NUMMER. Maandelijks maart SOCIALE BALANS - Nieuw document en een studienamiddag. ENERGIE EN KLIMAAT - Ontmoeting met minister Magnette

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NUMMER. Maandelijks maart SOCIALE BALANS - Nieuw document en een studienamiddag. ENERGIE EN KLIMAAT - Ontmoeting met minister Magnette"

Transcriptie

1 NUMMER 135 Maandelijks maart 2008 verschijnt niet in juli SOCIALE BALANS - Nieuw document en een studienamiddag ENERGIE EN KLIMAAT - Ontmoeting met minister Magnette OPEN INNOVATIE - Een uiteenzetting van Professor Vanhaverbeke Afgiftekantoor 1040 Brussel 4 P BC 5856

2 NUMMER 135 maart 2008 SOCIALE BALANS een nieuw vereenvoudigd document 3 ENERGIE EN KLIMAAT een ontmoeting met Paul Magnette 8 het Europese pakket 13 INNOVATIE open innovatie 16 ONTMOETING MET... professor Glen Rayp 21 VISSERIJ conjunctuurontwikkeling in 2006 en begin NIEUWS Centrale Raad voor het Bedrijfsleven 27 andere overlegorganen 30 > Stuurgroep : Robert Antonissen, Claude Culem, Emmanuel de Bethune, Kris Degroote, Luc Denayer, Tasso Fachantidis, Ton Harding, Paul Henriet, Viviane Van Uytven > Redactie : Claude Culem, Emmanuel de Bethune, Paul Henriet, Eddy Jacobs, Marie Monville, Céline Mouffe, Michèle Pans, Stephen Renders en Siska Vandecandelaere > Redactiesecretariaat : Alain Cabaux > Vertaling : Bernadette Hamende > Opmaak : Lutgart Van Nuffel > Druk : José Marquez y Sanchez > Website : > Verantwoordelijk uitgever : Ton Harding, Blijde Inkomstlaan 17-21, 1040 Brussel

3 SOCIALE BALANS Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Een nieuw vereenvoudigd document 3 3 Tewerkgestelde personen, personeelsverloop, loonmassa, voordelen bovenop het loon, kwalificatieniveau van de werknemers, tijdens het jaar gevolgde opleidingen, maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid, al dan niet met een financieel voordeel: al deze gegevens staan in de sociale balans die elke Belgische onderneming die personeel in dienst heeft sinds 1995 jaarlijks moet invullen. Indien de onderneming meer dan 50 personen telt, indien haar omzet exclusief btw hoger is dan euro en indien het totaal van haar balans meer bedraagt dan euro, moet ze het zgn. volledige schema invullen, zo niet is een verkort schema beschikbaar. Alle sociale balansen worden neergelegd bij de Nationale Bank van België en worden meegedeeld aan de ondernemingsraad, of aan de vakbondsafvaardiging of indien die ontbreekt, kunnen de werknemers de sociale balans altijd raadplegen. De Balanscentrale stelt jaarlijks de sociale balansen als onderdeel van de jaarrekeningen ter beschikking van het publiek en publiceert jaarlijks een CD-Rom met geglobaliseerde sectorale statistieken. De sociale balans is onderverdeeld in vier staten. De eerste staat geeft een overzicht van de werknemers die zijn ingeschreven in het personeelsregister, de tweede bevat de personeelsbewegingen tijdens het boekjaar, de derde evalueert het aantal werknemers die het voorwerp zijn geweest van maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de maatregelen met een financieel voordeel en de andere maatregelen. De laatste staat verstrekt informatie over de formele voortgezette opleidingen die de werknemers tijdens het boekjaar hebben gevolgd en over de in de onderneming ontwikkelde mentorschapsmaatregelen 1. VEREENVOUDIGING EN AANPASSING Tijdens de nationale werkgelegenheidsconferentie van 2003 hebben de sociale partners, in het kader van de administratieve vereenvoudiging, het principe goedgekeurd dat de sociale balans moet worden vereenvoudigd door de staat over de maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid te schrappen. Anderzijds vragen de sociale partners, in hun proces tot ontwikkeling van een eenvoudig meetinstrument dat een getrouw beeld geeft van alle geleverde inspanningen op het vlak van opleiding, aan de minister van Werk een aanpassing van staat 4 m.b.t. de voortgezette opleiding. Deze twee projecten werden overgenomen in het kader van het Generatiepact, waarin een vereenvoudiging en aanpassing van de sociale balans aan bod komt. Na een raadpleging van de sociale partners en een lange voorbereiding van de wetteksten werden de twee besluiten die nodig zijn voor de invoering van de nieuwe sociale balans einde februari 2008 gepubliceerd 2. Deze besluiten schrijven voor dat de nieuwe sociale balans op 1 december 2008 in werking treedt. Dit betekent dat alle ondernemingen die hun boekjaar voor december 2008 afsluiten nog de oude versie van het document zullen moeten invullen en dat alle ondernemingen die hun boekjaar na 1 december 2008 afsluiten (85% van de bedrijven) de nieuwe versie van de sociale balans zullen moeten invullen. 1 Onder formele beroepsopleiding verstaan we de cursussen en stages die door de lesgevers of sprekers zijn ontwikkeld. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie door de lesgever of opleidingsinstelling. De opleidingen worden gegeven op een plaats die duidelijk afgescheiden is van de werkplek. Ze richten zich tot een groep cursisten en maken, in voorkomend geval, het onderwerp uit van een attest dat de opleiding werd gevolgd. Deze opleidingen kunnen worden ontwikkeld en beheerd door het bedrijf zelf of door een instelling buiten de betrokken onderneming. 2 Besluiten van 10 februari 2008, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 26 februari 2008.

4 4 4 Een nieuw vereenvoudigd document Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 Indicatoren van formele voortgezette opleiding die dankzij de sociale balans werden ontwikkeld Enerzijds heeft de vereenvoudiging tot doel deze administratieve procedure voor de ondernemingen minder zwaar te maken, zonder daarom minder informatie aan de werknemers te verstrekken. De staat betreffende de maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid werd dus afgeschaft, maar de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid wordt belast met het verstrekken van deze gegevens. Vanaf 2009 zal de RSZ tussen 1 februari en 10 maart, op basis van de multifunctionele aangifte (DMFA), de informatie aan de werkgevers elektronisch bezorgen. De RSZ moet deze informatie ter beschikking stellen in de beveiligde elektronische mailbox (E-box) die wordt voorbehouden voor elke werkgever en beschikbaar is op de portaalsite van de sociale zekerheid. Indien de werkgever niet over een dergelijke mailbox beschikt, zullen de gegevens met de gewone post worden verzonden. De werkgever zal deze informatie binnen de maand die volgt op de ontvangst ervan moeten meedelen aan de ondernemingsraad of aan de vakbondsafvaardiging of aan de werknemers. Anderzijds heeft de aanpassing van de sociale balans tot doel de staat over de formele voortgezette opleidingen die worden gevolgd door de werknemers te verrijken. De sociale balans is immers de enige bron op basis waarvan men, voor de gezamenlijke economie en voor de verschillende bedrijfstakken, jaarlijkse indicatoren m.b.t. formele voortgezette opleiding kan bekomen: financiële investering, participatiegraad uitgesplitst naar geslacht, opleidingsuren per deelnemer, opleidingsuren per gewerkte uren, kostprijs van een opleidingsuur. Met al deze indicatoren kunnen de sociale partners en de sociaaleconomische actoren een kwantitatieve evaluatie verrichten van het beleid inzake voortgezette opleiding dat werd ontwikkeld door de interprofessionele sociale partners en door de sectoren. Financiële inspanningen en graad van participatie aan de formele voortgezette opleiding van de ondernemingen van de privésector Duur van de formele voortgezette opleidingen per deelnemer: gemiddelde, mannen en vrouwen 34% 33% 32% 31% 30% 29% 28% 27% 26% 25% Participatiegraad Financiële inspanningen Bron: NBB, CD-rom Balanscentrale UITSPLITSING VAN DE KOSTEN 1,40% 45 1,35% 40 1,30% 35 1,25% ,20% 20 1,15% 15 1,10% 10 1,05% 5 1,00% Gemiddelde Mannen Vrouwen De staat over de voortgezette opleiding omvatte de kosten die verbonden zijn aan de opleiding van de werknemers, het aantal werknemers die een opleiding hadden gevolgd en het totale aantal uren die de gezamenlijke werknemers hadden besteed aan opleiding. Al deze gegevens hadden enkel betrekking op de formele voortgezette beroepsopleiding. De rubriek waarin de kosten werden opgenomen, bevatten geen enkele uitsplitsing en de ondernemingen moesten hun berekening maken op basis van de methodologische toelichtingsnota van de NBB. Er is evenwel gebleken dat de ondernemingen nalieten de betaalde bijdragen voor de risicogroepen, de gestorte bijdragen voor vorming en opleiding aan een sectorfonds of de bijdragen die verschuldigd waren voor de financiering van het fonds voor betaald educatief verlof in te vullen. Daarom zullen de gegevens m.b.t. de kosten

5 5 verbonden aan de formele voortgezette opleiding voortaan als volgt worden uitgesplitst volgens geslacht: - brutokosten van de opleiding samengesteld uit de kosten die rechtstreeks verbonden zijn aan de opleiding - betaalde bijdragen en/of de stortingen aan collectieve fondsen in het kader van deze opleiding - subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de ondernemingen in het kader van deze opleiding - nettokosten van de opleiding, die worden verkregen door de som van de brutokosten, de betaalde bijdragen en de stortingen aan collectieve fondsen, waarvan de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming in het kader van deze opleiding worden afgetrokken. Dankzij deze uitsplitsing zullen de ondernemingen ongetwijfeld veel gemakkelijker de sociale balans kunnen invullen door de verschillende gegevens te preciseren die nodig zijn voor de berekening, zoals de bijdragen en/of de stortingen aan collectieve fondsen. Zo zal men een beeld krijgen dat veel beter overeenstemt met de realiteit van de kosten die de ondernemingen hebben betaald voor de formele voortgezette opleiding. MINDER FORMELE EN INFORMELE OPLEIDING, EEN MISKENDE REALITEIT De kwantitatieve indicatoren m.b.t. tot de formele voortgezette opleiding zijn jaarlijks beschikbaar dankzij de sociale balans. De arbeidskrachtenenquête maakt het mogelijk informatie te krijgen over de kenmerken van de deelnemers en de CVTS-enquête maakt vijfjaarlijkse Europese vergelijkingen mogelijk. Daarentegen bestaat er zeer weinig kwantificeerbare informatie over de minder formele en informele opleidingen in ons land 3. Daarom zal het dankzij de invoering van een rubriek over dit type van opleiding en over de initiële opleiding in de nieuwe sociale balans mogelijk zijn informatie te krijgen over deze in ons land al te veel miskende realiteit 4. Voor deze twee nieuwe rubrieken zullen, per geslacht, de nettokosten, het aantal deelnemende werknemers en het aantal uren besteed aan dit type van opleiding worden vermeld. De rubriek die specifiek gewijd is aan de mentorschapsmaatregelen verdwijnt, aangezien deze maatregel binnen de definitie van de minder formele en informele opgezette opleiding valt. Al deze gegevens zullen in 2009 beschikbaar zijn en zullen betrekking hebben op de resultaten van De sociale partners zullen dan voor het eerst op een volledige wijze gebruik kunnen maken van hun meetinstrument, dat de kwantitatieve indicatoren zal weergeven voor alle typen van voortgezette beroepsopleiding. Met deze aanpassing zal het dus mogelijk zijn om, enerzijds, betere indicatoren te krijgen over de formele voortgezette opleiding en, anderzijds, een nog te veel miskende realiteit in België, t.w. de minder formele en informele opleiding, kwantitatief te benaderen. Tot op heden komen de enige gegevens die ter zake beschikbaar zijn immers van de CTVS-enquête. 3 Onder informele beroepsopleiding verstaan we de andere vormingsactiviteiten dan die welke hierboven werden omschreven en die rechtstreeks betrekking hebben op werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van zelforganisatie door de individuele leerling of door een groep leerlingen. De inhoud wordt bepaald naargelang van de individuele behoeften van de leerling op de werkplek. 4 Onder initiële beroepsopleiding verstaan we de opleiding gegeven aan de personen die tewerkgesteld zijn in het kader van de systemen van alternerend leren en werken binnen het bedrijf met als doel het behalen van een diploma of van een officieel certificaat. De duur van deze opleiding bedraagt minstens zes maanden.

6 6 6 Een nieuw vereenvoudigd document Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 Percentage ondernemingen die een minder formele en informele vorm van opleiding aanbieden (2005) 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Opleiding op de Rotatie van werkplek personen op de werkplek Bron: Fod Economie, CTVS III Minder formele en informele opleiding Leer- en kwaliteitskringen Zelfstudie Conferenties, seminaries HET SANCTIONERINGSMECHANISME VAN HET GENERATIEPACT 25% 20% 15% 10% 5% 0% Graad van participatie aan minder formele en informele vormen van opleiding (2005) Opleiding op de werkplek Rotatie van personen op de werkplek Leer- en kwaliteitskringen De sociale balans is ook een van de bronnen waarop de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven steunt voor zijn jaarlijkse evaluatie van de vormingsinspanningen in zijn Technisch verslag over de beschikbare maximale marges voor de loonkostenontwikkeling. Voorts werd bepaald dat het controlemechanisme dat werd ingevoerd in art. 30 van het Generatiepact en dat in werking treedt in 2009, berust op de statistieken van de nieuwe sociale balans. Het Pact voorziet in een bijsturingsmechanisme, in zoverre de totale inspanningen van de ondernemingen ten gunste van de werknemers het doel niet zouden bereiken (1,9% van de loonmassa). Een verhoging van de werkgeversbijdrage voor de financiering van het betaald educatief verlof met 0,05% per jaar werd opgelegd voor alle ondernemingen van de sectoren die onvoldoende bijkomende inspanningen op het vlak van opleiding realiseren. De sectoren die onvoldoende bijkomende inspanningen realiseren zijn sectoren die geen collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend die voorziet in: een jaarlijkse verhoging van de vormingsinspanningen met 0,1 percentpunt van de loonmassa of een jaarlijkse verhoging van de participatiegraad met 5 percentpunten Zelfstudie Conferenties, seminaries De collectieve overeenkomst moet vermelden welke inspanning wordt beoogd door de sector en welke maatregelen hiertoe zullen worden genomen. Een koninklijk besluit preciseert dat deze bijkomende inspanning in het bijzonder het gevolg kan zijn van: - een eventuele aanpassing van de bijdragen ten gunste van de sectoriële opleidingsfondsen - de toekenning van een opleidingstijd per werknemer, individueel of collectief - het aanbod en de aanvaarding van een opleidingsaanbod buiten de arbeidsuren - de systemen voor de planning van collectieve opleiding via de ondernemingsraad. Deze collectieve overeenkomst moet worden neergelegd ten laatste op 1 september van het jaar waarin de cao in werking treedt 5. Van zijn kant stelt de fod Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg een lijst op van sectoren die onvoldoende inspanningen leveren en bezorgt hij deze aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, die hierover een advies moeten uitbrengen. Op basis van dit advies stelt de minister van Werk bij ministerieel besluit de definitieve lijst op van de sectoren die onvoldoende inspanningen leveren. De lijst wordt overgezonden naar de RSZ en de bijdrage moet jaarlijks worden betaald en worden ingeschreven in de aangifte van het vierde kwartaal van het betrokken jaar. Deze bijdrage zal worden gelijkgesteld met een socialezekerheidsbijdrage en zal exclusief worden besteed aan de financiering van het betaald educatief verlof. Marie Monville (marie.monville@ccecrb.fgov.be) 5 Bij de griffie van de algemene directie Collectieve arbeidsbetrekkingen van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg

