definitieve versie verklaren dat zij met ingang van 1 juni 2003 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.



Vergelijkbare documenten
verklaren dat zij met ingang van 1 juni 2006 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Achmea Personeel B.V. J.R.P.

verklaren dat zij met ingang van 1 januari 2008 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.

Cao Actor Bureau voor sectoradvies

Achmea CAO. 1 juni december 2015

verklaren dat zij met ingang van 1 juni 2011 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.

verklaren dat zij met ingang van 1 juni 2012 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

Bijlage 1 bij U Bijlage CAR teksten. A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden: Buitengewoon verlof.

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

In deze brochure vindt u een uitleg van de belangrijkste bepalingen van de cao Groothandel in Bloemen en Planten.

Aanvullende TiU-regeling Bijzonder Verlof

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

Functie-indeling en beloningsstructuur Binnendienst Fortis Verzekeringen Nederland N.V.

II Het dienstverband

JUS. Jaarurensystematiek. een inhoudelijke toelichting bij de invoering in de gehandicaptenzorg. JaarUrenSystematiek (JUS)

BIJLAGE 3. RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10

Fulltime arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

Regeling Werktijden en Verlof

verklaren dat zij met ingang van 1 juni 2013 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.

Werktijden 2 Vaststelling van werkroosters geschiedt voor voltijders met inachtneming van de volgende voorwaarden:

Toelichting op de nieuwe afspraken over ouderschapsverlof in de CAO Jeugdzorg. Nieuwe versie, februari 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

partijen zijn op de hoogte van de Richtlijn/Adviesregeling Arbeidsvoorwaarden Bestuurder kinderopvang van de NVTK (hierna: de Richtlijn).

Hieronder worden eerst de bepalingen uit de Wet arbeid en zorg behandeld en daarna volgen de aanvullende bepalingen uit de CAO.

verklaren dat zij met ingang van 1 juni 2009 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.

Verlof uit de Wet Arbeid en Zorg. Toelichting op verschillende vormen van verlof

Harmonisatie Peuterspeelzalen, Landelijk Sociaal Plan

Functie-indeling en beloningsstructuur Binnendienst ASR Nederland N.V.

Wijzigingen in de CAR/UWO, Wet arbeid en zorg. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden

1. de sportorganisatie/school/vereniging..., gevestigd te... overeenkomstig artikel... van haar statuten vertegenwoordigd door:

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST CAO-I AKZONOBEL NEDERLAND

Aanpassing van de CAO Energie als gevolg van de invoering van het Benefit Budget

COLLECTIEVE REGELING AANVULLENDE ARBEIDSVOORWAARDEN

Keuzesysteem arbeidsvoorwaarden en vrije ruimte werkkostenregeling

Toelichting op de nieuwe afspraken over ouderschapsverlof in de CAO Jeugdzorg

Jaarurensystematiek CAO-Sport

Verlof rond zwangerschap, adoptie, pleegzorg en geboorte

LOGA GPD

Technische wijzigingen Cao SW 2019

Toelichting op de jaarurensystematiek

Bijlage 3 Verlofschema

ARBEIDSOVEREENKOMST MET UITGESTELDE PRESTATIEPLICHT VOOR BEPAALDE TIJD (NUL UREN)

College van Bestuur n.v.t. (voorbeeld) Arbeidsovereenkomst Voorzitter/Lid College van Bestuur

Personeelshandboek. el&p Payrolling

Landelijk Sociaal Plan Harmonisatie Peuterspeelzalen

Artikel 5 Vakantieaanspraak bij (langdurige) ziekte

ACHMEA CAO INHOUDSOPGAVE

AANGEPASTE CAO TEKST Op de volgende pagina s staat de vanaf 1 januari 2017 geldende cao artikelen in dit verband.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Basisverlof (wettelijk verlof)

OUDER SCH APSVERLOF Artikel 1. Begripsbepaling Artikel 2. Recht op ouderschapsverlof Artikel 3. Aanvraag van verlof

Collectieve arbeidsovereenkomst voor zaterdagbestellers

Mantelzorgvriendelijk U Centraal

2.6 model arbeidsovereenkomst voor de duur van een bepaald werk of bepaald project 1

ACHMEA CAO INHOUDSOPGAVE

Voorbeeld Arbeidsovereenkomst. Werkboek BB Bladzijde 111 opdracht 2.4

Toevoeging CAO artikel Lid Tekst CAO oud Tekst CAO nieuw Reden wijziging. 1 oktober 2014 tot en met [...]

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

CAO UITVAARTBRANCHE Aangepaste cao tekst inzake werkdruk, roosters en beschikbaarheid geldend vanaf 1 januari 2017

Onderhandelingsakkoord CAO CAOP (looptijd: t/m )

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wilt u meer informatie of heeft u vragen? Dan kunt u terecht bij de Werkgeverslijn land- en tuinbouw via T

CAO ZOETWAREN. ADDENDUM voor de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Zoetwarenindustrie Looptijd 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014

ACHMEA CAO INHOUDSOPGAVE

Toekenning van aanspraken op de Zorgverlofregeling en van vergoedingen

Model. Arbeidsovereenkomst cao Dierhouderij. Versie 6 maart 2013

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST AKZONOBEL CHEMICALS. Akzo Nobel Chemicals B.V. te Amersfoort, ten deze mede handelend voor en uit naam van:

Dit is een voorbeeld van Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals gegenereerd met de Arbeidsovereenkomst generator van ICTRecht:

Collectieve arbeidsovereenkomst inzake pensioenen NYSE Euronext

Onderhandelaarsakkoord CAO 1 januari januari 2014

Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Gist-Brocades. VUT Reglement

CVDR. Nr. CVDR19688_5

Bedrijf BV, gevestigd te Straat 1 te Stad, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer Voorbeeld Persoon, hierna te noemen "werkgever";

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

Werktijdenregeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2014

Afspraken over de bepalingen over tijdelijke dienstverbanden

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

[Naam werkgever], gevestigd te [plaats/adres], in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door [ naam], [functie] hierna te noemen werkgever,

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE TROPEN

Regeling werktijden gemeente Loon op Zand Het college van burgemeester en wethouders / werkgeverscommissie

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

RELEVANTE BEPALINGEN VAN HET BOEK 7 VAN HET B.W. BETREFFENDE DE ARBEIDSOVEREENKOMST ALSMEDE ARTIKEL 6 VAN HET BBA 1945

Provinciaal blad. vast te stellen de Algemene werktijdenregeling provincie Noord-Holland 2008

Toelichting artikel 2.8 wijziging omvang aanstelling

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Bijlage gemeente Houten: IS

HOOFDSTUK 5 - VAKANTIE

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST DIERENPARK EMMEN 1 JANUARI DECEMBER 2013

IKAP-Regeling rijkspersoneel

Voorstellen cao Houthandel. Uitwerking Sociaal Akkoord

Standaard Arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd

Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis

ARBEIDSOVEREENKOMST (voor bepaalde tijd) I., gevestigd te, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer/mevrouw,

WERKT IJD ENR EG ELING

onderhandelingsresultaat HEMA cao

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Nr: 3 Burgemeester en wethouders van de gemeente Menameradiel;

Transcriptie:

De ondergetekenden: Achmea Personeel B.V., gevestigd te Utrecht, FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam, CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp, Beroepsorganisatie Banken Verzekeringen, gevestigd te Maarssen, De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Culemborg, verklaren dat zij met ingang van 1 juni 2003 de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Aldus overeengekomen en ondertekend op 25 november 2003. Achmea Personeel B.V. J.R.P. van den Brink FNV Bondgenoten F. Polhout CNV Dienstenbond D. Swagerman G.F. van Linden Beroepsorganisatie Banken Verzekeringen L.J. de Boer mr. G.A.M Verberne De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening E. Teerink J.P.H. Teuwen Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband E.M. Bais mr. A.W.J.M. van Bolderen 1

