Een socio-economische analyse



Vergelijkbare documenten
Een socio-economische analyse

Een socio-economische analyse

Een socio-economische analyse

NOVEMBER 2014 BAROMETER

BAROMETER. Taalgebruik in de Vlaamse Rand

BAROMETER JUNI Kansengroepen blijven een structureel knelpunt 1

RESOC ZUID-OOST-VLAANDEREN DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES VOOR HET JAARLIJKS ONDERNEMINGSPLAN 2012.

FEBRUARI 2016 BAROMETER

SUBREGIONALE ANALYSE VAN DE VLAAMSE ARBEIDSMARKT. Departement WSE

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Een socio-economische analyse

RESOC LIMBURG Streek Noord-Limburg DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES VOOR HET JAARLIJKS ONDERNEMINGSPLAN 2012.

Arbeidsmarkt Vlaams-Brabant JUNI 2018

RESOC LIMBURG Streek Noord-Limburg DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES IKV HET JAP 2011.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2014

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

Een socio-economische analyse

Graag het absolute aantal en het groeipercentage in de periode eind mei eind mei 2017.

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

VDAB WERKLOOSHEIDSBERICHT JANUARI Kerncijfers werkloosheid. Evolutie Werkloosheid. NWWZ Vlaams Gewest - absolute aantallen

VDAB WERKLOOSHEIDSBERICHT MEI Kerncijfers werkloosheid. Evolutie Werkloosheid. NWWZ Vlaams Gewest - absolute aantallen

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De regionale impact van de economische crisis

De arbeidsmarkt in april 2015

De arbeidsmarkt in december 2014

RESOC LIMBURG Streek Zuid-Limburg DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES VOOR HET JAARLIJKS ONDERNEMINGSPLAN 2012.

De arbeidsmarkt in februari 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

WERK.FOCUS. Kwartaalbericht Vlaamse arbeidsmarkt Juni juni 2016

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

De arbeidsmarkt in oktober 2016

De arbeidsmarkt in maart 2015

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

De arbeidsmarkt in augustus 2015

De arbeidsmarkt in mei 2017

Arbeidsmarkt vijftigplussers

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

GENKSE BEVOLKING OP ARBEIDSLEEFTIJD NAAR SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

De arbeidsmarkt in juli 2014

Arbeidsmarkt Antwerpen JUNI 2018

De arbeidsmarkt in augustus 2017

Arbeidsmarkt West-Vlaanderen JUNI 2018

De arbeidsmarkt in april 2017

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

De arbeidsmarkt in augustus 2014

RESOC LIMBURG Streek West-Limburg

De arbeidsmarkt in mei 2016

De arbeidsmarkt in augustus 2013

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Regio Maasland SITUATIE IN LIMBURG

De Vlaamse arbeidsmarkt uit het dal? Luc Sels

Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap

De arbeidsmarkt in september 2014

WERK.FOCUS. Kwartaalbericht Vlaamse arbeidsmarkt April april 2017

De arbeidsmarkt in januari 2017

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

De arbeidsmarkt in mei 2015

Arbeidsmarkt Limburg JUNI 2018

De arbeidsmarkt in augustus 2016

De arbeidsmarkt in juni 2014

De arbeidsmarkt in oktober 2013

Foto van de lokale arbeidsmarkt

HOOFDSTUK 2. Onze opdracht

Arbeidsmarkt Oost-Vlaanderen JUNI 2018

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

De arbeidsmarkt in mei 2014

RESOC LIMBURG Streek Midden-Limburg DOSSIER TER ONDERSTEUNING VAN HET ADVIES VOOR HET JAARLIJKS ONDERNEMINGSPLAN 2012.

EVOLUTIE VAN DE WERKLOOSHEID Hoofdstuk 5

Langdurige werkloosheid in Vlaanderen

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

De arbeidsmarkt in maart 2017

De arbeidsmarkt in februari 2017

De arbeidsmarkt in maart 2016

De arbeidsmarkt in februari 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014

De arbeidsmarkt in november 2015

Lokale arbeidsmarktindicatoren in de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR)

De arbeidsmarkt in januari 2016

NOTA. Arbeidsmarktrapport SAMENVATTING. Pijler leren en werken

6/10/14. De arbeidsmarkt 3.0 FONS LEROY GEDELEGEERD BESTUURDER VDAB

De arbeidsmarkt in april 2016

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2016

De arbeidsmarkt in juni 2015

Lang naar school en toch werkzoekend! Toestand hooggeschoolden in de werkloosheid

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Arbeidsmarkt in Zuid-Oost-Vlaanderen

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Ondernemingen. 1 Meer oprichtingen dan stopzettingen. Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest. Streekpact Cijferanalyse.

De arbeidsmarkt in oktober 2014

Socio-economische blik op de Kempen

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Transcriptie:

Provincie Vlaams-Brabant & de Vlaams-Brabantse RESOC s Een socio-economische analyse VDAB Studiedienst 2013

Provincie Vlaams-Brabant en de Vlaams-Brabantse RESOC s Halle-Vilvoorde Leuven Een socio-economische analyse VOORJAAR 2013

VLAAMS-BRABANT Inhoudstafel 3-5 Demografie 6-8 Arbeidsmarkt 9-11 Werkende bevolking 12-14 Werkgelegenheid 15-18 Vacatures 19-24 Werkloosheid - de nwwz 25-26 Conjunctuur 27-31 De dienstverlening van de VDAB 32 Besluit - 2 -