7 7 EEN STUDIENAMIDDAG OVER DE NIEUWE SOCIALE BALANS De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad in samenwerking met de Nationale Bank van België organiseren een studiedag op dinsdag 15 april om 14 uur in het Auditorium van de Nationale Bank van België, Warmoesberg 61 te 1000 Brussel. Deze studienamiddag heeft tot doel uit te leggen hoe de sociale balans moet worden ingevuld in het kader van de nieuwe wetgeving die dit jaar in werking treedt en het belang van de statistieken over de vormingsinspanningen voor het sociaaleconomisch beleid aan te tonen. Ze richt zich meer bepaald tot alle personen die een sociale balans moeten invullen of de basisgegevens ervoor moeten verstrekken (sociale secretariaten, ondernemingsfederaties, managers human resources/financiën, hoofden sectorale opleidingsfondsen, boekhouders, accountants enz.) en tot de gebruikers van de statistieken van de sociale balans. Programma: 14 uur: Onthaal van de deelnemers uur: Inleiding door Luc Denayer, Secretaris van de CRB uur: Belang van de statistieken op basis van de sociale balans Marie Monville en Kris Degroote, wetenschappelijk medewerkers bij de CRB - Belang voor de sociale partners om over betrouwbare statistieken inzake voortgezette opleiding te beschikken gezien de rol van deze laatste in de huidige sociaaleconomische context en de doelstellingen die de sociale partners zichzelf hebben opgelegd (alsook art. 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact). - Presentatie van de evaluaties van de opleidingsinspanningen die de CRB op basis van de gegevens van de sociale balans heeft verricht uur: Methodologische toelichtingsnota m.b.t. opleiding in de nieuwe sociale balans Cécile Buydens, afdelingshoofd bij de Balanscentrale, Nationale Bank van België - Presentatie, door de Nationale Bank van België, van de nieuwe methodologische toelichtingsnota ten behoeve van de ondernemingen die als referentie dient voor het invullen van de rubrieken over opleiding in de nieuwe sociale balans. - Presentatie van de nieuwe begrippen formele, minder formele en informele voortgezette opleiding, basisopleiding en omschrijving van de begrippen kosten, bijdragen en subsidies die in aanmerking moeten worden genomen uur: Koffiepauze uur: Voorbeelden : hoe vult een bedrijf de nieuwe sociale balans in? - De HRM-managers van Electrabel, Pôle Belgique Belpark Compagnie des Alpes en TVH Forklift parts lichten het systeem van gegevensverzameling in het kader van het opleidingsbeleid van hun onderneming toe. Ze tonen hoe de sociale balans in haar vroegere versie moest worden ingevuld en hoe het in de nieuwe versie zal moeten uur: Vragen / antwoorden uur: Slotwoord door Jean-Paul Delcroix, Secretaris van de NAR

8 ENERGIE EN KLIMAAT 8 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Ontmoeting met Paul Magnette Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 Op 5 maart jl. werd de heer Paul MAGNETTE, minister van Klimaat en Energie, op initiatief van de subcommissie Energie door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven als gastspreker uitgenodigd. De gesprekspartners die zitting hebben in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven beschouwen de problematiek inzake energie, klimaat en duurzame ontwikkeling immers als cruciale dossiers. In deze context hebben ze de uitdrukkelijke wens geuit de nieuwe minister te ontmoeten, opdat hij hun zijn visie kan geven van de uitdagingen die aan deze problematiek verbonden zijn en zij van hun kant aan de minister hun eigen prioriteiten en aandachtspunten ter zake kunnen meedelen. De minister heeft gretig met deze ontmoeting ingestemd. Een vijftigtal leden en deskundigen die gespecialiseerd zijn in de energie-, klimaat- en milieuproblematiek waren aanwezig. Na een korte inleidende uiteenzetting, die hieronder wordt weergegeven, heeft de minister gedurende twee uur de vragen van de deelnemers over een aantal welbepaalde onderwerpen beantwoord. De minister deelde meteen mee dat hij kennis heeft genomen van een groot aantal adviezen die de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft uitgebracht in domeinen als het klimaat, de energie, het leefmilieu en de duurzame ontwikkeling. Hij onderstreepte dat deze adviezen voor de regering in het algemeen en voor hem in het bijzonder uiterst nuttig zijn ter verrijking van de reflectie ter zake. Wij hebben meer bepaald, aldus de minister, sommige van deze adviezen uitvoerig bestudeerd, m.n. die betreffende de energie-efficiëntie in de huisvestingssector en in de vervoersector, het advies over de sociale energiemaatregelen en de adviezen betreffende de methodologie en de criteria die op Europees niveau moeten worden toegepast voor de nieuwe lastenverdeling inzake broeikasgasemissies, betreffende de biobrandstoffen en de duurzame de ontwikkeling. De minister wees erop dat deze adviezen een pijler van gemeenschappelijke standpunten van de sociale gesprekspartners vormen, die voor de regering een uiterst waardevolle werkbasis zijn. De minister onderstreepte in dit verband dat hij gehecht is aan de Belgische traditie van sociaal overleg; wij zijn van oordeel, zo preciseerde hij, dat wanneer we over een eensluidend of bijna eensluidend advies van de sociale gesprekspartners beschikken, de regering een werkbasis heeft die des te waardevoller is, aangezien ons land wordt gekenmerkt door een zeer hoge mate van politieke instabiliteit. Het feit dat men dan kan voortbouwen op dergelijke consensusadviezen, die sterk verankerd zijn in stevige overlegmechanismen, is een krachtige bron van stabiliteit in een onstabiele context. Vandaar de wens van de minister om in de toekomst over dergelijke adviezen te kunnen blijven beschikken. Vervolgens schetste de minister voor de sociale gesprekspartners enkele richtsnoeren die tot doel hebben het terrein af te bakenen waarbinnen hij werkt, te beginnen bij de context waarin zijn actie kadert. DIEPGAANDE HERVORMINGEN VAN ONZE GEDRAGINGEN De thema s die we vandaag behandelen, zijn van kapitaal belang voor onze maatschappij, aldus de minister. Het zijn uitdagingen die diepgaande hervormingen van onze gedragingen vereisen. Deze hervormingen zijn onvermijdelijk, maar men kan ze niet zomaar afkondigen. Ze impliceren tegelijkertijd een deelname van alle burgers aan de beleidsvorming en een permanente mobilisatie met het oog op pedagogische doeleinden. De minister onderstreepte immers dat we niet alleen de sociale krachten moeten mobiliseren, maar dat we ook nood hebben aan een soort van culturele revolutie. België speelt namelijk niet bepaald een voortrekkersrol inzake energie-efficiëntie en

9 9 duurzame ontwikkeling. Paul MAGNETTE herinnerde eraan dat we nog altijd leven met een individueel en individualistisch mobiliteits- en woningenmodel, wat vanuit het standpunt van de energie-efficiëntie bijzonder ongunstig is in het licht van de uitdagingen die zich ter zake voordoen. Er is dan ook enorm veel werk aan de winkel, aldus de minister. Maar er is niet alleen enorm veel te doen, de taak is ook moeilijk. Wij weten, zei hij, dat de toepassingsdomeinen m.b.t. energie talrijk zijn. Ten eerste hebben we een internationale context die niet gemakkelijk is: onze maatschappij is gebaseerd op petroleum, wat maakt dat we afhankelijk zijn van landen die niet zo veilig voorkomen. Ten tweede is er de Europese context binnen dewelke de eenmaking van de markt nog ver van volledig is. Ten derde is er de Belgische context die zich kenmerkt door een vrijmaking die er niet echt een is en door een politieke situatie die niet zo eenvoudig is. Er zullen dus keuzes gemaakt moeten worden. De weg die we daarvoor moeten inslaan, wordt ons gewezen door het Kyotoprotocol, het toekomstige klimaatverdrag voor de periode na 2012 en de wetgevende voorstellen van de EU van januari Al deze elementen moeten het voorwerp uitmaken van een debat binnen onze landsgrenzen. Meer dan ooit zijn meer coördinatie tussen de verschillende beleidsniveaus en het zoeken naar samenhang van wezenlijk belang. Dit nationale debat is belangrijk, maar hoegenaamd niet gemakkelijk, aangezien in een land als het onze met zijn bevoegdheidsverdeling, die bovendien nog gaat worden herzien, het klimaat typisch dat is van een overgangsperiode, met alle onzekere factoren van dien. Volgens de minister is dit de belangrijkste uitdaging die moet worden opgenomen. Wat de problematiek van de duurzame ontwikkeling en onze energietoestand betreft, komt het erop aan te komen tot langetermijnvooruitzichten in een beleidscontext die van zijn kant in ruime mate wordt gedomineerd door de korte termijn of door de hervorming van een aantal structurele gegevens, meer bepaald de herverdeling van de bevoegdheden van de institutionele mechanismen STABIEL REGELGEVEND KADER De prioriteiten waarvan Paul MAGNETTE uitgaat, zijn volgens hem dan ook niet bijzonder origineel: wanneer men langetermijnvooruitzichten uittekent, gaat het er overigens niet in de eerste plaats om origineel te zijn, maar, integendeel, te zorgen voor stabiliteit en een stabiele context te vrijwaren waarin elke speler op een ernstige manier positie kan innemen. Indien de context voortdurend verandert, zowel voor de industrie en de investeerders als voor de werknemersvertegenwoordigers, het maatschappelijk middenveld en de overheid, wordt dat een uiterst moeilijke taak. De minister onderstreepte dan ook dat hij er in de eerste plaats op zou toezien dat het regelgevende kader, inzake energie in het bijzonder, zo stabiel mogelijk is, dat hierover niet opnieuw wordt onderhandeld en dat het niet voortdurend weer op de helling wordt gezet. Hij zei erop te zullen toezien dat de concurrentie op de energiemarkt wordt uitgebreid, aangezien dat de algemene koers is die door de Europese Unie werd uitgezet en er niets slechters bestaat dan een onvolmaakte concurrentie. De heer MAGNETTE erkende dat het idee van een goed gereguleerd en binnen een logica van overleg passend energiemonopolie theoretisch verdedigbaar is: dit is het model waarmee België lange tijd heeft geleefd. Vanuit theoretisch oogpunt kan men ook pleiten voor een evenwichtige markt die, in overleg met de sociale gesprekspartners, goed wordt omkaderd. Maar nog steeds vanuit theoretisch oogpunt kan men moeilijk de huidige situatie verdedigen, die wordt gekenmerkt door een onvolmaakte en asymmetrische markt en marktregulering; deze situatie is voor niemand voordelig: noch voor de consument, noch voor de industrie, noch voor de overheid en evenmin voor de energieproducenten

10 1010 Ontmoeting met Paul Magnette Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 en -verdelers zelf, die in een dergelijke situatie per definitie met grote onzekerheid te kampen hebben. Paul MAGNETTE waarschuwde dan ook dat alles in het werk zal worden gesteld om zowel de concurrentie als de regulering te consolideren: het mandaat dat hem werd gegeven tijdens het begrotingsconclaaf gaat in die richting. Paul MAGNETTE onderstreepte dat hij bij het ontwikkelen van al deze prioriteiten twee bekommeringen voor ogen heeft die verband houden met energiebesparende investeringen en een beperking van de energiekosten voor de particulieren en de industrie. Wat de eerste bekommering betreft, wees de minister erop dat het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over het sociale energiebeleid gedeeltelijk werd opgevolgd d.m.v. beslissingen zoals: het vooruitzicht op een fusie van de fondsen, met een identieke begrenzing voor stookolie, gas en elektriciteit, de automatische invoering van de sociale tarieven, de ombudsman, bijzondere aandacht voor de bescherming van de consumenten die t.o.v. de andere marktactoren in een zwakke positie staan. Wat de tweede bekommering betreft, moet volgens Paul MAGNETTE het waardevolle werk van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en hij denkt in het bijzonder aan de adviezen over de energie-efficiëntie in de huisvestingssector en in de vervoersector benadrukt worden. In de huisvestingssector is er een groot potentieel aan winwin-situaties aanwezig. Ik ben volledig overtuigd, zo zei de minister, van het belang van een verbond tussen werk, energie en milieu. Men heeft al veel tijd verloren sedert het advies dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven in 2005 heeft uitgebracht. De sleutel ligt zeker op lokaal en gewestelijk vlak. De voorwaarden voor het opstarten van een dergelijk verbond werden geregionaliseerd. Ik sta ten dienste van de gewesten indien zij wensen dat hun actie op nationaal niveau gecoördineerd wordt, maar dat is zeker niet gemakkelijk. Het federale niveau moet zijn eigen rol spelen met de instrumenten waarover het beschikt. Enerzijds betreft het de aanzienlijke versterking van de ordonnantie- en vastleggingskredieten van Fedesco. Anderzijds betreft het pistes voor een oplossing die op dit ogenblik samen met de CREG worden getest, aldus nog de minister. BUITENGEWONE KANS Wat het verbond tussen energie, milieu en werkgelegenheid betreft, dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven naar voren had gebracht in navolging van het Duitse experiment ter zake, lijkt dit voor de minister een van de meestbelovende projecten. Hij zei dat hij op alle plaatsen die hij bezoekt, zoals hier bij de Centrale Raad, de mensen ervan tracht te overtuigen dat de Europese verbintenissen waarmee België ten volle en zonder enig voorbehoud instemt ondanks een begin van polemiek anderhalve maand geleden niet moeten worden gezien als een randvoorwaarde die met kosten gepaard zal gaan, noch als een moeilijkheid, noch als een bijkomend extern gegeven dat de zaken nog bemoeilijkt. Hij herinnerde eraan dat de aanloop naar de eenheidsmunt destijds ook enigszins op die manier werd voorgesteld de eenheidsmunt vormt een keurslijf, het zal moeilijk worden, het vraagt opofferingen terwijl men evengoed had kunnen zeggen: het is een kans om een aantal economische en sociale beslissingen te nemen die hoe dan ook noodzakelijk waren en die, door ze in een kader van Europese convergentie in te passen, ons in staat zullen stellen de positie van België binnen de Europese markt structureel te versterken. Volgens de minister moeten de Belgische actoren een dergelijke mentaliteitswijziging t.a.v. de Europese energie- en klimaatdoelstellingen tot stand brengen en verspreiden. Hij is van oordeel dat we dit niet als een belemmering, maar als een buitengewone kans moeten zien. Er zijn in de sector van de energiebesparing, in de sector van de energie-efficiëntie en in die van de hernieuwbare energiebronnen enorm veel mogelijkheden voor

11 11 investeringen, groei en werkgelegenheid die maar voor het grijpen liggen en benut moeten worden! Volgens de minister moeten we ons in deze context bewust worden van de achterstand die we in deze domeinen hebben opgestapeld en van de noodzaak deze kloof te dichten. In dit verband verwees hij naar de recente interviews waarin Philippe MAYSTADT, directeur van de Europese Investeringsbank (EIB), onderstreepte dat de EIB een belangrijke vector van hernieuwbare energie in Europa is geweest, door ten belope van aanzienlijke bedragen in een aantal lidstaten projecten te financieren en dat hij betreurde dat België niet voorkomt op de lijst van begunstigden van door de EIB gefinancierde hernieuwbare investeringen. De minister verklaarde dit evenzeer te betreuren; het is zowel symbolisch als politiek bijzonder betreurenswaardig, maar ook en vooral vanuit sociaaleconomisch standpunt doodjammer. We hadden en hebben volgens hem nog altijd de kans om rendabele industriële projecten en sociaaleconomische hervormingsprojecten die uiterst nuttig zijn voor iedereen op te starten en we hebben dat tot dusver nog onvoldoende gedaan. De minister vindt dan ook dat er een schokeffect moet optreden, opdat de betrokken actoren de mogelijkheden die zich aandienen zo snel mogelijk te baat nemen. België mag de Europese trein, die deze keer echt in beweging is gezet, niet missen. De minister zegt dat ons land zijn achterstand dringend moet inhalen en ervoor moet zorgen dat het zich in de voorste wagon bevindt van leidinggevende landen die de Europese uitdaging aangaan en ervoor zullen zorgen dat Europa in deze sector een baken van innovatie wordt. EEN DERDE INDUSTRIËLE REVOLUTIE In dit verband wees de minister erop dat de energieproblematiek en de vastberaden koerswijziging naar een efficiënte en hernieuwbare energie die ze impliceert, meer dan waarschijnlijk het startsein zal betekenen van een derde industriële revolutie, die volgt op de industriële revolutie van de steenkool- en stoomproductie in de 19de eeuw en die van de scheikunde en de informatica in de tweede helft van de 20ste eeuw. De minister onderstreepte nogmaals dat deze derde industriële revolutie een bron is van werkgelegenheid, groei en investeringen; ze houdt ook nieuwe kansen in voor meer concurrentievermogen voor Europa en, daarbinnen, voor België. Niettemin onderstreepte de minister dat een dergelijke onderneming bijzonder veel inspanningen vraagt. Hij toonde zich dan ook bijzonder verheugd over het feit dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven vanuit dit oogpunt een pioniersrol heeft gespeeld, meer bepaald met zijn advies dat het land aanspoorde om verdere stappen te nemen op het vlak van de energie-efficiëntie van de huisvestingssector. Paul MAGNETTE gaf mee dat hij zijn gewestelijke en lokale collega s ervan tracht te overtuigen de zaken in beweging te brengen om gebruik te kunnen maken van alle mogelijkheden die in dit cruciale advies worden aangereikt. Hij hoopt maar twijfelt er niet aan dat de raad hem hierbij zal helpen. Voorts deelde de minister aan de leden en deskundigen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven mee dat de raadpleging over het derde Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling op 17 maart 2008 zou worden gelanceerd door de Interdepartementele Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (ICDO). Dit initiatief vormt volgens Paul MAGNETTE een andere bron van inspiratie voor de regering in een aantal gebieden die verband houden met de centrale energieproblematiek. Ook wat de biodiversiteit, de risicobeheersing, de beperking van de besproeiingen met biociden en bestrijdingsmiddelen, de tenuitvoerlegging van de Europese REACH-verordening, het leefmilieu en de volksgezondheid, de luchtkwaliteit enz. betreft, moeten uitdagingen worden opgenomen. De minister wees erop dat de raadpleging over een aanzienlijk aantal onderwerpen moet worden opgestart en zo snel mogelijk moet worden afgerond, opdat de adviezen waarin ze zal uitmonden

