De Ouden-Hof te Oegstgeest. De kerk van Oegstgeest wordt al zeer vroeg in de oorkonden vermeld. Zij werd, vermoedelijk door Karel Martel, aan de abdij van Echternach geschonken. Een late nakomeling van dit oude kerkje uit de tijden, toen het Christendom hier te lande gevestigd werd, is het bekende Groene kerkje. Het staat op een hoog gelegen stuk grond, van ouds Kerkwerve geheeten. Als een bewijs, dat deze plek ook lang vóór de dagen van Karel Martel reeds bewoond was, moge een laat-germaansch potje gelden uit den keizertijd, dat daar voor eenige jaren gevonden werd en thans in het Rijksmuseum van Oudheden bewaard wordt. De aanwezigheid van een kerk en dus ook van een dorpsgemeenschap reeds in vroege tijden, gaf goede gronden tot de veronderstelling, dat ook het hier vermoede kasteel zeer oud zou zijn. den vroegsten tijd, dien we kennen, af is ambachtsheerlijkheid Oegstgeest een recht leen
95 den Hollandschen graaf en door hem verleend het geslacht van Oegstgeest (in zijn latere,,zettingen bekend als Heerman). Hebben we hier zijtak van het geslacht der oude burggraven Leiden voor ons, door is, of wel de oude, autochtone leden van den praefeodalen adel wellicht, in de nieuwe verhoudingen geschikt en door aan de Grafelijkheid verbonden? aansluiting op de archaïsche toestanden, die hier lang hebben bestaan, heeft de tweede wel veel Dat kasteel van Oegstgeest was de zoogenaamde Ouden-Hof. Het lag in den hoek, die gevormd wordt door den en den Wytenbachweg. Indertijd vestigde de heer Fockema Andreae reeds mijn aandacht op het terrein. Voor een opgraving kwam het zeer zeker in aanmerking, want wij weten altijd nog erg weinig van de alleroudste kasteelen hier te lande van vóór de dertiende eeuw. Maar er staan zomer opgravingen op het programma, dat men er licht toe komt die dingen, welke vlak bij huis liggen, telkens weer uit te stellen en zo0 verliep er een aantal jaren voor dat dit onderzoek ter hand genomen kon worden. Toen echter dit najaar eenige opgravingen in Zeeland door de oorlogsomstandigheden plotseling niet door J. Fockema Andreae. Middeleeuwsch Oegstgeest. Tijdschr. v. Geschiedenis 50e jaargang blz. 258. Aan dit opstel zijn ook de andere hier verwerkte historische gegevens ontleend.
96 konden gaan, was een onderzoek naar den Hof een dankbaar object om ervoor in de plaats te stellen. Inmiddels was er nog een belangrijk gegeven bijgekomen. De heer Von Frytag Drabbe, Hoofd van den Opnemingsdienst van den Topografischen dienst, zond ons de hierbij algebeelde luchtfoto (afb. 1) waarop het verloop der voormalige slotgrachten, waarvan op den beganen grond thans vrijwel niets meer te zien is, zich verrassend duidelijk afteekent. Ook de ronde vorm, die de aanleg op de luchtfoto vertoont, scheen op een ouderdom te wijzen. Men onderscheidt duidelijk drie concentrische cirkels, de drie slotgrachten. Het verschil in grondsoort (veen en klei in de grachten en zand daartusschen, waar de wallen gelegen hebben) heeft verschil in kleur van het daarop groeiend gewas (in dit geval gras) ten Dat is van niet waar te nemen, maar vanuit de lucht is het duidelijk zichtbaar. Het grondplan was door de luchtfoto reeds in groote trekken gegeven. Dat bespaarde ons al dadelijk veel werk. Wij konden ons bepalen tot een paar lange sleuven, kruisgewijze over den aanleg. Gaarne hadden wij van het middengedeelte, het eigenlijke burchtterrein, nog wat meer blootgelegd, maar daar in verband met de tijdsomstandigheden de grootst mogelijke spaarzaamheid betracht moest worden, hebben wij daarvan afgezien. Toch hebben wij voldoende gezien om ons een oordeel te vormen. De drie grachten teekenden zich in al onze sleuven duidelijk af. Het was niet mogelijk
Afb. Luchtfoto van den Ouden-Hof te Oegstgeest.
