de Rechtspraak Rechtbank Overijssel Reg.nr. PS/2XJIU lao<sa 04 DEC 2014 Dat. ontv.:



Vergelijkbare documenten
de Rechtspraa Rechtbank Overijssel Over het beroep met zaaknummer ZWO 13/1774 BESLU WBIJ deel ik u het volgende mee.

2 1FEB datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk

de Rechtspraak Rechtbank Gelderland gemeente Tiel

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee.

de Rechtspraak Rechtbank Overijssel Over het beroep met zaaknummer ZWO 14 /1544 BESLU PRM deel ik u het volgende mee.

' s Sftg. de Rechtspraak. Over het beroep met procedurenummer 11 / 685 WOB JAN 1 deel ik u het volgende mee.

de Rechtspraak I I PER FAX

de Rechtspraak Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

de Rechtspraak Rechtbank Breda Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak waarbij op het beroep is beslist.

de Rechtspraak Postbus: Rechtbank Noord-Holland ZAAKNUMMER: Afdeling Publiekrecht Sectie Bestuursrecht Locatie Alkmaar

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

de Rechtspraak 9 AP!~ ~O1~

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBGEL:2014:4543

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

de Rechtspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant (076) het beroep van Maatschap C. en C. Bouwmeester te Zevenbergen

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

EelI: Nl: RBOVE:2016: 2665

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Naar aanleiding van deze uitspraak van de rechtbank is geen nadere afweging nodig.

de Rechtspraak Rechtbank Rotterdam Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak van de rechtbank waarbij op bovenvermeld beroep is beslist.


het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

Bij besluit op het door eiser gemaakte bezwaar van 25 juni 2007 is het besluit van II mei 2007 gehandhaafd.

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

Collegevoorstel. Inleiding. Feitelijke informatie. Voorgenomen besluit. Zaaknummer: HHVOL10. Parkeerverbodzone Mondriaanpark in Vlijmen

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

\êr i. de Rechtspraak. Rechtbank Noord-Holland. AANTEKENEN 1 PER POST [ PER FAX (023) Afdeling Publiekrecht Sectie Bestuursrecht

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

lllll\lil\lllllll\1\1~1\llllll 18 jul 2018 /

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

de Rechtspraak Rechtbank Gelderland PER EAX Over het beroep met zaaknummer ZUT 12 / 249 WRO 219 deel ik u het volgende mee.

ECLI:NL:RBAMS:2015:1613

de Rechtspraak

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

de Rechtspraak Over het beroep met zaaknummer ROT 10 / 1193 WET BE03 deel ik u het volgende mee.

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

de Rechtspraak Rechtbank Overijssel (088) /69 het beroep van Erfgoedvereniging Bond Heemschut te Zwolle

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBAMS:2011:BV7178

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4493

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

ECLI:NL:RBOVE:2015:4708

uitspraak rechtbank gedeeltelijke intrekking bouwvergunning geluidsscherm A59

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

S QÉMEEKT 1 ING. r j in hh. i i l. Uw kenmerk

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

de Rechtspraak Rechtbank Gelderland GEMEENTE HEi1J-NDOORN 7440 AE Nijverdal Behand.: 'į reľw.: Ąľfí Stuk WerlāLl.

ECLI:NL:RBLIM:2014:3621

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

Uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND. Zittingsplaats Groningen. Bestuursrecht. zaaknummer: LEE 17/1763

ECLI:NL:RBNNE:2016:4001

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juli 2017 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBNNE:2016:4039

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

de Rechtspraak Rechtbank Utrecht [ ] AANTEKENEN [ ] PER POST [ ] PER FAX Sector bestuursrecht Rechtbank Utrecht

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

Afdeling bestuursrechtspraak. Voorstel behandelwijze; jlbicid raaddd: 2^ v \ Uw kenmerk

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. tegen de uitspraak in zaak nr. 07/604 van de rechtbank Assen van 6 december 2007 in het geding tussen:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