12 12 12 Ontmoeting met Paul Magnette Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 kunnen worden omgezet in verbintenissen vanwege zowel de overheid als de sociale gesprekspartners. Ook op dit vlak is het belangrijk dat ons land zijn achterstand wegwerkt, ook al is deze achterstand in sommige opzichten niet altijd een nadeel Ten slotte liet de minister weten dat de ruime consultatie die zal worden georganiseerd omtrent het derde Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling de gelegenheid zal zijn voor een reflectie over de raadplegingsinstrumenten inzake duurzame ontwikkeling waarover het land sinds een tiental jaar beschikt. In het vooruitzicht hiervan zal het advies dat de raad ter zake heeft uitgebracht eveneens een zeer nuttige inspiratiebron zijn, aldus Paul MAGNETTE tot besluit. VRAGEN VAN DE SOCIALE GESPREKSPARTNERS Na deze inleidende uiteenzetting heeft de minister geantwoord op tal van vragen van de sociale gesprekspartners. Deze vragen hadden betrekking op de concrete tenuitvoerlegging op plaatselijk niveau van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE), over de versterking van de bevoegdheden van de CREG, over de oorzaken van de achterstand van België inzake de vermindering van het energieverbruik, de energie-efficiëntie en de hernieuwbare energie, over de invoering op Europees niveau van een paritair platform voor sectorieel en intersectorieel overleg, dat belast zou worden met het zoeken naar de beste oplossingen om de energie- en klimaatdoelstellingen te bereiken die werden opgelegd aan de ETS- en niet-ets-sectoren, over de accijnzen op diesel, over het principe van een kilometerheffing, over de biobrandstoffen, over de bevoorradingszekerheid en de productiecapaciteit inzake elektrische energie, over de hernieuwbare energiebronnen, over de integratie en het homogeen maken van de federale, gewestelijke en lokale steunmaatregelen op het vlak van de energie-efficiëntie van de gebouwen, over de markt van de oorsprongscertificaten, over de concrete modaliteiten van de Lente van het Milieu, over het FEDESCO-fonds, over de milieuaspecten van de beheerscontracten van de NMBS en de spanning op de bovenleidingen, over de moeizaam verlopende liberalisering van de elektriciteits- en de gasmarkten en de eventuele invoering van een progressieve tarifering, over de financiering van de OCMW s, over de voorwaarden voor de verhandeling van de emissierechten en de besteding van de inkomsten van deze verhandeling, over de coördinatie van de verschillende gewestelijke regels inzake energieprestaties van de gebouwen, over een eventuele modulering van de energiefactuur volgens de verschillende klantencategorieën, over de begeleiding van de werknemers die worden getroffen door de overgang naar een koolstofarme economie en, ten slotte, over de impact van de stijging van de energieprijzen en van de biomassa op de rentabiliteit van de papiersector.

13 ENERGIE EN KLIMAAT Het Europese pakket Op de Europese top van maart 2007 heeft de Europese Raad zijn vastberadenheid getoond om van Europa een zeer energie-efficiënte economie met een lage uitstoot van broeikasgassen te maken. De Raad heeft de doelstelling vastgelegd om de broeikasgasemissies tegen 2020 met 30% te verminderen tgov. 1990, op voorwaarde dat de andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare reducties verbinden en dat de meest gevorderde ontwikkelingslanden zich engageren om hun uitstoot in overeenstemming met hun verantwoordelijkheden en capaciteiten te verminderen. Als geen internationale overeenkomst over de emissies voor de periode na 2012 wordt bereikt, verbindt de Europese Unie er zich toe de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 eenzijdig met ten minste 20% te verminderen tgov Om deze verbintenissen operationeel te maken, heeft de Commissie in januari 2008 een reeks voorstellen gepubliceerd: - Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (EU- ETS); - Voorstel voor een beschikking inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies terug te dringen teneinde aan de reductieverbintenissen van de Gemeenschap tegen 2020 te voldoen; dit is de zogenoemde beschikking over burden sharing ; - Voorstel voor een richtlijn betreffende de bevordering van hernieuwbare energiebronnen; - Voorstel voor een richtlijn betreffende de afvangst van koolstof; - Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van het milieu. Al deze voorstellen moeten nu het wetgevende traject doorlopen en in het kader van de medebeslissingsprocedure aan de Raad en het Parlement worden voorgelegd. De voorstellen van de Commissie zullen ongetwijfeld nog tal van wijzigingen ondergaan vooraleer ze worden goedgekeurd en definitief worden aangenomen. EU-REGELING VOOR DE HANDEL IN EMISSIERECHTEN (EU-ETS) In vergelijking met de regeling voor de periode tot 2012 werden in de nieuwe EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten enkele belangrijke wijzigingen aangebracht. Vooreerst is er sprake van sectoriële emissierechtenplafonds op Europees niveau, terwijl in de huidige regeling elke lidstaat zijn eigen Nationaal Toewijzingsplan moet opstellen. Verder wordt de veiling van emissierechten door de lidstaten en niet meer, zoals nu, de gratis verdeling ervan de regel. Het gaat om open veilingen (d.w.z. ook toegankelijk voor operatoren uit andere lidstaten) die transparant en niet-discriminerend zijn. Daarenboven wordt voorgesteld om 90% van de geveilde rechten onder de lidstaten te verdelen op basis van de in 2005 geverifieerde emissies; de resterende 10% wordt herverdeeld van de rijkste lidstaten (met een gemiddeld inkomen per inwoner dat meer dan 20% hoger ligt dan het Europese gemiddelde) naar de andere met het oog op solidariteit en groei in de Gemeenschap. Minstens 20% van de opbrengsten van de veiling van emissierechten zou moeten worden aangewend voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, de afvangst en geologische opslag van bkg s, de maatregelen om ontbossing te voorkomen, de steun aan ontwikkelingslanden opdat ze zich gemakkelijker kunnen aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering, de aanpak van maatschappelijke aspecten (energie-

14 1414 Het Europese pakket Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 efficiëntie en isolatie van de woningen van gezinnen met een laag of middelgroot inkomen) en voor de dekking van de administratieve kosten voor het beheer van de EU-regeling voor de handel in emissierechten. De regeling wordt ook uitgebreid naar andere sectoren (de chemische, de aluminium- en de luchtvaartsector) en andere gassen. Vanaf nu geldt ze niet alleen meer voor CO 2, maar voor alle broeikasgassen: CH 4 (methaan), N 2 O (distikstofoxide), HFC (hydrofluorkoolstoffen), PFC (perfluorkoolstoffen) en SF 6 (zwavelhexafluoride). In de elektriciteitssector mogen de emissierechten vanaf 2013 nog uitsluitend via veiling worden verhandeld. In de andere industriële sectoren en in de luchtvaart zal het veilingsysteem geleidelijk en progressief worden ingevoerd: van 20% van de rechten in 2013 tot 100% in Energieintensieve sectoren die onderhevig zijn aan internationale concurrentie kunnen gratis rechten blijven genieten als er een ernstig risico op carbon leakage bestaat. Deze sectoren moeten ten laatste in juni 2011 door de Commissie in een verslag worden geïdentificeerd. Dit verslag zal ook voorstellen bevatten over het percentage rechten dat gratis aan deze sectoren wordt verleend of over de opneming, in de EU-regeling, van de importeurs van producten die de genoemde sectoren fabriceren. De gemiddelde jaarlijkse totale hoeveelheid emissierechten die door de lidstaten tijdens de periode wordt verleend, dient als basis voor de berekening van het volume jaarlijkse emissierechten vanaf De totale hoeveelheid verleende rechten voor de Gemeenschap in haar geheel daalt lineair tot in Vijf procent van de rechten wordt gereserveerd voor de nieuwkomers. BURDEN SHARING TUSSEN DE LIDSTATEN VOOR DE SECTOREN DIE NIET ONDER DE EU-ETS VALLEN Het voorstel voor een beschikking bepaalt hoe de communautaire inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen (CO 2, CH 4, N 2 O, HFC, PFC en PF 6 ) tegen 2020 te verminderen tussen de lidstaten moeten worden verdeeld voor de sectoren die niet onder de EU-ETS vallen, t.w. de sectoren vervoer, gebouwen, diensten, kleine industriële installaties, landbouw en afvalverwerking. In de bijlage van het ontwerp wordt verduidelijkt welke reductie-inspanning elk van de 27 lidstaten moet leveren tegen Het jaar 2005 wordt als uitgangspunt genomen omdat pas toen gecontroleerde emissiegegevens beschikbaar waren. De reductiedoelstelling van een land kan variëren van -20% tot +20% en houdt rekening met het beginsel van solidariteit tussen de lidstaten in functie van het bbp per inwoner. De toegestane emissies in de tussenliggende jaren worden lineair geïnterpoleerd, waarbij evenwel een tolerantiegraad wordt gehanteerd. Als de uitstoot van een land tijdens een bepaald jaar het emissieplafond bv. niet bereikt, mag het overschot aan rechten naar het volgende jaar worden overgedragen. Omgekeerd mag een lidstaat zijn jaarlijkse emissieplafond lichtjes overschrijden, maar wel met niet meer dan 2% van de uitstoot die voor het volgende jaar wordt toegestaan. De beschikking bevordert eveneens een andere vorm van flexibiliteit door het gebruik van gecertificeerde emissiereducties mogelijk te maken die voortkomen uit projecten in het kader van het mechanisme voor schone ontwikkeling, die tijdens de periode of later in ontwikkelingslanden worden ondernomen. Daartegenover staat dat, zonder een internationale overeenkomst waarin de toegewezen hoeveelheid voor industrielanden wordt vastgesteld, de projecten in het kader van de

15 15 gemeenschappelijke uitvoering (JI) niet kunnen worden voortgezet na Daarom is de Commissie van plan het gebruik van extra kredieten uit zulke projecten toe te staan indien hierover een overeenkomst met derde landen bestaat. In afwachting van een toekomstige internationale overeenkomst inzake klimaatverandering zal elke lidstaat voor 3% van zijn uitstoot uit bronnen die in 2005 niet onder de ETS vielen jaarlijks kredieten uit projecten in derde landen mogen gebruiken. Als een nieuwe internationale overeenkomst over het klimaat zou worden gesloten, zou de EUdoelstelling om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen worden opgetrokken van 20 tot 30% in 2020 tgov op voorwaarde dat de andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare reducties verbinden en dat de meest gevorderde ontwikkelingslanden zich engageren om een reductieinspanning te leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten. In dat geval zal deze extra inspanning van de EU volgens dezelfde sleutel als in het kader van de 20%-doelstelling worden verdeeld tussen de bronnen die onder de EU-ETS vallen en de bronnen die er niet onder ressorteren. Elke lidstaat zal aan de extra reductie-inspanning moeten bijdragen in verhouding tot zijn aandeel in de totale uitstoot van de Unie uit bronnen die niet onder de EU-ETS vallen voor het jaar 2020 in het kader van de eenzijdige verbintenis van de Unie om haar broeikasgasemissies met ten minste 20% terug te dringen. Ten slotte zullen de kredieten uit projecten in derde landen worden verhoogd met de helft van de extra reductie-inspanning. Elke aanpassing van de sectoren die onder de EU-regeling voor de handel in emissierechten ressorteren, moet gepaard gaan met een equivalente aanpassing van de emissieplafonds voor bronnen die niet onder de genoemde regeling vallen. BEVORDERING VAN HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN Het ontwerp van richtlijn inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen stelt bindende doelstellingen tegen 2020 vast betreffende het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het eindverbruik van energie (20% op Europees niveau; 13% voor België) en in het vervoer (10% voor alle lidstaten). Hiertoe moet elke lidstaat een nationaal actieplan opstellen, waarin de doelstellingen worden bepaald voor het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de sectoren vervoer, elektriciteit, warmte- en koudeproductie, alsook de maatregelen die moeten worden genomen om deze doelstellingen te bereiken. De lidstaten moeten de oorsprong van elektriciteit, warmte en koude die worden opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in bedrijven met een capaciteit van meer dan 5MW th kunnen garanderen. Op verzoek van de producenten moeten ze dan ook garanties van oorsprong uitreiken, die door alle lidstaten wederzijds worden erkend en overdraagbaar zijn. Opdat de biobrandstoffen in aanmerking kunnen worden genomen in het kader van de 10%- doelstelling voor hernieuwbare energie in de vervoersector, worden ze onderworpen aan milieuduurzaamheidscriteria, wat o.m. betekent dat ze de uitstoot van broeikasgassen met minstens 35% moeten reduceren. Claude CULEM

16 INNOVATIE 16 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Open innovatie Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 De federale sociale partners werken momenteel aan een beleidsadvies over het stimuleren van de innovatieprestatie van België. Innovatie is een complex proces dat afhankelijk is van verschillende factoren. Daarom gaven de sociale partners de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven opdracht om een aantal werkgroepen van specialisten op te zetten rond vier verschillende thema s. Een van deze thema s betreft het (verder) verbeteren van de kennistransfer tussen wetenschap en industrie. Concreet werden in het kader van deze werkgroep een aantal vraaggesprekken georganiseerd met verschillende belangrijke actoren op het vlak van kennistransfer. Zo hoorden we achtereenvolgens 1) vertegenwoordigers van Technology Transfer Offices van universiteiten en publieke onderzoekscentra en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, 2) vertegenwoordigers van collectieve onderzoekscentra, 3) vertegenwoordigers van wetenschapsparken en 4) de regionale beleidsactoren. Naast deze praktische aanpak, vraagt de werkgroep ook de mening van een aantal academische specialisten in deze materie. In dit kader kwam professor Wim Vanhaverbeke (UHasselt) op 18 februari een uiteenzetting geven over open innovatie en de beleidsimplicaties hiervan 1. VAN GESLOTEN NAAR OPEN INNOVATIE Tot eind jaren 80 werden nieuwe producten voornamelijk ontwikkeld en gecommercialiseerd binnen de O&O-afdelingen van grote industriële bedrijven. Deze onderzoekslabo s genereerden heel veel technologische ideeën waarvan slechts een klein deel finaal op de markt kwam. De globalisering, de toenemende concurrentie en de steeds korter wordende levenscyclus van producten zorgden er voor dat deze bedrijven hun marktaandeel en de winstgevendheid van hun activiteiten zagen slinken, terwijl de kosten voor het ontwikkelen van nieuwe producten alsmaar toenamen omwille van de toenemende technische complexiteit van veel producten en diensten. Meer en meer bedrijven reageerden hierop met een open innovatie bedrijfsmodel. Een dergelijk bedrijfsmodel kenmerkt zich door twee tendensen. Enerzijds wordt steeds meer extern ontwikkelde kennis (in toenemende mate ook uit BRIC-landen) gebruikt om de interne innovatieprocessen te versnellen. Voorbeelden zijn het uitbesteden van onderzoek, het kopen van licenties op bestaande octrooien, de samenwerking met of het opkopen van start-ups, Door gebruik te maken van bestaande kennis van buiten de organisatie proberen bedrijven op hun ontwikkelingskosten te besparen. Bovendien is het een manier om sneller de markt te bedienen, wat doorgaans leidt tot een groter marktaandeel en een verbeterde winstgevendheid. Anderzijds, gaan bedrijven naast het insourcen van bestaande kennis, ook meer en meer eigen kennis verkopen aan andere bedrijven door het verlenen van licenties, alliantievorming, het opzetten van spin-offs, Op die manier kunnen bedrijven extra inkomsten genereren uit kennis die ze intern niet gebruiken. Binnen dit verhaal van open innovatie spelen industry-science links een belangrijke rol, maar professor Vanhaverbeke benadrukte dat het debat verder moet gaan. Zo zijn klanten, leveranciers, gespecialiseerde intermediaire instellingen,concurrenten en bedrijven die complementaire producten maken voor veel bedrijven belangrijkere bronnen voor innovatie dan instellingen hoger onderwijs of publieke onderzoeksinstellingen. Bovendien zijn industry-science links vooral gekoppeld aan technologische innovatie, maar er bestaan ook heel wat niet-technologische vormen van innovatie. 1 Eerder kwam professor Veugelers (KULeuven, EC) haar visie geven over hoe de kennistransfer tussen wetenschap en industrie zou kunnen bevorderd worden. U vindt een samenvatting van haar uiteenzetting in onze nieuwsbrief van februari.

