Hier word je Amsterdammer van



Vergelijkbare documenten
Allochtonen op de arbeidsmarkt

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Arbeidsdeelname van paren

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Participatie in arbeid

10. Veel ouderen in de bijstand

8. Werken en werkloos zijn

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Beroepsbevolking 2005

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Politieke participatie

Factsheet Demografische ontwikkelingen

Politieke participatie

Werkloosheid 50-plussers

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Dordrecht in de Atlas 2013

Uit huis gaan van jongeren

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Zekerheden over een onzeker land

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Gebruik van kinderopvang

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei Utrecht.nl/onderzoek

Fact sheet Hoogopgeleide Amsterdammers

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Langdurige werkloosheid in Nederland

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

CBS-berichten: Arbeidsmigratie naar en uit Nederland

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

de Makassarbuurt De Staat van

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Fact sheet. Dienst Ruimtelijke Ordening. Demografische ontwikkelingen in 2006: bevolkingsgroei stagneert, wel meer vestiging van jongeren

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Stadsmonitor. -Samenvatting- Modules. Datum: februari Stadsmonitor -Samenvatting- 0

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Van baan naar eigen baas

Samenvatting Twente Index 2016

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

Jeugdwerkloosheid. achtergronddocument

11. Stijgende inkomens

12. Vaak een uitkering

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Fact sheet Opmars zzp ers in Amsterdam Aandeel zzp ers in de werkzame beroepsbevolking, (procenten)

Monitor jeugdwerkloosheid over. Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Nieuwe stedelingen in Amsterdam. De stad als bevolkingsmagneet Marcel Janssen 29 januari 2013

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de

Vooronderzoek: Foto van Haaksbergen

Trendanalyse: diversiteit van de Amsterdamse bevolking

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Fact sheet. dat de segregatie in het voortgezet onderwijs

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

2. Groei allochtone bevolking fors minder

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 juni Utrecht.

Allochtonen, 2013 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, (procenten)

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Binnensteden en hun bewoners

Transcriptie:

Hier word je Amsterdammer van

2 3 De grootste uitvinding ooit The greatest invention of mankind. Zo kwalificeert de Amerikaanse econoom Glaeser in zijn laatste boek de stad. 1 De stad maakt, aldus de ondertitel, mensen rijker, slimmer, groener, gezonder en gelukkiger. Zeker, economische groei en urbanisatie hangen samen. Maar dat betekent niet dat steden nooit krimpen. Tussen 1960 en 1985 nam het aantal inwoners in veel westerse steden af. New York, San Francisco, Londen, Milaan en ook Amsterdam verloren in hoog tempo bewoners. De economie groeide weliswaar als nooit tevoren, maar stedelingen verzilverden hun toegenomen welvaart in suburbs, in de vorm van betere woningen en meer vierkante meters. In 1985 bereikte het inwonertal van Amsterdam met 675.000 een dieptepunt. Ook de bevolkingssamenstelling was sterk veranderd. Gezinnen keerden de stad de rug toe en alleenstaanden vestigden zich, onder wie veel gastarbeiders die pas later hun gezinnen lieten overkomen. De nieuwe gezinnen vestigden zich steeds meer in de naoorlogse buitenwijken van de stad. In de jaren tachtig is de stadsvernieuwing, onder aanvoering van Jan Schaefer, goed op gang gekomen. Die omslag heeft vervolgens geleid tot de ontwikkeling van nieuwe binnenstedelijke locaties zoals het Oostelijk Havengebied. Nog later en wat verder weg kwam IJburg, dat inmiddels alweer tien bestaat. Meer gezinnen zijn sinds die tijd in de stad blijven wonen, ook al verruilt een groot deel nog steeds hun woning in de stad voor een woning in de regio. De groei van het aantal gezinnen vindt vooral plaats in Oost, Centrum en in Zuid. Inmiddels heeft Amsterdam weer meer dan 800.000 inwoners. Volgens de prognoses houdt de groei aan. Vooral hogeropgeleiden kiezen voor de stad. Zij komen voor werk, voor een opleiding, voor cultuur, en niet in de laatste plaats voor elkaar. Tenzij blijkt dat economie van de stad lijkt op een Potemkindorp dat draait op latte en apps 2 staat de teller in 2026 op 850.000. 1 Glaeser, E.: Triumph of the City: How Our Greatest Invention Makes Us Richer, Smarter, Greener, Healthier, and Happier. New York. The Penquin Press, 2011. 2 Engelen, E.: Na de vastgoedroes. In: Essays Toekomst van de Stad, 2012. Loop van de bevolking in Amsterdam,1960-2011 15.000 10.000 5.000 0-5.000-10.000-15.000-20.000-25.000-30.000 1950 1955 1960 1965 1970 1975 natuurlijke aanwas buitenlands migratiesaldo -- binnenlands migratiesaldo toe/ afname 1985 1990 1995 2000 2005 2010

4 5 Bevolkingspiramides Van alle illustraties bij statistieken is de bevolkingspiramide misschien wel de meest bekende. Dat is niet zo verwonderlijk, de piramide laat in één oogopslag zien hoe een bevolking is samengesteld naar sekse en leeftijd. Oorlogen en epidemieën zoals de Spaanse griep, laten hun sporen na, net als economische voor- en tegenspoed. Rond 1900, toen de Jan Saliegeest definitief was verdreven en de Amsterdamse bevolking snel groeide, had de piramide de vorm van een kerstboom, zoals een kind die tekent. Nuljarigen waren de meest voorkomende leeftijdscategorie, 65-plussers waren er nauwelijks. Piramides uit de jaren vijftig laten de babyboom zien, die inmiddels, als gevolg van de suburbanisatie, sterk is afgevlakt. Nu zijn twintigers en dertigers dominant en laat de piramide door het onderwijssucces van meisjes een vrouwenoverschot zien. De kerstboom ziet er uit als door een iets ouder kind getekend. Amsterdam telt globaal genomen vier bevolkingscategorieën: geboren autochtone Amsterdammers, autochtone vestigers, westerse en nietwesterse allochtonen. De bevolkingspiramides laten zien hoe verschillend deze groepen zijn samengesteld. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 leeftijdsopbouw 8 6 4 2 0 2 4 6 8 1900 totaal x1000 0 % 20 15 10 5 0 5 10 15 20 2012 elders geboren autochtone Amsterdammers 6 000 4 000 6 000 2 000 4 0000 2 000 2 000 04 000 2 000 6 000 4 000 8 000 6 000 8 000 20 15 20 10 15 5 10 0 5 5 0 10 5 15 10 20 15 15 20 10 15 5 10 0 5 5 0 10 5 15 10 15 15 10 15 5 10 0 5 5 0 10 5 15 10 15 15 10 15 5 10 0 5 5 0 10 5 15 10 15 promillage promillage 15 10 5 0 5 10 15 15 10 5 0 5 10 15 15 10 5 0 5 10 15 2012 geboren autochtone Amsterdammers promillage promillage 2012 westerse allochtone Amsterdammers promillage promillage 2012 niet-westerse allochtone Amsterdammers promillage promillage