Transcriptie:

de Rechtspraak Rechtbank Overijssel AANTEKENEN [X]/PERPOST PER FAX Bestuursrecht datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp provinciale staten Van Overijss eprovinciale STATEN afd. behandeling béroepschrift^ivan OVERIJSSEL Postbus 10078 8000 GB Zwolle Reg.nr. PS/2XJIU lao<sa Dat. ontv.: Routin 9 3 december 2014 Overige bestuursgeschillen mevr E.W. Kisteman v.d. Wetekjing 088-361 1037 \ zaaknummer ZWO 14/1544 BESLU JHE PS/2014/492A14-129 (088) 361 0068/69 het beroep van J. Hanenbergh te Utrecht 04 DEC 2014 a.d. Bijl.: bezoekadres Schuurmanstraat 2 ÜÖ11 KP Zwolle correspondentieadres Hostbus 10067 ÏI0OOGB Zwolle t 088) 361 5555 f j[088) 361 0067»ww.rechtspraak.nl Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Geachte heer/mevrouw, Over het beroep met zaaknummer ZWO 14 /1544 BESLU JHE deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een ECLI-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,2500 EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het zaaknummer te vermelden. Hoogachtend, BE022

uitspraak RECHTBANK OVERIJSSEL Zittingsplaats Zwolle Bestuursrecht zaaknummer: AWB 14/1544 uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen J. Hanenbergh, te Utrecht, eiser, (gemachtigde: mr. H. van Drunen), en Provinciale Staten van Overijssel, verweerders, (gemachtigde: mr. V.A. Textor). Procesverloop Bij besluit van 28 mei 2014 (het bestreden besluit) hebben verweerders het bezwaar van eiser tegen het niet verstrekken van gevraagde informatie gegrond verklaard en besloten de nota's en bonnen van de PW-fractie én van alle andere fracties van Provinciale Staten van Overijssel over de periode van maart 2011 -januari 2013 in geanonimiseerde vorm beschikbaar te stellen, door middel van ter inzage legging ter griffie van het Provinciehuis. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. In aanvulling op het bestreden besluit hebben verweerders op 12 september 2014 besloten (deels) aan eisers verzoek tegemoet te komen en de nota's en bonnen van de PVV-fractie alsnog gedeeltelijk openbaar te maken door middel van verstrekking. Verweerders hebben een verweerschrift ingediend. Eiser heeft nadere gronden ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2014. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, vergezeld door E.H.P. Stolk-Jorink. Overwegingen 1. Op 2 januari 2013 heeft eiser aan de Commissaris van de Koningin van de provincie Overijssel als voorzitter van verweerders op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (verder: Wob) afschriften gevraagd van alle documenten die betrekking hebben op de verantwoording van de fractievergoedingen en financiële jaarverslagen van de PVV- Statenfractie over de periode van maart 2011 tot de datum van het verzoek (verder: de

zaaknummer: AWB 14/1544 blad 2 achterliggende stukken). Eiser heeft bij dat verzoek een (niet-limitatieve) opsomming gegeven van de documenten die hij precies wenst te krijgen. Bij besluit van 18 januari 2013 heeft de Commissaris van de Koningin, als voorzitter van verweerders de gevraagde documenten openbaar gemaakt door deze aan eiser te verstrekken voor zover deze bij verweerders in bezit zijn. Van de achterliggende stukken hebben verweerders gesteld dat deze in eigendom zijn van de PW-fractie zodat verweerders die niet hebben. Onder achterliggende stukken verstaan verweerders declaratieformulieren, nota's en bonnen van alle uitgaven van de Statenfractie. Bij besluit van 3 juli 2013 hebben verweerders, onder verbetering van de motivering dat de achterliggende stukken niet onder verweerders berusten en ook niet behoren te berusten, het tegen het besluit van 18 januari 2013 gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 7 april 2014 heeft de rechtbank het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, onder vernietiging van het besluit van 3 juli 2013 voor zover verweerders daarbij geweigerd hebben de achterliggende stukken openbaar te maken. De rechtbank heeft hierbij - kort gezegd - overwogen dat tussen verweerders en de achterliggende stukken een functionele relatie bestaat en op grond hiervan er van dient te worden uitgegaan dat de achterliggende stukken onder verweerders behoren te berusten, onder het bereik van de Wob vallen en derhalve door verweerders openbaar hadden moeten worden gemaakt. Verweerders hebben tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld. 2. Op 28 mei 2014 hebben verweerders een nieuw besluit op het bezwaar van eiser afgegeven, waarbij is besloten eiser de gevraagde nota's en bonnen van de PW-fractie in de door die fractie geanonimiseerde vorm beschikbaar te stellen, in die zin dat eiser de gevraagde nota's en bonnen van alle fracties kan inzien bij de griffie van het Provinciehuis. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Bij besluit van 12 september 2014 hebben verweerders de geanonimiseerde nota's en bonnen van de PW-fractie alsnog aan eiser toegezonden. Eiser heeft een aanvullend beroepschrift ingediend. 3. De rechtbank acht het beroep van eiser tegen het besluit van 28 mei 2014 onder toepassing van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen het besluit van 12 september 2014. Zoals hiervoor aangegeven hebben verweerders geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2014 waardoor deze uitspraak rechtens onaantastbaar is geworden. Hiermee staat vast dat de door eiser gevraagde nota's en bonnen van de PWfractie onder verweerders behoren te berusten. Verweerders zijn derhalve gehouden deze stukken te verstrekken tenzij sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob. Zowel in het besluit van 12 september 2014 als in het verweerschrift hebben verweerders echter gesteld dat de accountant niet onder de verantwoordelijkheid van verweerders valt, maar een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van zijn werkzaamheden en de inhoud van het uit te brengen rapport en dat er geen zodanige functionele relatie tussen verweerder en de accountant bestaat dat de accountant de nota's en bonnen aan verweerders had hoeven te verstrekken.

