden. Volumeontwikkeling tot 2008 Sterk aangroeiende zeereep (Figuur 4.47). In 1986 is er in het noorden van dit deelgebied een duinverzwaring aangelegd. Ontwikkeling op basis van verschilkaart In dit deelgebied is in 2009 een tweede niet geheel gesloten zeereep gecreëerd met een duinvallei in de tussenliggende zone (Duincompensatie, nu Spanjaardsduin). Daarnaast is er een strandsuppletie uitgevoerd. Bij de analyse van de jaarlijkse verschilkaarten wordt duidelijk dat het strand hier wordt gekenmerkt door erosie. Er vindt wel aan- en overstuiving plaats in de zeereep. Aangezien de nieuwe zeereep redelijk laag en open is, krijgt het zand de mogelijkheid om hier naar de oude zeereep door te stuiven. Hier ontstaan wat embryonale duinen en vindt aan- en overstuiving plaats. Responstype Zeer dynamische zeereep (RT5). Door de open en lage nieuwe zeereep, en met name op de plekken waar geen aanplant was, kan zand doorstuiven naar de achterliggende oude zeereep (Figuur 4.40D). Tegelijkertijd ontwikkelen embryonale duinen en vindt overstuiving plaats aan de voorzijde van de zeereep. Responstype 3 (RSP ), 5 (RSP ) Van Dixhoorn-driehoek (RSP tot ) Figuur 4.48 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda). 79

84 1988 Zie Spanjaardsduin. Volumeontwikkeling tot 2008 Aangroeiende zeereep (Figuur 4.48). In het zuiden vanaf RSP is sinds 1988 vrijwel ieder jaar of om het jaar gesuppleerd op het strand. Dit staat waarschijnlijk in verband met strandtenten die op een locatie staan waar sprake is van een eroderend strand. Door de vele suppleties is het volume van de kust op deze locatie toch stabiel tot licht positief. Ontwikkeling op basis van verschilkaart In de zeereep tussen RSP en heeft flinke herprofilering plaatsgevonden in de zeereep. Hier is vegetatie verwijderd en zijn stuifkuilen aangelegd. Responstype In de zeereep bij de van Dixhoorn-driehoek is flink geschoven met zand. Overstuiving vanaf het strand vindt plaats aan de voorzijde van de zeereep. Een deel van het aangestoven zand blijft hangen voor de strandhuisjes die hier staan. Aan de rand van een aantal strandtenten ter hoogte van RSP is een opening in de zeereep zichtbaar met flinke doorstuiving landinwaarts (RT 3 4). Op de plekken waar geschoven is met zand is een patroon van erosie en depositie rondom stuifkuilen zichtbaar. Responstype 3 (RSP ), 4 (RSP ), 1 (RSP & ) Hoek van Holland (RSP tot ) Figuur 4.49 Volume (m 3 ) boven +3m NAP per jaar voor RSP (legenda) Na een periode van aangroei onder invloed van de omvangrijke suppletie vindt hier nu afslag plaats. De vorm van de zeereep is kunstmatig en sterk verstoord. 80 Beheerbibliotheek Delfland

85 Volumeontwikkeling tot 2008 Het volume in de zeereep bij Hoek van Holland is tot 2008 flink fluctuerend (Figuur 4.49). In dit gebied is zeer regelmatig gesuppleerd, waardoor de schijnbaar eroderende kust redelijk stabiel blijft of zelfs langzaam aangroeit. Ontwikkeling op basis van verschilkaart Ook in 2007 is er flink gesuppleerd op het strand bij Hoek van Holland. In de zeereep is in 2005 vegetatie verwijderd. Hierdoor is een druk patroon met erosie en depositiezones ontstaan. Aan de voorzijde is de zeereep iets opgehoogd door overstuiving vanaf het strand. Responstype Zeer verstoorde zeereep door ingrepen en bebouwing (Figuur 4.40D). Overstuiving vanaf het strand blijft beperkt tot de voorzijde van de zeereep. Ter hoogte van bebouwing bij RSP geen dynamiek. Reponstype 1 (RSP ), 3 (RSP ) 81

86 5 Kustverdediging en primaire waterkering 5.1 Historische kustverdediging (Van der Valk, n.d.) De Westlandse kust van 1200 tot 1850 Hoe de kust eruit ziet in de vroege middeleeuwen weten we wel ongeveer maar niet erg goed. We nemen aan dat de toenmalige kustlijn in zijn geheel flink zeewaarts van de huidige lag, tot ongeveer ter hoogte van Monster. Daar boog de Noordzee-kust scherp om naar het zuidoosten, en bestond daar uit een zgn lage haakwal met een aan het estuarium grenzende duingebied (het Copierduin). Dat Copierduin is in de 19 e eeuw afgegraven, zoals ook met zoveel andere duintjes in het Maas-estuarium gebeurd is. Hier wordt meteen het probleem duidelijk wat we aan de Westlandse kust hebben: doordat er kusterosie heeft plaatsgevonden en doordat er tot op recente datum veel vergraven is, missen we voor een bepaalde periode het nodige geologische en archeologische bewijsmateriaal en moeten we noodzakelijkerwijs reconstrueren. In de voorafgaande eeuwen, van 800 tot 1100, bestaat er een min of meer rustige periode. De noordoever van het Maas-estuarium is relatief stabiel, maar zal zeker af een toe met een stormvloed vanuit het zuidwesten het nodige te lijden hebben gehad. Er vond oevererosie plaats en aan die op de wind blootgestelde oever woei een laag duingebied op waarop gewoond werd, de Naaldwijkse Geest. Archeologisch is aangetoond dat dit duingebied al in de Romeinse tijd bewoond werd, en die bewoning ging met wat horten en stoten door in de vroege middeleeuwen. Het duin stoof niet verder op en dat zegt iets over een relatief grote stabiliteit van deze oever. De naam van dit kustdorp is niet bewaard gebleven. Namen van door erosie verdwenen kustplaatsjes kennen we eigenlijk alleen van de zuidoever van het Maas estuarium en nauwelijks van de noordoever. Dat wijst erop dat de erosieve kant in de middeleeuwen van het estuarium van de noordoever naar de zuidoever verschoof. Het zal ongetwijfeld samenhangen met de vorming van de hierboven al genoemde haakwal. Deze haakwal ontstond als gevolg van zuidwestwaarts gericht zandtransport langs de ondiepe Noordzee-kust, geheel in tegenstelling tot het overwegend noordoost gerichte zandtransport langs de rest van de Hollandse kust. Het zuidwestgerichte transport van zand zal in de volgende 10 eeuwen de kustvorm bepalen, en doet dat ook nu nog. De haakwal ging de noordoever van het estuarium beschermen tegen de zuidwester stormen. Vanaf de 11 e tot in de 12 e eeuw komt er echter meer beweging in het verloop van de kustlijn. Stormvloeden zorgen voor overstromingen van de toen nog lage dijkjes aan de noordkant van het Maasestuarium, en slepen de beddingen van de Gantel en de Lier uit. De erosie aan de zuidkant was echter naar verhouding veel heftiger, waarschijnlijk omdat het gebied veel meer veen in de ondergrond had dan in de ondergrond van het Westland aan de noordkant: daar lag de nodige klei van eerdere overstromingen. Veen erodeert snel als het in de stootoevers van geulen wordt aangesneden door de schurende werking van het water. Het overstroomde land wordt vanaf ca opnieuw ingedijkt, althans de eerste delen ervan. Dijken gingen de oevers beschermen en langs de geulen werden ook dijken aangelegd, op enige afstand van de (lage) dijken. Ten zuiden van Monster ontstond een nieuwe zandige haakwal aan de zuidpunt van het Hollandse kust. Achter die haakwal ontstond een beschut gebied, een soort groen strand, ontwaterd door een getijdengeul. Op die haakwal is voor 1164 s-gravenzande gesticht, een logische naam voor zo n stuk nieuw land want het recht in die tijd kende nieuw ontstaan land aan het gezag van de machthebber toe, de graaf van Holland. 82 Beheerbibliotheek Delfland

87 De erosieve ontwikkelingen in de Oude Maasmond riepen een zandvraag op. Het dichtstbijzijnde kustvak wat dat kon leveren was de Westlandse kust. In de hierop volgende eeuwen zorgde de aanvoer van zand zuidwaarts langs de Westlandse kust voor een uitbouw van de zandige punt van Holland naar het zuidwesten. Periodiek vormde zich een haakwal in? het estuarium van de Maas, en in toenemende mate van de Rijn. De opeenvolgende versies van die naar het zuidwesten verschuivende landpunt met de daaraan verbonden haakwallen zijn fraai gedocumenteerd door de kaarten die we vanaf 1550 van het mondingsgebied van de Oude Maas kennen. Door die kaarten op eenzelfde schaal te projecteren, wat met enige ervaring goed lukt, zijn in de loop van de 20 e eeuw diverse auteurs erin geslaagd dit beeld op te roepen. Voortgaand zuidwaarts transport van zand langs de Westlandse kust bracht voldoende materiaal aan om de punt steeds verder zuidwaarts uit te bouwen, om de haakwallen te voeden en de ruimtes tussen de haakwallen, die ook steeds zuidelijker kwamen te liggen, op te vullen. Ondertussen ging de kusterosie van de Westlandse kust gestaag door. Het noordelijke startpunt van die erosie verschoof naar alle waarschijnlijkheid steeds verder naar het noorden op. In 1570 verdwenen met een stormvloed drie straten met huizen van het dorp Scheveningen. Tussen 1600 en 1950 is zo een enorme taartpunt zand van de Westlandse kust door de zee geërodeerd, voor Kijkduin 700 m, voor Ter Heijde 1200 m, en voor s -Gravenzande wel 1400 m. Het zand kwam in ieder geval niet in de vorm van duinen op de Westlandse kust; van deze duinkust is bekend dat deze tot voor kort een zeer smalle basis heeft gehad, hoogstens tientallen meters, en ze waren ook niet hoog. Het beetje duin wat gevormd werd, het Polanenduin, bestaat voornamelijk uit kalkarm zand, want vers aangevoerd kustzand bevat veel kalk in de vorm van schelpfragmenten. Het betekent dat al het geërodeerde zand om de hoek naar het zuiden verdween via het langstransport. Toch was dit duinsysteem in de vorm van een grote parabool rond 1600 in staat een belangrijke verbindingsweg tussen Den Haag en de Maasmond te overstuiven. Na 1600 wordt het steeds weer geprobeerd de Westlandse kust te stabiliseren en verder landverlies te beperken. De eerste Delflandse hoofden, nu onder het zand, werden aan het eind van de 18 e eeuw aangelegd door de toen nieuwe, centraal georiënteerde organisatie van Rijkswaterstaat. In de volgende eeuwen werden er steeds meer aangelegd, totdat een aantal van 68 was bereikt. Toch zette kusterosie door, en in de 19 e eeuw is de smalle duinenrij nog doorbroken bij een stormvloed. De Banken zijn een restant van een binnengedijkte voormalige strandvlakte, waar tot in de 18 e eeuw zeewater kon binnendringen met stormvloeden. Misschien is zelfs het oude dijkje achter De Banken in de 18 e eeuw doorgegaan, in 1712 tekende Cruquius een waal, een erosiegat wat ontstaat bij een dijkdoorbraak. Op diverse plaatsen, ook achter De Banken, zijn slaperdijken aangelegd ter zekering van het achterland. De strandvlakte is daarna sterk vernat omdat regenwater niet meer naar zee kon aflopen. De Westlandse kust van 1850 tot heden Door de voortgaande kusterosie vergde het onderhoud van de zeewering aan de zeezijde van de Westlandse kust voortdurend aandacht en middelen. In de 19 e eeuw vonden versterkingen en verhoging plaats van de smalle duinenrij tot een zanddijk: ontbrekende gedeeltes werden aangevuld en lage delen opgehoogd. Aan het eind van de 19 e eeuw lag de top van de zeewering op 6,6 m NAP met een breedte van 25 m. Experimenten met paalhoofden bleken niet erg duurzaam, zodat men vanaf 1791 stenen hoofden ging aanleggen. Men startte in het zuiden, en trok steeds verder naar het noorden. De aanleg van de havenhoofden van Hoek van Holland bleken de erosie ook niet tegen te houden. De kust bleef dus nog steeds de gevolgen ondervinden van de afvoer van zand langs de kust en had bij stormvloeden keer op keer te lijden van duinafslag. Nog bij de stormvloed van 1 februari 83

