DA F :l#;""''"structies



Vergelijkbare documenten
LAADCIRCUIT WISSELSTROOM DYNAMO BOSCH Kî-28V35A24 met aangebouwde regelaar.

DAF WISSELSTROOMDYNAMO EN REGELAAR 2-3. :;::'"""'"tructies INHOUD Testprocedure... Bladz. Laadcircuit. Principe en werking

De dynamo. Student booklet

Historische autotechniek (4)

Alternator 1. De functie van de wisselstroomgenerator of de alternator 2. De werking/ basisprincipe van de wisselstroomgenerator

HELP, DE ACCU LOOPT LEEG. Technische Avond van Old-Timers Oirschot, Oirschot, 17 juni 2005 INHOUDSOPGAVE

Elektrische instaltatie 200 Um 95 series 3.1. Fig.16. Het elektrisbhe systeem

EAT-242 Diagnose Laad- en startsystemen

1 Elektriciteit Oriëntatie 1.1 Elektrische begrippen Elektrische stroomkring

Vrij Technisch Instituut Grote Hulststraat Tielt tel fax

@t.g/ F :l;;'"''"structies. 5-2o-1. CONTROLE LAMPEN en METERS. f+l - ,-.(tn. s7 l F /6. 703wt-bw.

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

it: rty-] ll-jt L----.r KONTROLELAMPEN EN METERS ll-jll

De dynamo De collector De gelijkstroomdynamo De shuntdynamo

12 volt startaccu en 12 Volt huishoudaccu

AT-142 EPD Basis 1. Zelfstudie en huiswerk 10-08

We kunnen nu met deze kabel de spanning meten door de kabel parallel te schakelen op bv het LEGO zonnepaneel, de LEGO condensator of de LEGO motor.

2 Elektriciteit Elektriciteit. 1 A De aal heeft ca 4000 elektrische cellen van 0,15 volt, die in serie geschakeld zijn.

Beschrijving 2. Plaatsing componenten. 2-polige stelmotor. A = Luchtstroom. 1. Aansluitingen 2. Huis 3. Permanente magneet 4. Anker 5.

Om een lampje te laten branden moet je er een elektrische stroom door laten lopen. Dat lukt alleen, als je een gesloten stroomkring maakt.

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

Inhoudsopgave. 1. Inleiding De ohmmeter 3. Aanwijzingen Klemaanduidingen 5. Opdracht 1 8. Opdracht 2 9. Opdracht 3 10.

VMT-22 Laad- en startsysteem

3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring

2 ELEKTRISCHE STROOMKRING

DEEL 6 Serieschakeling van componenten. 6.1 Doel van de oefening. 6.2 Benodigdheden

De ET31F (die alleen de vloertemperatuur meet) kan in een andere ruimte geplaatst worden.

Hooiland pomp, Handleiding

Practicum Zuil van Volta

Lokaliseren van storingen. Student booklet

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

P Als twee van de drie eenheden P, U of I bekend zijn, dan kan de derde worden berekend aan de hand van de volgende formule (zie de afbeelding):

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

Toerental-/positiesensoren: inductie-sensoren. Beschrijving. Afgegeven signaal

Buispomp pomp T250 Handleiding

VOLT POT 1K R 220. OPEN FOR 60 Hz STAB. Spanningsregelaars R 220. Installatie en onderhoud

NASK1 SAMENVATTING ELEKTRICITEIT. Wanneer loopt er stroom? Schakelingen

-Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer.

Handleiding Spanningsregelaar Type Auto-Lite

Elektrische techniek

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

ii-----;+r -----r :.fr.{nl.ra DAF z-j-t CONTROLE LAMPEN EN METERS nfl L- J hs! l J t7l :"r';*"'"'tructies t- ----ì

Hybride voertuigen (2)

Elektrotechniek voor mobiele systemen (Voertuigen en machines)

1. Inleiding De ohmmeter Aanwijzingen Klemaanduidingen Meetvolgorde 6. Opdracht 1 8. Opdracht 2 9.

Lees eerst bij Uitleg leerlingen, proef 1 alles over de onderdelen van de elektrische kringloop. stroomkring 1 stroomkring 2

