2004 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

Vergelijkbare documenten
in vergelijking met 2001, lichte stijging van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2).

Haemophilus influenzae

Bordetella pertussis

Bordetella pertussis

Respiratoir Syncytiaal Virus

Chlamydia trachomatis

in vergelijking met 2002, stabilisatie van het aantal laboratoria die ten minste één geval diagnosticeerden (tabel 2).

Respiratoir Syncytiaal Virus

Influenza B. Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk. Peillaboratoria. 1. Doelstellingen. 2. Representativiteit in 2004

Mycoplasma pneumoniae

Streptococcus pyogenes

in vergelijking met 2002 en 2003, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden (tabel 2).

in vergelijking met 2002, daling van het aantal laboratoria die ten minste 1 geval diagnosticeerden in Wallonië (2002 : N=19, 2003 : N=14; tabel 2).

Respiratoir Syncytiaal Virus

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Respiratoir Syncytiaal Virus

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

2003 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j.

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j. 4 5 j j j j j j j j. 88 > 65 j.

Dr. B. BROCHIER W.I.V. - Virologie J. Wytsmanstraat, Brussel Tel. : 02/ Fax : 02/

Chlamydia trachomatis

2005 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

Philippeville

Oostende Waremme

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2010

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2011

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % Antwerpen

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2007

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels

Arrondissement N % N % N % N % N % N % N % N % N % N %

Respiratoir Syncytiaal Virus

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2009

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken

Neisseria meningitidis

Borrelia burgdorferi. Gegevens van de Referentielaboratoria. Inleiding. Voornaamste epidemiologische karakteristieken

Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in Belgie in 2002

2006 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2012

WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID DEPARTEMENT MICROBIOLOGIE AFDELING BACTERIOLOGIE

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2013

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2014

Nombre de travailleurs assujettis à l'o.n.s.s. répartis par classe d'âge - Hommes - LIEU D'HABITATION

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Hommes - LIEU D'HABITATION

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in België in 2015

SALMONELLA EN SHIGELLA STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE IN 2000

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

Chômeurs complets mis au travail en ateliers protégés - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Statistiques Médecins - Geneesheren Statistieken toetreding akkoord , 2/3/2016, geografisch

Chômeurs complets de 58 ans et plus (50 ans et plus avec passé professionnel) (*) - Hommes - LIEU D'HABITATION

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Chômeurs complets dispensés d'inscription (*) - Unités physiques - Hommes - LIEU D'HABITATION

Total des attributaires sur base de prestations de travail - LIEU D'HABITATION

SURVEILLANCE VAN ANTIBIOTICARESISTENTIE IN VOEDINGSWAREN (RESULTATEN 2018)

Haemophilus influenzae

N A T I O N A A L R E F E R E N T I E C E N T R U M S A L M O N E L L A & S H I G E L L A

Streptococcus pneumoniae

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Humane salmonellose overgedragen door reptielen

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriën in België: 01/01/ /10/2012

Streptococcus pneumoniae

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België

N A T I O N A A L R E F E R E N T I E C E N T R U M S A L M O N E L L A & S H I G E L L A

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven

MANDATARISSEN PER PE 40 ZETELS MANDATAIRES PAR EP 40 SIEGES Berekening van het aantal zetels Mode de calcul du nombre de sièges (art.

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

JAARVERSLAG. Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis. Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België in 2007

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Streptococcus pneumoniae

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Statistiques Médecins - Artsen Statistieken 19/3/2018 (eindtabel akkoord )

THEMA I.1. Aantal klassieke ziekenhuisverblijven

2004 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Raadgevend Comite FAVV. Voorstelling jaarverslag Hormonencel

THEMA IV.3. Diabetes Mellitus

Streptococcus pneumoniae

TOEZICHT OP ANTIMICROBIËLE RESISTENTIE (AMR) IN LEVENSMIDDELEN (2017)

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Streptococcus pneumoniae

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) en aanbevelingen in België:

NEISSERIA MENINGITIDIS STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIE, IN 2002

Verslag Operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten Wetenschappelijke dienst Voedselpathogenen

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Vastgoed is een bron van een kapitaalstroom met een jaarlijks debiet van vermoedelijk omtrent 1/3 BBP Vastgoed is zowel voor particulieren als voor

REGIONALE PATENTACTIVITEIT VLAANDEREN EN BELGIË

2005 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR NEISSERIA MENINGITIDIS

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

ASIELSTATISTIEKEN 2008

Neisseria meningitidis

Analyse van de uitgaven

Epidemiologie van carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) in België:

THEMA IV.4. Ischemisch Hartlijden

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

Transcriptie:

http://www.iph.fgov.be/bacterio 2004 NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA JAARVERSLAG SALMONELLA EN SHIGELLA STAMMEN AFGEZONDERD IN BELGIË IN 2004 AFDELING BACTERIOLOGIE WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID

Salmonella en Shigella stammen afgezonderd in Belgie in 2004 Het Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella Afdeling Bacteriologie Departement Microbiologie - Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Bronnen : Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella (NRSS), klinische laboratoria, Nationaal Referentiecentrum voor lysotypie van het Pasteur Instituut van Brussel. Verslag : opgemaakt door Dr. Sc. J.M.Collard en door Dr. Sc. S. Bertrand. Met de technische medewerking van L. Willems, D. Baeyens, F. De Cooman, H. Steenhaut, D. Delbecq en M. Lattuca (NRSS, Brussel). Secretariaat, vertaling en lay-out: C. Hemmerijckx; M. Vrints. Kwaliteitscoördinator : E. Mairiaux Met de externe medewerking van Dr. C. Godard en C. Wildemauwe (Centrum voor lysotypie) Realisatie van de kaarten: Y. Dupont (Afdeling Epidemiologie). Site Web : http://www.iph.fgov.be/bacterio Financiering: FOD Volksgezondheid,Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Gedeelten van de tekst mogen geciteerd worden mits vermelding van de referentie van het verslag. Voorbeeld van een citaat : National Reference Centre for Salmonella and Shigella. Annual Report on Human Salmonella and Shigella in Belgium 2003, Institute of Public Health. Depotnummer: D/2005/2505/20 Kopieën kunnen gevraagd worden aan : Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella/Shigella W.I.V. /Afdeling Bacteriologie J. Wytsmanstaat, 14 B-1050 Brussel Tel : 02/642 50 82 Fax : 02/642 52 40 Het verslag is ook beschikbaar in pdf formaat op internet: http://www.iph.fgov.be/bacterio 1/44

Inhoudstabel HOOFDPUNTEN VOOR DE HUMANE SALMONELLA STAMMEN... 3 HOOFDPUNTEN VOOR DE SHIGELLA STAMMEN... 3 1. Inleiding... 4 1.1. Doelstelling... 4 1.2. Kwaliteit... 4 2. Materiaal en methoden... 4 2.1. Definitie van een geval... 4 2.2. Verzameling van de stammen... 4 2.3. Taxonomie van de genus Salmonella en Shigella...5 2.4. Serotypering... 5 2.5. Gevoeligheidsbepaling voor antibiotica... 5 2.6. Faagtyperingen... 6 3. Resultaten... 7 3.1. Salmonella van humane oorsprong... 7 3.1.1. Salmonella: Verzameling van de isolaten... 7 3.1.2 Salmonella: Aantal stammen en oorprong van isolatie... 7 3.1.3. Salmonella: Verdeling per serogroep en de belangrijkste serovars... 8 3.1.4. Salmonella: Verdeling en incidentie per arrondissement... 12 3.1.5. Salmonella: Verdeling per leeftijdsgroep en per geslacht... 14 3.1.6. Salmonella: Seizoensgebonden voorkomen... 15 3.1.7. Salmonella: Bacteriëmie... 17 3.1.8. Salmonella: na verblijf in het buitenland... 18 3.1.9. Salmonella: Evolutie (1984-2004)... 20 3.1.10. Salmonella: Resistentie tegen antibiotica... 23 3.1.11. Salmonella: Faagtypering... 29 3.1.12. Salmonella Typhi... 32 3.1.13. Salmonella: Speciale episodes in 2004... 32 3.2. Salmonella : Niet-humane oorsprong... 34 3.2.1. Salmonella van niet-humane oorsprong: Voedingswaren voor menselijke consumptie; vers vlees (programma FAVV)... 34 3.2.2. Salmonella van niet-humane oorsprong: Dieren, eetwaren voor menselijke of dierlijke consumptie (met uitzondering van het onderdeel vers vlees v/h programma FAVV) en leefmilieu... 35 3.3. Shigella... 36 3.3.1. Shigella: Verzameling isolaten... 36 3.3.2 Shigella: Stammen en oorsprong... 36 3.3.3. Shigella: Verdeling per serotype... 36 3.3.4. Shigella: Verdeling per geslacht en leeftijdsgroep... 37 3.3.5. Shigella: Isolatie per seizoen... 37 3.3.6. Shigella: Tendens (1990-2004)... 38 3.3.7. Shigella: Associatie met andere pathogene stammen... 39 3.3.8. Shigella: Na verblijf in het buitenland of bij migranten... 40 3.3.9 Resistentie tegen antibiotica... 41 Referenties... 44 2/44

HOOFDPUNTEN VOOR DE HUMANE SALMONELLA STAMMEN o o o o o o o o o In 2004 werden in België 9543 humane Salmonella stammen door het NRSS geïnventariseerd. Een globale daling van 26% t.o.v. 2003. Deze daling werd veroorzaakt door de daling van serovar Enteritids (+ 40% t.o.v. 2003). Het serovar Enteritidis blijft de meest frequente (63,7%). Verdere daling van serovar Hadar sinds 1997. In 2004 verdubbelde het aantal S. Infantis gevallen ten opzichte van 2003 (54 gevallen in 2003 en 107 gevallen in 2004). In 2004 werd een piekperiode in augustus en september waargenomen voor Salmonella Enteritidis en in juni voor Salmonella Typhimurium (dit vanwege een stijging van serovar Typhimurium var. Copenhagen tijdens de maand juni in 2004). De incidentiegraden zijn sterk gedaald tijdens 2004 ten opzichte van de vorige jaren. Dit werd vooral waargenomen in het noorden van het land. In 2003 vertoonden 21 op 43 arrondissementen een incidentiegraad 103 gevallen/100.000 inwoners terwijl in 2004 slecht 7 arrondissementen een incidentiegraad 99 gevallen/100.000 werd waargenomen. In 2004 werden 251 gevallen van bacteriëmie gerapporteerd. Van de meest invasieve serovars werden Typhi, Paratyphi A en Dublin teruggevonden. De serovars Typhimurium, Virchow en Hadar vertoonden een verhoogde antibioticaresistentiegraad: multiresistentie ( 4) werd waargenomen voor respectievelijk 52,3; 20,9 en 47,3% van de gevallen. Niettegenstaande is de grootste meerderheid van de geteste isolaten van de serovars Enteritidis (93,1%), Brandenburg (87,5%) en Derby (73,1%) gevoelig gebleven voor al de geteste antibiotica. 25% van de isolaten van serovar Typhimurium vertoonden het R-type ACSSuT (met of zonder extra resistenties). Van deze stammen behoorden 80% tot het lysotype DT104. HOOFDPUNTEN VOOR DE SHIGELLA STAMMEN o o In 2004 werden 316 Shigella stammen geïnventariseerd door het NRSS in België. Shigella sonnei representateerde 66% van de gevallen 3/44