DEMOGRAFIE Bevolking: aantal, structuur en vergrijzing In 2011 bedroeg de totale bevolking in Vlaams-Brabant ongeveer 1.091.000 personen. Sinds 2000 is de bevolking er met 7,5% toegenomen, wat meer is dan gemiddeld in Vlaanderen (zie figuur 1). De groei is weliswaar groter in de oudere lee1ijdsgroepen van de bevolking, maar in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde is vooral de groei van de jongere lee1ijdsgroepen in Vlaams-Brabant een stuk forser. De middenlee1ijdsgroep daalt iets sterker in aantal dan gemiddeld. Figuur 1: Totale bevolking De twee Brabantse regio s kenden een gelijkaardige groei, al was de groei van de jongste bevolkingsgroepen nog meer uitgesproken in RESOC Halle-Vilvoorde. De voorbije 10 jaar is de doorstromingscoëfficiënt (DC) in Vlaanderen onder de 100 gezakt, en is de vervanging van de arbeidskrachten demografisch gezien niet langer gegarandeerd. Uit prognoses van het Federaal Planbureau blijkt bovendien dat de dalende trend zich het komende decennium zal blijven doorze=en (zie figuur 2). In Vlaams-Brabant is de situa>e nog minder rooskleurig met een DC die al 6 punten onder kantelwaarde 100 ligt. De vergrijzing zal het komend decennium bovendien verder uitdiepen. Wel zijn er aanzienlijke regionale verschillen. - 3 - Provincie Vlaams-Brabant

Bron: Federaal planbureau - Bewerking VDAB Studiedienst Tot 2011: vaststellingen Vanaf 2012: prognose DOORSTROMINGSCOEFFICIENT Wat betekent deze indicator? De doorstromingscoëfficiënt gee1 de verhouding weer van de poten>ële in- en uitstroom op de arbeidsmarkt, afgaand op de verhouding tussen de jonge en oude lee1ijdscategorieën. In dit rapport is gekozen voor de ra>o tussen de bevolking van 20 tot 29 jaar en de bevolking van 55 tot 64 jaar. Andere ra>o's zijn mogelijk. Belangrijk is dat beide lee1ijdsgroepen goed gedefinieerd zijn en eenzelfde klassebreedte (in lee1ijdsjaren) hanteren. Als de coëfficiënt groter is dan 100 wil dit zeggen dat de lee1ijdsklassen die de arbeidsmarkt zullen verlaten meer dan volledig vervangen worden door jonge instromers. Omgekeerd duidt een coëfficiënt lager dan 100 erop dat de bevolkingsstructuur de vervanging van ui=reders niet volledig zal kunnen opvangen door jonge intreders. Figuur 2 Doorstromingscoëfficiënt RESOC Halle-Vilvoorde is sterker vergrijsd, en bovendien lijkt de reële vergrijzing in een sneller tempo te verlopen dan de prognose van het Planbureau liet vermoeden. RESOC Leuven daarentegen kent een guns>gere verhouding tussen jongeren en ouderen dan gemiddeld in Vlaanderen. - 4 -

AFHANKELIJKHEIDSRATIO Wat betekent deze indicator? De a7ankelijkheidsra8o is de verhouding tussen de bevolking buiten beroepsac>eve lee1ijd (0-19 jaar en 60- plus) en de bevolking op beroepsac>eve lee1ijd (20-59 jaar in deze parameter). Deze verhouding meet dus de druk van de inac>eve bevolking op de poten>ële beroepsbevolking. Een ra>o kleiner dan 100 wil zeggen dat er meer personen op beroepsac>eve lee1ijd zijn dan personen buiten beroepsac>eve lee1ijd, wat guns>g is. Een onguns>ge verhouding inac>efac>ef zet de sociale zekerheid onder druk, want een vergrijzende samenleving kan rekenen op een meerkost voor o.a. de we=elijke pensioenen en de gezondheidszorg, die door de huidige werkende genera>e moet gefinancierd worden (repar>>estelsel). Naast de zuiver demografische adankelijkheidsra>o is het ook mogelijk om de huidige reële druk op de werkende bevolking te berekenen via de verhouding tussen de effec>ef werkenden en de niet-werkenden. Dit noemen wij de ne=o adankelijk- De adankelijkheidsra>o in Vlaams-Brabant is anno 2011 een frac>e hoger dan gemiddeld. De druk op de ac>eve bevolking is dus quasi even groot, maar zal de komende jaren iets minder fors toenemen dan gemiddeld in Vlaanderen. Het Planbureau verwacht deze ra>o tegen 2023 boven kantelwaarde 100 zal s>jgen in Vlaams-Brabant, 2 jaar later dan het Vlaamse gemiddelde (zie figuur 3). In regio Leuven is de situa>e momenteel minder erns>g dan in Halle-Vilvoorde, maar toch is het uiterst belangrijk dat de bevolking overal lang genoeg ac>ef blij1. De ne=o adankelijkheidsra>o ligt in Vlaams-Brabant echter net onder het Vlaamse gemiddelde, ondanks de mindere demografische structuur: er zijn 129 niet-werkenden voor elke 100 werkenden. In RESOC Halle-Vilvoorde kan het rela>ef goede socio-economische profiel niet compenseren voor het minder guns>ge demografische profiel (zie verder) Figuur 3: Aankelijkheidsra o - 5 - Provincie Vlaams-Brabant