88 1953 ontstond een kritieke situatie voor de kust van s-gravenzande, waarbij er net geen doorbrak ontstond. Duinafslag van meer dan 20 m was daar de oorzaak. Maatregelen genomen onmiddellijk na de stormvloed omvatten onder meer het landwaarts verlengen van alle strandhoofden en de aanleg van een 650 m lange asfaltdijk over een zandopvulling in het gat bij s-gravenzande en reparatie van de steenhelling voor Ter Heijde. Er werden ook veel bunkers gesloopt, die bloot waren komen te liggen. Als gevolg van deze situatie en de voortdurende zandverliezen werd ook de Delflandse kust opgenomen in het Deltawet (1957). In de jaren vanaf 1960 werd zand gewonnen uit de Europoort en op de wal van Hoek van Holland ontzilt. Na ontzilting werd het zand per smalspoor aan de achterzijde van de bestaande zeewering opgebracht tot op een hoogte van +11 m NAP (de hoogte van het zgn. Deltaprofiel van een dijk). Deze operatie duurde tot ca Het resultaat was een binnenwaarts versterkte zeewering in de vorm van een min of meer natuurlijk duinmassief, dat een op de toenmalige veiligheidseisen afgestemd afslagprofiel kon verdragen. Het fietspad tussen s-gravenzande en Vlugtenburg loopt er vlak achter. De steeds meer zeewaarts trekkende havenontwikkeling van de Rotterdam haven bracht gedurig overschot aan zandige bagger met zich mee. De beslissing werd genomen om het Delflandse kustvak benoorden de havenpier van Hoek van Holland met dit materiaal te versterken. Zo werd in de jaren 1960-begin 1970 een gebied opgespoten wat later de Van Dixhoorn driehoek is gaan heten. Hoek van Holland-strand ligt daar nu voor. De invloed van het opbrengen van dit materiaal reikte echter niet tot het noordelijke deel van de Westlandse kust: daar ondervond de kust nog steeds de invloed van de kusterosie in de vorm van afvoer van zand. Het blootspoelen van de strandvlakte-veenlagen net even ten zuiden van Kijkduin was daar het beste bewijs van. Al in het begin van de 70-er jaren van de vorige eeuw is daar en bij Ter Heijde met enige regelmaat zand op het strand gebracht door middel van opspuiten. De Van Dixhoorn driehoek en deze suppleties waren op deze manier al kustversterking moderne stijl. Het verdedigen van de kust kreeg een nieuwe dimensie in de jaren Een onderzoeksprogramma Kustgenese had eerder aangetoond dat er structurele zandtekorten waren op delen van de kust, waaronder de Westlandse. Om die zandtekorten te compenseren werden vanaf 1995 geregeld zandsuppleties op de kust aangebracht, eerst als strandsuppletie en later als vooroeversuppletie onder het programma Kustlijnzorg (RWS). Sinds die tijd is er geen sprake meer van landverlies, en kon de Westlandse kust zelfs enkele tientallen meters uitbouwen omdat een deel van het suppletiezand in de goed onderhouden zeereep ingevangen werd door het uitbundig aangeplante en snel groeiende helm. Bezorgdheid over de eventuele effecten van klimaatveranderingen zouden zich voor Nederland kunnen uiten in zeespiegelrijzing (in ons geval hebben we ook door andere oorzaken dan klimaat verandering al langere tijd te maken met versterkte zeespiegelrijzing: in de 20 e eeuw 20 cm), en in heviger stormen die ook uit een andere richting zouden kunnen komen. Zo werd de gehele Nederlandse kust opnieuw doorgelicht, en weer bleek de Westlandse kust voor versterking in aan aanmerking te komen. Zo werd Zwakke Schakel Delfland geboren. Daartoe werd in een zeewaartse kustversterking aangebracht, die bij Hoek van Holland begon, breder werd ter hoogte van Vlugtenburg en vervolgend smal tegen Kijkduin en Scheveningen uitliep. Dit door RWS en HHDelfland gezamenlijk uitgevoerde project waarborgt de Westlandse kust tegen de gevolgen van klimaatveranderingen in de komende 100 jaar. Een hoeveelheid van 18,6 Mm 3 zand is erin verwerkt. 84 Beheerbibliotheek Delfland

89 Nog is de saga van de Westlandse kust niet af. Op initiatief van de Provincie Zuid-Holland is in een plan gelanceerd voor een meervoudig bruikbare kustuitbreiding in de vorm van de Zandmotor. Na een kort bestuurlijk traject is in nauwe samenwerking met het Rijk het plan verder ontwikkeld. Het drievoudige doel van de zandmotor is: kustonderhoud van jaar? in één keer aanleggen, ontwikkeling van natuur- en recreatiegebied, en gebruik maken van de principes van bouwen met de natuur. Er is in een hoeveelheid van 21,5 Mm 3 zand aangebracht in de vorm van een schiereiland tussen Kijkduin en Ter Heijde, waarbij de natuur zijn gang mag gaan. Naar verwachting wordt ca. 70% van het zand uiteindelijk in noordelijke richting verplaatst, en 30% in zuidelijke richting. Ook zal een deel van het zand in de duinen terecht komen, waardoor duinaangroei en dus kustversterking gerealiseerd zal worden. Provincie Zuid-Holland en Zuid-Hollands Landschap voeren samen het beheer. De wetenschap kijkt actief mee via het programma Nature Coast waarin vele aio s hun acties ontplooien. En op geschikte dagen is het een vrolijke wirwar van kite-surfers. 5.2 Primaire waterkering De primaire waterkering van kustvak Delfland valt onder het beheer van het Hoogheemraadschap van Delfland. Dit hoogheemraadschap maakt deel uit van dijkringgebied 14 (Zuid-Holland 10 ); zie Figuur 5.1. Dijkringgebied 14 is een van de grootste dijkringen van Nederland, met een totale oppervlakte van hectare. Dijkringgebied 14 is ook van groot economisch belang: in het gebied wordt 65 procent van het bruto nationaal product verdiend (Jongejan, 2010). Het gebied dat onder het beheer valt van het Hoogheemraadschap van Delfland is hectare groot, en telt ruim 1,4 miljoen inwoners. Figuur 5.1 Overzicht van het beheergebied per hoogheemraadschap van dijkring 14 (Jongejan, 2010) In dijkring 14 is een aantal laaggelegen polders aanwezig: de Haarlemmermeerpolder, de Alexanderpolder en de Zuidplaspolder. Figuur 5.2 toont de hoogteligging van het dijkringgebied. In de figuur zijn de diepe polders en de hooggelegen duingebieden goed te herkennen. In Delfland ligt meer dan 50% van het gebied onder zeeniveau; het laagste punt is NAP-6,40 m (Unie van Waterschappen; 10 Ook genoemd Centraal Holland (Tigchelaar, 2010). 85

90 Figuur 5.2 Hoogteligging dijkringgebied: dijkring 14 (Jongejan, 2010) De primaire waterkering van kustvak Delfland is als volgt onder te verdelen (Tigchelaar et al., 2010): Zee- en rivierwaterkering de Delflandsedijk; Zeewering; Haven van Scheveningen. De Delflandsedijk loopt van de Parksluizen in Rotterdam tot Hoek van Holland over een lengte van circa 31 km. Vanaf de Parksluizen tot de Maeslantkering is deze een rivierdijk en verder zeewaarts tot Hoek van Holland een zeedijk, zie Figuur Beheerbibliotheek Delfland

91 Figuur 5.3 Primaire waterkering Delflandsedijk (Tigchelaar et al., 2010). Zwarte lijn: rivierdijk; grijze lijn: zeedijk. De primaire waterkering zeewering bestaat uit duinen, dijken, aansluitconstructies en waterkerende kunstwerken en heeft een totale lengte van 23 km, zie Figuur 5.4. Het gedeelte zeedijk (lengte 2,7 km) loopt om de haven van Scheveningen heen. In de haven van Scheveningen is een waterkerend kunstwerk aanwezig. De duinen vormen onderdeel van de zeewering tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland (raai 9750) en het noordelijke havenhoofd bij Hoek van Holland (raai 11850). In deelgebied I bevindt zich een zeer breed duingebied (de Oostduinen) met een zestal bunkers. De zeereep heeft een hoogte tot NAP+16 m en een breedte van m (Hoogheemraadschap van Delfland, 2014). Deelgebied II kenmerkt zich door de boulevardconstructie (strandmuur) met nagenoeg aaneengesloten bebouwing. De boulevard wordt deels als duin en deels als dijk-in-boulevard beschouwd. In deelgebied III bevindt zich het Westduinpark en de boulevard van Kijkduin. Op de zeereep bij Kijkduin is bebouwing aanwezig. Deelgebied IV omvat achtereenvolgens de trajecten (i) Solleveld-Kijkduin (raai ) met in het noordelijke deel en deels in de zeereep een voormalige stortplaats welke is afgedekt met zand (de Puinduinen), (ii) Solleveld (raai ) met een waterwingebied achter de duinenrij, (iii) Ter Heijde (raai ) met een slaperdijk achterlangs die geen functie meer vervult in de waterkering en (iv) Arendsduin (raai ) met eveneens een slaperdijk achter het duin zonder waterkerende functie. De Zandmotor die zich in dit deelgebied bevindt vormt geen onderdeel van de zeewering (Hoogheemraadschap van Delfland, 2014). Deelgebied V is onder te verdelen in drie trajecten: (i) De Banken en Spanjaards Duin (raai ), waarbij de begrenzing van de waterkering ligt op de overgang van de nieuwe duinvallei en de landwaarts gelegen duinregel, (ii) de Kapittelduinen met zeewaarts nog een deel van de duincompensatie en (iii) de Van Dixhoorndriehoek met een duinvallei tussen de oude en nieuwe duinenrij. In het beheergebied van Delfland bevinden zich op drie locaties aansluitconstructies: één bij Hoek van Holland, waar de Delflandsedijk overgaat in duin en twee bij de haven van Scheveningen, waar het duin (zeewering) overgaat in dijk en vice-versa. Hierbij wordt in (Tigchelaar et al, 2010) opgemerkt dat de haven van Scheveningen (Noordzeedijk) in de toetsing als dijk wordt beschouwd terwijl de waterkering grote overeenkomsten met een duin vertoont. Dit heeft ook tot gevolg dat er bij Scheveningen geen fysiek aanwezige aansluitconstructies aanwezig zijn. 87

92 Figuur 5.4 Primaire waterkering zeewering (Tigchelaar et al., 2010). 5.3 Toetsing primaire waterkering Waterwet, Voorschrift Toetsen op Veiligheid (VTV) & Wettelijk Toets Instrumentarium (WTI) De Waterwet 11 schrijft voor dat er elke zes (voorheen vijf) jaar een toetsing van de primaire waterkering moet plaatsvinden. Bij de toetsing wordt gekeken of de waterkering in kwestie nog aan de wettelijke veiligheidsnormen voldoet. Uit de toetsing komt één van drie mogelijke oordelen voort: de waterkering voldoet aan de norm, de waterkering voldoet niet aan de norm, of er kan geen oordeel geveld worden. De wijze van toetsen wordt beschreven in het Voorschrift Toetsen op Veiligheid (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2007) en de hulpmiddelen die nodig zijn voor de toetsing worden aangeleverd in het Wettelijk Toets Instrumentarium (WTI 12 ). Hiernaast zijn er de nodige gegevens nodig om de toets te kunnen uitvoeren. De gegevens over de belasting op de waterkering (bijvoorbeeld golfeigenschappen en waterstanden) worden aangeleverd in de Hydraulische Randvoorwaarden (HR). De beheerders van de waterkering zijn verantwoordelijk voor gegevens over (de actuele toestand van) de waterkering. De methode van toetsing hangt in grote mate af van de soort waterkering. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen: dijken & dammen, duinen, waterkerende kunstwerken (bijvoorbeeld sluizen of kademuren) en / 88 Beheerbibliotheek Delfland