1. Inleiding 1.1. Doelstelling De Bacteriologie Afdeling verzamelt epidemiologische gegevens over humane infecties te wijten aan Salmonella/Shigella spp. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor het detecteren van epidemieën, de opvolging ervan, het uitstippelen van preventieve acties en de evaluatie van de genomen maatregelen. De faagtyperingen werden uitgevoerd door het Nationaal Referentiecentrum voor faagtypering van het Pasteur Instituut van Brussel volgens de aanbevelingen van het PHLS (Public Health Laboratory Service London). Deze opdracht gebeurt in samenwerking met de Afdeling Epidemiologie van het WIV die maandelijks een lijst ontvangt van het Nationaal Referentiecentrum met de humane infecties van Salmonella en Shigella. Deze gegevens worden dan overgebracht op het netwerk Enter-Net 1 (Europese Organisatie voor infecties ondersteund door de Europese Commissie DG Sanco en gelokaliseerd in London, PHLS).De epidemiologische gegevens zijn ook toegankelijk voor de Gezondheidsinspecteurs van de Gemeenschappen op de databank van het WIV met beperkte toegang. Bij een verdachte epidemie verwittigt het Centrum de Afdeling Epidemiologie die dan het nodige zal doen om een onderzoek in te stellen bij de patiënten en het FAVV verwittigt voor een onderzoek van de besmette eetwaren. In de praktijk worden gegevens bekomen door de serotypering van de betreffende klinische stammen die ons opgestuurd worden door de diverse klinische- en hospitaallaboratoria. De gegevens laten ook een langetermijnevolutie zien van de verschillende serovars. Door het testen van de antibioticagevoeligheid op deze stammen kunnen ook tendensen met betrekking tot antibioticaresistentie worden afgelijnd. Salmonella stammen geïsoleerd uit dieren of voedingswaren worden ook onderzocht. Deze gegevens dragen bij tot de surveillance van zoönosen. De taken van de afdeling situeren zich volledig in het kader van de volksgezondheid. 1.2. Kwaliteit Sedert 40 jaar heeft het Centrum kwaliteit nagestreefd zowel op het vlak van de analysen en epidemiologische dataverspreiding als op het vlak van communicatie met de correspondenten en opdrachtgevers. In 2003 heeft het centrum een officieel kwaliteitssysteem, NBN en ISO/IEC 17025, geïntroduceerd om de kwaliteitsstandaard te officialiseren. Sinds 22 juni 2004 is het centrum geaccrediteerd. Dit systeem garandeert de nauwkeurigheid en geldigheid van het toegepaste protocol, de traceerbaarheid van de onderzoeksresultaten, de juistheid van de uitslagen en de technische zelfstandigheid van het laboratorium. Dit kwaliteitssysteem schept eveneens een gevoel van vertrouwen tussen het Centrum en zijn correspondenten en klanten. Behalve de invoering van dit officiële kwaliteitssysteem heeft het Centrum ook nieuwe technologieën ingevoerd (moleculaire biologie, communicatie netwerk). Deze laten het Centrum toe zijn nationale en internationale opdrachten in het kader van de volksgezondheid en de bescherming van de verbruikers met meer deskundigheid te kunnen uitvoeren. 2. Materiaal en methoden 2.1. Definitie van een geval Een geval van Salmonella of Shigella is een isolatie van Salmonella of Shigella bij een mens. Dit kan zowel een gezonde als zieke persoon zijn. 2.2. Verzameling van de stammen Elke isolatie van humane Salmonella is op vrijwillige basis opgestuurd naar het Nationaal Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Het formulier met inlichtingen over de stam en de epidemiologie moet hieraan toegevoegd worden. De reeds opgespoorde antigene kenmerken dienen eveneens vermeld te worden. In geval van epidemie of 4/44

collectieve voedselintoxicatie moeten slechts enkele stammen van verschillende patiënten verstuurd worden met de vermelding van het totaal aantal vastgestelde gevallen. 2.3. Taxonomie van de genus Salmonella en Shigella De genus Salmonella behoort tot de familie van de Enterobacteriaceae en bevat 2 species : S. enterica die onderverdeeld is in 6 subspecies : 1) S. enterica subspecies enterica (1504 serovars) of subspecies I 2) S. enterica subspecies salamae (502 serovars) of subspecies II 3) S. enterica subspecies arizonae (95 serovars) of subspecies IIIa 4) S. enterica subspecies diarizonae (333 serovars) of subspecies IIIb 5) S. enterica subspecies houtenae (72 serovars) of subspecies IV 6) S. enterica subspecies indica (13 serovars) of subspecies VI S. bongori (22 serovars) Bron aantal serovars : Antigenische formule van de Salmonella serovars (2001) 8 e uitgave 2, bijgewerkt in supplement nr. 46 gepubliceerd in 2004 3. De genus Shigella behoort tot de familie van de Enterobacteriaceae en bevat vier species : S. dysenteriae, S. flexneri, S. boydii en S. sonnei. De identificatie van deze species is gebaseerd op het biochemisch en antigenisch karakter. Iedere species is verdeeld in serovars op basis van factor O, deze zijn aangeduid door arabische cijfers (soms gevolgd door een letter of simpelweg een letter bij sommige varianten van S. flexneri). 2.4. Serotypering Het serotype bij een Salmonella wordt gedefinieerd door een associatie van somatische O- antigenen, flagellaire H-antigenen en oppervlakte-antigenen (Vi) volgens het schema van Kauffmann en White 4. Indien noodzakelijk, worden er bijkomende testen uitgevoerd om de identificatie te bevestigen of om een onderscheid te maken tussen de verschillende subspecies. Voor de eerste gekarakteriseerde O-groepen gebruikte men de letters van het alfabet; nadat alle letters opgebruikt waren ging men verder met cijfers (van 51 tot 67). Thans raadt men het gebruik van cijfers aan; de letters worden voorlopig nog tussen haakjes geplaatst: voorbeeld. O:4(B); O:18(K) (Zie: Tabel 1) Tabel 1. Aanduiding 2 van O-groepen Alfabetisch Actueel Alfabetisch Actueel Alfabetisch Actueel A 2 G1-G2 13 Q 39 B 4 H 6,14 R 40 C 1 -C 4 6,7 I 16 S 41 C 2 -C 3 8 J 17 T 42 D 1 9 K 18 U 43 D 2 9,46 L 21 V 44 D 3 9,46,27 M 28 W 45 E 1 -E 2 -E 3 3,10 N 30 X 47 E 4 1,3,19 O 35 Y 48 F 11 P 38 Z 50 Het serotype van een Shigella wordt gedefinieerd door een combinatie van O-antigenen. Bijkomende biochemische testen worden eveneens uitgevoerd om de identificatie te bevestigen en de verschillende species en variëteiten te differentiëren 5. 2.5. Gevoeligheidsbepaling voor antibiotica Tijdens het jaar 2004 werden steekproeven genomen voor de 6 belangrijkste serovars van Salmonella isolaten van humane oorsprong. De steekproeven werden uitgevoerd volgens het schema in tabel 2. De gevoeligheid voor 12 antibiotica werd bepaald met de diffusiemethode volgens Kirby-Bauer aanbevolen door de NCCLS 6,7. 5/44

Tabel 2. Schema van de steekproeven voor de gevoeligheidsbepalingen in 2004. Serovar Weken 1-24 25-29 30-41 42-47 48-53 Enteritidis 1/week Typhimurium 5 10 10 5 5 Hadar 1/week Virchow 1/week Brandenburg 1/week Derby 1/week Voor de bepaling van de minimale inhibitorische concentratie voor ciprofloxacine en cefotaxime werd gebruik gemaakt van de Etest. Voor ciprofloxacine en cefotaxime kunnen we de isolaten als resistent beschouwen bij respectievelijk MIC 4 en 64 µg/ml; intermediaire (I) resistentie bij respectievelijk MIC = 2 en gelegen tussen 16-32 µg/ml; gevoelig (S) bij respectievelijk MIC 1en 8 µg/ml. De kritische waarde gekozen voor een verminderde gevoeligheid voor ciprofloxacine (CIP low) is 0,125µg/mL 8,9. Van alle isolaten resistent aan nalidixinezuur werden ook de MIC voor ciprofloxacine bepaald met Etest. Nalidixinezuur resistente isolaten kunnen een verminderde gevoeligheid vertonen voor ciprofloxacine, hetgeen een nadelig gevolg heeft voor de behandeling met ciprofloxacine 6. 2.6. Faagtyperingen De faagtyperingen werden uitgevoerd door het Nationaal Referentiecentrum voor faagtypering van het Pasteur Instituut in Brussel volgens de aanbevelingen van het PHLS (Public Health Laboratory Service- London) 10. De stammen werden geselecteerd volgens het schema in tabel 3 Tabel 3. Schema van de stammenselectie voor lysotypering. Serovar Weken 1-24 25-29 30-41 42-47 48-53 Enteritidis 5 10 20 10 5 Typhimurium 5 10 10 5 5 Hadar 1/week Virchow 1/week 6/44

3. Resultaten 3.1. Salmonella van humane oorsprong 3.1.1. Salmonella: Verzameling van de isolaten In 2004 typeerde het Referentiecentrum humane Salmonella isolaten in opdracht van 182 laboratoria. Het gemiddelde van de opgestuurde isolaten naar het Referentiecentrum bedraagt 52,3 per jaar. Het aantal laboratoria is lichtjes gedaald in vergelijking met 2001 en 2002 toen respectievelijk 201 en 194 laboratoria humane Salmonella isolaten opstuurden naar het NRSS. 3.1.2 Salmonella: Aantal stammen en oorprong van isolatie In 2004 werden 9543 humane Salmonella stammen ontvangen door het Referentiecentrum. Hiervan werden 9044 stammen geserotypeerd door het NRCSS en 499 serotyperingen (5,23%) werden gemeld door 10 laboratoria. Het merendeel van de Salmonella stammen (95,6%) werd geïsoleerd uit faeces. De oorsprong van de overige 4,4% wordt voorgesteld in tabel 4. Tabel 4. Salmonella: Oorsprong van isolatie (N=9543) N % Faeces 9121 95,57 Bloed 225 2,36 Urine 105 1,10 Faeces + bloed 25 0,26 Etter 13 0,14 Andere 13 0,14 Onbekend 9 0,09 Faeces + andere 7 0,07 Sputum 5 0,05 Abces 3 0,03 Wondvocht 2 0,02 Wond 2 0,02 Galvocht 2 0,02 Colonbiopt 1 0,01 Gewrichtsvocht 1 0,01 Bloed + urine 1 0,01 Faeces + urine 1 0,01 Keeluitstrijkje 1 0,01 Pleuravocht 1 0,01 Redon vocht 1 0,01 Sternum 1 0,01 Vaginaal vocht 1 0,01 Weefsel 1 0,01 Faeces+urine+bloed 1 0,01 De meerderheid van de stammen zijn afzonderlijke gevallen. Zevenenvijftig collectieve voedselintoxicatie gevallen, betreffende 531 personen (waarvan 74 gehospitaliseerd en 1 sterfgeval) werden ook geteld door het Nationaal Referentielaboratorium voedseltoxi- infecties, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) en de Gemeenschappen. In 2004 waren 136 van de opgestuurde stammen geen Salmonella spp. Deze werden gedetecteerd op basis van biochemische reacties (Kligler, urease). Sommige stammen konden geïdentificeerd worden als Escherichia coli (9, waarvan 4 H 2 S + ) en ook Citrobacter (3). 7/44

3.1.3. Salmonella: Verdeling per serogroep en de belangrijkste serovars In 2004 behoorden het merendeel van de stammen (64,58%) tot serogroep D, welke de belangrijkste serogroep is. Het waren hoofdzakelijk S.Enteritidis stammen (N=6075) die 98,6% van de serogroep D vertegenwoordigden (tabel 6). Salmonella van groep B vertegenwoordigen 28,65% van het totaal aantal Salmonella. De belangrijkste serovar van deze groep was Typhimurium (N=2459) gevolgd door Derby (N=64), Brandenburg (N=63) en een monofasische stam 4:i:- (N=24). De 4 voornaamste serovars uit groep C zijn Infantis (N=107), Virchow (N=91), Hadar (N=48) en Ohio (N=46). De andere serovars, met meer dan 30 isolaten in 2004, zijn Livingstone (N=34). De tabel 5 en figuur 1 geven de frequentie van de 10 voornaamste serovars weer voor het jaar 2004. Tabel 5. Salmonella van humane oorsprong: De voornaamste serovars in 2004. Enteritidis 6075 63,7 Typhimurium 2459 25,7 Infantis 107 1,1 Virchow 91 1,0 Derby 64 0,7 Brandenburg 63 0,7 Hadar 48 0,5 Ohio 46 0,5 Livingstone 34 0,4 Bovismorbificans 27 0,3 Andere 529 5,6 Totaal 9543 100,0 Figuur 1. De 10 voornaamste serovars van Salmonella van humane oorsprong voor het jaar 2004. De 10 voornaamste serovars van Salmonella van humane oorsprong voor het jaar 2004 Ohio 0,5% Livingstone 0,4% Bovismorbificans 0,3% Others 5,6% Hadar 0,5% Brandenburg 0,7% Derby 0,7% Virchow 1,0% Infantis 1,1% Enteritidis 63,6% Typhimurium 25,8% 8/44

