Rooilijn. Thema Sport & Stad. Eten gepensioneerden hun woning op? Achtergrond Ruimte geven aan initiatieven van burgers. Stelling Luuk Oost



Vergelijkbare documenten
Eten gepensioneerden hun woning op?

Ruimte geven aan initiatieven van burgers

Arend Jonkman en Annemarie Maarse Burgerparticipatie bij ruimtelijke planvorming

Eigen woning in Nederlandse pensioensysteem

Imrat Verhoeven Uva/AISSR. Vormgeven aan overheidsparticipatie

Samen voor een sociale stad

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Factsheet Competenties Ambtenaren

Burgerbetrokkenheid in Beweging. Wat vraagt succesvolle participatie van en met burgers van uw gemeente?

Brabantse Dorpen. Frans Thissen. en de veranderingen van binding en identiteit UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Kiezen, Delen én Doen Samen voor een sterke woningmarkt. platform woningcorporaties noord-holland noord

OP ZOEK NAAR EEN PLATFORM VOOR DEBAT EN ACTIE: NAAR EEN NETWERK VAN EN VOOR DORPEN.

Van verzorgingsstaat naar

Een betrouwbare overheid. Gemeentelijke samenwerking en financiën

MEER ZIELEN, MEER IDEEËN, MEER OPLOSSINGEN BEWONERSPARTICIPATIE IN STEDELIJKE ONTWIKKELING

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Vrijwilligerswerk is geen containerbegrip

De gemeente van de toekomst

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

2015 BEtrokken Noord-Beveland. juli BEetrokken Noord-Beveland. Pagina: 1

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Allochtonen, burgerinitiatieven en participatie IIP

Sociale samenhang in Groningen

Voor en met elkaar : burgerinitiatieven worden beloond

WSN: Thuis in Nijkerk. Een kennismaking met onze plannen tot en met 2014

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede

De laatste peiling voor de verkiezingen en de prognose

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2017-I

JONGEREN IN GELDERLAND OVER

NAAR EEN EUROPA VOOR ALLE LEEFTIJDEN

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Digitaal Panel Energiebesparing en betaalbaarheid

Alle kinderen kunnen Roefelen Stichting Roefelen zoekt partners

Rotterdam: er werken is OK, er wonen NEE!

1. Leren met en van elkaar. 2. Digitale ontsluiting van kennis en informatie

Welke kansen bieden internet en sociale media (niet)?

Hoofdstuk 9. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Lokale democratie onder / december 2017

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Ouderen op de woningmarkt: feiten en cijfers

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

jaargang 6, peiling 4 3 februari 2009

Speech Annet Bertram,DG Wonen, namens de minister van VROM bij Jubileumbijeenkomst SVN 5 oktober 2006 te Rotterdam

Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West

BETAALBAAR WONEN? OOK DAT IS EUROPA! EU-DOSSIERS EN WONINGCORPORATIES

De wooncoöperatie. inzichten uit onderzoek en praktijk. Tineke Lupi, Projectleider wonen

Vooruit naar de oorsprong

Samenwerken aan welzijn

De toekomst van het Nederlands woonbeleid (deel 2)

BESTURINGSFILOSOFIE GEMEENTE GOOISE MEREN

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5)

Ruimtelijke kwaliteit in cultuurhistorisch perspectief. Masterclass Schipborg 21 juni 2011

POLITIEK PLATFORM RADIKALEN. Radikaal-linkse notities

WOONVISIE VELSEN 2040

Titel van het project (Kort en krachtige weergave van het onderwerp)

Speech van Klaas Knot bij het congres Ambitie loont Amsterdam, Wibauthuis, 10 november 2016

Organiseren van samenwerking in het jeugddomein

Oordeel over de positie van ouderen in Nederland in 2013

Hoofdstuk 10. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 11. Financiële situatie

VOORBEELD. Verkoop van huurwoningen. De nieuwe regels voor verkoop van sociale huurwoningen. Derde (geheel herziene) druk, april 2014

Eindexamen economie pilot havo I

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013

Samenvatting Leefbaarheid in kaart voor sociale wijkteams Land van Cuijk

Beleidsplan 2012 t/m 2016

Pensioenaanspraken in beeld

Drie decentralisaties voor gemeenten

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER,

Voor het komende jaar heeft de Wetswinkel onder meer de volgende doelstellingen:

Rapportage enquête De ggz laat zich horen

Concept Raadsvoorstel

Gewoon goed. wonen WONINGSTICHTING BUITENLUST ONDERNEMINGSPLAN

FINANCIELE ZEKERHEID. GfK September GfK 2015 Achmea Financiële Zekerheid september 2015

Nederlandse werkgevers en duurzame inzetbaarheid

Gebiedsgericht werken?

De burgers: ontwikkelingen, verschillen en perspectieven

Omgevingsvisie Maastricht Resultaten 2 e ronde dialoogsessies met strategische partners van Maastricht 24, 25 en 26 oktober 2018

Voor onze opleiding geldt: samenwerken met informele zorg hoort erbij

Aanjagers 1 december 2015 Ctylab

Rapport nieuwe drank- en horecawet

Bewoners gaan het doen...

Steeds meer vijftigers financieel kwetsbaar

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I

Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening

ONDERLINGE S-GRAVENHAGE

Toekomstgericht wonen in kleine kernen

Hoe betrek je een eigen huis in het pensioeninkomen? Verzilveren zonder te verhuizen

Succespercepties van burgerinitiatieven in Randland

Ondernemersplan 3NE. 3NE onderweg naar langer wonen in welvaart en welzijn. 1. Wat wil 3NE betekenen a. Missie b. Visie c. Waarden en ambities

Initiatiefvoorstel experiment loting

Collegebesluit Collegevergadering: 11 december 2018

DIT IS EEN UITGAVE VAN

Betrekken omgeving bij ruimtelijke initiatieven

Kijktip: NOS Persconferentie Rutte en Samsom over regeerakkoord

Langer zelfstandig wonen in Drenthe

Groningers zetten zich in voor leefbaarheid in dorp of wijk

Via de wijk aan het werk

Transcriptie:

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 P. 233 Stelling Luuk Oost Achtergrond Ruimte geven aan initiatieven van burgers Eten gepensioneerden hun woning op? De bereikbaarheidswinst van verstedelijkingsbeleid Platteland van alle Nederlanders? InBeeld Grensbepalingen Interview Liquid migration binnen de EU, een realiteit in het tijdperk van globalisering Rooilijn Corporatiefinanciering onder druk Clustering maakt nog geen samenkomst Rol van het Rijk bij verstedelijking Tijdschrift voor wetenschap en beleid in de ruimtelijke ordening Thema Sport & Stad

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Colofon P. 234 Colofon Uitgever Rooilijn is een uitgave van de Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen, Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies van de Universiteit van Amsterdam. Bureauredactie en administratie Rooilijn Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam Telefoon: 020 525 4365 Telefax: 020 525 4051 Email: info@rooilijn.nl Internet: www.rooilijn.nl Kopij De redactie stelt spontane toezending van voorstellen voor artikelen op prijs. Auteursrichtlijnen treft u aan op www.rooilijn.nl of kunnen worden opgevraagd bij de bureauredactie. Advertenties Tarieven kunnen worden opgevraagd bij de bureauredactie. Prijzen jaarabonnement 2010 40,00 euro voor particulieren 64,00 euro voor instellingen 26,50 euro voor studenten Prijs los nummer 7,50 euro exclusief verzendkosten Abonnementen worden jaarlijks stilzwijgend verlengd, tenzij uiterlijk vóór 1 november schriftelijk is opgezegd. Rooilijn Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Oplage: 1.600 ISSN 13802860 Redactie Annemarie Maarse (hoofdredacteur), Arend Jonkman (bureauredacteur), Maarten Rottschäfer (penningmeester), Manuel Aalbers, Jelle Adamse, Wilma Bakker, Els Beukers, Sebastian Dembski, Albertine van Diepen, Joram Grünfeld, Nadav Haran, Eva Heinen, Carla Huisman, Femke Kloppenburg, Marije Koudstaal, Melika Levelt, Sabine Meier, Renee Nycolaas, Jasper Schaap, Bart Sleutjes, Olivia Somsen, Andrew Switzer, Wendy Tan, Annalies Teernstra, Ineke Teijmant, Frans Thissen, Rick Vermeulen, Samantha Volgers, Clémentine Vooren, Hilde van Wijk Nummerredactie Joram Grünfeld, Melika Levelt, Bart Sleutjes, Annalies Teernstra Rechten Auteurs en Universiteit van Amsterdam, Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies. Deze uitgave heeft geen commercieel oogmerk. Getracht is alle rechthebbenden te achterhalen. Diegenen die menen alsnog aanspraak te kunnen doen op gelden worden verzocht contact op te nemen met de redactie. Artikelen uit Rooilijn mogen niet worden verveelvoudigd, opgeslagen of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Fotografie Alle foto s zijn gemaakt door Marcel Heemskerk tenzij anders is vermeld. Ontwerp en productie LandofPlenty (Antoin Buissink) Drukwerk Dékavé, Alkmaar