Inhoud Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen Artikel 1.2 Werkingssfeer Artikel 1.3 Looptijd Artikel 1.4 Sociaal plan Hoofdstuk 2 Werk voor derden, geheimhouding en gewetensbezwaren Artikel 2.1 Werk voor derden Artikel 2.2 Geheimhouding Artikel 2.3 Gewetensbezwaren Hoofdstuk 3 Arbeidsrelatie Artikel 3.1 Aangaan en opzeggen van de arbeidsovereenkomst Artikel 3.2 Wijziging van de arbeidsovereenkomst Artikel 3.3 Schorsing/non-actiefstelling Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en bedrijfstijden Artikel 4.1 Arbeidsduur Artikel 4.2 Part-time dienstverband/wijziging arbeidsduur Artikel 4.3 Bedrijfstijd en toeslagen inconveniëntenuren Artikel 4.4 Werken volgens roosters Artikel 4.5 Overwerk Artikel 4.6 Variabele werktijden Artikel 4.7 Stand-by regeling Artikel 4.8 Ploegendienst Artikel 4.9 Telewerken Hoofdstuk 5 Vakantie en verlof Artikel 5.1 Vakantie Artikel 5.2 Bedrijfsgesloten dagen Artikel 5.3 Verlof 5.3.1 Zwangerschap en bevalling 5.3.2 Adoptie en pleegzorgverlof 5.3.3 Calamiteiten en ander kort verzuimverlof 5.3.4 Kraamverlof 5.3.5 Kortdurend zorgverlof 5.3.6 Ouderschapsverlof 5.3.7 Zorgverlof Hoofdstuk 6 Employability Artikel 6.1 Algemeen Artikel 6.2 Persoonlijk ontwikkelingsplan Artikel 6.3 Achmea Loopbaanadvies Artikel 6.4 Studiefaciliteiten 6.4.1 Algemeen 6.4.2 Studiefaciliteiten in de vorm van tijd 6.4.3 Studiefaciliteiten in de vorm van geld 6.4.4 Terugbetaling vergoede studiekosten 6.4.5 Rapportage Artikel 6.5 Sabbatical leave 2

Hoofdstuk 7 Beloning Artikel 7.1 Salarissen Artikel 7.2 Salarisregeling Artikel 7.3 Inschaling Artikel 7.4 Promotie Artikel 7.5 Aanpassing functiebeschrijving Artikel 7.6 Salarisschalen Artikel 7.7 Vakantiebijslag Artikel 7.8 Eindejaarsuitkering Artikel 7.9 Variabel salaris Hoofdstuk 8 Personeelshypotheek, spaarregelingen en korting op eigen producten Artikel 8.1 Personeelshypotheekregeling Artikel 8.2 Artikel 8.3 Spaarloonregeling Korting op Achmea-producten Hoofdstuk 9 Welzijn en zekerheid Artikel 9.1 Gezondheidskundig onderzoek Artikel 9.2 Arbeidsongeschiktheid Artikel 9.3 Ziektekostenverzekering Artikel 9.4 Overlijdensuitkering Artikel 9.5 Pensioenregeling Achmea 9.5.1 Pensioenregeling 9.5.2 Definities 9.5.3 Franchise en pensioengrondslag van het ouderdomspensioen vanaf 65 jaar 9.5.4 Aanspraken 9.5.5 Indexaties 9.5.6 Pensioenaanspraken oude regelingen 9.5.7 Eigen bijdrage deelnemer 9.5.8 Flexibiliteit 9.5.9 Overgangsbepalingen Hoofdstuk 10 Faciliteiten en kostenvergoedingen Artikel 10.1 Kinderopvang Artikel 10.2 Vergoeding reiskosten woon-werkverkeer Artikel 10.3 Vergoeding zakelijke reiskosten Artikel 10.4 Autoregeling Artikel 10.5 Overige kostenvergoedingen Artikel 10.6 Faciliteiten voor vakbondswerk Hoofdstuk 11 Arbeidsparticipatie achterstandsgroepen, individuele klachtenregeling, beleid voorkoming seksuele intimidatie, RSI/reïntegratie, bijdrage Achmea aan project vakorganisaties Artikel 11.1 Artikel 11.2 Artikel 11.3 Artikel 11.4 Artikel 11.5 Arbeidsparticipatie achterstandsgroepen Individuele klachtenregeling Beleid voorkoming seksuele intimidatie RSI/reïntegratie Bijdrage Achmea aan project vakorganisaties 3

Hoofdstuk 12 Achmea Select Artikel 12.1 Herschikken Artikel 12.2 Algemene keuzeregels Artikel 12.3 Keuze gemiddelde werkweek Artikel 12.4 Bronnen en doelen Hoofdstuk 13 Overgangsregelingen Artikel 13.1 Overgangsregelingen van toepassing op alle medewerkers Artikel 13.2 Overgangsregelingen van toepassing op medewerkers bij expliciet hierna te noemen bedrijfsonderdelen van de werkgever Artikel 13.3 Uitgroeiregelingen Artikel 13.4 Overgangscompensatie Artikel 13.5 Addendum PVF / Achmea Bank Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Partnerdefinitie Artikel 7:672 B.W. Belangrijkste artikelen Wet Arbeid en Zorg Inconveniëntenregeling EuroCross Overwerkregeling EuroCross Keuze werkweek buitendienstmedewerker die viel onder de voormalige CAO voor het Verzekeringsbedrijfen de medewerker die viel onder de voormalige CAO voor de Zorg die 40 uur per week werkte Overgangsbepalingen voor medewerkers van voormalig R&SA 4

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen werkgever: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Achmea Personeel B.V., statutair gevestigd te Utrecht, en, waar relevant, de onderneming waar de feitelijke werkzaamheden worden verricht vakorganisaties: FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam; Dienstenbond CNV, gevestigd te Hoofddorp; Beroepsorganisatie Banken Verzekeringen, gevestigd te Maarssen; De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Houten; Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband, gevestigd te Utrecht partijen: werkgever en vakorganisaties medewerker(s): degene(n) die een arbeidsovereenkomst heeft/hebben met de werkgever; waar in de tekst staat man, hij, hem en/of zijn, dient steeds gelezen te worden man of vrouw, hij of zij, hem of haar, respectievelijk zijn of haar partner: de persoon met wie de medewerker een relatie heeft op basis van het burgerlijk huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst waarbij voldaan wordt aan de in Bijlage 1 opgenomen voorwaarden medezeggenschap: de Centrale Ondernemingsraad, de Groepsondernemingsraad, de Ondernemingsraad dan wel de onderdeelscommissie zoals bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden CAO: de onderhavige CAO, gesloten tussen de werkgever en de vakorganisaties personeelsregeling(en): schriftelijke regelingen, opgenomen in een personeelshandboek of een overeenkomstig stuk tot stand gekomen in overleg met de medezeggenschap standaard bedrijfstijd: maandag tot en met vrijdag van 7.30 tot 18.00 uur; de normale dagelijkse arbeidsduur bedraagt maximaal 9 uren verruimde bedrijfstijd: maandag tot en met vrijdag van 7.00 tot 21.00 uur en zaterdag van 9.00 tot 17.00 uur; de normale dagelijkse arbeidsduur bedraagt maximaal 9 uren bedrijfstijd EuroCross: maandag tot en met zondag van 00.00 tot 24.00 uur. De normale dagelijkse arbeidsduur bedraagt maximaal 9 uren vrij opneembare roostervrije dagen: het betreft hier dagen die de medewerker - die gemiddeld 38 uur per week werkt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4.1. 3 en 4.1. 4 - op een zelfde wijze kan opnemen als vakantie; voorheen werden deze dagen ADV-dagen of ATV-dagen genoemd roostervrije dagen: dit zijn dagen waarop de medewerker niet is ingeroosterd (maand)salaris: het voor de medewerker geldende bruto maandsalaris binnen de in deze CAO opgenomen salarisschalen, eventueel daarbij opgeteld de vaste persoonlijke toeslag (hieronder worden niet verstaan de overwerktoeslag, de inconveniëntentoeslag, de vergoeding ploegendienst of de stand-by vergoeding) 5

