Hoofdlijnen voor de regeling voor het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet.



Vergelijkbare documenten
3. De positie van pensioenfondsen in de PSW

HOOFDLIJNEN VOOR DE REGELING VAN HET FINANCIËLE TOEZICHT OP PENSIOENFONDSEN IN DE PENSIOENWET

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Nadere uitwerking van de nota met de Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen.

Toelichting bij de ministeriële regeling toeslagenmatrix.

CRISISPLAN - SAMENVATTING

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

10. Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets

Aanpassing pensioenregeling een must. Presentatie: Marcel Brussee / voorzitter SPH Kees Lekkerkerker / directeur HRM

szw Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 20 juni Inleiding

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Nadere uitwerking van de nota met de Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet

Stichting Will Niemeijer Pensioenfonds. Financieel crisisplan

Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland. Uitvoeringsreglement als bedoeld in artikel 11f van de Pensioenwet ambtenaren BES

ADDENDUM BIJ DE PENSIOENOVEREENKOMST

Vergelijking Nederland-België

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Bijlage 3. Crisisplan

Achtergrond en uitdagingen van het FTK

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

27 september Deelnemersvergadering

Advies W /III

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

Bijlage: sjabloon voor het langetermijnherstelplan en toelichting invulling

Position Paper DNB Concept Wetsvoorstel variabele pensioenuitkeringen 14 augustus 2015

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Pensioenakkoord. Spelregels vanuit de accountant bezien. Nico Pul Ernst & Young

Regeling parameters pensioenfondsen. Artikel 1. Artikel 2. Regeling parameters pensioenfondsen

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer drs. M. Rutte Postbus LV 's-gravenhage

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Premie Hoofdstukindeling

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten

Datum 24 november 2015 Betreft Kamervragen van het lid Krol over het bericht 'In 2020 veel meer mensen gekort dan ufr-rapport veronderstelt'

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleid bij collectieve waardeoverdracht

Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets

Ballast Nedam Pensioenfonds. Informatiebijeenkomst Premievrijen en gepensioneerden. Theo Bruijninckx 1 november 2004

IORP II De implementatie is nu een feit: Communicatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

WAT SPEELT ER ROND UW PENSIOEN BIJ SPUN?

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]];

Financieel. Crisisplan. Stichting Pensioenfonds Cindu International

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Q & A bij brief en persbericht d.d. 6 januari

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

30 september /LJ/AH. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie

Veel gestelde vragen kwartaalcijfers pensioenfondsen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring Bavaria Hoofdstukindeling

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Financieel crisisplan Stichting Achmea Algemeen Pensioenfonds Collectiviteitskring Bavaria 2017 Hoofdstukindeling

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Indexatiebeleid Financiering Reglement Communicatie

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet)

Financieel Crisisplan Stichting Norit Pensioenfonds

Stichting Pensioenfonds Xerox

WOORD VOORAF. Beste deelnemers,

RJ-Uiting : Richtlijn Pensioenvoorziening en oudedags- verplichting directeuren-grootaandeelhouder

BIJLAGE. Raad voor de Jaarverslaggeving T.a.v. de voorzitter, de heer H. de Munnik RA Postbus AD AMSTERDAM. 14 maart 2007 PN/AVs

Kamervragen van de leden Omtzigt en Van Hijum (beiden CDA)

- 1. afschaffing van doorsneepremiesystematiek

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

HOOFDLIJNEN HERSTELPLAN PGB MAART 2009 PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

Memo. Van TKP. Kenmerk. Datum 15 juni Onderwerp Communicatie-verplichtingen IORP II. Aantal pagina s 7 1/7

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Koopkracht Hoofdstukindeling

Korte termijn: onnodig korten van rechten voorkomen. Lange termijn: naar een nieuw FTK op basis van nieuwe pensioencontracten

Pensioen: Onzekere zekerheid

Reactie op het wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader (FTK)

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

Stichting CRH Pensioenfonds. 20 februari 2013 Utrecht-De Meern

OWASE Pensioenforum 26 juni juli 2013 OWASE. Welkom. bij

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

CPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Aan: Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen

Wat is nu precies de rol van de werkgever, de vakbonden en het bestuur van het pensioenfonds?

