voor de nieuwe industriële revolutie



Vergelijkbare documenten
Naar Factories of the Future

SOC Maakindustrie & Made Different. Wilson De Pril, Directeur-generaal Agoria Vlaanderen 15 mei 2014

Het nieuw industrieel beleid: - een korte review -de rol van Agentschap Ondernemen

Mijnheer de Voorzitter van het Vlaams ACV, Mevrouw de Nationaal Secretaris, Dames en heren,

Mevrouw de voorzitter, Geachte leden van het Bureau, Dames en heren,

Gimv Health & Care fonds Investeren in de gezondheids- en zorgsector van de toekomst. Brussel, 27 februari 2013

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Danielle Raspoet. VRWB Clusters en hun Speerpunten gelinkt aan Vlaanderen in Actie Pact Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid

uitgroeien tot een Vlaamse, Europese en internationale topregio met economische creativiteit als concept voor meer welvaart en welzijn in de regio.

Inleiding tot het debat

Toespraak van commissaris van de koningin en SNNvoorzitter Max van den Berg, feestelijke start CCC2- programma, Groningen, 25 maart 2011

Cleantech Markt Nederland 2008

Bio-economie en circulaire economie

Bio-economie in Vlaanderen: beleidsaspecten. EWI-focus 22 maart 2017 Johan Hanssens

Loont kiezen voor Cleantech innovatie?

Kinderopvang in transitie. Derk Loorbach, Zeist,

Inleiding op businessmodellen en mogelijke ondersteuning door Agentschap Ondernemen. Bernard De Potter Agentschap Ondernemen 4 december 2014

SLIMME SPECIALISATIE IN VLAANDEREN. Frans Dieryck, voorzitter Raad Van Bestuur Jan Van Havenbergh, algemeen directeur

VMP congres. Duurzame chemie en kunststoffen in kringlopen. Saskia Walraedt Sr advisor sustainable products and processes

ROADMAP TOWARDS THE FOOD FACTORY OF THE FUTURE

METEN VAN TRANSFORMATIE: NULMETING Naar een scorebord van transformatieindicatoren

Smart Belgium Consulting Services

3/12/13. Horizon 2020 Challenge 5: klimaat, milieu, resource efficiency en grondstoffen

Persbericht. Een Europees plan voor de creatie van «groene» jobs en voor de «vergroening» van de economie

Een visie op Economie

EWI-focus. Biogebaseerde industrie in Vlaanderen. 22 maart 2017

Geavanceerde fabricagesystemen en processen of Advanced Manufacturing Systems and Processes (AMS)

Manifest Circulair Onderwijs

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

DE INDUSTRIE: MOTOR VAN VERNIEUWING. Drie acties voor een nieuw Kabinet. Manifest 2017

Achterhoek 2020 Tom van der Horst, TNO 28 januari

Manifest Circulair Onderwijs

Financieel Forum West-Vlaanderen Kortrijk 4 mei Herman Daems

Innovatieplatform Twente S a m e n w e r k e n a a n i n n o v a t i e

Het veranderende ondernemingslandschap: feiten en een kader voor industrieel beleid

Woensdag 6 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010

OVED Energiecongres 20/10/2009, Gent Toespraak minister Freya Van den Bossche

FINANCIEEL FORUM VLAAMS BRABANT

Toelichting EC Green Paper Lighting the future Accelerating the deployment of innovatives lighting technologies

Nulgroei in 2014: opluchting, maar geen opleving

Steuninstrumentarium voor open innovatie in bedrijven in Vlaanderen

150 years. Chemie werk(t)?! Wouter De Geest CEO BASF Antwerpen N.V. NVA Zandhoven 6 oktober

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Kabinet Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en

De OMC peer review van België. Dr Patries Boekholt Managing Director Technopolis Group

Governance voor duurzamer wonen en bouwen: ervaringen, lessen en toekomstpistes

Industrie & innovatie

AMBITIES HOLLAND FINTECH

Circulaire economie Visie essenscia Dr Saskia Walraedt

Gids voor werknemers. Rexel, Building the future together

14/09/2012 WETENSCHAP, TECHNOLOGIE, INNOVATIE EN DE MAATSCHAPPIJ: EEN PRAKTIJKVOORBEELD. Elie Ratinckx VRWI

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Mevrouw Dutordoir, Meneer Kroll, Meneer Fouchier, Dames en heren,

Vlaams beleid rond de bio-economie

Vlaamse beleidsprioriteiten

24/02/2012. VITO ICT-strategie. MOVI studieavond 16 februari 2012

Hernieuwbare energie in Brussel

Vlaams beleid rond cleantech en eco-innovatie, en de rol van MIP. Jan Adriaenssens Kabinet Ingrid Lieten Vlaams minister van Innovatie

M0 Strategische nota

Een Slimme Specialisatie Strategie Lessen uit het OESO project + Vlaamse inbreng

Ontwikkeling van een instrument voor arbeidsmarkt- en competentieprognoses

Biedt Cradle to cradle een alternatief voor BBT?

Arbeid biedt een maatschappelijke meerwaarde ten opzichte van inactiviteit. 3

Samenvatting Sectorstudie hernieuwbare energie

Transformatie naar een slimme, datagedreven tuinbouw

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

BENCHMARK INDUSTRIE. Deel 1: De transformatie van onze industrie richting 4.0 Waar staan we?

Risicomanagement in de industrie Ben Dankbaar

Advies. Industrie 4.0. Brussel, 17 juni 2019

EUROPEES PARLEMENT. Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport. van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport

Samenwerking bij technologische innovatie

Traject naar een lange termijnvisie voor het energiebeleid

inspireren en innoveren in MVO

ZELFVOORZIENEND: TRENDS, MOGELIJKHEDEN EN GRENZEN

Persconferentie «Ecobouw stimuleren» 8 februari 2007 Toespraak van Evelyne Huytebroeck

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

TOESPRAAK DOOR KRIS PEETERS VLAAMS MINISTER-PRESIDENT EN VLAAMS MINISTER VAN ECONOMIE, BUITENLANDS BELEID, LANDBOUW EN PLATTELANDSBELEID

Duurzaamheid: speerpunt voor industrie en onderwijs

3D printing; Een Industriële Uitdaging. Ad Aarnoutse Directeur - ADLOGIXS

The Netherlands of

Het belang van het project SAVE voor Vlaamse kmo s. Presentatie op slotevent SAVE 19 september 2018

INNOVATIE & VALORISATIE

SMART SOCIETY IN NEDERLAND

Duurzaamheidsverslag. Belgische voedingsindustrie Een samenvatting FEVIA-DUURZAAMHEID.BE

Uitvoeringskader Watertechnologie Bijlage Succesvolle watertechnologieprojecten

Groot Composiet II Houtkoolschets

WAAR WIJ VOOR STAAN. Socialisten & Democraten in het Europees Parlement. Fractie van de Progressieve Alliantie van

GEMEENTERAAD. Ontwerpbesluit. Onderwerp: Subsidieovereenkomst in het kader van het EFRO-project IMPACT - Goedkeuring

Graag wens ik een actuele stand van zaken te verkrijgen met betrekking tot het aanbod van voorzieningen voor ouderen in woonzorgcentra.