ARBEIDSMARKT Werkenden, werkzoekenden en inac8even In Vlaams-Brabant waren er in 2011 bijna 650.000 personen tussen 20 en 64 jaar, de beroepsac>eve lee1ijd. Hun posi>e op de arbeidsmarkt is rela>ef guns>g: ze wordt in gekenmerkt door een rela>ef hoge werkzaamheidsgraad en een rela>ef lage werkloosheidsgraad. Het verschil tussen de beide Brabantse regio s is beperkt (zie figuur 4) Figuur 4: Werkloosheidsgraad en werkzaamheidsgraad (2011) De socio-economische posi>e van de verschillende lee1ijdsgroepen (geslacht en lee1ijd) is echter niet eenduidig posi>ef: de werkzaamheid van de jongeren is een stuk lager dan gemiddeld, terwijl die van de ouderen een stuk hoger ligt, en dit opnieuw in beide Brabantse regio s. Figuur 5: Werkzaamheidsgraad volgens lee)ijd (2011) - 6 -

Bron: Steunpunt WSE i.s.m. Departement WSE - Bewerking VDAB Studiedienst Figuur 6: Werkloosheidsgraad volgens lee)ijd (2011) Ondanks deze lagere werkzaamheid, is ook de werkloosheidsgraad van de jongeren lager, wat dus betekent dat ze in Vlaams-Brabant later toetreden tot de arbeidsmarkt dan gemiddeld in Vlaanderen (zie figuur 6). Figuur 7: Werkzaamheidsgraad volgens geslacht (2011) Wat betre1 de werkzaamheid doen de mannen het even goed als gemiddeld, terwijl de vrouwen het iets beter doen. Er is nauwelijks verschil tussen de twee regio s (zie figuur 7). De werkloosheidsgraad ligt een stuk lager voor beide geslachten in beide regio s, al is de genderkloof in Halle-Vilvoorde een stuk groter dan in Leuven, waar deze zo goed als afwezig is (zie figuur 8). - 7 - Provincie Vlaams-Brabant

Figuur 8: Werkloosheidsgraad volgens geslacht (2011) Figuur 9: Evolu e werkzaamheidsgraad (20-64 jaar) Ondanks de hoge performan>e van de Vlaams-Brabantse arbeidsmarkt, hee1 de crisis ook in deze provincie zijn sporen nagelaten. Na vele jaren met een con>nu s>jgende werkzaamheid, zorgde de recessie in 2009 voor een daling. In 2010 volgde een eerste herstel, dat in Vlaams-Brabant eerder bescheiden was, en nog onder het niveau van 2008 bleef. In 2011 verzwakte de werkzaamheid opnieuw, zodat het verschil met Vlaanderen kleiner werd. Vooral Resoc Halle-Vilvoorde hee1 het de laatste jaren moeilijk om de werkzaamheid op peil te houden. Zo blij1 de afstand tot de centrale doelstelling van het werkgelegenheidsbeleid, een werkzaamheidsgraad van minstens 75, groter dan 2 punten(zie figuur 9). Bovendien zit de economische conjunctuur in 2012 weer in een neerwaarts gerichte trend, zodat een verder herstel mogelijk zal uitblijven. - 8 -

WERKENDE BEVOLKING Sectoren: groo;e en groei Vlaams-Brabant hee1 een performante arbeidsmarkt: 728 op 1.000 inwoners op beroepsac>eve lee1ijd is aan het werk (zie figuur 10). Dat zijn er 12 meer dan gemiddeld in Vlaanderen. De primaire en secundaire sector zijn weinig ontwikkeld in de Brabantse regio, en bovendien krimpt de tewerkstelling in deze sectoren er nog sterker dan gemiddeld (zie figuur 11). De ter>aire sector is de motor van de Vlaams-Brabantse economie, net als elders in Vlaanderen: qua tewerkstelling is het de grootste sector. Al zijn de groeicijfers procentueel minder groot dan gemiddeld, de dienstensector verscha1 aan veel meer personen werk in Vlaams-Brabant, en dit in bijna alle subsectoren. Vooral in regio Halle-Vilvoorde verdienen bijzonder veel inwoners hun brood in ter>aire sector, vooral in de sectoren met een grote vraag naar hooggeschoolde en commerciële profielen (informa>ca, financiële diensten, zakelijke dienstverlening), al zorgen ook de handel en de transport-logis>ek-post-sector voor veel tewerkstelling. Ook in regio Leuven floreert de ter>aire sector qua tewerkstelling, al is vooral de handel er wat beperkter. Vlaams-Brabanders werken tevens meer dan gemiddeld in de quartaire sector, vooral in regio Leuven. De Openbare Besturen zorgen voor een surplus aan tewerkstelling in beide regio s. In Leuven werkt men bovendien rela>ef veel in het Onderwijs en de Gezondheidszorg. - 9 - Provincie Vlaams-Brabant

Bron: Steunpunt WSE i.s.m. Departement WSE - Bewerking VDAB Studiedienst SECTORALE DENSITEIT VAN DE WERKENDE BEVOLKING Wat betekent deze indicator? De densiteit is het aantal werkenden per 1.000 inwoners op beroepsac>eve lee1ijd. Dit vertoont dus een sterke gelijkenis met de manier op de werkzaamheidsgraad wordt berekend. Het is daarom zowel een indica>e van de hoogte van de globale tewerkstelling in een regio, maar ook in welke sectoren de inwoners rela>ef veel of weinig werken. Door rekening te houden met het aantal inwoners schept dit een meer genuanceerd beeld dan louter het aandeel van een sector binnen het totaal van een regio, en zo zijn interregionale vergelijkingen zinvoller. In de gegevens wordt uitgegaan van de woonplaats van de werkende. Het gaat over het totale werkende bevolking, dus alle statuten (loontrekkend, zelfstandig en helper) Figuur 10: Sectorale densiteit van de werkende bevolking (20-64 jaar; 2010) Een rode kleur betekent dat een regio minstens 5% lager scoort dan Vlaanderen, een groene kleur 5% hoger. - 10 -