6 7 Komen en gaan Amsterdam aantrekkelijk Amsterdam is een stad van komen en gaan. Forensen komen elke werkdag, winkel- en theaterbezoekers van buiten al veel minder vaak en een toerist hooguit een paar keer in zijn leven. Voor de inwoners van de stad is dat niet anders. De meesten zijn er niet geboren en wie er naar toe verhuist blijft er lang niet altijd de rest van zijn leven. De dynamiek van de stad is aanmerkelijk groter dan een statische beschrijving van de bevolking in eerste instantie doet vermoeden. In de afgelopen decennia heeft de Amsterdamse bevolking zich ontwikkeld tot wat wel een hyperdiverse en transnationale gemeenschap wordt genoemd. 1 Migranten komen niet langer overwegend uit landen als Marokko, Turkije en Suriname. Amsterdam telt meer dan 180 nationaliteiten en ook naar vestigingsmotief, generatie, levensovertuiging, opleidingsniveau en relatie met het thuisland nemen de verschillen toe. Transnationaal verwijst naar groepen inwoners die zich niet definitief vestigen in de stad en zolang ze hier verblijven contact onderhouden met gemeenschappen in het land van herkomst en elders. Wie kijkt naar de kans dat Amsterdammers die op enig moment in de stad wonen er tien later nog zijn, ziet grote verschillen. Het meest honkvast zijn vrouwen van Marokkaanse herkomst, het minst westerse allochtone mannen niet voor niets exponenten van traditionele en recente (arbeids)migratie. 1 Vertovec, S.: The emergence of super-diversity in Britain. Working paper no 25, Centre on migration, policy and society. University of Oxford. Oxford, 2006. voor Europeanen De laatste tien vestigen zich veel meer westerse allochtonen in Amsterdam dan er uit de stad vertrekken. Dit noemen we een buitenlands vestigingsoverschot en het overgrote deel van die groei bestaat uit Oost-Europeanen. De laatste jaren is dit overschot sterk toegenomen, vooral als gevolg van de toetreding van een groot aantal Oost-Europese landen tot de Europese Unie, onder andere Bulgarije en Roemenie. Ook vestigden zich veel meer Zuid-Europeanen dan er vertrokken. Dat laatste is waarschijnlijk het gevolg van de slechte economische toestand van Zuid-Europese landen. Maar ook voor de rest van Europa en Noord-Amerika was er een positief buitenlands vestigingssaldo. Een mogelijke oorzaak zou de relatief sterke economie van Nederland en in het bijzonder van Amsterdam kunnen zijn. Buitenlandse migratiesaldo van westerse allochtonen, 2001-2011 Amsterdammers in 2000, nog steeds Amsterdammer, naar herkomstgroep en geslacht, jan 2000- okt 2012 (index 2000=100) 8000 7000 2001-2005 2006-2011 100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 okt 2012 V Marokko M Marokko V Turkije M Turkije V Suriname M Suriname V Antillen M Antillen V Niet-westerse allochtoon M Niet-westerse allochtoon V Westerse allochtoon M Westerse allochtoon V Autochtoon M Autochtoon 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0-1000 Noord-Amerika Noord-West Europa Oost-Europa Zuid-Europa Nederlands- Indië/Indonesie Oceanie Japan

8 9 Arrival city 0-1 1-2 2-4 4-8 8-13 buiten beschouwing gelaten Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in steden en het aandeel blijft groeien. De Brits-Canadese journalist Doug Saunders schreef een boek over de wijken in die steden waar nieuwkomers aankomen. 1 In Arrival City laat Saunders zien dat er meer over te melden is dan het negatieve nieuws waarmee shantytowns, favelas en bidonvilles zo vaak worden geassocieerd. Hij stelt vast dat arrival cities grote potentie hebben, zowel voor migranten als voor ontvangende samenlevingen. Amsterdam heeft geen getto s of slums, maar ook hier zijn buitenlandse migranten vaak aangewezen op bepaalde delen van de stad. Tussen 2001 en 2010 vestigden zich ruim 14.000 personen van Turkse en Marokkaanse herkomst en 14.000 personen van Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese herkomst vanuit het buitenland in Amsterdam. Om een plek in de stad te vinden zijn zij voor een groot deel afhankelijk van bestaande netwerken. Turken en Marokkanen vestigen zich voornamelijk in Geuzenveld, Slotermeer en Bos en Lommer en in een aantal andere buurten waar deze gemeenschap al groot is zoals de Indische Buurt. Het vestigingspatroon van Surinamers, Antillianen en Ghanezen vanuit het buitenland is veel specifieker: zij vestigen zich vrijwel uitsluitend in Zuidoost. 1 Saunders, D.: Arrival City: How the Largest Migration in History is Reshaping Our World. Knopf Canada, 2010 Vestiging vanuit het buitenland (2001-2010) naar buurtcombinatie Surinamers, Antillianen en Ghanezen Turken en Marokkanen Bron: O+S

