Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 18 mei 2001 Rapportnummer: 2001/142

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Datum: 15 mei 1998 Rapportnummer: 1998/177

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Datum: 3 december 1998 Rapportnummer: 1998/535

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 februari 1998 Rapportnummer: 1998/024

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/086

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 juni 2001 Rapportnummer: 2001/173

V. stelde verzoeker van deze overdracht bij brief van dezelfde datum op de hoogte.

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

RAPPORT 1997/013, NATIONALE OMBUDSMAN, 14 JANUARI 1997

Rapport. Datum: 30 juli 1998 Rapportnummer: 1998/320

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061

Rapport. Datum: 12 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/440

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Rapport. Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 25 september 2006 Rapportnummer: 2006/323

Rapport. Datum: 16 december 1999 Rapportnummer: 1999/501

Rapport. Datum: 16 juni 1998 Rapportnummer: 1998/231

Rapport. Datum: 1 februari 2002 Rapportnummer: 2002/027

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/333

Rapport. Datum: 26 maart 2007 Rapportnummer: 2007/051

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/207

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Datum: 22 juni 2000 Rapportnummer: 2000/226

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 16 juli 1998 Rapportnummer: 1998/285

Rapport. Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192

Rapport. Datum: 27 januari 2000 Rapportnummer: 2000/025

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Datum: 7 november 2001 Rapportnummer: 2001/349

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Rapport. Datum: 3 mei 2004 Rapportnummer: 2004/151

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203

Rapport. Datum: 26 februari 1999 Rapportnummer: 1999/074

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Transcriptie:

Rapport Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

2 Klacht Op 13 januari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer F. te Drachten, ingediend door de heer J. Veninga te Drachten, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Friesland. Nadat de heer Veninga op 20 april 1999 een machtiging van verzoeker had overgelegd om namens hem op te treden, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Friesland (de burgemeester van Leeuwarden), een onderzoek ingesteld. Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd: Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Friesland hem op 5 februari 1998 hebben aangehouden in verband met de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis van twee geldboetevonnissen, terwijl de brieven van de politie waarin een laatste oproep tot betaling van de geldboeten werd gedaan hem nog niet hadden bereikt. Tevens klaagt verzoeker erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Friesland, in verband met twee aan verzoeker opgelegde sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, in maart 1998 een voertuig waarover hij niet kon beschikken buiten gebruik hebben gesteld. Achtergrond Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) 1. Artikel 28b: "Indien niet of niet volledig verhaal (...) heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken." 2. Memorie van Toelichting op de WAHV (Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 329, nr. 3), pagina 49:

3 "...Artikel 28 (bij wetswijziging van 1997 is de buitengebruikstelling van voertuigen ondergebracht in artikel 28b; N.o.) (...) Het (...) dwangmiddel betreft de buitengebruikstelling van het voertuig of, indien dit niet wordt aangetroffen, van een soortgelijk voertuig waarover hij vermag te beschikken. Onder <<beschikken>> moet worden verstaan <<het ten gebruike onder zich hebben>>. Met de in dit artikel gebezigde terminologie wordt beoogd te voorkomen dat het onderhavige dwangmiddel niet zou kunnen worden toegepast op de betrokkene, die in de tussentijd een ander voertuig heeft aangeschaft..." Onderzoek In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Friesland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Leeuwarden over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoekers gemachtigde berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De korpsbeheerder gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. Bevindingen De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt: A. feiten 1. Op 5 februari 1998 hielden ambtenaren van het regionale politiekorps Friesland verzoeker aan in verband met twee arrestatiebevelen ter tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis voor niet betaalde geldboeten. Verzoeker werd die dag ingesloten ter uitvoering van de vervangende hechtenis.