WAT U ALS WERKNEMER WILT WETEN OVER DE ABP-PENSIOENREGELING

Vastgesteld 15 juni 2005

VERKORT JAARVERSLAG 2017

TOETSINGCRITERIA PENSIOENSTELSEL GEZAMENLIJKE OUDERENORGANISATIES

Financieel crisisplan CB APF Kring Premie 2017 Hoofdstukindeling

Transcriptie:

1 Hoofdlijnen voor de regeling voor het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet. A. Uitgangspunten 1. Het Nederlandse pensioenstelsel is een groot goed. Om dat te behouden moet er met een hoge 1 mate van zekerheid op kunnen worden vertrouwd dat toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk tot uitkering komen. Die mate van zekerheid kan alleen worden gerealiseerd door een kwalitatief hoogwaardig toezicht. In dat toezicht moeten strenge toezichtsnormen een efficiënte uitvoering van pensioenregelingen mogelijk maken 2. In dat toezicht is de bescherming van de deelnemer enig uitgangspunt. 2. De hoofduitgangspunten van het toezicht moeten helder en duidelijk zijn. Alleen dan kunnen keuzen worden geaccepteerd en wordt het vertrouwen in het stelsel gediend. In Nederland worden ook veel (kleine) pensioenregelingen uitgevoerd die in het toezicht gebruik maken van standaardmodellen. Dit betekent dat die standaardmodellen ook helder en duidelijk moeten zijn. 3. Pensioenregelingen zijn financiële producten. Kenmerkend verschil tussen pensioenregelingen en andere financiële producten is dat beslissingen op het terrein van pensioen met betrekking tot de rechten en plichten van werkgevers en deelnemers / pensioengerechtigden 3, uiteindelijk worden genomen door werkgevers en deelnemers / pensioengerechtigden zelf. Daarnaast leidt de arbeidsovereenkomst tot deelname aan de pensioenregeling van de werkgever. Deze omstandigheden geven niet alleen het arbeidsvoorwaardelijk karakter van pensioen aan: zij bepalen ook de condities waaronder pensioenafspraken worden nagekomen en de uitgangspunten van het toezicht daarop. Pensioenregelingen die worden uitgevoerd door een pensioenfonds hebben voor de deelnemer/gepensioneerde als voordeel dat het gaat om collectieve regelingen (ze leiden tot betere / duurzame beleggingsresultaten en tot het beter afdekken van verzekeringsrisico s dan op individuele wijze mogelijk is), terwijl de afwezigheid van commerciële aspecten (zoals winstdoelstelling en acquisitie) leidt tot lagere kosten dan bij 1 Overweging 6 van de richtlijn pensioeninstellingen (zie punt 10). 2 Overweging 6 van de richtlijn pensioeninstellingen. 3 Het begrip deelnemer / pensioengerechtigde wordt in deze notitie in ruime zin gebruikt. In de uitwerking zal de invulling in de concrete situatie worden aangegeven.

2 andere pensioenuitvoerders. 4. Een overeenkomst tussen een pensioenregeling en andere financiële producten/diensten is dat ook bij pensioenregelingen het uitgangspunt afspraak is afspraak geldt. Dat uitgangspunt komt ook in de discussie over de internationale boekhoudregels indringend naar voren. Bij een pensioenovereenkomst 4 moet er met hoge 5 mate van zekerheid op kunnen worden vertrouwd dat de overeenkomst wordt nagekomen. 5. Om invulling te kunnen geven aan het uitgangspunt afspraak is afspraak, is het vereist dat de pensioenovereenkomst helder wordt gecommuniceerd met de deelnemers / gepensioneerden. In de arbeidsovereenkomst, de pensioenregeling en de financieringsovereenkomst c.q. het equivalent daarvan moet over de pensioenovereenkomst volstrekte helderheid worden geboden. Echter daar kan niet mee worden volstaan. Ook de communicatie naar de deelnemer / gepensioneerde dient zodanig te zijn dat deze ook weet wat de afspraken zijn. Die communicatie is mede bepalend voor het karakter van de pensioenovereenkomst. 6 6. Een afspraak omtrent pensioen is te onderscheiden in een harde afspraak 7 en een zachte afspraak 8. Een harde afspraak is dat deel van de pensioenovereenkomst dat met een hoge mate van zekerheid wordt omkleed (veelal de nominale uitkering). Een zachte afspraak is dat deel van de pensioenovereenkomst waarbij de nakoming van de afspraak afhankelijk is van een in de toekomst door het pensioenfonds te nemen beslissing (veelal is dit het geval met de indexatie). Bij een zachte afspraak voeren de werkgever en pensioenuitvoerder een beleid gericht op het tot stand komen van dat deel van de pensioenovereenkomst, maar er is onzekerheid dat de afspraak daadwerkelijk wordt nagekomen. Naast de harde afspraken zijn de zachte afspraken (zoals indexering) dus een kwaliteitskenmerk (van de solidariteit) in pensioenregelingen. Tussen harde afspraken en zachte afspraken zijn veel gradaties te onderscheiden. Een 4 In de Pensioenwet zal de term pensioentoezegging worden vervangen door de term pensioenovereenkomst. 5 Overweging 6 van de richtlijn pensioeninstellingen. 6 pt 305 van ontwerp-richtlijn 271 van de Raad voor de Jaarverslaggeving. 7 Ook wel genoemd: onvoorwaardelijke afspraak of resultaatverbintenis of onvoorwaardelijke kasstromen.