10 11 Lege kaarten Concentratiegebieden westerse allochtonen 2011 en particuliere huurwoningen 2010 aantal westerse allochtonen >27% aantal particuliere huurwoningen >56% De Duitse geograaf Von Humboldt had een uitgesproken opvatting over kaarten. Nur leer erscheinende Karten prägt man sich, wist hij. Een goede kaart biedt overzicht en toont alleen wat er werkelijk te doet. De Universiteit van Amsterdam heeft een applicatie ontwikkeld waarmee zulke kaarten kunnen worden gemaakt. Die kaarten tonen selecties: waar veel alleenstaanden wonen, waar juist gezinnen, waar de WOZ-waarden hoog zijn, waar veel fietsen worden gestolen of waar seizoenkaarthouders wonen. De gebruikte gegevens zijn op een heel laag aggregatieniveau beschikbaar, de ongeveer 17.000 postcodegebieden die Amsterdam telt. Het voordeel daarvan is dat de analyse niet gebonden is aan een administratieve eenheid, zoals een politiedistrict of een stadsdeel. De kaarten markeren daardoor heel precies waar een verschijnsel zich voordoet. De aan de universiteit ontwikkelde applicatie is gevuld met gegevens van O+S en regiogemeenten, een succesvolle samenwerking waaruit de Stadsmonitor en de Regiomonitor zijn voortgekomen. 1 De kaart toont de gebieden in de stad waar veel Belgen, Duitsers, Britten en andere westerse allochtonen wonen. Gemiddeld over de stad is dat 16%, in de getoonde gebieden is dat meer dan 27%. Westerse allochtonen zijn sterk georiënteerd op het centrale deel van Amsterdam. Ook weergegeven zijn gebieden met particuliere huurwoningen. Dat is het deel van de woningmarkt waarop zij in belangrijke mate zijn aangewezen en zeker zolang zij zich geen koopwoning kunnen permiteren. 1 http://www.os.amsterdam.nl/publicaties/achtergronddocumenten/visualising postcode data for urban analysis and planning: the Amsterdam City Monitor beeld: UvA,

12 13 Meer autochtone kinderen in Amsterdam Geboorte naar herkomstgroep kind in 1992 en 2011 In 2011 is bijna de helft van alle kinderen die in Amsterdam geboren zijn van autochtone herkomst, dat wil zeggen dat beide ouders in Nederland zijn geboren. In tegenstelling tot het algemene beeld dat juist het aantal allochtonen (mensen van wie ten minste een van de ouders niet in Nederland is geboren) groeit, is het aandeel autochtone kinderen de laatste twee decennia (licht) toegenomen door stijgende vruchtbaarheidscijfers bij autochtone vrouwen zij krijgen nu gemiddeld 1,43 kinderen terwijl dat 10 geleden 1,19 was - en doordat de kinderen van tweede generatie allochtone vrouwen tot de autochtonen worden gerekend, immers, tweede generatie allochtonen zijn in Nederland geboren. Het aandeel allochtone kinderen nam af en daarvoor gelden verschillende oorzaken. Het aandeel Surinaamse en Antilliaanse kinderen nam sterk af doordat de kinderen van tweede generatie ouders niet meer tot de allochtonen worden gerekend. Ook het aandeel Turkse en Marokkaanse kinderen nam om deze reden af, maar meer nog door afname van de vruchtbaarheidscijfers bij de Turkse en Marokkaanse vrouwen. Voor de groep van Marokkaanse vrouwen geldt bijvoorbeeld dat er tien geleden gemiddeld 3.05 kinderen werden geboren terwijl dat er nu 2,36 zijn. Het aandeel overig-nietwesterse en westerse kinderen nam wel toe, met name door de immigratie van overig-niet-westerse en westerse vrouwen. 60% 1992 2011 50% 40% 30% 20% 10% 5% 0% Surinamers Antillianen Marokkanen Turken Overig niet-westerse allochtonen Westerse allochtonen Autochtonen

14 15 Grote Bazen de 25 grootste werkgevers in amsterdam 1990 de 25 grootste werkgevers in amsterdam 2012 In 1990 werkten er in Amsterdam bijna 318.000 mensen bij ruim 41.000 vestigingen, in 2012 zijn dat er ruim 475.000, die bij ruim 91.000 vestigingen werken. De gemiddelde bedrijfsgrootte is dus gedaald (van 7,7 mensen per vestiging naar 5,2 mensen per vestiging). Er zijn vooral heel veel kleinere bedrijven bij gekomen. Bij de grote bedrijven zijn er in deze periode juist veel fusies geweest. In 1990 werkten er bij de 25 grootste werkgevers in Amsterdam 92.261 mensen, in 2012 waren dat er 116.272. In 2012 is de gemeente Amsterdam nog steeds de grootste werkgever (zij het met minder mensen). 1 Ook de beide universiteiten blijven hoog in de ranglijst staan. IBM staat al lang hoog in de lijst maar de activiteit is veranderd van groothandel naar ict-consultancy. In 1991 is de Algemene Bank Nederland gefuseerd met de Amsterdam Rotterdam Bank, maar in 2012 werken er bij de fusiebank (aangevuld met Fortis Bank) minder mensen dan in 1990. In de gezondheids- en welzijnszorg zijn er veel fusies en overnames geweest, in 1990 staan er twee vestigingen in de lijst, in 2012 zes. De PTT, die in 1990 de vijfde werkgever in Amsterdam was, bestaat in 2012 niet meer. Post NL staat nu op de 20e plaats, KPN Nederland op de 26e plaats; bij elkaar werken er in 2012 minder mensen bij deze ondernemingen dan in 1990. ------------------------------------ 1 Gemeente Amsterdam 19.913 2 Universiteit Van Amsterdam 8.202 3 Vrije Universiteit 7.083 4 NMB Postbank Groep 6.703 5 P.T.T. 4.788 6 Algemene Bank Nederland 4.442 7 Rijksoverheid 4.085 8 Gemeentepolitie 3.398 9 IBM Nederland 3.105 10 Amsterdam Rotterdam Bank 2.735 11 Koninklijke Bijenkorf Beheer 2.679 12 Gemeenschappelijk Administratie Kantoor 2.547 13 Provinciale- en Gemeentelijke Electriciteitsmaatschappij 2.477 14 Sociaal Fonds Bouwnijverheid 2.196 15 Delta-Lloyd Verzekeringsgroep 1.940 16 Nederlandse Spoorwegen 1.939 17 De Telegraaf 1.924 18 De Nederlandsche Bank 1.671 19 Perscombinatie 1.621 20 Fokker 1.579 21 Onze Lieve Vrouwe Gasthuis 1.555 22 Koninklijke Shell 1.537 23 Stork Amsterdam 1.480 24 Albert Heijn 1.437 25 St Lucas Ziekenhuis 1.224 ------------------------------------ 1 gemeente Amsterdam 16.164 2 Universiteit van Amsterdam 12.810 3 ING Bank 11.453 4 Vrije Universiteit 10.100 5 ABN AMRO Bank 7.363 6 Politie Amsterdam Amstelland 6.375 7 Rijksoverheid 5.374 8 Cordaan Amsterdam 4.373 9 G.V.B. 3.877 10 UWV 3.489 11 IBM Nederland 3.420 12 Albert Heijn 3.035 13 Onze Lieve Vrouwe Gasthuis 2.587 14 NS Groep 2.496 15 OSIRA groep 2.468 16 Hogeschool van Amsterdam 2.408 17 Stichting Arkin 2.333 18 PriceWaterhouseCoopers 2.328 19 Nuon 2.262 20 PostNL 2.098 21 Delta Lloyd 2.094 22 Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis 1.980 23 Lucas Andreas Ziekenhuis 1.978 24 ROC van Amsterdam 1.706 25 De Nederlandsche Bank 1.702 ------------------------------------ TOTAAL 116.272 ------------------------------------ TOTAAL 92.261 1 Het aantal werknemers is erg afhankelijk van verzelfstandigingen en dergelijke; de gemeentepolitie, de gemeente-universiteit en het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf zijn geen onderdeel meer van de gemeente Amsterdam. Zie ook: http://www.os.amsterdam.nl/nieuws/10317.