4 2. Op 6 februari 1998 bezorgde de post op verzoekers adres twee gelijkluidende brieven met betrekking tot de twee arrestatiebevelen met onder meer de volgende inhoud: "Blijkens een bij mij ingekomen arrestatiebevel van de Officier van Justitie inzake een onherroepelijk vonnis, heeft u een opgelegde geldboete, alsmede de verhoging(en) wegens niet tijdige betaling daarvan, nog steeds niet voldaan. (...) Ik stel u in de gelegenheid om dit bedrag alsnog per omgaande aan het bureau van politie te Drachten (...) te betalen. Het buro is geopend van 09.00 tot 17.00 uur. (Betaling in termijnen is niet mogelijk.) Indien u niet overgaat tot betaling van deze geldboete en de (eventueel) opgelegde wettelijke verhoging(en) zal het bevel ter executie in behandeling worden genomen, waarbij u een aanhouding riskeert." 3. Het regionale politiekorps Friesland berichtte verzoeker middels twee brieven van 3 maart 1998 dat de officier van justitie te Leeuwarden in verband met twee niet betaalde sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) opdracht had gegeven om het voertuig met het kenteken ND-(...) en het voertuig met het kenteken NB-(...) buiten gebruik te stellen. In deze vrijwel identieke brieven staat onder meer het volgende vermeld: "Bij beschikking onder CJIB nr: (...), werd een sanctie opgelegd ter zake van de hieronder vermelde gedraging: (...) Tot op heden heeft het CJIB van u geen betaling ontvangen. Inclusief verhogingen bent u thans nog verschuldigd (...) Thans heb ik van de Officier van Justitie te Leeuwarden de opdracht gekregen het bovengenoemde voertuig buiten gebruik te stellen e.e.a. conform art. 28B Wet Administratief rechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV). Tevens geeft de WAHV mij de mogelijkheid om elk soortgelijk voertuig waarover u beschikt buiten gebruik te stellen. Door de sanctie (inclusief verhogingen) te betalen voor het moment dat de politie zich bij u vervoegd kunt u de buitengebruikstelling voorkomen. De betaling kan plaatsvinden in het bureau van politie (...) te Drachten.

5 Dit bureau is geopend van 09.00 tot 17.00 uur. Gelieve bij betaling deze brief mee te brengen. Bij niet betaling zal uw voertuig voor maximaal vier weken buiten gebruik gesteld gaan worden. De kosten die voortvloeien uit het toepassen van deze maatregel dient u eveneens te betalen. Op grond van wettelijke voorschriften is de politie niet bevoegd een betalingsregeling te treffen." 4. Op 9 maart 1998 stelden ambtenaren van het regionale politiekorps Friesland een auto voorzien van het kenteken KD-(...) buiten gebruik. In de mutatie uit het dag- en nachtrapport die zij van de buitengebruikstelling opmaakten deelden deze politieambtenaren onder meer mee: "Vandaag 09/03/98 om 17:00 uur de auto merk Nissan, kleur rood, voorzien van kenteken KD-(...) buiten gebruik gesteld. Auto is (...) achter op het parkeerterrein van bureau Drachten geplaatst. De auto stond op het erf van dhr. F. (verzoeker; N.o.) en die had nog enkele BGSen (opdrachten tot buitengebruikstelling; N.o.) open staan. In overleg met het parket (...) is deze auto meegenomen. Auto staat op naam van S. (...) wonende te Amsterdam. Vandaar dat wij eerst met het C.J.I.B. hebben overlegd of wij deze auto ook mee konden nemen, en dit kon (...)." B. Standpunt verzoeker Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht. C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Friesland 1. De beheerder van het regionale politiekorps Friesland deelde in reactie op verzoekers klacht mee dat hij zich conformeerde aan de conclusies van het rapport dat hij bij zijn reactie had meegestuurd. 2. Bij zijn reactie voegde de korpsbeheerder een rapport van 22 juni 1999 van politieambtenaar F. van het regionale politiekorps Friesland waarin onder meer staat vermeld: "De klacht heeft betrekking op twee gedragingen van politie Friesland, a) de uitvoering van de arrestatiebevelen, parketnummers (...). b) de uitvoering van het dwangmiddel buitengebruikstelling gebaseerd op de Wet Administratieve rechterlijke Handhaving Verkeersvoorschriften, executie Wet Mulder met de CJIB nummers (...).