93 niet waterkerende objecten (NWO's, zoals kabels en leidingen). Voor al deze categorieën zijn toetsmethodieken beschreven in het VTV. De primaire waterkeringen zijn voor ongeveer 90% bij de waterschappen en voor ongeveer 10% bij Rijkswaterstaat in beheer. Deze waterkering-beheerders zijn verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van de toetsing en de beschikbaarheid van de actuele gegevens m.b.t. de toetsing van de waterkering. In het volgende tekstkader staan de begrippen toegelicht die in deze paragraaf gebruikt worden. Begrippenlijst Toetsing Waterkering Aansluitingsconstructie Een aansluitingsconstructie vormt een overgang (aansluiting) tussen twee verschillende type waterkeringen, vaak tussen een duin en een dijk. Grensprofiel Het grensprofiel is het minimale dwarsprofiel wat in de toetsing nog aanwezig moet zijn na een duinafslag berekening. De dimensies van het benodigde grensprofiel zijn afhankelijk van de Hydraulische Randvoorwaarden. De ligging van het grensprofiel is opgenomen in de legger van de waterkering. Hybride kering Een kering die bestaat uit een combinatie van twee type waterkeringen, bijvoorbeeld een dijk achter een duinenrij of een dijk-in-duin constructie. Legger De legger van de primaire waterkering registreert de precieze ligging van de waterkering. Leggers kunnen de vorm hebben van een kaartenboek of een digitaal (GIS) bestand. De Waterwet verplicht sinds 2009 dat er voor elk waterstaatswerk een legger wordt opgesteld. Bij duinwaterkeringen wordt in de legger het grensprofiel geregistreerd. Normfrequentie Het veiligheidsniveau van elke dijkring is vastgelegd in een normfrequentie. Deze frequentie geeft aan op welke waterstand de keringen berekend moeten zijn. Bijvoorbeeld: als een dijkring een normfrequentie van 1/4000 per jaar heeft, dan moeten de keringen van die dijkring bestand zijn tegen een waterstand die met een waarschijnlijkheid van 1/4000e per 89

94 jaar (en dus gemiddeld eens in de 4000 jaar) voorkomt. Voorland Het gebied dat aan de zeezijde van een waterkering gelegen is. Zeereep De duinenrij die direct aan het strand grenst. Deze kan samenvallen met, of zeewaarts liggen van, de primaire waterkering Eerste toetsronde: De eerste toetsing voor dijkring 14 is uitgevoerd in 1998 waarbij bijna alle primaire waterkeringen (categorie 1) zijn getoetst. Hoogheemraadschap van Delfland heeft hiertoe 4,4 km dijken tussen Hoek van Holland en de Maeslantkering op vrijwel alle deelsporen van STABILITEIT ST, behalve BEKLEDING BK: GRAS, getoetst. De leeftijd van de grasmat was te jong om tot een score te komen. Het dijkvak in de duinkust bij Scheveningen is op geen enkel spoor beoordeeld. Door de aanwezigheid van duinvoetverdediging konden de duinen bij Ter Heijde niet beoordeeld worden, de score is daarom geen oordeel. Er zijn geen kunstwerken in het gebied van Delfland getoetst en de aansluitingsconstructies zijn niet gerapporteerd. Het beheerdersoordeel van het Hoogheemraadschap van Delfland voor dijkringgebied 14, Centraal Holland, is geen oordeel. Het beheerdersoordeel voor de duinen is goed. Er is een plan van aanpak opgesteld door de verschillende hoogheemraadschappen van dijkring 14 om in 2003 een volledige toetsing uit te kunnen voeren (Rijkswaterstaat, 2002) Tweede toetsronde: De resultaten van de tweede toetsronde zijn in 2006 gerapporteerd (Inspectie Verkeer en Waterstaat, 2006). Tijdens deze toetsing zijn voor het beheerdersoordeel strengere randvoorwaarden opgesteld naar aanleiding van onderzoek. Naast de toetsing op veelal hoogte zijn de waterkeringen nu ook getoetst op stabiliteit (Inspectie Verkeer en Waterstaat, 2006). Hoogheemraadschap van Delfland geeft een samenvatting van de resultaten van de tweede toetsronde als inleiding op de resultaten van de derde toetsronde (Tigchelaar, 2010): Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk (tussen de Parksluizen bij Rotterdam en Hoek van Holland) Door het ontbreken van object-informatie en een bruikbare toetsmethodiek kregen veel waterkeringen met Niet-Waterkerende Objecten (NWO s) de score geen oordeel. De waterkering heeft het predicaat geen oordeel gekregen met betrekking tot de mechanismen stabiliteit voorland (door aanwezigheid van bebouwing en het ontbreken van leidraden) en stabiliteit bekleding (door het ontbreken van hydraulische randvoorwaarden). Voor het mechanisme hoogte is de waterkering over een lengte van 350 m als onvoldoende beoordeeld. In 2006 is de dijk op dit traject verhoogd. Op twee trajecten is mogelijk zettingsvloeiingsgevoelig zand aangetroffen. Toetsing vindt plaats in de derde toetsronde. Bij Schiedam kon niet tot een voldoende score worden gekomen voor wat betreft het afschuiven van de vooroever. Toetsing vindt eveneens plaats in de derde toetsronde. 90 Beheerbibliotheek Delfland

95 Van de kunstwerken scoorde Gemaal Westland onvoldoende vanwege de te lage achterloopsheidconstructie. De constructie is in 2006 verhoogd. De betrouwbaarheid van de bewegingswerken in de Buitensluis te Schiedam was onvoldoende. Werkzaamheden die hebben geleid tot verbetering zijn in 2006 afgerond. Voor de onderbouw van de Parksluizen is de score geen oordeel gegeven. De keersluis Maassluis kreeg aanvankelijk het predicaat geen oordeel voor het toetsspoor sterkte van constructieonderdelen vanwege de onzekerheid ten aanzien van de aansluitende kistdamconstructie. Na nader onderzoek bleek de constructie wel aan de norm te voldoen. Vanwege veranderingen in het WTI waren voor meerdere kunstwerken en bijzonder waterkerende constructies herberekeningen nodig. Dit leidde tot de oordelen voldoende of goed voor de Stormvloedkering Scheveningen, Schutsluis Vlaardingen, Buitensluis Schiedam, Kistdamconstructie Havendijk Schiedam en Keerwandconstructie Hudsonstraat Rotterdam. Voor de overige kunstwerken en bijzonder waterkerende constructies werd de score geen oordeel gegeven (Spuisluis Schiedam, Spuisluis Boonerhaven Vlaardingen, Keersluis Gemeentehaven Maassluis en Gemaal Westland). Zeewering In een aantal profielen bij Scheveningen was de score onvoldoende. In 2004 zijn zandsuppleties uitgevoerd, zodat weer aan de norm werd voldaan. De duinen bij Ter Heijde (raai ) zijn als onvoldoende aangemerkt (toetsspoor Winderosie). Voor een groot gedeelte van de duinen met NWO s is de score geen oordeel gegeven, omdat onvoldoende bekend was in hoeverre bebouwing de waterkering ter plaatse beïnvloedt. Haven Scheveningen Het dijklichaam bij Scheveningen Haven bestaat uit een zandlichaam met aangesloten bebouwing in binnen- en buitentalud. Aan de waterkering is de score geen oordeel gegeven voor de toetssporen stabiliteit binnenwaarts en stabiliteit buitenwaarts. Ook de invloed van NWO s op de waterkering kon niet worden getoetst. Door het ontbreken van de hydraulische randvoorwaarden kon de toetsing op hoogte niet plaatsvinden, waardoor ook voor dit toetsspoor de score geen oordeel werd toegekend. Het beheerdersoordeel voor de dijken was voldoende/goed. De duinen kregen als beheerdersoordeel het predicaat onvoldoende hoewel volgens de toetsingsregels en de randvoorwaarden uit HR2001 de score voldoende werd behaald. De reden voor het afwijkende beheerdersoordeel is de ontwikkeling in de hydraulische randvoorwaarden (Inspectie Verkeer en Waterstaat, 2006) Derde toetsronde: Het landelijke speerpunt voor de derde toetsronde was ten minste het halveren van het percentage nader onderzoek voor waterkeringen van de categorie a 13 en b 14. Dit heeft geleid tot het opstellen van een drietal aanvullingen op het toetsinstrumentarium: (i) voor waterkeringen uit categorie c zijn nieuwe regels opgesteld voor een technische toets, (ii) voor eenduidige beheerdersoordelen is het toetskader Nadere uitwerking Beheerdersoordelen 13 Categorie a: dijken, duinen en kunstwerken die rechtstreeks bescherming bieden tegen de zee, de grote rivieren, het IJsselmeer of het Markermeer. 14 Categorie b: waterkeringen die waterkeringen verbinden uit de categorie a of uit categorie c (waterkeringen die indirect tegen buitenwater beschermen). 91

96 opgesteld en (iii) de mogelijkheid is geboden het toetsinstrumentarium aan te passen tijdens het toetsproces door middel van Tussentijdse Uitspraken (Inspectie Verkeer en Waterstaat, 2011). De resultaten van de derde toetsronde voor Hoogheemraadschap van Delfland zijn als volgt samen te vatten (Tigchelaar et al., 2010): Zee- en rivierwaterkering, de Delflandsedijk Bij de toetsing op hoogte werd voor één dijkvak de score voldoende verkregen; voor alle andere dijkvakken was de score goed. Op een aantal trajecten was het overslagdebiet onder maatgevende hoogwateromstandigheden groter dan toelaatbaar. Omdat de score voor stabiliteit en bekleding voor deze trajecten goed was, is toch een positief oordeel verkregen voor de toets op hoogte. Bij de toetsing op stabiliteit scoort de Delflandsdijk over het gehele traject voldoende met uitzondering van twee trajecten met respectievelijk de scores onvoldoende en geen oordeel. Voor de overige trajecten was de score voldoende. Bij de toetsing op bekleding is voor de grasbekleding van de gehele dijk de score goed verkregen. Voor de harde bekleding was de score onvoldoende (1 traject) of geen oordeel (3 trajecten). Voor alle kunstwerken is bij de toetsing de score goed of voldoende, met uitzondering van de Keerwandconstructie Hudsonstraat te Rotterdam ( onvoldoende ) en Complex Parksluizen ( geen oordeel ). NWO s (Niet-waterkerende objecten): Voor de Delflandsedijk zijn 5761 objecten (beplanting, bebouwing en overige objecten) geïnventariseerd. Het merendeel hiervan (4741 ofwel 82%) heeft volgens de methodische toetsing een verwaarloosbare invloed op het waterkerend vermogen van de primaire waterkering. Nadat het beheerdersoordeel hierbij was betrokken volgde voor 5021 objecten het oordeel voldoet aan de norm en voor de resterende 740 het oordeel nader onderzoek nodig. Voor het totaal aan wegen, kabels, leidingen en mantelbuizen (622 km) werd 438 km methodisch beoordeeld als voldoende en de resterende 184 km met geen oordeel. Het veiligheidsoordeel als afweging tussen het oordeel op basis van de toetsingsregels en het beheerdersoordeel is voor de Delflandsedijk weergegeven in Figuur 5.5. Zeewering Voor vrijwel alle trajecten ( strekkingen ) heeft de toetsing geleid tot het oordeel goed. Tussen raaien 9985 en kon geen methodisch oordeel worden gegeven in verband met wijzigingen van de geometrie van de duinen. Het beheerdersoordeel was hier voldoende. Voor alle duinvakken waar winderosie een rol speelt was het oordeel goed. NWO s: omdat een geschikte methodiek voor de duinen ontbrak kon hier niet met toetsingsregels worden beoordeeld. De methodische score was daardoor geen oordeel. Het beheerdersoordeel voor de trajecten met NWO s (AMOCO-leiding bij Hoek van Holland en 6 bunkers bij Scheveningen-noord, zie Figuur 5.6) is voldoende. Het veiligheidsoordeel voor de Zeewering is weergegeven in Figuur Beheerbibliotheek Delfland

97 Figuur 5.5 Veiligheidsoordeel voor de Delflandsedijk in de derde toetsronde (Tigchelaar et al., 2010). Groene lijn: voldoet aan de norm; oranje lijn: nader onderzoek nodig; rode lijn: voldoet niet aan de norm. Figuur 5.6 Veiligheidsoordeel voor de zeewering in de derde toetsronde (Tigchelaar et al., 2010). Groene lijn: voldoet aan de norm. De NWO s zijn weergegeven met het ronde groene symbool (AMOCO-leiding) en het vierkante groene symbool (6 bunkers). 93