3 afspraak die afhankelijk is van een in de toekomst te nemen besluit en die tevens afhankelijk is van duidelijk van te voren kenbaar gemaakte geobjectiveerde criteria, heeft een ander karakter dan een afspraak waarbij de instelling zich veel beleidsvrijheden heeft voorbehouden. Het is aan sociale partners de daarbij gewenste duidelijkheid te formuleren. Daarbij zijn de bij punt 5 genoemde documenten en communicatie bepalend. 7. Uit het aanvullend advies van de SER over de nieuwe Pensioenwet van 15 februari 2002 en uit de brief van de Staatssecretaris van SZW, de heer Hoogervorst, van 27 maart 2002 aan de Tweede Kamer met de notitie over de Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet 9 (hierna: de brief van 27 maart 2002) blijkt dat er overeenstemming is om te komen tot een eigen solvabiliteitstoets voor pensioenfondsen. Die eigen solvabiliteitstoets voor pensioenfondsen zal de huidige herverzekeringsplicht in de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) vervangen. Zoals hierna zal worden aangegeven (punt 28), zal de toezichthouder (hierna: de PVK) in de Pensioenwet de bevoegdheid behouden om - indien de situatie bij het fonds daartoe aanleiding geeft - bij het fonds een bewindvoerder aan te stellen c.q. het fonds te verplichten zich te herverzekeren dan wel over te gaan tot verplichte overdracht aan een andere pensioenuitvoerder. Evenzeer zullen in de wet bepaalde situaties worden omschreven waarin herverzekering verplicht is. 8. Bij gesloten fondsen zal de plicht tot herverzekering uitgangspunt blijven. Wel zal worden bezien of daarop een uitzondering kan worden gemaakt indien sprake is van een, naar het oordeel van de PVK, gezonde financiële opzet en een toereikende administratieve organisatie. 9. Tevens zal worden bezien beneden welk aantal deelnemers / pensioengerechtigden geen verzekeringstechnisch verantwoord reserveringsbeleid en beleggingsbeleid meer kan worden gevoerd en waarbij het wenselijk is de portefeuille over te dragen aan een verzekeringstechnisch groter geheel. 10. Die eigen solvabiliteitstoets voor pensioenfondsen zal worden gerealiseerd door in de Pensioenwet expliciet in te gaan op de (kaders voor de) technische voorzieningen (de 8 Ook wel genoemd: voorwaardelijke afspraak of inspanningsverbintenis of voorwaardelijke kasstromen. 9 Kamerstukken II, 2001/02, 28 294, nr. 1

