Projectplan Taalniveau pedagogisch medewerkers Voorschoolse Educatie

Transcriptie

1 Projectplan Taalniveau pedagogisch medewerkers Voorschoolse Educatie Inhoudsopgave Datum: 10 september 2014 Versienr: 02 Afdeling: Saleza Steller: Aad de Booij

2 1. Inleiding Achtergrond Actuele maatschappelijke context Landelijke beleidsontwikkelingen Taalvaardigheid voor de VVE Inleiding Taalvaardigheidsniveau en eisen Doelstellingen Acties Kosten Projectplanning

3 1. Inleiding 1.1. Achtergrond Voldoende taalvaardigheid in de Nederlandse Taal is niet alleen een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle schoolloopbaan en aansluitend perspectief op betaald werk, maar ook voor actieve maatschappelijke participatie. De basis voor de ontwikkeling van die taalvaardigheid wordt in de eerste levensjaren gelegd. Voor kinderen die opgroeien in een omgeving met verhoogd risico op ontwikkelingsachterstanden is Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) beschikbaar waarin gericht aandacht gegeven wordt aan de taalvaardigheid. Om dat effectief te kunnen doen moeten de pedagogisch medewerkers die belast zijn met de uitvoering van de VVE voldoende taalvaardig zijn. Op basis van praktijkervaringen in andere (grotere) gemeenten wordt verondersteld dat 50% tot 70% van de pedagogisch medewerkers in VVEvoorzieningen in kleinere gemeenten niet voldoet aan de minimaal noodzakelijke taalvaardigheidseisen. Op structureel niveau is dit probleem aangepakt door de (her)invoering van Nederlandse Taal als zelfstandig examenvak op de beroepsopleidingen voor pedagogisch medewerkers vanaf Vanaf het schooljaar maakt taalniveau 2F (weer) onderdeel uit van de mbo 3-opleiding. Taalniveau 3F wordt opgenomen in het keuzedeel vve voor de mbo 3-opleiding en als integraal onderdeel van de mbo 4-opleiding. Invoering is voorzien voor , zodat het jaar kan worden benut voor een praktijktoets. De effecten daarvan op de taalvaardigheid van de nieuwe generatie pedagogisch medewerkers met VVE- kwalificatie worden op zijn vroegst zichtbaar in de uitstroom vanaf De rijksoverheid stelt middelen beschikbaar voor de uitvoering van maatregelen die leiden tot het vereiste taalvaardigheidsniveau van huidige pedagogisch medewerkers in de VVE Actuele maatschappelijke context Hellevoetsluis investeert in de ontwikkeling van jonge kinderen die het risico lopen met een (taal)achterstand in te stromen in het basisonderwijs. Dat doen we onder meer door het faciliteren van de uitvoering van Voorschoolse Educatieve (VVE)programma s voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, waarvan op basis van indicatiestelling is vastgesteld dat zij een verhoogd risico lopen op ontwikkelingsachterstanden. In Hellevoetsluis zijn in 2014 volgens opgave SPH 23 pedagogisch medewerkers belast met de uitvoering van VVE-programma s in 28 groepen op 5 locaties. De uitvoeringsorganisatie hiervoor is de Stichting Peuterspeelzalen Hellevoetsluis (SPH) Het VVE programma wordt niet alleen aangeboden aan kinderen met een VVE indicatie, maar aan alle kinderen die in die groepen opgevangen worden. De SPH ontvangt subsidie voor opvang en programma van de kinderen met een VVE indicatie. De ouders betalen een kleine eigen bijdrage. De kosten van niet VVE-geïndiceerde kinderen worden volledig gedragen door de ouders. Momenteel is overleg gaande tussen SPH en De Kinderkoepel, aanbieder van Kinderdagopvang en Buitenschoolse Opvang in Hellevoetsluis, over verregaande samenwerking. Wij nemen vooralsnog aan dat ook in Hellevoetsluis 50% tot 70% van de pedagogisch medewerkers van de SPH niet voldoet aan de minimaal noodzakelijke taalvaardigheidseisen. 3