Tabel 6: Salmonella van humane oorsprong: verdeling per serogroep (N=9543; 2004) Salmonella van humane oorsprong O:7 (C1) Totaal aantal stammen Serovar Aantal % 9543 Infantis 107 1,12 Virchow 91 0,96 Ohio 46 0,48 O:2 (A) Livingstone 34 0,36 Serovar Aantal % Rissen 10 0,11 Paratyphi A 9 0,09 Braenderup 9 0,09 Kiel 1 0,01 Bareilly 8 0,08 Totaal 10 0,11 Montevideo 6 0,06 Tennessee 3 0,03 O:4 (B) Oranienburg 3 0,03 Serovar Aantal % Colindale 2 0,02 Typhimurium 1537 16,09 Thompson 2 0,02 Typhimurium var. Copenhagen 922 9,64 Oslo 2 0,02 Derby 64 0,67 Concord 1 0,01 Brandenburg 63 0,66 7:b:- 1 0,01 4:i:- 24 0,25 6,7:-:- 1 0,01 Paratyphi B 23 0,24 7:-:- 1 0,01 Indiana 17 0,18 Richmond 1 0,01 Agona 16 0,17 Oakland 1 0,01 Bredeney 10 0,11 Mbandaka 1 0,01 Saintpaul 7 0,07 Larochelle 1 0,01 4:-:- 5 0,05 Mikawasima 1 0,01 Heidelberg 5 0,05 6,7:l,v:- 1 0,01 Stanley 5 0,05 Totaal 333 3,50 Africana 4 0,04 4,5:-:- 4 0,04 O:8 (C2-C3) Reading 3 0,03 Serovar Aantal % 4:-:1,2 3 0,03 Hadar 48 0,50 Stanleyville 3 0,03 Bovismorbificans 27 0,28 Wien 3 0,03 Goldcoast 26 0,27 Kiambu 2 0,02 Newport 20 0,21 Essen 2 0,02 Kentucky 15 0,16 4:b:- 2 0,02 Blockley 12 0,13 Schwarzengrund 2 0,02 Corvallis 12 0,13 4,5:-:1,2 2 0,02 Muenchen 4 0,04 Kisangani 1 0,01 Kottbus 4 0,04 Haifa 1 0,01 Manhattan 2 0,02 Wagenia 1 0,01 Ferruch 2 0,02 Bochum 1 0,01 Praha 2 0,02 4,5:b:- 1 0,01 Nagoya 1 0,01 Chester 1 0,01 6,8:z 10 :- 1 0,01 Coeln 1 0,01 Albany 1 0,01 Legon 1 0,01 Altona 1 0,01 Duisburg 1 0,01 6,8:r:- 1 0,01 Totaal 2737 28,68 6,8:-:- 1 0,01 Haardt 1 0,01 Istanbul 1 0,01 Aba 1 0,01 8,20:-:- 1 0,01 Sanga 1 0,01 Totaal 185 1,94 9/44

Tabel 6 (Vervolg 1): Salmonella van humane oorsprong: verdeling per serogroep (N=9543; 2004) O:9 (D1) O:6,14 (H) Serovar Aantal % Serovar Aantal % Enteritidis 6075 63,66 Uzaramo 4 0,04 Typhi 15 0,16 IIIb 6,14,24:z 10 :z 1 0,01 9:-:- 13 0,14 Totaal 5 0,05 Panama 8 0,08 Dublin 7 0,07 O:16 (I) Berta 3 0,03 Serovar Aantal % 9:l,v:- 2 0,02 Hull 2 0,02 Fresno 1 0,01 Weston 1 0,01 Javiana 1 0,01 Barranquilla 1 0,01 9,46:d:- 1 0,01 Totaal 4 0,04 Totaal 6126 64,19 O:17 (J) O:3,10 (E1) Serovar Aantal % Serovar Aantal % Carmel 1 0,01 Anatum 12 0,13 Total 1 0,01 Give 6 0,06 London 5 0,05 O:18 (K) Muenster 4 0,04 Serovar Aantal % Anderlecht 3 0,03 Cerro 7 0,07 Uganda 2 0,02 Totaal 7 0,07 Meleagridis 1 0,01 Nchanga 1 0,01 O:21 (L) 3,10:-:- 1 0,01 Serovar Aantal % 3,10:e,h:- 1 0,01 Minnesota 1 0,01 Totaal 36 0,38 II 21:g,t 1 0,01 21:f,g:- 1 0,01 O:1,3,19 (E4) Totaal 3 0,03 Serovar Aantal % Senftenberg 24 0,25 O:28 (M) Liverpool 1 0,01 Serovar Aantal % 3,19:-:- 1 0,01 Pomona 3 0,03 Totaal 26 0,27 Kibusi 1 0,01 28:-:e,n,z 15 1 0,01 O:11 (F) Totaal 5 0,05 Serovar Aantal % IV 11:z 4,z 23 :- 1 0,01 O:30 (N) Tours 1 0,01 Serovar Aantal % Totaal 2 0,02 30:i:- 1 0,01 O:13 (G) Totaal 1 0,01 Serovar Aantal % Poona 11 0,12 Ibadan 2 0,02 Havana 2 0,02 Kintambo 1 0,01 Kedougou 1 0,01 13,23:z:- 1 0,01 Durham 1 0,01 Adjame 1 0,01 Totaal 20 0,21 10/44

Tabel 6 (Vervolg 2) : Salmonella van humane oorsprong: verdeling per serogroep (N=9516; 2004) O:35 (O) Serovar Aantal % Adelaide 3 0,03 IIIb 35:i:- 2 0,02 O:58 Monschaui 1 0,01 Serovar Aantal % Totaal 6 0,06 II 58:l,z 13,z 28 :z 6 1 0,01 II 58:a:z 6 1 0,01 O40 ( R) Totaal 2 0,02 Serovar Aantal % 39:k:- 2 0,02 O:61 Totaal 2 0,02 Serovar Aantal % IIIb 61:i:z 53 2 0,02 O:41 (S) Totaal 2 0,02 Serovar Aantal % IIIa 41:z 4,z 23 :- 3 0,03 Niet Geklasseerd II 41:z 10 :1,2 2 0,02 Serovar Aantal % Waycross 1 0,01 species 11 0,12 II 41:z:1,5 1 0,01 Autoagglutinatie 3 0,03 Totaal 7 0,07 Totaal 14 0,15 O:43 (U) Serovar Aantal % Kingabwa 1 0,01 Totaal 1 0,01 O:45 (W) Serovar Aantal % IV 45:g,z51:- 1 0,01 Apapa 1 0,01 Totaal 2 0,02 O:48 (Y) Serovar Aantal % IV 48:g,z 51 :- 3 0,03 IIIb 48:z 52 :z 1 0,01 IIIb 48:i:- 1 0,01 II 48:z 10 :- 1 0,01 Totaal 6 0,06 O:50 (Z) Serovar Aantal % IIIb 50:k:z 1 0,01 Totaal 1 0,01 11/44

3.1.4. Salmonella: Verdeling en incidentie per arrondissement De figuren 2, 3 en 4 geven een overzicht van de incidentie van Salmonella (N : labo isolaten/100.000 inwoners) per arrondissement. Dit voor alle serovars samen, S. Enteritidis en S. Typhimurium (de variant Copenhagen inbegrepen). De incidentiegraad in 2004 is sterk gedaald ten opzichte van de vorige jaren. Dit werd opgemerkt in het hele land en dit vooral in het noorden. In 2003 hadden 21 op de 43 arrondissementen een incidentiegraad 103 gevallen per 100.000 inwoners terwijl er in 2004 slechts 7 arrondissementen een incidentiegraad 99 gevallen / 100.000 inwoners hadden. In 2004 was voor alle serotypes inbegrepen de incidentiegraad 99 gevallen / 100.000 inwoners in de arrondissemeneten Eeklo, Turnhout, Leuven, Tielt, Aalst, Diksmuide en Ieper. Hierop volgden de arrondissementen Oostende, Kortrijk, Maaseik, Dendermonde, Mechelen, Halle-Vilvoorde, Nivelles, Mons en Dinant met een incidentiegraad tussen 79 en 99 gevallen / 100.000 inwoners. Wat betreft S. Enteritidis, vertoonden de arrondissementen Diksmuide, Halle-Vilvoorde, Mons, Nivelles, Leuven, Turnhout en Dinant de hoogste incidentiegraad ( 62 gevallen / 100.000 inwoners). Infecties veroorzaakt door S. Typhimurium waren vooral beperkt tot de arrondissementen Diksmuide, Dendermonde, Oostende, Tielt, Gent, Oudenaarde, Eeklo en Aalst met een incidentiegraad tussen 33 en 69 gevallen / 100.000 inwoners. Figuur 2. Incidentie van humane Salmonella (alle serovars samen) per arrondissement (N/100.000 inwoners; België, 2004). VR OS BG DK RS IP TL KR EK GT OD AW SN DM MH AL HV B TH LV MS HS TG MC TR AT SG MN NV CR NM WR HY LG VV TN PV DN MR BS NC VT AR AL: Aalst, AR: Arlon, AT: Ath, AW: Antwerpen, B: Bruxelles, BG: Brugge, BS: Bastogne, CR: Charleroi, DM: Dendermonde, DN: Dinant, DK: Diskmuide, EK: Eeklo, GT: Gent, HS: Hasselt, HV: Halle- Vilvoorde, HY: Huy, IP: Ieper, KR: Kortrijk, LG: Liège, LV: Leuven, MC: Mouscron, MH: Mechelen, MN: Mons, MR: Marche-en-Famenne, MS: Maaseik, NC: Neufchâteau, NM: Namur, NV: Nivelles, OD: Oudenaarde, OS: Oostende, PV: Philippeville, RS: Roeselare, SG: Soignies, SN: St Niklaas, TG: Tongeren, TH: Turnhout, TL: Tielt, TN: Thuin, TR: Tournai, VR: Veurne, VT: Virton, VV: Verviers, WR: Waremme. 12/44

Figuur 3 en figuur 4. Incidentie van humane S. Enteritidis (Fig. 3) en Typhimurium (Fig. 4) per arrondissement (N/100.000 inwoners; België, 2004) Fig. 3. VR OS BG DK RS IP TL KR EK GT OD AW SN DM MH AL HV B TH LV MS HS TG MC TR AT SG MN NV CR NM WR HY LG VV TN PV DN MR BS NC VT AR Fig. 4. OS BG VR DK IP RS TL KR EK GT OD AW SN DM MH AL HV B TH LV MS HS TG MC TR AT SG MN NV CR NM WR HY LG VV TN PV DN MR BS NC VT AR 13/44

3.1.5. Salmonella: Verdeling per leeftijdsgroep en per geslacht. De grootste incidentie van salmonellose (tabel 7 en Fig. 5) vindt men terug bij kinderen jonger dan 5 jaar (34,6% van gevallen). De incidentie verschilt weinig tussen de geslachten (Tabel 7). Als men het percentage van de verdeling analyseert binnen de groep van S. Typhimurium en S. Enteritidis, dan vindt men voor deze leeftijdsgroep voor S. Typhimurium een percentage dat 1,6 keer hoger ligt dan deze van S. Enteritidis (49,9% t.o.v. 30,3%). Tussen S. Enteritidis en S. Typhimurium werd er ook een incidentieverschil opgemerkt voor de leeftijdsgroep ouder dan 15 jaar. S. Typhymurium komt veel minder frequent voor bij volwassenen dan S. Enteritidis (Fig. 6). Tabel 7. Humane Salmonella: Verdeling van de types per leeftijd en per geslacht (2004) Salmonella spp. S. Enteritidis S. Typhimurium Leeftijdsgrenzen Totaal M V SR Totaal M V SR Totaal M V SR < 1 jaar 638 323 300 1,1 334 178 150 1,2 179 79 96 0,8 1 tot 4 jaar 3305 1627 1655 1,0 1843 926 903 1,0 1229 589 635 0,9 5 tot 14 jaar 1600 823 757 1,1 1141 588 538 1,1 375 192 179 1,1 15 tot 24 jaar 493 224 265 0,8 357 170 185 0,9 64 27 37 0,7 25 tot 44 jaar 982 447 525 0,9 732 323 402 0,8 115 57 56 1,0 45 tot 64 jaar 797 375 418 0,9 541 245 295 0,8 110 52 57 0,9 65 jaar 1010 435 571 0,8 674 291 380 0,8 187 91 95 1,0 Onbekend 718 272 288 0,9 453 181 182 1,0 200 71 69 1,0 Totaal 9543 4526 4779 0,9 6075 2902 3035 1,0 2459 1158 1224 0,9 M: Mannen, V: Vrouwen, SR: sex ratio [M/V] Figuur 5. Salmonella van menselijke oorsprong: Aantal gevallen per leeftijdsklasse (2004). 3500 3000 Aantal gevallen 2500 2000 1500 1000 500 0 0-11 maand 1-4 jaar 5-14 jaar 15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar >64 jaar onbekend Totaal Enteritidis Typhimurium 14/44