Figuur 11: Evolu e van de werkende bevolking (20-64 jaar, procentueel verschil tussen 2006 en 2010) Een rode kleur betekent dat de groei van een regio minstens 0,5 procentpunten lager is dan gemiddeld in Vlaanderen, een groene kleur 0,5 procentpunten hoger. - 11 - Provincie Vlaams-Brabant

WERKGELEGENHEID Jobra8o, pendel en sectoren De data over werkende bevolking vertellen ons in welke sectoren de inwoners werken, de werkgelegenheid gee1 meer informa>e over de plaats waar de jobs zich bevinden. Immers, door de intensieve interregionale pendel werken veel mensen niet in de regio waar ze wonen. Vooral stedelijke centra zijn sociaal en economisch sterk met hun hinterland verbonden, en hun impact reikt veel verder dan de stadsgrenzen. Vlaams-Brabant hee1 een lagere jobra>o dan gemiddeld, ondanks de hoge werkzaamheid van de bevolking (zie figuur 12). Wel is er een duidelijk verschil tussen de twee RESOC s: in Halle-Vilvoorde zijn er meer jobs in vergelijking tot de plaatselijke beroepsbevolking dan gemiddeld, in Leuven minder. Figuur 12: Jobra o - aantal jobs per 100 inwoners op arbeidslee)ijd (15-64 jaar; 2007-2010) Deze situa>e kan enkel verklaard worden door een intensieve interregionale pendel (zie figuur 13). RESOC Halle-Vilvoorde hee1 slechts een beperkt pendeldeficit, al is dit het voorbije jaar sterk aangegroeid, maar dit verbergt een bijzonder intensieve pendelstroom. Meer dan 60% van de lokale werkende bevolking doet dit niet in de eigen regio. Vooral het naburige Brussel, het grootste werkgelegenheidsbekken van België, is uiteraard een populaire werkbestemming. Maar er is eveneens een grote inkomende pendelstroom: 60% van lokale jobs wordt ingevuld door iemand van buiten de regio, vooral vanuit de omliggende regio s. RESOC Leuven hee1 een veel groter pendeldeficit, wat logisch is gezien de beperktere werkgelegenheid en de quasi even hoge werkzaamheid. Brussel en Halle-Vilvoorde zijn de meest populaire interregionale werkbestemmingen van de Leuvenaars. De inkomende pendel komt voornamelijk van de omliggende regio s. - 12 -

Bron: Steunpunt WSE i.s.m. Departement WSE - Bewerking VDAB Studiedienst Figuur 13: Regionale in- en uitgaande pendel (2010) De werkgelegenheid schetst dan ook een wat verschillend beeld dan de werkende bevolking. In globo zijn er in Vlaams- Brabant iets minder jobs dan gemiddeld (zie figuur 14). Sectoraal bekeken zijn er echter veel meer loontrekkende ter>aire jobs. Er zijn echter minder quartaire en vooral minder secundaire jobs dan gemiddeld. De ter>aire jobs zi=en geconcentreerd in Halle-Vilvoorde. Verschillende ter>aire subsectoren zorgen plaatselijk voor bijzonder veel werkgelegenheid. De quartaire werkgelegenheid zit echter voornamelijk in Leuven, via het Onderwijs en de Gezondheidszorg. De secundaire werkgelegenheid is in beide regio s een stuk minder ontwikkeld dan gemiddeld in Vlaanderen. SECTORALE DENSITEIT VAN DE WERKGELEGENHEID Wat betekent deze indicator? De densiteit is het aantal jobs per 1.000 inwoners op beroepsac>eve lee1ijd (20-64 jaar). Dit vertoont dus een sterke gelijkenis met de manier op de jobra>o wordt berekend. Het is daarom zowel een indica>e van de hoogte van de globale werkgelegenheid in een regio, maar ook in welke sectoren er rela>ef veel of weinig jobs aanwezig zijn. We maken een onderscheid tussen de loontrekkende en de zelfstandige werkgelegenheid. Bij deze laatste horen ook de jobs met het statuut helper. - 13 - Provincie Vlaams-Brabant

Figuur 14: Sectorale densiteit van de loontrekkende werkgelegenheid (2010) Een rode kleur betekent dat een regio minstens 5% lager zit dan Vlaanderen, een groene kleur 5% hoger. Er is iets minder zelfstandige ac>viteit in Vlaams-Brabant dan gemiddeld in Vlaanderen (zie figuur 15). Vooral in Leuven is er rela>ef weinig ondernemingszin. Figuur 15: Sectorale densiteit van de zelfstandige werkgelegenheid (2010) - 14 -

VACATURES Aantal, sector, evolu8e In 2012 ontving de VDAB in totaal 185.000 vacatures uit het Normaal Economisch Circuit zonder Uitzend (NECzU). Daarvan kwamen er bijna 26.000 uit Vlaams-Brabant (14,1%). In absolute aantallen genereert de ter>aire sector uiteraard ook in Vlaams-Brabant het meeste vacatures, maar ook rela>ef gezien komen er enkel meer dan gemiddeld uit deze sector (zie figuur 16). In RESOC Halle-Vilvoorde zijn er opvallend veel vacatures uit de groot en kleinhandel, transport-logis>ek-post, informa>ca -media-telecom. In Leuven zijn er bijzonder veel vacatures in de secundaire voedingssector, het ter>aire diensten aan personen, en het quartaire onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. Figuur 16: Aantal door de VDAB ontvangen vacatures uit het NECzU in Vlaanderen en het aandeel van de regio s t.o.v. Vlaanderen, per sector (2012) Een rode kleur betekent dat een (sub)sectoraal aandeel minstens 30% lager is dan het totale aandeel t.o.v. Vlaanderen, een - 15 - Provincie Vlaams-Brabant