jaarsalaris: 12 maal het maandsalaris uursalaris: jaarsalaris gedeeld door het aantal uren per jaar (dit is 52 maal de overeengekomen gemiddelde werkweek); werkt een medewerker gemiddeld 34 uur per week, dan bedraagt het aantal uren per jaar 1768; werkt een medewerker gemiddeld 36 uur per week, dan bedraagt het aantal uren per jaar 1872; werkt een medewerker gemiddeld 38 per week, dan bedraagt het aantal uren per jaar 1976; werkt een medewerker gemiddeld 40 uur per week, dan bedraagt het aantal uren per jaar 2080 fulltime arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst met een gemiddelde werkweek van 36 uur of meer, ongeacht de keuze die gemaakt wordt binnen Achmea Select parttime arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst met een gemiddelde werkweek die korter is dan de gemiddelde werkweek bij een fulltime arbeidsovereenkomst Artikel 1.2 Werkingssfeer 1.2.1 Behoudens het bepaalde in de overige leden van dit artikel, gelden de arbeidsvoorwaarden opgenomen in deze CAO en haar bijlagen voor iedere medewerker. Afwijkingen van deze CAO zijn niet toegestaan, tenzij in afzonderlijke artikelen anders is bepaald. 1.2.2 Niet onder deze CAO vallen: vakantiewerkers; stagiaires; adjunct-directeuren, directeuren, voorzitters en leden van de Raad van Bestuur; personen die werkzaam zijn op basis van een leer- of stageovereenkomst; personen die werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht (freelancer); uitzendkrachten. 1.2.3 Tijdens de looptijd van deze CAO zal tussen partijen overleg plaatsvinden over het onder de werkingssfeer van de Achmea-CAO brengen van de medewerkers werkzaam voor de ABU Sociale Zekerheid. Partijen streven ernaar voor eind 2002 tot afspraken te komen. Artikel 1.3 Looptijd De ingangsdatum van deze CAO is 1 juni 2003. De CAO kent een looptijd van 12 maanden en loopt van rechtswege af op 31 mei 2004 en wordt daarna telkens stilzwijgend voortgezet voor een periode van 1 jaar, tenzij een van de partijen 3 maanden voor de beëindigingsdatum schriftelijk aan de andere partijen te kennen geeft dat hij de CAO met ingang van de beëindigingsdatum wenst te beëindigen of gewijzigd voort te zetten. Wanneer een van de partijen schriftelijk aan de andere partijen de wens te kennen geeft in een of meerdere bepalingen van deze CAO wijziging(en) te willen aanbrengen en tussen partijen over deze wijziging(en) op de beëindigingsdatum van 6

de CAO nog geen overeenstemming is bereikt, zal deze CAO geacht worden ongewijzigd te zijn voortgezet tot het tijdstip waarop partijen wel overeenstemming over die wijziging(en) hebben bereikt. Dan zal tevens de ingangsdatum van deze wijziging(en) worden afgesproken. Artikel 1.4 Sociaal plan Voorgenomen activiteiten respectievelijk ontwikkelingen binnen een bedrijfsonderdeel van de werkgever die belangrijke gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in kwantitatieve of kwalitatieve zin of de aantasting van de bestaande rechtspositie van een groep of categorie van medewerkers met zich meebrengen, zullen op een zodanig tijdstip aan de vakorganisaties worden gemeld dat zinvol overleg mogelijk is. De werkgever zal inzicht geven in de motieven, de aard, de omvang en de plaats van de voorgenomen activiteiten alsmede de te verwachten werkgelegenheidseffecten en/of de gevolgen voor de bestaande rechtspositie van de medewerkers. Er zal naar worden gestreefd de eventuele nadelige gevolgen voor de medewerkers zoveel mogelijk te voorkomen respectievelijk te beperken en er zal - indien nodig - met de vakorganisaties worden overlegd over een sociaal plan. Wanneer het een kleine reorganisatie betreft (waar niet meer dan 10 medewerkers bij betrokken zijn) en er geen sociaal plan wordt afgesproken, zal - indien de omstandigheden vergelijkbaar zijn - zoveel mogelijk worden gehandeld overeenkomstig de regels van het laatst afgesloten sociaal plan binnen het desbetreffende bedrijfsonderdeel, mits dit sociaal plan niet meer dan 1 jaar is verlopen. 7

Hoofdstuk 2 Werk voor derden, geheimhouding en gewetensbezwaren Artikel 2.1 Werk voor derden 2.1.1 Indien de medewerker voor derden werkzaamheden tegen vergoeding of naast zijn functie zelfstandig werkzaamheden tegen betaling wenst te verrichten, moet hij hieromtrent tevoren overleg met de werkgever plegen. De werkgever zal voor deze werkzaamheden toestemming moeten verlenen. De werkgever zal deze toestemming verlenen indien naar zijn oordeel die voorgenomen werkzaamheden een goede functie-uitoefening bij de werkgever niet belemmeren en/of de belangen van de werkgever niet schaden. Belemmering is altijd aanwezig indien de bij deze derden te verrichten werkzaamheden of de zelfstandige werkzaamheden hetzelfde (financiële diensten)pakket betreffen als bij de werkgever wordt geleverd. 2.1.2 De medewerker staat er voor in dat zijn partner geen activiteiten zal ontplooien, al dan niet tegen betaling, die de belangen van de werkgever zouden kunnen schaden. 2.1.3 De medewerker mag niet zijn ingeschreven in het SER-register, tenzij hiervoor door de werkgever schriftelijk toestemming is verleend. De medewerker dient een eventuele inschrijving van de partner aan de werkgever te melden. Indien blijkt dat daardoor sprake is van verstrengeling van belangen, zal de werkgever in overleg met de medewerker (en eventueel de partner) een oplossing zoeken. 2.1.4 De werkgever behoudt zich het recht voor de aanspraak van de medewerker op loondoorbetaling bij ziekte en/of op aanvulling van de WAO-uitkering bij arbeidsongeschiktheid te beperken of volledig te onthouden, indien deze aantoonbaar in overwegende mate is ontstaan door het verrichten van de in artikel 2.1.1 bedoelde werkzaamheden indien en voorzover de werkgever daarvoor geen schriftelijke toestemming heeft verleend. Artikel 2.2 Geheimhouding Het is de medewerker niet toegestaan, tijdens en/of na de duur van de arbeidsovereenkomst, informatie in enigerlei vorm aan derden te verstrekken, waarvan het vertrouwelijk karakter door de werkgever is aangegeven of waarvan de medewerker de vertrouwelijkheid redelijkerwijs had kunnen of behoren te begrijpen. Artikel 2.3 Gewetensbezwaren De medewerker kan bepaalde werkopdrachten weigeren, indien hij aannemelijk kan maken dat zulks in strijd is met zijn geweten. Deze weigering zal niet in zijn nadeel kunnen werken. Aan de medewerker zal dan aangepast werk worden aangeboden. 8