Living Labs. dr.ir. Elke den Ouden. Kennisevent Renovatie Hoofdgebouw TU/e Eindhoven, 27 september 2016

INTERREG NOORDWEST-EUROPA Overzichtstabel van de assen, doelstellingen en soorten acties

Energietransitie biedt kansen in de gebouwde omgeving

FARMACIJFERS De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers

Samenvatting project Blueprint - Toekomstbestendige vaardigheden voor de maritieme transportsector (Sector Skills Alliances for implementing a new

Don t wait for a miracle Make one!

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

Benchmark studie Artificiële intelligentie. 3 juli 2018

The Netherlands of

Transcriptie:

Aanzetten voor een vernieuwd industriebeleid in Vlaanderen Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie Guido Nelissen, adviseur studiedienst ACV-CSC METEA

Uitgave van het Vlaams ACV V.U.: Dominique Leyon Haachtsesteenweg 579 1030 Brussel www.acv-online.be Depotnummer: D/2014/0780/08 Ontwerp: gevaertgraphics Druk: gevaertprinting

INHOUD Inleiding 4 1. Een nieuwe industriële revolutie? 5 2. Industriebeleid revisited 7 3. Het nieuwe industriebeleid in Vlaanderen 10 4. Aanbevelingen voor een versterkte en duurzame industrie in Vlaanderen 16 5. Epiloog 26 Bijlage 1. Werkgelegenheid in Vlaanderen 28 Bijlage 2. Evolutie werkgelegenheid Vlaamse economie sedert begin crisis 29 Aanzetten voor een vernieuwd industriebeleid in Vlaanderen

INLEIDING Volgens vele wetenschappers en beleidsmakers staan we vandaag op de drempel van de derde industriële revolutie gebaseerd op hernieuwbare energie, internet, hernieuwbare grondstoffen en kennis. Zij zou ons een duurzame, laagkoolstofeconomie moeten opleveren. En hoewel enkel de geschiedenis zal uitwijzen of dit inderdaad zo zal zijn, zien we toch heel wat aanwijzingen dat de traditionele productie-en consumptiemethodes uit de tweede industriële revolutie in volle beweging zijn. Omdat dit verregaande consequenties heeft voor het (industrieel) beleid vangen we dit artikel dan ook aan met een korte beschrijving van deze nieuwe revolutie. Vervolgens proberen we een beeld te schetsen van de herontdekking van het industriebeleid door de Europese Commissie. Pas na het barsten van de dotcom-zeepbel in 2001 - na een decennialange stilte - lanceerde de Europese Commissie systematisch nieuwe mededelingen rond industriebeleid. Die hebben geleid tot een modernisering van het instrumentarium en een nieuwe invulling van het concept industriebeleid. Het weze duidelijk dat elk industriebeleid in Vlaanderen zich volledig binnen de contouren van dit Europese beleid zal afspelen (en dat Vlaanderen ook volop de kansen die dit beleid aanreikt, moet grijpen). Dit Vlaamse beleid proberen we in het volgende hoofdstuk te resumeren. De huidige blikvanger van dit beleid, het Nieuw Industriebeleid, moet daarbij worden gezien als een duidelijke poging voor de creatie van een nieuw elan rond de verankering van de industrie in Vlaanderen, wat een positieve ontwikkeling is. Tenslotte zetten we zelf wat richtingaanwijzers uit over hoe we de Vlaamse industrie in een meer duurzame richting kunnen stuwen om zo nieuwe, kwalitatief hoogstaande jobs te creëren. 4 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

1 Een nieuwe industriële revolutie? Reeds in een speech van 1 oktober 2007 zei José Manuel Barroso, Voorzitter van de Europese Commissie het volgende I think we are now standing on the brink of a Third Industrial Revolution: the Low-Carbon Age. Like the previous industrial revolutions, this will be driven by technology and new forms of energy. It will also transform our societies. Aan de overzijde van de ocean werd hij hierin bijgetreden door de Amerikaanse president Barack Obama die in zijn State of the Union van januari 2010 stelde dat The nation that leads the clean energy economy will be the nation that leads the global economy. And America must be that nation. Industriële revoluties worden gekenmerkt door radicale, abrupte en duurzame veranderingen in zowel de dominante energiedragers als in de meest gebruikte grondstoffen, productietechnologieën en communicatiebronnen Staan we inderdaad op de drempel van een nieuwe industriële revolutie als zelfs wereldleiders die doorgaans toch hun woorden goed afwegen daar alvast van uit lijken te gaan? En lopen zij dan met hun uitspraken niet hopeloos achterop bij Gaston Geens, de eerste voorzitter van de Vlaamse Executieve (van een minister-president of een Vlaamse regering was toen nog geen sprake), die reeds in 1981 zijn DIRV-campagne (Derde Industriële Revolutie Vlaanderen) lanceerde met daarin veel aandacht voor micro-elektronica, biotech en nieuwe kunststoffen. In tegenstelling tot ViA (Vlaanderen in Actie) groeide DIRV uit tot een sterk merk. De affiche voor de Flanders Technology beurzen, waarin een robot- en mensenhand elkaar raken, drong door tot het collectieve Vlaamse geheugen. Maar allicht was Gaston Geens zijn tijd te ver vooruit, want op dat ogenblik was het brede spectrum aan technologische doorbraken vereist om van een revolutie te gewagen, nog niet aanwezig. Mobiele telefonie en internet waren nog niet de dominante communicatiemiddelen en de trend naar hernieuwbare energie stond nog in zijn kinderschoenen. Industriële revoluties worden immers gekenmerkt door radicale, abrupte en duurzame veranderingen in zowel de dominante energiedragers als in de meest gebruikte grondstoffen, productietechnologieën en communicatiebronnen. Enkel als deze vier domeinen tegelijkertijd veranderen kan men spreken van een nieuw industrieel paradigma. De eerste industriële revolutie einde 18 de eeuw werd aangedreven door resp. steenkool (energie), staal (grondstof),de stoommachine (productietechnologie) en de telegraaf (communicatie). De eerste 5 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