Afb. 2. De twee kannetjes links eind 14e eeuw. Midden het eenige scherfje, dat gevonden werd eeuw). De twee kannetjes rechts eind eeuw.
97 ze uit te diepen, daarvoor was de waterstand veel te hoog. Wij konden niet dieper gaan dan ongeveer 50 onder het maaiveld. De binnenste gracht was het breedst (7 à 8 M), de middelste het smalst 3 M) en de buitenste 5 à M. Tusschen de grachten hebben wallen of, waarschijnlijker, singels gelegen, vermoedelijk met ondoordringbaar struikgewas beplant, die met zand waren opgehoogd. Het laatste overblijfsel van dit opgebrachte zand, een dun laagje van ongeveer 10 was nog overal te constateeren. Er werd nergens eenig spoor van een gevonden. Op een paar plaatsen a, b, en c teekenden zich grijze baantjes in het zand af. Bij onderzoek (beschouwing van de profielen) deze van geen beteekenis te zijn, zeer zeker geen balkgreppels of misschien sporen van vroegere boomwortels. Het eigenlijke burchtterrein is zuiver rond en heeft een middellijn van 20.5 M. Aan den binnenrand van de binnenste gracht werd overal veel baksteenpuin gevonden en een aantal nog heele baksteenen, waarvan de maten als volgt varieeren: lengte 33.5-27.5, breedte 16.5-12, hoogte 8-6. Ook vrij veel aardewerkscherven kwamen daarbij voor den dag en een paar, nog bijna heele, kannetjes (afb. 2). Één plek met steenpuin (bij d) bleek geen te hebben. In het midden van het burchtterrein werden geen gebouwsporen aangetroffen; deze er geweest
waren, zouden wij in een onzer sleuven in elk geval wel een muurfundament hebben moeten snijden. Slechts een ding staat vast: uit de vondst van veel steenpuin overal langs de binnenzijde van de gracht, moet men de conclusie trekken, dat het burchtterrein door een baksteenen ringmuur omgeven was. Een fundament of zelfs maar een uitgebroken fundamentsleuf werd nergens meer aangetroffen, het oude niveau van de burcht moet dus gelegen hebben. Nadere gegevens bezitten wij niet, naar een reconstructie kan men dus slechts gissen. Het is mogelijk, dat er een heuvel is geweest, te te Leiden en te Oostvoornez), alleen hier aanmerkelijk kleiner. De heuvel te Wassenaar was aan zijn voet ongeveer 53 M in doorsnede, die van Leiden ongeveer 70 M en die van Oegstgeest zou dan slechts 20 M zijn geweest. Het oppervlak van den top zou dan hoogstens ongeveer 10 M middellijn gehad kunnen hebben, wat slechts plaats zou hebben geboden voor een enkelen woontoren. Er zijn in ons land nog niet veel voorbeelden bekend van zulke woontorens op kunstmatig opgeworpen heuvels. In de buurt van Echt, in Limburg, zag ik er voor enkele jaren een. De toren was natuurlijk verdwenen, maar de heuvel was nog aanwezig. De heer Tholen, assistent aan het museum te Keulen, schreef mij, dat hij er even over de grens, J. H. Holwerda. De Wassenaarsche Leidsch Jaarb. 1918. J. Kalf in: Oudheidk. Jaarb. 1935.