Figuur 6. Salmonella van menselijke oorsprong: Incidentie per leeftijdsklasse (N/100.000; 2004). 1000 Incidentie 100 10 Salmonella spp. Enteritidis Typhimurium 1 0-11 maand 1-4 jaar 5-14 jaar 15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar >64 jaar Totaal 3.1.6. Salmonella: Seizoensgebonden voorkomen Salmonella infecties hebben een sterk seizoensgebonden voorkomen (Tabel 8). De maanden januari tot maart vertoonden tussen 500 en 600 Salmonella isolaten per maand en er werd een verhoging van isolaten vastgesteld in de maand mei. De piekwaarden waren gedurende de zomer (juni tot september) met meer dan 1000 stammen per maand (Fig.7). In 2004, was de piekwaarde het hoogst in de maanden augustus en september voor S. Enteritidis terwijl voor S.Typhimurium, de hoogste piek in de maand juni lag (de juni-piek van Typhimurium is te wijten aan de forse toename van de variant Copenhagen in juni). In vergelijking met de vorige jaren (Fig. 8) werd een belangrijke daling van S. Enteritidis gevallen geconstateerd vanaf de maand mei. Deze situatie is vergelijkbaar met deze van het jaar 2002. Tabel 8. Salmonella van menselijke oorsprong: Verdeling per maand (2004). Totaal Enteritidis Typhimurium Andere N N N N Januari 642 377 185 80 Februari 519 278 185 56 Maart 559 345 142 72 April 583 334 185 64 Mei 708 448 189 71 Juni 1059 619 361 79 Juli 1019 676 257 86 Augustus 1182 840 218 124 September 1209 865 230 114 Oktober 848 576 178 94 November 622 374 173 75 December 404 217 120 65 Niet geklasseerd 189 126 36 27 Totaal 9543 6075 2459 1011 15/44

Figuur 7. Salmonella van menselijke oorsprong: Verdeling per maand (2004). Seizoensgebonden voorkomen (2004) Aantal gevallen 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Jan Feb Maa Apr Mei Jun Jul Aug Maanden Sept Okt Nov Dec Onbekend Totaal Enteritidis Typhimurium Andere Figuur 8. Salmonella van menselijke oorsprong (serovar Enteritidis): Verdeling per maand (2000 t.e.m. 2004). Seizoensgebonden voorkomen Aantal gevallen (Enteritidis) 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Jan Feb Maa Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Maand 2000 2001 2002 2003 2004 16/44

3.1.7. Salmonella: Bacteriëmie In 2004 werden 251 Salmonella bacteriëmie gevallen gerapporteerd. De meerderheid van deze isolaten behoren tot de serovars Enteritidis en Tyhimurium (samen 83,1%) (tabel 9). Van de invasieve serovars werden ook Typhi, Paratyphi A en Dublin aangetroffen. Van de andere serovars (Stanleyville, 9(Vi) :- :-) die bacteriëmie veroorzaakten werden te weinig isolaties verricht om hieruit conclusies te kunnen trekken. Tabel 9. Salmonella, gevallen van bacteriele infecties: frequentie van serovars (N=251; 2004) Aantal bacteriëmie isolaten % van het totaal aantal bacteriëmie isolaten Totaal aantal ontvangen isolaten per serotype % bacteriëmie stammen t.o.v totaal aantal Serovar Enteritidis 148 59,4 6075 2,4 Typhimurium 41 16,5 1537 2,7 Typhimurium var. Copenhagen 18 7,2 922 2,0 Typhi 13 5,2 15 86,7 Paratyphi A 9 3,6 9 100,0 Dublin 3 1,2 7 42,9 Bovismorbificans 2 0,8 27 7,4 Brandenburg 2 0,8 63 3,2 Agona 2 0,8 16 12,5 Anatum 1 0,4 12 8,3 Derby 1 0,4 64 1,6 Indiana 1 0,4 17 5,9 Infantis 1 0,4 107 0,9 Livingstone 1 0,4 34 2,9 Newport 1 0,4 20 5,0 Ohio 1 0,4 46 2,2 Pomona 1 0,4 3 33,3 Stanleyville 1 0,4 3 33,3 Virchow 1 0,4 91 1,1 9(Vi):-:- 1 0,4 13 7,7 4:i:- 1 0,4 24 4,2 Totaal 251 100 9543 2,6 17/44

3.1.8. Salmonella: na verblijf in het buitenland Bij 0,76% van de gevallen werd een recent verblijf in het buitenland vermeld. We merken op dat voor 55% van deze gevallen Paratyphi A en voor 26,6% Typhi geïmporteerd werden (Tabel 10a en b). Tabel 10. Salmonella na een verblijf in het buitenland (N=73, 2004). a : per serovar 1 28:-:e,n,z 15 Niger 1 1 Hull Ghana 1 1 3,10:e,h:- Ghana 1 1 II 41:z 10 :1,2 Marokko 1 1 Adelaide Kenia 1 1 Infantis Afrika 1 1 Adjame Ivoorkust 1 1 Kentucky Senegal 1 1 Agona Egypte 1 1 Newport Rwanda 1 1 Bareilly Thailand 1 5 Paratyphi A Pakistan 3 1 Barranquilla Kenia 1 India 2 1 Blockley Portugal 1 1 Paratyphi B Indonesië 1 1 Brandenburg Tunisië 1 1 Rissen Spanje 1 1 Colindale Niger 1 1 Stanley Sri Lanka 1 2 Derby China 2 4 Typhi Pakistan 1 27 Enteritidis Roemenië 2 Marokko 1 Bolivie 1 Centraal Afrikaanse Republiek 1 Tanzania 2 India 1 Egypte 3 8 Typhimurium Spanje 1 Marokko 4 Congo 1 Guinee 1 Burundi 1 Cyprus 1 Frankrijk 1 Turkije 1 Ethiopia 2 Spanje 1 Mexico 1 Indonesië 1 Kameroen 1 Burundi 1 Turkije 1 4 Typhimurium var. Copenhagen Egypte 1 Burkina Faso 1 Tunisië 1 Rwanda 1 Spanje 1 Afrika 1 Marokko 1 Ghana 1 1 Uganda Kenia 1 Qatar 1 4 Virchow Israel 1 Sri Lanka 1 India 1 Angola 1 Marokko 1 Congo 1 Senegal 1 18/44

b: per land (of continent) 2 Afrika Infantis 1 1 Mexico Typhimurium 1 Enteritidis 1 8 Marokko II 41:z 10 :1,2 1 1 Angola Enteritidis 1 Virchow 1 1 Bolivie Enteritidis 1 Enteritidis 4 1 Burkina Faso Enteritidis 1 Typhi 1 2 Burundi Enteritidis 1 Typhimurium var. Copenhagen 1 Typhimurium 1 2 Niger Colindale 1 1 Kameroen Typhimurium 1 28:-:e,n,z 15 1 1 Centraal Afrikaanse Republiek Typhi 1 4 Pakistan Typhi 1 2 China Derby 2 Paratyphi A 3 2 Congo Typhimurium 1 1 Portugal Blockley 1 Enteritidis 1 1 Qatar Enteritidis 1 1 Cyprus Enteritidis 1 2 Roemenië Enteritidis 2 5 Egypte Enteritidis 3 2 Rwanda Enteritidis 1 Typhimurium var. Copenhagen 1 Newport 1 Agona 1 2 Senegal Virchow 1 Kentucky 1 2 Ethiopië Typhimurium 2 4 Spanje Typhimurium 1 1 Frankrijk Typhimurium 1 Typhimurium var. Copenhagen 1 3 Ghana Enteritidis 1 Enteritidis 1 Hull 1 Rissen 1 3,10:e,h:- 1 2 Sri Lanka Stanley 1 1 Guinee Enteritidis 1 Enteritidis 1 4 India Paratyphi A 2 2 Tanzania Enteritidis 1 Typhi 2 Enteritidis 1 Virchow 1 1 Thailand Bareilly 1 2 Indonesië Enteritidis 1 2 Tunisië Typhimurium var. Copenhagen 1 Paratyphi B 1 Brandenburg 1 1 Israel Virchow 1 2 Turkije Enteritidis 2 1 Ivoorkust Adjame 1 3 Kenia Uganda 1 Barranquilla 1 Adelaide 1 19/44

3.1.9. Salmonella: Evolutie (1984-2004) De toename van Salmonella infecties vanaf eind jaren 80 tot 1999 is voornamelijk toe te schrijven aan de toename van S. Enteritidis (Tabel 11). In 2003 werden er 9201 S. Enteritidis stammen geserotypeerd wat een verhoging is van 44% t.o.v. vorig jaar. Tijdens 2004 is het aantal Salmonella Enteritidis gevallen sterk gedaald (Tabel 11). Het aantal Salmonella Typhimurium isolaten blijft stabiel (±2500 gevallen) in vergelijking met de twee laatste jaren. Het aantal Salmonella Hadar isolaten bereikte een maximum in 1997 (670) en daalde in 2004 tot 48 humane isolaten (Tabel 11). Dit is een gunstige evolutie gelet op het antibioticaresistentie karakter van dit serovar. In 2004 is het aantal Salmonella Infantis gevallen verdubbeld ten opzichte van 2003 (54 gevallen in 2003 en 107 gevallen in 2004). De maximale frequentie in 1983 (5,9%, 427 gevallen) zakte naar een drempel van 1% in 1998 (Figuur 11). Het serovar Virchow dat vanaf 1994 aan het dalen was (2,7% in 1994; 0,5% in 1999) is in 2000 terug beginnen stijgen (1,3% in 2001 en 2002, en 1,2% in 2003) en blijft stabiel in 2004. Tabel 11. Salmonella van menselijke oorsprong: Evolutie van het aantal gevallen van de 10 belangrijkste serovars tijdens 1984-2004. De hoogste waarde (in 1999) is grijs gearceerd. 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Totaal 6620 6803 6092 6360 8247 9752 11695 10891 10391 10840 11294 10754 12008 14239 14514 15774 14088 11065 10075 12894 9543 Enteritidis 155 165 298 320 1163 2236 3382 4721 4084 5260 5700 5138 6145 8284 9003 10492 9503 7112 6398 9201 6075 Typhimurium 3825 3997 3512 3233 3699 4018 4756 3652 3835 3528 3418 3623 3522 3347 3221 3348 2799 2370 2438 2486 2459 Infantis 248 146 168 173 168 275 249 224 225 160 150 174 267 263 180 169 120 126 74 54 107 Virchow 206 216 152 170 235 293 302 224 295 273 308 245 178 114 115 86 147 143 132 152 91 Derby 130 163 131 169 168 177 161 134 139 103 113 107 118 157 162 138 169 158 92 100 64 Brandenburg 132 177 167 151 159 255 302 176 161 147 204 241 214 296 274 279 322 200 148 66 63 Hadar 16 21 39 115 255 183 100 143 126 155 403 417 601 670 459 237 178 143 74 60 48 Livingstone 30 36 70 49 93 119 157 166 111 52 52 47 53 54 107 83 109 62 47 43 34 Bovismorbificans 113 135 110 156 182 202 265 130 72 95 87 64 132 155 164 116 108 46 57 35 27 Goldcoast 58 49 47 109 97 104 88 77 45 51 27 47 58 49 83 49 77 96 54 55 26 Tabel 12. Salmonella van menselijke oorsprong: frequentie (percentage aantal gevallen/jaar) van S. Enteritidis en S. Typhimurium tijdens de periode 1984-2004. 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Enteritidis 2,3% 2,4% 4,9% 5,0% 14,1% 22,9% 28,9% 43,3% 39,3% 48,5% 50,5% 47,8% 51,2% 58,2% 62,0% 66,5% 67,5% 64,3% 63,5% 71,4% 63,7% Typhimurium 57,8% 58,8% 57,6% 50,8% 44,9% 41,2% 40,7% 33,5% 36,9% 32,5% 30,3% 33,7% 29,3% 23,5% 22,2% 21,2% 19,9% 21,4% 24,2% 19,5% 25,7% Andere 39,9% 38,8% 37,5% 44,1% 41,0% 35,9% 30,4% 23,1% 23,8% 18,9% 19,3% 18,5% 19,5% 18,3% 15,8% 12,3% 12,7% 14,3% 12,3% 9,1% 10,6% 20/44