4 waardering van de verplichtingen), het minimaal vereist eigen vermogen 10 en het vereist eigen vermogen. Daarnaast zal uiteraard worden ingegaan op de beleggingen. Daarbij zijn de bepalingen uit de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 2003/41/EG van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (hierna: de richtlijn pensioeninstellingen) een dwingend gegeven. Voorts zal rekening worden gehouden met de discussie op het terrein van de waardering en de consequenties daarvan voor de jaarrekening van pensioenfondsen. Tot slot zal daarbij rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken en omstandigheden van het fonds. 11. Het bestuur van een pensioenfonds handelt in het belang van de deelnemers / pensioengerechtigden. Het bestuur van een pensioenfonds doet dus al het mogelijke om ervoor te zorgen dat het fonds in de toekomst aan zijn verplichtingen kan voldoen, waarbij zij ook de nodige voorzichtigheidsmarges in acht dient te nemen. Ondanks deze inspanningen is de afgelopen tijd gebleken dat de financiële situatie bij een pensioenfonds zelfs zodanig kan verslechteren, dat een pensioenfonds een dekkingsgraad heeft onder de 100%. Het spreekt voor zich dat dan alle inzet er op moet worden gericht weer boven die 100% uit te komen. Ook de richtlijn pensioeninstellingen gaat van deze mogelijkheid en van deze uitgangspunten uit. Wel is er een samenhang tussen de inspanningen die zijn verricht om te voorkomen dat men onder de 100% komt en de mogelijkheden om weer snel boven die 100% te komen. Als men ondanks vele inspanningen toch onder de 100% is gezakt, zal het ook moeilijk zijn snel weer boven die 100 % te komen. Er is ook verschil of die situatie optreedt als gevolg van de individuele omstandigheden bij een fonds of dat er sprake is van marktbrede omstandigheden. De situaties die zijn te onderscheiden en de bevoegdheden die de PVK in die situaties heeft, zullen in en krachtens de Pensioenwet worden aangegeven (zie hierna punt 28). B. Uitwerking Hierbij zal eerst worden ingegaan op de passiva in de balans van een pensioenfonds (de technische voorzieningen en het eigen vermogen) en daarna worden ingegaan op de activa (de 10 Het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (Stb 1994, 478) noemt dit: de vereiste solvabiliteitsmarge. Dit wordt ook wel genoemd: de minimumtoets.

5 beleggingen). B.1 De technische voorzieningen 12. De technische voorzieningen moeten tenminste voldoende zijn om te waarborgen dat de uitbetaling van de reeds verschuldigde pensioenen en uitkeringen kan worden voortgezet en moeten de verplichtingen weerspiegelen die voortvloeien uit de opgebouwde rechten van de deelnemers / pensioengerechtigden. 11 13. In de Pensioenwet zal worden bepaald dat in de arbeidsovereenkomst, de pensioenregeling, de financieringsovereenkomst c.q. het equivalent daarvan, en in de communicatie aan de deelnemers / pensioengerechtigden moet worden aangegeven hoe naast de harde afspraken, de ambitie ten aanzien van de zachte afspraken (veelal tot uiting komend in premie/reserverings- en beleggingsbeleid) zal worden ingevuld. Dit betekent dat naast de technische voorzieningen voor de harde afspraken, een voorziening moet worden opgenomen voor de zachte afspraken. Daarbij heeft de instelling de mogelijkheid daaraan de invulling te geven die zij wenst, afhankelijk van de mate waarin het fonds over die zachte afspraken risico loopt zoals dat blijkt uit de bij punt 5 genoemde documenten en communicatie. 14. Uiteraard heeft deze gewenste duidelijkheid met betrekking tot het karakter van zachte afspraken consequenties voor de effectiviteit van sturingsmiddelen en voor de hoogte van de voorzieningen die moeten worden aangehouden. Het is de taak van de PVK er op toe te zien dat die ambitie wordt nagekomen op de wijze waarop deze is vastgelegd en is gecommuniceerd. 15. In het verlengde van het uitgangspunt afspraak is afspraak geldt tevens als uitgangspunt dat terugstortingen en premieholidays alleen dan kunnen plaatsvinden als de dekking voor de harde afspraken en de ambitie voor de zachte afspraken in dat jaar en voor de langere termijn kunnen worden nagekomen 12. 11 Overweging 23 + artikel 15, lid 4a) van de richtlijn pensioeninstellingen. 12 Zie het antwoord op de vragen Mosterd (TK, 2002-2003, Aanhangsel 395)