industriële revolutie zorgde ook voor nieuwe maatschappelijke instituties. Zij leidde tot de burgerlijke grondwet die eigendomsrechten moest waarborgen en het liberale kapitalisme met vrije markten diende mogelijk te maken. De tweede industriële revolutie een eeuw later bracht ons olie, plastics, de assemblagelijn en radio en tv. Omdat de inzet van machines tot massaproductie leidde, diende tevens voor voldoende afzetmarkten te worden gezorgd. Massaconsumptie werd mogelijk gemaakt door een rechtvaardiger inkomensverdeling. Dit was op zijn beurt enkel maar mogelijk via de invoering van de parlementaire democratie en de uitbouw van het sociaal overleg als belangrijkste instrumenten voor de verdeling van de toegenomen rijkdom. De sociale welvaartsstaat was geboren. De contouren voor een derde industriële revolutie werden stilaan duidelijk tijdens het laatste decennium van vorige eeuw. Informatie-, bio- en eco-technologieën domineren steeds meer het productieproces, terwijl automatisering niet langer tot grote productiviteitsstijgingen aanleiding geeft. Innovatie en kennis zijn nu de grootste bronnen van productiviteitsstijging. Hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, de creatie van slimme, gedecentraliseerde elektriciteitsnetwerken verdringen steeds meer de fossiele brandstoffen. Hernieuwbare grondstoffen, nieuwe materialen en recyclage vervangen primaire grondstoffen. En het internet en de draadloze communicatie vervangen de vaste communicatienetwerken. Op institutioneel vlak staan we voor de uitdaging om het concept duurzame welvaartsmaatschappij een concrete vorm en inhoud te geven. De financiële crisis van 2007, waarvan we nog steeds de gevolgen voelen, lijkt toch een belangrijk keerpunt te zijn. De grootste economische recessie sedert de jaren 1930 kan niet uitsluitend worden beschouwd als een banken- en huizencrisis. De sterke stijgingen van grondstof- en voedselprijzen (met rellen in een aantal ontwikkelingslanden) voorafgaand aan het omvallen van de banken, wijzen erop dat er meer aan de hand is en dat economische groei sneller dan voorheen botst op relatieve schaarste aan grondstoffen en materialen en bovendien kampt met verzadigde markten. De sterke economische groei voorafgaand aan de bankencrisis was bovendien grotendeels gedopeerd door goedkope kredietverlening. 6 Een industriebeleid voor de derde industriële revolutie

2 Industriebeleid revisited Zonder twijfel heeft het industriebeleid een sleutelrol in de ondersteuning van de transformatie naar een meer duurzame economie. Industriebeleid is immers het belangrijkste instrument om vorm te geven aan de productiestructuren (de aanbodzijde). Een weloverwogen en duurzaam industriebeleid heeft het potentieel om het diepgewortelde dilemma van economische groei te overstijgen: een economische groei die niet duurzaam is omwille van zijn ecologische impact aan de ene kant, een voldoende hoge groei (en consumptie) om de negatieve impact van productiviteitsstijgingen op de werkgelegenheid te neutraliseren aan de andere kant. Het actieterrein van het traditionele industriebeleid dient daartoe verbreed tot terreinen als duurzame productie, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, duurzame logistiek en mobiliteit, duurzaam grondstofgebruik. Meer nog: eindigheid van grondstoffen en klimaatverandering moeten uitgroeien tot de belangrijkste hefbomen voor een nieuwe, duurzame en competitieve productiestructuur in Europa. Dat de Europese Commissie sinds de eeuwwende het industriebeleid herontdekt heeft, is dan ook geen toeval. Na jarenlang stilzwijgen (de laatste Europese mededeling over industriebeleid dateerde van 1994 en was eerder een afrekening met het protectionistische en dirigistische oude en nationale industriebeleid) werd in 2002 immers een nieuwe mededeling rond het thema gepubliceerd. Eindigheid van grondstoffen en klimaatverandering moeten uitgroeien tot de belangrijkste hefbomen voor een nieuwe, duurzame en competitieve productiestructuur in Europa. Tot dan werd het Europese beleid voornamelijk gedomineerd door de creatie van de interne markt (het vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal) en de realisatie van de Economische en Monetaire Unie (met de invoering van de euro op 1 januari 2002 als bekroning). Verder had het industriebeleid een kwalijke reputatie opgelopen als gevolg van het kunstmatig en ten koste van veel overheidsgeld overeind houden van sectoren en bedrijven in moeilijkheden (de zogenaamde vijf nationale sectoren - staal, steenkool, glas, textiel en scheepsbouw - in eigen land). Het was een beleid ter ondersteuning van geboren verliezers. Bovendien was er de ideologische controverse over de mate waarin de overheid de rol van onzichtbare hand van de marktkrachten diende over te nemen. In een wereld gedomineerd door het neoliberalisme van Thatcher en Reagan domineerde alvast de slogan The best industrial policy is no industrial policy. 7 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

Toen in 2001 de dotcom-zeepbel barstte (met in eigen land o.a. het faillissement van Lernout&Hauspie de sluiting van Philips Hasselt en de verschrompeling van Alcatel en Siemens tot gevolg), werd het duidelijk dat de creatie van de grote Europese interne markt niet, zoals verwacht, vanzelf tot volledige werkgelegenheid zou leiden. De lancering van de strategie van Lissabon in 2000 vormde reeds een eerste aanzet voor een meer groeigericht economisch beleid (3% groei per jaar om tegen 2010 volledige werkgelegenheid te realiseren in Europa) maar was te vrijblijvend in zijn aanpak. Geleidelijk rijpte het besef dat de Europese industrie nood had aan een aangepaste beleidsomkadering om het hoofd te bieden aan de vele structurele uitdagingen waarmee zij geconfronteerd werd (delokalisatie, integratie Centraal- Europese economieën, opkomst informatietechnologieën, de nieuwe maatschappelijke uitdagingen als klimaatopwarming en veroudering). Met de regelmaat van de klok verschijnen er dan ook nieuwe mededelingen en actieplannen over het te voeren industrieel beleid. Zij leidden tot een herdefiniëring van het industriebeleid, rekening houdend met de premissen van de interne Europese markt. De instrumenten van het oude nationale industriebeleid, die niet langer verzoenbaar waren met de interne markt, verdwenen van de nationale beleidsagenda s: nationaliseringen, invoerbeperkingen, ondersteuning van sectoren en ondernemingen in moeilijkheden, bovenmatige overheidssubsidies, schuldkwijtschelding en zachte leningen, ondersteuning nationale kampioenen, verbod op buitenlandse overnames,. Anderzijds zagen we de geleidelijke ontwikkeling van nieuwe instrumenten: een modern sectorbeleid gericht op toekomstgerichte waardeketens en technologieën, ondersteuning van innovatieve clusters van bedrijven, grote Europese projecten (Airbus, Galileo, ITER), ontwikkeling van toekomstgerichte markten (hernieuwbare energie, duurzame bouw, gezondheidszorg), publiek-private samenwerkingsverbanden, innovatieve overheidsbestellingen, een krachtig innovatiebeleid. Doorheen de diverse mededelingen ontstond uiteindelijk een nieuw paradigma voor industriebeleid aangepast aan de nieuwe Europese context. De ideologische gevoeligheden rond het concept industriebeleid ebden geleidelijk aan weg en er ontstond een consensus rond industriebeleid als een proces van strategische besluitvorming tussen overheden en bedrijfsleven gericht op langetermijn objectieven en waarin ook de belangrijke maatschappelijke uitdagingen (zoals duurzame ontwikkeling) worden geïntegreerd. 8 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