17 17 Voorbeelden hiervan zijn nieuwe businessmodellen, nieuwe manieren om diensten aan te bieden aan klanten, design en de gevoelswaarde van producten etc die de laatste jaren alsmaar aan belang winnen. Het is belangrijk dat deze aspecten niet uit het oog verloren worden. Vertrekkende van het toenemende belang van open innovatie formuleerde professor Vanhaverbeke een aantal beleidsaanbevelingen die hieronder meer uitgebreid besproken worden. OVERHEID REGELMAKER EN SPELMAKER Subsidies voor O&O van bedrijven en kennisinstellingen zijn belangrijk, maar zijn niet de enige mogelijke vorm van publieke steun. Innovatieve aanbestedingen door de overheid kunnen bijvoorbeeld een belangrijk instrument zijn in het stimuleren van lead markets. De overheid is zelf een belangrijke inkoper en heeft daarmee invloed op de markt. Door bij haar inkoop innovatie mee te wegen of door expliciete eisen te stellen op het vlak van innovatie, kan zij bedrijven een krachtige impuls geven om innovatieve producten, processen en diensten te ontwikkelen. Gegeven de hoge bevolkingsdichtheid en de hoge CO 2 -uitstoot per km² in België, zou de overheid als klant bijvoorbeeld een belangrijke impuls kunnen geven aan het ontwikkelen en implementeren van schonere technologieën. Maar directe steun voor O&O en innovatie is niet voldoende. Daarnaast heeft de overheid ook een meer indirecte rol te spelen in het opstellen van de juiste regels en het opvolgen van de naleving ervan. Belangrijk zijn de kadervoorwaarden voor de ontwikkeling en verspreiding van kennis, de definitie en bescherming van intellectuele eigendom, de uitwerking van een goed mededingingsbeleid, de kadervoorwaarden voor het oprichten van start-ups en voor de doorgroei van bestaande ondernemingen, Een aantal van deze voorwaarden wordt hieronder meer uitgebreid besproken. ONTWIKKELING EN VERSPREIDING VAN KWALITATIEF HOOGSTAANDE KENNIS Het innovatiebeleid is niet los te koppelen van het onderwijs- en opleidingssysteem. Het opleiden en het continu bijscholen van bekwame arbeidskrachten vereist dat er onderwijs en opleidingen van uitstekende kwaliteit aangeboden worden op alle niveaus. Hier scoort België heel goed. Veel van deze kennis blijft echter geïsoleerd in bedrijven of kennisinstellingen. Naast opleiding van bekwame werknemers is de mobiliteit van menselijk kapitaal dan ook even belangrijk. Een eerste vorm betreft mobiliteit tussen bedrijven. Dit gebeurt nu nog veel te weinig. Maar deze vaststelling geldt eveneens, zelfs nog sterker, voor de mobiliteit van personeel tussen universiteiten en bedrijven. Momenteel krijgen academici veel te weinig prikkels om contacten te leggen met bedrijven, met als gevolg dat ze weinig afweten van de problemen waarmee bedrijven geconfronteerd worden en geen kennis kunnen opdoen door het samenwerken met bedrijven. Naast mobiliteit van personeel kan ook mobiliteit van studenten nuttig zijn. Stages onder toezicht van goede stagebegeleiders zijn voor bedrijven, zeker voor kmo s, een laagdrempelige en toch efficiënte manier om in contact te komen met nieuwe kennis uit het academische milieu. Ook de studenten leren enorm veel van een dergelijke situatie, niet in het minst op het vlak van werkhouding. Het systeem van stages is in België, in vergelijking met Nederland bijvoorbeeld, onderontwikkeld, zowel op het vlak van het aantal plaatsen als op het vlak van de duur van de stages. Om echt zinvol te zijn,

18 1818 Open innovatie Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 moet een student immers minstens gedurende een drietal maanden ondergedompeld worden in een echte bedrijfssituatie. STIMULEER RISICOKAPITAAL Beschikbaarheid van financiering is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van een innovatieproject. Subsidies zijn een mogelijke bron van financiering. De overheid oordeelt in dat geval over de slaagkansen en de verwachte opbrengsten van een innovatieproject. Er is de laatste jaren echter steeds meer risicokapitaal beschikbaar. In tegenstelling tot de ambtenaren die de subsidies uitdelen, worden de verstrekkers van risicokapitaal zelf financieel beloond of gestraft voor hun keuze. Ze zullen dan ook onderling concurreren om de meest belovende projecten te voorzien van de nodige financiering. In veel gevallen kunnen ze ook dynamischer inspelen op nieuwe informatie dan ambtenaren. Professor Vanhaverbeke pleit dan ook voor een meer marktgedreven financieringssysteem, zeker voor de fase van commercialisering, die in heel veel industrietakken heel wat middelen vraagt. Kortom, goed werkende kapitaalmarkten zijn belangrijk. En op dit vlak is in Europa nog heel wat werk aan de winkel. Volgens een recente studie van het MIT ondervinden Europese start-ups op twee tijdstippen in hun ontwikkeling een nadeel ten opzichte van hun Amerikaanse tegenhangers. Een eerste doet zich voor bij de opstart zelf : Europese venturekapitaalverschaffers (VC s) investeren veel kleinere bedragen per start-up dan Amerikaanse VC s. Een tweede bottleneck situeert zich op het moment van commerciële doorbraak. Op dat moment kunnen Europese bedrijven geen beroep doen op diepe en gesofisticeerde kapitaalmarkten om het kapitaal op te halen dat ze nodig hebben voor een globale expansie. De teloorgang van een initiatief als EASDAQ is dan ook een spijtige zaak. Ten slotte zijn Europese VC s vaak te defensief. Hun beslissing om al dan niet te investeren, hangt vaak af van de octrooien waarover een start-up beschikt. Europese VC s zien deze octrooien als onderpand dat kan worden gevaloriseerd bij faillissement. Een vooruitziende risicokapitaalverschaffer moet echter uitgaan van het potentieel van het bedrijf gegeven het bedrijfsmodel. Er is dan ook nood aan een attitudeverandering op dit vlak. INTELLECTUELE EIGENDOM Een goed beleid inzake intellectuele eigendom (IE) zoekt naar een balans tussen het beschermen en het verspreiden van innovaties. Bedrijven gebruiken immers maar een fractie van de mogelijke toepassingen van hun kennis of technologische uitvindingen : 80% tot 85% van de octrooien van grote bedrijven wordt nooit gebruikt. Een goed IE-beleid moet dan ook nieuwe combinaties en hergebruik van deze ideeën binnen andere bedrijven stimuleren. Er bestaat een waaier aan mogelijkheden om dit te realiseren : licenties op niet gebruikte octrooien, technologische spin-offs van bestaande bedrijven De recente overheidsbeslissing van een fiscale aftrek van 80% op royalty s van octrooien is een stap in de goede richting. Ook initiatieven om technologiemarkten ten volle te ontwikkelen komen aan dit probleem tegemoet.

19 19 BEVORDER RIVALITEIT BINNEN BELANGRIJKE SECTOREN VAN DE ECONOMIE De meest innovatieve markten zijn deze waar er een sterke rivaliteit tussen ondernemingen bestaat. Monopolisten en oligopolisten hebben immers sterk de neiging om hun ideeën voor zich te houden. Via een sterke en goed afgeschermde technologische positie willen ze en kunnen ze hun marktpositie verdedigen. Maar naarmate de concurrentie toeneemt, wordt het moeilijker om je technologie helemaal te beschermen. In dit geval hebben bedrijven er belang bij om hun technologie op een verstandige manier te verspreiden, bv. door het verkopen van licenties of het vrijgeven van octrooien om een standaard of een technologisch platform te promoten. Hierdoor wordt de bestaande technologie intenser en binnen meer diverse business modellen gebruikt, wat de marktdynamiek en de economische groei zeker ten goede komt. Bovenstaande argumenten pleiten dus voor voldoende aandacht voor het versterken van kmo s en start-ups. Deze ondernemingen zorgen immers voor een grotere dynamiek binnen de economie. Ze zijn vaak zelf een belangrijke bron van nieuwe technologieën (high-tech start-ups). Bovendien slagen kmo s in low-tech of medium-tech sectoren er dikwijls in om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen die bestaande kennis op een vernieuwende wijze naar de markt kunnen brengen. Op die manier houden ze de marktleiders wakker. Daarnaast zijn grote bedrijven vaak niet in staat om alle nieuwe technologieën die ze ontwikkelen ook zelf te commercialiseren. Grote ondernemingen kunnen nichemarkten vaak slecht de baas of ze dienen af te zien van de verdere ontwikkeling van een technologie omdat deze buiten de strategie van het bedrijf valt. In deze situatie is het mogelijk om een idee te commercialiseren via een spinout. Het is dan ook belangrijk dat het beleid deze vormen van ondernemerschap de zgn. commerciële spin-offs vanuit bestaande bedrijven - voldoende faciliteert. Tegenwoordig gaat heel veel aandacht van de beleidsmakers naar het stimuleren van universitaire spin-offs. Deze vormen van start-ups zijn belangrijk, maar staan, zeker in het begin, veel verder van de markt af dan commerciële spinoffs. Commerciële spin-offs presteren dan ook meestal beter in termen van overleving, groeiprestaties en winstgevendheid. Ze verdienen vanuit overheidsstandpunt dan ook meer aandacht. BEKIJK INNOVATIE ALS EEN SYSTEEM Volgens de innovatiesysteembenadering is innovatie het resultaat van interacties tussen verschillende innovatieactoren. In dergelijke visie staan netwerken centraal. Ondanks het bestaan van heel wat initiatieven op dit vlak (VIS in Vlaanderen, de competitiviteitspolen in Wallonië, de collectieve onderzoekscentra ) is zeker nog verbetering mogelijk. Vooral in de low- en medium-lowtech-sectoren werken heel wat bedrijven nog heel geïsoleerd zonder enige vorm van samenwerking. Gezien het aandeel van deze sectoren in het bbp en de werkgelegenheid, vertegenwoordigen ze ook heel wat groeipotentieel. Het is dan ook belangrijk dat tevens binnen deze sectoren gezocht wordt naar nieuwe niches/specialisaties door middel van innovatie. Contacten met andere bedrijven en kennisinstellingen kunnen dit zeker stimuleren. Het is dan ook nuttig om de bestaande netwerkinitiatieven (nationaal en internationaal) eens naast elkaar te leggen en op zoek te gaan naar de best practices. Er zijn schitterende voorbeelden in binnen- en buitenland. Een belangrijk criterium hiervoor is dat het netwerk een win-win situatie oplevert voor alle deelnemers, en precies deze logica om externe relaties vanuit een wederzijds gewin te managen ontbreekt nog bij vele bedrijven.

20 20 Open innovatie Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 Naast de bedrijfswereld en/of wetenschappelijke wereld, is ook de overheid een belangrijke actor in het innovatiesysteem. In bepaalde gevallen zijn de bestaande verhoudingen tussen deze actoren echter een rem op innovatie. Zo bestaan er heel wat voorbeelden van goedkopere, betere en/of schonere technologieën die vandaag de dag toch niet worden toegepast omdat het verlaten van de status quo voor een aantal machtige actoren nadelig is. In de VS bijvoorbeeld haalde een nieuw soort röntgenapparaat de markt niet, ondanks het feit dat het veel gebruiksvriendelijker en preciezer was dan de bestaande versie. Het feit dat het nieuwe apparaat ook kon bediend worden door huisartsen, zorgde immers voor heel wat weerstand bij de ziekenhuizen en de radiologen. En ook de producenten van de bestaande toestellen begonnen te lobbyen met als resultaat dat deze disruptieve innovatie er niet kwam. Het probleem lag dus niet bij de technologie, noch bij het bedrijf, maar bij het systeem. Een goed innovatiesysteem beschikt dan ook over een sterke overheid met een goed mededingingsbeleid die dergelijke krachten het hoofd kan bieden. CONCLUSIE Kennisdeling en samenwerking tussen partners onder meer tussen wetenschap en industrie - worden steeds belangrijker. In zijn uiteenzetting formuleerde professor Vanhaverbeke een aantal beleidsaanbevelingen vertrekkende vanuit deze realiteit. Samengevat stelde hij dat in de context van open innovatie, een innovatiebeleid niet kan losgezien worden van andere vormen van beleid. Er is nood aan een systemisch beleid dat netwerken faciliteert en aandacht besteedt aan kadervoorwaarden zoals een arbeidsmarktbeleid gericht op mobiliteit, een kapitaalbeleid, een IPbeleid, een mededingingsbeleid, Kortom, het innovatiebeleid kan alleen effect hebben op de innovatiekracht van een land als het afgestemd is met en geïntegreerd is in een globaal overheidsbeleid. Siska Vandecandelaere (siska@ccecrb.fgov.be Emmanuel de Béthune (embe@ccecrb.fgov.be Voor meer informatie over open innovatie initiatieven :

21 ONTMOETING MET... Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Professor Glenn Rayp Sociaal-economische nieuwsbrief - mei 2002 Op 15 februari jl. had het secretariaat van de CRB een onderhoud met professor Glenn Rayp van de universiteit Gent en gecoöpteerd lid van de CRB. Zijn onderzoek richt zich ondermeer op de invloed van de globalisering op lonen en tewerkstelling evenals op inkomensongelijkheid, herverdeling en groei. De aandacht van het secretariaat werd in het bijzonder getrokken door een studie die de professor in 2006 uitvoerde waarin hij het effect van de internationalisatie op de onderhandelingsmacht van de vakbonden naging. Deze studie kwam dan ook snel in het gesprek ter sprake. INTERNATIONALISATIE EN VAKBONDSMACHT In de studie werd geanalyseerd hoe de onderhandelingsmacht van de vakbonden evolueert door te kijken naar de verandering van het loonaandeel in de geproduceerde toegevoegde waarde. Wanneer de vakbonden een sterkere onderhandelingspositie hebben, zullen zij logischerwijze immers een groter deel van de toegevoegde waarde kunnen toetrekken naar de werknemers. Er werd niet enkel gekeken naar de invloed op de vakbondsmacht van de internationalisatie maar ook van andere factoren. Uit het onderzoek kwam naar voren dat internationalisatie, gemeten via indicatoren zoals de importquote, wel degelijk de onderhandelingsmacht van de vakbonden aantast. Prof. Rayp verklaart dit doordat de globalisering van de economie de outside option van bedrijven veel geloofwaardiger maakt. Dit betekent dat het voor een bedrijf veel gemakkelijker is geworden om (een deel van) haar productie naar het buitenland te verplaatsen om niet tegemoet te moeten komen aan de vakbondseisen. INTERNATIONALISATIE EN INKOMENSONGELIJKHEID Het toenemende gemak voor het uitstoten van productieactiviteiten, en daarmee ook van bepaalde werknemersgroepen, brengt ons tot de vraag of internationalisatie eveneens leidt tot een toename van de inkomensongelijkheid tussen hoog- en laaggeschoolden. Vanuit de economische theorie zou je verwachten dat meer handel leidt tot een grotere loonkloof. Het is dan ook verbazend dat de beschikbare gegevens hier tot dusver geen eenduidig verband kunnen aantonen. Prof. Rayp is van mening dat de technologieschok een veel sterkere drijver is van ongelijkheid dan internationale handel. De geïntroduceerde technologie is namelijk gericht op hooggeschoolde arbeid waardoor de vraag naar hooggeschoolden verhoogt wat dan weer leidt tot een sterkere stijging van hun lonen. Het overheersende belang van technologische factoren voor de groeiende inkomensongelijkheid neemt niet weg dat de internationale handel de kloof vermoedelijk verbreedt. Rayp is er wel van overtuigd dat de voordelen van internationale handel veel groter zijn dan de nadelen. We moeten er dus enkel voor zorgen dat de verliezers van internationale handel gecompenseerd worden voor hun verlies. Om dit verlies te beperken is het ook belangrijk dat er mechanismen worden ontwikkeld om de aanpassing aan de structurele veranderingen die internationale handel met zich meebrengt te bevorderen. Vorming kan hier bijvoorbeeld een nuttige bijdrage leveren.

22 22 Professor Glenn Rayp Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 DE ROL VAN MIGRATIE MET HET OOG OP DE VERGRIJZING De internationalisering maakt delokalisatie dus gemakkelijker en heeft nadelige gevolgen voor bepaalde werknemersgroepen. Volgens prof. Rayp betekent dit niet dat we moeten vrezen voor een toenemende werkloosheid gedurende de komende jaren. Het demografische effect is voor de arbeidsmarkt namelijk veel sterker dan het effect van globalisering. Met de vergrijzing mogen we ons de komende jaren dan ook verwachten aan een groeiend arbeidstekort. Om dit op te vangen is het belangrijk dat de arbeidsparticipatie wordt opgetrokken. We moeten bijvoorbeeld nagaan in welke mate de migranten in België hooggeschoold zijn en hoe zij beter op de arbeidsmarkt kunnen worden ingezet. De voorbije jaren is er een stijging geweest van de arbeidsmigratie naar België maar deze migranten werden vooral in laaggekwalificeerde functies ingezet. Omdat de lonen voor deze betrekkingen nog steeds boven het niveau van hooggekwalificeerde banen ligt in veel nieuwe lidstaten mogen we ervan uitgaan dat er hier heel wat hooggeschoolden tussenzitten. Dit potentieel moet dus beter benut worden. Het is alvast bemoedigend dat er de afgelopen jaren wel degelijk een toename is van de participatie op de Belgische arbeidsmarkt. Deze toename is niet zichtbaar in de werkgelegenheidsgraad omdat de bevolking op arbeidsleeftijd is toegenomen. De stijging van de bevolking op arbeidsleeftijd resulteerde voornamelijk uit regularisaties en de Europese integratie van de arbeidsmarkt.