50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 50.000 16 17 Opkomst Werkgelegenheid naar hoofdsectoren dienstensector De Amsterdamse economie wordt gedomineerd door de dienstensector. Deze dominantie doet zich niet alleen voor binnen het bedrijfsleven, ook binnen de (semi-)overheid (overheid, zorg, onderwijs). Wat er in Amsterdam gebeurt, gebeurt ook elders in de wereld. Diensten clusteren zich in steden, ten koste van de industrie. Tussen 1975 en 2012 veranderde de sectorstructuur van Amsterdam aanzienlijk: de industrie nam af in belang, terwijl met name de commerciële diensten en de niet-commerciële diensten toenamen. In Amsterdam is het aandeel van de industrie in de totale werkgelegenheid gedaald van 17% in 1975 tot 5% in 2012. Het aandeel van de bouw halveerde van 6% naar 3%. Ook de sector handel en horeca verloor terrein: het aandeel nam af van 27% in 1975 naar 18% van de totale werkgelegenheid in 2012. De grote winnaars waren de overige commerciële diensten en de (semi-) overheid die in 2012 respectievelijk een aandeel van 49% en 26% in de totale werkgelegenheid innemen. (semi-)overheid overige commerciële diensten handel en horeca bouw Industrie 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

18 19 Meer, groter, super In 1975 waren er in Amsterdam 125 supermarkten 1, in 1990 was dit aantal gestegen naar 132 en in 2012 zijn er 146 supermarkten in Amsterdam. Opmerkelijk is de enorme toename van het aantal vestigingen van Albert Heijn. In 1975 waren er 34 Albert Heijn supermarkten in Amsterdam, in 1990 was dit aantal toegenomen tot 41 winkels en in 2012 zijn dit er 73. Niet alleen zijn er meer Albert Heijn vestigingen in 2012, ze zijn ook veel groter dan vroeger. In 1990 had de gemiddelde supermarkt van Albert Heijn 497 m2 verkoopvloeroppervlak, in 2012 is deze bijna tweemaal zo groot: 949 m2. Een andere verschil is dat er in 1975 ketens waren die er in 1990 niet meer zijn en dat er in 2012 weer andere supermarkten zijn. Ketens die de afgelopen 37 aanwezig waren zijn Albert Heijn, Dirk van den Broek en Aldi. Het hoeft niet te verwonderen dat er in anno 2012 in Amsterdam ook vestigingen van biologische winkelketens als Eko Plaza en Marqt te vinden zijn en dat ook allochtone ondernemers winkelketens opbouwen. De Attent markt van de Turkse familie Günes werd in februari 2011 door Tros Radar tot de vriendelijkste supermarkt van Nederland uitgeroepen. 1 Detailhandelsvestigingen met algemeen assortiment waar tenminste vijf mensen werken of vestigingen van supermarktketens. De spreiding van supermarkten in 1975 De spreiding van supermarkten in 2010

20 21 Oude en nieuwe Slagers en islamitische slagers in 1975 en 2012 buurtwinkels islamitische slager 2012 slager 2010 slager 1975 In de laatste decennia zijn de Nederlanders hun levensmiddelen steeds meer in de supermarkt gaan kopen, waardoor het aantal gespecialiseerde winkels is afgenomen. Werd in 1998 67% van de bestedingen in dagelijkse goederen bij de supermarkt gedaan, in 2010 was dit aandeel al gestegen tot 76%. Deze verschuiving heeft ertoe geleid dat tussen 1995 en 2010 in Nederland het aantal groenteboeren en slagers met meer dan de helft is afgenomen. In Amsterdam was de afname met 47% iets minder groot. Belangrijkste reden daarvoor zijn allochtone ondernemers die winkels openden. In Amsterdam voldoen deze winkels in een behoefte: 66% van de Amsterdammers doet wel eens boodschappen bij een winkel van een allochtone ondernemer. Op de kaart staan de locaties van de slagers in 1975 en 2012. In 2012 zorgen de 75 islamitische slagers ervoor dat er in veel buurten nog een slager is. Veel van deze slagerijen bestaan al langer en zijn gevestigd in buurten, waar vroeger veel allochtonen woonden, zoals in de Pijp en Oud-West. In Nieuw-West, waar nu veel allochtonen wonen, hebben zich islamitische slagers gevestigd. Maar ook IJburg Oost heeft een (Turkse) slager. Het aantal allochtone winkeliers in dagelijkse goederen naar soort 1975-2012 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2012 aandeel 2012 slager 5 32 42 64 90 87 69 72 75 48 bakker 5 2 16 25 51 59 68 29 banketbakker 1 1 5 5 1 3 4 10 groentenboer 6 24 30 38 29 38 47 vishandel 3 7 12 8 14 supermarkt/kruidenier 1 5 10 20 35 64 55 76 20 overig 2 3 35 16 12 5 13 6 tabakswinkel 3 13 11 16 9 totaal 5 33 55 86 190 204 255 246 298 19 bron:o+s