Publiek-private samenwerking op Europees vlak: een krachtig instrument Een van de nieuwe instrumenten die in de loop der jaren op Europees vlak stelselmatig ontwikkeld werden, zijn grote Europese publiek-private industriële samenwerkingsverbanden. Zo zijn er in Horizon 2020, het nieuwe Europese kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek, samenwerkingsverbanden (Joint Technology Initiatives in het jargon van de Europese Commissie) voorzien op het vlak van innovatieve geneesmiddelen, Clean Sky (terugdringen vervuiling luchtverkeer), biotech (vervanging fossiele brandstoffen, agro-industrie), brandstofcellen en waterstof, elektronische componenten en systemen (om de opgelopen Europese achterstand op het vlak van elektronica terug te dringen, het Leuvense IMEC zal overigens een strategische rol spelen in dit initiatief). In totaal wil de Europese Commissie 17 mrd. euro mobiliseren tegen 2020. Verder maakte het Europees economisch herstelplan van 2008 1,8 mrd. euro vrij voor Factories of the Future, Green Cars en Energy-efficient Buildings. Eind december 2013 werd beslist om deze initiatieven te verlengen en aan te vullen met een aantal nieuwe publiek-private samenwerkingsakkoorden op het vlak van duurzame procestechnologieën (SPIRE), photonica (lichttechnologie zoals LED en laser), robotica, Future Internet (5G) en High Performance Computing. Een ander instrument zijn de Innovation Partnerships, die samenwerking stimuleren over heel de innovatieketen. Voorbeelden zijn Active & Healthy Ageing, Smart Cities (duurzame stadsontwikkeling), Water en Raw Materials. Bijkomend wordt Europese samenwerking tussen alle belangrijke stakeholders gestimuleerd door het nieuw opgerichte Europees Instituut voor Innovatie en Technologie dat virtuele innovatiegemeenschappen wil opzetten. Op sectorvlak vinden we de Joint Technology Initiatives terug. Zij zijn gericht op het uitwerken van roadmaps en actieplannen voor belangrijke technologieën/sectoren. Er bestaan er ondertussen een veertigtal zoals SusChem, TPWind, SmartGrids, Manufuture (nieuwe productietechnologieën), De meerwaarde van deze partnerships situeert zich op diverse vlakken. Er zijn de schaalvoordelen, ze laten een langetermijnbenadering toe, zijn gericht op de grote maatschappelijke uitdagingen, maken een interdisciplinaire benadering mogelijk en zijn ideaal om complexe uitdagingen op te nemen. De bedoeling is steeds van technologische doorbraken te realiseren, waarbij van meet af aan rekening gehouden wordt met mogelijke marktintroducties, alsmede met de regelgeving en institutionele omkadering nodig om deze succesvol te laten verlopen. Nodeloos te zeggen dat aanwezigheid in deze netwerken onderdeel moet zijn van elk nieuw industriebeleid. 9 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

3 Het nieuwe industriebeleid in Vlaanderen De industrie (excl. bouw) vertegenwoordigt nog 14,9% van de werkgelegenheid in de EU. In Vlaanderen zorgt de industrie nog voor 16,9% van de werkgelegenheid. Dit komt neer op 354.000 arbeidsplaatsen, terwijl nog eens 510.000 dienstenjobs rechtstreeks afhangen van de industrie (in de sectoren transport, logistiek, financiën, dienstverlening aan het bedrijfsleven). De teloorgang van de industrie is zonder meer dramatisch te noemen. In 1970 telde de maakindustrie immers nog 676.000 werknemers of 48% van de totale werkgelegenheid. De textiel- en kledingsector bood toen werkgelegenheid aan 157.000 mensen. Vandaag telt de sector nog amper 19.000 werknemers De financiële crisis zorgde voor een nieuwe versnelling in de de-industrialisatie van Vlaanderen. Sinds 2008 verdwenen immers andermaal 43.200 industriële banen (of -11,4%). In de hele EU verloren 3,8 mln. industriearbeiders hun baan. De textielsector en diverse metaalsectoren mochten in Vlaanderen een double digit terugval optekenen. Farmaceutica en bouw waren de enige industriële sectoren die ook in crisistijden bleven aanwerven, terwijl ook voeding en chemie enigszins overeind bleven in het economische ontij. De financiële crisis heeft dan ook zware gaten geslagen in het industrieel weefsel van Vlaanderen. Niet enkel textiel en automobiel (sluiting van zowel Opel als Ford) werden bijzonder zwaar getroffen, maar ook in nieuwe sectoren sloeg de crisis toe. Zo diende Photovoltech, de enige Belgische producent van zonnepanelen de duimen te leggen voor de agressieve Chinese concurrentie. Ook de zaagdraadfabriek van Bekaert in Aalter (voor het snijden van siliciumschijfjes) overleefde de overcapaciteit in de zonnepanelensector niet. En Hansen Transmissions (tandwielkasten voor windmolens) diende te herstructureren als gevolg van de terugval in de investeringen in hernieuwbare energie. De financiële crisis heeft de publiek opinie niettemin bewust gemaakt van de uiteenrafeling van ons industrieel weefsel. Tezelfdertijd groeide ook het besef dat Vlaanderen zijn economische toekomst niet enkel kan bouwen op diensten en dat de industrie in een op technologie en kennis gebaseerde economie een belangrijke factor blijft voor economische groei. De industrie zorgt immers voor 85% van onze export, tekent voor 80% van onze O&O-uitgaven en realiseert 39% van de totale toegevoegde waarde (19% directe en 19% indirect) in Vlaanderen. Bovendien is het de industrie die de technologische oplossingen moet aanbrengen voor onze 10 Een industriebeleid voor de derde industriële revolutie