99 daar in de buurt, ongeveer 30 kende, die, blijkens de scherven, uit den Karolingischen tijd stamden. Te Echt vond ik slechts scherven uit de eeuw, maar de heer had ook daar Karolingische scherven gevonden. Bij Cothen (prov. Utrecht) werd voor een paar jaar bij den aanleg van een weg een heuveltje doorsneden, waaruit vroeg-middeleeuwsche scherven voor den dag kwamen eeuw, inv. R. Mus. v. Oudh. No. f In het profiel van dat heuveltje zag ik duidelijk de doorsneden van sadegreppels, vermoedelijk de grondsporen van het fundament van een houten woontoren. Op een schilderij in de Lakenhal, voorstellende Johan van ziet men op den achtergrond een ronden toren op een heuveltje. Holwerda, die bij een naschrift op zijn artikel over de Wassenaarsche heuvel dit schilderij afbeeldt, merkt evenwel terecht op, dat wij in dien toren mogelijk geen direkte weergave van het stamslot van Wassenaer moeten zien. Immers, de vondsten maken het zeer onwaarschijnlijk, dat die toren daar in het begin der 16e eeuw nog zou hebben gestaan. Inderdaad, de geheele achtergrond van dat schilderij, met het molentje rechts, op den berg en den toren links geeft slechts een gefantaseerd landschap weer. Het stuk is een copie, wellicht uit het einde der 16e eeuw, misschien ook nog later, naar een schilderij van Jan Mostaert. In het Louvre te Parijs bevindt zich het origineel (of een betere copie?) met een geheel ander landschap op den achtergrond. Vergelijking met de landschappen op de achtergronden
100 van andere portretten door Mostaert leert ons ook dat deze altijd gefantaseerd Uit de, bij de opgraving door Holwerda gevonden, fundamentsleuf, die een ongeveer rond plein van 28 M middellijn heeft omgeven, moeten wij voor Wassenaar een ringmuur concludeeren, waarbinnen waarschijnlijk ook geen toren heeft gestaan. In het midden werd althans geen spoor van eenig fundament gevonden. Van de drie ronde burchten op kunstmatige hoogten, die in het westen van ons land bekend zijn, zijn de maten der middellijnen als volgt: Leiden 32 M Oostvoorne (onregelmatig ovaal) 35 40 M Wassenaer 28 M Voorbeelden van een enkelen woontoren op een stijle, kunstmatige heuvel (in het Fransch: chateau à motte) kennen wij tot dusverre in het westen van ons land niet. Mogelijk zouden wij in de bekende Zeeuwsche werven of vliedbergen de overblijfselen van kasteelen van dit type kunnen ziens). Onder de hierboven vermelde voorgenomen opgravingen in Zeeland, die dit najaar door de tijdsomstandigheden niet door konden gaan, was ook een onderzoek naar Aus drie Jahrhunderte Europäischer Malerei, blz. 32 vlg. Hoogewerf, Noord Nederl. schilderkunst 11 blz. 484 vlg. Dit veronderstelt ook in zijn opstel over chersche Werven in: Archief 1938.
101 een nog ongeschonden vliedberg op Walcheren begrepen. Het is niet uitgesloten, dat bij een onderzoek op de top van vliedberg nog sporen van eenigen bouw aan het licht zouden komen. Voorts verdient in dit verband opmerking, dat op oude teekeningen van het kasteel Sandenburg, het slot der van Borselens bij Vere, vlak bij het slot een dergelijke vliedberg te zien is en zou ook de seringenberg op Raephorst onder Wassenaar niet een overblijfsel van het oorspronkelijke slot van dien naam kunnen zijn? wij thans terug naar den Ouden-Hof te Oegstgeest. De uiterst schaarsche aanwijzingen, die het, terrein nog heeft kunnen opleveren, sluiten, oppervlakkig beschouwd, de mogelijkheid van een reconstructie van het slot als een enkele woontoren boven op een stijle, kunstmatige heuvel, omringd door drie smalle grachten, niet uit. Waarschijnlijker lijkt mij evenwel, dat er destijds, bij de egalisatie van het terrein, slechts weinig grond is weggegraven, zooveel, dat juist de fundamentsleuven verdwenen zijn. M.a.w. dat het terrein vroeger niet heel veel was dan thans, slechts even voldoende opgehoogd om droog te blijven en dat wij ons aan den uitersten rand een ringmuur moeten voorstellen, die een rond, vlak binnenplein omsloten beeft met een middellijn van nog geen 20 M. Immers, het is opmerkelijk, dat wij overal aan den rand van de binnengracht dat steenpuin vonden. Die Vgl. ook het huis Oud Wulven, afgebeeld in Het verheerlijkt Nederland (Amsterdam 1773) dl 8 no. 141.