Figuur 9. Salmonella van humane oorsprong. Evolutie van S. Enteritidis en S. Typhimurium voor de periode 1982-2004: aantal gevallen/jaar. Aantal gevallen 18000 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 Totaal Enteritidis Typhimurium Andere 21/44 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Figuur 10. Salmonella van humane oorsprong. Evolutie van S. Brandenburg, S. Virchow, S. Derby en S. Hadar voor de periode 1990-2004: aantal gevallen/jaar. Aantal gevallen 800 700 600 500 400 300 200 100 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Brandenburg Virchow Derby Hadar

Figuur 11. Salmonella van humane oorsprong. Evolutie van S. Infantis, S. Bovismorbificans, S. Goldcoast en S. Livingstone voor de periode 1990-2004: aantal gevallen/jaar. 300 Anatal gevallen 250 200 150 100 50 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Infantis Bovismorbificans Goldcoast Livingstone 22/44

3.1.10. Salmonella: Resistentie tegen antibiotica Hoewel een antibioticum niet essentieel is voor de behandeling van een niet tyfoïde Salmonella, kan een dergelijke behandeling in geval van een extra-intestinale Salmonella infectie noodzakelijk worden 11,12,13,14. De verhoging van antibioticaresistentie bij Salmonella is een reëel probleem geworden voor de volksgezondheid waarvan de eerste manifestaties de stijgende frequentie van pentaresistentie [R-type ACSSuT] was. Deze bevat resistentie tegen chloramfenicol, een antibioticum dat vroeger werd gebruikt met name voor de behandeling van tyfoïde koorts 15. Deze stijging werd oorspronkelijk geobserveerd bij het serotype Typhimurium (verschenen eind jaren 80 in Engeland en in Wales) 16. De resistentie tegen cotrimoxazole, de productie van breed spectrum beta-lactamases en de daling in gevoeligheid voor quinolones zijn de nieuwe uitdagingen van het resistentie probleem. Een permanent toezicht op de antibioticaresistentie is nodig om de tijdelijke variaties in de antibiogrammen te kunnen opvolgen. Vroeger gebeurde dit sporadisch, maar sinds 2000 wordt er door het Nationaal Referentiecentrum routinematig toezicht gehouden. Een eerste balans werd opgemaakt voor de jaren 2000, 2001, 2002 en 2003 voor een totaal van 2279 stammen 17. In het jaar 2004 werden 520 Salmonella stammen van het serotype Enteritidis, Typhimurium, Hadar, Virchow, Brandenburg en Derby onderzocht met de diffusiemethode van Kirby-Bauer volgens de NCCLS normen. De volgende antibiotica werden getest: ampicilline (AMP), amoxicilline + clavulaanzuur (AMX), cefotaxime (CTX), chloramfenicol (CHL), ciprofloxacine (CIP), gentamicine (GEN), kanamycine (KAN), nalidixinezuur (NAL), streptomycine (STR), sulfamide (SUL), tetracycline (TET), trimethoprim (TMP), trimethoprim + sulfamethoxazole (SXT). De steekproeven werden verricht volgens het schema voorgesteld in tabel 2 van het hoofdstuk: Materiaal en methoden. De frequentie van de resistente stammen (resistent tegen 1 tot 3 antibiotica) en de multiresistente stammen (resistent tegen 4 antibiotica of meer) bij de zes meest frequente serovars in 2004 zijn samengevat in tabel 13. De individuele resistentie tegen ieder antibioticum voor 2001, 2002, 2003 en 2004 is weergegeven in tabel 14. Voor het jaar 2004 zijn de meest frequente resistenties tegen tetracycline (45,2%), ampicilline (44,6%), streptomycine(38.5%), sulfamiden (38.3%) en in mindere mate tegen chloramfenicol (21.5%) en de combinatie trimethoprim + sulfamethoxazole (15,2%). Bij S.Hadar waren alle isolaten (N=38) resistent tegen tenminste twee antibiotica (Tabel 20). Bij dit serovar worden de hoogste resistentiefrequenties waargenomen (Tabel 14). De resistenties tegen tetracycline, ampicilline, nalidixinezuur en streptomycine bereiken waarden van 78,9 tot 97,4%. Een multiresistentie van deze 4 antibiotica werd waargenomen bij 47,3% van deze isolaten (Tabel 14). Alle geteste isolaten blijven niettemin gevoelig voor cefotaxime, ciprofloxacine, chloramfenicol, trimethoprim, sulfamiden en gentamicine (Tabel 19). S. Typhimurium (N=308) vertoont eveneens veel resistentie tegen antibiotica, met multiresistentie bij 52,3% van de isolaten (Tabel 13). Ongeveer 20% van deze isolaten waren resistent tegen ampicilline, chloramphenicol, streptomycine, sulfonamiden en tetracycline (R-type ACSSuT) met of zonder aanvullende resistentie), en 80% van deze resistente stammen behoren tot lysotype DT104. Bij S. virchow (N=44) was multiresistentie minder frequent dan in 2003 (20,9% van de isolaten in 2004 t.o.v. 60% in 2003, tabel 22). De hoogste resistentie werd waargenomen tegen nalidixinezuur (53.5%, tabel 21). Resistentie tegen ampicilline, tetracycline en trimethoprim + sulfamethoxazole waren frequent 23/44

(>20%). 2 S. virchow stammen vertoonden een resistentie tegen cefotaxime. Deze werd veroorzaakt door een productie van β lactamase van het type CTX-M9 en TEM-52. Niettegenstaande blijft het grote aantal geteste isolaten bij S. Enteritidis (N=58; 93,1%), S. Brandenburg (N=32; 87.5%) en S. Derby (N=41; 73,1%) gevoelig voor alle geteste antibiotica (Tabel 13). De profielen en resistentieniveaus in 2004 zijn vergelijkbaar met deze van 2003. Dit met uitzondering van het serovar Virchow welke een significante daling van resistentie vertoont tegen cefotaxime, tetracycline, sulfamides en de combinatie van trimethoprime + sulfamethoxazole (Tabel 14). Tabel 13. Frequentie van resistente en multiresistente stammen bij S. Enteritidis, S. Typhimurium, S. Hadar, S. Virchow, S. Brandenburg en S. Derby (2004). Serotype N % resistente stammen tegen n antibiotica (0 < n 13) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Enteritidis 58 93,1 6,9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Typhimurium 308 24,7 15,3 3,9 3,9 9,4 24,4 10,4 6,8 0,3 1,3 0 0 Brandenburg 32 87,5 6,3 0 3,1 0 3,1 0 0 0 0 0 0 Virchow 43 44,2 30,2 0 4,7 0 0 11,6 7,0 0 0 2,3 0 Derby 41 73,2 9,8 2,4 9,8 2,4 2,4 0 0 0 0 0 0 Hadar 38 0 0 5,3 28,8 52,6 10,5 2,6 0 0 0 0 0 Tabel 14. Frequentie van resistente stammen ten opzichte van elk antibioticum voor S. Enteritidis, S. Typhimurium, S. Brandenburg, S. Derby, S. Hadar en S. Virchow (2004, 2003, 2002 en 2001). Serotype % resistente stammen N AMP AMX CTX NAL CIP TET CHL GEN KAN STR TMP SUL SXT Enteritidis 2004 58 3,4 0,0 0,0 3,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2003 49 4,1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2002 203 1,5 1,0 0 1,0 0 0,5 0,5 0 0 0,5 0 0 0 2001 197 2,5-0 1,0 0 1,0 0 0,5 0 0,5 1,5 2,5 1,5 Typhimurium 2004 308 61,0 2,9 0,0 3,6 0,0 57,1 36,0 0,0 1,6 51,9 21,8 58,1 21,4 2003 314 43,6 6,1 0 2,5 1,0 41,7 20,5 1,6 2,2 34,1 9,6 40,4 9,9 2002 319 39,0 14,0 0 1,6 0,3 52,0 26 0,9 0,6 39,0 9,1 41,0 8,8 2001 308 50,0-0 3,2 0,6 59,1 39 0,6 1,3 46,8 12,0 52,3 12,3 Brandenburg 2004 32 3,1 0,0 0,0 0,0 0,0 9,4 0,0 0,0 0,0 0,0 6,3 6,3 6,3 2003 31 3,2 0 0 0 0 3,2 3,2 0 0 6,5 0 3,2 0 2002 34 0 0 0 0 0 8,8 0 0 0 2,9 0 0 0 2001 38 5,3-0 0 0 18,4 2,6 2,6 0 5,3 5,3 7,9 2,6 Virchow 2004 43 25,6 0,0 4,7 53,5 0,0 20,9 2,3 0,0 2,3 9,3 20,9 23,3 20,9 2003 44 52,3 15,9 13,6 86,4 0 50 0 2,3 4,5 9,1 52,3 52,3 52,3 2002 47 40,0 19,1 6,4 80,9 0 25,5 2,1 0 0 10,6 31,9 34,0 29,8 2001 51 19,6-3,9 47,1 0 15,7 3,9 0 0 11,8 15,7 15,7 8,0 Derby 2004 41 0,0 0,0 0,0 2,4 0,0 24,4 0,0 0,0 0,0 12,2 2,4 17,1 2,4 2003 43 0 0 0 0 0 2,3 0 2,3 0 2,3 2,3 2,3 2,3 2002 34 0 0 0 0 0 2,9 2,9 0 0 17,6 2,9 2,9 2,9 2001 37 2,7-0 0 0 5,4 0 0 0 2,7 5,4 8,1 5,4 Hadar 2004 38 78,9 10,5 0,0 94,7 0,0 97,4 0,0 0,0 5,3 81,6 0,0 2,6 0,0 2003 42 76,2 28,6 0 88,1 0 90,5 0 0 7,1 71,4 4,8 4,8 4,8 2002 44 80,4 56,5 0 93,5 0 97,8 0 0 2,2 95,7 2,2 2,2 0 2001 51 66,0-0 92,0 0 94,0 0 0 2 94,0 0 0 0 24/44

S. Enteritidis Tabel 15. S. Enteritidis (N=58): Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Neo Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 3,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 3,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 I% 0,0 0,0 0,0 1,7 0,0 0,0 0,0 1,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 G% 96,6 100,0 100,0 98,3 100,0 100,0 100,0 94,8 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Tabel 16. S. Enteritidis. Antibiogrammen (N=58; 2004). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 54 93,1 Amp 1 2 3,4 Nal 1 2 3,4 Totaal 58 100,0 S. Typhimurium Tabel 17. S. Typhimurium (N=308): Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Neo Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 61,0 2,9 0,0 57,1 0,0 21,8 1,6 3,6 36,0 0,0 1,6 51,9 58,1 21,4 I% 0,0 30,2 0,3 0,0 0,0 0,0 19,2 3,2 0,3 0,0 1,0 28,6 0,0 0,3 G% 39,0 66,9 99,7 42,9 100,0 78,2 79,2 93,2 63,6 100,0 97,4 19,5 41,9 78,2 25/44

Tabel 18. S. Typhimurium. Antibiogrammen (N=308; 2004). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 76 24,7 Amp 1 18 5,8 Str 1 2 0,6 Tet 1 27 8,8 Amp Nal 2 1 0,3 Amp Sul 2 4 1,3 Amp Tet 2 2 0,6 Str Sul 2 2 0,6 Tet Nal 2 2 0,6 Tet Sul 2 1 0,3 Amp Nal Sul 3 1 0,3 Amp Str Sul 3 5 1,6 Amp Tet Sul 3 2 0,6 Tet Str Sul 3 1 0,3 Tet Tmp Str 3 1 0,3 Tmp Sul Stx 3 2 0,6 Amp Tet Chl Sul 4 5 1,6 Amp Tet Str Sul 4 18 5,8 Amp Tmp Sul Stx 4 2 0,6 Tet Tmp Sul Stx 4 1 0,3 Tmp Chl Sul Stx 4 1 0,3 Tmp Str Sul Stx 4 1 0,3 Amp Amx Tet Chl Sul 5 1 0,3 Amp Tet Chl Str Sul 5 61 19,8 Amp Tmp Str Sul Stx 5 11 3,6 Tet Tmp Nal Sul Stx 5 1 0,3 Tmp Chl Str Sul Stx 5 1 0,3 Amp Amx Tet Chl Str Sul 6 12 3,9 Amp Tet Tmp Str Sul Stx 6 16 5,2 Amp Tmp Chl Str Sul Stx 6 4 1,3 Amp Tet Tmp Chl Str Sul Stx 7 20 6,5 Tmp Neo Chl Kan Str Sul Stx 7 1 0,3 Amp Tet Tmp Neo Chl Kan Sul Stx 8 1 0,3 Amp Amx Tet Tmp Nal Chl Str Sul Stx 9 1 0,3 Amp Tet Tmp Neo Chl Kan Str Sul Stx 9 3 1,0 Totaal 308 100,0 S. Hadar Tabel 19. S. Hadar (N=38): Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Neo Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 78,9 10,5 0,0 97,4 0,0 0,0 5,3 94,7 0,0 0,0 5,3 81,6 2,6 0,0 I% 0,0 65,8 0,0 0,0 2,6 0,0 5,3 0,0 0,0 0,0 2,6 18,4 0,0 0,0 G% 21,1 23,7 100,0 2,6 97,4 100,0 89,5 5,3 100,0 100,0 92,1 0,0 97,4 100,0 26/44