Energie : elektriciteit : stroomkringen

Accugereedschappen. Acculaders. Snellader

Een 13,8 volt - 30 ampere voeding

Digitale multimeter 700b

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

Bijlage frequentieregeling Frequentieregeling

X C D X C D. voertuigentechniek CSPE KB minitoets bij opdracht 8

a) Verwijder de moer (1) van de poel ie. Zet de poelie m.b.v. een gebruikte riem vast; plaats het ene eind in de bankschroef. Draai de moer los.

inkijkexemplaar Energie voor de lamp Techniek 1

E e n i n t r o d u c t i e in praktische electronica.

Elektrotechniek voor Dummies

Examenopgaven VMBO-KB 2004

2.1 Eenvoudige meetapparatuur

Meetinstrumenten. Student booklet

1.3 Transformator Werking van een dynamo

In deze proevenserie gaan we kijken wat elektriciteit is en wat je er mee kunt doen.

Onderhoud aan accu's. Algemene informatie over onderhoud aan accu's WAARSCHUWING!

Pajottenlandse Radio Amateurs. De multimeter

Inhoudsopgave

Condensator = passieve component bestaande uit 2 geleiders (platen) met een isolator/diëlectricum(lucht, papier, kunststoffen) tussen.

Magnetische toepassingen in de motorvoertuigentechniek (1)

Elektriciteit. Wat is elektriciteit

jaar: 1989 nummer: 10

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

Basisregels voor de stroomverzorging in miniaturen!!!!!!!!!!!

BAT-141 EPD basis 2. Zelfstudie en huiswerk 10-08

Elektro-magnetisme Q B Q A

Werking van een zekering

Handleiding Spanningsregelaar Type Delco Remy

Cursus/Handleiding/Naslagwerk. Driefase wisselspanning

Impedantie V I V R R Z R

LABO. Elektriciteit OPGAVE: De cos phi -meter Meten van vermogen in éénfase kringen. Totaal :.../ /.../ Datum van afgifte:

De condensator en energie

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Centrale elektrische eenheid. Centrale elektrische eenheid

BAT-141 EPD basis 1. Zelfstudie en huiswerk 10-08

5,6. Samenvatting door R woorden 24 januari keer beoordeeld. 1 Een stoomkring maken.

Onderhoud aan accu's. Algemene informatie over onderhoud aan accu's WAARSCHUWING!

6.0 Elektriciteit 1

Elektrische stroomkring. Student booklet

Service handboek voor onderhoud van "Classic" hydraulische aggregaten.

DVM830L -- Digitale Mini Multimeter

Centrale elektrische eenheden

Tentamen Octrooigemachtigden

INITIALISATIEPROCEDURE ACCUTOESTAND (i-stop-instelling) [SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5]

Magnetische toepassingen in de motorvoertuigentechniek (4)

DIC WANDMODEL HANDLEIDING MONTAGE EN GEBRUIK Deze handleiding is van toepassing op een DIC wandmodel met plug and play systeem

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

elektrotechniek CSPE KB 2009 minitoets bij opdracht 11

K 0 N I N K L IJ K E LA N D M A C H T

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Transcriptie:

DA F :l#;""''"structies Laadcircuit wisselstroomdynamo 5r21 LAADCI RCU IT WISSELSTROOMDYNAMO sev.2gv 35A De wisselstroomdynamo heeft tot taak de electrische verbruikers op het voertuig te voorzien van de benodigde electriciteit. Tevens behoort de dynamo de accu's in een goede ladingstoestand te houden. Hiervoor is gelijkstroom nodig. De wisselstroomdynamo echter geeft een driefasenwisselstroom, die evenwel wordt omgezet in een gelijkstroom. Het eindprodukt van een wisselstroomdynamo is dus gelijkstroom. De benaming is ontstaan door het verschil in ontwerp. De ontwikkeling van de halfgeleiderdiode heeft het mogelijk gemaakt het gelijkrichten te verwezelijken zonder collector, maar met behulp van dioden. Deze constructie maakt het mogelijk om het werktoerentalgebied aanmerkelijk breder te maken. Het principe van de wisselstroomdynamo is weergegeven in bijgaand schema. Het voor de dynamo noodzakelijk magnetisch veld wordt opgewekt in de rotor. De rotor wordt aangedreven door middel van de poelie. Omdat de rotorspoel (veldwikkelingl deel uit maakt van de rotor en derhalve ronddraait wordt de electrische verbinding tussen de spoel en de aansluitcontacten t.w. DF en D verkregen'door nriddel van sleepringen en koolborstels. De rotor is uitgevoerd als een klauvrpool type. jb4aaaa00d0