23 VISSERIJ Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Conjunctuurontwikkeling in 2006 en begin Sociaal-economische nieuwsbrief - mei 2002 In 2006 hebben Belgische vissersvaartuigen ton minder vis (- 5,9 %) in Belgische en vreemde havens aan wal gebracht. De aanvoerdaling trof zowel de Belgische als vreemde havens: in de eerste liep de aangevoerde hoeveelheid terug met ton of 6,2 %, in de buitenlandse met 91 ton of 3,8 %. De aanlandingen in Belgische en 0 vreemde havens hadden een waarde van 90,683 miljoen euro, hetzij een toename met 5,1 %. De besommingen in Belgische havens verhoogden met 4,6 % tot miljoen euro, die in vreemde havens met 9,9 % tot miljoen euro. De terugval in de aanvoer komt in de eerste plaats op rekening van kabeljauw, namelijk met 427 t, gevolgd door tong met 354 t, tongschar met 219 t en rog met 150 t. Anderzijds kende vooral de aanvoer van inktvissen een toename, te weten 133 ton. Met een aandeel van 49,7 % van de totale aanvoerwaarde (48,8 % in 2005) blijft tong de belangrijkste vissoort voor onze visserij; in volume vertegenwoordigt zij 18,8 % (19,4 % in 2005) van de aanlandingen. Tijdens het voorbije jaar werden opnieuw vijf vaartuigen aan de vloot onttrokken zodat eind 2007 het aantal vissersvaartuigen teruggevallen is op 102 eenheden. AANLANDINGEN 2007 : VERHOOGDE AANVOER, STAGNATIE IN WAARDE Tijdens de eerste elf maanden van 2007 is de aanvoer door Belgische vaartuigen in Belgische havens toegenomen met 8,8 % tot ton. Deze aanvoer had een waarde van 74,1 miljoen euro, wat in vergelijking met dezelfde periode van het jaar voordien een lichte stijging is van 0,8 %. Productie visverwerkende nijverheid in stijgende lijn in 2006, maar verzwakking in vreemde havens Belgische havens Aanlandingen: in 2006 achteruitgang in volume, toename in waarde Ontwikkeling van de aanvoer van de belangrijkste vissoorten in volume en in waarde Ton Wijz. Waarde Wijz. % % schol ,8 tong ,0 tong ,5 schol ,0 rog ,8 tarbot ,3 kabeljauw ,4 tongschar ,1 tongschar ,9 zeeduivel ,5 inktvissen ,2 kabeljauw ,5 garnaal ,2 rog ,8 schar 575 8,1 griet ,9 rode poon ,3 garnaal ,6 St Jakobsschelpen 533 8,8 inktvissen ,8

24 2424 Conjunctuurontwikkeling in 2006 en begin 2007 Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 Ontwikkeling van de productie De visverwerkende nijverheid heeft in 2006 volgens de Prodcom-maandstatistiek van de industriële productie ton geproduceerd ( ton of 2,9 %) ter waarde van 417,6 miljoen euro (+ 8,8 %). De ontwikkeling was vooral te danken aan de productiegroei van bereidingen en conserven van vis, voornamelijk van haring ( t). Ook voor schaal- en weekdieren en de bereidingen ervan lag de productie in 2006 hoger dan het jaar voordien (+ 649 t). Voor bevroren vis, visfilets en ander visvlees liep het productie volume terug (- 583 t), evenals voor gedroogde, gezouten of gepekelde en gerookte vis ton % wijz. (- 21 t)..06/05 Vis, visfilets, ander visvlees, bevroren ,7 Tijdens de eerste zeven Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis ,5 maanden van 2007 kende Bereidingen en conserven van vis ,6 de productie in vergelijking Schaal- en weekdieren, bevroren, gedroogd, met de overeenstemmende periode van het jaar gezouten, bereidingen en conserven ,8 voordien een teruggang in volume en een lichte toename in waarde. De productie bedroeg 37 duizend ton ( t) ter waarde van 235 miljoen euro (+ 0.8 %). VERDERE GROEI BUITENLANDSE HANDEL In 2006 werden 288 duizend ton vis en visproducten ingevoerd ter waarde van 1,3 miljard euro. In vergelijking met jaar ervoor is dit een toename met ton (+ 4,1 %) en 186,7 miljoen euro (+ 14,1 %). De ontwikkeling van de invoer wordt grotendeels teweeggebracht door de verhoogde leveringen van schaaldieren, te weten met ton. Het betreft vooral bevroren garnalen. De ingevoerde hoeveelheden rezen ook voor bereidingen en conserven van vis ( ton), voor visfilets en ander visvlees ( ton) en voor bevroren vis, andere dan visfilets en ander visvlees (+ 774 ton). De gemiddelde prijs bij invoer steeg met 9,7 % en beliep 5.03 euro/kg. De belangrijkste stijging van de invoerprijzen wordt opgetekend voor weekdieren (+ 30,9 %), voor levende vis (+ 11,3 %) en verse of gekoelde vis (+ 11,6 %). Alleen voor bevroren vis daalden de gemiddelde invoerprijzen (-1,5 %). De invoer van levende vis, verse of gekoelde vis en weekdieren bleef beneden het niveau van het voorgaande jaar : voor deze laatste gaat het hoofdzakelijk om mosselen uit Nederland ( ton). Naar volume blijven de visfilets, met 25 % van de totale invoer, het voornaamste importproduct, naar waarde zijn het de schaaldieren met 27 %.

25 25 Nederland blijft in 2006, spijts een forse inkrimping, met 21,8 % van het totale importvolume, de belangrijkste leverancier van vis en visproducten. De export overtrof met ton of 10 % die van 2005 en bedroeg ton, ter waarde van 880,8 miljoen euro (+ 15,7%). De gemiddelde prijs bij uitvoer steeg met 5,2 % tot 5,24 euro/kg. Op uitzondering voor levende vis, verse of gekoelde vis en bewerkte vis lagen de uitvoervolumes in 2006 hoger dan in De belangrijkste toename wordt genoteerd voor schaaldieren, namelijk ton of 21,3 %. Het betreft bevroren garnalen naar Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Frankrijk is in 2006 onze belangrijkste afzetmarkt voor vis en visproducten geworden: de uitvoer naar Frankrijk vertegenwoordigde 34,4 % van het totale volume (31,2 % in 2005). Nederland werd verdongen naar de tweede plaats met 29,5 % (31,9 % in 2005). Volgens de btw-statistiek haalde de sector in zijn geheel in 2006 een omzet van 1,32 miljard euro, wat een toename is met 8,9 % tegenover het voorafgaande jaar. Voor alle subsectoren, behalve voor de viskweek (- 1,3 %) noteerden de subsectoren een omzetstijging: de visserij (+ 5,7 %), de visverwerking en conservering van vis en vervaardiging van verse visproducten (+ 14 %), de productie van diepgevroren vis en visproducten (+ 10,3 %), de groothandel (+ 8,2 %) en de kleinhandel (+ 9,1 %). In vergelijking met de overeenkomstige periode van 2006 was er in de eerste jaarhelft van 2007 een omzetgroei voor de sectoren visserij (+ 9,7 %) en visverwerking (+ 5,2 ). De viskweek en kleinhandel boekten daarentegen een omzetdaling, respectievelijk 1,1 % en 4,7 %. De investeringen van de sectoren, gezamenlijk 30,1 miljoen euro, overtroffen in 2006 met 15 % die van het voorafgaande jaar. Een belangrijke verhoging was er voor de visserij, namelijk een verdubbeling van de investeringsuitgaven, en voor de viskweek (+ 90,2 %). Alleen de diepvriessector (- 21,9 %) en de groothandel (- 11,3 %) hadden lagere investeringen. Tijdens het eerste halfjaar van 2007 zijn de investeringsuitgaven in de subsectoren opnieuw toegenomen. WERKGELEGENHEID: LICHTE AANGROEI De visserijsector telde vorig jaar nog 461 door het Paritair Comité erkende zeevissers. In de visverwerking handhaafde de gemiddelde werkgelegenheid zich in 2006 op eenzelfde peil: enerzijds een toename met 1 % voor arbeiders, anderzijds een vermindering met 2,2 % voor bedienden. Eind december 2006 telde de sector werknemers, van wie 983 arbeiders en 390 bedienden, tegenover werknemers een jaar eerder (928 arbeiders en 396 bedienden). Tijdens de eerste acht maanden van 2007 heeft de positieve trend zich verdergezet: de gemiddelde werkgelegenheid lag 1,2 % hoger dan in de overeenstemmende periode van 2006.

26 26 Conjunctuurontwikkeling in 2006 en begin 2007 Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 GOEDE AANVOERPRIJZEN IN 2006, SLECHTE PRIJSVORMING IN 2007 In 2006 lag het algemene prijsgemiddelde van de aangevoerde vis 12 % hoger dan in het voorgaande jaar en bedroeg 4,48 euro/kg. Zowel in Belgische als in vreemde havens werden hogere gemiddelde prijzen genoteerd: ze bedroegen resp. 4,54 euro/kg (+ 11,5 %) en 3,94 euro/kg (+ 14,2 %). Tijdens de eerste elf maanden van 2007 is het algemeen prijsgemiddelde in Belgische havens met 7,4 % gedaald van 4,56 euro/kg tot 4,22 euro/kg. De gemiddelde consumptieprijzen lagen in 2006 voor verse kabeljauw, met 18,85 euro/kg (+ 6,3 %), tong met 30,34 euro/kg (+ 14,3 %), diepvries kabeljauwfilets (14,15 euro/kg) en gerookte zalm (36,42 euro/kg) hoger dan het jaar ervoor; garnaal was met 31,18 euro/kg (- 4,6 %) goedkoper. Tijdens de eerste tien maanden van 2007 rezen alle producten opnieuw in prijs.

27 NIEUWS Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Centrale Raad voor het bedrijfsleven PLENAIRE VERGADERING Sociaal-economische nieuwsbrief - mei 2002 Tijdens hun plenaire vergadering van 27 februari hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad het deel van het Ipa dat betrekking heeft op de sociale dialoog in de ondernemingen met 20 tot 49 werknemers van hun kant afgewerkt. Het deel van het Ipa dat handelt over de ondernemingen met 50 tot 99 werknemers zal via wetgevende weg worden geregeld. INFORMATIE DOOR DE ONDERNEMINGEN TE VERSTREKKEN Op 26 februari heeft de subcommissie Informatie door de ondernemingen te verstrekken haar werkzaamheden ter uitvoering van het hoofdstuk Bevordering van de innovatiecultuur in de ondernemingen uit het Ipa voortgezet. Op deze vergadering heeft professor Van Looy van de KUL de omtreklijnen van het begrip innovatie uitgetekend. De werkzaamheden worden op 10 april voortgezet. INDUSTRIE SCIENCE LINKS Voorts heeft professor Bart Van Looy op 13 maart een uiteenzetting gegeven over de impact van de wettelijke kadervoorwaarden op de ondernemingsactiviteiten van universiteiten. Teneinde meer betrokkenheid van wetenschappelijke actoren (waaronder universiteiten) te creëren op het vlak van doorstroming van wetenschappelijke kennis naar marktexploitatie (valorisatie) werd in een aantal landen een wettelijk kader opgezet waarbij intellectuele-eigendomsrechten op onderzoek worden toegekend aan de betrokken instellingen. De Bayh-Dole Act die in 1980 door de Verenigde Staten werd uitgevaardigd, is in dit verband ongetwijfeld het bekendste precedent. Europa wordt op dit vlak gekenmerkt door diversiteit, wat de mogelijkheid biedt de impact van verschillende wetgevende kaders op het ondernemend gedrag van universiteiten (in dit geval gemeten aan de hand van patentindicatoren) empirisch te onderzoeken. Op basis van de resultaten van een analyse van de situatie in Nederland, het VK, Finland, Zweden, Denemarken, Duitsland en België gaf professor Van Looy een presentatie over 1) de impact van verschillende wetgevende kaders op het ondernemend gedrag van universiteiten en 2) de invloed van deze kaders op de samenwerking tussen ondernemingen en universiteiten op het vlak van technologieontwikkeling. CEL OPVOLGING VAN DE EUROPESE ACTUALITEIT Op 11 maart hebben de heren Jean De Ruyt en M. Seews, permanente vertegenwoordiger en adjunct permanente vertegenwoordiger van België bij de Europese Unie, deelgenomen aan een hoorzitting in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over de belangrijkste politieke en sociaaleconomische dossiers van de Europese voorjaarstop van midden maart en over de standpunten die België zou verdedigen. Voorts heeft de heer Patrick Herman, adviseur bij de permanente vertegenwoordiging (PV), in het kader van de nieuwe samenwerking tussen de PV en de CRB, op 13 maart de recente ontwikkelingen en initiatieven op het vlak van de Europese interne markt becommentarieerd, meer bepaald in het licht van de mededeling Een interne markt voor het Europa van de 21 ste eeuw (COM (2007) 724 def.) die de Europese Commissie het voorbije najaar heeft gepubliceerd en van de beslissingen die op de voorjaarstop werden verwacht.

28 2828 Centrale Raad voor het bedrijfsleven Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 Op 6 maart heeft mw. P. Vielle, hoogleraar aan de UCL, deelgenomen aan een vergadering van de cel Opvolging van de Europese actualiteit over het thema flexizekerheid in Europa. NIEUWE ADVIESVRAGEN M.B.T. DE WERKING VAN DE ARBEIDSMARKT Ex-minister van Werk, Josly Piette, stuurde de Raad drie nieuwe adviesaanvragen; een ter evaluatie van het geheel aan maatregelen ter bevordering van de inschakeling van recent afgestudeerde jongeren op de arbeidsmarkt, een inzake de voortgezette beroepsopleiding en een over de mobiliteit van de werkzoekenden. Een nieuwe gemengde subcommissie Mobiliteit van werkzoekenden en voortgezette beroepsopleiding werd opgericht, wat ook bij de NAR het geval is. Binnenkort komt de gemengde subcommissie voor het eerst bijeen. VOORBEREIDING TECHNISCH VERSLAG 2008 De voorbereidingen van het Technisch verslag 2008 zijn volop aan de gang. Op 27 februari, 6 maart en 12 maart werden vergaderingen van de subcommissie gewijd aan de nieuwe structuur van het Technisch verslag, met name wat de aandachtspunten zouden kunnen worden. Er werd ook een vergadering gewijd aan het structureel concurrentievermogen en een aan de inflatieontwikkelingen. De heer Jan Smets van de NBB stelde daarbij de in opdracht van de regering gemaakte studie voor aan de leden. Op 4 april en 29 april komt de subcommissie opnieuw bijeen. HIVA STUDIE NAAR DE LOONVORMING VAN 1/3/2008 TOT 1/4/2009 De CRB financiert samen met de fod Waso een studie bij het HIVA over de loonvorming. Uitvoerige aandacht zal worden besteed aan het typisch Belgische systeem van sectoraal overleg en aan de mogelijke verklaringen voor de vastgestelde verschillen in ontwikkelingen tussen de cao-lonen en de gemiddelde werkelijke lonen (wagedrift). Daarvoor werd samen met het secretariaat en de fod Waso op 11 maart een gegevensaanvraag voor de RSZ en de fod Economie, DG Statistiek voorbereid. WELVAARTSVASTHEID VAN SOCIALE UITKERINGEN De voorbereidingen voor het advies dat de sociale partners tegen 15 september moeten uitbrengen zijn reeds volop aan de gang. Op 10 maart jl. vond een vergadering van de gemengde subcommissie plaats waarbij de vakbonden hun voorstellen voor welvaartsaanpassingen van de vervangingsinkomens in de periode motiveerden. Op 20 maart en 11 april komt de subcommissie opnieuw samen. Daarop zullen de parastatale instellingen Sociale zekerheid worden uitgenodigd om hun berekeningsresultaten (over de minimale enveloppe voor de welvaartsaanpassingen ) te komen toelichten en zal het Federaal Planbureau de nota s die hij opgesteld heeft in het kader van de tussentijdse evaluatie van het advies nr van CRB en NAR komen voorstellen.

29 29 EVALUATIE STARTBAANOVEREENKOMSTEN De sociale partners bereiden in de komende maand een rapport voor ter evaluatie van de startbaanmaatregel. Op 5 maart kwam de gemengde subcommissie bijeen ter kennisname van het voorlopige rapport dat door de secretariaten werd voorbereid. De leden formuleerden een aantal bijkomende vragen om o.m ook te beschikken over een analyse per paritair comité, over de bijdrageverminderingen, over de demografische context en over de nieuwe analyses die nog moeten gebeuren op basis van de cijfers van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. Op 29 april komt de subcommissie opnieuw samen om kennis te nemen van het bijgewerkte rapport van de secretariaten. ENERGIE Op 10 maart 2008 is de subcommissie Energie samengekomen om een duidelijk en concreet werkprogramma op te stellen in aansluiting op het advies betreffende de methodologie en de criteria die op Europees niveau voor de nieuwe Europese Burden Sharing moeten worden toegepast en op de ontmoeting met minister Paul Magnette van 5 maart. Op 13 maart 2008 heeft de subcommissie de heren Van Ierland (van het DG Milieu van de Europese Commissie (EC)), Howes (deskundige hernieuwbare energie van het DG TREN van de EC) en Wittoeck (van de dienst Klimaatverandering van het DG Leefmilieu van de fod Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu) gehoord over het pakket Energie/Klimaat dat de Europese Commissie op 23 januari 2008 heeft gepubliceerd. Op 27 maart 2008 heeft de subcommissie Energie een hoorzitting gehouden met mw. Marienda Mollen van de Confederatie Bouw i.v.m. het project Energierenovatiekrediet dat werd opgezet door de Royal Bank of Scotland. Voorts heeft de subcommissie, overeenkomstig het mandaat van het dagelijks bestuur, voortgewerkt aan de voorbereiding van een advies met begeleidende maatregelen voor de Europese doelstellingen van het pakket Energie/Klimaat van de Europese Commissie die België moet halen. MILIEUBELEID Op 18 februari 2008 heeft minister van Klimaat en Energie Paul Magnette de heer Robert Tollet, voorzitter van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gevraagd dat de CRB binnen de maand advies zou uitbrengen over een ontwerp van koninklijk besluit inzake batterijen en accu s en tot opheffing van het koninklijk besluit van 17 maart 1997 inzake batterijen en accu s die gevaarlijke stoffen bevatten. Weldra zal een vergaderdatum worden vastgelegd om gevolg te geven aan deze adviesvraag.