4 1.3. Landelijke beleidsontwikkelingen Op 20 augustus 2013 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de kwaliteit en Voor- en Vroegschoolse Educatie. Met betrekking tot de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers schrijft hij o.a. : Daarom stel ik de overige gemeenten (bedoeld is buiten de G37) stapsgewijs in staat alle pedagogische medewerkers die VVE geven, te toetsen en te scholen. Hiervoor zal meer tijd nodig zijn dan in de G37. Met de VNG worden hierover afspraken gemaakt, omdat de middelen hiervoor beperkt zijn Algemeen wordt verwacht dat op enig moment (mogelijk al 2017)de taalvaardigheidseisen onderdeel zullen worden van het landelijk vastgestelde toetsingskader voor de VVE. Overigens zijn er nu ook al gemeenten (G4 en G37) waar het voldoen aan de taalvaardigheidseisen van pedagogische medewerkers belast met de uitvoering van VVE-programma s een voorwaarde voor subsidiering is. 4

5 2. Taalvaardigheid voor de VVE 2.1. Inleiding De gemeente streeft naar optimale kwaliteit van de Voorschoolse en Vroegschoolse Educatieve voorzieningen in Hellevoetsluis. Mede om dat te bereiken is de doelstelling dat uiterlijk 31 december 2015 alle pedagogisch medewerkers, belast met de uitvoering van door de gemeente Hellevoetsluis gesubsidieerde VVE-programma s, voldoen aan door de gemeente vast te stellen minimale taalvaardigheidseisen Taalvaardigheidsniveau en eisen Het belang van voldoende taalvaardigheid is groot. Allereerst is de taalvaardigheid van de pedagogisch medewerkers van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van de kinderen die deelnemen aan de VVE-programma s. Die verantwoordelijkheid gaat veel verder dan de overigens niet onbelangrijke voorbeeldfunctie. De taalvaardigheid is noodzakelijk voor het actief stimuleren van de taalontwikkeling van de kinderen en voor de communicatie met collega s en ouders over de ontwikkeling van de kinderen. Tenslotte is met name de leesvaardigheid ook van belang voor het kunnen begrijpen en toepassen van programma s en protocollen. Onderstaande beschrijving van taalvaardigheidsniveaus en eisen zijn ontleend aan Over de verhoging van de taal-eis in de kinderopvang (Bijloo, 2012) Gebaseerd op her referentiekader Taal en Rekenen(Ministerie OCW Commissie Meijerink, 2009) Voor taal onderscheidt het referentiekader vier verschillende niveaus (1F, 2F, 3F en 4F). Niveau Fundamentele kwaliteit Drempel 1F en 1S 2F Eind primair onderwijs Eind vmbo en mbo-2 en mbo-3 Van po naar vo Van vmbo naar mbo of havo en van mbo-3 naar mbo-4 3F Eind mbo-4 en havo Van havo en mbo-4 naar ho 4F Eind vwo van vo naar wo Per niveau zijn er de volgende domeinen te onderscheiden, die op hun beurt weer verschillende subdomeinen bevatten: 1) Mondelinge taalvaardigheid met de sub-domeinen Gespreksvaardigheid, Luistervaardigheid en Spreekvaardigheid 2) Lezen, met de sub-domeinen Zakelijke teksten en Fictionele, narratieve en literaire teksten 3) Schrijven 4) Taalverzorging, met de sub-domeinen Begrippenlijst, Taalverzorging, Niveaubeschrijvingen en Moeilijkheid Om aan te sluiten bij de landelijke ontwikkelingen en de afspraken die het Rijk gemaakt heeft met de G37 moet de doelstelling taalvaardigheid voor mondelinge en leesvaardigheden op niveau 3F gesteld worden en voor schriftelijke vaardigheden op niveau 2F. 5