6 16. In en krachtens de Pensioenwet zullen de elementen voor het bepalen van de kostendekkende premie worden aangegeven. Die elementen voor de kostendekkende premie zullen nog nader worden bepaald. Die premie zal tenminste bestaan uit: - de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de harde afspraken; - de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de zachte afspraken (zie pt. 13); - een opslag voor de kosten; - een opslag voor het eigen vermogen (zie pt. 17). Daarnaast zal worden bepaald dat het pensioenfonds deze kostendekkende premie en de feitelijke premie voor dat jaar in zijn jaarrekening dient te vermelden en zal worden bepaald hoe die moeten worden toegelicht. In dit verband zal tevens, mede ter implementatie van de richtlijn pensioeninstellingen 13, de hoogte van de te gebruiken disconteringsvoet (de rekenrente) worden bepaald. B.2 Het eigen vermogen 14 17. Om verschillen op te vangen tussen verwachte en feitelijke uitgaven en (beleggings)rendementen 15 dient een pensioenfonds over een eigen vermogen te beschikken (als veiligheidskapitaal (permanent) naast de technische voorzieningen). 16 Het eigen vermogen bestaat uit een vereist eigen vermogen waarbinnen een minimaal vereist eigen vermogen is te onderscheiden. 18. Voor de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen zijn de voorschriften in de richtlijn pensioeninstellingen bepalend. Dit minimaal vereist eigen vermogen bedraagt ca. 5% 17 van de technische voorzieningen. De richtlijn pensioeninstellingen biedt lidstaten de mogelijkheid dit percentage hoger vast te stellen. Het kabinet nodigt de sociale partners gaarne uit hun opvattingen terzake te geven. 13 Artikel 15, lid 4 a) van de richtlijn pensioeninstellingen: 14 Artikel 17 van de richtlijn pensioeninstellingen hanteert de term eigen vermogen. Om die reden en vanwege de bekendheid van het begrip eigen vermogen wordt dit begrip ook in deze notitie gebruikt, ofschoon vaak ook de term solvabiliteit wordt gebruikt. 15 Artikel 17, lid 1 van de richtlijn pensioeninstellingen hanteert de term winsten. 16 Artikel 17 van de richtlijn pensioeninstellingen. 17 Deze 5 % is de implementatie van artikel 28, lid 2 van Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (Pb EG L 345 van 19.12.2002 blz. 1). Dat artikel is van toepassing op grond van artikel 17, lid 2 van de richtlijn pensioeninstellingen.

7 19. De omvang van het vereist eigen vermogen is afhankelijk van de aard en de risico s (dus het risicoprofiel) van het pensioenfonds. Die risico s zijn vooral gelegen in de beleggingen, in de afstemming van de beleggingen op de verplichtingen en in de onzekerheden in die verplichtingen (zoals bv. loonontwikkeling). Voor de omvang van het vereist eigen vermogen dient rekening te worden gehouden met de risico s die zich met een hoge mate van waarschijnlijkheid bij een pensioenfonds op een korte termijn (voorshands wordt uitgegaan van 1 jaar) kunnen voordoen. Het vereist eigen vermogen dient zodanig te worden vastgesteld dat met een hoge mate van zekerheid kan worden voorkomen dat het fonds op die termijn van 1 jaar, te maken krijgt met een situatie van onderdekking. Zoals bekend, wordt dit uitgangspunt thans door de PVK uitgewerkt in het kader van de solvabiliteitstoets. In en krachtens de Pensioenwet zullen richtinggevende bepalingen worden opgenomen voor de zekerheidsmaatstaf (kans), de te hanteren scenario s en de termijn die ten aanzien van die zekerheidsmaatstaf in acht dient te worden genomen. Daarbij zal ook worden bezien of die genoemde termijn van 1 jaar voor pensioenfondsen geschikt is, gelet op de pensioendoelstellingen op de langere termijn, de op de langere termijn gerichte beleggingen en de toch beperkte mogelijkheden om te kunnen sturen op de kortere termijn. Voorts zal, mede in relatie tot die zekerheidsmaat, worden bezien welke perioden voor hersteltermijnen wenselijk zijn. Bij de vaststelling van die zekerheidsmaatstaf zal ook rekening worden gehouden met de internationale discussie op dit terrein en met de vraag in hoeverre hierbij onderscheid kan worden gemaakt tussen de verschillende soorten pensioenfondsen. Het kabinet zal voor die invulling te rade gaan bij de deskundigheid op dit terrein bij het CPB en bij DNB/PVK. Vervolgens zal het kabinet die invulling in het overleg met de sociale partners aan de orde stellen. 20. Naast de formulering van het vereist eigen vermogen op de korte termijn, zal ook moeten worden bezien in hoeverre rekening moet worden gehouden met het eigen vermogen op de langere termijn, mede gelet op de bijsturingsmogelijkheden waarover het fonds beschikt. Door de PVK wordt dit genoemd: de continuïteitstoets. 21. De uitgangspunten en de systematiek voor de vaststelling van het minimaal vereist en het vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen op de langere termijn zullen in en