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Redactioneel P. 235 Redactioneel Voetbal en ruimtelijke ontwikkeling Als het streven van Mark Rutte werkelijkheid wordt dan is er met het verschijnen van deze Rooilijn een nieuw kabinet. Immers, als het aan hem ligt, wordt de nieuwe regering vóór 1 juli ingesteld. Of dat een rechtse coalitie, Paars Plus of een nationaal kabinet is, is bij dit schrijven nog koffiedik kijken. Een andere, breed gekoesterde ambitie is dat het Nederlands Elftal bij het verschijnen van dit nummer de halve finale zal spelen. Het vertrouwen in Oranje is zo groot dat de verwachting is dat toch op zijn minst de laatste vier worden gehaald. In de ruimtelijke ordening nemen de meeste processen een veelvoud aan tijd in beslag. Zoals Roel Janssen op 16 juni 2010 in het NRC schreef over de economie in vergelijking met een voetbalwedstrijd: maatregelen die gekozen politici nemen, leveren pas resultaten op nadat de spelers het veld hebben verlaten. Het is dan ook zaak dat een nieuw kabinet snel maatregelen neemt om de economie te versterken en de groeiende overheidsuitgaven terugdringt, omdat pas op de langere termijn de gevolgen daarvan zichtbaar zijn. Voor onze sector betekent dat onontkoombaar dat de hypotheekrenteaftrek en het huurstelsel moeten worden aangepakt. Er zijn al vele studies verschenen waarin voor een aanpak van beide wordt gepleit, maar tot nu toe heeft nog niemand zijn vingers er aan durven branden. Het is te hopen dat de coalitieonderhandelingen niet leiden tot conservatief behoud van de eigen standpunten. De situatie waarin de inzet van de ene partij we blijven van de hypotheekrenteaftrek af leidt tot de onderhandeling waarin de andere partij garandeert dat er niet aan het ontslagrecht wordt gesleuteld is niet bevorderlijk voor noodzakelijke hervormingen. Duidelijkheid kan weer mede zorgen voor meer dynamiek in de ruimtelijke ontwikkeling. Ik kijk uit naar de dag waarop dit nummer verschijnt. Niet alleen om weer een mooi exemplaar in handen te hebben, maar ook omdat ik benieuwd ben naar de ontwikkelingen op het terrein van coalitievorming, de gevolgen hiervan voor ons werkveld en uiteraard de prestaties van Oranje op het wereldkampioenschap. Annemarie Maarse Hoofdredacteur Rooilijn (annemarie@rooilijn.nl)

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Inhoud P. 236 Inhoud 237 Stelling De urgentie voor gebiedsontwikkeling ontbreekt Luuk Oost 290 Platteland van alle Nederlanders? Plattelandsbeleid dient aan te sluiten bij de voorkeuren van verschillende 238 Achtergrond Ruimte geven aan initiatieven van burgers De actieve burger wil eerder zeggenschap dan mee beslissen Imrat Verhoeven 246 Eten gepensioneerden hun woning op? De eigen woning blijkt op de oude dag zelden als appeltje voor de dorst te groepen plattelanders en stedelingen Anja Steenbekkers 298 Interview Liquid migration binnen de EU, een realiteit in het tijdperk van globalisering Interview met Godfried Engbersen Renee Nycolaas en Clémentine Vooren 302 Recensies > De zoektocht naar planningscultuur worden gebruikt Planning cultures in Europe. Decoding Janneke Toussaint cultural phenomena in urban and 254 De bereikbaarheidswinst van verstedelijkingsbeleid Een economisch-geografische regional planning Jochem de Vries > Landschapsarchitectuur als invalshoek biedt nieuwe ontwerpdialoog inzichten in de wisselwerking Landscape architecture between tussen verstedelijkingsbeleid en politics and science: an integrative bereikbaarheidswinst perspective on landscape planning and Casper Geurs, Barry Zondag en design in the network society Michiel de Bok Fransje Hooimeijer 260 Rol van het Rijk bij verstedelijking Verslag van de Rooilijn Kenniskring 25 maart 2010 Gerben Vat 266 InBeeld Grensbepalingen David de Jong 305 Signalement > Visie op structuurvisies 306 Column Vraag O. Naphta 276 Corporatiefinanciering onder druk Corporaties zijn niet óf arm óf rijk maar zijn het allebei Vincent Gruis 282 Clustering maakt nog geen samenkomst Het belang van verschillende stedebouwkundige clustertypen voor ondernemingen in life-sciences Jasper Balduk

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Stelling P. 237 Stelling Luuk Oost reageert: De urgentie voor gebiedsontwikkeling ontbreekt Stadsvernieuwing en volkshuisvesting boden in het recente verleden krachtige aanleidingen om in de stad te investeren. In de jaren tachtig alleen al is ruim honderd miljard in de stad geïnvesteerd. In het begin stond stadsvernieuwing voor reconstructie en grootschalige sanering van de stedelijke infrastructuur. Als reactie hierop ontstond er een tegenbeweging, city planning werd wijkplanning, sloop werd behoud en renovatie, grootschalig werd kleinschalig. Het valt niet te ontkennen dat stadsvernieuwing een ideologische lading had. Immers, het ging om het wegwerken van achterstand voor bewoners in de armere buurten. Achteraf is duidelijk geworden dat de focus van de stadsvernieuwing op de zwakkere functies in de stad haar beperkingen had. De stadsvernieuwing leverde echter wel een strijdtoneel langs herkenbare scheidslijnen op. De ideologische lading gaf krachtig richting aan deze gebiedsontwikkeling avant la lettre. In het landelijke gebied in Nederland is het lastig om een dergelijke spannende strijd tussen uiteenlopende paradigma s te ontwaren. Dat zou helpen om het amorfe begrip gebiedsontwikkeling wat scherper omlijnd te krijgen. Gebiedsontwikkeling gaat over zoveel en daardoor feitelijk over niets. We sputteren wat over integraliteit en participatie maar veel verder komen we niet. In rap tempo is gebiedsontwikkeling als activiteit bureaucratisch onschadelijk gemaakt en geïncorporeerd in vele goede bedoelingen. Was dat nu de bedoeling? Het lijkt wijs het begrip gebiedsontwikkeling te preciseren en te voorzien van een directe aanleiding, wellicht van een sturende ideologische lading. Een prime mover bij de ontwikkeling zoals stadsvernieuwing voortkwam uit een sociale urgentie. De zoektocht naar de prime mover voert ons weg van de integraliteit en leidt ons naar de effectieve macht. In Nederland wordt die macht gerepresenteerd door sectorale wetgeving, maatschappelijke spelers en geld. De identificatie van specifieke aanleidingen voor gebiedsontwikkeling vergroot de kans op realisatie. We moeten de illusie opgeven dat gebiedsontwikkeling als normatief doel op zich bestaat. Gebiedsontwikkeling kent geen eigen intrinsieke waarde maar moeten we beschouwen als het voertuig waarmee belangen van andere sectoren of krachtige maatschappelijke spelers worden gediend. In deze maatschappelijke krachtmeting is mooi niet vooraf gedefinieerd en bestaat geen garantie op succes! Als we deze stap hebben gezet, valt het gemakkelijker te erkennen dat gebiedsontwikkeling moet leren leven met uiteenlopende paradigma s. Immers, er is geen vanzelfsprekende notie van mooi of goed die gebiedsontwikkeling verbindt. Binnen uiteenlopende decors moet worden nagegaan wie de macht heeft die ingezet kan worden om interessante ontwikkeling effectief te initiëren. Gebiedsontwikkeling zonder die effectieve macht is een langdradige illusie. Het analyseren van de macht verlegt de oriëntatie van de bedoelingen naar de efficiënte mechanismen. In de klassieke filosofie ging Plato ervan uit dat een intelligent plan vanzelfsprekend tot uitvoering kwam vanwege de goede bedoelingen die hij erin legde. Aristoteles beschikte over een rijker en genuanceerder inzicht in de keten van oorzaak en gevolg. Aristoteles had oog voor de efficiënte mechanismen waardoor goede bedoelingen en ontwerpen werden gerealiseerd. Gebiedsontwikkeling is gebaat bij een nieuwe Aristoteles. Luuk Oost (l.oost@minlnv.nl) is hoofd Ontwikkelingsbedrijf Groene Ruimte bij de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 238 Ruimte geven aan initiatieven van burgers Schoolprent (Bron: www.nutalgemeen.nl/img/schoolprent_groot.jpg)