zaaknummer: AWB 14/1544 blad 3 De rechtbank kan hieruit geen andere conclusie trekken dan dat verweerders van mening zijn en blijven dat de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2014 op onjuiste gronden berust maar om hun moverende -niet juridische- redenen, zoals omschreven in het verweerschrift, afgezien is van het instellen van hoger beroep. 4. Nu tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep is ingesteld rust op verweerders de verplichting te voldoen aan die uitspraak en de gevraagde stukken openbaar te maken. Verweerders kunnen daarbij wel per openbaar te maken stuk beoordelen of één van de weigeringsgronden van de artikel 10 en 11 van de Wob aan de orde is, maar niet volstaan met de enkele verstrekking van de door de PW-fractie aan hen ter beschikking gestelde geanonimiseerde stukken. Omdat verweerders op een daartoe strekkend verzoek van de rechtbank op grond van artikel 8:29, derde lid van de Awb, te kennen heeft gegeven de onderliggende -niet geanonimiseerde- stukken niet te kunnen inzenden omdat zij daar niet over beschikken, kan de rechtbank ook niet toetsen of de gestelde geheimhouding als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob, gerechtvaardigd is. Eiser heeft een aantal concrete voorbeelden genoemd, op grond waarvan het aannemelijk is te achten dat de anonimisering van die stukken geen rechtvaardiging kan vinden in een van de genoemde bepalingen. Verweerders hebben er blijkens het besluit van 28 mei 2014 mee ingestemd dat de Statenfractie van de PW zelfde onderliggende stukken zoals nota's en bonnen anonimiseren maar miskennen aldus de eigen verantwoordelijkheid om toepassing te geven aan de bepalingen van de Wob, zoals die verantwoordelijkheid voortvloeit uit de eerdere uitspraak van de rechtbank. 5. Het besluit is gelet daarop in strijd met het motiveringsbeginsel en dient om die reden te worden vernietigd. Nu de rechtbank in dit geval geen mogelijkheid aanwezig ziet om het geschil definitief te beslechten, zullen verweerders opnieuw op het bezwaar dienen te beslissen. 6. Voor zover ter zitting namens verweerders nog is aangevoerd dat in een situatie waarbij stukken niet onder een bestuursorgaan berusten maar daar wel behoren te berusten, van dat orgaan slechts kan worden verlangd dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om die stukken alsnog te achterhalen, overweegt de rechtbank het volgende. Vastgesteld wordt dit niet de strekking is van de besluiten van 28 mei 2014 en 12 september 2014. Maar los daarvan hebben verweerders niet onderbouwd dat al het mogelijke is gedaan om te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2014. 7. Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerders te veroordelen in de proceskosten, begroot op 1.217,50, voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 0,5 punt voor het (aanvullend) beroepschrift tegen het nieuwe besluit en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x wegingsfactor 1 x 487,00 per punt).

zaaknummer: AWB 14/1544 blad 4 Beslissing De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de besluiten van 28 mei 2014 en 12 september 2014; - veroordeelt verweerders in de proceskosten, begroot op 1.217,50; - bepaalt dat verweerders aan eiser het door hem betaalde griffierecht van 165,00 vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van Y. van der Zaan-van Arnhem griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 0 nrn OMI griffe Afschrift verzonden aan partijen op: - 3 DEC 2014 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.