8 krachtens de Pensioenwet worden opgenomen (zie punt 31). Zoals ook is aangegeven in de brief van 27 maart 2002 zal daarbij ook worden aangegeven hoe garanties, achtergestelde leningen, herverzekering of anderszins een bijdrage kunnen leveren aan de financiële positie van het fonds. B.3 De beleggingen 22. De bepalingen in de Pensioenwet inzake de beleggingen zullen worden overgenomen uit de PSW en zullen worden aangepast aan de richtlijn pensioeninstellingen. Dit betekent dat in de Pensioenwet geen kwantitatieve beleggingsrestricties zullen worden opgenomen. Uitzondering daarop vormt de (bestaande) restrictie ten aanzien van het beleggen in de aangesloten onderneming 18. 23. Het betekent ook dat de eis zal blijven gelden dat de beleggingen op een solide wijze moeten moeten geschieden, d.w.z. de activa moeten worden belegd in het belang van de deelnemers / pensioengerechtigden op een wijze die strookt met de aard en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen. Daarbij dient de veiligheid, kwaliteit en liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel te worden gewaarborgd. 19 24. In de Pensioenwet zal ten slotte worden bepaald dat de waarde van de aanwezige activa (onder aftrek van eventueel aanwezig vreemd vermogen) ten minste gelijk moeten zijn aan de waarde van de verplichtingen (de technische voorzieningen). De dekkingsgraad wordt in dit verband opgevat als de waarde van de aanwezige activa (onder aftrek van eventueel aanwezig vreemd vermogen) uitgedrukt als percentage van de waarde van de aldus berekende technische voorzieningen. B.4 Individuele behandeling 25. In het toekomstig toezicht zal rekening worden gehouden met de verschillende soorten en groottes van pensioenfondsen en de verschillende risicoprofielen waarvoor pensioenfondsen zouden wensen te kiezen 20. In dat toezicht kan dus worden gevarieerd van standaardmethoden tot interne modellen (maatwerk), daar waar dat naar het oordeel van de 18 Artikel 18 f) van de richtlijn pensioeninstellingen. 19 Artikel 18 b) van de richtlijn pensioeninstellingen. 20 Er zal dus rekening worden gehouden met het onderscheid tussen een klein fonds en een groot fonds, met het onderscheid tussen een jong fonds en een rijp fonds, met het onderscheid tussen risico-mijdend en

9 PVK gerechtvaardigd is. B.5 Als het niet goed gaat 26. Het toezicht moet zijn gericht op het zo tijdig mogelijk voorkomen dat een instelling niet voldoet aan bepaalde minimum grenzen. Alleen dan zijn mogelijkheden voor herstel afdoende aanwezig, zonder forse ingrepen. De instrumenten die de PVK uit hoofde van de PSW heeft (zoals de aanwijzingsbevoegdheid, de bevoegdheid om een bewindvoerder aan te stellen, etc.) zullen dan ook in de Pensioenwet worden opgenomen. Reeds is aangegeven dat het ondanks allerlei inspanningen mogelijk is dat de financiële situatie bij een pensioenfonds verslechtert, zelfs zodanig dat een pensioenfonds te maken krijgt met een dekkingsgraad onder de 100%. (De uitleg van het begrip dekkingsgraad is aangegeven bij punt 24.) Het spreekt voor zich dat dan alle inzet er op moet zijn gericht weer boven die 100% uit te komen. 27. Het is gewenst helderder dan thans vast te leggen dat pensioenfondsen in diverse stadia van lagere (afnemende) vermogensposities inspanningen moeten verrichten om de dalende trend te keren en de instrumenten aan te geven die uit hoofde van het toezicht daarbij beschikbaar zijn. Het is dus gewenst om naast de instrumenten die de PVK reeds heeft uit hoofde van de PSW en die ook in de Pensioenwet zullen worden (zie punt 26)opgenomen, te komen tot heldere alarmbellen in het toezicht zonder dat dit de flexibiliteit ondergraaft die voor het toezicht en voor een efficiënte uitvoering van pensioenregelingen vereist is. 28. N.B. De te onderscheiden situaties zijn als volgt aan te geven. Situatie 1 Er is een dekkingsgraad waarbij de waarde van de activa groter of gelijk is aan: a. het niveau dat behoort bij de technische voorzieningen + b. het niveau dat behoort bij het vereist eigen vermogen opdat met een hoge mate van zekerheid kan worden voorkomen dat het fonds op een termijn van 1 jaar te maken krijgt met een situatie van onderdekking + c. het niveau dat behoort bij het vereist eigen vermogen (op de langere termijn). In die situatie voert het pensioenfonds het reguliere beleid. De PVK oefent regulier toezicht risicovol.