102 matigheid pleit veeleer voor de aanwezigheid van een ringmuur daar ter plaatse, dus aan den rand van het ronde terrein, dan voor een toren op den top van een heuvel, want wanneer het puin van zulk een toren afkomstig zou zijn en dus van den top van den heuvel naar beneden was gerold, zou het zich zeker niet regelmatig in het rond verspreid hebben. In dat geval zou er in het midden nog wel een woontoren kunnen zijn geweest, maar waarschijnlijker is het, dat er geen enkel gebouw binnen deze ommuring heeft gestaan, m.a.w. dat het een versterking is geweest van het type, dat men in Engeland een keep noemt. Ook binnen het ronde slot te Egmond, dat waarschijnlijk in het begin der dertiende eeuw is en waarvan het slotplein een middellijn had van 27.5 M en binnen het, eveneens ronde, Teylingen, zijn in het midden geen sporen van eenigerlei bouw De ronde burcht kan zeer wel slechts gediend hebben om er bij naderend gevaar binnen te vluchten, de woning van de van Oegstgeest heeft dan buiten het eigenlijke slot Dat het gansche terrein van den Ouden-Hof met J. Renaud. Uit de bouwgeschiedenis van het slot op den Hoef. Oudheidk. Jaarbk. 7 (1939) Het thans nog in ruïne bestaande, met de ronde muring meebuigende, woongebouw op Teylingen behoort niet tot den oorspronkelijken aanleg. In Engeland bijv. vindt men tal van voorbeelden van den keep zonder behuizing, met woongebouwen er buiten.
103 dezen ronden aanleg nog niet doorvorscht is, doet ook de aard van het terrein vlak ten zuiden ervan vermoeden. Ook daar wij zekere oneffenheden te zien, die op voormalige grachten en wallen schijnen te wijzen. Ook op de luchtfoto is daarvan iets te onderscheiden. Een onderzoek op dat aangrenzende terrein is voorloopig op finantieele bezwaren afgestuit. De drie grachten zijn een ongewoon verschijnsel. De ronde burchten die wij noemden: Egmond en Oostvoorne zijn slechts door een enkele breede gracht omgeven. Misschien mag deze miteit voor een ouderdom van den aanleg pleiten. De schervenvondsten echter bevestigen deze laatste veronderstelling niet. Het is wel vreemd, dat de schervenvondsten uit het stamslot van het naar alle waarschijnlijkheid toch wel zeer oude geslacht van Oegstgeest, dat reeds in 1320 is uitgestorven, met uitzondering van een enkel Karolingisch scherfje, dat ook zeer wel met het zand voor de ophooging kan zijn meegekomen, niet verder terugreikten dan het begin van de dertiende, hoogstens het einde van de twaalfde eeuw. Wanneer de Ouden-Hof verdwenen is, is niet na te gaan. Op een kaart van 1550 in het Gemeentearchief te wordt de plaats aangegeven door een rond boschje midden in het weiland. Een oude Overvoorde, Catalogus van de Prentverzameling der Gemeente Leiden 3e afd. No. 7660. Kaart op perkament door Jacob Coenz 1550.
104 inwoner van Oegstgeest, de heer van Varik, die er vlak tegenover woont, aan den Wytenbachweg, vertelde mij, dat in zijn jeugd (dat zal 1865 geweest zijn) daar nog wallen lagen, die toen zijn afgegraven. Op die kaart van 1550 staat ook afgebeeld de,,heilige eik, ongeveer ter plaatse waar op onze luchtfoto een kruisje is ingeteekend. Wellicht is dit een overblijfsel van een oeroude heidensche traditie W. C. BRAAT. Herinneringen aan en zelfs klandestiene vereering van heilige plaatsen uit den heidenschen tijd komt men in de middeleeuwen wel eens meer op het spoor, o.a. in de geschiedenis van d die als kind vaak speelde bij een des dames, aan welks takken de kinderen kransen hingen en waar de elfjes of witte wijven heetten te verkeeren, gelijk men bij V. Sackville West, Saint of 48 leest. Ten onzent denke men in dit verband aan de Wodanseiken te Wolfheze en de Jufferboom te Hoogsoeren; de Jeneverboom te Warmond valt niet in deze categorie.