Hoofdstuk 3 Arbeidsrelatie Artikel 3.1 Aangaan en opzeggen van de arbeidsovereenkomst 3.1.1 De medewerker ontvangt bij indiensttreding een arbeidsovereenkomst waarin de gemaakte afspraken worden bevestigd. 3.1.2 De medewerker ontvangt bij indiensttreding een exemplaar van de CAO. Tevens ontvangt de medewerker bij het aangaan van een nieuwe CAO of bij het wijzigen van de CAO een nieuw exemplaar. 3.1.3 In de arbeidsovereenkomst worden onder andere vastgelegd: de ingangsdatum; de aard van de arbeidsovereenkomst; de standplaats; de gemiddelde arbeidsduur; de werktijden/bedrijfstijden; de proeftijd voorzover met de medewerker overeengekomen; de functiebenaming en de daarbij behorende functiegroep; de salarisschaal en het aanvangssalaris; het feit dat de CAO alsmede de personeelsregelingen van toepassing zijn; het geheimhoudingsbeding; het concurrentiebeding voorzover met de medewerker overeengekomen. 3.1.4 Indien een proeftijd wordt overeengekomen, zal, in afwijking van het in artikel 7: 652 Burgerlijk Wetboek (B.W.) bepaalde, voor een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd voor een periode van korter dan twee jaar of voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan het einde niet op een kalenderdatum is gesteld (bijvoorbeeld indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gekoppeld aan de duur van een project of ziekte), een wederzijdse proeftijd van twee maanden gelden. 3.1.5 Met een medewerker zal in het algemeen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden aangegaan. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal in beginsel alleen worden afgesproken indien het gaat om een van de volgende situaties: niet-structureel werk; een medewerker met geen of weinig ervaring en met wie een duidelijk leertraject is afgesproken; een afgekaderd project. 3.1.6 Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal in beginsel in voorkomende gevallen een periode van 1 jaar niet overschrijden. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan twee keer, tot maximaal een totale periode van 3 jaar minus 1 dag, worden verlengd, zonder dat daardoor voor haar beëindiging voorafgaande opzegging nodig is. Indien de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, terwijl géén sprake is van een verlenging als bedoeld in dit artikel, dan geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd. 9

3.1.7 De opzeggingstermijnen zoals geregeld in artikel 7:672 B.W. zijn van toepassing. Dit artikel wordt als bijlage 2 bij de CAO opgenomen. Indien de inhoud van artikel 7:672 B.W. wijzigt, zal de gewijzigde tekst van dit artikel gelden. Artikel 3.2 Wijziging van de arbeidsovereenkomst Bij wijziging van de arbeidsovereenkomst ontvangt de medewerker hiervan een schriftelijke bevestiging. Artikel 3.3 Schorsing/non-actiefstelling 3.3.1 De werkgever kan de medewerker schorsen in ieder geval wanneer er noodzaak tot het verrichten van een onderzoek bestaat naar aanleiding van een vermoeden van een dringende reden die zou kunnen leiden tot ontslag op staande voet. De schorsing geschiedt door een aangetekend schrijven aan de medewerker. 3.3.2 De schorsing kan slechts plaatsvinden voor de tijd die nodig is om het onderzoek zorgvuldig te verrichten. Zo snel als mogelijk - doch uiterlijk na 5 werkdagen - zal de werkgever uitsluitsel geven over de stand van zaken van het onderzoek. Indien het onderzoek alsdan nog niet is afgerond, zal de werkgever aangeven op welke termijn hij verwacht dat het onderzoek wel zal zijn afgerond. 3.3.3 Schorsing geschiedt met behoud van salaris. 3.3.4 Indien het vermoeden dat tot schorsing heeft geleid onjuist blijkt te zijn, zal volledige rehabilitatie van de medewerker volgen. Zowel de inhoud van de rehabilitatie als de wijze van rehabilitatie zal in overleg met de medewerker geschieden. Iedereen die op enigerlei wijze van de schorsing op de hoogte kan zijn, dient van deze rehabilitatie kennis te kunnen nemen. 3.3.5 De werkgever heeft het recht de medewerker een beperkte periode op nonactief te stellen met behoud van salaris, indien de omstandigheden op het werk zodanig zijn dat handhaving in zijn functie onmogelijk is of tot een onwerkbare situatie leidt. De werkgever gaat alleen over tot op nonactiefstelling na overleg met de medewerker. 10

Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en bedrijfstijden Artikel 4.1 Arbeidsduur 4.1.1 De arbeidsduur bij een fulltime arbeidsovereenkomst bedraagt gemiddeld 36 uur per week. Deze gemiddelde werkweek wordt berekend over een periode van 4 weken (de roosterperiode), tenzij hierover met de medezeggenschap of met de individuele medewerker andere afspraken zijn gemaakt. De roosterperiode zal in dat geval niet langer zijn dan 1 jaar. 4.1.2 De medewerker heeft, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 12, ieder kalenderjaar het recht om 1 of 2 uur per week korter of langer te werken dan de contractueel overeengekomen gemiddelde werkweek. 4.1.3 In afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.1 kan de werkgever ieder kalenderjaar met ten hoogste 10% van het totaal aantal medewerkers in dienst van de werkgever, afspreken dat zij gedurende dat kalenderjaar werken op basis van een gemiddelde werkweek van 38 uur (dit is dan een werkweek van gemiddeld 40 uur met 13 vrij opneembare roostervrije dagen per jaar, mits voldaan aan het bepaalde in artikel 4.1.4) of op basis van een werkweek van gemiddeld 40 uur. 4.1.4 Indien een medewerker overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1.3 in enig kalenderjaar gemiddeld 38 uur per week werkt, dan heeft deze medewerker recht op 13 vrij opneembare roostervrije dagen, mits deze medewerker - op het tijdstip waarop hij gemiddeld 38 uur per week gaat werken - al recht had op vrij opneembare roostervrije dagen. Die medewerker kan in dat geval deze vrij opneembare roostervrije dagen geheel of gedeeltelijk als bron inbrengen in Achmea Select. Heeft een medewerker echter op het hiervóór genoemde tijdstip geen recht op vrij opneembare roostervrije dagen, dan kan deze medewerker 13 vrij opneembare roostervrije dagen kopen binnen Achmea Select; doet hij dat niet, dan werkt deze medewerker gemiddeld 40 uur per week. 4.1.5 Indien een medewerker overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1.3 in enig kalenderjaar gemiddeld 38 uur per week of 40 uur per week werkt, dan kan deze medewerker geen aanspraak maken op het bepaalde in artikel 4.1.2. 4.1.6 De werkgever zal de vakorganisaties jaarlijks achteraf informeren over de groep medewerkers die op grond van artikel 4.1.3 gemiddeld 38 uur of 40 uur per week werkt, het soort functies waarin deze groep medewerkers werkt en de redenen waarom in deze gevallen van de gemiddelde werkweek van 36 uur is afgeweken. Artikel 4.2 Parttime dienstverband / wijziging arbeidsduur 4.2.1 Op grond van de Wet Aanpassing Arbeidsduur kan een medewerker de werkgever verzoeken de contractueel overeengekomen arbeidsduur aan te passen. Een dergelijk verzoek dient schriftelijk minimaal vier maanden voor de geplande ingangsdatum aan de leidinggevende van de medewerker te worden overhandigd. De medewerker dient, gerekend vanaf de geplande ingangsdatum, reeds een jaar in dienst van de werkgever te zijn. In het verzoek wordt in ieder geval vermeld: de datum van ingang, de omvang van 11