maatschappelijke problemen (energie, klimaat, gezondheidszorg, grondstoffenschaarste). We maken ons dan ook terecht zorgen over het voortbestaan van de maakindustrie in Vlaanderen. Joseph Schumpeter meende dan wel dat economische vooruitgang voorafgegaan moet worden door golven van creatieve destructie, maar de vraag is of de overblijvende activiteiten nog voldoende voedingsbodem bieden voor een herstel van het industrieel ecosysteem. De snelle erosie van de industrie sedert 2008 heeft een aantal zwakheden van de Vlaamse industrie blootgelegd. De snelle erosie van de industrie sedert 2008 heeft een aantal zwakheden van de Vlaamse industrie blootgelegd. In de naoorlogse periode (vooral de jaren 1960) was Vlaanderen immers een sterke aantrekkingspool voor de spitssectoren van die tijd: automobiel, staal, chemie, elektronica. Het gaat hier om grootschalige procesindustrieën en productie van massagoederen die zo typisch waren voor het groeimodel van de tweede industriële revolutie. Dit werd mogelijk gemaakt door een om zijn eenvoud geniale maatregel: de expansiewetten die de toenmalige regering Gaston Eyskens in de jaren 1950 lanceerde om het toen nog grotendeels agrarische en onderontwikkelde Vlaanderen op te tillen naar het niveau van het sterk geïndustrialiseerde Wallonië. Vlaanderen heeft evenwel onvoldoende inspanningen gedaan voor de transformatie naar het groeimodel van de derde industriële revolutie. Er hebben zich wel degelijk een aantal nieuwe waardeketens ontwikkeld in bijv. biotech of micro-elektronica, maar al bij al te weinig om aan te sluiten bij de uitdagingen van de derde industriële revolutie. Daarvoor heeft Vlaanderen nood aan een nieuw industrieel DNA. Hoewel de Europese Commissie dus reeds in 2002 het nieuwe industriebeleid ontdekte, duurde het nog tot 2010 vooraleer er voldoende sense of urgency aanwezig was voor een algemene mobilisatie voor het redden van de Vlaamse industrie. Wel werd In 2006 Vlaanderen in Actie in het leven geroepen om van Vlaanderen een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme samenleving te maken. In 2009 volgde dan het Pact 2020, ondertekend door de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, met 20 concrete doelstellingen die jaarlijks gemeten worden. ViA en Pact 2020 kunnen worden beschouwd als de Vlaamse invulling van de Europese Lissabonstrategie en zijn opvolger EU 2020, maar zijn door hun beleidsdomeinoverschrijdende brede aanpak niet direct instrumenten van industriebeleid. Wel legden zij de basis voor het vernieuwende denken rond industriebeleid dat tot dan toe een relatief onbekend begrip was in Vlaanderen. 11 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

De zwanenzang van Opel Antwerpen en in het algemeen de sterke terugval van de Vlaamse industrie waren de directe aanleiding voor de Vlaamse regering om op 5 februari 2010 een Staten-Generaal voor de Industrie samen te roepen. Bedoeling van de Staten-Generaal was een breed draagvlak te creëren voor het versnellen van de industriële transformatie en om nieuwe of vernieuwde economische waardeketens uit te bouwen die nauw aansluiten bij de nieuwe maatschappelijke uitdagingen. De sectorfederaties werden uitgenodigd om strategische actieplannen te lanceren en om sectoroverschrijdend te werken. De Staten-Generaal was het lanceerplatform voor het nieuwe, geïntegreerde industriebeleid, dat verder geconcretiseerd werd in een groenboek (oktober 2010) en een witboek (januari 2011). Hierin werd getracht een nieuwe actuele invulling te geven aan het concept industriebeleid. In 2011 werd tevens beslist om de transitieaanpak te verbreden en ook toe te passen op ViA. Dertien transities naar een duurzame samenleving werden in de diepte uitgewerkt. Zij omvatten naast sociale thema s als arbeidsmarktparticipatie en kinderarmoede ook thema s die op duurzame ontwikkeling gericht zijn (Flanders care, hernieuwbare energie en smart grids, duurzaam wonen, duurzaam materialenbeheer, ruimtegebruik, slimme mobiliteit, slimme steden, kwaliteitsvolle zorg) ook economische thema s als industriebeleid of ondersteuning van gazelles (snelgroeiende ondernemingen). In het kader van ViA werd in 2011 tevens de conceptnota Innovatiecentrum Vlaanderen gepubliceerd. De Vlaamse regering identificeerde hierin een zestal innovatieknooppunten als basis voor een gerichter en meer vraaggedreven innovatiebeleid: transformatie door innovatie: in de maakindustrie, de creatieve industrieën, nieuwe materialen, nanotechnologie; eco-innovatie: duurzaam materiaalbeheer (Plan C), kringloopeconomie, cleantech; groene energie: energie-efficiëntie, hernieuwbare energie (Energyville); duurzame mobiliteit en logistiek: lancering van de proeftuin elektrische voertuigen; innovatie in de zorgsector: oprichting van Flanders Care; sociale innovatie en industriële transformatie: werkplekinnovatie, sociaal ondernemerschap, nieuwe businessmodellen en brede ondersteunende sociale innovatie. Deze multidisciplinaire knooppunten moeten bijdragen tot de EU 2020-doelstellingen (het Europese programma om de groei en de werkgelegenheid te stimuleren gedurende de volgende 10 jaar) en sluiten aan bij Horizon 2020, het nieuwe Europese kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek waarin de societal 12 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