98 Haven Scheveningen De hoogte van de dijklichamen rond de haven is beoordeeld als goed. De stabiliteit is beoordeeld als voldoende (stabiliteit binnen- en buitenwaarts en piping en heave) of goed (microstabiliteit). De stabiliteit van de bekleding kon niet worden getoetst omdat een geschikt toetsinstrumentarium ontbrak en kreeg daarom de score geen oordeel. De Stormvloedkering Scheveningen, achterliggende dijklichamen en het gemaal zijn beoordeeld als voldoende. NWO s: 178 objecten (beplanting en bebouwing) hebben als beheerdersoordeel voldoende gekregen, omdat methodisch is aangetoond dat zij een verwaarloosbare invloed hebben op het waterkerend vermogen van de primaire waterkering. De resterende objecten hebben als beheerdersoordeel voldoende (31 stuks) of geen oordeel (83 stuks). 5,5 km wegen, kabels, leidingen en mantelbuizen zijn methodisch beoordeeld als voldoende en 23,6 km als geen oordeel. Het veiligheidsoordeel voor de haven van Scheveningen is weergegeven in Figuur 5.7. Aansluitconstructies De aansluitconstructie tussen de zeewering en de Delflandsedijk is methodisch beoordeeld als goed. De beide aansluitconstructies tussen de zeewering en Haven Scheveningen zijn beoordeeld als voldoende. Figuur 5.7 Veiligheidsoordeel voor de haven van Scheveningen in de derde toetsronde (Tigchelaar et al., 2010). Oranje lijn: nader onderzoek nodig. De aansluitconstructies zijn weergegeven met de cirkels. 94 Beheerbibliotheek Delfland

99 6 Gebruiksfuncties De beheerbibliotheek richt zich op het beheer en onderhoud en de ontwikkeling die langs de kust hebben plaatsgevonden. In de toekomst zou de beheerbibliotheek nog verder aangevuld kunnen worden met ecologische en socio-economische kennis die relevant is voor het vaststellen van de suppletiestrategie. In deze versie van de beheerbibliotheek wordt alvast een start gemaakt. In paragraaf volgt een samenvatting van de economische waarde van de Noordzeekust, in paragraaf wordt uitleg gegeven over de recreatie-basiskustlijn. De typen recreatiestranden van Delfland en de mogelijke knelpunten hierin worden beschreven in paragraaf Paragraaf 6.1 is een samenvatting van de studie van Decisio (2011). In paragraaf 6.2 wordt een begin gemaakt met het beschrijven van de aanwezige natuurwetgeving en de verschillende soorten en habitats in het gebied. In de toekomst zal dit onderdeel mogelijk nog verder worden uitgebreid. 6.1 Recreatie Noordzeekust (Decisio, 2011) Economische waarde De kust is een belangrijke trekpleister voor zowel binnen- als buitenlandse toeristen. Ongeveer 21 procent van de binnenlandse en 26 procent van de buitenlandse overnachtingen in hotels, campings, pensions, bungalowparken, etc. vindt plaats in de kustgebieden. In totaal komt dat voor de gehele Nederlandse kust neer op ruim 19 miljoen overnachtingen in Als de kust als één geheel wordt beschouwd is dit daarmee het belangrijkste toeristengebied van Nederland. Voor de vier kustprovincies is het kusttoerisme nog belangrijker: bijna de helft van alle toeristen overnacht aan de kust. Jaarlijks maken Nederlanders circa 6,5 miljoen dagtochten naar het strand (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2012) en zijn er inclusief verblijfsrecreanten ruim 24 miljoen recreanten op het strand te vinden (NRIT, 2004). Dit is waarschijnlijk nog een forse onderschatting, aangezien er volgens de gemeente Den Haag jaarlijks al 12 miljoen mensen het strand van Scheveningen bezoeken (RIKZ, 2007). Het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC) gaat uit van 95 miljoen eendaagse vrijetijdsactiviteiten aan de kust en 4,8 miljoen meerdaagse vakanties aan de kust, waarvan 1,5 miljoen buitenlandse vakanties (NBTC, 2010). Deze 100 miljoen vrijetijdsactiviteiten is inclusief activiteiten als wandelingen en fietstochten door de duinen en uit eten gaan en zijn dus niet allemaal strand gerelateerd. Op basis van 24 miljoen bezoekers per jaar concludeert het NRIT dat kustrecreatie jaarlijks bijdraagt aan bijna 300 miljoen euro toegevoegde waarde en circa banen. Het RIKZ (2005) komt op een hogere toegevoegde waarde uit. Alleen al in het zogenaamde normafslaggebied (het gebied dat bij een zware storm af mag slaan zonder dat de waterkering het begeeft) is de directe toegevoegde waarde van bedrijven 1,3 miljard euro. Zandvoort en Scheveningen nemen hiervan 90 procent voor hun rekening. Dit is alleen de toegevoegde waarde van de bedrijven die op of direct aan het strand liggen en daarmee voor het overgrote deel gebonden zijn aan toerisme en recreatie. Andere bedrijven in de gemeente of de verdere omgeving, die draaien op toerisme, zijn daarbij nog niet inbegrepen. Het NBTC (2010) berekende dat toeristen ongeveer 2,5 miljard euro per jaar uitgeven langs de Nederlandse kust. Naast de bestedingen aan de kust, besteedt een deel van het toerisme dat is aangetrokken door de kust ook in het gebied daarachter. De nabijheid van de kust heeft 95

100 ook invloed op woongenot en daarmee de huizenprijzen. Het totale economische belang van de kust ligt daarmee hoger dan alleen de bestedingen van toerisme aan de kust. Gegevens over het daadwerkelijke gebruik van het strand zijn beperkt aanwezig. De enige bron die op nationale schaal onderzoek heeft gedaan naar strandbezoek (NRIT, 2004), blijkt veel onbruikbare resultaten te geven (vooral voor stranden met veel dagtoerisme). Op lokale schaal worden incidenteel tellingen verricht, maar de cijfers zijn niet (altijd) recent, compleet of vergelijkbaar. De gezamenlijke cijfers over werkgelegenheid in de horeca, aantal strandpaviljoens en - indien beschikbaar - cijfers over strandbezoek, geven wel een indicatie van het belang van het strand (Tabel 6.1). Uiteraard heeft niet alleen de horeca of de strandpaviljoenhouder profijt van het strand. Ook de detailhandel, toeleveranciers etc. hebben direct of indirect economisch voordeel van de strandbezoeker. Tabel 6.1 Kerngegevens voor de Nederlandse kust (Decisio, 2011) Onderwerp Gegevens Aantal strandpaviljoens 374 Aantal campings Noordzeebadplaatsen als percentage van camping in de vier kustprovincies 45% - als percentage van campings in Nederland 15% Aantal logiesaccomodaties Noordzeebadplaatsen als percentage van accomodaties in de vier kustprovincies 33% - als percentage van accomodaties in Nederland 13% Aantal slaapplaatsen Noordzeebadplaatsen als percentage van slaapplaatsen in de vier kustprovincies 41% - als percentage van slaapplaatsen in Nederland 16% Aantal overnachtingen aan de kust als percentage van slaapplaatsen in de vier kustprovincies 48% - als percentage van slaapplaatsen in Nederland 23% Dagtochten naar zee Uitleg over de Recreatie-Basiskustlijn en de werkwijze vaststellen recreatiestranden In opdracht van de vier kustprovincies Fryslân, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland heeft Decisio in 2011 een onderzoek gedaan naar de recreatie-basiskustlijn. Dit is de strandbreedte die nodig is voor het recreatieve gebruik van het strand. De recreatie-basiskustlijn (rbkl) is gedefinieerd als een zone die aangeeft hoe breed het strand moet zijn om voldoende ruimte te bieden aan de toeristisch-recreatieve functies van de Noordzeekust op de betreffende locatie. De rbkl is bepaald door verschillende recreatieve functies van het strand vast te stellen en hiervoor een minimaal noodzakelijke strandbreedte te definiëren. De strandbreedte is het droge strand: het strand vanaf de duinvoet tot de gemiddelde hoogwaterlijn. Er zijn in het onderzoek vier strandgebruikscategorieën gedefinieerd (Tabel 6.2). Recreatieve stranden zijn in dit onderzoek gedefinieerd als stranden waar economische activiteit op of direct achter het strand plaatsvindt. Er zijn hier strandpaviljoens, 15 Dit is waarschijnlijk een sterke onderschatting. Alleen al in Scheveningen is volgens de gemeente het aantal bezoekers hoger. In België, met een veel kortere kustlijn, ligt het aantal dagbezoekers jaarlijks al tussen de 16 en 19 miljoen. 96 Beheerbibliotheek Delfland

101 georganiseerde activiteiten op het strand, of campings en stads/dorpskernen direct achter het strand. Met behulp van luchtfoto s en Kustlijnkaarten zijn de locaties bepaald waar economische activiteit op of achter het strand plaats vindt. Deze locaties zijn vervolgens doorgesproken in de discussiebijeenkomsten met vertegenwoordigers van provincies, gemeenten, ondernemers, waterschappen en (in Zeeland en Zuid-Holland) Rijkswaterstaat. Tabel 6.2 De categorieën strandgebruik en de daarbij horende minimale strandbreedte (Decisio, 2011) Categorie strandgebruik Sport / evenementen Zeer intensief, stedelijk Matig / redelijk intensief Rustig recreatief overig niet recreatief Toelichting en voorbeelden Gebruik door ruimtevragende (durf)sporten en evenementen. Bijvoorbeeld (delen van): Cadzand-Bad, strand bij Veerse Gatdam, Brouwersdam, Scheveningen, IJmuiden tot aan zuidzijde Wijk aan Zee, Strandpaal 17 Texel, Velsen, Hoek van Holland, Nes Ameland Zeer drukke, bruisende badplaatsen. Scheveningen, Noordwijk aan Zee, Zandvoort, Strandpaviljoens Bloemendaal aan Zee, Hoek van Holland Middengroep wat betreft gebruiksintensiteit. Grote en gevarieerde groep met economische activiteit op het strand: vrijwel alle badplaatsen hebben strand in deze categorie. Bijvoorbeeld De Koog, Bergen, Egmond, Wijk aan Zee, Hoek van Holland, Rockanje, Renesse en Cadzand-Bad. Rustige stranden, maar wel economische activiteit vlakbij het strand. In kilometers hoort het grootste deel van de Noordzeestranden hiertoe. Bijvoorbeeld een strand nabij campings, hotels, woningen e.d. Strand zonder economische activiteiten op of nabij het strand. Zeer beperkt recreatief gebruik, alleen natuurliefhebbers en een enkele wandelaar. Benodigde strandbreedte vanaf de duinvoet Minimaal 100 m Minimaal 80 m Minimaal 60 m Minimaal 25 m (buiten beschouwing in dit onderzoek) In het onderzoek van Decisio zijn er knelpunten aangewezen tussen strandbreedte en recreatie. De inventarisatie van de gemiddelde strandbreedte in de afgelopen 10 jaar, en de ontwikkeling daarin, geeft een indicatief beeld van de strandbreedtes. Echter hierbij moet aangetekend worden dat de situatie verschilt van jaar tot jaar en van jaargetijde tot jaargetijde door zandsuppleties, erosie en weersomstandigheden. Knelpunten in recreatief gebruik van de Noordzeestranden hebben niet alleen met de breedte te maken, maar ook kan het komen door: Beleid en wet- en regelgeving. Het beleid van de waterschappen is bijvoorbeeld gericht op natuur en veiligheid. Aangegroeide duinen worden in dit kader gehandhaafd. De duinvoet schuift dus op, met als gevolg dat stranden smaller worden en paviljoens moeten worden verplaatst. Dit speelt in alle kustprovincies. Ook ervaren gemeenten knelpunten die te maken hebben met (de externe werking) van Natura-2000 beleid en ander natuur- en milieu beleid die de gebruiksmogelijkheden van het strand beperken. Beperkte bereikbaarheid van veel stranden en de parkeermogelijkheden. Meer (verschillende) activiteiten, meer gedurende het gehele jaar. Dit betekent dat op veel recreatiestranden op een maatgevende stranddag (een dag met redelijk mooi weer in het voor-, na- of hoogseizoen) gezoneerd moet worden. 97