5721 De stator bestaat uit drie spoelgroepen die met een uiteinde door middel van de z.g. sterschakeling met elkaar ziin verbonden met de diodebruggen. Door het geliikricht effect van de dioden zal de dynamo wer de aansluitpunten 61 (D+) en D een gelijkspanning kunnen leveren. De voedíng voor de veldwikkeling (rotorspoel) wordt afgetakt van aansluiting 6 1, en vervolgens via de regelaar gevoerd naar aansluiting DF van de dynamo. Zodra de spanning op aansluiting 61 een bepaalde waarde bereikt onderbreekt de regelaar de stroom door de veldwikkeling. Hierdoor valt het magnetisch veld weg en daalt de spanning op aansluiting 61. Om er voor te zorgen, dat de accu zich niet kan ontladen via de regelaar en het veld, is tussen de aansluiting B+ en 61 een diode aangebracht die zo is geschakeld, dat de stroom in die richting wordt gesperd. Deze diode wordt de grendeldiode genoemd en bevindt zich aan de buitenzijde van de dynamo. (Zie bijgaande tekening.) 61 1. Grendeldiode 2. Plusdioden 3. Mindioden 4. Koolborstels 5. Sleepringen 6. Statorwikkelingen 7. Rotor

DAF 5#i'""'"structíes Laadcircuit wisselstroomdynamo 5721 SEV Electronische regelaar De wisselstroomdynamo dient voor het opwekken van de laad en verbruikersstroom, hetwelk moet geschieden bij een bepaalde spanning. Deze spanning moet constant blijven onder alle belastingsomstandigheden en bij elk motortoerental tussen stationair en volgas. Om dit te bereiken, wordt gebruik gemaakt van een spanningsregelaar. Het afgegeven vermogen van de wisselstroomdynamo is afhankelijk van het rotortoerental en de veldstroom. Dat wil zeggen dat wanneer het toerental van de dynamo wordt verhoogd of de veld. stroom sterker wordt, het afgegeven vermogen ook Eoter wordt. Deze verhouding tussen bekrachtiging, stroom en afgegeven spanning is de sleutel voor de functie van de spanningsregelaar. Door verandering van de veldstroom die op zijn beurt het magnetisch veld van de rotor beinvloedt, kan de regelaar de verbruikersstroom en de toerentalverande ring zo compenseren dat de afgegeven spanning gelijk blijft totdat het maximale stroomverbruik is bereikt. Zolang de afgegeven spanning van de wisselstroomdynamo beneden de afgeregelde spanning blijft, beínvloedt de regelaar de werking van de dynamo niet, zodat deze de gelegenheid krijgt om op spanning te komen. Wanneer de dynamospanning de afgestelde waarde bereikt, onderbreekt de regelaar de veldstroom. Dit vermindert de sterkte van het magnetisch veld, waardoor de afgegeven spanning daalt. Als de spanning terug loopt tot beneden de minimum waarde, wordt de veldstroom weer verhoogd door de regelaar. Daarbij gaat ook de afgegeven spanning weer omhoog, totdat de maximale waarde weer is bereikt, waarna de proce dure wordt herhaald. Deze wisselingen gaan zo snel, dat de afgegeven spanning op de gewenste waarde blijft. De automatische schakelaar ontbreekt in deze constructie, omdat de stroom van de accu niet via de dynamo naar de massa kan, daar deze is gesperd door de grendeldiode. Ook een stroomregelaar is bij de wisselstroomdynamo niet nodig, omdat de maximale stroom automatisch wordt begrensd door het aantal en de constructie statorwikkelingen. ij,hc De electronische regelaar is tevens uitgerust met een ingebouwde bescherming tegen piekspanningen die kunnen worden opgewekt door de dynamo zelf of door electrische installaties elders op het voertuig.