challenges centraal staan. De innovatieknooppunten moeten tevens de brug slaan tussen de wetenschappelijke en technologische sterktes van Vlaanderen enerzijds en de grote maatschappelijke uitdagingen anderzijds. Zij hebben als doel bij te dragen tot het verlichten van onze maatschappelijke problemen en tezelfdertijd tot de valorisatie van ons economisch potentieel. Opmerkelijk is dat deze innovatieknooppunten een uitzondering vormen op de vnl. bottom-up benadering van het Vlaamse industriebeleid (het ondersteunen van de initiatieven die spontaan vanuit de bedrijfswereld opborrelen). Het Witboek Nieuw Industrieel Beleid bevatte 50 acties onder vier beleidspijlers: economie: een productiviteitsoffensief gericht op de promotie van het concept fabrieken van de toekomst, een gericht clusterbeleid, ondersteuning van lead plants ; industrieel innovatiebeleid: uitbouw van innovatieknooppunten en competentiepolen via lichte flexibele structuren, versterking van betrokkenheid van de strategische onderzoekscentra (IMEC, VIB, IBBT en VITO), uitbouw van het kenniscentrum Innovatief Aanbesteden; sociaal: het loopbaanakkoord tussen de sociale partners inzake de transitie van jobzekerheid naar loopbaanzekerheid, promotie werkplekinnovatie via Flanders Synergy, actieplan STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering, Mathematics); infrastructuurbeleid: uitbouw intelligente netwerken voor energie, mobiliteit en logistiek, communicatie, uitrol innovatief aanbesteden, verdere uitbouw onderzoeks- en innovatiestructuur. Grosso modo zijn de krachtlijnen van het witboek gericht op het versnellen van de transformatie van de industrie, de gerelateerde diensten en het sociaal weefsel. Ze steunen op zowel nieuwe waardecreatie als op een productiviteitsoffensief en baseren zich op een industriële toekomst die groener, socialer, creatiever en innovatiever zal zijn. Het Witboek wil vnl. nog onontgonnen bronnen voor productiviteitsverhoging aanspreken (bijv. via de creatie van fabrieken van de toekomst ) en grote projecten (via het TINA-fonds, zie verder) realiseren. Een nieuw sleutelbegrip zijn bovendien de slimme specialisatiestrategieën, waarbij roadmaps zullen worden ontwikkeld voor de ontwikkeling en economische valorisatie van speerpunt -clusters die zowel de Vlaamse economie internationaal versterken, bedrijven inschakelen in internationale waardeketens als oplossingen aandragen voor nieuwe maatschappelijke behoeftes. Deze speer- Een nieuw sleutelbegrip zijn bovendien de slimme specialisatiestrategieën 13 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

puntclusters zouden moeten uitgroeien tot belangrijke hefbomen voor industriële modernisering, diversificatie, transitie en innovatie. De creatie van fabrieken van de toekomst wordt verder concreet in vormgegeven in de made different -campagne van Agoria en Sirris, waarbij bedrijven uit de maakindustrie ondersteund worden in het realiseren van transformaties op een zevental domeinen: introductie van world class productietechnologieën; de digitale fabriek; gelijktijdige product- en productieontwikkeling; mensgeoriënteerde productie; de virtuele, genetwerkte fabriek; duurzame en milieuvriendelijke productiesystemen; slimme productie via een wendbaar, zelflerend productiesysteem. De integratie van Flanders DRIVE, FMTC (Flanders Mechatronics Technology Centre) en Sirris Manufacturing in een strategisch onderzoekscentrum voor de slimme maakindustrie moet deze campagne inhoudelijk mee ondersteunen. Ondersteuning voor het nieuwe industriebeleid wordt verder ook geboden via de omvorming van de strategische Opleiding- en Investeringssteun (SIOS) in transformatiesteun waarbij de steun vooral gericht zal worden op projecten die bijdragen aan de versterking van het economisch weefsel in Vlaanderen: investeringen in strategische clusters en leadplants, het ondersteunen van de internationale doorgroei van innovatiegerichte kmo s en investeringen die de duurzame verankering realiseren van belangrijke tewerkstelling in Vlaanderen. Maar de blikvanger van het NIB (Nieuw Industrie Beleid) is ongetwijfeld het TINAfonds (Transformation Innovation and Acceleration Fund) dat voor 200 miljoen durfkapitaal ter beschikking stelt aan bedrijfsconsortia die samen via open innovatie doorbraaktechnologieën naar de markt willen brengen. Er wordt bovendien gemikt op Europese co-financiering via de Europese Investeringsbank. Ondertussen werden reeds een tiental projecten goedgekeurd voor een totaalbedrag van 90 mln. Die steun ging naar consortia rond Biocartis (biotech) en Newtec (satellietnavigatie). Verder zijn er de consortia High Winds, een innovatieve installatietechniek voor windmolens op zee, en FISCH (Flanders Initiative for Sustainable Chemistry). 14 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

FISCH op zoek naar duurzame chemie Transitie naar meer duurzaamheid is een absolute prioriteit voor de toekomst van de (petro-)chemische sector, die in Antwerpen sterk verankerd is. Daarom hebben Essenscia (de werkgeversorganisatie voor de sector), de chemische bedrijven (BASF, Bayer, Proviron, Lanxess, Ecover, ) de Vlaamse universiteiten, het VITO (het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek) de vzw FISCH (Flanders Innovation Hub for Sustainable Chemistry) opgericht, een competentiepool voor het identificeren, stimuleren en katalyseren van duurzame chemie. Om deze transitie naar een meer duurzame grondstoffenbasis te realiseren, wil FISCH vooral inzetten op het creëren van platformen van open innovatie. Zulke open, gedeelde innnovatie moet tot stand worden gebracht via bedrijfsoverstijgende samenwerkingsverbanden voor specifieke projecten dan wel via infrastructuur-sharing, het bundelen en gemeenschappelijk gebruiken van bestaande onderzoeksinfrastructuur bij bedrijven, kenniscentra of universiteiten. Open innovatie moet op die manier leiden tot de nodige kritische massa voor het realiseren van technologische doorbraken en tot het ontwikkelen van collectieve competenties inzake duurzame chemie. FISCH heeft meteen ook 7 actiedomeinen geïdentificeerd waarbinnen ze deze competenties wil ontwikkelen: microalgen als alternatief voor fossiele brandstoffen, hernieuwbare chemicaliën, scheidingstechnologieën, sluiten polymeer kringlopen, valorisatie van nevenstromen, ontwikkeling van kennistools vnl. voor kmo s. Om diverse redenen betekent het NIB een breuk met het verleden. De grote maatschappelijke uitdagingen worden gelinkt aan het industriebeleid. Er is de evolutie van een zuiver ondernemingsbeleid naar een beleid gericht op de ondersteuning van waardeketens. Verder wordt het industriebeleid gebaseerd op langetermijnvisies en roadmaps, wat een proactieve aanpak mogelijk maakt. Opvallend is niettemin dat de Vlaamse benadering van het industriebeleid wezenlijk verschilt van de Waalse aanpak via de Marshallplannen. Hier domineert een duidelijke top-down benadering waarbij de overheid de middelen heel gericht inzet op de zgn. competitiviteitspolen (biotech, voeding, machinebouw, transport/logistiek, luchtvaart en milieutechnologieën). Het voordeel van deze aanpak is dat de resultaten duidelijk gemeten kunnen worden (27.000 nieuwe banen als gevolg van het eerste ondertussen afgelopen Marshallplan dat liep van 2005 tot 2009, 15.700 banen in de eerste 2 jaar van het nieuwe Plan Marshall 2.Vert) en dat het industriebeleid duidelijke zichtbaar is, wat op zijn beurt mobiliserend werkt. Vlaanderen daarentegen kiest meer voor een bottom-up aanpak, waarbij men groene scheuten tot ontwikkeling wil laten komen via transitie-management : visie-ontwikkeling, strategische roadmaps, experimenten en actieplannen. Deze gedecentraliseerde aanpak ondersteunt het initiatief op het terrein, maar leidt tot een redelijk versnipperende aanwending van schaarse middelen. 15 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