Bron: VDAB Studiedienst De ondernemingen uit Halle-Vilvoorde bezorgen de VDAB de meeste vacatures, ruim 15.000 in 2012 (zie figuur 17). In Leuven ontving de VDAB bijna 11.000 vacatures uit het NECzU. De ter>aire sector genereert het grootste aantal vacatures (15.000), op ruime afstand gevolgd door de quartaire sector (8.500) en de secundaire sector (2.300). De primaire sector levert in vergelijking slechts een handvol vacatures aan (312). Figuur 17: Aantal door de VDAB ontvangen vacatures uit het NECzU per RESOC (2012) - 16 -

In 2011 veerde de vacaturemarkt terug recht na de crisisdip van 2008 en 2009, maar in 2012 volgt alwezer een nieuwe daling (zie figuur 18). De grootste dalingen worden opgetekend in de crisisgevoelige secundaire eb ter>aire sectoren (o.a. zakelijke dienstverlening en logis>ek-transport), een gevolg van de mindere economische conjunctuur. Figuur 18: Evolu e van de door de VDAB ontvangen vacatures uit het NECzU per RESOC (1999-2012) De daling van het aantal vacatures maakt de arbeidsmarkt iets minder krap, temeer omdat minder vacatures doorgaans gepaard gaan met meer beschikbare werkzoekenden. De spanning op de Vlaamse arbeidsmarkt neemt dus weer een beetje af met de s>jgende waarde op de indicator (zie figuur 19). Toch blij1 er in de Brabantse RESOC s weinig marge, al is de spanning een frac>e minder dan gemiddeld. Figuur 19: Spanningsindicator: aantal werkzoekenden per openstaande vacature - trend (gemiddelde laatste 12 maanden) - 17 - Provincie Vlaams-Brabant

Het aantal vacatures voor beroepsgroepen die op het einde van de maand open staan scheppen een divers beeld, zowel wat betre1 studievereisten, als jobprofiel en sector (zie figuur 20). Het grootste aantal lijken jobs met weinig studievereisten te zijn, maar waar men wel over bepaalde specifieke vaardigheden moet beschikken, zoals verkoper, schoonmaker, hotel en keukenpersoneel, bewaker Verder zijn er beroepen met een ter>air profiel, waar vaak een specifieke studie of opleiding voor vereist is, zoals bureaubediende, secretaresse, hogere bedienden, kaderpersoneel. Ook beroepen met een hoogtechnologisch of technisch profiel zijn sterk vertegenwoordigd, zoals informa>cus, ingenieur, technicus. In de zorgsector is de nood aan verzorgers en verpleegkundigen nog steeds groot. Figuur 20: Top 15 openstaande vacatures op het einde van de maand per beroepsgroep - gemiddelde 2012-18 -

WERKLOOSHEID - DE NWWZ Aantal, evolu8e, kansengroepen In 2012 waren er 204.437 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in Vlaanderen. Daarvan woonden er 28.179 (13,8%) in Vlaams-Brabant. Ruim 57% van de Brabantse NWWZ woont in Halle-Vilvoorde, bijna 43% in de Leuvense regio (zie figuur 21). Figuur 21: Aantal NWWZ in Vlaams-Brabant per RESOC Het Vlaams-Brabantse aandeel is het voorbije decennium structureel toegenomen: in 2000 bedroeg het nog 12,3%. De werkloosheid kende in Vlaams-Brabant dus een minder guns>ge evolu>e dan gemiddeld in Vlaanderen (zie figuur 22), en dit doorheen de verschillende conjuncturele golven. In Leuven was de evolu>e bijna gelijklopend met Vlaanderen, in regio Halle-Vilvoorde was de evolu>e duidelijk minder guns>g in vergelijking met Vlaanderen. Figuur 22: Evolu e aantal NWWZ per RESOC (jaargemiddelden; 2000 = 100) - 19 - Provincie Vlaams-Brabant

Bron: VDAB Studiedienst jaargemiddelde 2012 tenzij anders vermeld Het merendeel van de werkzoekenden behoort tot de categorie WZUA (werkzoekenden met een uitkeringsaanvraag). In Vlaams-Brabant is het aandeel van de categorie BIT (de vroegere schoolverlaters ) wat groter dan gemiddeld (zie figuur 23). Figuur 23: NWWZ volgens werkzoekendencategorie Sinds 2009 zijn er meer mannelijke dan vrouwelijke werkzoekenden in Vlaanderen, ook in Vlaams-Brabant. Het regionale verschil is vrij groot: in Halle-Vilvoorde houden de genders elkaar in evenwicht, terwijl in regio Leuven de mannen ruim in de meerderheid zijn. Figuur 24: NWWZ volgens geslacht - 20 -