fi 5721 WENKEN VOOR DE WERKPLAATS MET BETREKKING TOT DE WISSELSTROOMDYNAMO 1. Zorg voor een goed elektrisch contact tussen de metaaloppervlakken van de wisselstroomdy namo en de motor. Tevens moet er een goede elektrische verbinding bestaan tussen de motor en het chassis. 2. Wisselstroomdnamo's dienen alleen met de voorgeschreven regelaar en accu te worden toegepast. 3. Regelaars moeten beschermd zijn tegen de hoge temperaturen 4. Ter voorkoming van beschadiging van dioden en regelaar mag de wisselstroomdynamo niet worden gebruikt zonder dat deze verbonden is met de rege laar en de accu. 5. Bij draaiende dynamo mogen de verbindingen tussen dynamo, regelaar en accu niet worilen losgenomen of de hoofdschakelaar geopend. 6. Het is beslist verboden om de wisselstroomdynamo te testen door de B+ draad even meî de massa te verbinden waardoor een kortslu iting ontsta at. 7. Het aantikken van een geleider aan de massa met de bedoeling te constateren of hier spanning op staat, dient achterwege te blijven. 8. Er moet op worden gelet dat de accu op de juiste wijze is aangesloten. Een verkeerd aangesloten acor vernield de dioden. De accuklemmen moeten een goed elektrisch contact maken. 9. De voorbekrachtiging van het veld geschiedt via de laadstroomcontrolelamp. Bii het verwisselen van de lamp moet men letten op het juiste vermogen 124 Volt, 3 Watt). 10. 11. 12. 13. Wanneer bij de opbouw van extra elektrische voorzieningen gebruik wordt gemaakt van een schakeling voorzien van spoelen (bijvoorbeeld een relais), dan moet men er voor zorgen, dat geen inductieve spanningspieken kunnen ontstaan. Tijdens "snelladen" of elektrisch lassen is het gewenst zowel de plus als de minklem van de accu los te nemen, teruviil twens de verbinding tussen dynamo en regelaar moet worden verbroken. Let op de juiste riemspanning. Een te hoge riemspanning kan de levensduur van de dynamolager bekorten, tenrvijl een te lage riemspanning kan leiden tot het slippen van de riem(en). ls het voerfuig uitgerust met een tweede set accu's bijvoorbeeld ten behoeve van een laadklep die door dezelfde dynamo moet worden opgeladen, dan kan, in plaats van een scheidingsrelais gebruik worden gemaakt van een dubbele grerdeldiode: DAF nr. 101 149, SEV nr. 712004303. Bij eventuele storing in de radio ontvangst: a) moet men zich er van verzekeren dat de regelaar goede massa maakt. b) kan men een condensator plaatsen tussen de B+ aansluiting van de dynamo en massa. De waarde van deze condensator is aftankelijk van vele factoren, zoals het type radio, electrische bedra ding van het voertuig, het storingsgebied etc. Globaal kan deze waarde variéren tussen 5 en 50 micro Farad.

DAF :;#'"''"structies 5T2tl Bil;uiftl I l' I I l LJ L J 8J i lswtrd R nrirz crirt t3wt_rd l3twtrd 22rd. 22rd @ 8 zzra Iué RKzt \/ \./ 22rd. 22rd 22rd 88 zt 87o 30 18 rd +21 CO'H. SS 18 rd a con.ss LAADCIRCUIT CI RCUIT WISSE LSTROOMDYNAMO SEV 28V 35A 15 rd :r' ol =./ F2300 614843/6