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 239 Achtergrond Imrat Verhoeven De overheid heeft in de afgelopen jaren initiatieven van burgers herontdekt als oplossing voor maatschappelijke problemen. Zij wil burgers de ruimte geven voor initiatieven die een publiek doel dienen. Daarbij ontstaat een spanning tussen de overheid die burgers probeert te activeren en de overheid die zich geconfronteerd ziet met burgers die al actief zijn. Het is van belang deze spanning te onderkennen, wil een overheid proberen te ontdekken wat ruimte geven aan initiatieven van burgers inhoudt. In de krachtwijken nemen burgers initiatieven voor ontmoeting tussen bevolkingsgroepen, ze maken plannen om de speeltuin op te knappen of ze vormen een groepje dat geregeld de buurt schoonmaakt. In dorpen ontwikkelen burgers plannen voor publieke voorzieningen waar de gemeente niet meer voor kan zorgen. Inwoners of omwonenden maken alternatieve plannen voor de inrichting of het beheer van polders. Dit is zomaar een greep uit de grote rijkdom aan initiatieven van burgers. Voor veel burgers geldt dat zij een sterke oriëntatie hebben op hun directe leefomgeving en daarom bereid zijn om initiatieven te nemen die hier iets aan verbeteren. Achter al deze initiatieven van burgers schuilt een grote diversiteit aan interacties met overheden. Soms ontstaan deze interacties door de overheid die niet-actieve burgers probeert te activeren. Omgekeerd ontstaan er ook interacties omdat initiatieven van reeds actieve burgers verschillende soorten relaties tot de overheid of andere instanties kunnen ontwikkelen. De overheid die ruimte wil bieden aan initiatieven van burgers staat in deze grote variëteit aan interacties voor een complexe opgave. Hoe gaat de overheid hiermee om? Wat vergt ruimte geven aan initiatieven van burgers? Dit artikel bespreekt eerst het proces van politieke herwaardering. Vervolgens wordt een aantal generieke onderzoeksbevindingen over initiatieven van burgers besproken. Daarna komt aan de orde hoe de overheid burgers probeert te activeren, gevolgd door een bespreking van hoe zij inspeelt op burgers die al initiatief nemen. De verschillen hiertussen staan centraal in het afrondende betoog over bewust omgaan met initiatieven van burgers. Politieke herwaardering Burgerinitiatieven zijn populair onder politici en beleidsmakers. Althans, sommige burgerinitiatieven. Niet zo populair is het formele burgerinitiatief, waarbij burgers met voldoende handtekeningen een thema op de agenda van de Tweede Kamer of van de gemeenteraad kunnen plaatsen. Een recent voorbeeld is het burgerinitiatief Uit Vrije Wil, dat de legalisering van stervenshulp bepleit. De kans dat een dergelijk initiatief ook echt op de agenda komt en tot wettelijke verandering leidt is vrijwel nihil, aldus De Jong (2010) in NRC Handelsblad. Wel populair zijn informele burgerinitiatieven (Tonkens, 2009).

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 240 Vanaf het kabinet Balkenende II wordt onder het motto meedoen meer verwacht van de maatschappelijke inzet van burgers. Het kabinet hechtte veel belang aan zelfredzame, mondige en betrokken burgers die maatschappelijk initiatief nemen (Tweede Kamer, 2003-2004). Vanuit dit perspectief heeft de ministerpresident onderzoek laten doen naar burgerinitiatieven (Hurenkamp e.a., 2006). Naar aanleiding van op dit onderzoek ontwikkelde het ministerie van Binnenlandse Zaken onder de noemer Help! een burgerinitiatief, een campagne die ambtenaren bewust moet maken van initiatieven van burgers (Van der Heijden e.a., 2007). Sleuteltermen in deze campagne zijn stimuleren en faciliteren. De politieke en beleidsmatige aandacht voor initiatieven van burgers kunnen we het beste opvatten als een herwaarderingsproces. Het is niet zo dat er opeens sprake is van een enorme opleving van initiatieven van burgers. Die zijn er al veel langer, maar we noemden ze particulier initiatief. Denk aan de Maatschappij tot Nut van t Algemeen (opgericht in 1784), die zich met onderwijskundige en opvoedkundige kwesties bezighield en later ook aan de wieg stond van de Nutsspaarbank en Nutsverzekeringen. Volgens historicus Kennedy (2009) bestonden er omstreeks 1840 zo n 3.750 liefdadigheidsorganisaties en charitatieve instanties, een aantal dat later nog verder toenam. Met de opkomst van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog verslapte de aandacht voor deze initiatieven, omdat de overheid veel actiever werd. Ze begon taken over te nemen, bestaande initiatieven te incorporeren of via subsidierelaties tot uitvoerders van beleid te maken. De recente herwaardering voor initiatieven van burgers heeft te maken met veranderingen in diezelfde verzorgingsstaat. Na een lange fase van marktdenken gericht op verzakelijking, keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid lijkt de verzorgingsstaat zich in haar relaties met burgers te herordenen op basis van het subsidiariteitsbeginsel, waarin burgers in eerste instantie zelf taken uitvoeren in hun gemeenschappen en de staat hen ondersteunt en minimaal intervenieert. Volgens Tonkens (2009) ligt de bal bij de burger, met veel nadruk op zelfredzaamheid, zelfontplooiing en verantwoordelijkheid voor de (leef-)omgeving. Bezielde burgers Een van de eerste empirische studies naar kleinschalige initiatieven van burgers was het onderzoek Wat burgers bezielt (Hurenkamp e.a., 2006), uitgevoerd in opdracht van de Minister-president. Uit deze studie komt een enorme diversiteit aan initiatieven naar voren die suggereert dat ieder initiatief uniek is. Eenzelfde beeld dringt zich op in de recente studie Burgerschap in de doe-democratie (Van de Wijdeven & Hendriks, 2010). Binnen deze grote variëteit aan initiatieven zijn echter enkele duidelijke verschillen te benoemen. De studie van Hurenkamp e.a. (2006) maakt een indeling van vier categorieën initiatieven: lichte, netwerkende, coöperatieve en federatieve, die verschillen in de mate waarin ze intern of juist extern contact hebben, in de mate waarin hoger- of juist lageropgeleiden eraan meedoen, de doelen die ze nastreven en de behoefte aan ondersteuning die men nodig heeft van instanties, waaronder de overheid. Deze indeling maakt bovendien duidelijk dat er sprake is van een mix van vluchtige en meer robuuste vormen van initiatief. Een vergelijkbaar beeld van robuust en vluchtig treffen we aan bij Van de Wijdeven en Hendriks (2010), die structurele van ad hoc initiatieven onderscheiden. Wat zij verder toevoegen, is een onderscheid tussen meebeslissen en meedoen. Bij meebeslissen gaat het om initiatieven die de officiële besluitvorming van de overheid proberen te beïnvloeden (politieke participatie), terwijl het bij meedoen gaat om burgers die concrete projecten in de wijk proberen te realiseren (sociale participatie). Uit het onderzoek van Hurenkamp e.a. (2006) komt ook een aantal generieke overeenkomsten naar voren van alle onderzochte initiatieven. Ze blijken zonder uitzondering vrij pragmatisch van aard te zijn omdat ze zich richten op concrete problemen. De oudere buurvrouw wordt ziek en haar buren helpen haar om beurten met de boodschappen. Of buurtvaders gaan met elkaar s avonds op pad om de overlast van