22 23 Amsterdamse bedrijfsvestigingen worden gemiddeld steeds kleiner. Dit heeft onder andere te maken met de veranderingen in de sectorstructuur. De industrie heeft aan betekenis voor de werkgelegenheid verloren en de dienstensector, die veel kleine bedrijven telt, is juist gegroeid. En binnen die dienstensector zijn bij uitstek de groeiers van de jaren negentig, de ICT-sector en de creatieve industrie, voorbeelden van deelsectoren die zich kenmerken door het geringe aantal werknemers per vestiging. Maar ook in andere sectoren nam de gemiddelde omvang van een vestiging af. Deze ontwikkeling houdt ook in dat het aantal ondernemers in de stad sterk is toegenomen: een verdubbeling in de afgelopen tien. De drempel om een bedrijf te starten is verlaagd, onder andere door de wijdverbreide toegankelijkheid van informatie- en communicatietechnologie. Sowieso kenmerkt de Amsterdamse economie zich door een behoorlijke dynamiek, zowel wat betreft starters als opheffingen. Er kwamen vooral veel kleine bedrijven bij. Meer dan 60% van de vestigingen in Amsterdam is een eenpersoonsvestiging. Vestigingen met Nederland tussen de 2 en 5 werkzame personen zijn het snelst gegroeid tussen Amsterdam 2007 en 2010. Opmars kleine bedrijfsvestiging Bedrijfsvestigingen en werkzame personen Amsterdam Centrum 1970 1984 2000 2012 Vestigingen 9991 7682 13808 20244 Werkzame personen 128543 74936 87689 93044 Werkzame personen per vestiging 12,9 9,8 6,4 4,6 Aandeel vestigingen naar bedrijfsomvang, 2010 0% 20% 40% 60% 80% 100% ZZP Aandeel zzp ers in beroepbevolking 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Nederland Amsterdam 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Verdeling aantal zzp ers over de stadsdelen, 2012 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 100.000 bron: CBS en O+S Zelfstandigen zijn er altijd geweest. Maar in de afgelopen jaren is hun aantal zeer sterk toegenomen. Het zelfstandig ondernemerschap heeft aantrekkelijke kanten: vrijheid, hogere verdiensten en afwisselend werk om er maar een paar te noemen. Maar schaduwkanten zijn er ook: inkomensonzekerheid en een beperkt sociaal vangnet bijvoorbeeld. Van alle werkende armen is de helft zelfstandige en dit aandeel neemt toe. 1 Zzp ers vormen een specifieke groep eenpersoonsbedrijven, ze werken voor eigen risico en vaak voor meerdere opdrachtgevers. Bovendien werken zzp ers vaak vanuit huis. Het aandeel van werken aan huis in de totale werkgelegenheid is tussen 1998 en 2011 toegenomen van 9 tot 17%. 2 De aanwezigheid van kleine bedrijven en zzp ers, betekent niet automatisch dat Amsterdam een vitale en innovatiegerichte economie is. Het zou ook kunnen duiden op een duale of gefragmenteerde economie, waarbij veel zzp ers en kleine bedrijven in feite een flexibele schil om de Amsterdamse arbeidsmarkt vormen en daarmee een buffer van de Amsterdamse economie zijn. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd. Wel is al duidelijk, dat zzp ers zich vooral in die stadsdelen vestigen waar toch al de meeste werkgelegenheid geconcentreerd is: in Zuid en Centrum. 1 CBS/SCP: Armoedesignalement 2011. SCP. Den Haag, 2011 2 ARRA. Gemeente Amsterdam/Bureau Onderzoek en Statistiek, 2012 Heel scherp is deze ontwikkeling te zien in de Amsterdamse binnenstad, een verandering van een klassiek stadscentrum dat een hoofdkantoor van een groot bedrijf status verschafte, naar een vestigingsmilieu waarin vooral gespecialiseerde aanbieders van diensten goed gedijen. Westpoort Zuidoost Centrum Noord Nieuw-West Zuid Westpoort Zuidoost Centrum Noord Nieuw-West Zuid 1 persoon 2-9 personen 10-99 personen 100+ personen Oost West Oost West zzp rest werkgelegenheid

24 25 Amsterdammer voor 1,84 nacht Europa (excl. Nederland) Nederland Amerika Azië BRIC* overige landen * 1980 en 1990 is alleen Brazilië en India Volgens de Lonely Planet reisgids 2013 neemt Amsterdam de tweede plaats in op de ranglijst van hippe reisbestemmingen. Vierhonderd grachtengordel en de heropening van musea hebben daar ongetwijfeld aan bijgedragen. Nu heeft Amsterdam altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op bezoekers uit binnenen buitenland. In de jaren vijftig vormden in Duitsland gelegerde geallieerden zo n 10% van de in totaal 500.000 bezoekers. Tussen 1980 en 2011 is het aantal toeristen dat Amsterdam bezocht spectaculair toegenomen. Dit is echter niet alleen toe te schrijven aan de stad zelf. De toegenomen welvaart heeft er, in combinatie met goedkope vliegtickets, toe geleid dat steeds meer mensen zijn gaan reizen, en ook vaker. Amsterdam is vooral in trek voor een kort verblijf: de gemiddelde hotelgast verblijft 1,84 nachten in Amsterdam. In 2011 trok Amsterdam 5,3 miljoen hotelgasten, samen goed voor bijna tien miljoen overnachtingen in hotels. Iets meer dan een derde deel (36%) van de overnachtingen betreft zakelijke bezoekers. Dit is iets minder dan in 2008; toen was het aandeel van de zakelijke bezoekers 40%. 1 Amsterdam is vooral in trek bij Europeanen, in 2011 niet minder dan in 1980 (55%). Opvallend is de groei van het aandeel Nederlanders dat in Amsterdam overnacht. Het aandeel Amerikanen nam in de loop der jaren af. Het toenemende belang van BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) is ook terug te zien in de herkomst van toeristen. Pas sinds 2005 zijn de BRIC-landen als geheel te onderscheiden. Russen mogen sinds 1992 vrij reizen en Chinezen sinds 2004. Hoewel het aandeel toeristen uit deze landen in het totale aantal overnachtingen nog beperkt is (5%), groeit de groep wel snel. x 1.000 overnachtingen 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 1 Bron: CBS 0 1980 1990 2000 2011