Tabel 20. S. Hadar. Antibiogrammen (N=38; 2004). Antibiogrammen Resistenties N % Amp Nal 2 1 2,6 Tet Str 2 1 2,6 Amp Tet Nal 3 5 13,2 Tet Nal Str 3 6 15,8 Amp Amx Tet Nal 4 1 2,6 Amp Tet Nal Str 4 18 47,4 Tet Neo Kan Str 4 1 2,6 Amp Amx Tet Nal Str 5 3 7,9 Amp Tet Nal Str Sul 5 1 2,6 Amp Tet Neo Nal Kan Str 6 1 2,6 Totaal 38 100 S. Virchow Tabel 21. S. Virchow (N=43) : Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Neo Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 25,6 0,0 4,7 20,9 0,0 20,9 2,3 53,5 2,3 0,0 2,3 9,3 23,3 20,9 I% 0,0 2,3 0,0 0,0 0,0 0,0 11,6 0,0 0,0 0,0 0,0 53,5 2,3 0,0 G% 74,4 97,7 95,3 79,1 100,0 79,1 86,0 46,5 97,7 100,0 97,7 37,2 74,4 79,1 Tabel 22. Salmonella Virchow. Antibiogrammen (N=43; 2004). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 19 44,2 Amp 1 1 2,3 Nal 1 12 27,9 Amp Ctx Nal 3 1 2,3 Amp Nal Sul 3 1 2,3 Amp Tet Tmp Nal Sul Stx 6 5 11,6 Amp Tet Tmp Nal Str Sul Stx 7 2 4,7 Tet Tmp Nal Chl Str Sul Stx 7 1 2,3 Amp Ctx Tet Tmp Neo Nal Kan Str Sul Stx 10 1 2,3 Totaal 43 100 27/44

S. Brandenburg Tabel 23. S. Brandenburg (N=32): Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 3,2 0,0 0,0 3,2 0,0 0,0 0,0 3,2 0,0 0,0 6,5 3,2 0,0 I% 0,0 3,2 0,0 9,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 90,3 0,0 0,0 G% 96,8 96,8 100,0 87,1 100,0 100,0 100,0 96,8 100,0 100,0 3,2 96,8 100,0 Tabel 24. Salmonella Brandenburg. Antibiogrammen (N=32; 2003). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 28 87,5 Tet 1 2 6,3 Tmp Sul Stx 3 1 3,1 Amp Tet Tmp Sul Stx 5 1 3,1 Totaal 32 100 S. Derby. Tabel 25. S. Derby (N=41): Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G)stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Neo Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 0,0 0,0 0,0 24,4 0,0 2,4 2,4 2,4 0,0 0,0 2,4 12,2 17,1 2,4 I% 0,0 0,0 0,0 4,9 0,0 0,0 51,2 4,9 2,4 0,0 12,2 75,6 0,0 0,0 G% 100,0 100,0 100,0 70,7 100,0 97,6 46,3 92,7 97,6 100,0 85,4 12,2 82,9 97,6 Tabel 26. Salmonella Derby. Antibiogrammen (N=41; 2004). Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 30 73,2 Nal 1 1 2,4 Tet 1 3 7,3 Tet Sul 2 1 2,4 Tet Str Sul 3 4 9,8 Tet Tmp Sul Stx 4 1 2,4 Tet Neo Kan Str Sul 5 1 2,4 Totaal 41 100 28/44

3.1.11. Salmonella: Faagtypering S. Enteritidis In 2004 werden 7,9 % (N=479) S. Enteritidis isolaten gelysotypeerd waarvan PT4 het meest voorkomende faagtype (43,8%) (Fig 12) en PT21 het tweede meest voorkomende faagtype (24,6%) was. Een verdere daling t.o.v. de jaren 2003 (34,1%; N=492) en 2002 (36,2%; N=495) wordt waargenomen (Fig.13). Faagtypen PT14b (12,6%) en PT8 (9,8%) blijven stabiel t.o.v. 2003 (Fig.13). Figure 12. S. Enteritidis: Distributie van de verschillende faagtypes in 2004 (N=479). 7,9% van de isolaten S. Enteritidis werden getest. NT = Niet typeerbaar; bij de andere worden onder meer de niet conforme faagtypen (RDNC) geklasseerd. Faagtypes van S. Enteritidis (N=479, 2004) % 50 40 30 20 10 0 43,8 24,6 7,52 9,39 2,3 1 1,9 1 3,9 4,6 PT1 PT6 PT8 PT21 andere Faagtype Figure 13. S. Enteritidis. Verdeling van de belangrijkste faagtypes in de periode 2000-2004. % 60 50 40 30 20 10 0 PT1 PT4 PT6 PT6a PT8 PT14b PT21 Andere NT 2000 2001 2002 2003 2004 29/44

S. Typhimurium Zoals in de vorige twee jaren was het faagtype DT104 het belangrijkste faagtype (23,7%; N=297) in 2004 (Fig 14). Hij is echter nog steeds aan het dalen ten opzichte van 2001 en 2002 (Fig. 15). 89% van deze stammen waren resistent tegen ampicilline, chloramfenicol, streptomycine, sulfonamiden en tetracycline (resistentietype [R-type] ACSSuT). Andere frequente faagtypen waren DT120 (21,1%), DT193 (10,7%), DT12 (6,5%) en U302 (4,5%) welke sterk verwant is met DT104 (Fig 14). Bij DT120 bleven 7,7% van de isolaten gevoelig voor alle geteste antibiotica en 80% van de isolaten vertoonden een multiresistentie profiel. Bij DT193, waren 90,3% van de isolaten resistent tegen ten minste 1 antibioticum. Fig.14. S. Typhimurium: verdeling van de faagtypes in 2004 (N=308). 12,1% van de stammen. Typhimurium werden gelysotypeerd. NT= Niet typeerbaar; bij de andere worden onder meer de niet conforme faagtypen (RDNC) geklasseerd. Faagtypes van Salmonella Typhimurium (N=308, 2004) 25,0 23,7 21,1 20,8 20,0 15,0 % 10,7 10,0 5,0 6,5 3,2 1,6 1,9 1,6 4,5 4,2 0,0 12 104 120 185 193 194 195 208 U302 NT Andere Fig.15. S. Typhimurium. verdeling van de belangrijkste faagtypes in 2001, 2002, 2003 en 2004. % 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 12 104 120 193 U302 NT Andere 2001 2002 2003 2004 30/44

S. Hadar In 2004 waren de belangrijkste faagtypen voor het serotype Hadar (N=38; Fig.16) de PT1 (26,1%) gevolgd door PT2 (18,4%), PT10 (10,52%) en PT9 (7,9%). PT1 werd opnieuw het dominante faagtype zoals in 2001 (42%). In 2002, was PT2 het belangrijkste faagtype (30,4%) gevolg door PT9 (28,3%) en RDNC/P38 (13%). Dit geeft een beeld van de sterke variaties van faagtypen in functie van de tijd maar met een handhaving van de aanwezigheid van PT1 en PT2. Fig. 16. S. Hadar. verdeling van de belangrijkste faagtypes in 2001, 2002, 2003 en 2004. In 2004 werden 79 % van de S. Hadar stammen getest. NT= niet typeerbaar; bij de andere worden onder meer de niet conforme faagtypen (RDNC) geklasseerd. % 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 PT1 PT2 PT9 PT10 PT11 PT4 RDNC/P38 Andere NT 2001 2002 2003 2004 S. Virchow In 2004 was er een sterke daling van PT21 (19,1) en PT16 (12%) ten opzichte van 2003 toen de lysotypes respectievelijk 29,5% en 27,3% voorkwamen bij de S. Virchow isolaten. Het lysotype PT16 is steeds geassocieerd met multiresistentie tegen ampicilline, tetracycline, trimethoprim, naladixinezuur en sufamides. Het faagtype PT2 werd voor het eerst geïsoleerd in 2003 en stijgt in 2004 tot 14,3%. Fig. 17. S. Virchow: verdeling van de faagtypes in de periode 2000-2004. % 60 50 40 30 20 10 0 PT4 PT8 PT16 PT21 PT26 PT31 PT34 PT2 Andere 2001 2002 2003 2004 31/44

3.1.12. Salmonella Typhi In 2004 werden 15 stammen van het serovar Typhi opgestuurd naar het NRSS. 80 % van deze stammen werden geïsoleerd uit een hemocultuur van patiënten (Tabel 27). 26,7% van de Salmonella Typhi gevallen werden geassocieerd met een recent verblijf in het buitenland. Tabel 27. Salmonella Typhi: Oosprong van de staalname. (N=15; 2004) N % Bloed 12 80 Bloed + faeces 1 6,7 Faeces 2 13,3 Totaal 15 100 3.1.13. Salmonella: Speciale episodes in 2004 3.1.13.1. Salmonella Typhimurium var. Copenhagen Gedurende het jaar 2004 werd in het NRSS een stijging waargenomen van het aantal Salmonella vanwege het serovar Typhimurium variant Copenhagen [4:i:1,2]. In juni was het aantal gevallen vervierdubbeld ten opzichte van vorig jaar (213 gevallen in 2004 en 51 gevallen in 2003 ; zie tabel 28). De gevallen in de maand juni bevatten alle leeftijdscategorieën (van 1 maand tot 93 jaar), met 104 gevallen onder de leeftijd van 6 jaar en 12 gevallen boven de leeftijd van 80 jaar. De gevallen lagen ook verspreid over heel België maar met een meerderheid (67 gevallen) in West-Vlaanderen. Het waren geïsoleerde gevallen met een gastro-enteritis. De stijging van het serovar Typhimurium var. Copenhagen werd ook gesignaliseerd door het programma «Voedingswaren voor menselijk gebruik; vers vlees (FAVV programma)». Deze stammen van serovar Typhimurium var. Copenhagen kwamen vooral voort uit varkensvlees. 32/44

Tabel 28 : Verspreiding van de Salmonella van humane oorsprong in 2003 en 2004 Salmonella sp. 2003 Aantal gevallen S. Enteritidis S. Typhimurium [4,5:i:1,2] S. Tm var. Cop [4:i:1,2] Andere Tm var Cop/Tm Januari 632 392 105 39 96 37% Februari 475 268 86 29 92 34% Maart 545 341 84 40 80 48% April 703 453 131 35 84 27% Mei 1083 805 140 50 88 36% Juni 1273 982 146 51 94 35% Juli 1569 1188 212 62 107 29% Augustus 1832 1353 302 55 122 18% September 1791 1354 242 52 143 21% October 1259 912 198 63 86 32% November 710 469 130 46 65 35% December 599 366 115 37 81 32% Niet vermeld 423 318 46 16 43 35% Totaal 2003 12894 9201 1937 575 1181 30% 2004 Aantal gevallen Januari 642 377 129 56 80 43% Februari 519 278 112 73 56 65% Maart 559 345 96 46 72 48% April 583 334 117 68 63 58% Mei 708 448 121 68 71 56% Juni 1059 619 147 214 79 146% Juli 1019 676 155 102 86 66% Augustus 1182 840 146 72 124 49% September 1209 865 156 74 114 47% October 848 576 124 54 94 43% November 622 374 133 40 75 30% December 404 217 84 36 67 43% Niet vermeld 189 126 17 19 27 111% Totaal 2004 9543 6075 1537 922 1008 60% 33/44