10 uit. Situatie 2 Dezelfde situatie als bij situatie 1, maar de waarde van de activa voldoet niet meer aan het vereiste bij c.: het niveau dat behoort bij het vereist eigen vermogen (op de langere termijn). In die situatie zal het pensioenfonds maatregelen moeten nemen om een verdergaande daling tegen te gaan en eventueel terug te keren naar het oorspronkelijke niveau. Daarbij zal ook moeten worden aangegeven hoe de premie voor de nieuwe aanspraken op een kostendekkend niveau zal worden gebracht en hoe de dekking van de oude aanspraken kan worden hersteld. Deze maatregelen dienen van te voren te zijn vastgelegd en gecommuniceerd met de deelnemers / pensioengerechtigden. Die maatregelen dienen ook aan de PVK van te voren te worden gemeld. De PVK zal vanuit het reguliere toezicht bezien of de maatregelen worden uitgevoerd. Mocht het nodig zijn, dan kan de PVK met het haar ter beschikking staande instrumentarium die maatregelen afdwingen. Tevens kan het aanleiding zijn tot een verhoogde rapportageplicht (frequentie / detaillering) door het pensioenfonds aan de PVK over haar beleggingen en over de berekening van haar technische voorzieningen. Situatie 3 Dezelfde situatie als bij situatie 1, maar de waarde van de activa voldoet niet meer aan het vereiste bij b.: het niveau dat behoort bij het vereist eigen vermogen opdat met een hoge mate van zekerheid kan worden voorkomen dat het fonds op een termijn van 1 jaar te maken krijgt met een situatie van onderdekking. Deze situatie dient onverwijld te worden gemeld aan de PVK. Voorts moet het fonds zo spoedig mogelijk een herstelplan indienen bij de PVK. Het herstelplan moet concreet en haalbaar aangeven hoe tijdig herstel kan worden bereikt. De inspanningen moeten er op zijn gericht dat de situatie niet verslechtert. Deze maatregelen dienen van te voren te zijn vastgelegd en gecommuniceerd met de deelnemers / pensioengerechtigden. Voor de beoordeling van het herstelplan maakt het verschil of de dan ontstane situatie het gevolg is van incidentele oorzaken (waarbij eerdere corrigerende maatregelen niet het gewenste effect hebben gehad), of dat er sprake is van algemene oorzaken met gevolgen voor alle pensioenfondsen (zoals bv. het geval is bij een grote algemene daling van de

11 beurskoersen). Bij een incidentele situatie zullen in het herstelplan de redenen centraal moeten staan waarom men meent dat de voorgestelde maatregelen wel effectief zullen zijn en waarom eerdergenoemde maatregelen niet hebben geholpen. Bij de beoordeling van het herstelplan beziet de PVK tevens de positie van het fonds op de langere termijn zoals dat in de continuïteitstoets (zie punt 20) tot uitdrukking komt. Daarbij bepaalt de financiële positie van het fonds tevens de termijn waarbinnen oplossingen gerealiseerd moeten zijn. Zoals is aangegeven in punt 26, zal het toezicht er op zijn gericht dat situatie 3 zo kort mogelijk duurt. Situatie 4 Dezelfde situatie als bij situatie 1, maar de waarde van de activa voldoet niet meer aan het vereiste bij a.: het niveau dat behoort bij de technische voorzieningen. In die situatie is dus het eigen vermogen van het fonds niet meer aanwezig en is de dekkingsgraad gezakt onder het niveau van 100 %. Ook in deze situatie moet het fonds een herstelplan bij de PVK indienen. Daarbij gelden dezelfde voorschriften als bij situatie 3. Er zijn vervolgens 2 mogelijkheden te onderscheiden: Situatie 4a. De PVK ziet perspectief voor herstel. In die situatie zal de PVK de situatie bij het fonds zeer nauwlettend volgen en op strikte naleving van het herstelplan toezien. Het is zelfs denkbaar dat dit perspectief voor herstel ook nog aanwezig is als de situatie bij het pensioenfonds verder verslechtert en onderdekking ontstaat. De richtlijn pensioeninstellingen 21 biedt de mogelijkheid om een pensioenfonds toe te staan gedurende een korte periode over onvoldoende activa te beschikken om de technische voorzieningen te dekken. Dit is een essentieel verschil tussen het toezichtskader voor pensioenfondsen en het toezichtskader voor verzekeraars. Het houdt verband met de bij punt 3 aangegeven omstandigheden. Een situatie van onderdekking dient zo spoedig mogelijk te worden beëindigd. Het aspect dat bij onderdekking de mogelijkheden van (individuele) waardeoverdacht ten zeerste 21 Artikel 16, lid 2 a) van de richtlijn pensioeninstellingen.