102 De kwaliteit van het strand en de strandhelling. Het is van belang dat het strand schoon is, en dat er geen harde voorwerpen in het zand of onder water liggen die hinder of onveilige situaties opleveren Strandrecreatie Delfland Binnen het kustvak van Delfland liggen verschillende gemeentes (Rotterdam, Westland en Den Haag) met badplaatsen die allen in mindere of meerdere mate gebruikt worden voor strandrecreatie, zie Figuur 6.1 (Decisio, 2011). A) Figuur 6.1 Intensiteit strandgebruik Delfland (A) en knelpunten in de strandbreedte voor strandrecreatie (B). B) 98 Beheerbibliotheek Delfland

103 De gemeente Rotterdam kent vooral strandtoerisme bij Hoek van Holland en heeft een relatief breed strand (Tabel 6.3). Hoek van Holland heeft strandtenten op het strand (raai ) en particuliere vakantiehuisjes achter de duinen die toegang hebben tot het strand (raai ,36). De gemeente Rotterdam schat in plaats van bezoekers zoals gerapporteerd in Tabel 6.4 ruim 1,5 keer zoveel bezoekers. Op een mooie zomerdag liggen bezoekersaantallen tussen de en Recreatie op de Tweede Maasvlakte komt beperkt voor, doordat er geen voorzieningen zijn voor strandrecreanten. Het gebied wordt vooral door kitesurfers gebruikt. Er is relatief weinig verblijfstoerisme in Hoek van Holland, maar de sterk geconcentreerde locatie met 15 strandpaviljoens en veel strandhuisjes trekt veel recreanten. Er zijn in 2011 geen knelpunten doordat het gebied net gesuppleerd is. De plannen voor de gebiedsontwikkeling Kaap de Goede Hoek omvatten onder meer het verleggen van de duinen richting de zee. Dit zou het strand 75 meter in breedte doen afnemen (Decisio, 2011). De gemeente Westland kent een relatief rustig strand. De gemeente vindt het belangrijk dat deze rust behouden wordt. De gemeente richt zich voornamelijk op verblijfstoerisme in plaats van dagrecreanten. 7% van de werkgelegenheid in de gemeente Westland is afhankelijk van vrijetijdseconomie (o.a. toerisme). Het recreatieve strand kent een aantal strandtenten, veel strandhuisjes, een zeilvereniging en meerdere campings en vakantieparken achter de duinen. Bij Ter Heijde is de meeste economische activiteit op het strand. Bij Ter Heijde is tevens de Zandmotor aangelegd waardoor er goede omstandigheden voor kitesurfers zijn ontstaan (Decisio, 2011). De gemeente Den Haag kent bijna 10 kilometer kust dat voor strandrecreatie wordt gebruikt, Het gaat hierbij om Kijkduin, het Zuiderstrand, Duindorp en Scheveningen. Het zwaartepunt van het toerisme ligt bij Scheveningen. Campings, hotels, restaurants en strandpaviljoens zijn echter langs de gehele kustlijn verspreid. Het aantal strandrecreanten dat voor Scheveningen in Tabel 6.4 is gespecificeerd, is waarschijnlijk een sterk onderschatte waarde. De gemeente Den Haag rapporteert dat er alleen in de Scheveningen al 12 miljoen bezoekers per jaar zijn. In de zomer zijn er afhankelijk van het weer tot bezoekers per week. Ook in de overige seizoenen worden de boulevards veel bezocht en komen er tussen en bezoekers per week. Doordat Scheveningen waarschijnlijk het drukst bezochte strand is van Nederland, kent de gemeente Den Haag de meeste strandpaviljoens van alle kustgemeenten. De strandbreedte van de gemeente Den Haag is in 2010 voldoende, omdat er net is gesuppleerd. Bij Kijkduin is het strand wat smal bevonden voor kitesurfers en golfsurfers, zie Figuur 6.1B. Er ligt een knelpunt met de Natura2000 wetgeving, doordat beschermde duingebieden de kansen voor nieuwe economische activiteiten beperken (Decisio, 2011). 99

104 Tabel 6.3 Strandbreedte en ontwikkeling (in meters) Delfland (Decisio, 2011) Gemiddelde strandbreedte en ontwikkeling in meters Gemiddelde breedte recreatief strand Gemeente Den Haag: 40,1 (Scheveningen: 34,5) (Kijkduin: 35,3) Gemeente Rotterdam: 65,5 (Hoek van Holland: 58,2) Gemeente Westland: 49,6 (Ter Heijde: 37,6) Trend breedte recreatief strand (meter per jaar) Gemeente Den Haag -0,4 16 Gemeente Rotterdam: -2,2 20 Gemeente Westland: 1,4 Tabel 6.4 Recreatie cijfers voor Delfland (Decisio, 2011) Categorie strandgebruik Aantal Strandrecreanten per jaar (x1000) Gemeente Rotterdam 7 Strand nabij toeristische faciliteiten (raaien) Gemeente Den Haag 989 Gemeente Westland 206 Gemeente Rotterdam Gemeente Den Haag Gemeente Westland Meest drukke strand (strandpalen) Gemeente Rotterdam Bezoekers meest drukke strand (x1000) Gemeente Den Haag Gemeente Westland Gemeente Rotterdam 6 Gemeente Den Haag 432 Gemeente Westland 71 Aantal strandpaviljoens Gemeente Rotterdam 15 Gemeente Den Haag 65 Gemeente Westland 9 Totaal aantal horecabedrijven Gemeente Rotterdam 1827 Gemeente Den Haag 1692 Gemeente Westland 203 Werkzame personen in de Horeca Gemeente Rotterdam Gemeente Den Haag 9840 Gemeente Westland 1250 Totaal aantal banen Gemeente Rotterdam Gemeente Den Haag Gemeente Westland Percentage werkzaam in horeca Gemeente Rotterdam 3.1% 16 De trend van de strandbreedte is hier negatief wat waarschijnlijk het gevolg is van de zeewaartse verplaatsing van de duinvoet in de periode (Giardino en Santinelli, 2013). 100 Beheerbibliotheek Delfland

105 Percentage buitenlandse strandbezoekers Gemeente Den Haag 3.7% Gemeente Westland 2.1% Gemeente Rotterdam 40% Gemeente Den Haag NB Gemeente Westland NB 6.2 Natuur Natuurwetgeving In het gebied van kustvak Delfland komen verschillende duingebieden voor die behoren tot Natura 2000 gebied, zie Figuur 6.2. Habitatrichtlijn: Solleveld & Kapittelduinen Habitatrichtlijn: Westduinpark & Wapendal Habitatrichtlijn: Spanjaards Duin Figuur 6.2 Natuurgebieden van Natura 2000 in kustvak Delfland Ontwikkeling habitatkarakteristieken Westduinpark & Wapendal (Ministerie van Economische Zaken, 2015): Het gebied Westduinpark & Wapendal is in september 2011 aangewezen als een Natura 2000 gebied. Het Westduinpark ligt aan de rand van Den Haag. Het strand is breed en gevarieerd met kenmerkende habitats van de Hollandse duin- en kuststreek. Het Westduinpark ligt ingeklemd tussen Kijkduin (in het zuiden), de stadsrand van Den Haag (in het oosten) en Scheveningen (in het noorden). Landschap en begroeiing van het gebied zijn sterk beïnvloed door de nabijheid van de stad, waarvan de westelijke buitenwijken direct grenzen aan de binnenduinrand. Toch is het Westduinpark meer een duingebied dan een park. De belangrijkste natuurwaarden van het gebied vormen de talrijke vertegenwoordigers 101

106 van het oude zeedorpen landschap. De hoge natuurwaarde van Wapendal, gelegen op de Oude Duinen, hangt samen met de hier nog voorkomende duinheide met Struikhei (Calluna vulgaris). De diversiteit aan plantensoorten in Westduinpark en Wapendal is lager dan in veel andere duingebieden. Dit is niet zozeer het gevolg van de vele verstoringen in het gebied, maar veeleer toe te schrijven aan de indirecte gevolgen van kustafslag, zandwinning en stedenbouw. Doordat het duinmassief tegenwoordig veel smaller is dan in het verleden, is de zoetwaterbel ter plaatse sterk aangetast. Daarbij zijn in de eerste jaren van de 20ste eeuw de laatste grote duinvalleien onder de bebouwing van de stadswijk Statenkwartier verdwenen. Alleen in het zuidwesten van het gebied vinden we nog een van nature wat vochtigere plek, de Natte Pan. Ook liggen hier enkele gegraven waterpartijen, zoals de in 1992 aangelegde Paddenpoel, die voor de Rugstreeppad en Kleine watersalamander van betekenis is. De kleine restanten van min of meer gaaf midden- en binnenduin die nog in het Westduinpark voorkomen, dragen in belangrijke mate bij aan de botanische waarde van het gebied. Dit geldt voor alles voor een klein deelgebiedje met soortenrijke binnenduinrandgraslanden, ingeklemd tussen de sportvelden van Houtrust en de stadswijken Statenkwartier en Duindorp. Aparte vermelding verdient ook de Bosjes van Poot aan de binnenduinrand bij Houtrust, genoemd naar een 18de eeuwse 'duinkoddebeier'. De bodemgesteldheid van de Bosjes van Poot is complex: het gebied is gelegen op de overgang van het buitenduin naar het vroegere middenduin, in een zone waar door vergraving het onderliggend kalkarme strandwalmateriaal 'doorschemert', maar waar waarschijnlijk vanuit het westen ook veel kalkhoudend zand is ingestoven. Daarbij is plaatselijk ook sprake van een landgoedachtig karakter. Dit alles heeft geresulteerd in een duineikenbos met her en der een uitbundige voorjaarsflora van onder andere veel Voorjaarshelmbloem (Corydalis solida), Gewoon sneeuwklokje (Galanthus nivalis), Wilde hyacint (Hyacinthoides nonscripta) en - in deze omgeving als typisch stinzenelement - Daslook (Allium ursinum) (Figuur 6.3). Het kleine en geïsoleerde natuurgebiedje Wapendal heeft een heel ander karakter dan het Westduinpark. Het bestaat uit een mozaïek van duinbos, duingrasland en duinheide. De oppervlakte onbegroeid terrein is zeer beperkt, hetgeen samenhangt met het gebrek aan dynamiek in de laatste decennia. De duingraslanden zijn rijk aan korstmossen. De belangrijkste natuurwaarde wordt gevormd door het habitattype Droge duinheide met Struikhei (H2150). Ook de duinheide heeft echter geleden onder het gebrek aan dynamiek gedurende de afgelopen decennia, met vergrassing en overwoekering door bomen en struiken als gevolg. Door middel van een palet aan maatregelen wordt getracht de botanische waarde van zowel duinheide als duingraslanden te herstellen: verwijdering van opslag van struiken en bomen, kleinschalig plaggen, pleksgewijs maaien en winterbegrazing met Shetland pony's. 102 Beheerbibliotheek Delfland

107 A Figuur 6.3 A) Wondklaver (Anthyllis vulneraria) is een typische vertegenwoordiger van de kalkrijke duinen, die haar zwaartepunt van voorkomen in het zogenaamde zeedorpenlandschap heeft. B) Daslook (Allium ursinum) en Wilde hyacint (Hyacinthoides nonscripta) geven in het voorjaar kleur aan de landgoedbossen in de binnenduinrand. Bron: Ministerie van Economische Zaken, 2015 (Bas van Gennip & Ruud Knol). Solleveld & Kapittelduin (Ministerie van Economische Zaken, 2015): Het duingebied tussen Den Haag en Ter Heijde wijkt af van overige Zuid-Hollandse duingebieden doordat het grotendeels bestaat uit Oude Duinen. Deze ontkalkte duinen kennen bijzondere heideterreintjes die herinneren aan historisch agrarisch gebruik. Het gebied bestaat uit duinen, duinbossen, graslanden, duinheiden, struwelen, ruigten en plassen. Ten noorden van de oude Maasmonding liggen de Kapittelduinen, welke bestaan uit duinen, vochtige duinvalleien, duinplassen, duin- en landgoedbossen, graslanden, struwelen, ruigten en een aantal dijktrajecten. Het meest zeldzame habitattype in Solleveld zijn de heideterreintjes die in het noordoostelijke deel liggen. Hier domineert Struikhei (H2150). De heide wordt deels door schapen begraasd. Er treedt desondanks vergrassing op door NO x - depositie. Het aangrenzende, licht golvende, oud-agrarische deel van Solleveld was tot voor 15 jaar sterk vergrast als gevolg van verdroging en infiltratie met voedselrijk oppervlaktewater (voor de waterwinning), helmaanplant en atmosferische depositie. Een zeldzame soort in dit grasland van het verbond Galio-Koelerion (H2130) is Glad biggenkruid (Hypochaeris glabra). Soorten als Klein vogelpootje (Ornithopus perpusillus) en Vroege haver (Aira praecox) zijn sterk toegenomen, sinds de begroeiing opener en korter is geworden en het infiltratiewater voorgezuiverd werd. Een andere opmerkelijke soort in het duingrasland is Heidespurrie (Spergula morisonii), die in de kustduinen zeldzaam is. Verder landinwaarts komen op nog sterker ontkalkte bodems korstmosrijke begroeiingen voor van het Violo-Corynephoretum. De scherpe overgang naar het jonge, kalkrijke duin wordt gevormd door restanten van paraboolduinen (Figuur 6.4). In de graslanden (eveneens H2130) treden soorten van kalkrijkere bodem op, zoals Kleine ruit (Thalictrum minus) en de door begrazing teruggekeerde Grote tijm (Thymus pulegioides). Ook Wilde liguster (Ligustrum vulgare) markeert de overgang naar het kalkrijkere duin. Een flink deel van dit kalkrijke duin wordt B 103