3.2. Salmonella : Niet-humane oorsprong 3.2.1. Salmonella van niet-humane oorsprong: Voedingswaren voor menselijke consumptie; vers vlees (programma FAVV) In 2004, werden 389 stammen (Tabel 29) geïsoleerd uit vers vlees en geserotypeerd in het kader van het programma FAVV (richtlijn 2003/99/EG). Eén van deze stammen werd niet als Salmonella geïdentificeerd. Deze rapporten kan men raadplegen op de site van het Nationaal Referentielaboratorium voor Microbiologie van de Eetwaren. [http://mda04.fmv.ulg.ac.be/lnr/lnr_fr/index.htm] Tabel 29. Salmonella in eetwaren voor menselijk gebruik; onderdeel vers vlees van het programma Zoönose (N=389; 2004). Serovar N % Serovar N % 11:e,h:- 1 0,3 Mbandaka 1 0,3 4,5:b:- 1 0,3 Mgulani 1 0,3 4:-:- 1 0,3 Muenchen 1 0,3 4:b:- 1 0,3 Nagoya 1 0,3 4:i:- 4 1,0 Ohio 15 3,9 6,8:-:1,2 1 0,3 Oranienburg 1 0,3 9:-:- 1 0,3 Paratyphi B 30 7,7 Abaetetuba 1 0,3 Rissen 4 1,0 Agona 18 4,6 Saintpaul 1 0,3 Altona 1 0,3 Sandiego 1 0,3 Anatum 4 1,0 Saphra 4 1,0 Bareilly 1 0,3 Schwarzengrund 1 0,3 Blockley 7 1,8 Senftenberg 3 0,8 Bovismorbificans 1 0,3 species 3 0,8 Brandenburg 3 0,8 Typhimurium 60 15,4 Bredeney 11 2,8 Typhimurium var. Copenhagen 35 9,0 Chester 2 0,5 Virchow 14 3,6 Derby 26 6,7 Autoagglutinatie 14 3,6 Dublin 2 0,5 Geen Salmonella 1 0,3 Emek 1 0,3 Totaal 389 100 Enteritidis 78 20,1 Goldcoast 1 0,3 Hadar 2 0,5 Indiana 8 2,1 Infantis 11 2,8 IV 43:z 4,z 23 :- 2 0,5 Kedougou 1 0,3 Kottbus 2 0,5 Livingstone 2 0,5 London 2 0,5 Manhattan 1 0,3 34/44

3.2.2. Salmonella van niet-humane oorsprong: Dieren, eetwaren voor menselijke of dierlijke consumptie (met uitzondering van het onderdeel vers vlees v/h programma FAVV) en leefmilieu In 2004 heeft het Nationaal referentiecentrum 980 Salmonella stammen geserotypeerd die geïsoleerd werden uit eetwaren (buiten het FAVV programma), veevoeder, milieu en ongekende origines (Tabel 30). 21 van deze stammen werden niet als Salmonella geïdentificeerd. Tabel 30. Salmonella van niet-menselijke oorsprong: Dieren, eetwaren bestemd voor menselijke en dierlijke consumptie (met uitzondering van het onderdeel vers vlees van het programma FAVV) en leefmilieu (N=980; 2004). Serovar N % Serovar N % 11:r:- 1 0,1 IV 44:z 4,z 23 :- 1 0,1 3,15:z 10 :- 8 0,8 Kentucky 1 0,1 3,19:-:- 10 1,0 Kottbus 3 0,3 4:-:- 7 0,7 Lexington 5 0,5 42:z 4, z 23 :- 1 0,1 Lille 1 0,1 6,7:-:- 2 0,2 Livingstone 77 7,9 6,7:d:- 1 0,1 London 3 0,3 6,7:z10:- 1 0,1 Madelia 1 0,1 6,8:-:1,2 1 0,1 Manhattan 1 0,1 9,46:-:- 3 0,3 Mbandaka 225 23,0 9:-:- 1 0,1 Minnesota 1 0,1 Adelaide 2 0,2 Montevideo 3 0,3 Agona 24 2,4 Muenchen 5 0,5 Altona 1 0,1 Nagoya 1 0,1 Anatum 13 1,3 Newport 1 0,1 Autoagglutinatie 9 0,9 Ohio 7 0,7 Banana 4 0,4 Oranienburg 3 0,3 Bareilly 1 0,1 Orion 18 1,8 Bignona 1 0,1 Panama 4 0,4 Blockley 1 0,1 Paratyphi B 19 1,9 Bovismorbificans 3 0,3 Pomona 1 0,1 Braenderup 2 0,2 Putten 1 0,1 Brandenburg 12 1,2 Richmond 1 0,1 Bredeney 9 0,9 Rissen 7 0,7 Cerro 46 4,7 Rubislaw 1 0,1 Chandans 1 0,1 Salford 2 0,2 Chester 2 0,2 Schwarzengrund 1 0,1 Cubana 13 1,3 Senftenberg 51 5,2 Derby 32 3,3 Soerenga 3 0,3 Ealing 1 0,1 species 2 0,2 Eboko 1 0,1 Tennessee 4 0,4 Enteritidis 91 9,3 Thompson 1 0,1 Garba 2 0,2 Typhimurium 84 8,6 Geen Salmonella 21 2,1 Typhimurium var. Copenhagen 59 6,0 Hadar 5 0,5 Virchow 26 2,7 Idikan 1 0,1 Westphalia 1 0,1 Indiana 5 0,5 Worthington 1 0,1 Infantis 14 1,4 Yoruba 1 0,1 Totaal 980 100,0 35/44

3.3. Shigella De shigelloses zijn een globaal volksgezondheidsprobleem. De mens is de natuurlijke gastheer van de Shigella. Er bestaan 4 soorten Shigella s die mogelijk deze ziekte kunnen veroorzaken namelijk; S. dysenteriae, S. flexneri, S. boydii en S. sonnei. 3.3.1. Shigella: Verzameling isolaten In 2004 werden door 83 verschillende medische laboratoria Shigella isolaten naar ons opgestuurd voor serotypering. Per jaar wordt er een gemiddelde van 4 isolaten per laboratorium opgestuurd naar het NRSS. 3.3.2 Shigella: Stammen en oorsprong In 2004 werden 316 Shigella stammen getypeerd door het referentiecentrum. Bijna alle stammen (99,6%) waren afkomstig uit faecesstalen (tabel 31). In 2004 werden 19 stammen opgestuurd voor serotypering die niet als Shigella werden geïdentificeerd: deze werden afgezonderd op basis van biochemische reacties (Kligler-Hajna, urease,...) en/of door afwezigheid van agglutinatie bij serotypering. Enkele van deze stammen werden geïdentificeerd met meestal Escherichia coli (5) als resultaat. Tabel 31. Shigella: aard van de specimen (N=316, 2004) N % Faeces 315 99,6 Onbekend 1 0,3 Totaal 316 100 3.3.3. Shigella: Verdeling per serotype Tableau 32. Shigella: verdeling per serotype (N=357, 2003). Serotype N % Shigella dysenteriae: 5 1,6 2 3 7 1 12 1 Shigella flexneri: 80 25,3 1 1 1a 2 1b 10 2a 31 2b 1 3a 10 4 5 6 10 x 1 y 2 Niet typeerbaar 7 Shigella boydii: 20 6,3 1 4 2 5 4 6 8 1 13 1 14 2 18 1 Shigella sonnei: 209 66,1 Shigella (niet typeerbaar) 2 0,6 Totaal 316 100 36/44

3.3.4. Shigella: Verdeling per geslacht en leeftijdsgroep Het grootste aantal shigellose gevallen, welke bevestigd werden na serotypering, komen voor bij volwassenen tussen 25 en 44 jaar (31%) (Tabel 33). De incidentie is echter het hoogst voor de leeftijdscategorie van 1 tot 4 jaar (Fig. 18). Tabel 33. Shigella: verdeling van de gevallen per leeftijdscategorie en per sex (N=316, 2004). Leeftijd Totaal M V ND SR < 1 jaar 5 3 2 0 1,5 1 tot 4 jaar 44 21 23 0 0,91 5 tot 14 jaar 45 21 24 0 0,87 15 tot 24 jaar 40 17 23 0 0,74 25 tot 44 jaar 109 50 59 0 0,85 45 tot 64 jaar 48 29 18 1 1,61 65 jaar 9 6 3 0 2,00 Onbekend 16 7 8 1 Totaal 316 154 160 2 0,96 M: Mannen, V: Vrouwen, ND: niet gedefinieerd, SR: sex ratio [M/V] Fig. 18. Verdeling en incidentie per leeftijd (N/100.000; 2004). 16 14 12 Incidentie (N/100000 inw.) 10 8 6 4 2 0 0-11 maand 1-4 jaar 5-14 jaar 15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar >64 jaar Totaal M V 3.3.5. Shigella: Isolatie per seizoen De verdeling van de shigellose gevallen per seizoen zijn aangegeven in fig. 19. De piekperiode is, in augustus met 52 gevallen (3 S. boydii, 14 S. flexneri, 2 S. dysenteriae, 33 S. sonnei). 37/44

Fig. 19. Shigella: Verdeling per maand (N=316, 2004). Aantal gevallen 60 50 40 30 20 10 0 19 12 15 13 15 14 17 Jan Feb Maa Apr Mei 52 Jun Juli Aug Sep Okt Nov Dec 45 33 38 32 Onbekend 11 3.3.6. Shigella: Tendens (1990-2004) Het totale aantal shigellose gevallen is stabiel gebleven tijdens de periode 1990 1994 (tussen 375 en 429). Vervolgens werd er een verhoging van Shigellose gevallen waargenomen tot in 1999 (tot 500 gevallen).sinds 2000, is het totale aantal per jaar teruggevallen tot onder de 400 gevallen. Deze variaties zijn zeker te wijten aan de variaties van het aantal Shigella sonnei en ook aan de daling van de Shigella flexneri stammen met 140 gevallen in 1997 en slechts 80 in 2004 (Tabel 34, Fig. 20). Tabel 34. Shigella : Evolutie van de 4 species tijdens de periode 1990-2004 (Aantal gevallen/jaar) 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 S. dysenteriae 8 7 9 7 9 6 18 17 18 15 9 7 5 6 5 S. flexneri 104 123 91 119 136 125 112 140 116 100 105 100 93 79 80 S. boydii 23 8 8 18 10 9 10 10 15 21 14 8 14 17 20 S. sonnei 294 272 272 231 243 341 279 292 303 362 243 343 213 251 209 Autoagglutinatie 1 2 2 6 23 1 2 Shigella sp. 8 21 2 2 Totaal 429 410 380 375 398 482 419 459 454 500 377 489 347 357 316 38/44

Figuur 20. Shigella : evolutie sinds 1990. Aantal gevallen 600 500 400 300 200 100 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 S. flexneri S. sonnei Andere Totaal 3.3.7. Shigella: Associatie met andere pathogene stammen Bij 3,16% (N=10) van de shigellose gevallen was er een associatie met een andere pathogene stam. 2004 Tabel 35. Shigella: co-isolatie met een andere pathogene stam (N=10; 2004). 5 Campylobacter + Shigella sonnei 2 Shigella flexneri 4 1 Shigella flexneri polyvalent 1 Shigella boydii 4 1 2 Campylobacter jejuni Shigella flexneri 6 1 Shigella boydi 2 1 1 Rotavirus Shigella sonnei 1 1 Giardiasis Shigella sonnei 1 1 Yersinia enterolitica Shigella sonnei 1 Totaal 10 39/44

3.3.8. Shigella: Na verblijf in het buitenland of bij migranten Voor 19% van de shigellose gevallen was er melding van een recent verblijf in het buitenland. De meest voorkomende zijn ( 4) India, Egypte en Senegal (Tabel 36). Tabel 36. Shigella: Melding van een recent verblijf in het buitenland (N=60; 2004) 8 Shigella boydii 2 Shigella boydii 2 1 Burkina Faso 1 Marokko 4 Shigella boydii 4 1 Afrika 1 Kameroen 1 Marokko 1 Nepal 1 Shigella boydii 8 1 India 1 Shigella boydii 18 1 Egypte 1 Shigella dysenteriae 15 Shigella flexneri 1 Shigella dysenteriae 7 1 Egypte 3 Shigella flexneri 2a 1 Brazilië 1 Kameroen 1 Dominicaanse Republiek 4 Shigella flexneri 3a 1 Burkina Faso 1 Indonesië 1 Mexico 1 Senegal 4 Shigella flexneri 4 3 Benin 1 Kongo 1 Shigella flexneri 6 1 Libanon 2 Shigella flexneri polyvalent 2 Egypte 1 Shigella flexneri y 1 China 35 Shigella sonnei 35 Shigella sonnei 1 Zuid Afrika 1 Afghanistan 1 Botswana 5 Egypte 1 Haïti 10 India 1 Kenia 1 Mexico 1 Marokko 1 Nepal 1 Nigeria 1 Portugal 3 Senegal 3 Tunesië 1 Uganda 1 Shigella spp. 1 India Totaal 60 40/44