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 241 jongeren terug te dringen. Een andere overeenkomst betreft de motieven. Vaak wordt beweerd dat burgers alleen handelen uit eigenbelang. Het onderzoek van Hurenkamp laat echter zien dat deze veronderstelling niet opgaat voor initiatieven van burgers. Veel daarvan komen voort uit altruïstische motieven, door onbaatzuchtigheid die juist rekening houdt met de belangen van anderen (Linders, 2010). De meest belangrijke overeenkomst die de onderzoekers vinden, is dat vrijwel geen initiatief zich ontwikkelt zonder een relatie met de overheid of andere instituties zoals welzijnsinstellingen, zorginstellingen of woningcorporaties. Dit komt ook als generieke bevinding naar voren bij Van de Wijdeven en Hendriks (2010). Zij constateren dat initiatiefnemers voor veel initiatieven op z n minst overleg moeten voeren met de gemeente, professionals of instellingen in de wijk. Ook andere studies van Van Stokkom en Toenders (2010) en Wagenaar en Specht (2009) bevestigen grotendeels dit beeld. Volgens Tonkens (2009) worden burgers nagenoeg niet spontaan actief zonder enige verwevenheid met instituties. Deze verwevenheid werkt twee kanten op. Enerzijds hebben actieve burgers soms iets nodig van de overheid of andere instituties. Anderzijds ontstaat de verwevenheid ook omdat de overheid burgers probeert te activeren. Het is precies deze tweezijdigheid tijdens interacties met burgers die de opgave om ruimte te geven aan initiatieven zo complex maakt. Een overheid die burgers probeert te activeren is een andere dan een overheid die probeert in te spelen op initiatieven waarmee zij zich geconfronteerd ziet. Ruimte geven krijgt vermoedelijk in beide gevallen een andere betekenis. Om dit verder te analyseren, wordt de activerende overheid vergeleken met de overheid die inspeelt op actieve burgers. Niet-actieve burgers activeren Sinds enkele jaren probeert de overheid initiatieven van burgers te stimuleren. Volgens Tonkens (2009) is er sprake van een uitnodigende en verbindende overheid die burgers probeert te activeren, zonder hun initiatieven over te nemen. Dit is een overheid die zich niet langer terugtrekt en burgers overlaat aan hun eigen verantwoordelijkheid, maar een overheid die zelf weer actief is en burgers medeverantwoordelijk probeert te maken voor de publieke zaak. We zien deze beweging terug in het regeerakkoord van het kabinet Balkenende IV, waarin veel werd gesproken over samenwerking met burgers (Ministerie van Algemene Zaken, 2007). In de praktijk heeft deze benadering zich vertaald in de inzet van financiële middelen door het departement van Wonen, Wijken en Integratie, gericht op het bevorderen van bewonersinitiatieven in de krachtwijken van de grote steden. Sleutelwoorden in het beleidsjargon zijn stimuleren en faciliteren van burgerinitiatieven. Wat daar precies mee wordt bedoeld, blijft vaak betrekkelijk vaag. In ieder geval is er sprake van een behoorlijk grote inzet van professionals en van financiële middelen in de vorm van wijkbudgetten, vouchersystemen of buurtcheques (Tonkens & Kroese, 2009; Van Ankeren e.a., 2010). Het zijn ambtenaren en professionals in de wijk die niet-actieve bewoners attent maken op de mogelijkheden om een initiatief te bedenken en daar uitvoering aan te geven. Bewoners die na enige stimulans bijvoorbeeld een plein willen opknappen, een ontmoetingsruimte voor allochtone vrouwen willen oprichten of met elkaar een kunstwerk in de buurt willen maken, kunnen vervolgens een aanvraag indienen voor financiële middelen. Vaak worden ze door professionals geholpen bij het indienen van de aanvraag en bij de uitvoering van hun initiatief. Uit onderzoek over de Amsterdamse wijkaanpak blijkt dat professionals bij het indienen van aanvragen hulp bieden en nadrukkelijk bij de uitvoering van bewonersinitiatieven betrokken zijn (Van Ankeren e.a., 2010). Veel initiatieven in de krachtwijken zouden waarschijnlijk zonder de steun van professionals niet zijn bedacht, ingediend of uitgevoerd. Vergelijkbare bevindingen komen ook naar voren uit recent onderzoek naar experimenten met voucherregelingen in meer steden (Tonkens & Kroese, 2009).

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 242 De activerende overheid zoekt naar burgers die willen meedoen in hun buurt en wijk, vanuit de gedachte dat ze, eenmaal geactiveerd, ook in de toekomst wat vaker actief zullen zijn. Gemeenten zien het bevorderen van burgerinitiatieven hierbij niet als doel op zich, maar als middel om de betrokkenheid van burgers bij hun buurt te vergroten, om de leefbaarheid in de buurt te verbeteren, om hardnekkige problemen aan te pakken, om meer sociaal kapitaal bij burgers te ontwikkelen of om de sociale cohesie in een buurt te versterken. Vooral het versterken van sociaal kapitaal en sociale cohesie zijn door het invloedrijke WRR-rapport Vertrouwen in de buurt (2005) belangrijke beleidsdoelen geworden voor veel gemeenten. Er is inmiddels een discussie gaande of dit soort doelen reëel zijn, of ze in de praktijk worden bereikt en bovendien of initiatieven van burgers het juiste middel vormen om deze doelen te bereiken (Van Stokkom & Toenders 2010; Linders, 2010). Ongeacht wat we hiervan vinden, is duidelijk dat de overheid behoorlijk ambitieus is in het activeren van burgers via initiatieven in de buurt en de wijk. Niet-actieve burgers activeren en ruimte geven aan hun initiatieven is een veeleisend proces. Het vergt ten eerste dat ambtenaren en professionals burgers mobiliseren om actief te worden en tegelijkertijd dat zij niet alle kastanjes voor hen uit het vuur halen, hen onteigenen als initiatiefnemer door het initiatief over te nemen of een professionele barrière opwerpen, door zelf te willen bepalen wat de beste oplossing is voor een probleem (Van Ankeren e.a., 2010; Van Stokkom & Toenders 2010). Het vergt een combinatie van optreden en terughoudendheid, die van situatie tot situatie en van persoon tot persoon kan verschillen. Het belang van terughoudendheid blijkt uit een onderzoek onder geactiveerde bewoners in Amsterdam (Wenker, te verschijnen). Vooral bij de uitvoering van hun initiatief is het cruciaal dat bewoners actief betrokken blijven, omdat het bijdraagt aan de diepgang van hun betrokkenheid, hen positiever stemt over hun buurt, hun enthousiasme en hun zelfvertrouwen vergroot, en ertoe bijdraagt dat ze geregeld actief blijven. Activeren en ruimte geven vergt, ten tweede, ook dat ambtenaren en professionals hun uiterste best doen om barrières weg te nemen die het succes van een initiatief in de weg staan. Een belangrijke barrière aan de kant van de overheid en maatschappelijke instanties is dat gewekte verwachtingen niet worden waargemaakt of dat resultaten te lang uitblijven. Als hier niets aan gebeurt, dan raken burgers teleurgesteld en haken ze af (Van Ankeren e.a., 2010; Wenker, te verschijnen). Barrières wegnemen kan ook betekenen dat ongelijkheid in participatie wordt voorkomen, zodat een initiatief niet alleen binnen de eigen groep relevant is of dat de toch al actieve burgers worden bereikt en niet-actieve burgers buiten beeld blijven (Tonkens, 2009). Ten derde vergt activeren en ruimte geven dat de overheid niet-actieve burgers niet overvraagt (Tonkens, 2009). Sommige mensen kunnen niet actief worden wegens gebrek aan competenties en anderen willen niet. Het is dus zeer de vraag of de overheid er verstandig aan doet om iedereen te willen activeren, zeker als participatie een middel vormt waarmee de overheid een ander doel wil bereiken. Inspelen op actieve burgers De andere kant van de medaille bij de verwevenheid tussen overheid en initiatieven van burgers is het inspelen op burgers die al actief zijn. Bestuurders, ambtenaren en professionals zien zich geregeld geconfronteerd met actieve burgers die iets van hen willen. Als gevolg van de eerder besproken politieke herwaardering worden er campagnes zoals Help! een burgerinitiatief gevoerd (Van der Heijden e.a., 2007). De overheid, maar ook welzijnsinstellingen en woningcorporaties, worden aangemoedigd te leren omgaan met initiatieven van actieve burgers die bij hen aankloppen. Veel van deze instanties zijn gewend geraakt om burgerparticipatie zelf vorm te geven via interactieve beleidsvorming of burgerbestuur (Van der Heijden e.a., 2007; Wagenaar 2005). Het is voor hen daarom een cultuuromslag om aansluiting te zoeken bij participatie die toch al plaatsvindt. De complexiteit van het inspelen op initiatieven van actieve burgers is nog veel groter dan bij het activeren