Ondanks het groter aantal mannelijke NWWZ is hun werkloosheidsgraad lager dan de vrouwelijke (zie figuur 25). Dat komt omdat er meer inac>eve vrouwen zijn (niet werkend en niet werkzoekend), terwijl de werkloosheidsgraad berekend wordt op de totale ac"eve bevolking (die dus kleiner is bij de vrouwen). In Vlaams-Brabant is de genderkloof een frac>e kleiner dan gemiddeld in Vlaanderen, wat logisch is gezien de geslachtsverhouding van het aantal NWWZ, al ligt de globale werkloosheidsgraad een stuk lager. Regionaal is er een aanzienlijk verschil in de vrouwelijke werkloosheidsgraad. Figuur 25: Arvastat-werkloosheidsgraad volgens geslacht De lee1ijdsverdeling van de NWWZ in Vlaams-Brabant vertoont enig verschil met het Vlaamse gemiddelde. De jongste lee1ijdsgroep hee1 een iets kleiner aandeel, terwijl de middenlee1ijdsgroep er groter is (zie figuur 26). In regio Halle- Vilvoorde is deze situa>e nog iets meer uitgesproken, terwijl Leuven in feite nauwelijks verschilt van het Vlaamse gemiddelde. De oudste lee1ijdsgroep is het voorbije decennium sterk gegroeid, o.a. door de vergrijzing en de veranderde wetgeving over hun beschikbaarheid. Anno 2000 telde Vlaams-Brabant ongeveer 2.000 werkzoekende vij1igplussers (9,4% van het totaal), in 2012 was dit aantal opgelopen tot 7.000 (24,9%). - 21 - Provincie Vlaams-Brabant

Figuur 26: NWWZ volgens lee)ijd Het is bekend dat de werkloosheidsgraad sterk varieert voor de verschillende lee1ijdsgroepen (zie figuur 27). In Vlaams- Brabant blij1 deze voor de drie lee1ijdsgroepen ruim onder het Vlaamse gemiddelde.. Figuur 27: Arvastat-werkloosheidsgraad volgens lee)ijd - 22 -

In Vlaams-Brabant zijn er bijzonder weinig laaggeschoolde NWWZ, en veel meer hooggeschoolde werkzoekenden (zie figuur 28). In beide regio s is dit het geval. Figuur 28: NWWZ volgens studieniveau Door de democra>sering van het onderwijs s>jgt de gemiddelde scholingsgraad in Vlaanderen. Als gevolg daarvan zijn er ook minder laaggeschoolde werkzoekenden dan in het begin van het vorig decennium, in alle Vlaamse regio s (zie figuur 29). Opvallend is wel dat in jaren van economische hoogconjunctuur (tussen 2005 en 2008) het aandeel van de laaggeschoolde NWWZ een s>jgende tendens kende, een indica>e dat een aantal van hen uit de boot valt op de veeleisende Vlaamse arbeidsmarkt. Tijdens de recente crisis raakten ook veel hooggeschoolde schoolverlaters moeilijk aan een job, waardoor het aandeel van de laaggeschoolde NWWZ weer kon dalen. Figuur 29: Evolu e aandeel kansengroep Laaggeschoolden in de NWWZ (jaargemiddelden) - 23 - Provincie Vlaams-Brabant

Het aandeel van de allochtonen in de totale popula>e NWWZ is het voorbije decennium sterk toegenomen in Vlaanderen, van 13,5% in 2000 tot 25,6% in 2011 (zie figuur 30). De aanpassing van de meetmethode in 2007 veroorzaakte in elke Vlaamse regio een opwaartse knik in de >jdslijn, maar in Halle-Vilvoorde was deze veel meer uitgesproken dan gemiddeld. Er is een vrij groot regionaal verschil: in Leuven is het aandeel van de allochtone NWWZ een stuk kleiner dan gemiddeld, in Halle-Vilvoorde (sinds 2007) duidelijk groter. Figuur 30: Evolu e kansengroep Allochtonen in de NWWZ (jaargemiddelden) Het aandeel van de personen met een arbeidshandicap (PmAH) kende in Vlaanderen en in alle regio s een vrij sterk s>jgende tendens tot 2008 (zie figuur 31), o.a. door de guns>ge conjunctuur waar de PmAH minder van profiteren, een betere registra>e en het groeiend aantal ouderen in de popula>e NWWZ. De laatste jaren neemt hun aantal weer af, o.a. door een verandering in de defini>e (zie Arvastat). In Vlaams-Brabant zijn er rela>ef minder PmAH dan gemiddeld. Het verschil tussen de beide Brabantse regio s is opvallend groot. Figuur 31: Evolu e kansengroep Personen met een arbeidshandicap in de NWWZ (jaargemiddelden) - 24 -

CONJUNCTUUR Collec8eve ontslagen en economische werkloosheid De bedrijven hebben de verplich>ng om in geval van een collec>ef ontslag (door herstructurering, deloca>e, ) dit aan VDAB te melden (sociale interven>eadviseurs en tewerkstellingscel). Door de economische crisis piekte het aantal ontslagen in Vlaanderen in 2009 en 2010, maar in de loop van 2011 koelde dit aantal weer af. De opnieuw tanende conjunctuur en enkele grote collec>eve ontslagen, voornamelijk in Limburg, drijven het aantal weer omhoog in 2012 (zie figuur 32). Vlaams-Brabant volgt de evolu>e in Vlaanderen, al is de toename in 2012 een stuk minder uitgesproken. De meeste ontslagen vielen te betreuren in de produc>e van machines en toestellen en de zakelijke dienstverlening.. Figuur 32: Aantal betrokken werknemers bij de collec eve ontslagen (trend: cumul laatste 12 maanden) De ontslagen waren evenwich>g verdeeld over de beide Brabantse regio s (zie figuur 33). Figuur 33: Aandeel per RESOC van het aantal betrokken werknemers bij de collec eve ontslagen uitgevoerd in Vlaams- Brabant in 2012-25 - Provincie Vlaams-Brabant