de aanpassing van de contractuele arbeidsduur per week en de gewenste spreiding van de uren. 4.2.2 Namens de werkgever wordt uiterlijk binnen drie maanden na indiening van het verzoek schriftelijk aangegeven of hieraan gevolg kan worden gegeven, een en ander na overleg met de medewerker. Indien zwaarwegende bedrijfsbelangen zich tegen de gewenste aanpassing verzetten, zal de werkgever dit motiveren. Indien het verzoek wordt gehonoreerd, zal de werkgever de spreiding van de uren vaststellen, waarbij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de wens van de medewerker kan worden afgeweken als daartoe een zodanig belang bestaat. 4.2.3 Een hernieuwd verzoek tot wijziging van de contractuele arbeidsduur kan eerst twee jaar na inwilliging of afwijzing van het vorige verzoek worden gedaan. 4.2.4 Een verzoek tot uitbreiding van de contractuele arbeidsduur kan de gemiddelde werkweek van 36 uur niet overschrijden, tenzij sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 4.1.3 van deze CAO. 4.2.5 De arbeidsvoorwaarden van de medewerker die van een fulltime naar een parttime arbeidsovereenkomst gaat of waarvan de gemiddelde arbeidsduur per week anderszins wordt gewijzigd, zullen waar relevant- pro rata worden aangepast. Artikel 4.3 Bedrijfstijd en toeslagen inconveniëntenuren 4.3.1 Wanneer geen verruimde bedrijfstijd is ingevoerd, geldt de standaard bedrijfstijd (zie voor een beschrijving van deze vormen van bedrijfstijd artikel 1.1). 4.3.2 De werkgever heeft het recht de verruimde bedrijfstijd (eventueel per bedrijfsonderdeel) in te voeren. 4.3.3 Indien de werkgever overweegt de verruimde bedrijfstijd voor het bedrijf of een onderdeel daarvan in te voeren, zal hij voorafgaand instemming van de medezeggenschap vragen. De medezeggenschap beoordeelt in dit verband of aan de voorgestelde bedrijfstijdverruiming een commerciële noodzaak ten grondslag ligt en of de werkgever de voorzieningen heeft getroffen (zoals kinderopvang en facilitaire diensten) die het de medewerker mogelijk maken om binnen die verruimde bedrijfstijd te werken. 4.3.4 Bij verruimde bedrijfstijd kunnen de werktijd en de rusttijd voor een medewerker in een rooster worden vastgelegd; een en ander vindt plaats overeenkomstig artikel 4.4. 4.3.5 Wanneer een medewerker volgens een rooster binnen de verruimde bedrijfstijd werkt, geldt de volgende inconveniëntentoeslag: op maandag tot en met vrijdag tussen 19.00 en 21.00 uur over de gewerkte uren een toeslag op het uursalaris van 30%; op zaterdag tussen 9.00 uur en 17.00 uur over de gewerkte uren een toeslag op het uursalaris van 50%. 12

4.3.6 Op de medewerker die in een buitendienstfunctie werkt of werkzaam is bij EuroCross, is het bepaalde in artikel 4.3.5 niet van toepassing. Voor de medewerker die werkzaam is bij EuroCross, geldt de inconveniëntenregeling, zoals opgenomen in bijlage 4. 4.3.7 De medewerker kan ervoor kiezen de toeslag van artikel 4.3.5 niet uitbetaald te krijgen, maar in te brengen als bron in Achmea Select. Artikel 4.4 Werken volgens roosters 4.4.1 Binnen de grenzen van het door het management vastgestelde bezettingsplan stellen de medewerkers zoveel als mogelijk in onderling overleg het rooster vast. Het bezettingsplan omvat de vereiste minimale personeelsbezetting per dag. De werkgever biedt hiervoor de nodige informatie en faciliteiten. Het management is uiteindelijk verantwoordelijk voor het vaststellen van het rooster. Bij de vaststelling van het rooster vindt op afdelingsniveau een toetsing aan het bezettingsplan plaats, waardoor een evenredige verdeling van de roostervrije dagen over de week wordt gewaarborgd. Bij de vaststelling van het rooster wordt de Arbeidstijdenwet in acht genomen. 4.4.2 Indien in goed overleg tussen de leidinggevende en een groep medewerkers geen overeenstemming kan worden bereikt over het rooster, kan die groep medewerkers zich wenden tot de medezeggenschap. De medezeggenschap zal in dat geval een bemiddelende rol spelen tussen de werkgever en die groep medewerkers. Mocht dit niet tot een resultaat leiden, dan zal de werkgever het door hem voorgestelde rooster voor die groep medewerkers aan de medezeggenschap voorleggen met het doel instemming te verkrijgen. 4.4.3 Een medewerker die volgens een rooster werkt, heeft per roosterperiode recht op vrije tijd in de vorm van hele roostervrije dagen. Indien een medewerker daarom verzoekt, zal hij de maandag volgend op de door hem gewerkte zaterdag als roostervrije dag toegewezen krijgen. 4.4.4 Er zijn verschillende roosters mogelijk. In dit kader kan gedacht worden aan de volgende roosters bij een fulltime arbeidsovereenkomst: een rooster waarbij een medewerker iedere 2 weken 1 roostervrije dag heeft of een rooster waarbinnen een medewerker 4 x 9 uren per dag werkt en derhalve een 4-daagse werkweek kent. 4.4.5 Een rooster van 4 x 9 uren is niet toegestaan indien er Arbotechnische belemmeringen ontstaan als bedoeld in de Arbowet. 4.4.6 Bij een 9-urige werkdag bedraagt de pauze minimaal een halfuur. 4.4.7 Een medewerker kan worden verplicht op zaterdag of op avonden te werken. Een medewerker kan niet worden verplicht meer dan 6 avonden en 1 zaterdag te werken in een roosterperiode van drie weken. Bij onoverkomelijke - door de medewerker aan te tonen - bezwaren tegen het werken op een zaterdag of op avonden, zal gezamenlijk worden gezocht naar een aangepast rooster of een andere functie. Daarnaast kan de werkgever een medewerker die op avonden en/of zaterdagen werkt, verzoeken op andere tijden (bijvoorbeeld overdag) te gaan werken. Bij onoverkomelijke - door de medewerker aan te tonen - bezwaren 13

tegen deze andere werktijden, zal gezamenlijk worden gezocht naar een aangepast rooster of een andere functie. 4.4.8 De medewerker kan niet worden verplicht meer dan 5 dagen per kalenderweek volgens rooster te werken. 4.4.9 Als er bij de inroostering geen sprake is van vaste roostervrije dagen en op één van deze dagen een bedrijfsgesloten dag (overeenkomstig artikel 5.2) valt, heeft de medewerker recht op een vervangende roostervrije dag binnen zijn roosterperiode. Vaste roostervrije dagen zijn dagen waarop de medewerker één keer in de week of één keer in de twee weken op dezelfde dag of volgens een zelfde patroon vrij is. In het geval een vaste vrije dag niet in een roosterperiode van vier weken valt, dan dient deze dag niet te worden beschouwd als een vaste roostervrije dag en dient er derhalve een vervangende vrije dag te worden teruggegeven als die dag op een bedrijfsgesloten dag valt (omzetten) In de situatie dat een vaste roostervrije dag op een bedrijfsgesloten dag valt vindt geen compensatie op een andere dag plaats. 4.4.10 Een medewerker kan niet worden verplicht tot het werken in gebroken diensten (dit zijn 2 of meer niet-aaneengesloten diensten op 1 werkdag). Artikel 4.5 Overwerk 4.5.1 Als overwerk wordt uitsluitend beschouwd werk dat in opdracht van de werkgever wordt verricht en dat ingeval een medewerker vaste werktijden heeft, uren betreft die buiten de voor de medewerker geldende vaste werktijden vallen; ingeval een medewerker werkt in roosters, uren betreft die buiten het voor de medewerker geldende rooster vallen; ingeval de medewerker variabele werktijden kent, uren betreft die zijn gemiddelde werkweek te boven gaan berekend over een periode van 4 weken; wordt verricht op bedrijfsgesloten dagen zoals genoemd in artikel 5.2. 4.5.2 Als overwerk wordt in ieder geval niet beschouwd: werk behorend tot de normale dagtaak en direct aansluitend aan de normale werkdag verricht, wanneer dit werk een halfuur of korter duurt en niet regelmatig plaatsvindt; werk dat boven de gemiddelde werkweek en/of buiten de geldende bedrijfstijd wordt verricht met de bedoeling om niet gewerkte uren of andere uren te compenseren. 4.5.3 Wanneer een parttime medewerker gedurende een periode van 1 jaar structureel overwerk verricht, heeft die parttime medewerker recht op aanpassing van zijn arbeidsovereenkomst aan het gemiddelde aantal feitelijk gewerkte uren berekend over die periode van 1 jaar. 4.5.4 Wanneer het bedrijfsbelang dit verlangt, zal de medewerker overwerk verrichten. De opdracht daartoe deelt de werkgever zo tijdig mogelijk aan de medewerker mede. Medewerkers van 50 jaar of ouder zullen niet worden verplicht tot het verrichten van overwerk. De medewerker zal als regel per 6 maanden niet meer overwerk verrichten dan 5% van de voor hem 14