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 243 Corrigerende relaties tussen initiatieven en instituties ontstaan als burgers initiatieven nemen om door hen ervaren negatieve gevolgen van overheidsbeleid af te wenden. Hierbij zien we twee vormen van initiatief ontstaan. Ten eerste zien we burgers die alternatieve plannen aandragen voor onwelgevallig overheidsbeleid. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de boeren in de Overdiepse polder die zich geconfronteerd zagen met een plan van Rijkswaterstaat om hun polder als noodoverloopgebied in te richten. In een overleg met alle bewoners besloten ze tot een aanpak gericht op samenwerking met de overheid. Ze ontwikkelden een alternatief plan, later bekend geworden als het terpenvan niet-actieve burgers. De belangrijkste reden hiervoor is de enorme diversiteit aan initiatieven die in de samenleving te vinden is. Om deze diversiteit enigszins te reduceren, kunnen we drie soorten relaties onderscheiden tussen initiatieven en instituties. Het gaat om hulpbehoevende, aanvullende of corrigerende relaties. Bij iedere soort relatie kan ruimte geven iets anders inhouden. Hulpbehoevende relaties komen waarschijnlijk het meeste voor. Burgers zien een maatschappelijk probleem, trekken het zich aan, bedenken oplossingen, gaan ze in de praktijk proberen te brengen en kunnen daarbij wel wat hulp gebruiken. We zien deze relaties bijvoorbeeld bij de ouders die in Almere het A-complex de eerste woongroep in Nederland voor schizofrene mensen hebben opgericht (zie Verhoeven, 2006 voor een uitgebreide beschrijving). Het oprichten van deze woongroep bleek niet eenvoudig. Met een visiedocument onder de arm wekten de ouders de interesse van een woningstichting. Vervolgens ontdekten ze een woon-zorgstimuleringsregeling van het Ministerie van VROM, waarmee ze hun plannen verder konden ontwikkelen. Ze klopten aan bij de gemeente voor een geschikte bouwlocatie en ze vonden een zorgleverancier die mee wilde werken. Dit alles vergde van de initiatiefnemers heel veel tijd en inzet, kennisontwikkeling, overtuigingskracht, politieke lobby en improvisatievermogen binnen een complex woud aan regels in de zorg. Van de overheden en instanties vergde het openheid voor een initiatief buiten de reguliere behandelmodellen om, een luisterend oor, betrokkenheid en subsidie; behoeftes die volgens Hurenkamp e.a. (2006) in wisselende mate bij veel initiatieven van burgers aan de orde kunnen zijn. Veel van de meegaandheid bij de overheid en instanties was bij de oprichting van het A-complex afhankelijk van de personen waar de ouders mee te maken kregen. Aanvullende relaties tussen initiatieven en instituties doen zich voor bij initiatieven die zich richten op publieke voorzieningen die de overheid niet langer garandeert (Wagenaar, 2005). Het meest pregnant zien we dit gebeuren in plattelandsgemeentes met veel verschillende dorpskernen, zoals in het geval van de gemeente Boarnsterhim en het dorp Reduzum, gelegen onder de rook van Leeuwarden (Verhoeven, 2006). Tegen de verwachtingen van de gemeente in, slaagde de Vereniging Doarpsbelang Reduzum erin om een groot aantal projecten te realiseren die stuk voor stuk bijdroegen aan de leefbaarheid van het dorp. Er werden onder andere woningen voor starters gebouwd en later een woon-zorgcombinatie voor ouderen, om te voorkomen dat het dorp leeg zou stromen. Van de winst van deze projecten werden bovendien een kantine, een ijsbaan, een jachthaven en een windmolen gebouwd en werd de dorpsschool verbouwd. De gemeente was bij deze en andere initiatieven van de vereniging vooral een sta-in-de-weg. Zij achtte projecten niet rendabel, deed moeilijk over vergunningen, liet de vereniging lang wachten op beoordeling van beleidsplannen wegens gebrek aan personeel, had niet in de gaten dat er soms behoefte bestond aan expertise en zag de plannen als een aantasting van de eigen beleidsvisie. De gemeente stond niet open voor de kennis en ideeën van de vereniging. Daarom zocht de Vereniging Doarpsbelang samenwerking met andere overheden en instanties. Ze kwam tot samenwerking met de provincie Friesland, een belangenbehartiger van dorpsverenigingen, een woningcorporatie en een zorggroep. Onder druk van deze coalitie werkte de gemeente uiteindelijk wel mee bij het verlenen van vergunningen.