5Tz1 De SEV 35 A wisselstroomdynamo is zo geconstrueerd dat men bii goed functioneren van de installatie te maken heeft met drie circuits: a) voorbekrachtigings circuit bl veldbekrachtigi ngs ci rcu it c) laad/verbruiker circuit Voorbekrachtiginp circuit Wisselstroomdynamo's zijn, zoals reeds vermeld, uitgerust met een electromagneet (veldwikkeling), welke wordt bekrachtigd door stroom af te takken van aansluiting nr.61. Om deze stroom te kunnen aftakken, zal er echter een spanning moeten worden geproduceerd die hoog genoeg is om de weerstand in het veldcircuit te overwinnen, ln dit circuit ondervindt de stroom minstens de weerstand van twee dioden. Om stroom te laten vloeien in de doorlaatrichting van één diode is minimaal een spanning nodig van 0,6 Volt. Voor twee dioden is dus een spaning van 2 x 0,6 Volt = 1,2 Volt nodig. Deze spanning van î,2 Volt zou kunnen worden opgewekt door een permanente magneet. Het resterende magnetisme in de rotor is echter eerst bij een hoog toerental voldoende om deze spanning op te wekken. Het is daarom noodzakelijk om de electromagneet tijdens de beginfase op een andere manier te bekrachtigen. Hiervoor heeft men via draad nr. 18, zekering nr. 2î en draad 790 rd de controlelamp 46a met de plus van de *cu verbonden, De stroom door deze lamp vindt zijn weg naar massa via draad nr.22, het inwendige van de regelaar tussen de aansfuitingen "+" en "Exc", draad 23 naar de DF aansluiting van de dynamo en vandaar over de veldwikkeling naar de massa. Ook zal een klein stroom vloeien via de spoelen van de beide relais @ en @. Met de hoofdschakelaar "aan" zal de controlelamp branden. De noodzakelijke voorbekrachtiging van het veld geschiedt hier dus over de laadcontrolelamp. Het vermogen van deze lamp is dan ook bepalend voor deze voorbekrehtigingalsmede voor de nauwkeurigheid van reageren. Het vermogen van de lamp bij 24 Volt installatie bedraagt 3 Watt. Veldbekrachti gi ngs circuit ln een wisselstroomdynamo wordt, zoals reeds eerder vermeld, het magnetisch veld opgewekt door een electromagneet. De electromagneet (rotor) kriigt zijn bekrachtiging (veldstroom) via een aftakking van de aansluiting +6'1. De veldstroom loopt van aansluiting +61 naar de "+" aansluiting van de regelaar vervolgens via het inwendige van de regelaar en de "Exc" aansluiting naar de DF aansluiting van de dynamo en vandaar over het veld naar de D aansluiting. De stroomkring is gesloten en het veld wordt daardoor bekrachtigd. Om er voor te zorgen, dat de accu zich niet kan ontladen via de regelaar en het veld, is tussen de aansluitingen B* en +61 een diode aangebracht die zo geschakeld is, dat de stroom in die richting wordt gesperd. Deze diode wordt de grendeldiode genoemd. Laad/verbru i kersstroomkri ng Via draad nr. 18 en de hoofdschakelaar is de B+ van de dynamo verbonden met de plus pool van de accu. De D aansluiting van de dynamo is via massa verbonden met de min pool van de accu. Als de motor loopt en de dynamo een bepaalde stroom kan leveren is de stroomkring door de accu's gesloten en worden deze zonodig opgeladen. Als de dynamo laadt zal tengevolge van de vloeiende stroom door de grendeldiode een spanningsverschil zijn tussen de punten 61 en B+ van 0,8 V. De laadcontrolelamp is aangesloten op deze beide punten en t omdat het kleine spanningsverschil niet voldoende is de controlelamp te laten branden zal de controlelamp doven. Ook zal tengevolge van de hogere spanr:'ng op aansluiting @ en 17 worden bekrachtigd. Relais @opent hierdoor, de stroom door het stuurslotspoel wordt onderbroken en de pen hiervan blokkeert het terugdraaien van de sleutel. Relais @ sluit en dat betekent dat aansluiting nr. 86 van de hoofdschakelaar via de contacten van dit relais met massa is verbonden. Ongeacht de stand van schakelaar @ open of dicht is, zal de hoofdschakelaar gesloten blijven. Ook de eventueel ingeschakelde verbruikers zijn aan een zijde via draad nr. 18 en de zekeringen met de B+ aansluiting van de dynamo verbonden terwijl ze aan de andere zijde via massa met de D van de dynamo zijn verbonden. De verbruikers staan zo parallel met de accu's en worden dus gevoed door de dynamo. 61 de relais