26 27 Hoogopgeleide Amsterdammers Opleidingsniveau beroepsbevolking hoog midden laag 1970 2009 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Amsterdam MRA Nederland Amsterdam MRA Nederland Een goed opgeleide beroepsbevolking is een klassieke vestigingsfactor voor bedrijven die op zoek zijn naar een locatie. Richard Florida gaat nog een stapje verder en zegt dat economische activiteiten in hoge mate footloose zijn geworden, zeker in de creatieve sector. 1 Zij zijn weliswaar niet meer gebonden aan traditionele vestigingsfactoren zoals gunstige ligging of een afzetmarkt, maar moeten zich om zich van personeel te verzekeren wel vestigen in plaatsen waar dat personeel graag wil wonen. Deze bedrijven volgen werknemers, en niet andersom. Hoe dit ook zij, de Amsterdamse beroepsbevolking telt veel hoogopgeleiden; sinds 2009 zelfs meer dan middelbaar en lager opgeleiden samen. In 1970 was dat heel anders. Toen was een afgeronde hbo- of een woopleiding nog bijzonder. Minder dan 10% van de beroepsbevolking haalde dit niveau. In de rest van Nederland was de situatie niet anders: het grootste deel van de beroepsbevolking was laag of middelbaar opgeleid. In heel Nederland is het opleidingsniveau de afgelopen veertig enorm toegenomen. De introductie van de studiebeurs heeft er sterk aan bijgedragen dat hoger onderwijs voor velen toegankelijk werd. Sinds de jaren zeventig is het aandeel hoogopgeleiden in Amsterdam en in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) veel sneller toegenomen dan landelijk. Er zijn verschillende verklaringen voor de bovengemiddelde aanwezigheid van hoger opgeleiden in Amsterdam. Het hoge voorzieningenniveau (waaronder het hoger onderwijs) speelt een belangrijke rol, het is aantrekkelijk voor hoog opgeleide en vaak goed verdienende mensen. Ook de relatief aantrekkelijke arbeidsmarkt speelt een rol. Deze wisselwerking tussen een aantrekkelijk leefklimaat en de beschikbaarheid van banen leidt inmiddels tot een continue instroom van alumni uit andere universiteitssteden in Nederland en daarbuiten. 1 Florida, R.: The Rise of the Creative Class, and how it s transforming work, leisure, community and every day life. Basic Books. New York, 2002. bron: Tang en Pleijte, gebaseerd op Economische Verkenningen 2011 Amsterdam economisch sterk Amsterdam is de kernstad van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Met een bruto regionaal product van 38.000 miljoen euro neemt de stad 44% van de toegevoegde waarde van de MRA voor haar rekening. De financiële en zakelijke diensten leveren hier de grootse bijdrage aan. De Amsterdamse economie groeide tot 2000 minder snel dan heel Nederland. Sinds de jaren negentig is de Amsterdamse economie met een comeback begonnen, die zich uit in een forse toename van de economische groei. Tussen 2000 en 2005 ligt de economische groei gemiddeld duidelijk boven die van heel Nederland. De revolutie op het terrein van ICT heeft ertoe geleid dat in Amsterdam sterk vertegenwoordigde sectoren als de financiële en zakelijke dienstverlening en de 6% 4% 2% 0% -2% -4% creatieve industrie snel zijn gegroeid. Na 2005 wordt het verschil tussen de regio Amsterdam en Nederland kleiner. Sinds 2009 fluctueert het beeld van tot, al blijft (de metropoolregio) Amsterdam beter presenteren dan het land als geheel. In samenhang hiermee geldt dat ook gemiddelde uurlonen en grondprijzen in Amsterdam hoger zijn dan elders in Nederland. Zo is de grond in het centrum van Amsterdam 200 keer duurder dan in Oost-Groningen, een verschil dat in de afgelopen vijfentwintig is verdubbeld. 1 Economische Verkenningen Metropoolregio Amsterdam 2012. Gemeente Amsterdam/Kamer van Koophandel. 2 Groot, H. de, et.al.: Stad en land. Centraal Planbureau. Den Haag, 2011. Economische groei (op basis van toegevoegde waarde) Amsterdam Metropoolregio Amsterdam Nederland 1980-1990 1990-1995 1995-2000 2000-2005 2005-2009 2009 2010 2011 2012 Bron: Economische Verkenningen 2011 en 2012

28 29 E 6000 Verkoopprijzen woningen en aandeel minimahuishoudens per buurtcombinatie 2010 Binnen de Ring A10 Buiten de Ring A10 E 5000 De gemiddelde vierkante meter prijs van een verkochte woning was in 2010 3815,-. Over het algemeen geldt: hoe lager de sociaal-economische status van een buurt, hoe lager de woningprijzen. De prijzen verschillen daarmee van ruim boven de 5000,- (o.a. Grachtengordel, landelijk Noord, Museumkwartier) tot onder de 2500,- (o.a. Banne Buiksloot, de Bijlmer). Daarbinnen bestaat echter nog een onderscheid: de verkoopprijzen liggen binnen de ring A10 structureel hoger dan buiten de ring. Hierin tekent zich het verschil in aantrekkelijkheid tussen de buurten dichterbij de binnenstad en de buurten die verder weg liggen van het populaire gebied. Op sommige plekken is de ring de echte scheidslijn: Zowel Buitenveldert als IJburg vallen er buiten terwijl de rest van de stadsdelen Zuid en Oost erbinnen vallen. In Noord loopt de grens tussen oud-noord en de nieuwere delen van Noord door: in de oudere buurten Volewijck, IJplein/Vogelbuurt, Tuindorp Buiksloot en Tuindorp Nieuwendam, maar natuurlijk ook de Dijken en Waterland liggen de prijzen op binnenstadsniveau ; in de overige delen van Noord liggen de prijzen lager. Verkoopprijs/m² E 4000 Verkoopprijzen woningen en aandeel minimahuishoudens NB: Rood zijn alle buurtcombinaties binnen de ring: stadsdeel Centrum, West, Oost (excl. IJburg), Zuid (excl. Buitenveldert), oud-noord. Blauw zijn alle buurtcombinaties buiten de ring: stadsdeel Nieuw-West, Zuidoost, overig-noord, IJburg, Buitenveldert. E 3000 E 2000 0% minima 10% minima 20% minima 30% minima en dienst Wonen Zorg en Samenleven