Bron: Collec>eve ontslagen: VDAB Studiedienst Tijdelijke werkloosheid: departement WSE - bewerking VDAB Studiedienst Vanaf januari 2010 loopt de ac>e Ac>verend Herstructureren bij de VDAB, waarbij de ontslagen werknemers na herstructurering of faillissement zo vlug mogelijk gepaste begeleiding krijgen in samenwerking met de outplacementkantoren. Met een snelle opvang van de getroffen werknemers beoogt men een soepele overgang naar een andere job te bekomen. In maart 2013 was 52,7% van de Brabantse werknemers 6 maanden na hun collec>ef ontslag alweer aan het werk, een half procentpunt minder dan het Vlaamse gemiddelde (zie figuur 34). Figuur 34: Uitstroom naar werk na een collec ef ontslag - doelstelling 7 in de beheersovereenkomst 2011-2015 van VDAB² Tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen is een uiterst geschikt instrument voor ondernemingen om een >jdelijke vermindering van het werkvolume op te vangen zonder werknemers te moeten ontslaan. Daarom gee1 het tevens een goede indica>e van het economische klimaat. Tijdens de crisis was de explosieve toename van de economische werkloosheid merkbaar in beide Brabantse regio s, al was deze in RESOC Leuven het meest uitgesproken (zie figuur 35). De laatste 3 kwartalen is er terug een milde toename na de asoeling in de loop van 2010 en 2011, vooral in de Leuvense regio. Figuur 35: Economische werkloosheid - aantal personen (trend - gemiddelde laatste 4 kwartalen) 1 Me>ng van maart 2013, cohortes instroom van oktober 2011 tot september 2012 ² BO = beheersovereenkomst, JOP = Jaarlijks Ondernemingsplan - 26 -

DE DIENSTVERLENING VAN DE VDAB Resultaten begeleiding, opleidingen, IBO s De VDAB sluit met de Vlaamse Regering een Beheersovereenkomst af, met daarin alle doelstellingen die de VDAB moet bereiken in de periode 2011-2015. Ook stelt de VDAB jaarlijks een Ondernemingsplan op, waarin de doelstellingen aangepast kunnen worden adankelijk van de omstandigheden (bv. de economische conjunctuur), en aangevuld worden met andere streefcijfers die niet in de Beheersovereenkomst zi=en. In dit rapport wordt er een overzicht gegeven van de meer arbeidsmarktgerichte doelstellingen en streefcijfers. De uitstroom naar werk van de jongeren vertoont sinds einde 2011 een gestaag dalende tendens. In maart 2013 bedraagt de uitstroom in Vlaams-Brabant 61,2%, 1,2 procentpunten boven het Vlaamse gemiddelde (zie figuur 36). Figuur 36: Doelstelling 2: De uitstroom naar werk van werkzoekenden jonger dan 25 jaar (gemeten 12 maanden na in stroom in de werkloosheid) Ook de middenlee1ijdsgroep vindt in 2013 moeilijker de weg naar de arbeidsmarkt (zie figuur 37). Het resultaat van Vlaams- Brabant ligt voor deze doelstelling 1,6 procentpunten boven het Vlaamse gemiddelde, zodat er nog net de verlaagde doelstelling van het JOP 2013 bereikt wordt (einde maart 2013). Figuur 37: Doelstelling 3: De uitstroom naar werk van werkzoekenden tussen 25 en 50 jaar (gemeten 12 maanden na instroom in de werkloosheid) - 27 - Provincie Vlaams-Brabant

Bron: VDAB Studiedienst Het aandeel van de 50-plussers schoot de voorbije jaren omhoog door de zwakke uitstroom, de voortschrijdende vergrijzing, de s>jgende vrouwelijke arbeidsmarktdeelname en de uitbreiding van de registra>ebasis. Voorlopig houdt de uitstroom naar werk van de ouderen nog steeds stand ondanks de zwakke conjunctuur. Het resultaat van Vlaams-Brabant blij1 1,4 procentpunten boven het Vlaamse gemiddelde, waardoor einde maart 2013 nog steeds de verhoogde doelstelling van het JOP 2013 (36%) bereikt wordt. Deze resultaten liggen in lijn van de evolu>e van het aantal werkzoekende vij1igplussers. In tegenstelling tot de andere twee lee1ijdsgroepen kent het aantal ouderen nog een status quo (-0,8% op jaarbasis). De lee1ijdsgrens voor ac>vering schoof recent op tot 58 jaar. Figuur 38: Doelstelling 4: De uitstroom naar werk van werkzoekenden ouder dan 50 jaar (gemeten 12 maanden na in stroom in de werkloosheid) De doelgroep NWWZ die tussen de 1 jaar en 2 jaar geleden werkloos werd, neemt onder invloed van de aanhoudend mindere conjunctuur ondertussen weer toe: in maart 2013 waren er 12,3% meer langdurig werkzoekenden dan een jaar voordien. De groep zeer langdurige NWWZ (meer dan 2 jaar werkloos) neemt ondertussen nog licht af (-0,8%). De afname situeert zich bij de 50-plussers die langer dan 5 jaar werkzoekend zijn. De herneming van de uitstroom na de vorige recessie is ondertussen volledig gedecimeerd. In maart 2013 bedraagt deze 13,5%, en daarmee lijkt de daling van de uitstroom te vertragen, zeker in Vlaams-Brabant. Het resultaat blij1 er 0,8 procentpunten hoger dan het Vlaamse gemiddelde, zodat de verlaagde doelstelling van het JOP 2013 bereikt wordt. Figuur 39: Doelstelling 5: De uitstroom naar werk van werkzoekenden >1 jaar werkloos (gemeten 12 maanden na in stroom in stock langdurig wz) - 28 -