4 Aanbevelingen voor een versterkte en duurzame industrie in Vlaanderen Bijgevolg zorgt de teloorgang van de industrie in een regio voor een kettingreactie. Eens de productie geëxternaliseerd, kan ook de procesengineering moeilijk behouden blijven vermits zij afhankelijk is van de dagdagelijkse interactie met de productie. Zonder competenties op vlak van procesengineering, wordt het ook moeilijk om onderzoek te doen naar de volgende generatie procestechnologieën. En zonder kennis van de nieuwe productietechnologieën, wordt het ook moeilijker om nieuwe producten te ontwikkelen. Op lange termijn zal een economie die over geen geavanceerde productiestructuur meer beschikt ook zijn capaciteit om te innoveren verliezen Gary Pisano, Restoring American Competitiveness, Harvard Business Review, 7-8/2009 Het Vlaamse industriebeleid staat voor een dubbele uitdaging. Enerzijds het stoppen van de desastreuze gevolgen van de financiële crisis op de reële economie, anderzijds het voorbereiden van de Vlaamse industrie op de uitdagingen van de derde industriële revolutie. Overigens zijn beide ontwikkelingen gerelateerd want het zijn duidelijke verwijzingen naar de grenzen van het huidige groeimodel. Het moet daarbij duidelijk zijn dat de transitie naar een nieuw groeimodel niet aan de marktkrachten alleen kan worden overgelaten. Markten werken weliswaar uitstekend als het er om gaat om de voorkeuren van miljoenen consumenten te verenigen met de ambities van producenten, o.a. om geschikte prijsniveaus te vinden, maar haperen als het gaat om structurele veranderingen in bestaande paradigma s. De financiële crisis met zijn vernietigende impact op de reële economie, heeft trouwens de destructieve kracht van autoregulering van markten aangetoond. Ongetwijfeld vormt het industriebeleid een belangrijke hefboom in de transformatie van ons groeimodel. Het is dan ook positief dat de Vlaamse regering het industriebeleid herontdekt heeft (overigens in navolging van het Europese beleid). In de laatste mededeling over industriebeleid ( A stronger European Industry for Growth and Economic Recovery ) stelt de Commissie, bevreesd dat een verdere terugval van de industrie het groeipotentieel van de hele economie dreigt te ondergraven, zich trouwens tot doel om het aandeel van de industrie in de toegevoegde waarde op te trekken van 16 naar 20% (al is niet meteen duidelijk hoe dit dan wel gerealiseerd moet worden). Bovendien is één van de sleutelobjectieven van EU 2020 het optrekken van 16 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

de werkgelegenheidsgraad naar 75% van de actieve bevolking. Vlaanderen wil met een objectief van 76,25% zelfs beter doen. Dit veronderstelt op zijn minst 200.000 nieuwe jobs. Het weze duidelijk dat deze niet enkel in de openbare dienstverlening kunnen worden gecreëerd en dat een versterkt industrieel en innovatiebeleid absoluut noodzakelijk zijn om dit objectief te realiseren. Het industriebeleid zal deze nieuwe industrie moeten ondersteunen met een moderne infrastructuur. Zulk herindustrialiseringsbeleid zal moeten gebaseerd zijn op innovatieve clusters, op technologische doorbraken, op de ontwikkeling van fabrieken van de toekomst (genetwerkt, met sterke aandacht voor competentieontwikkeling en een moderne arbeidsorganisatie), op het aanbieden van oplossingen op maat van de klant i.p.v. gestandardiseerde massaproducten). Het industriebeleid zal deze nieuwe industrie moeten ondersteunen met een moderne infrastructuur: intelligente netwerken (in verkeer, in logistiek, slimme elektriciteitsnetwerken, ICT), duurzame industrieterreinen en een sterk innovatiesysteem). Het moet daarbij duidelijk zijn dat het industriebeleid meer moet zijn dan een louter ondersteunend flankerend beleid. Een actief industriebeleid zal het bestaande instrumentarium voor horizontaal beleid (O&O, innovatie, infrastructuur, clusters, met aandacht voor de vraagzijde via de ontwikkeling van nieuwe markten of innovatieve openbare bestellingen) verder moeten versterken. Eveneens moeten nieuwe instrumenten worden ontwikkeld gericht op het sluiten van de economische kringloop en het loskoppelen van economische groei en milieubelasting. Bovendien moet het industriebeleid gedreven zijn door de zoektocht naar oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen via onder meer het creëren van ruimte voor innovatieve openbare aanbestedingen, promotie van het cradle-to-cradleprincipe (hergebruik van materialen van wieg tot wieg ), een vernieuwd sectorbeleid gericht op strategische waardeketens en doorbraaktechnologieën. We willen alvast een aantal aanbevelingen formuleren voor een verdere uitbouw en versterking van dit nieuwe industriebeleid. 1. Zet in op economische relance. Om de contradictie tussen soberheid en relance te overstijgen werden op Europees vlak reeds tal van ideeën gelanceerd (een Europese New Deal, invoering van een financiële transactietaks, een Europees minimumloon, mutualisering overheidsschuld via eurobonds, versterk- 17 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