30 31 Velen weten meer dan één 400 schattingen tussen de 30 en 300 meter Gemiddelde schatting Werkelijke hoogte De hoogte van de Westertoren 85,11m 85,00m Galton, een Britse wetenschapper, bezocht in 1906 een markt waar mensen konden meedingen naar een prijs als zij het juiste gewicht raadden van een te slachten os. Iedereen kon meedoen, dus zowel experts als voorbijgangers waagden een gokje. Tegen Galtons verwachting in, bevond de gemiddelde schatting zich slechts een halve pond naast het echte gewicht, terwijl geen van de individuele schatters het bij het rechte eind had. Wat is het idee? The wisdom of crowds zoals de Amerikaanse New York Times columnist James Surowiecki het noemde, betekent dat onder de juiste omstandigheden de gezamenlijke kennis van een groep groter is dan die van elk van de individuele leden. 1 Dat is een interessante gedachte. Het logenstraft ons idee dat we individueel of in een kleine groep een betere beslissing nemen dan in een grote groep. Maar zoals gezegd: onder de juiste omstandigheden. De belangrijkste twee zijn diversiteit en onafhankelijkheid van meningen. Aan die kenmerken voldoet de Amsterdamse bevolking in ruime mate, dus vroegen wij 400 van hen om te schatten hoe hoog de Wester is. En wat bleek, niemand schatte goed, maar de gemiddelde schatting was 85,11 meter, terwijl de toren in werkelijkheid 11 centimeter korter is. Een verrassend mooie schatting. Toen het onderzoekje werd herhaald onder directeuren van Amsterdamse diensten werd er nog beter geschat. Terwijl de schattingen uiteen liepen van minder dan 30 meter tot meer dan 300 meter was de gemiddelde schatting 84,92 meter, oftewel 8 centimeter naast de werkelijke lengte. 1 Surowiecki, J.: Twee weten meer dan één. Contact. Amsterdam/Antwerpen, 2006.

32 33 Banger door wel campagne-uiting gezien niet campagne-uiting gezien campagne Gemeenten besteden veel aandacht aan lokaal veiligheidsbeleid. De uitgaven op dit terrein zijn tussen 2005 en 2010 met 9% per gegroeid. 1 Wie meer uitgeeft, wil ook resultaten zien. Vandaar dat op allerlei manieren onderzoek wordt gedaan naar de effectiviteit van beleid. Zo heeft O+S in de aanloop naar een campagne met als doel Amsterdammers te attenderen op veiligheidsmaatregelen in het OV, onderzoek gedaan naar de te verwachten effecten van deze campagne. Achtergrond daarvan was de wetenschap dat aandacht voor veiligheidveiligheidsmaatregelen ertoe kunnen leiden dat mensen zich mogelijk juist onveiliger kunnen gaan voelen. Om te toetsen of het onbedoelde effect zich zou voordoen is een experiment uitgevoerd onder ongeveer 1000 leden van het digitale O+S-panel. Twee groepen deelnemers kregen alleen positief gestelde uitingen te zien, twee groepen alleen negatief gestelde uitingen, twee groepen kregen een combinatie van zowel positieve als negatieve uitingen te zien, en één groep kreeg helemaal geen uitingen te zien. Verderop in het onderzoek werd mensen gevraagd hoe veilig zij het Amsterdamse OV vinden. De figuur maakt twee dingen duidelijk. Allereerst blijkt dat mensen die regelmatig met het OV reizen zich veiliger voelen dan mensen die af en toe of nooit met het OV gaan. Verder blijkt dat de campagne geen enkel effect heeft op het veiligheidsgevoel van mensen die regelmatig met het OV gaan, terwijl mensen die af en toe of nooit met het OV gaan zich eerder juist minder veilig voelen na het zien van de campagne-uitingen dan veiliger. Het materiaal lijkt positief van aard, maar onder de oppervlakte wordt reizigers te verstaan gegeven dat het noodzakelijk is om waakzaam te zijn: Op deze lijn houden we 32 oogjes in het zeil, Hoe prettig voel je je als je weet dat er nu iemand naar je kijkt?. Op mensen met veel ervaring in het OV maakt dat kennelijk weinig indruk, maar voor mensen die toch al weinig gebruik maken van het OV zou het wel eens kunnen betekenen dat zij er maar helemaal van afzien. veiliger onveiliger De campagne is niet gestart. 1 Pommer, E., et.al.: Maten voor gemeenten 2012. SCP. Den Haag, 2012. Regelmatig/vaak ov Af en toe/nooit ov

34 35 Drukte aan het water De eenzame televisiekijker Mensen willen graag consistentie in hun kennis, overtuigingen en gedrag. Als denkbeelden of gedragingen niet bij elkaar passen dan is er sprake van dissonantie. Dit wordt als onplezierig ervaren en mensen doen er dan ook veel aan om het op te heffen. De enige manier waarop dit kan is een van beide aan te passen. 1 Daarnaast proberen mensen vaak om het beeld dat anderen van hen hebben te beïnvloeden. Ook hierbij geldt dat mensen consistent willen zijn en daarnaast willen zij graag dat het beeld dat anderen van hen hebben zoveel mogelijk in overeenstemming is met het eigen ideaalbeeld. 2 Deze oude en veel onderzochte sociaal psychologische fenomenen zijn zo nu en dan ook terug te zien in enquêtes. In een onderzoek naar de drukte op de Amsterdamse grachten 3 rapporteerden Amsterdammers hun woonsituatie niet allemaal even nauwkeurig. Ruim de helft van de respondenten woonde aan het water en gaf dat ook aan. Ruim een kwart woonde niet aan het water en meldde dat ook. De rest woonde niet of niet direct aan het water maar gaf aan wel in een huis aan het water te wonen. De meningen van de drie groepen over de situatie op de Amsterdamse grachten maakt duidelijk dat de groep die niet aan het water woont maar die zei van wel hierdoor hun woonsituatie in overeenstemming bracht met hun oordelen. Oordeel over de grachten naar drie groepen Amsterdammers groep 1 (ja/ja) groep 2 (ja/nee) groep 3 (nee/nee) ervaren overlast De Amsterdammers die niet aan het water woonden maar zeiden van wel, beoordelen de drukte op het water en de overlast daarvan vergelijkbaar met Amsterdammers die ook echt aan het water wonen. Amsterdammers die niet aan het water wonen en dat ook zeiden in de enquête, zijn milder in hun oordelen over de drukte en overlast dan beide andere groepen. Het rapportcijfer dat de drie groepen geven voor de grachten verschilt ook. Amsterdammers die zeggen aan het water te wonen, terwijl dat niet zo is, geven vaker een onvoldoende voor de grachten dan de twee andere groepen; er valt dus nog wel het een en ander te verbeteren aan de grachten. Amsterdammers die niet aan het water wonen en dat ook aangeven, geven juist vaker een onvoldoende voor hun leefomgeving. Deze groep is dus minder op de grachten gericht dan beide andere. 1 Festinger, L: A theory of cognitive dissonance. Stanford University Press. Stanford, 1957. 2 Baumeister, R.: A self-representational view of social phenomena. In: Psychological Bulletin, 1982, 46, 5-13. 3 Overlast op het water. Gemeente Amsterdam/Bureau Onderzoek en Statistiek, 2012. 100 % 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 (zeer) druk op de grachten drukte storend drukte (zeer) toegenomen De politicoloog Robert Putnam beschreef in 2000 in zijn studie Bowling Alone: America s Declining of Social Capital hoe de betekenis van het verenigingsleven en sociale contacten afneemt. 1 Het toenemend aantal uren dat men voor de televisie doorbrengt was daar volgens hem voor een groot deel schuldig aan. Most people in America watch Friends, instead of having friends, schreef Putnam. O+S onderzocht in hoeverre de bevindingen van Putnam ook in Amsterdam opgaan en dan blijkt dat mensen die veel tv kijken inderdaad vaker in een sociaal isolement verkeren 2 en minder vaak actief zijn in verenigingen. Ook andersom geldt dat mensen die maatschappelijk actief zijn, minder uren voor de tv doorbrengen dan mensen die dat niet zijn. Zo kijken Amsterdammers die minstens een keer per maand actief zijn in een vereniging of vrijwilligerswerk verrichten, een half uur minder tv op een doordeweekse dag dan het gemiddelde van drie uur. Mensen die in een sociaal isolement verkeren kijken bijna twee keer zoveel tv als zij die niet sociaal geïsoleerd zijn (3,8 uur versus 2,3 uur). Behalve aan tv kijken is ook aandacht besteed aan het aantal uren dat mensen wel niet achter hun computer zitten. Overall blijkt dan dat mensen in een sociaal isolement juist minder uren achter de computer doorbrengen dan anderen. Dat komt omdat oudere mensen relatief vaak geen internet hebben. Sterk sociaal geïsoleerde jongeren brengen juist méér uren achter de computer door (15,7 uur per week) dan niet-geïsoleerde jongeren (9,4 uur per week). 4 3 2 1 0 > 1x per maand actief in vereniging vrijwilligerswerk 1 Putnam, R.: Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community. Simon & Schuster Ltd. New York, 2000. 2 Om na te gaan in hoeverre Amsterdammers zich sociaal geïsoleerd voelen zijn de respondenten zes stellingen voorgelegd, zoals: Ik voel me van andere mensen geïsoleerd en Mijn sociale contacten zijn oppervlakkig. Dit resulteerde in een schaal lopend van sterk geïsoleerd (score 6-13) via gemiddeld geïsoleerd (score 14-17) naar niet geïsoleerd (score 18). Gemiddeld aantal uren tv-kijken op een doordeweekse dag sociaal isolement