geldende gemiddelde werkweek maal 26 weken. De medewerker kan niet worden verplicht in een week meer dan 9 uren overwerk te verrichten. 4.5.5 Een medewerker die is ingedeeld in salarisgroep A t/m G ontvangt voor elk uur overwerk de navolgende toeslag op het uursalaris: a. op maandag tot en met vrijdag van 7.00 tot 21.00 uur: 35% van zijn uursalaris; b. op zaterdag van 9.00 tot 17.00 uur: 60% van zijn uursalaris; c. op alle overige uren en op de uren op bedrijfsgesloten dagen zoals benoemd in artikel 5.2: 100% van zijn uursalaris. Voor de kerstdagen geldt dit percentage voor de uren die liggen tussen 24 december 16.00 uur en 27 december 7.00 uur en voor Oud en Nieuw voor de uren die liggen tussen 31 december 16.00 uur en 2 januari 7.00 uur. 4.5.6 De overwerktoeslag wordt altijd in geld uitgekeerd. Desgevraagd kunnen de overwerkuren ook in tijd ( tijd voor tijd ) worden uitgekeerd. Alvorens de medewerker tijd voor tijd opneemt, behoeft hij de voorafgaande toestemming van de leidinggevende. De medewerker kan zowel de overwerktoeslag als de overwerkuren als bron in Achmea Select inbrengen. De overwerktoeslag en de overwerkuren die de medewerker ontvangt voor het werken ten gevolge van de stand-by regeling, worden in de regel altijd in tijd voor tijd uitgekeerd. Alvorens de medewerker dit in tijd voor tijd opneemt, overlegt hij hierover met de leidinggevende. Op verzoek van de medewerker kunnen - in afwijking van de eerste zin van deze alinea - de overwerktoeslag en de overwerkuren ook in geld worden uitgekeerd. 4.5.7 Bij samenloop van de overwerktoeslag met de inconveniëntentoeslag genoemd in artikel 4.3.5 (of met enige andere soortgelijke regeling) vindt geen samentelling plaats, maar geldt het hoogste percentage. 4.5.8 De medewerker die is ingedeeld in salarisgroep H of hoger kan voor elk uur overwerk een vergoeding in tijd ( tijd voor tijd ) ontvangen na voorafgaand overleg met de leidinggevende. Deze medewerker ontvangt geen overwerktoeslag. 4.5.9 Aan de medezeggenschap zal halfjaarlijks een overzicht per bedrijf(sonderdeel) worden verstrekt van het aantal overwerkuren over het voorafgaande halfjaar. 4.5.10 Op de medewerker die in een buitendienstfunctie werkt of werkzaam is bij EuroCross, is het bepaalde in artikel 4.5.1 tot en met 4.5.9 niet van toepassing. Voor de medewerker die werkzaam is bij EuroCross, geldt de overwerkregeling, zoals opgenomen in bijlage 5. Artikel 4.6 Variabele werktijden Een eventuele variabele werktijdenregeling komt tot stand na voorafgaande instemming van de medezeggenschap. Artikel 4.7 Stand-by regeling Indien een medewerker zich beschikbaar moet houden buiten de met hem afgesproken werktijden, zal er een stand-by vergoeding van toepassing zijn. Deze 15

stand-by vergoeding is afhankelijk van de mate waarin de medewerker zich beschikbaar moet houden. In overleg met de medezeggenschap is dit artikel nader uitgewerkt in een personeelsregeling. Artikel 4.8 Ploegendienst De ploegendienstregelingen die op 31 december 1998 van toepassing waren, blijven van kracht totdat in overleg met de vakorganisaties een andere regeling is overeengekomen. Artikel 4.9 Telewerken 4.9.1 Als telewerk wordt beschouwd het werk dat uitsluitend in opdracht van de werkgever vanuit huis wordt verricht met gebruikmaking van door de werkgever ter beschikking gestelde apparatuur en waarbij minimaal wordt voldaan aan de volgende uitgangspunten: - de werkgever maakt de afweging en neemt de beslissing of de bedrijfsvoering aanleiding geeft tot telewerken; - telewerken geschiedt op basis van vrijwilligheid; - telewerken is in beginsel mogelijk voor alle functies waarop deze CAO van toepassing is; - de medewerker neemt kennis van de Checklist Telewerken; - er is sprake van een vergelijkbare werkbelasting als in de gebruikelijke werksituatie; - bij de invoering van telewerken is aandacht besteed aan de mogelijke fiscale aspecten. 4.9.2 De werkgever stelt in overleg met de Centrale Ondernemingsraad een Basisregeling Telewerken vast. In deze personeelsregeling wordt een Regeling Inrichting Werkplek op basis van Arbonormen opgenomen, inclusief een werkinstructie, de beschikbare communicatievoorzieningen en eventuele kostenvergoedingen, met inachtneming van het geldend fiscaal regime. 4.9.3 Indien binnen een bedrijfsonderdeel telewerken wordt ingevoerd zal met de medezeggenschap op het niveau van de ABU afstemming plaatsvinden over het aantal dagen waarop maximaal thuis gewerkt kan gaan worden (met een minimum van één dag per week). Minimaal éénmaal per jaar wordt bekeken of bijstelling van het aantal dagen gewenst is. Tevens zal, indien gewenst, maximaal 1 maal per jaar evaluatie plaatsvinden van de toepassing van de regeling in relatie tot de bepalingen in de artikelen 4.9.1 en 4.9.2, ter informatie van de Centrale Ondernemingsraad en de CAO-partijen. Hoofdstuk 5 Vakantie en Verlof Artikel 5.1 Vakantie 5.1.1 De medewerker heeft met behoud van salaris ieder kalenderjaar recht op een aantal vrije uren, hierna te noemen vakantie(-uren), ter grootte van 11% van de voor hem geldende gemiddelde werkweek maal 52 weken. Voor de medewerker kan de gemiddelde werkweek per kalenderjaar wijzigen (als gevolg van de mogelijkheden in Achmea Select) en derhalve kan ook het aantal vakantie-uren per kalenderjaar wijzigen. 16