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 244 plan (Verhoeven, 2006). Na aanvankelijk enthousiaste reacties van betrokken overheden, botsten de boeren vervolgens op de bureaucratie en op de ingenieurscultuur, gericht op het zelf uitvoeren van ruimtelijke plannen. Na toetreding tot een Provinciale stuurgroep nam de duidelijkheid en overzichtelijkheid van de totale planvorming voor de boeren af. Ze verloren bovendien het initiatief over hun terpenplan toen er nog een andere stuurgroep werd opgericht die drie varianten ging ontwikkelen voor de inrichting van de Overdiepse polder. Het terpenplan was een van die drie varianten, maar moest dus wel concurreren met overheidsplannen. Daarom trokken de boeren alle registers open die ze kenden om de politiek te beïnvloeden. En uiteindelijk hadden ze succes. Het terpenplan is gekozen als beste oplossing en wordt uitgevoerd. De boeren zijn er in geslaagd om de overheid te corrigeren in haar beleid met een eigen plan. Ten tweede zien we bij corrigerende relaties vormen van initiatief ontstaan van burgers die door protestgedrag de plannen van de overheid willen beïnvloeden. We zien dit veel gebeuren bij ruimtelijke kwesties zoals de aanleg van snelwegen, slibdepots, noodoverloopgebieden, natuurontwikkeling in agrarische gebieden en talrijke processen van gemeentelijke herindeling (Verhoeven, 2009). De overheid reageert doorgaans afwijzend op dit protestgedrag, door burgers te zien als opportunisten die last hebben van een Not-In-My- Back-Yard (NIMBY) syndroom, dat wordt gemotiveerd door egoïsme en calculerend gedrag. Soms blijkt dat het protestgedrag ook door dergelijke motieven is ingegeven. Maar het blijkt ook geregeld niet terecht te zijn om protesterende burgers zo opzij te zetten, omdat ze een signaal afgeven over slecht beleid, een slecht functionerende overheid of ondemocratisch politiek gedrag. Burgers proberen via protestgedrag de overheid of de politiek geregeld te corrigeren (Verhoeven, 2009). We zien aan de uiteenlopende relaties die zich kunnen voordoen tussen initiatieven van actieve burgers en de overheid dat ruimte geven zeer uiteenlopende betekenissen kan hebben. Die betekenissen variëren van steun op maat bij hulpbehoevende relaties, welwillendheid en medewerking bieden bij aanvullende relaties tot openheid en aanspreekbaarheid bij corrigerende relaties. Bewust omgaan met initiatieven De belangstelling voor initiatieven van burgers maakt vrij aannemelijk dat er een herziening van de verhoudingen tussen overheid en burgers gaande is. De overheid en ook maatschappelijke instanties zoals welzijnsorganisaties en woningcorporaties zijn momenteel zoekende hoe zij in dit herzieningsproces invulling kunnen geven aan hun uitnodigende, stimulerende, verbindende en faciliterende taken. Hierbij speelt echter het probleem dat ruimte bieden aan initiatieven van geactiveerde burgers van een hele andere orde blijkt te zijn dan ruimte bieden aan initiatieven van reeds actieve burgers. Ruimte geven in een proces van activering vergt optreden en terughoudendheid, het wegnemen van barrières in de eigen organisatie en tussen burgers onderling, en burgers niet overvragen. In veel gevallen gaat het over mensen die graag willen meedoen, maar die niet zozeer willen meebeslissen met de overheid. Het is van belang om hun meedoen niet te smoren in ingewikkelde beleidsdoelen of grote democratiseringsidealen. Het is bovendien van belang om ambtenaren en professionals te trainen en veel intervisie tussen hen te organiseren, zodat zij het ruimte geven aan niet-actieve burgers goed in de vingers krijgen. Kortom, het vergt veel reflectie op en een zeer bewuste omgang met de voorzichtige en prille initiatieven van zojuist geactiveerde burgers. Zo n reflexieve houding en werkwijze is ook nodig bij initiatieven van actieve burgers. Vaak gaat het hierbij om vrij assertieve en kundige burgers die niet alleen willen meedoen, maar ook een vorm van zeggenschap over hun initiatief willen behouden of invloed willen op de plannen van de overheid. Ruimte geven betekent bij deze burgers het onderkennen van en inspelen op de variabele behoeften die zij hebben, open staan voor hun kennis, ideeën en concrete oplossingen, met hen leren samenwerken, en leren van hun kritiek die

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Ruimte geven aan initiatieven van burgers P. 245 via protest wordt verwoord. Het is cruciaal om niet defensief op initiatieven van actieve burgers te reageren. Zeker bij aanvullende of corrigerende relaties is de kans op zulke reactie bij de overheid groot. Politici voelen zich bedreigd in hun politieke mandaat, ambtenaren in hun expertise en afwegingskaders. Daarom vergt het ruimte geven aan initiatieven van actieve burgers dat ze tegemoet worden getreden door specialisten die de competenties hebben om met de behoeften, alternatieven en kritiek van actieve burgers om te gaan, die zich tegelijkertijd goed kunnen verplaatsen in de politiek en de overheid en die tussen actieve burgers en de overheid kunnen bemiddelen. Ruimte geven aan burgers wordt de komende jaren waarschijnlijk alleen maar belangrijker. Niet alleen omdat er al een verschuiving in de relaties tussen overheid en burgers is ingezet, maar ook omdat de overheid de komende jaren door bezuinigingen waarschijnlijk nog meer beroep zal gaan doen op burgers. Als de overheid niet bewuster omgaat met ruimte geven en de verschillen in aanpak die daarbij komen kijken, dan zullen veel burgers de zure druiven proeven van een overheid die wel zegt hun initiatief te waarderen maar die daar in de praktijk te weinig blijk van geeft. Imrat Verhoeven (I.Verhoeven@uva.nl) is socioloog en onderzoeker aan de afdeling Sociologie en Antropologie van de Universiteit van Amsterdam. Ministerie van Algemene Zaken (2007) Samen werken, samen leven, Coalitieakkoord CDA, PvdA & ChristenUnie, Den Haag Stokkom, B. van & N. Toenders (2010) De sociale cohesie voorbij. Actieve burgers in achterstandswijken, Amsterdam University Press, Amsterdam Tonkens, E.H. (2009) Tussen onderschatten en overvragen. Actief burgerschap en activerende instituties in de wijk, SUN Trancity, Amsterdam Tonkens, E.H. & G.J. Kroese (2009) Bewonersparticipatie via vouchers: democratisch en activerend?, Ministerie van VROM, Den Haag Tweede Kamer (2003-2004) Verkenning burgerschap en andere overheid 29362, Tweede Kamer, Den Haag Verhoeven, I. (2006) Alledaags politiek burgerschap en de overheid, In: P. Meurs, E. Schrijvers & G. De Vries, Leren van de praktijk. Gebruik van lokale kennis en ervaring voor beleid, Amsterdam University Press, Amsterdam, p. 119-143 Verhoeven, I. (2009) Burgers tegen beleid. Een analyse van dynamiek in politieke betrokkenheid, Aksant, Amsterdam Wagenaar, H. (2005) Stadswijken, complexiteit en burgerbestuur, XPIN, Den Haag Wagenaar, H. & M. Specht (2009) Geëngageerd bewonerschap. Bewonersparticipatie in drie Europese steden, NICIS Institute, Den Haag Wenker J.H. (te verschijnen) Local differences in the enhancement of local social participation in deprived neighbourhoods within three local district authorities in Amsterdam, Master thesis Program Social Policy and Social Work in Urban Areas, Universiteit van Amsterdam Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2005) Vertrouwen in de buurt, Amsterdam University Press, Amsterdam. Wijdeven, T. van de & F. Hendriks (2010) Burgerschap in de doe-democratie, NICIS Institute, Den Haag Literatuur Ankeren, M. van, E. Tonkens & I. Verhoeven (2010) Bewonersinitiatieven in de krachtwijken van Amsterdam. Een verkennende studie, Hogeschool van Amsterdam/Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Heijden, J. van der, L. van der Mark, J. van Zuylen & A. Meiresonne (2007) Help! een burgerinitiatief, InAxis/Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag Hurenkamp, M., E. Tonkens & J.W. Duyvendak (2006) Wat burgers bezielt, Universiteit van Amsterdam/NICIS Kenniscentrum Grote Steden, Amsterdam Jong, S. de (2010) Burgerinitiatief komt niet uit de verf, NRC Handelsblad, 15 februari Kennedy, J.C. (2010) Bezielende verbanden. Gedachten over religie, politiek en maatschappij in het moderne Nederland, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam Linders, L. (2010) De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt, Sdu Uitgevers, Den Haag

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Eten gepensioneerden hun woning op? P. 246 Eten gepensioneerden hun woning op? Janneke Toussaint Ouderen in Nederland blijken meestal niet van plan te verhuizen om het pensioen aan te kunnen vullen