DAF 5fi'"''"structies Laadcircuit wisselstroom dynamo 5721 TECHNISCHE GEGEVENS Wisselstroomdynamo DAFnummer Fabrikaat Leveranciersnu mmer Afgeregelde spanning Afgegeven stroomsterkte Maximale toelaatbaar toerental Nullast roerental Overbrengingsverhouding krukas dynamopoelie Minimum lengte van de koolborstels Lengte koolborstels (nieuwl Minimum diameter van de sleepringen Weerstand van de statorwikkeling Weerstand van de rotorwikkeling Veldstroom Aanhaalspanning poel iemoer 28V 35 Amp. 260434 s.e.v. 713401 12 28,8 V r 0,3 zie grafiek 12000 continu 1350 trlmin. van dynamo 2,7 :1 3,5 mm 12,5 mm 38 mm 0,34 t 0,05 Ohm gemeten over twee spoelen groepen 13 1 1 Ohm gemeten op de sleepcontacten 1,6 Amp. 4 mkg Grafiek van de afgegeyen stroomsterkte bii de respectievelijke toerentallen van de dynamo s.ey.28v 3sA WP'?13 Deze curve is vastgelegd met de SEV dynamo 28V 35A tesamen met de daarbij behorende regelaar. De afgegeven spanning is bepaald door de regelaar. Bij een temperatuur van 25C en een stroomafname van 5 Amp. moet deze spanning 28,8 t 0,3 V zijn. Bij een grotere stroomafname zal de afgeregelde spanning afnemen met t 0,15 V per 10A. Tevens zal bij een afwijkende temperatuur de afgeregelde spanning eveneens enigszins afwijken. De in bijgaande grafiek weergegeven stroomsterkte is de maximale waarde die bij de afgeregelde spanning kan worden geproduceerd. De dynamo hoeft echter niet altijd het maximale vermogen te leveren, maar is afhankelijk van: de ladingstoestand van de accu; het aantal ingeschakelde verbruikers. De afgeregelde spanning moet worden gemeten aan aansluiting B+, omdat tussen deze aansluiting en aansluiting 61 een spanningsval bestaat van 0,7 to 1,3 V. De verbruikers behoren te worden aangesloten op dynamoaansluiting B+. Moet men speciale verbruikers aansluiten, zoals beveil igingsrelais, bed rijfsurentel ler e.d. dan mag dit gebeuren aan de aansluiting 61+. De maximum toegestane stroom welke men van aansluiting 61+ 669 aftakken is 2,5 amp. De veldstroom, die eveneens wordt afgetakt van aansluiting 61+ kan een waarde hebben van 1,6 Amp. Dit betekent dat de stroom voor de speciale verbruikers maximaal 2,5 1,6 = 0,9 Amp. mag bedragen.

5721 ONDERHOUD Het periodieke onderhoud beperkt zich tot: a) het controleren en/of afstellen van de Vriemen b) het controleren en/of reinigen van de koellucht opening cl het controleren en/of vernieuwen van de koolborstels. Het vernieuwen van de koolborstels 1. Schakel de hoofdschakelaar uit 2. Verwijder draad nr. 23 van de aansluiting DF 3. Verwijder de boutjes A 4. Verwijder de zwarte plaat B 5. Neem de koolborstels, tesamen met de houder, uit de dynamo 6. Zonodig koolborstels, tesamen met houder, vernieuwen 7. Montage in omgekeerde volgorde. Om de diode van de dynamo te controleren: is het noodzakelijk de draden los te solderen van de dioden moet men met een Ohmmeter de weerctand van de diode in beide richtingen meten. Wanneer men de weerstand meet in de doorlaatrichting moet de wijzer een relatief lage waarde airngeven. Meet men de weerstand van de diode in de sperrichting dan moet de wijzer de maximale waarde aangeven. Het testen van de dioden is ook mogelijk met behulp vari een controlelamp, 12V 2W en een accu 12V. Sluit de diode respectievelijk in twee richtingen aan. Wanneer het lampje brandt, in één richting is de diode goed in beide richtingen is de diode defect. Brandt het lampje in geen van beide richtingen dan is de diode eveneens defect. Dioden ziln gevoelig voor warmte en het is daarom aan te raden de controletijd tot een minimum te beperken.