3.3.9 Resistentie tegen antibiotica Shigella s zijn entero-invasieve bacteriën die kunnen penetreren in de epitheelcellen van het slijmvlies van de dikke darm 18,19. De behandeling van een shigellose bestaat uit rehydratatie en een antibioticabehandeling. De antibiotica zorgen meestal voor een snelle genezing zonder nasleep 20. Oorspronkelijk kon een groot aantal antibiotica efficiënt gebruikt worden voor de behandeling van shigellose. In de praktijk echter, verkleint het spectrum van de bruikbare antibiotica vanwege een stijging van de resistenties tegen antibiotica. Deze stijging van antibioticaresistentie bij Shigella s is een reëel probleem geworden voor de volksgezondheid en wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van het fenomeen multiresistentie. De resistenties tegen tetracycline, ampicilline en co-trimoxazole (associatie van trimethoprimesulfamethoxazole,tmp-smx) zijn sterk toegenomen. Deze antibiotica waren de eerste keuze antibiotica in de jaren 80. Momenteel zijn de aangewezen antibiotica voor de behandeling van shigellose fluoriquinolonen 21 en bij kinderen en zwangere vrouwen de cefalosporines van de 3 e generatie of de azithromycine 20,22,23. Een constant toezicht op de antibioticaresistentie is, noodzakelijk om de tijdelijke variaties in de antibiogramma op te merken. Dit toezicht werd in het verleden occasioneel uitgevoerd maar vanaf dit jaar houdt het NRSS op regelmatige basis toezicht op de gevoeligheid van de geïsoleerde stammen voor antimicrobiële agentia. In 2004 werden een totaal van 118 Shigella stammen (78 S. sonnei, 28 S. flexneri, 4 S. dysenteriae et 7 S. boydii) onderzocht met de schijfjes diffusie methode van Kirby-Bauer volgens de richtlijnen van de NCCLS. De antibiotica die werden getest zijn dezelfde als deze die gebruikt worden voor de antibiogramma van Salmonella. Bij de Shigella s zijn alle stammen (behalve 1) resistent tegen minstens 2 antibiotica. Tabel 37 : Frequentie van resistente en multiresistente stammen bij Shigella sonnei, flexneri, boydii et dysenteriae (2004) Serotype N % resistente stammen tegen n antibiotica (0 < n 8) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 S. sonnei 78 1,3 0 5,12 5,12 0 67,9 19,2 1,3 0 S. flexneri 28 21,4 7,1 0 7,1 17,8 7,1 14,3 21,4 3,6 S. dysenteriae 5 40 0 0 0 0 20 40 0 0 S. boydii 7 14,3 14,3 14,3 14,3 0 28,6 0 0 14,3 Shigella sonnei: Tabel 38 : Shigella sonnei (N=78) : Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 21,8 1,3 0,0 76,9 0,0 96,2 12,8 0,0 0,0 1,3 96,2 91,0 92,3 I% 0,0 1,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,3 1,3 0,0 0,0 G% 78,2 97,4 100,0 23,1 100,0 3,8 87,2 100,0 100,0 97,4 2,6 9,0 7,7 41/44

Tabel 39 : Shigella sonnei. Antibiogrammen (N=78, 2004) Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 1 1,3 Amp Amx 2 1 1,3 Tmp Str 2 3 3,8 Tet Str Sul 3 1 1,3 Tmp Str Stx 3 2 2,6 Tmp Sul Stx 3 1 1,3 Amp Tmp Str Sul Stx 5 10 12,8 Tet Tmp Str Sul Stx 5 43 55,1 Amp Tet Tmp Str Sul Stx 6 6 7,7 Tet Tmp Nal Str Sul Stx 6 9 11,5 Tet Tmp Nal Kan Str Sul Stx 7 1 1,3 Totaal 78 100,0 Shigella flexneri Tabel 40 : Shigella flexneri (N=28) : Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 53,6 0,0 0,0 64,3 0,0 53,6 3,6 53,6 0,0 0,0 60,7 57,1 50,0 I% 0,0 35,7 0,0 0,0 3,6 0,0 0,0 7,1 0,0 21,4 32,1 0,0 0,0 G% 46,4 64,3 100,0 35,7 96,4 46,4 96,4 39,3 100,0 78,6 7,1 42,9 50,0 Tabel 41 : Shigella flexneri. Antibiogrammen (N=28, 2004) Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 6 21% Sul 1 2 7% Tmp Sul Stx 3 2 7% Amp Tet Chl Str 4 4 14% Tet Tmp Sul Stx 4 1 4% Amp Tet Chl Str Sul 5 1 4% Tet Tmp Nal Chl Str 5 1 4% Amp Tet Tmp Chl Str Stx 6 1 4% Amp Tet Tmp Str Sul Stx 6 2 7% Tet Tmp Chl Str Sul Stx 6 1 4% Amp Tet Tmp Chl Str Sul Stx 7 7 25% Totaal 28 100% Shigella dysenteriae: Tabel 42 : Shigella dysenteriae (N=4) : Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 25,0 0,0 0,0 50,0 0,0 25,0 0,0 50,0 0,0 0,0 50,0 50,0 25,0 I% 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 25,0 25,0 0,0 0,0 G% 75,0 100,0 100,0 50,0 100,0 75,0 100,0 50,0 100,0 75,0 25,0 50,0 75,0 42/44

Tabel 43 : Shigella dysenteriae. Antibiogrammen (N=4, 2004) Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 2 50 Amp Tet Chl Str Sul 5 1 25 TetTmp Chl Str Sul Stx 7 1 25 Totaal 28 100,0 Shigella boydii: Tabel 44 : Shigella boydii (N=7) : Percentage van resistente (R), intermediaire (I) en gevoelige (G) stammen ten opzichte van elk getest antibioticum (2004). Amp Amx Ctx Tet Cip Tmp Nal Chl Gen Kan Str Sul Stx R% 28,6 14,3 0,0 71,4 0,0 57,1 14,3 14,3 0,0 0,0 57,1 57,1 42,9 I% 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 28,6 0,0 0,0 G% 71,4 85,7 100,0 28,6 100,0 42,9 85,7 85,7 100,0 100,0 14,3 42,9 57,1 Tabel 45 : Shigella boydii. Antibiogrammen (N=7, 2004) Antibiogrammen Resistenties N % Gevoelig 0 1 14,3 Tet 1 1 14,3 Tet Str Sul 3 1 14,3 Tmp Nal Str 3 1 14,3 AmpTetTmp Sul Stx 5 1 14,3 Tet Tmp Str Sul Stx 5 1 14,3 Amp Amx Tet Tmp Chl Str Sul Stx 7 1 14,3 Totaal 28 100,0 43/44

Referenties 1 Fisher, I.S.T. (1999) Le réseau de surveillance international Enter-Net : objectifs et organisation. Eurosurveillance 4 :58-62. 2 Popoff, M.Y. (2001) Formules antigéniques des sérovars. 8 ème éd. Institut Pasteur de Paris, WHO Collaborating Centre for Reference and Research on Salmonella. 3 Popoff, M.Y., J. Bockemühl, and L.L. Gheesling. 2004. Supplement 2002 (no. 46) to the Kauffmann- White scheme. Res. Microbiol. 155:568-570. 4 Kaufmann F. (1966) The bacteriology of Enterobacteriaceae. Munksgaard, Copenhagen. 5 Ewing W.H. October 1971. Biochemical Reactions of Shigella, méthodes de laboratoire pour l identification des Entérobactéries. Institut Pasteur, Le Minor L., Richard C. 6 NCCLS, Performance Standards for Antimicrobial Disk Susceptibility Testing: Eight International Supplement. M2A6, Table 2A, Vol. 18, NO. 1, 1998, pp.10-13. 7 Zone diameter interpretative standards and equivalent minimum inhibitory concentration (MIC) breakpoints for Enterobacteriaceae (NCCLS, Performance Standards for Antimicrobial Disk Susceptibility Testing: Eight International Supplement. M2A6, Table 2A, pp.10-13,vol. 18, NO. 1, 1998). 8 Threlfall E.J., I.S.T. Fisher, L.R. Ward, H. Tschäpe, and P. Gerner-Smidt. 1999. Harmonization of antibiotic susceptibility testing for Salmonella: results of a study by 18 national reference laboratories within the European Union-funded Enter-Net group. Microbial Drug Res. 5(3):195-200. 9 Aarestrup, F. M., C. Wiuff, K. Mølback, and E.J. Threlfall. 2003. Is it time to change fluoroquinolone breakpoints for Salmonella spp.? Antimicrob. Agents Chemother. 47:827-9. 10 Threlfall, E. J., and J.H. Frost. 1990. The identification, typing and fingerprinting of Salmonella : laboratory aspects and epidemiological applications. J. Appl. Bacteriol. 68:5-16. 11 Moss, P.J., and R.C. Read. 1995. Empiric antibiotic therapy for acute diarrhea in the developed world. J. Antimicrob. Chemother. 35:903-913. 12 Carlstedt, G. P. Dahl, P.M. Niklasson, K. Gullberg, G. Banck, and G. Kahlmeter. 1990. Norfloxacin treatment of salmonellosis does not shorten the carrier stage. Scand. J. Infect. Dis. 22:553-556. 13 Buisson, Y. 1991. Faut-il traiter les proteurs de Salmonella? Bull. Epémiol. Hebdom. 4:13-14. 14 Moss, P. 2003. Infections of the gastrointestinal tract. In Antibiotic and Chemotherapy, Antiinfective agents and their use in therapy, 8th Edition Ed. R. G. Finch, D. Greenwood, S.R. Norby, R.J. Whitley, Churchill Livingstone pp 667-681. 15 Marchou, B. And J.J. Meurisse. 1992. Salmonelloses: aspects thérapeutiques. Méd. Mal. Infect. 22:340-347. 16 Threlfall, E. J. 2000. Epidemic Salmonella Typhimurium DT104- a truly international multiresistant clone. J. Antimicrob. Chemother. 46:7-10. 17 Wybo, I., C. Wildemauwe, C. Godard, S. Bertrand, and J.-M. Collard. Surveillance of antimicrobial drug resistance in nontyphoid human Salmonella in Belgium: Trends for the period 2000-2002. Acta Clin. Belgica 59(4):152-160. 18 Le Minor L. et Richard C. Méthodes de laboratoire pour l identification des entérobactéries. 1993, Ed. Institut Pasteur, Paris, pp. 217. 19 Grimont P.A.D., Grimont F., and Bouvet P.J.M. 2000. Shigella. In Précis de Bactériologie clinique. Ed. J. Freney, F. Renaud, W. Hansen, C. Bollen. Eska, Paris, pp. 1129-1135. 20 Niyogi, S.K. 2005. Shigellosis. J. Microbiol. 43:133-143. 21 International Note - Antibiotics in the management of shigellosis. 2004. WHO Weekly Epidemiological Record, Vol 79, N o 39, pp 355-356 http://www.who.int/wer/2004/en/wer7939.pdf. 22 Miron, D., M. Torem, R. Merom, and R. Colodner. 2004. Azithromycin as an alternative to nalidixic acid in the therapy of childhood shigellosis. Pediatr. Infect. Dis. J. 23(4):367-368. 23 Jain, S.K., A. Gupta, B. Glanz, J. Dick, and G.K. Siberry. 2005. Antimicrobial-resistant Shigella sonnei: limited antimicrobial treatment options for children and challenges of interpreting in vitro azithromycin susceptibility. Pediatr. Infect. Dis. J. 24(6):494-497. 44/44

NATIONAAL REFERENTIECENTRUM VOOR SALMONELLA EN SHIGELLA JAARVERSLAG 2004 AFDELING BACTERIOLOGIE DEPARTEMENT MICROBIOLOGIE WIV, September 2005 Uit gever : J. M. Collard J. Wytsmanstraat 14, B-1050 Brussel WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOOR VOLKSGEZONDHEID