30 NIEUWS Andere overlegorganen Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 Tijdens zijn plenaire vergadering van 13 en 14 februari 2008 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) m.n. de onderstaande adviezen goedgekeurd, die wij voor u hebben samengevat. ENERGIEMIX IN HET VERVOER 1 Olie zal nog vele jaren lang de belangrijkste brandstof voor het vervoer blijven. Aardgas, een andere niet hernieuwbare energiebron, zal naast olieproducten kunnen worden gebruikt of zal die gedeeltelijk kunnen vervangen. Toch moet er volgens het EESC absoluut aanzienlijk meer geld besteed gaan worden aan onderzoek naar de productie en het gebruik van waterstof en agrobrandstoffen van de tweede generatie. Met het besluit om het systeem van emissiecertificaten uit te breiden tot het luchtvervoer dat in groeiende mate verantwoordelijk is voor de uitstoot van broeikasgassen is de aanzet gegeven voor een snellere ontwikkeling van nieuwe brandstoffen. Enkele luchtvaartmaatschappijen bestuderen reeds de mogelijkheid om agrobrandstoffen te gebruiken. Met waterstoftoepassingen worden nog maar weinig resultaten geboekt. Er is nog een lange weg te gaan voordat dit in de luchtvaart als alternatieve brandstof kan worden gebruikt. Grote scheepsmotoren zijn eenvoudiger aan te passen voor het gebruik van gemengde brandstoffen die minder koolstof bevatten. Het spoorvervoer is al nauwelijks schadelijk voor het milieu, maar door de benodigde elektriciteit met hernieuwbare energiebronnen op te wekken kunnen de milieuprestaties van deze vervoerswijze zeker nog worden verbeterd. De beste brandstof is brandstof die niet wordt gebruikt. Dat moet altijd het uitgangspunt zijn als fiscale en andere stimulerende maatregelen, aanbevelingen en regelgeving worden opgesteld: de milieuvriendelijkste en economisch meest duurzame oplossingen verdienen de voorkeur. Er moet worden bezuinigd op het gebruik van brandstoffen door in te zetten op openbaar vervoer, alternatieve vervoerswijzen en sociaaleconomisch beleidsmaatregelen die de burgers mobieler maken. Het EESC is ervan overtuigd dat de toekomstige ontwikkeling van het vervoer in het teken moet staan van een geleidelijke decarbonisatie van alle brandstoffen, die er uiteindelijk toe moet leiden dat er geen schadelijke stoffen meer worden uitgestoten. De productie van H2 met behulp van hernieuwbare energiebronnen, zoals biomassa, fotolyse, thermodynamische of fotovoltaïsche zonneenergie, windenergie of hydro-elektrische energie is de beste optie. Er moet voorrang worden gegeven aan stroom. Vanwege de bestaande bronnen voor kernenergie en het potentieel aan vernieuwbare energie en schone steenkool, kan de toekomst wat de stroomvoorziening betreft met een gerust hart tegemoet worden gezien. Het EESC vindt het van groot belang dat het maatschappelijk middenveld bewust wordt gemaakt van deze problematiek en wordt betrokken bij het zoeken naar oplossingen. Maatschappelijke organisaties werken immers mee aan het terugdringen van het energieverbruik en aan het creëren van draagvlak voor steun voor onderzoek en innovatie op het stuk van schone en duurzame brandstoffen. 1 Verkennend advies CESE 296/2008

31 31 ENERGIE-EFFICIËNTIE IN GEBOUWEN: BIJDRAGE VAN DE EINDGEBRUIKER 2 Het EESC erkent dat verbetering van het energierendement een fundamentele factor is voor de bescherming van het klimaat en de EU helpt bij het nakomen van de afspraken van het Kyotoprotocol en de nieuwe emissiereductiedoelstellingen die de Europese Raad in maart 2007 heeft vastgesteld. Het beveelt aan de inspanningen t.a.v. de consumenten op te voeren. Het energieverbruik van aan gebouwen gerelateerde diensten vertegenwoordigt circa 40% 3 van het energieverbruik in de EU. Het EESC beveelt enkele maatregelen aan die nuttig kunnen zijn om de energie-efficiëntie te bevorderen, zowel bij de eindgebruikers als in gebouwen: - gratis energieadvies en overheidssteun voor haalbaarheidsstudies; - belastingvermindering en/of subsidies voor de uitvoering van energie-audits ; - verlaagde BTW-tarieven of nultarieven voor brandstoffen die worden gebruikt voor verwarming, elektriciteit en aandrijfkracht; - verlaagde BTW-tarieven en aftrekmogelijkheden voor de aanschaf van technologieën die vanuit energie- en milieuoogpunt doeltreffend zijn of om bestaande gebouwen uit te rusten met de beste systemen op het gebied van warmte-isolatie; - leningen tegen gunstige voorwaarden voor de aanschaf van energie-efficiënte apparatuur en installaties (zoals condensatieketels, individuele thermostaten, enz.) en leningen voor interventies van ondernemingen die efficiëntieoplossingen aanbieden (ESCO s) 4 ; - financiële steun of belastingaftrek voor investeringen in O&O-activiteiten of proefprojecten, om de verspreiding van nieuwe technologieën te bevorderen op het gebied van energieefficiënte oplossingen voor de bouw, door gebruik te maken van de mogelijkheden van het 7 e kaderprogramma voor OTO&D en het kaderprogramma voor innovatie , van het programma LIFE+ en van de structuur- en cohesiefondsen; - financiële steun voor gezinnen met een laag inkomen en gepensioneerden, om de energieefficiëntie van woningen te verbeteren, en langetermijnleningen tegen gunstige voorwaarden om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren; - vaste tarieven voor het regelmatige onderhoud, door gekwalificeerd personeel, van verwarmingsketels en airco-installaties; - de totstandkoming van een communautaire website, gelinkt aan nationale sites en gemakkelijk toegankelijk voor eindgebruikers. Vanuit het oogpunt van de eindgebruiker dient er volgens het EESC goed te worden gekeken naar de obstakels voor de bevordering en toepassing van energie-efficiënte oplossingen in Europese gebouwen: deze belemmeringen kunnen van technische, economische, financiële, juridische, administratief-bureaucratische en institutionele aard zijn, en kunnen tevens betrekking hebben op het beheer, sociale gedragspatronen en een inconsistente aanpak (onevenwicht tussen verwarming/verkoeling, het niet-rekening houden met klimaatzones, enz.) 2 Verkennend advies CESE 270/ Vervoer: 32%, industrie: 28% (Bron: Europese Commissie, DG ENTR) 4 ESCO = Energy Service Company

32 3232 Andere overlegorganen Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 POSITIEVE EN NEGATIEVE GEVOLGEN VAN TOEGENOMEN MILIEU- EN ENERGIE-EISEN 5 In dit advies over energiebeleid en klimaatverandering staat de volgende vraag centraal: als het energieverbruik en de uitstoot van broeikasgassen drastisch worden ingedamd, welke mogelijke voor- en nadelen levert dat dan op voor het concurrentievermogen van de EU? Hierbij wordt vooral de economische kant van de zaak belicht. Alle energie- en klimaatplannen en bijbehorende instrumenten moeten dan ook in het teken staan van een zo groot mogelijke rendabiliteit. Wat energieverbruik en voorzieningszekerheid betreft geldt de energie-efficiëntie als maatstaf. Het Europese energie- en klimaatbeleid zou ook een stimulerend effect moeten hebben op de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, waarbij de economisch, geografisch en ook wat grondstoffenverbruik betreft sterke punten van de verschillende lidstaten optimaal benut en gecombineerd worden. Hoewel de klimaatverandering om dringende maatregelen vraagt, mag het tempo waarin de noodzakelijke veranderingen worden doorgevoerd in de energievoorziening en het energieverbruik geen al te zware wissel trekken op het aanpassingsvermogen van de economie en de samenleving. Een bottom-up-aanpak verdient de voorkeur: naast een initiatiefrijk optreden van alle partijen moeten ook technische en economische diversiteit en flexibiliteit worden gefaciliteerd en ondersteund. Noodzakelijk is dan ook een ruime energiemix, waarbij geen enkele nuttige technologie te vroeg terzijde mag worden geschoven 6. Als de mogelijkheid bestaat, moeten stimuleringsinstrumenten zoals een goed uitgewerkte allocatie van emissierechten voorrang krijgen boven gedetailleerde regelingen. De O&O-activiteiten om zuinige, klimaatvriendelijke energietechnologie te ontwikkelen moeten worden uitgebreid, en hiervoor dienen ingenieurs, wetenschappers en technici te worden opgeleid. Om een level playing field te creëren zijn internationaal echter wel bindende klimaatdoelstellingen nodig die voor alle broeikasgassen uitstotende landen gelden. Anders zou de EU door haar hogere energiekosten namelijk te maken krijgen met een verslechterende internationale concurrentiepositie, waarbij om te beginnen energie-intensieve industrieën zouden wegtrekken, zonder dat de klimaatbescherming er ook maar enigszins op vooruit gaat (carbon leakage). Alle Europese actoren spannen zich in om dit doel te verwezenlijken (bijvoorbeeld de conferentie op Bali). VISSERIJRECHTEN 7 Het EESC wil met dit initiatiefadvies zijn bijdrage leveren aan het door de Commissie geplande debat over een beter systeem voor het beheer van de visbestanden, dat de hoeksteen moet gaan vormen van het GVB. Alleen op die manier kan de duurzaamheid van de bestanden op lange termijn worden verzekerd en kan het concurrentievermogen van de communautaire vloot worden veiliggesteld 5 Verkennend advies CESE 271/ Behoudens eventuele besluiten van lidstaten inzake kernenergie 7 Initiatiefadvies CESE 273/2008

33 33 Het EESC dringt erop aan dat de Commissie na afloop van de discussieperiode een studie opstelt over de huidige capaciteit van de communautaire vloot en de quota die noodzakelijk zijn om het concurrentievermogen van die vloot op peil te houden, zonder dat het voortbestaan van de communautaire visgronden in gevaar wordt gebracht. Het EESC is zich ervan bewust dat het invoeren van een communautaire, op verhandelbare visserijrechten gebaseerde beheersregeling, geen sinecure is. Hiermee wordt echter wel de weg vrijgemaakt voor een duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen, daarbij op evenwichtige wijze rekening houdend met de milieu-, economische en sociale aspecten. DE EVOLUTIE VAN EUROPA S TEXTIEL- EN SCHOEISELINDUSTRIE 8 In de textiel-, kleding en schoeiselindustrie (TKS) is een neerwaartse trend zichtbaar, die dringend vraagt om maatregelen waarmee de sector zich kan diversifiëren en een nieuwe plek kan veroveren op de wereldmarkt. De liberalisering van de handel moet hand in hand gaan met instrumenten die de Europese industrie kunnen beschermen tegen oneerlijke mededingingspraktijken. De CCMI roept de Commissie ertoe op om te ijveren voor betere voorwaarden voor markttoegang in derde landen, terwijl zij beseft dat de opkomende economieën de vraag op de internationale markten sterk kunnen beïnvloeden, en dat ook de Euro-Aziatische betrekkingen van wezenlijk belang kunnen zijn voor de bevordering van nieuwe Europese producties met een hoge toegevoegde waarde. De CCMI benadrukt ook het essentiële belang van respect voor fundamentele arbeidsrechten; zij acht sociale dumping onaanvaardbaar en stelt maatregelen voor om Europa s sociaal model internationaal kracht bij te zetten. Bovendien is een grondige herziening van het netwerkingsbeleid nodig, en de dient samenwerking binnen de waardeketen te worden bevorderd. Ook moeten concrete maatregelen worden genomen om toe te werken naar een Euromediterrane regio voor textielproductie. Het is tevens essentieel dat er hogere opleidingsnormen worden vastgesteld en dat de wetenschaps- en ondernemerscultuur worden bevorderd, terwijl de belangstelling van de jeugd voor deze sector moet worden aangewakkerd. Om vooruit te lopen op de industriële reconversie is het noodzakelijk de sociale partners daar meer bij te betrekken, zodat succesvolle praktijken en innovatieve benaderingen kunnen worden verspreid. De sector zou zeker zijn voordeel kunnen doen met een nieuw beleid voor openbare aanbestedingen dat innovatie stimuleert, met name in de sectoren waarin het meest wordt gewerkt met technische kleding zoals volksgezondheid, defensie en vervoer. Om het comparatieve voordeel van de EU op het gebied van technologie en innovatie te behouden, is het van cruciaal belang om de centra van uitmuntendheid te promoten en om te stimuleren dat tussen bestaande en nieuwe technologieplatforms en tussen deze platforms en toonaangevende Europese programma s en beleid partnerschappen worden aangegaan, zodat de beschikbare hulpbronnen kunnen worden aangevuld. Verder is het zaak dat de sector zich een nieuw imago aanmeet, via proefprojecten die zijn gericht op samenwerking tussen design en kenniscentra in de TKS-sector. Om de coördinatie tussen institutionele en particuliere instellingen te bevorderen zou het tevens een goede zaak zijn als de rol en verantwoordelijkheden van de CCMI in de sector worden uitgebreid, zowel wat het toezicht op de dialoog betreft als ter vergroting van het vermogen om de daad bij het woord te voegen. Verder wil de CCMI een lans breken voor de invoering van Europese regels inzake de herkomst, traceerbaarheid en etikettering van ingevoerde en uitgevoerde producten, en van 8 Informatief rapport CESE 1572/2007 fin

34 3434 Andere overlegorganen Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 energiezuinige productieprocessen waarvoor hernieuwbare energiebronnen worden gebruikt. De CCMI benadrukt dat consumenten duidelijke en begrijpelijke productinformatie moeten ontvangen. Tot slot maakt de CCMI zich zorgen over de te grote administratieve rompslomp die de goedkeuring van de REACH-Verordening (vooral voor het MKB) met zich heeft meegebracht, alhoewel wordt erkend dat dit de sector nieuwe kansen kan bieden. FINANCIËLE INTEGRATIE VAN DE EUROPESE EFFECTENBEURZEN 9 Het EESC beveelt de Europese instellingen aan om de burgers van de Gemeenschap nog intensiever dan tot op heden het geval was voor te lichten over de voordelen van een geharmoniseerde regeling voor de effectenhandel. De aandacht dient zich vooral op de vestigingsplaatsen van beurzen te richten want deze zijn van het grootste belang voor de markteconomie. Daarbij moet vooral worden gekeken naar de bewegingen van de middelen van soevereine emittenten en staatsleningen van landen met een opkomende economie en van landen die over veel natuurlijke hulpbronnen beschikken. De Commissie wordt aanbevolen om bij de in haar witboek over het beleid inzake financiële diensten 10 aangekondigde evaluatie achteraf van het actieplan voor financiële diensten vooral te bezien of de talrijke wijzigingen in de EU-voorschriften voor beurzen en andere handelsplaatsen een doelmatige integratie van de Europese beurzenmarkten bevorderen De Europese instellingen zouden pas naar alternatieven voor de bevordering van integratie via mededinging mogen gaan zoeken als blijkt dat de concentratie van beurzen tot gevolg heeft dat de toegang voor regionaal actieve mkb s substantieel wordt bemoeilijkt. EEN ONAFHANKELIJKE EVALUATIE VAN DE DIENSTEN VAN ALGEMEEN BELANG 11 De door de Europese Raad op 17 en 18 oktober 2007 doorgevoerde Verdragsherzieningen betekenen onder meer voor de diensten van algemeen belang (DAB) een nieuwe stap vooruit. Zo hebben de EU en de lidstaten de aangescherpte verplichting om ervoor te zorgen dat de diensten van algemeen economisch belang (DAEB) goed functioneren, hetgeen met name impliceert dat aan de beoordeling van de prestaties van die diensten geleidelijk aan meer vaart wordt gegeven. Die beoordeling moet ertoe dienen om de efficiëntie van de DAEB te verhogen en deze aan te passen aan de behoeften van de burgers en het bedrijfsleven zoals die zich ontwikkelen. Ook strekt ze ertoe om de overheden de elementen aan te reiken waarmee zij de juiste keuzes kunnen maken. DAB spelen een belangrijke rol bij de bestrijding van maatschappelijke uitsluiting en de bevordering van sociale rechtvaardigheid en bescherming, die krachtens het Verdrag tot de doelstellingen van de Unie behoren. Daarom moeten niet alleen de DAEB, waarvoor EU-regels bestaan, maar ook de DAB die geen economisch karakter hebben, regelmatig op nationaal niveau worden geëvalueerd. 9 Initiatiefadvies CESE 283/ Initiatiefadvies CESE 267/2008