De uitstroom naar werk van werkzoekenden uit de kansengroepen kent een gelijkaardige evolu>e als de andere uitstroomme>ngen: na het dieptepunt van begin 2010 ging de aanslui>ng met de arbeidsmarkt terug in s>jgende lijn, tot de nieuwe trendbreuk einde 2011. De dalende trend diept in 2012 verder uit en zet zich ook in 2013 verder door, zodat de verlaagde doelstelling van het JOP 2013 (19%) voorlopig niet bereikt wordt op Vlaams niveau (zie figuur 40). De uitstroom ligt in Vlaams-Brabant 0,5 procentpunten hoger dan gemiddeld, zodat de doelstelling er lokaal wel bereikt wordt. De neerwaarts gerichte trend lijkt wat af te vlakken, al is er niet onmiddellijk een teken van volledig herstel, aangezien er nog steeds een daling op jaarbasis is van de maandresultaten, nu al 19 maanden op rij. Figuur 40: Doelstelling 6: De uitstroom naar werk van werkzoekenden uit de kansengroepen (gemeten 6 maanden na instroom in stock) Een opleiding blij1 zorgen voor goede kansen op werk: 65,1% van de Vlaamse ex-cursisten is 6 maanden na een competen- >eversterkende ac>e terug aan het werk. In Vlaams-Brabant ligt de uitstroom na opleiding 0,9 procentpunten hoger dan gemiddeld (66%), na een sterke s>jging in het 1ste kwartaal van 2013 (zie figuur 41). De afstand tot de doelstelling van het JOP 2013 bedraagt in Vlaams-Brabant 4 procentpunten. Figuur 41: Doelstelling 12: De uitstroom naar werk na competen eversterkende ac es (gemeten 6 maanden na het einde van een ac e) - 29 - Provincie Vlaams-Brabant

De VDAB bereikte bijna 63.000 cursisten voor een of meerdere competen>eversterkende ac>es in de loop van 2012. 12% van hen kwam uit Vlaams-Brabant (zie figuur 42) De cursisten volgen het vaakst opleidingen die een voorbereiding vormen op een beroepsspecifieke opleiding, nl. algemene vorming en Nederlands voor Anderstaligen. Vooral in Halle-Vilvoorde is de behoe1e aan deze opleidingen groot. Ook opleidingen binnen de ter>aire sector worden door veel personen gevolgd (bureau>ca, talen, ICT). De social profit opleidingen (verpleegkunde, verzorging, opvoeder) zijn eveneens populair, maar hun aandeel in Vlaams- Brabant is geringer dan gemiddeld. Deze opleidingen bieden nochtans een uitstekend perspec>ef op werk (zie figuur 43). Figuur 42: Unieke cursisten per RESOC en opleidingssector (januari-december 2012) Figuur 43: Uitstroom naar werk per sector (2012) - 30 -

In 2012 werden in Vlaams-Brabant minder dan het nagestreefde aantal IBO s opgestart. Met 1.525 IBO s werd 83,3% van de doelstelling bereikt. Figuur 44: Evolu e aantal IBO s in Vlaams-Brabant In regio Halle-Vilvoorde was de grootste vraag naar opleidingen op de werkvloer, vooral dankzij de groot en kleinhandel en horeca-toerisme. In Leuven zorgde de bouwsector voor het grootste aantal IBO s. Figuur 45 Aantal IBO s in de Vlaams-Brabantse RESOC s (2012) - 31 - Provincie Vlaams-Brabant

BESLUIT Kansen en bedreigingen Provincie Vlaams-Brabant kent een hogere werkzaamheid en een lagere werkloosheid dan gemiddeld in Vlaanderen. Dit is te danken aan een sterk ontwikkelde ter>aire en quartaire werkgelegenheid, geschraagd door de nabijheid van Brussel, het grootste tewerkstellingsbekken van België. De twee RESOC s hebben een vrij gelijkend socio-economisch profiel, al zijn er enige verschillen: RESOC Halle-Vilvoorde Halle-Vilvoorde is, aangevoerd door de as Zaventem-Machelen-Vilvoorde, een echte tewerkstellingspool die bijzonder veel pendelaars aantrekt. De nabijheid van het Brusselse Gewest zorgt, door de extra tewerkstellingsmogelijkheden, ook voor bijzonder veel uitgaande pendel. Het is dan ook niet te verwonderen dat de regionale werkloosheidsgraad er een stuk onder het Vlaamse gemiddelde ligt. De lokale werkgelegenheid zit vooral in de handel en de meer commerciële en zakelijke dienstensectoren. De terugval van het aantal vacatures gee1 echter aan dat de ter>aire ac>viteit vrij conjunctuurgevoelig is in deze regio. Tevens was er de voorbije jaren een kleinere groei in de tewerkstelling, en de vergrijzing van de bevolking is er sterker dan gemiddeld. RESOC Leuven Leuven hee1 een erg stabiele arbeidsmarkt door de sterk ontwikkelde quartaire sector. Vooral het Onderwijs en de Gezondheidszorg zorgen voor een grote lokale werkgelegenheid, en tevens voor een rela>ef hooggeschoolde bevolking. De lokale werkgelegenheid is verder vrij beperkt, maar de nabijheid van Brussel en Halle-Vilvoorde zorgt voor een hoge werkzaamheid en lage werkloosheid van de bevolking in de regio. - 32 -