Voorbeeld: bij een gemiddelde werkweek in enig kalenderjaar van 36 uur, heeft een medewerker recht op 11% van 52 weken maal 36 (uur per week) = 206 vakantie-uren per kalenderjaar. 5.1.2 De medewerker die een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, heeft in het desbetreffende jaar recht op een evenredig deel van het aantal vakantieuren, waarop hij recht zou hebben gehad indien hij een vol jaar in dienst zou zijn geweest. 5.1.3 De medewerker heeft het recht maximaal de bovenwettelijke vakantie-uren als bron in te brengen in Achmea Select. Daarnaast heeft de medewerker het recht via Achmea Select extra vakantie-uren te kopen. Het bepaalde in hoofdstuk 12 is hier van toepassing. 5.1.4 De medewerker heeft het recht ten minste 3 aaneengesloten kalenderweken per kalenderjaar vakantie op te nemen. 5.1.5 Overeenkomstig de wensen van de medewerker stelt de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de in artikel 5.1.4 genoemde aaneengesloten vakantieperiode vast, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de medewerker zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de medewerker gewichtigde redenen heeft aangevoerd, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de medewerker. 5.1.6 Zowel de werkgever als de medewerker streven ernaar dat de medewerker alle vakantie-uren opneemt in het desbetreffende kalenderjaar. 5.1.7 De medewerker met een andere dan een christelijke geloofsovertuiging heeft het recht vakantie op te nemen op niet-christelijke feestdagen, mits de medewerker dit een maand vóór de desbetreffende feestdag bij zijn leidinggevende aanvraagt. 5.1.8 Bij het einde van de arbeidsovereenkomst zal het teveel of het tekort aan opgenomen vakantie-uren worden verrekend. Artikel 5.2 Bedrijfsgesloten dagen Er is sprake van de volgende bedrijfsgesloten dagen: de zondag (met uitzondering van EuroCross); nieuwjaarsdag; tweede paasdag; Koninginnedag (de dag waarop de verjaardag van H.M. de Koningin officieel gevierd wordt); 5 mei (één keer per 5 jaar, het jubileumjaar); hemelvaartsdag; tweede pinksterdag; eerste en tweede kerstdag. Artikel 5.3 Verlof Tenzij in dit artikel expliciet en uitdrukkelijk anders is bepaald, heeft de medewerker conform het bepaalde in de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) recht op de in dit artikel beschreven verlofsoorten. Per soort verlof is aangegeven of en zo ja in welke mate er sprake is van betaald verlof. De meest van belang zijnde wetsartikelen zijn in 17

bijlage 3 opgenomen. Wijzigingen in de Wet Arbeid en Zorg werken onmiddellijk door in dit artikel, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen. De medewerker die van mening is aanspraak te kunnen maken op verlof in de zin van dit artikel zal hierover tijdig overleg plegen met zijn leidinggevende. 5.3.1 Zwangerschap en bevalling De vrouwelijke medewerker heeft overeenkomstig artikel 3 WAZO in verband met haar bevalling recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Artikel 3.1 tot en met 3.4 WAZO zijn in bijlage 3 opgenomen. De duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof bedraagt een aaneengesloten periode van in principe 16 weken. De medewerker dient, om in aanmerking te komen voor zwangerschapsverlof, tijdig een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige aan de werkgever te overleggen waarin de vermoedelijke bevallingsdatum is opgenomen. Tijdens de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft de medewerker recht op een uitkering krachtens de Wet Arbeid en Zorg. Deze uitkering wordt door de werkgever, namens de medewerker bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) aangevraagd. Voorzover de hoogte van de uitkering lager is dan het salaris van de medewerker, vult de werkgever deze aan tot het salaris. 5.3.2 Adoptie- en pleegzorgverlof De medewerker heeft, overeenkomstig artikel 3 WAZO recht op onbetaald verlof in verband met de adoptie van een kind en in verband met het opnemen van een pleegkind. Artikel 3.1 tot en met 3.4 WAZO zijn in bijlage 3 opgenomen. De duur van het verlof bedraagt ten hoogste vier aaneengesloten weken en kan worden opgenomen tijdens een periode van 18 weken, te rekenen vanaf twee weken vóór de eerste dag van de feitelijke opneming ter adoptie of pleegzorg. Tijdens de duur van het adoptie- of pleegzorgverlof heeft de medewerker recht op een uitkering krachtens de Wet Arbeid en Zorg. Deze uitkering wordt door de werkgever, namens de medewerker, bij het UWV aangevraagd. Voorzover de hoogte van de uitkering lager is dan het salaris van de medewerker, vult de werkgever deze aan tot het salaris. De medewerker meldt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie weken vóór de dag van ingang van het verlof aan de werkgever de opname en de duur van het verlof. 5.3.3 Calamiteiten en ander kort verzuimverlof De medewerker heeft, overeenkomstig artikel 4 Wet Arbeid en Zorg (WAZO), het recht betaald verlof op te nemen op grond van de in artikel 4 WAZO genoemde zeer bijzondere (persoonlijke) omstandigheden. Artikel 4.1 tot en met 4.6 WAZO zijn in bijlage 3 opgenomen. In aanvulling op het in de WAZO bepaalde heeft de medewerker recht op betaald verlof in de volgende gevallen: 18

bij huwelijk van de medewerker: één dag; bij verhuizing van de medewerker: de benodigde tijd, met een maximum van twee dagen per kalenderjaar. bij het overlijden van de partner, de ouder(s) of het (de) kind(eren) zal de werkgever verlof toekennen tot maximaal 10 werkdagen per gebeurtenis. Onder ouder(s) en kind(eren) worden respectievelijk medebegrepen schoon-, stief- en pleegouder(s) en stief- en pleegkind(eren). Voor doktersbezoek geldt dat dit in principe buiten werktijd plaatsvindt, tenzij omstandigheden buiten de invloedssfeer van de medewerker dit onmogelijk maken. In dat geval vindt doktersbezoek onder werktijd plaats. 5.3.4 Kraamverlof De medewerker heeft, overeenkomstig artikel 4 WAZO recht op twee dagen kraamverlof met behoud van salaris na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont, of degene van wie hij het kind erkent. Artikel 4.1 tot en met 4.6 WAZO zijn in bijlage 3 opgenomen. Het verlof kan worden opgenomen tijdens een periode van vier weken gerekend vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont. De medewerker meldt vooraf of indien dit niet mogelijk is zo spoedig mogelijk aan de werkgever, dat hij het verlof opneemt onder opgave van de reden. 5.3.5 Kortdurend zorgverlof De medewerker heeft, overeenkomstig artikel 5 WAZO recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van: - de echtgenoot, geregistreerde partner of de persoon met wie de medewerker ongehuwd samenwoont; - een inwonend kind tot wie de medewerker als ouder in een familirechtelijke betrekking staat; - een inwonend kind van de echtgenoot, de geregistreerde partner of de persoon met wie de medewerker ongehuwd samenwoont; - een inwonend pleegkind; - een ouder van de medewerker. Artikel 5.1 tot en met 5.10 WAZO zijn in bijlage 3 opgenomen. Het verlof bedraagt in elke periode van 12 opeenvolgende maanden ten hoogste twee maal de arbeidsduur per week. De medewerker behoudt gedurende het verlof recht op 70% van het salaris, maar ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon. De medewerker meldt vooraf en indien dit niet mogelijk is zo spoedig mogelijk dat hij verlof opneemt, onder opgave van de reden, de omvang van het verlof, de wijze van opneming en de vermoedelijke duur van het verlof. De werkgever kan achteraf van de medewerker verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij het verlof heeft opgenomen in verband met de noodzakelijke verzorging van een in dit artikel bedoeld persoon. 19