te rol Europese Investeringsbank, ). Maar ook het Vlaamse industriebeleid moet voor hefbomen en multiplicatoreffecten zorgen. Dit kan bijv. via het ten volle aanboren van de groeikansen die verborgen zitten in ons technologisch potentieel via de uitbouw van dynamische clusters. Maar ook het versterken van het economisch overheidsinitiatief (waarvan het pas opgerichte regionaal transformatiefonds TINA een mooi voorbeeld is), de ondersteuning van risicokapitaal of het vlottrekken van de kredietverlening aan het bedrijfsleven kunnen het economisch herstel ondersteunen. 2. Zoek naar de synergieën tussen industriebeleid en milieubeleid. Milieubeleid mag niet enkel reactief zijn en corrigeren voor de milieugevolgen van economische groei. Het industriebeleid dient de doelstellingen van duurzame ontwikkeling te integreren. De grote uitdaging daarbij is om de economische groei los te koppelen van milieubelasting, niet enkel op een relatieve wijze maar ook op een absolute manier. Economische groei zou moeten leiden tot minder milieuvervuiling m.a.w. de elasticiteit tussen beide grootheden, die al onder de 1 was gedaald, moet op termijn negatief worden. Hier is nog een enorme weg af te leggen. Daarom moeten de ecologische uitdagingen worden omgezet in economische opportuniteiten, moet er maximaal worden gezocht naar synergieën tussen milieu- en industriebeleid, moeten milieuregulering en technologische ontwikkeling elkaar wederzijds versterken. Uiteindelijk moet het beleid van duurzame ontwikkeling worden omgezet in industriële actieplannen en projecten en moet de ecologische kringloop worden gesloten (cradle-tocradleprincipe). 3. Zet in op de kenniseconomie. Waar tijdens de eerste industriële revolutie arbeid (om meer winst te maken volstond het de arbeiders langer en harder te laten werken) en tijdens de tweede industriële revolutie kapitaal (automatisering waardoor arbeidskracht uitgespaard kon worden) de dominante productiefactoren waren, is nu kennis de voornaamste bron van toegevoegde waarde. Investeren in kennis is trouwens een absolute noodzaak voor het behoud van enige industriële activiteit in de energie- en grondstofarme EU. Bovendien zorgt de overgang naar een kennisgedreven duurzaam groeimodel op zich voor nieuwe groei-opportuniteiten. Om de nieuwe waardeketens van de DIR (Derde Industriële Revolutie) te ontwikkelen zijn sterke wetenschaps- en innovatiesystemen nodig gericht op competentieontwikkeling, nieuwe innovatie-infrastructuur, dynamische regelgeving, innovatieve aanbestedingen, ondersteuning kennisdiffusie. Innovatie, O&O en opleiding zijn zonder meer de hoekstenen van 18 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

het industriebeleid geworden. Het is dan ook noodzakelijk dat Vlaanderen het 3%-Barcelona-objectief (momenteel investeert Vlaanderen 2,2% van zijn BNP in O&O) haalt. Tezelfdertijd is er nood aan een slagvaardiger gebruik van de Europese hefboommiddelen: Horizon 2020 (het nieuwe Europese kaderprogramma voor wetenschapsbeleid), het nieuwe European Institute for Innovation and Techhnolgoy en de andere Europese financieringsinstrumenten. Daarbij is het belangrijk om innovatie in zijn meest brede betekenis te beschouwen: product- en procesinnovatie; sociale innovatie; innovatie in de dienstensectoren (zowel privé als openbaar) en de creatieve industrieën; uitbouw innovatienetwerken tussen bedrijven, universiteiten en onderzoeksinstellingen; belang van niet-gecodeerde informele kennis (het savoir-faire of de collectieve in het geheugen gegrifte kennis); aanscherping technologisch absorptievermogen van bedrijven: het vermogen van een bedrijf om externe informatie, die nieuw is voor een bedrijf, om te zetten in innovatieve producten, processen of diensten van bedrijven; uitbouw open innovatiestructuren (zoals de Bio Base Europe Pilot plant in Gent) Kennis is nu de voornaamste bron van toegevoegde waarde. Daarnaast moet werk worden gemaakt van de aanbevelingen van het Tweede rapport Soete over het Vlaamse innovatiebeleid, dat een aantal pijnpunten blootlegde: Het Vlaamse wetenschaps-en innovatiebeleid wordt vandaag gekenmerkt door een grote complexiteit en fragmentatie van initiatieven, wat gebrek aan transparantie in de hand werkt. Verder stelt het rapport vast dat het aantal innovatieve ondernemingen in Vlaanderen sinds enige tijd een dalende trend vertoont, wat extra ondersteuning van innoverend ondernemerschap noodzakelijk maakt. Bovendien waarschuwde het rapport voor een overwegend technologisch aanbodgedreven aanpak zonder veel afstemming met mogelijke toepassingen en kruisbestuiving met de industrie. Lokale valorisatie is vanzelfsprekend primordiaal in het kader van mogelijke jobcreatie. Het rapport stelt dan ook terecht dat de huidige nieuwe uitdaging is om resultaten van dit onderzoek beter en sneller te vertalen in commerciële successen. Vlaanderen kampt m.a.w. met een innovatieparadox. Het grote innovatiepotentieel wordt onvoldoende gevaloriseerd. Daarom moet bij de beoordeling van subsidieaanvragen de mogelijke economische/maatschappelijke toegevoegde waarde (het valorisatiepotentieel) in rekening worden gebracht. 19 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie

4. Werk aan een proactief, geïntegreerd industriebeleid met een versterkt instrumentarium De uitdagingen van de koolstofarme economie vereisen een specifiek en nieuwsoortig arsenaal aan instrumenten die duurzame productie en consumptie ondersteunen: a. zachte en harde regulering: wetgeving, vrijwillige akkoorden tussen producenten, consumenten en overheden, gedragscodes, labels; b. instrumenten die de externe kosten internaliseren: fiscaliteit, subsidies, gegarandeerde tarieven (voor bijv. hernieuwbare energie); c. ondersteuning verspreiding van best beschikbare technologieën: standaarden, normen, benchmarks; d. instrumenten die duurzame productie en consumptie bevorderen: ecodesign, promotie ecotechnologieën, materiaalefficiëntie, milieubeheerssystemen. 5. Revaloriseer de traditionele industriële sectoren. Ondanks de krimp in de traditionele industriële sectoren (van de tweede industriële revolutie), tellen deze nog steeds heel wat werknemers en hebben ze heel wat vertakkingen in de dienstensectoren. Het zou dan ook verkeerd zijn om het beleid enkel maar af te stemmen op nieuwe, hightech sectoren. Een beleid gericht op de permanente versterking van hun innovatiepotentieel is dan ook aangewezen. Dat de creatie van fabrieken van de toekomst een essentieel onderdeel vormt van het Nieuw Industrieel Beleid is dan ook terecht en sluit trouwens aan bij het Europese project Factories of the Future, een publiek-privaat samenwerkingsverband gelanceerd als onderdeel van het Europees relanceplan in 2009. In deze fabrieken van de toekomst wordt getracht de maakindustrie te verankeren via acties gericht op: geavanceerde, hoogkwalitatieve en flexibele productietechnieken die in staat zijn om massaproductie op maat van de klant af te leveren (met additieve fabricage - het via diverse technieken zoals 3D-printing laaggewijs opbouwen van objecten op basis van kleine partikels als allerlaatste ontwikkeling); uitbouw van ruimtelijk genetwerkte productiesystemen, waarbij men tracht activiteiten op de terugweg in te schakelen in nieuwe waardeketens; a. een mens-georiënteerde productie-organisatie ; b. integratie van informatietechnologieën in het productieproces en de bedrijfsorganisatie; c. dematerialisatie van productieprocessen via intelligente design, miniaturisering componenten, recyclage, software i.p.v. mechanische onderdelen; 20 Een industriebeleid voor de nieuwe industriële revolutie