6 3. Doelstellingen Einddoelstelling Uiterlijk 31 december 2015 voldoen alle pedagogisch medewerkers die in Hellevoetsluis belast zijn met de uitvoering van door de Gemeente Hellevoetsluis gesubsidieerde VVE-programma s aan de volgende taalvaardigheidsniveaus: Mondelinge vaardigheden Niveau 3F, Leesvaardigheden: Niveau 3F, Schriftelijke vaardigheden: Niveau 2F Deeldoelstellingen Om tot deze einddoelstelling te komen zijn de volgende deeldoelstellingen gesteld Met ingang van 1 september 2014 wordt in de aanstellingsprocedure voor pedagogisch medewerkers die belast (kunnen) worden met de uitvoering van door de Gemeente Hellevoetsluis gesubsidieerde VVE-programma s de eis opgenomen dat kandidaten moeten voldoen aan de volgende taalvaardigheidsniveaus: Mondelinge vaardigheden Niveau 3F, Leesvaardigheden: Niveau 3F, Schriftelijke vaardigheden: Niveau 2F. Dit moet blijken uit een diploma van een erkende opleiding waarvoor minimaal aan deze taalvaardigheidseisen voldaan moet worden of uit het resultaat van een door de Gemeente Hellevoetsluis goedgekeurd toetsingsmiddel. In het vierde kwartaal van 2014 worden alle pedagogisch medewerkers die belast kunnen worden met de uitvoering van door de Gemeente Hellevoetsluis gesubsidieerde VVE programma s door een onafhankelijk en door de Gemeente Hellevoetsluis te contracteren organisatie getoetst op hun taalvaardigheidsniveau. Uiterlijk vanaf het eerste kwartaal 2015 worden alle pedagogisch medewerkers die de vereiste taalvaardigheid op één of meer niveaus niet blijken te hebben, verplicht bijgeschoold met het doel alsnog het vereiste taalvaardigheidsniveau te behalen. 4. Acties Om de vereiste doelstellingen te realiseren moeten in tijdsvolgorde de volgende acties ondernomen worden: a. Vorming Projectorganisatie met deelname SPH en Kinderkoepel b. Voorselectie aanbieders toetsing en scholing c. Opvragen offerte toetsing d. Opdrachtverlening toetsing e. Eerste ronde toetsing f. Evaluatie resultaten eerste ronde toetsing g. Opvragen offertes 3 aanbieders scholing h. Uitvoering scholing i. Tweede ronde toetsing j. Evaluatie tweede ronde toetsing k. Uitvoering Scholing l. Derde ronde toetsing m. Evaluatie derde ronde toetsing 6

7 5. Kosten Voor het realiseren van de doelstellingen moeten kosten gemaakt worden. Het gaat om drie soorten kosten, waarvan de uiteindelijke hoogte sterk beïnvloedt wordt door de feitelijke bewezen taalvaardigheid van de betreffende pedagogisch medewerkers en hun vermogen om als dat noodzakelijk blijkt zich die taalvaardigheid alsnog eigen te maken. Tussen () de bedragen inclusief BTW. Toetsingskosten: Dit betreft in eerste instantie alle op het moment van toetsing bij de SPH in dienst zijnde pedagogisch medewerkers belast met de uitvoering van VVE programma s. Volgens recente opgave van de SPH zijn dat 23 medewerksters. Verder moet rekening gehouden worden met de kosten van vervolgtoetsing van degenen die in de eerste toetsingsronde (Q4 2014) de toets niet (of niet geheel) gehaald hebben en na scholing opnieuw getoetst moeten worden. De kosten van toetsing worden op basis van ervaringscijfers elders geschat op 245 per toetsing. De kosten van eerste toetsing komen daarmee op 5.750,-. Veronderstellend dat 30% van de deelnemers in één keer slaagt worden de kosten voor de tweede toetsingsronde geraamd op 4.000,- Veronderstellend dat daarna nog 30% een tweede scholingsronde moet volgen worden de kosten van derde en laatste toetsing geraamd op 1250,--. De totale kosten van toetsing worden daarmee geraamd op minimaal ,-. (13.310) Conform het inkoop- en aanbestedingsbeleid 2014 wordt voor de uitvoering van de toetsing een enkelvoudig onderhandse offerteprocedure gevolgd. Scholingskosten: Dit betreft de scholing van degenen die de toets niet (of niet geheel) gehaald hebben. Op basis van landelijke ervaringscijfers moet rekening gehouden worden met een slagingspercentage in eerste fase van 30%. En na de eerste scholing een slagingspercentage van 70%. Dat zou betekenen dat voor 16 pedagogisch medewerkers één of meer scholingstrajecten bekostigd moet worden. Het gaat om verplichte scholing. Dat betekent dat op grond van de van toepassing zijnde cao alle kosten van de opleiding voor rekening van de werkgever komen. Bovendien is de eventuele extra reistijd en scholingstijd te compenseren dan wel uit te betalen werktijd. Verondersteld wordt dat thuisvoorbereiding in eigen tijd gebeurt. Het is immers ook een investering in de eigen competenties en daarmee een versterking van de positie op de arbeidsmarkt. Op basis van landelijke ervaringscijfers worden de scholingskosten geraamd op minimaal ,-- (33.880) Conform het inkoop- en aanbestedingsbeleid 2014 wordt voor de uitvoering van de scholing een meervoudig onderhandse offerteprocedure gevolgd. Verletkosten: Deelname aan toetsen en aan scholingsactiviteiten kan mogelijk niet geheel plaatsvinden in de vrije tijd van betrokken pedagogisch medewerkers. Dat betekent dat zij tijdens het doen van de toets of het volgen van een opleidingsactiviteit vervangen moeten worden op de groep. Dat zijn dan meerkosten voor de werkgever omdat de te vervangen pedagogisch medewerker ook recht behoud op loon gedurende die toets en scholingstijd. In overleg met de werkgever(s) moet gestreefd worden naar zo veel mogelijk lestijd buiten reguliere werktijden. Niet alleen vanwege de vervangingskosten, maar ook omdat de beschikbaarheid van VVE-gekwalificeerde vervanging beperkt is. Vervangers moeten echter wel beschikken over de vereiste kwalificaties voor de uitvoering van het vve-programma. Op basis van landelijke ervaringscijfers worden de verletkosten geraamd op minimaal ,- (26.620) Projectbegeleidingskosten: Bij uitvoering van het project onder verantwoordelijkheid van de Gemeente Hellevoetsluis moet mogelijk extra capaciteit ingehuurd worden ten behoeve van de projectleiding. De kosten daarvan worden geraamd op (9.075) De totale kosten worden daarmee geraamd op (82.885) Hierbij wordt verondersteld dat er noch bij de Gemeente, noch bij de SPH declarabele kosten gemaakt worden die ten laste van dit budget gebracht kunnen worden. 7