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Eten gepensioneerden hun woning op? P. 247 De vergrijzing en de daarbij behorende demografische druk nemen toe en bedreigen de betaalbaarheid van collectieve voorzieningen voor de ouderen. Europese overheden zoeken naar oplossingen, kijken naar het vermogen van individuele huishoudens en stuiten dan al snel op het feit dat veel huishoudens een woning bezitten en daardoor relatief rijk zijn. Zijn huishoudens van plan die woning te gebruiken om het inkomen en welzijn op de oude dag op peil te houden? En kan het vermogen in de woning deel uitmaken van het pensioenbeleid? De toenemende vergrijzing maakt pensioenen steeds duurder, vooral de pensioenen die direct worden betaald door de werkende generaties. Daarnaast doet een groeiende groep ouderen beroep op de zorgsector. De overheidsuitgaven stijgen en zullen naar verwachting verder stijgen in de toekomst. Overheden zoeken daarom naar manieren om de betaalbaarheid in de hand te houden. Europese burgers hebben vaak vermogen en vooral de koopwoning is een substantieel onderdeel in de vermogensportefeuille. Eigenaar-bewoners bouwen vermogen op door de hypotheek af te betalen en door te profiteren van stijgende huizenprijzen. Het is steeds gemakkelijker om dat vermogen weer aan de woning te onttrekken met behulp van hypotheekproducten, zoals de opeethypotheek. Voor eigenaar-bewoners zou het daarom aantrekkelijk kunnen zijn om de woning op de oude dag weer in geld om te zetten ( op te eten ). Kan dat de druk verlagen op de overheidsuitgaven? In dit artikel wordt gekeken naar plannen van huishoudens om hun woning op te eten in Duitsland, Hongarije en Nederland. In de conclusie wordt verder ingegaan op de keerzijden van deze praktijk, specifiek in het licht van de Nederlandse context. Life cycle theorieën Verwachtingen over het gebruik van vermogen door ouderen worden meestal gebaseerd op Life Cycle Models. Deze modellen gaan ervan uit dat mensen hun inkomen gelijkmatig proberen te verdelen over hun leven. Jonge mensen verdienen minder dan hun gemiddelde levensinkomen en zullen daarom lenen. Mensen rond de 45 jaar hebben een hoger inkomen en sparen en bouwen vermogen op. Als ze met pensioen gaan en het inkomen daalt, zullen ze ontsparen en hun vermogen consumeren. Mensen zouden volgens deze benadering vooruitkijken in het leven en plannen voor de oude dag. Inmiddels is gebleken dat mensen minder consumeren dan gedacht, omdat ze altijd geld achter de hand willen houden voor het geval er iets gebeurt. Een andere factor is dat mensen wat na willen laten aan de kinderen (Browning & Crossley, 2001). Vooral het vermogen in de woning wordt nauwelijks geconsumeerd. Een belangrijke verklaring zou zijn dat mensen denken het alleen door verkoop te gelde te kunnen maken. Financiële markten hebben echter hypotheekproducten ontwikkeld waarmee men vermogen kan onttrekken aan de woning en toch in de woning kan blijven wonen: opeethypotheken. Gepensioneerden nemen dan een hypotheek om hun pensioeninkomen aan te vullen. De rente wordt niet maandelijks betaald, maar wordt bijgeschreven bij de lening. Pas als de woning wordt verkocht, bij verhuizing of overlijden, wordt de lening afgelost. Er wordt gesugge-

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Eten gepensioneerden hun woning op? P. 248 Tabel 1 Ontwikkeling financiële markten (bron: London Economics, 2005) Duitsland Hongarije Nederland Hypotheek beschikbaarheidsindex 0,82 0,77 0,88 Beschikbaarheid omgekeerde hypotheken Beschikbaar Beperkt beschikbaar Beschikbaar Verwachting consumptie woningvermogen oude dag minder minst meest Tabel 2 Consumptie van het woonvermogen op oude dag (bron: The Gallup Organisation, 2008) Duitsland Hongarije Nederland % Ja, ik zou overwegen om op Niet-gepensioneerden 21,4 8,8 24,1 mijn oude dag een hypotheek op te nemen, of mijn huis te Gepensioneerden % Ja, dat heb ik al gedaan 2,3 6 2,8 verkopen, terwijl ik het recht houd % Ja, dat ben ik van plan 5,2 2,5 5,8 erin te wonen reerd dat in landen met goed ontwikkelde financiële markten, zoals in Nederland, huishoudens op deze manier het vermogen in de woning zullen willen consumeren als het inkomen na het werkzame leven daalt (London Economics, 2005). De verwachting is dat plannen om het vermogen in de woning (vanaf nu woningvermogen ) te consumeren afhankelijk zijn van de beschikbare hypotheekproducten. Tabel 1 laat zien dat deze producten het meest beschikbaar zijn in Nederland en het minst in Hongarije. Daaruit volgt de hypothese dat in Nederland de bereidheid het grootst is om het woningvermogen te consumeren op de oude dag, terwijl deze in Duitsland minder groot en in Hongarije het geringst is. Europees onderzoek Deze studie is gebaseerd op een deel van de onderzoeksresultaten van het Europese onderzoeksproject Demographic Change and Housing Wealth (voor meer informatie: www.demhow.bham.ac.uk). In acht landen zijn in de zomer van 2009 dertig eigenaar-bewoners geïnterviewd. Er is gevraagd naar opvattingen en plannen met betrekking tot pensioenen en zorg op de oude dag en naar de rol van familie en het eigenwoningbezit. De uitkomsten zijn door de onderzoekers ter plaatse geïnterpreteerd en gerapporteerd. De landenrapporten zijn de basis voor deze analyse. Drie landen zijn geselecteerd. Ze verschillen qua woningmarkt, hypotheekmarkt, pensioenen en zorg voor ouderen. Uit een grootschalige enquête, de Eurobarometer, waarin het idee van het consumeren van het woningvermogen werd voorgelegd, blijkt dat in alle drie de landen een minderheid overweegt de woning op te eten (The Gallup Organisation, 2008) (tabel 2). Toch blijkt dat in Nederland inderdaad de meeste respondenten van plan zijn hun

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Eten gepensioneerden hun woning op? P. 249 woningvermogen te consumeren, minder in Duitsland en het minst in Hongarije. Dit bevestigt de hypothese. Opvallend is echter dat onder de gepensioneerden, niet de Nederlanders of de Duitsers deze optie het vaakst hebben gebruikt, maar de Hongaren (tabel 2). Blijkbaar speelt er meer mee dan de beschikbaarheid van financiële producten. Lage woonlasten In Duitsland is slechts 42 procent van de huishoudens eigenaar-bewoner en dus 58 procent huurder. Vooral mensen met hoge inkomens en relatief veel vermogen kiezen ervoor een woning te kopen. Uit de interviews blijkt dat giften, erfenissen of leningen van familieleden een belangrijke rol spelen in de financiering. De hoogte van hypotheken is in Duitsland beperkt. Een hypotheek is iets waar de geïnterviewden zo snel mogelijk vanaf willen. Na hun pensionering hebben eigenaar-bewoners normaliter geen hypotheek meer. De vergrijzing heeft in Duitsland al grote impact op beleid. Pensioenen worden minder genereus en er is een groeiende nadruk op eigen verantwoordelijkheid. Verzekeringsproducten en ook vastgoed spelen een belangrijke rol in de financiële planning. Degenen die het zich kunnen permitteren zien een tweede woning als een goede investering voor later. Ze genereren inkomen uit de woning door te verhuren. Behalve de pensioenen staat in Duitsland ook de zorg onder druk. Het is nu al niet ongewoon dat een kind voor de ouders zorgt en in ruil de woning erft. Sommige mensen anticiperen op toekomstige zorgverlening aan ouders, door hun huis zo in te richten dat een zieke ouder bij hen in kan komen wonen. Voor de eigen oude dag beschouwen de Duitse geïnterviewden de afwezigheid van maandelijkse huur als belangrijkste voordeel van een koopwoning. Voor jonge Duitsers is dit een reden om een woning te kopen. Relatief lage woonlasten betekent een groot voordeel ten opzichte van de vele huurders in het land. Mensen hebben doorgaans geen plannen om de woning te verkopen. Alleen als men financieel niet zou kunnen rondkomen, of intensieve zorg nodig heeft, kan men zich voorstellen om verkoop te overwegen. Ook al kunnen sommige niet-gepensioneerden zich voorstellen een opeethypotheek te overwegen als het pensioeninkomen laag uit zou vallen, over het algemeen ziet men een opeethypotheek in Duitsland niet zitten. Een dergelijke hypotheek zou mensen opnieuw afhankelijk maken van de bank en opschepen met een moeilijk te doorgronden financieel product. Bovendien zijn veel respondenten zelf ooit geholpen met een erfenis en dit willen ze ook graag doen voor hun kinderen. Kortom, omdat de eigenaar-bewoners in Duitsland de rijkere huishoudens zijn, ze relatief lage woonlasten hebben, de woning graag na willen laten aan de kinderen, en soms nog tweede woningen bezitten, is het onwaarschijnlijk dat ze de woning waarin ze wonen op zullen eten (Helbrecht & Geilenkeuser, 2009). Familiebanden In Hongarije is het overgrote deel van de bevolking eigenaar-bewoner (96 procent) en is een koopwoning een cruciaal financieel startpunt van het zelfstandige leven van jonge huishoudens. Familieleden, vaak ouders, helpen bij de verwerving van een koopwoning door een deel te betalen,