108 ingenomen door Duindoornstruweel (H2160). De zeereep, onderdeel van het habitattype Witte duinen, herbergt veel Blauwe zeedistel (Eryngium maritimum) en hier en daar Zeekool (Crambe maritima). Ook diersoorten van het open duinlandschap voelen zich hier thuis, waaronder Zandhagedis, Roodborsttapuit en Veldleeuwerik. De Boomleeuwerik is schaars. Op plaatsen waar duinstruweel de boventoon voert, broeden struweelvogels als Sprinkhaanzanger, Braamsluiper, Grasmus en Nachtegaal. De broedvogelbevolking van waterpartijen en moerasvegetatie is goed vertegenwoordigd bij de inlaatkanalen voor drinkwater. Hieronder bevindt zich de zeldzame Cetti's zanger. Figuur 6.4 In het landschap van Solleveld is het paraboolduin te herkennen aan het geel bloeiende Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) en struikjes Wilde liguster (Ligustrum vulgare). Op de achtergrond liggen de oude duinen met geschoren eikenbosjes. Bron: John Janssen via (Ministerie van Economische Zaken, 2015). De Kapittelduinen geven een totaal ander landschapsbeeld te zien. Ze bestaan voornamelijk uit Duindoornstruweel, dat op veel planten vermengd is met struiken die hier na de aanleg zijn aangeplant. De plaatsen ontwikkelden zich na de aanleg tot een kalkrijke duinvallei die vol stond met Parnassia (Parnassia palustris), maar doordat lange tijd geen actief beheer is gevoerd is deze kalkrijke duinvallei vrijwel helemaal dichtgegroeid met Grauwe wilg (Salix cinerea) en - op drogere plekken - Duindoorn (Hippophae rhamnoides). De eerste boompjes Zwarte els (Alnus glutinosa) duiden op een verdere ontwikkeling naar duinbos. Alleen een klein gedeelte in de Van Dixhoorndriehoek is op tijd in maaibeheer genomen en herbergt nu nog een soortenrijke, vochtige duinvalleibegroeiing (H2190). Naast Parnassia groeien hier onder meer Moeraswespenorchis (Epipactis palustris), Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata) en Geelhartje (Linum catharticum), maar de aantallen zijn dramatisch afgenomen. Verder naar het zuiden, voorbij Ter Heijde, bestaat de uiterst smalle duinstrook alleen nog uit de oude en de nieuwe (tweede) zeereep. Het zand van de tweede zeereep is opgediept uit de Maasgeul en daardoor grof en vermengd met een groot aandeel schelpen. Het heeft een andere samenstelling dan een natuurlijke, door de wind gevormde zeereep, wat tot uiting komt in de schaarse begroeiing op deze duinenrij. Tegenwoordig bestaat de kust verdediging hier uit het suppleren van zand op de vooroever (onder water). Juist de fijnere delen van het zand bereiken dan de kust, waardoor de oude zeereep aangroeit en op het strand zelfs enkele primaire duintjes zijn ontstaan. Ter hoogte van 's-gravenzande ligt De Banken. Deze afgesnoerde vallei bestaat uit grasland dat jarenlang in agrarisch gebruik is geweest. Door 104 Beheerbibliotheek Delfland

Beheerbibliotheek Rijnland

Beheerbibliotheek Rijnland Beheerbibliotheek Rijnland Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Kees Kuijper Kees Nederhoff Sophie Vergouwen 1220040-002 Deltares, 2015, B Deltores

Nadere informatie

Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne. Quirijn Lodder

Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne. Quirijn Lodder Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne Quirijn Lodder Inhoudsopgave 1. Kustontwikkeling Nederland 2. Kustontwikkeling Zuidwestelijke Delta 3. Kustlijnzorg 4. Samenvatting 1. Kustontwikkeling

Nadere informatie

Basiskustlijn Herziening van de ligging van de basiskustlijn. Datum 30 januari 2018

Basiskustlijn Herziening van de ligging van de basiskustlijn. Datum 30 januari 2018 Basiskustlijn 2017 Herziening van de ligging van de basiskustlijn Datum 30 januari 2018 Status Definitief 1 Colofon Bestuurskern Dir. Algemeen Waterbeleid en Veiligheid Den Haag Contactpersoon F.P. Hallie

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Vlieland

Beheerbibliotheek Vlieland Beheerbibliotheek Vlieland Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Edwin Elias Sophie Vergouwen Kees Kuijper 1230043-002 Deltares, 2016, B etta Titel Beheerbibliotheek

Nadere informatie

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0) Memo Aan Jasper Fiselier (DHV) Datum Van Pieter Koen Tonnon Jan Mulder Kenmerk Doorkiesnummer +31 (0)88 33 58 464 +31 (0)88 33 58 446 Aantal pagina's 9 E-mail pieterkoen.tonnon @deltares.nl jan.mulder@deltares.nl

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Terschelling

Beheerbibliotheek Terschelling Beheerbibliotheek Terschelling Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Edwin Elias Sophie Vergouwen Claire van Oeveren 1220040-002 Deltares, 2015, B Deltores

Nadere informatie

Basiskustlijn 2001 Evaluatie ligging Basiskustlijn. september 2003

Basiskustlijn 2001 Evaluatie ligging Basiskustlijn. september 2003 Evaluatie ligging Basiskustlijn september 2003 Inhoudsopgave Voorwoord 5 1 Inleiding 7 2. De BKL en het kusthandhavingsbeleid 9 3. Adviezen POK s op hoofdlijnen 13 4. Afweging en besluit over de ligging

Nadere informatie

Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019

Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019 Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma 2016-2019 1 Concept suppletieprogramma 2016-2019 n.a.v. toetsing basiskustlijn Uit de toetsing van de kustlijn blijkt dat de basiskustlijn (BKL) tussen

Nadere informatie

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust Sander Boer, Landelijke Kustdagen 2014 Inhoud presentatie Verankering in beleid en wetgeving Kustlijnzorg Toekomstige uitdaging Kustversterking Hondsbossche

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Schiermonnikoog

Beheerbibliotheek Schiermonnikoog Beheerbibliotheek Schiermonnikoog Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Albert Oost Kees Nederhoff 11200538-002 Deltares, 2017 Titel Beheerbibliotheek

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen

Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen Beheerbibliotheek Zeeuws- Vlaanderen Kees Kuijper Kees Nederhoff Sophie Vergouwen 1220040-002 Deltares, 2016, B Titel Beheerbibliotheek Zeeuws-Vlaanderen Opdrachtgever

Nadere informatie

EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK (2011-2012) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE

EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK (2011-2012) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK (2011-2012) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE Daan Boot April 2015 Juni 2015 Evaluatie van de vooroeversuppletie

Nadere informatie

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor : 2,5 jaar Carola van Gelder-Maas Projectmanager WVL Rijkswaterstaat 31 maart 2014 Hoe zat het ook alweer? Eroderende kustlijn NL kust 12 Mm³ zandsuppleties per jaar Zeespiegelstijging Zwakke schakels

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016) Pieter Koen Tonnon Kees Nederhoff

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2012. december 2011. Colofon Kustlijnkaartenboek 2012

Kustlijnkaarten 2012. december 2011. Colofon Kustlijnkaartenboek 2012 Colofon Kustlijnkaartenboek 2012 Dit rapport is een uitgave van Rijkswaterstaat. Het rapport is tot stand gekomen door samenwerking van de volgende Rijkswaterstaat diensten: RWS Waterdienst RWS Noordzee

Nadere informatie

Kustlijnzorg in Nederland

Kustlijnzorg in Nederland Kustlijnzorg in Nederland Aanleiding, uitvoering en ontwikkeling 25 september 2017 Harry de Looff RWS-WVL Inhoud Waarom Kustlijnzorg? Wat en hoe Kustlijnzorg? Ontwikkelingen en vragen 2 RWS INFORMATIE

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2014. december 2013

Kustlijnkaarten 2014. december 2013 Kustlijnkaarten 2014 december 2013 Kustlijnkaarten 2014 december 2013 2 Rijkswaterstaat Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 De basiskustlijn 6 3 De toetsing 8 4 Korte beschrijving van de toetsingsresultaten

Nadere informatie

Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn

Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch

Nadere informatie

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 1. Derde actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks

Nadere informatie

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31(0) Kennis- en informatiemanagement 8eheerbibliotheek Kust

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31(0) Kennis- en informatiemanagement 8eheerbibliotheek Kust Memo Deltares ~ Aan RWSWVL Datum 3 oktober 2016 Van Claire van Oeveren - Theeuwes Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)883357921 Aantal pagina's 13 E-mail clai re.vanoeveren@deltares.nl Onderwerp Kennis- en informatiemanagement

Nadere informatie

DE ZANDMOTOR SAMENVATTING MER

DE ZANDMOTOR SAMENVATTING MER DE ZANDMOTOR SAMENVATTING MER FEBRUARI 2010 PILOTPROJECT ZANDMOTOR Het klimaat verandert en de druk van de zee op de Nederlandse kust neemt toe. Daarnaast is in de Zuidvleugel van de Randstad grote behoefte

Nadere informatie

1. Derde actualisatie suppletieprogramma Actualisatie n.a.v. de berekening van de basiskustlijn 1 januari 2018

1. Derde actualisatie suppletieprogramma Actualisatie n.a.v. de berekening van de basiskustlijn 1 januari 2018 1. Derde actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks actualiseert Rijkswaterstaat het programma. Op basis

Nadere informatie

Kustlijnkaarten december 2010

Kustlijnkaarten december 2010 december 2010 Colofon Kustlijnkaartenboek 2011 Dit rapport is een uitgave van Rijkswaterstaat. Het rapport is tot stand gekomen door samenwerking van de volgende Rijkswaterstaat diensten: RWS Waterdienst

Nadere informatie

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 1 Eerste actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks

Nadere informatie

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof Memo De tor s Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum Van Reinier Schrijvershof Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 7483 Aantal pagina's 10 E-mail reinier.schrijvershof@deltares.nl Onderwerp Verplaatsing

Nadere informatie

Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland 2010-2011

Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland 2010-2011 Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland 2010-2011 Tommer Vermaas Edwin Elias Laura Vonhögen-Peeters 1207724-002 Deltares, 2013, B Titel OntwikkelinggefaseerdesuppletieAmeland2010-2011 Project 1207724-002

Nadere informatie

Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk

Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk Inhoud 1 Inleiding 2 1.1 Beschrijving van de studie 2 1.2 Uitgangspunten 2 2 Zandtransport langs de kust nabij Katwijk 3 2.1 Inleiding 3 2.2 Zandtransport

Nadere informatie

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 1. Tweede actualisatie suppletieprogramma 2016-2019 Het suppletieprogramma Kustlijnzorg voor de periode 2016-2019 is in juli 2015 vastgesteld. Jaarlijks

Nadere informatie

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Zheng Bing Wang, Wim Eysink, Johan Krol, 9 december 2011, Ameland Onderzochte aspecten Noordzeekust Friesche Zeegat en De Hon Waddenzee

Nadere informatie

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research)

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Memo Aan Saskia Huijs (Rijkswaterstaat Zee en Delta) Datum Kenmerk Doorkiesnummer Van +31(0)88335 7945 Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Aantal pagina's 9 E-mail kees.denheijer