8 Dekking Het Rijk stelt aan gemeenten gedurende 3 jaar een bedrag ter beschikking voor de dekking van deze kosten. Voor Hellevoetsluis is dat voor de jaren 2013,2014 en 2015 elk in totaal Het betreft een geoormerkte rijksbijdrage die terugbetaald moet worden indien deze niet benut wordt voor dit doel. Uitgaande van de gemiddelde kostenberekening resteert als risicovoorziening. Kosten die dit bedrag te boven gaan kunnen niet bij het Rijk gedeclareerd worden. Wat betekent dat deze voor rekening van de Gemeente en/of de SPH komen. Het beschikbare budget voor de uitvoering van VVE-programma s biedt naar alle waarschijnlijkheid geen ruimte voor aanvullende dekking van deze kosten. De vraag of de beschikbare rijksbijdrage toereikend zal zijn valt op dit moment niet met 100% zekerheid te beantwoorden. Efficiënte aanpak Ter beheersing van de kosten is een zo efficiënt mogelijke uitvoering van dit project noodzakelijk. Daarnaast is strakke regie op het proces vanuit de Gemeente daarvoor vereist. De Gemeente Hellevoetsluis ondersteunt dit met de beschikbare rijksmiddelen, met beperkte ambtelijke ondersteuning en met projectmanagement. De opdrachtgeversrol voor het projectmanagement ligt bij de Gemeente. 6. Projectplanning Fase 1: Projectorganisatie De directies van SPH en Kinderkoepel worden verzocht actief medeverantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering van dit project. Gelet op de actuele omstandigheden, de complexiteit vanwege de discussie toekomst van de peuteropvang en het gemeentelijk belang van kostenbeheersing en resultaat krijgt de projectorganisatie beperkte ambtelijke ondersteuning en projectmanagement. Fase 2 : Projectplanning en begroting In overleg met SPH en Kinderkoepel wordt een concrete planning gemaakt gericht op realisatie van de doelstellingen binnen de gestelde termijnen op de meest efficiënte wijze. Daaraan gekoppeld wordt een begroting opgesteld en een budget beschikbaar gesteld. Het budgetbeheer berust bij de gemeente. Fase 3: Projectuitvoering De projectuitvoering start in september 2014 en loopt tot uiterlijk 31 december 2015 of zoveel eerder als de gestelde doelen gehaald zijn. Fase 4: Communicatie De directie van de SPH is primair verantwoordelijk voor de communicatie over dit project richting personeel en ouders. De raad wordt op de gebruikelijke wijze geïnformeerd. 8