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Eten gepensioneerden hun woning op? P. 250 Wanneer een solide sociaal zekerheidsstelsel ontbreekt, is consumptie van het eigen woningvermogen een realistische optie of door een woning door te geven die al in familiebezit was. Ten tijde van het communisme had iedereen werk en kon rekenen op steun van de overheid. Tijdens de transitie in de jaren negentig liep de werkloosheid op en sloeg de inflatie toe. Veel mensen raakten in armoede. Het sociale zekerheidsstelsel kon de druk niet aan en financiële risico s kwamen op het bordje van de huishoudens te liggen. Als gevolg zijn familiebanden cruciaal geworden voor het welzijn van Hongaarse huishoudens. Ouders helpen kinderen als ze in financiële nood zitten en kunnen rekenen op hun kinderen als ze zorg of hulp nodig hebben op de oude dag. Erfenissen spelen een belangrijke rol: degenen die zorgen voor de ouderen, erven. Veel Hongaren kunnen nauwelijks rondkomen en dus ook niet sparen voor later. Het ontvangen van een pensioen gaat daarom in Hongarije niet logischerwijs samen met het stoppen met werken. In tegendeel, dit is juist het moment waarop men doorgaat met werken om eindelijk geld te kunnen sparen, de kinderen meer te kunnen geven, of om meer te kunnen consumeren. Voor bevoorrechte mensen die substantiële vermogensdelen hebben geërfd of goed hebben geboerd tijdens hun werkende leven, speelt de woning slechts een beperkte

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Eten gepensioneerden hun woning op? P. 251 rol. Voor vele anderen staat de woning noodzakelijkerwijs centraal in de financiële strategieën. Als deze mensen niet meer in staat zijn te werken op hun oude dag en de familie niet meer steun kan verlenen dan ze al doet, zullen ze het woningvermogen in moeten zetten. Als verhuizen naar een goedkopere woning geen optie is omdat de koopwoning niet veel waard is dan zullen ze een opeethypotheek moeten nemen. De Hongaren kennen dit product: er wordt veel reclame voor gemaakt. Het al dan niet hebben van kinderen blijkt dé cruciale factor. Mensen zonder kinderen zien de koopwoning meer als potentiële bron van inkomen. Als mensen echter kinderen hebben en zeker als die kinderen zelf nog geen woning bezitten, dan wordt er alles aan gedaan om de woning in de familie te houden. In geval van nood overweegt men een deel van de woning te verhuren of zelfs in te trekken bij de kinderen om de gehele woning te kunnen verhuren. Opeethypotheken betitelen mensen vaak als onethisch omdat de woning cruciaal is voor het toekomstige financiële welzijn van hun kinderen. In Hongarije staan de familiebanden duidelijk centraal, de woning houdt men zo lang als mogelijk in bezit. Echter, door het gebrek aan een solide sociaal zekerheidsstelsel is consumptie van het woningvermogen een realistische optie (Hegedüs & Szemö, 2009). Aflossingsvrije hypotheek In Nederland is het aandeel eigenaarbewoners 57 procent. Het zijn vooral de midden- en hogere-inkomensgroepen die kopen. Typisch voor Nederland zijn de hoge hypotheken en gedeeltelijke financiering met aflossingsvrije hypotheken. In toenemende mate houden Nederlandse gepensioneerden een hypotheek. Het wordt normaal gevonden dat mensen na hun pensionering financieel goed rond kunnen komen. Een sterke daling van het inkomen wordt dan ook niet verwacht bij pensionering, wel dat men langer door zal moeten werken dan de huidige generatie ouderen. Enkele jongeren voorzien dat ze zelf substantieel vermogen op zullen moeten bouwen voor een goede oude dag. Voor zelfstandigen is voldoende inkomen wanneer men is gestopt met werken ook niet vanzelfsprekend. Anders dan werknemers, moeten zij zelf pensioenvermogen opbouwen. Terwijl mensen rekenen op professionele zorg als ze oud zijn, maken velen zich zorgen over de kwaliteit ervan. Zij verwachten dat mantelzorg, hulp van kinderen en buren belangrijker zullen worden. De Nederlandse overheid moedigt dit ook aan. Omdat huizenprijzen stijgen, vinden de meeste mensen kopen een goede investering. Dit betekent echter niet dat men ook van plan is deze investering te gelde te maken door goedkoper te gaan wonen. Vooral ouderen blijken niet van plan te verhuizen. Lage woonlasten als eigenaar-bewoner en het relatieve voordeel ten opzichte van de huurders wordt hier in tegenstelling tot in Duitsland niet genoemd. Belangrijke oorzaak zijn de niet afgeloste hypotheken. Een opeethypotheek is niet populair. Het betekent opnieuw afhankelijk zijn van de bank, groeiende schulden en misschien wel een schuld in plaats van de woning nalaten aan de kinderen. Als de nood aan de man zou zijn, lijken mensen liever te verhuizen dan een opeethypotheek te nemen. Toch zijn sommigen, vooral jongeren, nieuwsgierig naar hoeveel deze optie op zou kunnen leveren. Veel mensen verwachten echter op de oude

Jg. 43 / Nr. 4 / 2010 Eten gepensioneerden hun woning op? P. 252 Wie goed boert, heeft het vermogen uit de eigen woning niet nodig om later goed te kunnen leven dag niet hypotheekvrij te zijn waardoor zij niet in aanmerking komen voor een opeethypotheek. Interessant is dat de enkele jongeren die verwachten zelf pensioenvermogen op te moeten bouwen, ook zeggen te hebben gekocht als investering voor later. Soms wordt dit aangemoedigd door de ouders van geïnterviewden die spijt hebben dat ze nooit hebben gekocht en hun leeftijdsgenoten rijk hebben zien worden door de stijgende huizenprijzen. Tenslotte blijkt voor zelfstandigen het woningvermogen belangrijk: men zou goedkoper gaan wonen om vermogen te kunnen consumeren. In Nederland speelt de woning vooralsnog geen prominente rol in pensioenplannen. Het aflossen van de hypotheek (het sparen) om het pensioen mee aan te vullen, blijkt niet belangrijk. Echter, degenen die relatief lage pensioenen verwachten, blijken wel een rol te zien voor het woningvermogen (Toussaint & Elsinga, 2009). Ongelijkheid Door de verschillen in de mate van ontwikkeling van de hypotheekmarkten was de verwachting dat Nederlandse huishoudens zich meer zouden gedragen volgens de Life Cycle Models en consumptie van het woningvermogen plannen, de Duitsers minder en de Hongaren het minst. In alle drie de landen vinden we echter weinig enthousiasme over de opeethypotheek.