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2006 maart 2006

Kustlijnkaarten 2006 maart 2006 Rapport RIKZ-2006.001 Kustlijnkaarten 2006 maart 2006 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. De basiskustlijn 7 3. De toetsing 9 4. Korte beschrijving van de toetsingsresultaten 15 5. Presentatie van de resultaten

Nadere informatie

Ecobeach. Een duurzaam strand door drainage. Brouwersdam, 3-10-2014. Bas Reedijk. Hoofd afdeling kustwaterbouw BAM Infraconsult

Ecobeach. Een duurzaam strand door drainage. Brouwersdam, 3-10-2014. Bas Reedijk. Hoofd afdeling kustwaterbouw BAM Infraconsult Ecobeach Een duurzaam strand door drainage Brouwersdam, 3-10-2014 Bas Reedijk Hoofd afdeling kustwaterbouw BAM Infraconsult Inhoud Wat is Ecobeach De ervaring met Ecobeach bij Egmond Toepassing van Ecobeach

Nadere informatie

Beleidslijn kust 2015. Bijlage: Kaart soorten dynamiek kust

Beleidslijn kust 2015. Bijlage: Kaart soorten dynamiek kust Beleidslijn kust 2015 Bijlage: Kaart soorten dynamiek kust Inhoud 1 Inleiding 3 2 Toelichting op de legenda 5 3 Kaart soorten dynamiek kust 15 4 Kaart soorten dynamiek kust + Natura 2000 22 Colofon / Bronnen

Nadere informatie

Memo. Stuurgroep Zandmotor. resultaat nadere uitwerking alternatieven Zandmotor en voorstel voorkeursalternatief

Memo. Stuurgroep Zandmotor. resultaat nadere uitwerking alternatieven Zandmotor en voorstel voorkeursalternatief Memo Directie Leefomgeving en Bestuur Afdeling Water Contact mw E van Dam T 070-441 66 14 e.van.dam@pzh.nl Datum Aan Stuurgroep Zandmotor Kopie aan Onderwerp resultaat nadere uitwerking alternatieven Zandmotor

Nadere informatie

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden Jacobi en Cegerek (beiden PvdA) over waterveiligheid in het kustgebied.

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden Jacobi en Cegerek (beiden PvdA) over waterveiligheid in het kustgebied. > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456

Nadere informatie

Duinaangroei na 1990 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland

Duinaangroei na 1990 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland Duinaangroei na 199 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland Duinaangroei na 199 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland november 26 in opdracht van Rijkswaterstaat, RIKZ Het verschil in het volume zand

Nadere informatie

Memo. van Verkeer en Waterstaat. Rijkswaterstaat. Aan Mark Dierikx, Marijke Dirkson (DG Water)

Memo. van Verkeer en Waterstaat. Rijkswaterstaat. Aan Mark Dierikx, Marijke Dirkson (DG Water) Memo Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Aan Mark Dierikx, Marijke Dirkson (DG Water) Van Jan Mulder (RIKZ) mmv Ruud Spanhoff en Pieter van Vessem Datum 5 maart 2007 (versie 1) 18 juni

Nadere informatie

Stand van zaken onderzoeken medio 2018

Stand van zaken onderzoeken medio 2018 Stand van zaken onderzoeken medio 2018 Over Natuurlijk Veilig Natuurlijk Veilig is een meerjarig samenwerkingsproject van Rijkswaterstaat, de Wadden vereniging, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland,

Nadere informatie

Voorts adviseren zij ten aanzien van de verschillende onderdelen van de nationale Visie Kust:

Voorts adviseren zij ten aanzien van de verschillende onderdelen van de nationale Visie Kust: Rapport Onderwerp Nationale Visie Kust Datum behandeling OIM 23 mei 2013 Kenmerk OIM-2013/104963 I. Aanleiding De deelnemers aan het OIM zijn op verschillende momenten en op verschillende wijzen betrokken

Nadere informatie

Kustlijnkaarten 2007 december 2006

Kustlijnkaarten 2007 december 2006 Rapport RIKZ-2006.019 Kustlijnkaarten 2007 december 2006 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. De basiskustlijn 7 3. De toetsing 9 4. Korte beschrijving van de toetsingsresultaten 15 5. Presentatie van de resultaten

Nadere informatie

Beleidsevaluatie 'Dynamisch handhaven'

Beleidsevaluatie 'Dynamisch handhaven' D e f i n i t i e f Beleidsevaluatie 'Dynamisch handhaven' N o v e m b e r 2 0 0 5 D e f i n i t i e f Beleidsevaluatie 'Dynamisch handhaven' dossier MC-BP20050171 registratienummer MC-BP20050171 versie

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Noord-Holland

Beheerbibliotheek Noord-Holland Beheerbibliotheek Noord-Holland Overzicht van kennis ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust Edwin Elias Ankie Bruens 1207724-004 Deltares, 2013 Titel Beheerbibliotheek Noord-Holland

Nadere informatie

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Nadere informatie

Evaluatie strandsuppletie bij Hoek van Holland 2007

Evaluatie strandsuppletie bij Hoek van Holland 2007 Evaluatie strandsuppletie bij Hoek van Holland 2007 een studie met behulp van hoogtemetingen en korrelgroottes Laura Vonhögen Pieter Doornenbal 1202344-000 Deltares, 2011 Inhoudsopgave 1 INLEIDING 3

Nadere informatie

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust Kustgenese 2.0 Zandige kust Het klimaat verandert. De bodem daalt. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop we omgaan met de Nederlandse kust. Om de veiligheid

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Walcheren

Beheerbibliotheek Walcheren Beheerbibliotheek Walcheren Tommer Vermaas Ankie Bruens 1207724-004 Deltares, 2013, B Titel Beheerbibliotheek Walcheren Opdrachtgever Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving Project 1207724-004

Nadere informatie

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud Tussenresultaten 2011-2015 De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud De Zandmotor In 2011 is voor de kust van Ter Heijde en Kijkduin De Zandmotor aangelegd: een grote kunstmatige zandbank in

Nadere informatie

Drie jaar kustlijnzorg

Drie jaar kustlijnzorg .. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat -Generaal Rijkswaterstaat Dienst Getijdewateren Rijksinstituut voor Kust en Zeel RfKZ Drie jaar kustlijnzorg voortgangsrapportage jj dynam isch hand

Nadere informatie

BEHEER BIBLIOTHEEK SCHOUWEN; MORFOLOGIE EN INGREPEN

BEHEER BIBLIOTHEEK SCHOUWEN; MORFOLOGIE EN INGREPEN BEHEER BIBLIOTHEEK SCHOUWEN; MORFOLOGIE EN INGREPEN DELTARES 29 augustus 2013 - Definitief C03041.003080. Inhoud 1 Inleiding... 5 1.1 Aanleiding... 5 1.1.1 Kustonderhoud en -onderzoek... 5 1.1.2 Beheerbibliotheek...

Nadere informatie

Kustlijnen voor Dijkringen. Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse duinwaterkeringen

Kustlijnen voor Dijkringen. Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse duinwaterkeringen Kustlijnen voor Dijkringen Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse duinwaterkeringen Kustlijnen voor Dijkringen Over de relatie tussen kustlijnzorg en de sterkte van Nederlandse

Nadere informatie

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Morfologie kwelders en. platen Balgzand Morfologie kwelders en platen Balgzand Autonome ontwikkeling Hoogwatervluchtplaatsen Werkdocument RIKZ/AB - 99.607x ir. B.B. van Marion December 1999 Samenvatting In het kader van het project GRADIËNTEN

Nadere informatie

Ecologisch gericht suppleren I

Ecologisch gericht suppleren I Ecologisch gericht suppleren I resultaten van het onderzoek Petra Damsma Harriette Holzhauer Tommer Vermaas Bert vd Valk Luca van Duren Annelies de Backer inhoud Het kustbeleid en kustbeheer door RWS De

Nadere informatie

provincie H 0 L L A N D ZUID

provincie H 0 L L A N D ZUID T^ r Gedeputeerde Staten provincie H 0 L L A N D ZUID Contact mr. drs. S. Hoitinga T 070-441 65 98 s.hoitinqa(a)pzh.nl mw. P.A.H. Vollebregt-Verkoijen T 070-441 61 42 pah.vollebreqtgjpzh.nl leden van het

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RIKZ

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RIKZ Werkdocument Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RIKZ Aan Leo Uit den Bogaard Contactpersoon Doorkiesnummer T. Walhout / P. Roelse

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING AI eeuwenlang wardt er in Nederland gestreden met de zee. Erosie van de kust zorgt voar een grote bedreiging van het achterland van overstromingen met vaak grote schade tot gevolg.

Nadere informatie

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Deltaprogramma Waddengebied Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Colofon Deltaprogramma Waddengebied Nieuwe Uitleg 1 Den Haag PROBLEEMANALYSE DELTAPROGRAMMA WADDEN Datum 10 augustus 2011 Status

Nadere informatie

Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust. Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a.

Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust. Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a. Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a. het Waddensysteem Kust Noord-Holland Waddeneilanden Zeegaten,

Nadere informatie

Projectplan KPP KPP-B&OKust

Projectplan KPP KPP-B&OKust Projectplan KPP 2013 KPP-B&OKust Projectplan KPP 2013 KPP-B&OKust Ankie Bruens Ad van der Spek Edwin Elias Alessio Giardino 1207724-000 Deltares, 2013, B Titel Projectplan KPP 2013 Opdrachtgever Ministerie

Nadere informatie

Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007

Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007 Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007 Ontwikkeling suppletie tussen Den Helder en Julianadorp 2007 Edwin Elias Laura Vonhögen - Peeters Ankie Bruens 1206171-000 Deltares, 2013,

Nadere informatie

Zand voor zuidwest Texel Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel

Zand voor zuidwest Texel Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel Auteur: Jelmer Cleveringa rapport RIKZ/OS/2001.031 Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Technisch

Nadere informatie

Onderzoek Alternatieve Lange termijn Suppletiestrategieën / ALS

Onderzoek Alternatieve Lange termijn Suppletiestrategieën / ALS Onderzoek Alternatieve Lange termijn Suppletiestrategieën / ALS Tussenrapportage 2011 ten behoeve van het Deltaprogramma Kust Joost Stronkhorst, John de Ronde, Jan Mulder, Bas Huisman, Maaike van Aalst,

Nadere informatie

Morfologische effecten

Morfologische effecten Ministerie van Verkeer en Waterstaat stuvwxyz Programmadirectie Ontwikkeling Nationale Luchthaven Morfologische effecten Morfologische effecten van een kunstmatig eiland voor de kust van Egmond november1999

Nadere informatie

Zandsuppleties in de 21 e eeuw

Zandsuppleties in de 21 e eeuw Zandsuppleties in de 21 e eeuw Onderzoek Alternatieve Lange termijn Suppleties (ALS), ten behoeve van het Deltaprogramma Kust Eindconcept Joost Stronkhorst, John de Ronde, Jan Mulder, Bas Huisman, Chris

Nadere informatie

VARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II

VARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II VARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II P R E S E N T A T I E S T A K E H O L D E R S B I J E E N K O M S T R O G G E N P L A A T, 8 N O V. 2 0 1 6, K R A B B E N D I J K E Joost Stronkhorst (HZ/Deltares),

Nadere informatie

De herziening van de basiskustlijn van Zeeuws- Vlaanderen Een advies, opgesteld naar aanleiding van mijn stageopdracht bij Rijkswaterstaat

De herziening van de basiskustlijn van Zeeuws- Vlaanderen Een advies, opgesteld naar aanleiding van mijn stageopdracht bij Rijkswaterstaat TU DELFT, RIJKSWATERSTAAT, WATERSCHAP SCHELDESTROMEN De herziening van de basiskustlijn van Zeeuws- Vlaanderen Een advies, opgesteld naar aanleiding van mijn stageopdracht bij Rijkswaterstaat F.P. Roelse

Nadere informatie

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling Memo Aan RWS Zeeland, t.a.v. Yvo Provoost, Eric van Zanten Datum Van Hans de Vroeg Kenmerk Doorkiesnummer (088) 33 58 238 Aantal pagina's 8 E-mail hans.devroeg @deltares.nl Onderwerp Rijke strand van Wemeldinge

Nadere informatie

3e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen"