DA F :lfi'"''"structies Laadcircuit wisselstroomdynamo 5721 Diagnocestellen bij storing in het laadcircuit S.E.V. 28V 35A. In principe zijn er drie soorten storingen mogelijk: 1. De dynamo laadt niet 2. De dynamo laadt te veel 3. De dynamo laadt onvoldoende. Bij de navolgende metingen is men er van uitgegaan dan deze test wordt verricht bij normale temperatuur en dat de accu een relatief goede ladingtoestand heeft. Voor deze metingen moet e n voltmeter worden aangesloten tussen +61 en massa en/of tussen B+ en massa. Deze aansluitingen worden respectievelijk Vl en V2 genoemd en zijn weergegeven in bijgaande figuur.

5721 1. DYNAMO LAADT NIET Meet de spanning tussen B+ en massa V2, met niet lopende motor Afgelezen spanning behoort gelijk te zijn aan de accuspanning Als de aanwijzing 0 Volt is Controleer: Bedrading hoofdschakelaar accuklemmen indien correct Neem de verbinding los tussen dynamo, regelaar en laadcontrolef amp, tw. draden 22.23 en 24. Sluit een voltmeter aan tussen +61 (dyn.) en massa (v1) Motor ongeveer 1200 Vmin laten draaien. D.m.v. testkabel B+ en DF met elkaar verbinden. Aanwilzing van de Voltmeter behoort te zijn: 30 à 35 Volt, bij indien correct Als de wijzer van Vl niet u itslaat, functioneert de dynamo niet correct. Controleer: Rotorweerstand Statorweerstand Conditie van de koolborstels Conditie van de sleepringen Sluit regelaar en laadcontrolelamp weer aan D.m.v. testkabel B+ en +61 met elkaar doorverbinden Motor laten lopen. Aanwijzing van Vl behoort te zijn 28 à 30 Volt Kan tot 31 Volt oplopen. Als de aanwijzing van Vl gelijk is aan de accuspanning. Regelaar werkt niet Onderbreking in draad 22 (roodl of draad 23 (groen). indien correct Testkabel B+ en +61 wegnemen Spanning meten tussen B+ en massa V2 Controleer en vernieuw zonodig de grendeldiode

DAF l;*""'"structies Laadcircuit wisselstroomdynamo 5721 DYNAMO LAADT TE VEEL, ACCU KOOKT, AFGEREGELDE SPANNING TE HOOG Spanning Vl is te hoog Controleer met draaiende motor: de spanning tussen +61 en mcsa (Vl). Deze behoort te zijn: 28 à30 Volt. De spanning tussen B+ en massa (V2). DezebehoorttlVlager te zijn dan Vl, t.w. 27 à 29 Volt. Regelaar fouting aangeslo ten. Draad nr.22 (rood) moet aan aansluiting +61 Niet aan B+. Spanning Vl is gelijk aan V2 t.w. 28 ó 30 VOlt

5l2rl 3. DYNAMO LAADT ONVOLDOENDE Aanwijzingen zijn correct maar de dynamo werkt niet normaal Controleer: rotor weerstand stator weerstand conditie van de koolborstels conditie van de sleepringen dioden van de dynamo Meet de spanning tussen: B* en massa +61 en massa. zoals reeds omschreven. Zijn de aanwijzingen niet correct, dan handelen zoals omschreven onder: Dynamo laadt niet. Dynamo maakt grommend pluid. Spanningtussen +61 en massa meten Aanwijzing ligt tussen 10 en 20 Volt.