6 Bij het gestelde onder a) was betrokken de medewerker D., brigadier van politie, werkzaam in de toenmalige Basiseenheid Drachten en de administratie van dit bureau. Ten tijde van de afhandeling van het bewuste arrestatiebevel werd in Drachten gewerkt met een 'bureau tweede lijn.' De brigadier D. was als coördinator belast met de coördinatie van tweedelijns taken, waaronder de afhandeling van arrestatiebevelen. Hoewel de correspondentie inzake arrestatiebevelen door justitie werd gevoerd, stuurde het bureau tweede lijn via de administratie van de Basiseenheid Drachten op het moment dat de zaak ter executie in behandeling werd genomen, nog een brief aan betrokkene, waarin nogmaals het vonnis en het voornemen tot executie werd medegedeeld. Het versturen ven een dergelijke brief is niet een wettelijke verplichting, maar moet gezien worden als een extra en laatste kennisgeving. Daar zowel de verzending als de aanhouding hebben plaatsgevonden op 5 februari 1998, heeft klager niet meer kennis kunnen nemen van de inhoud van deze brief. Hoewel hier geen sprake is van een vormfout, in die zin dat de aanhouding onterecht zou zijn, immers het is geen vereiste dat een dergelijke brief wordt verstuurd, moet worden geconcludeerd dat, nu deze brief is verzonden, betrokkene in de gelegenheid had moeten worden gesteld van de inhoud van deze brief kennis te nemen, voordat hij door de politie werd aangehouden. Hieraan is niet voldaan. Het tweede gedeelte van de klacht betreft de buitengebruikstelling van een motorvoertuig op grond van artikel 28B van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften. (WAHV). Naar aanleiding van een aantal opdrachten tot buitengebruikstelling op grond van de beschikkingen van het Centraal Justitieel Incassobureau is op 9 maart 1998 het voertuig met het kenteken KD-(...) buiten gebruik gesteld. Dit voertuig was niet het voertuig waarmee de gedraging was gepleegd en stond niet op naam van F. Het voertuig stond echter wel op het erf van F. De opdracht tot buitengebruikstelling heeft niet alleen betrekking op het in de opdracht vermelde voertuig. Ook een soortgelijk voertuig, waarover betrokkene vermag beschikken, valt onder de mogelijkheid tot buitengebruikstelling. Met betrekking tot het eventueel buiten gebruik stellen van dit aangetroffen voertuig is eerst overleg gepleegd met het parket van de Officier van Justitie te Leeuwarden, waarbij toestemming werd verleend tot buitengebruikstelling. Het voertuig is vervolgens buiten gebruik gesteld door de surveillanten van politie Regio Friesland, H. en K., beiden werkzaam te Drachten. De buitengebruikstelling vond pas plaats nadat deze politiesurveillanten hadden geconstateerd dat dit voertuig in elk geval meerdere dagen op het afgesloten erf van F. stond. Samenvattend meen ik het volgende te mogen concluderen:

7 a) er is onjuist gehandeld door betrokkene wel nogmaals een kennisgeving van de executie van het vonnis toe te zenden, maar daarbij geen termijn in acht te nemen, waarin betrokkene hiervan behoorlijk kennis kon nemen. b) er is juist gehandeld bij de buitengebruikstelling van het voertuig met het kenteken KD-(...), daar zowel de WAHV als de opdracht tot buitengebruikstelling van de Officier van Justitie te Leeuwarden de mogelijkheid tot buitengebruikstelling van een soortgelijk voertuig, waarover betrokkene vermag te beschikken, open laat. De hierboven genoemde feiten en omstandigheden gaven naar mijn mening voldoende grond te veronderstellen dat betrokkene over dit voertuig kon beschikken." Beoordeling I. Ten aanzien van de aankondigingen tot de tenuitvoerlegging 1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat ambtenaren van het regionale politiekorps Friesland hem op 5 februari 1998 hebben aangehouden in verband met de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis van twee geldboetevonnissen, terwijl de brieven van de politie, waarin een laatste oproep tot betaling van de geldboeten werd gedaan, hem nog niet hadden bereikt. Verzoeker werd op 5 februari 1998 ingesloten en de brieven werden pas op 6 februari 1998 per post bezorgd op zijn postadres. 2. Indien de politie eigener beweging heeft besloten een veroordeelde persoon schriftelijk te waarschuwen dat zij een arrestatiebevel met betrekking tot het tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis naar aanleiding van een geldboetevonnis heeft ontvangen, ligt het in de rede dat de veroordeelde persoon een redelijke termijn wordt geboden om op deze waarschuwing te reageren alvorens tot aanhouding wordt overgegaan. 3. De beheerder van het regionale politiekorps Friesland heeft meegedeeld dat het versturen van de betreffende brieven dient te worden gezien als een extra en laatste kennisgeving. Volgens de korpsbeheerder had verzoeker door zijn aanhouding op 5 februari 1998 geen kennis kunnen nemen van de brieven die op die dag aan hem waren verzonden. Omdat de brieven waren verstuurd, had verzoeker in de gelegenheid moeten worden gesteld kennis te nemen van de brieven. Het was onjuist dat dit niet is gebeurd, aldus de korpsbeheerder. 4. Het staat vast dat de politie verzoeker heeft aangehouden op de dag van verzending van de brieven. Hiermee is verzoeker geen redelijke termijn geboden op de brieven te reageren. Zoals de korpsbeheerder heeft laten weten, is het niet juist dat dit niet is gebeurd. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