36 37 Met school naar Huidig bezoek aan het Stedelijk Museum (2006) en het circus naar de aandacht die er op school en thuis voor cultuur was, Amsterdammers van 18 en ouder het museum 30% Allochtone kinderen gaan minder vaak naar een museum dan autochtone kinderen. Dat komt voor een belangrijk deel omdat zij minder vaak door hun ouders worden meegenomen. Zo geeft van de autochtone kinderen 85% aan dat zij wel eens worden meegenomen naar een voorstelling of een museum, terwijl dat van Marokkaanse kinderen in Amsterdam 51% is. 25% 20% De vraag is of het vak culturele en kunstzinnige vorming (CVK) iets kan compenseren van deze verschillen tussen ouders. Voor het antwoord op die vraag is in retrospectief bepaald wat het effect van school en ouders was op de huidige cultuurconsumptie van volwassen Amsterdammers. Dat is voor veel vormen van cultuur gedaan; bijgaande figuur is een voorbeeld met het Stedelijk Museum en circusbezoek. Amsterdammers die alleen op school met cultuur in aanraking kwamen gaan ongeveer net zo vaak naar het Stedelijk Museum als mensen die door hun ouders, noch door school werden gestimuleerd op dit gebied. Tussen mensen die alleen door hun ouders werden gestimuleerd en mensen die alleen op school of op school noch thuis met cultuur in aanraking kwamen, zien we een behoorlijk verschil: de aandacht voor cultuur thuis leidt tot beduidend meer bezoek aan het Stedelijk Museum. Een combinatie van school en thuis leidt tot de hoogste bezoekcijfers: mensen die zowel door hun ouders als door school werden gestimuleerd brachten het vaakst een bezoek aan het Stedelijk. Voor circusbezoek, daarentegen, maakt het weinig uit of men door school of ouders werd meegenomen naar culturele voorstellingen. Voor de huidige generatie volwassenen geldt blijkbaar dat school het gebrek aan stimulans van ouders niet kon compenseren. Er bestaat wel een effect van school, maar alleen als daar een voedingsbodem voor is in het gezin waarin iemand opgroeit. 15% 10% 5% 0% geen ouders geen school alleen school alleen ouders ouders en school Dat neemt uiteraard niet weg dat een bezoek aan het Stedelijk Museum voor ieder kind waardevol kan zijn, zelfs al verschilt de betekenis ervan voor toekomstig gedrag. Stedelijk Museum circusvoorstelling Bron: O+S, 2006

38 39 Segregatie in het onderwijs: witte vlucht Autochtone leerlingen gaan vooral in Zuid naar school. Ruim de helft van de autochtone leerlingen binnen de ring (Oost, West en Centrum) en 45% van de autochtone leerlingen uit Nieuw-West reizen naar een middelbare school in Zuid. Nu zijn daar veel scholen die onderwijs op de hoogste niveaus aanbieden, maar de massale trek naar Zuid blijft opmerkelijk omdat ook in de andere stadsdelen scholen zijn die elk onderwijsniveau aanbieden. Allochtone leerlingen trekken ook naar Zuid, maar kiezen ook scholen in Slotervaart en Oost. Een opmerkelijke bevinding is dat juist in deze twee stadsdelen veel autochtone leerlingen naar andere stadsdelen reizen. Bijna de helft (45%) van de niet-westerse allochtone leerlingen uit Slotervaart kiest een school in Slotervaart tegenover 3% van de autochtone leerlingen. In Oost zit 63% van de allochtone leerlingen op school in het eigen stadsdeel en 19% van de autochtone leerlingen. De scholen in deze stadsdelen blijken dus wel aantrekkelijk voor allochtone, maar niet voor autochtone leerlingen. Nieuw-west West Centrum Noord Oost Zuid autochtone (+westerse allochtone) VO leerlingstromen niet-westerse allochtone VO leerlingstromen % niet-westerse allochtone VO leerlingen per woonstadsdeel 75% en meer 50% - 75% 25%-50% minder dan 25% Zuidoost Bron: O+S