Indien de medewerker voldoet aan zowel de voorwaarden voor calamiteitenverlof als voor kortdurend zorgverlof, eindigt het calamiteitenverlof na één dag en gaat vervolgens over in kortdurend zorgverlof. 5.3.6 Ouderschapsverlof De medewerker heeft, overeenkomstig artikel artikel 6 WAZO, tot en met de datum waarop elk kind de leeftijd van 8 jaren heeft bereikt, recht op onbetaald ouderschapsverlof. Artikel 6.1 tot en met 6.7 WAZO is als bijlage 3 opgenomen. In aanvulling op deze wettelijke regeling betaalt de werkgever de helft van het aantal opgenomen verlofuren door, tot een maximum van in totaal 1 maandsalaris per ouderschapsverlofperiode. Het ouderschapsverlof wordt in een aaneengesloten periode opgenomen. In afwijking hiervan kan de medewerker de werkgever verzoeken om: a. verlof voor een langere periode dan zes maanden; b. het verlof op te delen in ten hoogste drie perioden van ten minste een maand per periode; c. meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week. De definitieve invulling van de eventueel resterende werktijd gedurende deze periode geschiedt in overleg tussen de medewerker en diens leidinggevende. De medewerker meldt het voornemen om verlof op te nemen ten minste twee maanden vóór het tijdstip van ingang van iedere verlofperiode schriftelijk aan de werkgever, onder opgave van de periode(n) en het aantal uren verlof per week. Voor de opbouw van pensioenrechten wordt het ouderschapsverlof volledig als diensttijd aangemerkt. De pensioengrondslag ondergaat derhalve geen wijziging. De opbouw van vakantierechten geschiedt overeenkomstig het aantal uren waarover de medewerker tijdens de ouderschapsverlofperiode recht op salaris heeft. 5.3.7 Zorgverlof De medewerker heeft bij ernstige ziekte van de partner, de ouder(s) of het (de) kind(eren), dat/die verzorging behoeft/behoeven en hiervoor afhankelijk is/zijn van de feitelijke verzorging van de medewerker, recht op onbetaald zorgverlof. Onder ouder(s) en kind(eren) worden respectievelijk mede begrepen, stief- en pleegouder(s) en stief-, geadopteerde- en pleegkind(eren). Het maximaal aantal uren zorgverlof wordt bepaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2 lid 1 WAZO. Dit artikel is in bijlage 3 opgenomen. Het zorgverlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 6 maanden (hierna te noemen de zorgverlofperiode). Het aantal uren zorgverlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de gemiddelde werkweek. Van het bepaalde in zowel de eerste als tweede volzin kan worden afgeweken overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2 lid 4 sub a en c WAZO (zie bijlage 3). De werkgever betaalt de helft van het aantal opgenomen verlofuren door tot een maximum van in totaal 1 maandsalaris per zorgverlofperiode. 20

Voor de opbouw van pensioenrechten wordt het zorgverlof volledig als diensttijd aangemerkt. De pensioengrondslag ondergaat derhalve geen wijziging. De opbouw van vakantierechten geschiedt overeenkomstig het aantal uren waarover de medewerker tijdens de zorgverlofperiode recht op salaris heeft. 21

Hoofdstuk 6 Employability Artikel 6.1 Algemeen 6.1.1 De werkgever stimuleert zijn medewerkers zich te blijven ontwikkelen om niet alleen nu maar ook in de toekomst zo goed mogelijk inzetbaar te zijn (employability). Van de medewerkers wordt in het kader van hun loopbaanontwikkeling eigen verantwoordelijkheid, eigen initiatief en een positieve opstelling verwacht. De werkgever biedt hiertoe de nodige faciliteiten. De werkgever zal extra faciliteiten scheppen voor een programma waarin centraal staat hoe moet worden omgegaan met veranderingen, teneinde medewerkers de gelegenheid te bieden zich te oriënteren op hun huidige en toekomstige positie binnen het bedrijf. 6.1.2 Jaarlijks worden er onder andere beoordelings-, functionerings- en loopbaangesprekken gehouden en worden er in onderling overleg persoonlijke ontwikkelingsplannen vastgesteld. Voorts is er de gelegenheid om een sabbatical leave op te nemen, worden er studiefaciliteiten beschikbaar gesteld en is er de ondersteuning door Achmea Loopbaanadvies. Hieronder wordt een aantal instrumenten van het employability-beleid nader uitgewerkt. 6.1.3 Leidinggevenden worden gestimuleerd hun medewerkers actief te ondersteunen bij het vergroten van hun inzetbaarheid. Leidinggevenden worden hierop beoordeeld. 6.1.4 De werkgever zal in zijn strategische planning een paragraaf opnemen waarin de gewenste kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van zijn medewerkers, in relatie tot het employability-beleid, wordt behandeld. Deze paragraaf bespreekt de werkgever jaarlijks met de medezeggenschap. Aan deze strategische planning wordt op decentraal niveau de formatieplanning ontleend. Artikel 6.2 Persoonlijk ontwikkelingsplan In een overleg tussen de medewerker en de leidinggevende wordt een persoonlijk ontwikkelingsplan vastgesteld. Dit plan is gebaseerd op de resultaten van functionerings- en loopbaangesprekken en geeft aan welke elementen, zoals opleidingen, nodig zijn voor het functioneren in huidige en toekomstige functies. De inhoud van het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt met de loopbaanadviseur besproken alvorens het door de medewerker en de leidinggevende wordt ondertekend. Artikel 6.3 Achmea Loopbaanadvies 6.3.1 Achmea Loopbaanadvies biedt de medewerker inzicht en advies met betrekking tot onder andere de toekomstige ontwikkelingen in het bedrijf of een onderdeel daarvan en de toekomstige functies daarin. In dat verband biedt Achmea Loopbaanadvies self assessment aan en adviezen voor opleidingen en trainingen. Tevens bemiddelt Achmea Loopbaanadvies in specifieke situaties bij interne vacatures, tijdelijke functies en werkervaringsplaatsen ten behoeve van de medewerkers. De werkgever streeft ernaar de faciliteiten van Achmea 22

Loopbaanadvies toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk medewerkers. 6.3.2 De medewerker heeft vanaf de maand waarin hij de 45-jarige leeftijd bereikt het recht eenmaal per vijf jaar door Loopbaanadvies een loopbaancheck uit te laten voeren. Deze loopbaancheck kan bij wijze van uitzondering ook binnen de gestelde termijn van vijf jaar uitgevoerd worden na toestemming door de betreffende HR-manager. Indien de medewerker tegenover zijn HR-manager aannemelijk kan maken, dat het in een bijzondere situatie voor hem beter is deze check door een externe instantie te laten uitvoeren, dan kan de HR-manager daartoe opdracht verlenen. CAO-partijen zijn overeengekomen dat het in de vorige volzin bepaalde geldt tot 1 april 2004. 6.3.3 Indien de werkgever een arbeidspool inricht, zal hij met de vakorganisaties in overleg treden over de rechtspositie van de medewerkers van die arbeidspool. Artikel 6.4 Studiefaciliteiten 6.4.1 Algemeen De medewerker is verantwoordelijk voor het verwerven en bijhouden van vakkennis en vaardigheden om huidige en toekomstige functies uit te kunnen (blijven) oefenen. Om dit te stimuleren biedt de werkgever studiefaciliteiten in de vorm van tijd en vergoedingen aan. De studiefaciliteiten in dit artikel zijn van toepassing wanneer de werkgever en de medewerker overeenstemming hebben bereikt over de te volgen studie of opleiding. 6.4.2 Studiefaciliteiten in de vorm van tijd 6.4.2.1 Afhankelijk van de studie of opleiding, worden de volgende studiefaciliteiten in de vorm van tijd aangeboden: het volgen van een werkinstructie vindt in werktijd plaats; het verwerven en/of bijhouden van vakkennis noodzakelijk voor de huidige functie met een kortdurend karakter (enkele dagdelen), wordt niet als apart item in het persoonlijk ontwikkelingsplan genoemd en vindt buiten werktijd plaats zonder dat daarvoor compensatie in tijd wordt gegeven. Wordt een dergelijke opleiding gegeven binnen de voor de medewerker geldende werktijd (ongeacht of deze binnen of buiten de onderneming gegeven wordt), dan wordt de medewerker in de gelegenheid gesteld deze in werktijd te volgen. het volgen van een opleiding noodzakelijk voor de huidige of een toekomstige functie en die als apart item in het persoonlijk ontwikkelingsplan is opgenomen, kan zowel binnen de onderneming als buiten de onderneming plaatsvinden. In beide gevallen wordt 50% van de opleidingstijd door de werkgever in tijd vergoed; het volgen van langjarige, niet direct functiegerichte opleidingen: hierover dienen tussen de leidinggevende en de medewerker voorafgaand schriftelijke afspraken te worden gemaakt. 23