35 35 De evaluatie van de DAB (zowel economisch als niet-economisch) op nationaal, regionaal en lokaal niveau moet onafhankelijk en pluralistisch zijn, met discussie gepaard gaan, de drie pijlers van de Lissabonstrategie bestrijken en gebaseerd zijn op een reeks criteria, en alle betrokkenen dienen over deze evaluatie te worden geraadpleegd. Verder moeten op Europees niveau de uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor uitwisseling, confrontatie, vergelijking en coördinatie en dient, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, de dynamiek van de onafhankelijk evaluatie te worden aangewakkerd door, in samenspraak met de vertegenwoordigers van betrokkenen en op basis van gemeenschappelijke indicatoren, een geharmoniseerde Europese evaluatiemethode te ontwerpen. VERGELIJKBAARHEID VAN DE GETUIGSCHRIFTEN VAN VAKBEKWAAMHEID 12 Het EESC vindt dat het Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Besluit 85/368/EEG van de Raad inzake de vergelijkbaarheid van de getuigschriften van vakbekwaamheid tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap logisch, begrijpelijk en goed onderbouwd is. Het EESC benadrukt dit met het oog op het scheppen van een ander instrument ter bevordering en vergemakkelijking van de mobiliteit van personen, namelijk het Europees kwalificatiekader (EQF). Het EESC is van mening dat deze beschikking een zinvolle bijdrage aan een betere regelgeving levert in die zin dat ze niet-toegepaste en niet-uitvoerbare regelgeving aan een kritische toetsing onderwerpt en door betere instrumenten vervangt. Het EESC staat achter de doelstelling van de Commissie om een systeem in te voeren waarmee praktijkervaring en kwalificaties ten behoeve van de mobiliteit en een gemakkelijkere migratie van personen op de interne dienstenmarkt nog beter worden benut. Het EESC dringt er op grond van de opgedane ervaring op aan dat de door het schrappen van regelgeving ontstane onzekerheid wordt weggenomen door gebrek aan transparantie tegen te gaan en ervoor te zorgen dat de verslaglegging over de implicaties duidelijk wordt en dat geen verwarring kan optreden met Richtlijn 2005/36/EG inzake de erkenning van beroepskwalificaties, waarover het EESC een apart advies heeft uitgebracht. Het EESC is ermee ingenomen dat het EQF tot 2012 op basis van vrijwilligheid wordt toegepast. Hierdoor is er voldoende tijd om er ervaring mee op te doen en het nieuwe systeem door middel van transparantie en voorlichting draagvlak te geven. Het EESC is er ook mee ingenomen dat de sociale partners bij de werkzaamheden worden betrokken, temeer daar niet kan worden uitgesloten dat de EQF-indelingen op middellange termijn van invloed zullen zijn op de cao s. 12 CESE 280/2008

36 3636 Andere overlegorganen Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008 WERKGELEGENHEIDSRICHTSNOEREN 13 Het EESC: - heeft in tal van adviezen zijn instemming betuigd met de nieuwe geïntegreerde aanpak, en opgemerkt dat de nationale parlementen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld daadwerkelijk moeten worden geraadpleegd en betrokken bij alle stadia van de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid; - is bezorgd dat de sociale partners de laatste jaren niet behoorlijk zijn geraadpleegd en dat er geen echte discussie met het maatschappelijk middenveld heeft plaatsgevonden; - wijst erop dat de extreem korte tijd tussen de publicatie van het voorstel en het besluit zelf diepgaande discussies en raadplegingen onmogelijk maakt; - behoudt zich het recht voor om de strategie opnieuw te bekijken in het licht van de voorjaarstop van 2008; - heeft in diverse adviezen voorstellen gedaan i.v.m. de vorige reeks richtsnoeren in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie; deze voorstellen zijn in het najaar van 2007 gebundeld en toegestuurd aan de betrokken diensten van de Commissie, die de tekst in goede orde ontvangen hebben. De nieuwe reeks werkgelegenheidsrichtsnoeren is identiek aan de vorige, wat overigens niets afdoet aan de intrinsieke waarde ervan. De begeleidende tekst is hier en daar geactualiseerd en een paar van de voorstellen van het EESC zijn erin opgenomen; - stelt ter wille van de transparantie voor dat de Commissie standaard een bijlage opstelt met een lijst van alle kwantificeerbare doelstellingen van de richtsnoeren; - geeft, daar de werkgelegenheidsrichtsnoeren aan herziening toe zijn, een overzicht van de aspecten die in het besluit in aanmerking moeten worden genomen. 13 CESE 282/2008

37 37

38 38 Sociaal-Economische Nieuwsbrief - maart 2008

39 SECRETARIAAT CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Een studie- en documentatieopdracht Sociaal-economische nieuwsbrief - mei 2002 De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, die werd opgericht in 1948, is een raad waar gesprekspartners overleg plegen. Het is de bedoeling de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers via de raad te betrekken bij de uitwerking van het economisch beleid. De raad is bevoegd voor alle kwesties die van belang zijn voor het bedrijfsleven ; hij heeft alleen een adviserende opdracht. Specifiek voor de raad is dat de verschillende standpunten er aan elkaar worden getoetst en dat zo een dialoog tussen de leden ontstaat. De raad is dus enerzijds, een trefpunt van ideeën, waar de meningen worden vergeleken en waar het komt tot gemeenschappelijke voorstellen waarin het algemeen belang het haalt op de particuliere belangen en, anderzijds, tevens een schakel van het economisch beleid, die zijn voorstellen samenvat in adviezen ten behoeve van de economische beleidmakers. Het secretariaat van de raad heeft een dubbele taak ; het is belast met het griffiewerk en het economaat en het brengt de documentatie voor de werkzaamheden van de raad samen. Met de jaren heeft het deze tweede functie sterk ontwikkeld. In uitvoerige studienota's behandelt het niet alleen problemen die aan de raad worden voorgelegd, maar ook onderwerpen waarvan het meent dat ze aandacht van de sociale gesprekspartners en van de politieke beleidmakers moeten krijgen. Voorts publiceert het geregeld algemene informatienota's en allerhande statistische dossiers. Bij dit alles komen de uitstekende relaties die het onderhoudt met de studiediensten van de nationale en internationale instellingen het secretariaat goed te pas. Voor de Sociaal-Economische Nieuwsbrief draagt het secretariaat in het kader van zijn studie- en documentatieopdracht alleen de verantwoording. Robert Tollet Voorzitter Luc Denayer Secretaris Ton Harding Adjunct-secretaris

40 Blijde Inkomstlaan Brussel Tel : Fax : mail@ccecrb.fgov.be

BETREFT: DE VERNIEUWDE SOCIALE BALANS.

BETREFT: DE VERNIEUWDE SOCIALE BALANS. Nr. 861 Bijlagen : 2 BETREFT: DE VERNIEUWDE SOCIALE BALANS. In het Belgisch Staatsblad van 26 februari 2008 verschenen 2 besluiten tot wijziging van de sociale balans m.n.: Koninklijk besluit van 10 februari

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.606 ------------------------------ Zitting van dinsdag 24 april 2007 -------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.606 ------------------------------ Zitting van dinsdag 24 april 2007 ------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.606 ------------------------------ Zitting van dinsdag 24 april 2007 ------------------------------------------- Uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 april

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 april A D V I E S Nr. 1.608 ------------------------------ Zitting van dinsdag 24 april 2007 ------------------------------------------ Uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008

Nadere informatie

La formation continue Stratégie et évaluation. Marie Monville et Kris Degroote Conseil Central de l économie

La formation continue Stratégie et évaluation. Marie Monville et Kris Degroote Conseil Central de l économie 1 La formation continue Stratégie et évaluation Marie Monville et Kris Degroote Conseil Central de l économie 1 Voortgezette beroepsopleiding: vereisten en voordelen 2 Economische groei Verbetering van

Nadere informatie

De gegevens over de opleiding in de nieuwe sociale balans 2008

De gegevens over de opleiding in de nieuwe sociale balans 2008 De gegevens over de opleiding in de nieuwe sociale balans 2008 Brussel, 15 april 2008 Cécile Buydens Afdelingshoofd - Balanscentrale Inhoudsopgave Nieuwe sociale balans 2008 Vereenvoudigingen Nieuwe gegevens

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Raadszitting van dinsdag 21 november

Gemeenschappelijke Raadszitting van dinsdag 21 november CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN NATIONALE ARBEIDSRAAD CRB 2006-1310 DEF ADVIES Nr. 1.573 Gemeenschappelijke Raadszitting van dinsdag 21 november 2006 ---------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS 2013 OPLEIDINGSINSPANNINGEN INHOUDSOPGAVE I. INLEIDING... 2 II. SOCIALE BALANS... 3 III. ANALYSE VAN DE OPLEIDINGSINSPANNINGEN BINNEN HET PC 227... 5 1. REPRESENTATIVITEIT...

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november A D V I E S Nr. 1.660 ------------------------------ Zitting van woensdag 5 november 2008 ------------------------------------------------------ Uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode

Nadere informatie

Toelichtingsnota met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans

Toelichtingsnota met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans Balanscentrale Toelichtingsnota met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans Onderhavige tekst werd opgesteld door de Balanscentrale van de Nationale Bank van België in samenwerking

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli A D V I E S Nr. 1.858 ------------------------------ Zitting van dinsdag 16 juli 2013 ------------------------------------------ Regelgeving inzake betaald educatief verlof Ontwerp van koninklijk besluit

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.908 ------------------------------- Zitting van dinsdag 15 juli 2014 ------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.908 ------------------------------- Zitting van dinsdag 15 juli 2014 ------------------------------------------ A D V I E S Nr. 1.908 ------------------------------- Zitting van dinsdag 15 juli 2014 ------------------------------------------ Regelgeving inzake betaald educatief verlof Ontwerp van koninklijk besluit

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei A D V I E S Nr. 1.559 ----------------------------- Zitting van dinsdag 2 mei 2006 ---------------------------------------- Generatiepact - Financiering gezondheidszorg x x x 2.162/6-1 Blijde Inkomstlaan,

Nadere informatie

Sociale balans 2013 Hoe registreert u uw opleidingsinspanningen?

Sociale balans 2013 Hoe registreert u uw opleidingsinspanningen? Sociale balans 2013 Hoe registreert u uw opleidingsinspanningen? Michèle Claus, eerste adviseur Competentiecentrum Werk en Sociale zekerheid 14.00-14.10: Inleiding Programma 14.10-14.40: Het huidige en

Nadere informatie

10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD)

10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 8 juli 2003 (14.07) (OR. en) 10819/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0245 (COD) CODEC 891 JUR 273 ENV 362 MI 157 IND 96 ENER 204 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 4 mei

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 4 mei A D V I E S Nr. 1.511 ---------------------------- Zitting van woensdag 4 mei 2005 ------------------------------------------- Verslaggevingsverplichtingen van de sectoren x x x 2.090-1 Blijde Inkomstlaan,

Nadere informatie

technisch verslag CRB 2012-1603

technisch verslag CRB 2012-1603 technisch verslag CRB 2012-1603 CRB 2012-1603 DEF CM/V/CVC/SDh Technisch verslag van het secretariaat over de maximale beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling 21 december 2012 2 CRB 2012-1603

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 13 juli

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 13 juli A D V I E S Nr. 1.774 ----------------------------- Zitting van woensdag 13 juli 2011 ---------------------------------------------- Gelegenheidswerk in de landbouwsector en de tuinbouwsector Eenparig

Nadere informatie

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018 Milieu-actualiteit NON-ETS 3 mei 2018 Europees beleid NON-ETS sectoren (effort sharing regulation) Welke doelstellingen 2021-2030? Europese doelstellingen 2030 (tov 2005) - 40 % BKG emissies - 30 % voor

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 25 september

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 25 september A D V I E S Nr. 2.096 ------------------------------ Zitting van dinsdag 25 september 2018 ------------------------------------------------------ Elektronische ecocheques Follow-up en monitoring x x x

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN NATIONALE ARBEIDSRAAD CRB DEF CCR 10. ADVIES Nr

CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN NATIONALE ARBEIDSRAAD CRB DEF CCR 10. ADVIES Nr CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN NATIONALE ARBEIDSRAAD CRB 2007-1537 DEF ADVIES Nr. 1.625 Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 20 december 2007 -------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 14 juli

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 14 juli A D V I E S Nr. 1.954 ------------------------------- Zitting van dinsdag 14 juli 2015 ---------------------------------------- Risicogroepen Wijziging van het koninklijk besluit van 26 november 2013 tot

Nadere informatie

Newsletter. Sociale actualiteit van Mei. Solutions for Human Resources. Sociale actualiteit van Mei. Solutions for Human Resources.

Newsletter. Sociale actualiteit van Mei. Solutions for Human Resources. Sociale actualiteit van Mei. Solutions for Human Resources. 2013 Solutions for Human Resources. Newsletter PERSOLIS 23 rue de l orne 1435 Mont St Guibert www.persolis.be «De Persolis nieuwsbrief wordt verdeeld in samenwerking met Groep S sociaal secretariaat».

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 20 februari

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 20 februari A D V I E S Nr. 1.675 ------------------------------ Zitting van vrijdag 20 februari 2009 ------------------------------------------------ Uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ----------------------------------------------------------------------------------

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ---------------------------------------------------------------------------------- CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN NATIONALE ARBEIDSRAAD ADVIES Nr. 1.402 Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ----------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 september 2017

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 september 2017 A D V I E S Nr. 2.051 ------------------------------ Zitting van dinsdag 26 september 2017 ---------------------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van een aantal

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk ------ Advies nr. 17 van 16 oktober 1998 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit en een

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei A D V I E S Nr. 1.556 ----------------------------- Zitting van dinsdag 2 mei 2006 ----------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober A D V I E S Nr. 1.654 ------------------------------ Zitting van vrijdag 10 oktober 2008 ----------------------------------------------- IPA 2007-2008 - Non-discriminatie - Positieve acties x x x 2.278/1-1

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.952 ------------------------------- Zitting van dinsdag 14 juli 2015 -------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.952 ------------------------------- Zitting van dinsdag 14 juli 2015 ------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.952 ------------------------------- Zitting van dinsdag 14 juli 2015 ------------------------------------------- Elektronische ecocheques Follow-up en monitoring Ontwerp van koninklijk

Nadere informatie

advies CRB-NAR Evaluatie van de bijkomende sectorale opleidingsinspanningen

advies CRB-NAR Evaluatie van de bijkomende sectorale opleidingsinspanningen advies CRB-NAR 2012-1243 Evaluatie van de bijkomende sectorale opleidingsinspanningen CRB 2012-1243 DEF Advies over de evaluatie van de bijkomende sectorale opleidingsinspanningen Brussel 30-10-2012 1

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 18 juli 2017

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 18 juli 2017 A D V I E S Nr. 2.046 ------------------------------ Zitting van dinsdag 18 juli 2017 ----------------------------------------- Regelgeving betaald educatief verlof Ontwerp van koninklijk besluit Schooljaar

Nadere informatie

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet ingediend op 452 (2014-2015) Nr. 1 30 juli 2015 (2014-2015) Ontwerp van decreet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 10 juli

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 10 juli A D V I E S Nr. 1.410 ------------------------------ Zitting van woensdag 10 juli 2002 ---------------------------------------------- Outplacement - Uitvoering van de wet van 5 september 2001 tot verbetering

Nadere informatie

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR Het Raadgevend comité voor de pensioensector, dat werd opgericht krachtens het koninklijk besluit van 5 oktober 1994 houdende oprichting van een Raadgevend comité

Nadere informatie

ADVIES. 15 september 2016

ADVIES. 15 september 2016 ADVIES Voorontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat het gebruik van pesticiden, die fipronil of neonicotinoïden bevatten, verbiedt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 15 september

Nadere informatie

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES RVV- 502 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES Over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 mei 2014 betreffende het op de markt brengen van stoffen geproduceerd in nanoparticulaire

Nadere informatie

FAQ. Sleutelwoorden Vragen Antwoord A. ALGEMEEN

FAQ. Sleutelwoorden Vragen Antwoord A. ALGEMEEN FAQ Algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in sociaal profitsector voortspruitend uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0341/45. Amendement. Roger Helmer, David Coburn namens de EFDD-Fractie

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0341/45. Amendement. Roger Helmer, David Coburn namens de EFDD-Fractie 9.12.2015 A8-0341/45 45 Overweging H H. overwegende dat klimaatverandering, niet-concurrerende energieprijzen en de bijzonder grote afhankelijkheid van onbetrouwbare leveranciers uit derde landen een bedreiging