3e Monitoringsrapportage projecten Slimmer omgaan met zand op Schouwen en Herstel duindynamiek Kop van Schouwen Onderwerp 3 e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen" Van Projectgroep Kop van Schouwen Datum 15 november 2017 Status Ter besluitvorming

Nadere informatie

3e Kustnota Traditie, Trends en Toekomst

3e Kustnota Traditie, Trends en Toekomst 3e Kustnota Traditie, Trends en Toekomst 3e Kustnota 3e Kustn Traditie, Trends Traditie, en Toekomst en Toeko Bescherming laag Nederland Kustlijnzorg Bouwen in de kust Nieuwe activiteiten op zee Samenvatting

Nadere informatie

Nieuwsbrief Kustgenese 2.0

Nieuwsbrief Kustgenese 2.0 April 2017 Een kleine zandmotor in de buitendelta? Planning en producten Kustgenese 2.0 2016 2017 2018 2019 2020 Opstellen Onderzoeksprogramma Uitvoeren Onderzoeks- en monitoringsprogramma Doelen pilot

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 4. 1. Inleiding 8 1.1 Uitgangspunten 9 1.2 Leeswijzer 9

Inhoud. Voorwoord 4. 1. Inleiding 8 1.1 Uitgangspunten 9 1.2 Leeswijzer 9 Basiskustlijn 2012 Basiskustlijn 2012 Inhoud Voorwoord 4 1. Inleiding 8 1.1 Uitgangspunten 9 1.2 Leeswijzer 9 2. Beleid en beheer 10 2.1 Dynamisch handhaven en BKL 10 2.2 Kustlijnzorg 11 2.3 Waterwet

Nadere informatie

Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam

Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Tommer Vermaas Ankie Bruens 1207724-004 Deltares, 2013, B Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Vraagstelling 1

Nadere informatie

Kusterosie van noordwest Ameland: ontwikkelingen op verschillende tijdschalen

Kusterosie van noordwest Ameland: ontwikkelingen op verschillende tijdschalen Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Kusterosie van noordwest Ameland: ontwikkelingen op verschillende tijdschalen Auteurs: dr. A.P. Oost, ir. C.G. Israël & dr. D.W. Dunsbergen Rapport RIKZ/2000.057 Project

Nadere informatie

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk De kust is (niet) veilig! De dijk aan de kust van Petten ziet er zo sterk en krachtig uit, maar toch is hij niet

Nadere informatie

Memo. 1 Inleiding. Aan Deon Slagter (Rijkswaterstaat Waterdienst) Aantal pagina's 14. Datum 07 janurai Final. Kenmerk ZKS-0001

Memo. 1 Inleiding. Aan Deon Slagter (Rijkswaterstaat Waterdienst) Aantal pagina's 14. Datum 07 janurai Final. Kenmerk ZKS-0001 Memo Aan Deon Slagter (Rijkswaterstaat Waterdienst) Datum 07 janurai 2011 - Final Van Claire van Oeveren Kenmerk 1202345-000-ZKS-0001 Doorkiesnummer +31 (0)88 33 57 921 Aantal pagina's 14 E-mail claire.vanoeveren@deltares.nl

Nadere informatie

Veranderingen in gemiddelde zeeniveaus in de Nederlandse kustwateren. Douwe Dillingh Deltares

Veranderingen in gemiddelde zeeniveaus in de Nederlandse kustwateren. Douwe Dillingh Deltares Veranderingen in gemiddelde zeeniveaus in de Nederlandse kustwateren Douwe Dillingh Deltares NCG workshop Delft, 6 februari 2014 Inhoud Waarom is het belangrijk Hoe gaan we er mee om Wat meten we Trendanalyse

Nadere informatie

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ. Evaluatie onderwatersuppleties Noord- en Zuid-Holland. Eindrapport. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ. Evaluatie onderwatersuppleties Noord- en Zuid-Holland. Eindrapport. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2 Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ Evaluatie onderwatersuppleties Noord- en Zuid-Holland Eindrapport Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570

Nadere informatie

Voorwoord. aanvulling voor de natuur- en recreatiemogelijkheden,

Voorwoord. aanvulling voor de natuur- en recreatiemogelijkheden, DE ZANDMOTOR van zand naar land De provincie Zuid-Holland is één van de dichtstbevolkte gebieden ter wereld. Het ligt grotendeels onder zeeniveau. Met het veranderende klimaat komt van verschillende kanten

Nadere informatie

Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat

Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat Edwin Elias Ankie Bruens 1206171-001 Deltares, 2012 Inhoud

Nadere informatie

Zandverliezen in het Nederlandse kustsysteem

Zandverliezen in het Nederlandse kustsysteem Delta IJmuiden-Hoek van Holland Petten-IJmuiden Marsdiep Eierlandse gat Vliestroom Amelander zeegat Friese zeegat Eems Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Zandverliezen

Nadere informatie

Kustgenese 2.0. Programma voor lange termijn kustonderzoek Carola van Gelder Rijkswaterstaat

Kustgenese 2.0. Programma voor lange termijn kustonderzoek Carola van Gelder Rijkswaterstaat Programma voor lange termijn kustonderzoek 2015-2020 Carola van Gelder Terugblik Kustgenese 1 basis suppletiebeleid 1990 Diverse Kustnota s en Beleidslijn kust Deltaprogramma 2015 Beslissing zand DPW,

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden (Noord-Holland)

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden (Noord-Holland) Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Midden (Noord-Holland) Herman Gorterstraat 55 3511 EW UTRECHT Postbus 19143 3501 DC UTRECHT www.minlnv.nl T 070 888 32 00 F

Nadere informatie

Het Masterplan Kustveiligheid

Het Masterplan Kustveiligheid Het Masterplan Kustveiligheid Symposium Natuurlijke Kustbescherming, 23/10/17 Ir. Daphné Thoon MDK-Afdeling Kust A low-lying Laaghinterland liggend achterland Meer dan 85% van de polders ligt onder +5

Nadere informatie

WaterINNovatiebron WINN

WaterINNovatiebron WINN WaterINNovatiebron WINN Innovatieprogramma voor de watertaken van Rijkswaterstaat Kunstrif als verborgen veiligheid Inhoud Waarom een WINN-Kunstrif Hoe werkt het concept Percepties bij stakeholders Verkenning

Nadere informatie

Beheerbibliotheek Texel. Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn

Beheerbibliotheek Texel. Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn Beheerbibliotheek Texel Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn Beheerbibliotheek Texel Feiten en cijfers ter ondersteuning van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn

Nadere informatie

In de paragrafen 3.1 en 3.2 is de aanpak voor de twee studieonderdelen gepresenteerd.

In de paragrafen 3.1 en 3.2 is de aanpak voor de twee studieonderdelen gepresenteerd. Memo Aan : Maaike Veer (Waternet) Marieke Hazelhoff (HHRS Rijnland) Van : Martijn Onderwater, Diederik van Hogendorp (Alkyon) Paraaf : Onderwerp : Dynamische Kuststrook Rijnland Datum : 1-8-9 Kopie(en)

Nadere informatie

Technische mogelijkheden voor een dynamische kustuitbreiding. een voorverkenning t.b.v. het Deltaprogramma

Technische mogelijkheden voor een dynamische kustuitbreiding. een voorverkenning t.b.v. het Deltaprogramma Technische mogelijkheden voor een dynamische kustuitbreiding een voorverkenning t.b.v. het Deltaprogramma Technische mogelijkheden voor een dynamische kustuitbreiding een voorverkenning t.b.v. het Deltaprogramma

Nadere informatie

Metro & De Volkskrant van mei. Veiligheid; versterking van de kustzone

Metro & De Volkskrant van mei. Veiligheid; versterking van de kustzone Metro & De Volkskrant van mei Project Thema DWKPrgr 418 Duurzame kust- en estuariene natuur Noordzee en kust Pieter Slim Diana Prins & Sona Prakash Overzichtkaart Nederland DE RAMP, februari 1953 Natuur

Nadere informatie

Dynamisch kustbeheer

Dynamisch kustbeheer Dynamisch kustbeheer Terugblik: Wat wilde STOWA ook al weer? Strategienota Koers 2009-2013 van de STOWA heeft kust op de agenda. Veel vragen vanuit beheerders over de praktijk: Hoe ga ik om met bunkers

Nadere informatie

Buitendelta s: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppleties-pilots

Buitendelta s: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppleties-pilots Buitendelta s: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppleties-pilots Opgesteld door: Deltares Status en datum: concept 23 mei 2012 Redactie: Bureau Landwijzer Buitendelta s: tot voor kort

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West

Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West www.rijksoverheid.nl/eleni Bijlage nummer 1 Horend bij Vergunning Nb-wet 1998 Contactpersoon Inhoudelijke overwegingen Zandwinning en zandsuppletie voor de kust van Texel Zuid West Bijlagen - DE AANVRAAG

Nadere informatie

Dynamisch kustbeheer. Erna Krommendijk. Milieufederatie Noord-Holland. Versneller van duurzaamheid

Dynamisch kustbeheer. Erna Krommendijk. Milieufederatie Noord-Holland. Versneller van duurzaamheid Dynamisch kustbeheer Erna Krommendijk Milieufederatie Noord-Holland Programma veldbezoek 15 november 2013 Welkom / introductie Veldbezoek met diverse toelichtingen Lunch Wensen en kansen in deelgebieden:

Nadere informatie

Effectiviteit van vooroeversuppleties langs de Waddenkust

Effectiviteit van vooroeversuppleties langs de Waddenkust pdrachtgever: Rijkswaterstaat -RIKZ Effectiviteit van vooroeversuppleties langs de Waddenkust Aanzet tot ontwerprichtlijnen voor het ontwerp van vo ro eve rs u p p I et i es Al 539 30 november 2005 Alkyon

Nadere informatie

Kustlijn van de Noordzee

Kustlijn van de Noordzee International Wadden Sea School www.iwss.org 150.000 jaar geleden - 150.000 jaar geleden was het hele Noordzeebekken bedekt met een dikke ijslaag: dit was de Saale ijstijd. - Alle zeewater was in gletsjers

Nadere informatie

Richtlijnen. Onderwatersuppleties. RIKZ rapport

Richtlijnen. Onderwatersuppleties. RIKZ rapport RIKZ/0208/AQ/017 Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Verkeer en Waterstaat die zorgt dat verkeer en water op de nationale netwerken kunnen stromen en die werkt aan droge

Nadere informatie

Buitendelta's: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppletie-pilots

Buitendelta's: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppletie-pilots Buitendelta's: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppletie-pilots Buitendelta's: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppletie-pilots Edwin Elias Albert Oost Ankie Bruens Jan

Nadere informatie

Dynamisch handhaven Basiskustlijn

Dynamisch handhaven Basiskustlijn Dynamisch handhaven Basiskustlijn Beleid dynamisch kustbeheer Het programma Kustlijnzorg Slimmer omgaan met zand (op Schouwen) Doorkijk 2030 Bron: Marian Lazar Zee en Delta Landelijke Stranddagen, gemeente

Nadere informatie

Geen zand, geen land! Voorstel Beslissing Zand : Adaptatieagenda voor duurzaam behoud van de kust

Geen zand, geen land! Voorstel Beslissing Zand : Adaptatieagenda voor duurzaam behoud van de kust Geen zand, geen land! Voorstel Beslissing Zand : Adaptatieagenda voor duurzaam behoud van de kust Colofon Dit is een uitgave van: Deltaprogramma Kust Deltaprogramma Waddengebied Deltaprogramma Zuidwestelijke

Nadere informatie

Deel I: algemene toelichting op het kustontwerp (breedte en hoogte duin)

Deel I: algemene toelichting op het kustontwerp (breedte en hoogte duin) Deel I: algemene toelichting op het kustontwerp (breedte en hoogte duin) Hieronder is met behulp van een aantal figuren het mechanisme van kustversterking met zand en Dijk-in-Duin in relatie tot hoogte

Nadere informatie

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002 Zandhonger Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002 Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder? De Deltawerken veranderden de

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat FG =DQGYRRUUDGHQYDQKHW NXVWV\VWHHP 2QGHUERXZLQJYDQHHQFRQFHSWXHHOPRGHOPHWEHKXOS YDQWUHQGVYDQGHZLQVWHQYHUOLHVSRVWHQRYHUGH SHULRGH *HUWjDQ1HGHUEUDJW 5DSSRUW5,.= Colofon.......................

Nadere informatie