12 worden beperkt c.q. niet aanwezig zijn, benadrukt dat. Dat betekent dat in die situatie alle mogelijkheden voor een zo spoedig mogelijk herstel moeten worden benut. In deze situatie ( perspectief voor herstel ) is het mogelijk dat het perspectief verdwijnt. Het herstelplan werkt dus niet (afdoende). In dat geval resteert voor het fonds geen andere mogelijkheid dan: - verplichte herverzekering c.q. tot verplichte overdracht van de verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder (waarbij uiteraard rekening dient te worden gehouden met de kosten van herverzekering c.q. overdracht, en/of - vermindering van de rechten / verplichtingen ( afstempelen ). Ten aanzien van het nakomen van de verplichtingen zullen uiteraard de gradaties en de rangorde moeten worden gevolgd zoals die zijn aangegeven in de documenten en de communicatie die zijn genoemd bij punt 5. Een dergelijke vermindering van de rechten / verplichtingen kan pas plaatsvinden als afdoende is gebleken dat het niet mogelijk is om de premie te brengen op het niveau van de kostendekkende premie. 22 Uiteraard neemt dit de mogelijkheid niet weg dat indien de dekkingsgraad dat toelaat, de gedane afstempeling ongedaan kan worden gemaakt. Situatie 4b. De PVK ziet geen perspectief voor herstel. Dit betekent dat de PVK het herstelplan afkeurt. Een dergelijk gebrek aan perspectief is uiteraard ook aan de orde als het fonds geen herstelplan indient. In die situatie resteert geen andere mogelijkheid dan over te gaan tot verplichte herverzekering c.q. tot verplichte overdracht van de verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder en/of vermindering van de rechten / verplichtingen ( afstempelen ). C. De administratieve organisatie 29. De bepalingen over de administratieve organisatie zullen overzichtelijker worden gerangschikt en worden aangepast aan de hand van de bepalingen in de richtlijn pensioeninstellingen. Voorts zal uit de verzekeringswetgeving het uitgangspunt worden toegevoegd dat een pensioenfonds zorg draagt voor een goede administratieve organisatie en voor adequate interne controleprocedures en dat de PVK daarvoor aanbevelingen en algemene richtlijnen kan geven. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de inzichten in de 22 Eerst de premieknop, dan de toezeggingenknop.

13 internationale discussie op dit terrein (Basel II en Solvency II). De aanwijzingsbevoegdheid van de PVK in de PSW en de omstandigheid dat de activiteiten van de actuaris en van de accountant bij het pensioenfonds slechts kunnen plaatsvinden zolang de PVK daartegen geen bedenkingen naar voren heeft geuit, blijven bestaan. 30. De actuariele en bedrijfstechnische nota, de jaarrekening, het jaarverslag en de staten zijn de kernstukken op het terrein van de administratieve organisatie en voor het toezicht. De voorzieningen in de PSW op dit terrein blijven onveranderd. Wel is het gewenst het permanente karakter van de staten als essentieel onderdeel van het toezicht te verankeren door voor het voorschrift van de staten een basis in de wet zelf te leggen, in plaats van dit te baseren op een algemene maatregel van bestuur. Tevens zal duidelijker worden aangegeven dat het actuarieel verslag onderdeel uitmaakt van de staten, teneinde te benadrukken dat het actuarieel verslag de goedkeuring van de accountant vergt. Tot slot zal nader worden gekeken naar de indieningtermijn van de staten en naar de wenselijkheid van het openbaar maken van sommige staten. D. Overig 31. Uiteraard zal in de Pensioenwet worden aangegeven welke zaken bij algemene maatregel van bestuur en bij ministeriele regeling nader zullen worden ingevuld en binnen welke kaders de verdere invulling door de PVK zal plaatsvinden. Daarbij bepaalt de PVK hoe zij die invulling op haar terrein uitwerkt in algemene regels dan wel aan de orde stelt in het toezicht in de individuele situatie. 32. In de bestaande regelgeving is, in de situatie van onderdekking, een eventuele afstempeling slechts mogelijk nadat de verplichtingen aan alle andere crediteuren volledig zijn voldaan. Bij het opstellen van de Pensioenwet zal worden bezien of dit aangepast moet worden.