8 II. Ten aanzien van de buitengebruikstelling van de auto 1. Tevens klaagt verzoeker erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Friesland, in verband met twee aan verzoeker opgelegde sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), in maart 1998 een voertuig waarover hij niet kon beschikken buiten gebruik hebben gesteld. 2. Indien een betrokkene zijn ingevolge de WAHV opgelegde sancties niet betaalt, kan de officier van justitie te Leeuwarden op grond van artikel 28b van de WAHV onder bepaalde omstandigheden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover de betrokkene vermag te beschikken. Volgens de Memorie van Toelichting moet onder 'beschikken' worden verstaan 'het ten gebruike onder zich hebben' (zie achtergrond, onder A.). 3. Het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden (CJIB) is belast met de ondersteuning van het openbaar ministerie bij zijn taak met betrekking tot het innen van administratieve sancties. Indien de officier van justitie te Leeuwarden tot buitengebruikstelling overgaat, stuurt het CJIB een dwangbevel buitengebruikstelling van een voertuig toe aan het politiekorps in de desbetreffende regio, met daarin onder meer vermeld het kenteken van het voertuig waarmee de gedraging is begaan. Het betreffende politiekorps neemt vervolgens zelf de beslissing welk voertuig buiten gebruik wordt gesteld. De politie heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid, waarbij zij dient vast te stellen of er sprake is van voldoende feiten of omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de betrokkene het betreffende voertuig ' ten gebruike onder zich heeft'. 4. De beheerder van het regionale politiekorps Friesland liet weten dat het betreffende voertuig al meerdere dagen op het afgesloten erf van de woning van verzoeker had gestaan. Voorts heeft de korpsbeheerder meegedeeld dat het voertuig op naam van een ander dan verzoeker stond. Ten slotte had de politie van het parket van de officier van justitie te Leeuwarden toestemming verkregen het betreffende voertuig daadwerkelijk buiten gebruik te stellen, aldus de korpsbeheerder. 5. Ten tijde van het ten uitvoer leggen van de buitengebruikstelling van het voertuig beschikten de politieambtenaren - volgens de mutatie uit het dag- en nachtrapport - slechts over de informatie dat het betreffende voertuig meerdere dagen op het erf van verzoeker had gestaan en dat het voertuig op naam van een ander dan verzoeker stond. Gelet hierop was er geen sprake van voldoende feiten of omstandigheden op grond waarvan de betrokken politieambtenaren redelijkerwijs hadden kunnen oordelen dat verzoeker over het voertuig vermocht te beschikken. Het is dan ook niet juist dat zij het voertuig buiten gebruik hebben gesteld.

9 Het had in dit geval bijvoorbeeld in de rede gelegen dat de politie informatie had ingewonnen over het gebruik van het voertuig, bij de persoon op wiens naam het voertuig stond voordat tot een eventuele buitengebruikstelling zou worden overgegaan. Hieraan doet niet af dat toestemming tot buitengebruikstelling is verkregen van, zoals de korpsbeheerder heeft meegedeeld, het parket van de officier van justitie te Leeuwarden of van, zoals de betrokken ambtenaren in de mutatie uit het dag- en nachtrapport hebben vermeld, het CJIB. Gelet op de informatie in de mutatie uit het dag- en nachtrapport hebben deze instanties eveneens niet beschikt over informatie die de toestemming tot buitengebruikstelling had kunnen rechtvaardigen. De politie heeft met het vragen van toestemming haar eigen verantwoordelijkheid op het punt van informatievergaring veronachtzaamd. De onderzochte gedraging is ook op dit punt niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Friesland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Friesland (de burgemeester van Leeuwarden), is gegrond.