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 2.3.2016 COM(2016) 62 final 2016/0036 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.489 ------------------------------- Zitting van maandag 19 juli 2004 -----------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.489 ------------------------------- Zitting van maandag 19 juli 2004 ----------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.489 ------------------------------- Zitting van maandag 19 juli 2004 ----------------------------------------- Fondsen voor bestaanszekerheid - neerlegging van jaarrekeningen, jaarverslagen

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 24 VAN 2 OKTOBER 1975 BETREFFENDE DE PROCEDURE VAN INLICHTING EN RAADPLEGING VAN DE WERKNEMERSVER-

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 24 VAN 2 OKTOBER 1975 BETREFFENDE DE PROCEDURE VAN INLICHTING EN RAADPLEGING VAN DE WERKNEMERSVER- COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 24 VAN 2 OKTOBER 1975 BETREFFENDE DE PROCEDURE VAN INLICHTING EN RAADPLEGING VAN DE WERKNEMERSVER- TEGENWOORDIGERS MET BETREKKING TOT HET COLLECTIEF ONTSLAG, GEWIJZIGD

Nadere informatie

Gepubliceerd. CRB evalueert interprofessioneel akkoord 2003-2004. Arbeidsmarktbeleid. Inhoud van het Technisch Verslag 2003

Gepubliceerd. CRB evalueert interprofessioneel akkoord 2003-2004. Arbeidsmarktbeleid. Inhoud van het Technisch Verslag 2003 Gepubliceerd Arbeidsmarktbeleid CRB evalueert interprofessioneel akkoord 2003-2004 CRB (2003).. Brussel: CRB, CRB 2003/1000 CCR 11. De ontwikkeling van de uurloonkosten en de werkgelegenheid loopt volgens

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 22 november

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 22 november A D V I E S Nr. 2.005 ------------------------------- Zitting van dinsdag 22 november 2016 --------------------------------------------------- Regelgeving betaald educatief verlof Ontwerp van koninklijk

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 30 maart

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 30 maart A D V I E S Nr. 1.598 ----------------------------- Zitting van vrijdag 30 maart 2007 ------------------------------------------ Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningsmodaliteiten van de

Nadere informatie

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES. over

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES. over N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES over EEN VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE HET OP DE MARKT AANBIEDEN EN HET GEBRUIKEN VAN BIOCIDEN (goedgekeurd door

Nadere informatie

Hernieuwbare energie in Brussel

Hernieuwbare energie in Brussel Hernieuwbare in Brussel Achtergrond en vooruitzichten Hernieuwbare in Brussel: welke opportuniteiten voor de bouwbedrijven? Afdeling Energie, Lucht, Klimaat en Duurzame gebouwen F. Cornille 19/10/2017

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.441 ------------------------------- Zitting van dinsdag 6 mei 2003 ------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.441 ------------------------------- Zitting van dinsdag 6 mei 2003 ------------------------------------------ A D V I E S Nr. 1.441 ------------------------------- Zitting van dinsdag 6 mei 2003 ------------------------------------------ Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van

Nadere informatie

A A N B E V E L I N G Nr AANBEVELING AAN DE PARITAIRE COMITÉS BETREFFENDE HET TIJDSTIP

A A N B E V E L I N G Nr AANBEVELING AAN DE PARITAIRE COMITÉS BETREFFENDE HET TIJDSTIP A A N B E V E L I N G Nr. 18 ---------------------------------------- AANBEVELING AAN DE PARITAIRE COMITÉS BETREFFENDE HET TIJDSTIP EN HET MELDPUNT INZAKE DE RAPPORTERING VAN DE SECTORALE VORMINGSINSPANNINGEN

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september A D V I E S Nr. 1.912 ------------------------------- Zitting van dinsdag 30 september 2014 ------------------------------------------------------ Voorontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Federale

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 21 december

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 21 december A D V I E S Nr. 1.505 ---------------------------- Zitting van dinsdag 21 december 2004 ------------------------------------------------- Evaluatie van de gelegenheidsarbeid in de horecasector x x x 2.107-1

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 18 juli 2017

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 18 juli 2017 A D V I E S Nr. 2.049 ------------------------------ Zitting van dinsdag 18 juli 2017 ----------------------------------------- Voorontwerp van wet houdende wijziging van de wet van 11 december 1998 betreffende

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.859 ------------------------------ Zitting van dinsdag 16 juli 2013 -------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.859 ------------------------------ Zitting van dinsdag 16 juli 2013 ------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.859 ------------------------------ Zitting van dinsdag 16 juli 2013 ------------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de

Nadere informatie

NATIONALE ARBEIDSRAAD CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN. ADVIES Nr CRB CCR 10

NATIONALE ARBEIDSRAAD CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN. ADVIES Nr CRB CCR 10 NATIONALE ARBEIDSRAAD CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN ADVIES Nr. 1.630 CRB 2008-260 Gemeenschappelijke Raadszitting van woensdag 27 februari 2008 ---------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 13 november

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 13 november A D V I E S Nr. 1.448 ----------------------------- Zitting van donderdag 13 november 2003 ------------------------------------------------------- Vereenvoudiging en modernisering van de sociale administratie

Nadere informatie

VAN DE WET VAN 27 JULI 1962

VAN DE WET VAN 27 JULI 1962 NATIONALE ARBEIDSRAAD CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN ADVIES Nr. 1.737 CRB 2010-1042 DEF Gemeenschappelijke Raadszitting van woensdag 23 juni 2010 ----------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 januari

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 januari A D V I E S Nr. 1.725 ----------------------------- Zitting van dinsdag 26 januari 2010 ---------------------------------------------- Brugpensioen - Canada dry - Ontwerpen van koninklijk besluit tot uitvoering

Nadere informatie

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES RvV 516 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES Over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken

Nadere informatie

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN 1.8.2012 Publicatieblad van de Europese Unie L 205/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN BESLUIT VAN DE RAAD van 24 juli 2012 betreffende het door de Europese Unie in het Gemengd

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.891 ------------------------------ Zitting van woensdag 12 februari 2014 --------------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.891 ------------------------------ Zitting van woensdag 12 februari 2014 -------------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.891 ------------------------------ Zitting van woensdag 12 februari 2014 -------------------------------------------------- Harmonisering van het statuut arbeider/bediende Motivering

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL. Afdeling 1: Ontslag wegens technische redenen van arbeidsorganisatie Artikel 8

INHOUDSTAFEL. Afdeling 1: Ontslag wegens technische redenen van arbeidsorganisatie Artikel 8 19.9.2011 PARITAIR COMITÉ VOOR HET VERZEKERINGSWEZEN INHOUDSTAFEL PROTOCOL VAN SECTORAKKOORD 2011-2012 Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied Artikel 1 Hoofdstuk 2: Koopkracht Afdeling 1: Voor 2011 Artikel 2:

Nadere informatie

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid 1 Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid IVC/KSZG/18/222 BERAADSLAGING NR. 18/122 VAN 2 OKTOBER 2018 INZAKE DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS OVER HET VERLOOP VAN DE VASTSTELLING

Nadere informatie

PC 152 Flexibiliteit, vervoerskosten & vormingsinspanning

PC 152 Flexibiliteit, vervoerskosten & vormingsinspanning DIENST BELEIDSCOÖRDINATIE Brussel, 24 september 2013 VSKO/DB/13.13 Contact: Hans De Becker, hans.debecker@vsko.be, 02 507 08 39 Rudi Warson, rudi.warson@vsko.be, 02 529 04 00 PC 152 Flexibiliteit, vervoerskosten

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Raadszitting van 27 april

Gemeenschappelijke Raadszitting van 27 april NATIONALE ARBEIDSRAAD CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN ADVIES Nr. 1.981 DEF Gemeenschappelijke Raadszitting van 27 april 2016 -----------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Newsletter. Sociale actualiteit van September Solutions for Human Resources. Sociale actualiteit van September. Solutions for Human Resources.

Newsletter. Sociale actualiteit van September Solutions for Human Resources. Sociale actualiteit van September. Solutions for Human Resources. 2011 Solutions for Human Resources. Newsletter 2011 PERSOLIS Résidence de la Lyre, 19 1300 Wavre Tel : +32 (0)10 43 98 83 www.persolis.be «De Persolis nieuwsbrief wordt verdeeld in samenwerking met Groep

Nadere informatie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2017 SWD(2017) 479 final WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement

Nadere informatie

Het nieuwe Europese klimaatplan voor 2030: behoudt de EU haar voortrekkersrol?

Het nieuwe Europese klimaatplan voor 2030: behoudt de EU haar voortrekkersrol? Het nieuwe Europese klimaatplan voor 2030: behoudt de EU haar voortrekkersrol? Dr. Jos Delbeke, DG Klimaat Actie, Europese Commissie, Universiteit Hasselt, 25/2/2014 Overzicht 1. Klimaat en energie: waar

Nadere informatie

Wet van 12 juli 2013 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen

Wet van 12 juli 2013 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen Wet van 12 juli 2013 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (BS, 26-07-2013) HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling Artikel 1 Deze wet regelt

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.917 ----------------------------- Zitting van dinsdag 25 november 2014 -----------------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.917 ----------------------------- Zitting van dinsdag 25 november 2014 ----------------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.917 ----------------------------- Zitting van dinsdag 25 november 2014 ----------------------------------------------------- Nationaal profiel voor veiligheid en gezondheid op het werk

Nadere informatie

Sociale balans 2016 Hoe registreert u uw opleidingsinspanningen? Michèle Claus, eerste adviseur Competentiecentrum Werk & Sociale zekerheid

Sociale balans 2016 Hoe registreert u uw opleidingsinspanningen? Michèle Claus, eerste adviseur Competentiecentrum Werk & Sociale zekerheid Sociale balans 2016 Hoe registreert u uw opleidingsinspanningen? Michèle Claus, eerste adviseur Competentiecentrum Werk & Sociale zekerheid Programma 1. Inleiding 2. Het huidige en toekomstige wettelijke

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2003 (28.01) (OR. en) 15528/02 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0077 (COD) ENER 315 CODEC 1640

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 januari 2003 (28.01) (OR. en) 15528/02 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0077 (COD) ENER 315 CODEC 1640 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 21 januari 2003 (28.01) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2001/0077 (COD) 15528/02 ADD 1 ENER 315 CODEC 1640 ONTWERP-MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: Gemeenschappelijk

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli A D V I E S Nr. 1.860 ------------------------------ Zitting van dinsdag 16 juli 2013 ------------------------------------------ Schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of regeling van gedeeltelijke

Nadere informatie

Model van toetredingsakte en toekenningsplan tot invoering van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen

Model van toetredingsakte en toekenningsplan tot invoering van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen Model van toetredingsakte en toekenningsplan tot invoering van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen Terug te sturen aan de griffie van de algemene directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.674 ------------------------------ Zitting van vrijdag 20 februari 2009 ------------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.674 ------------------------------ Zitting van vrijdag 20 februari 2009 ------------------------------------------------ A D V I E S Nr. 1.674 ------------------------------ Zitting van vrijdag 20 februari 2009 ------------------------------------------------ Maatregelen inzake tijdskrediet - Cao nr. 77 bis - Uitvoering

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING VOOR SOMMIGE OUDERE WERKNEMERS, IN GEVAL VAN HAL- VERING VAN DE ARBEIDSPRESTATIES, GEWIJZIGD

Nadere informatie

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017. Advies van 20 december 2017 over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 18 juli 2017

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 18 juli 2017 A D V I E S Nr. 2.044 ------------------------------ Zitting van dinsdag 18 juli 2017 ----------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit houdende diverse maatregelen inzake detachering

Nadere informatie

R A P P O R T Nr. 87 --------------------------------

R A P P O R T Nr. 87 -------------------------------- R A P P O R T Nr. 87 -------------------------------- Europese kaderovereenkomst betreffende inclusieve arbeidsmarkten Eindevaluatie van de Belgische sociale partners ------------------------ 15.07.2014

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.833 ----------------------------- Zitting van dinsdag 18 december 2012 ---------------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.833 ----------------------------- Zitting van dinsdag 18 december 2012 --------------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.833 ----------------------------- Zitting van dinsdag 18 december 2012 --------------------------------------------------- Hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden - Uitvoering

Nadere informatie

ADVIES. Uitgebracht door de Raad van Bestuur van 4 december 2017

ADVIES. Uitgebracht door de Raad van Bestuur van 4 december 2017 ADVIES Een substantiële vermindering van het aantal dierproeven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : principenota Uitgebracht door de Raad van Bestuur van 4 december 2017 Economische en Sociale Raad

Nadere informatie

ADVIES 2 A Integratie van de genderdimensie

ADVIES 2 A Integratie van de genderdimensie BRUSSELSE RAAD VOOR GELIJKHEID TUSSEN VROUWEN EN MANNEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES 2 A 2014 002 Integratie van de genderdimensie 13 februari 2014 Ontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke

Nadere informatie

Cultura Creative (RF) / Alamy Stock Photo

Cultura Creative (RF) / Alamy Stock Photo Cultura Creative (RF) / Alamy Stock Photo DE EUROPESE STRUCTUUR- EN INVESTERINGSFONDSEN (ESI-FONDSEN) EN HET EUROPEES FONDS VOOR STRATEGISCHE INVESTERINGEN (EFSI) HET VERZEKEREN VAN COÖRDINATIE, SYNERGIEËN

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN DECREET HOUDENDE WIJZIGING VAN ARTIKEL 339 VAN DE PROGRAMMAWET (I) VAN 24 DECEMBER 2002 MEMORIE VAN TOELICHTING A. Algemene toelichting 1. Samenvatting Het decreet van 4 maart 2016 houdende

Nadere informatie

De FOD Economie informeert u! De innovatiepremie. Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies

De FOD Economie informeert u! De innovatiepremie. Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies De FOD Economie informeert u! De innovatiepremie Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies De innovatiepremie Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij

Nadere informatie

(A) juli Artikel 23, 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

(A) juli Artikel 23, 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk (A)1656 17 juli 2017 Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de besteding van het saldo van het fonds voor forfaitaire verminderingen voor verwarming met

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van de regelgeving

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 20 december

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 20 december A D V I E S Nr. 2.014 ------------------------------ Zitting van dinsdag 20 december 2016 ---------------------------------------------------- Ouderschapsverlof Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 28 juni

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 28 juni A D V I E S Nr. 2.041 ------------------------------ Zitting van woensdag 28 juni 2017 ------------------------------------------------ Voorontwerp van wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken

Nadere informatie

Enquête. Enquête naar de structuur van de ondernemingen

Enquête. Enquête naar de structuur van de ondernemingen Metadata Enquête Enquête naar de structuur van de ondernemingen Sinds 1996 voert de jaarlijks een enquête uit naar de structuur van de ondernemingen. Daarbij wordt informatie ingezameld over de activiteit,

Nadere informatie

Relancestrategie Invoering van een globale verbintenis van de werkgevers inzake stageplaatsen Advies nr en rapport nr. 86

Relancestrategie Invoering van een globale verbintenis van de werkgevers inzake stageplaatsen Advies nr en rapport nr. 86 NATIONALE ARBEIDSRAAD CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN RAPPORT Nr. 90 Gemeenschappelijke Raadszitting van woensdag 19 november 2014 ---------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 22 oktober

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 22 oktober A D V I E S Nr. 1.870 ------------------------------ Zitting van dinsdag 22 oktober 2013 -------------------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit betreffende het op de markt brengen

Nadere informatie

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen RAAD advies van 7 januari 2000 De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen Het koninklijk besluit van 3 juli 1996 betreffende de

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING VOOR SOMMIGE OUDERE WERKNEMERS, IN GEVAL VAN HAL- VERING VAN DE ARBEIDSPRESTATIES, GEWIJZIGD

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.938 ------------------------------- Zitting van maandag 27 april 2015 ------------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.938 ------------------------------- Zitting van maandag 27 april 2015 ------------------------------------------------ A D V I E S Nr. 1.938 ------------------------------- Zitting van maandag 27 april 2015 ------------------------------------------------ Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 118 van 27 april 2015 tot vaststelling

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Nr. 108/

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Nr. 108/ COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Nr. 108/2 ----------------------------------------------------------------------- Zitting van dinsdag 24 juli 2018 ------------------------------------------ Collectieve

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN L 2/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN http://www.emis.vito.be d.d. 04-01-2018 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/7 VAN DE COMMISSIE van 30 oktober 2018 tot wijziging van Verordening (EU)

Nadere informatie

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D)

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D) Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D) 1 Inleiding Meer dan ooit is onze toekomst digitaal. Op Europees niveau speelt

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid" SCSZ/14/210 BERAADSLAGING NR. 14/112 VAN 2 DECEMBER 2014 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS

Nadere informatie

A D V I E S Nr

A D V I E S Nr A D V I E S Nr. 1.391 ---------------------------------- Raadszitting van woensdag 20 februari 2002 -------------------------------------------------------------- Behoud van het recht van sommige oudere

Nadere informatie

en laatste punt wordt nagegaan hoe een erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering kan bekomen worden.

en laatste punt wordt nagegaan hoe een erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering kan bekomen worden. Hoofdstuk VII Activerend beleid bij herstructureringen 273 en laatste punt wordt nagegaan hoe een erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering kan bekomen worden. A. Onderneming in

Nadere informatie