Jaarwerkplan voor En action 6

Vergelijkbare documenten
Éventail-junior. woordkaarten

Woordenschat van unité 21 tot en met 32

Woordenschat van unité 21 tot en met 36

la mer un pays un village parler à Je parle un peu français. Le père de Vic est seul.

Q U K G D T P E H B Z L R W C I F J M S X. Maman est allée au supermarché. Elle a acheté beaucoup et elle a tout mis. en plastique.

UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!

pagina 1 van 5 VAN IN

U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.

l' anglais (m.) la mer un oncle une tante un peu une ville un pays un village seul seule 21 près de divorcé divorcée 21 méchant méchante 21 parler à

Bien sûr! 6 - Handleiding voor de leerkracht - Bijlage 5 - Alfabetische lijsten Unités Woordenschat van unité 21 tot en met unité 36

Aantekening Frans les pronoms personnels

geen voorzetsel in het NL iemand antwoorden répondre à qn ( = quelqu'un = iemand )

l'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir.

la bière une pression une demie

pendant le mieux serait de il vaut mieux

Taalregels. Praten, hebben, zijn, gaan, De werkwoorden

SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden

Acceptez-vous le paiement par carte? Acceptez-vous le paiement par carte? Vragen of je met een creditcard kunt betalen

Woordenschat van unité 1 tot en met 36

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

Talenquest Frans 2thv: Grammatica

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?

J aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Demander son chemin vers un logement

k ga naar school e vais à l ecole

Woordenschat van unité 1 tot en met 36

bij, dichtbij, ongeveer à travers door ( heen ) tijdens, gedurende met betrekking tot, over, n.a.v. beletten, evrhinderen

Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands.

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

basiszinnen spreekvaardigheid

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Bilan 4 «À la recherche»

5.5. Boekverslag door K. 718 woorden 3 februari keer beoordeeld. Frans toetje met vanillevla en geklopt eiwit

En action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.

Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten):

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Waar kan ik vinden? Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen

Unité 6 Diagnose Kopieerblad 1

6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het?

Voudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?

Unité 5 Diagnose Kopieerblad 1

III. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé

Zich voorstellen. Hoofdstuk 1 Chapitre 1. Se présenter OBJECTIFS

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Je dois me rendre à l'hôpital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet

GEMEENSCHAPPELIJKE ACTIEVE WOORDENLIJST FRANS BASISONDERWIJS

Chapitre 2, Cocorico!

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Waar kan ik vinden? Demander son chemin vers un logement

vocabulaire module 1 : Tu fais quoi? C'est à dire - C'est à lire module 1 1

Bonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO)

Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs

AAN DE ANDERSTALIGE OUDERS VAN KINDEREN IN DE SCHOLEN VAN TERVUREN

Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais

Éventail-Junior. Bien sûr! 6 S P E L - E N K O P I E E R B L A D E N

Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs

Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering. Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze.

Vocabulaire: Francofan 6 de leerjaar

janvier Maak nu zelf de meervoudsvormen van de volgende woorden. 1. la fête 2. le café 3. le nom 4. l'hôtel 5. le canal 6. la voix

Quel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk

6,2. Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari keer beoordeeld. 1.-Woorden SO en GP Frans (15/ )

MÉTRO, BOULOT, DODO. Unité 1. Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan.

VOCABULAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 5. bonjour goeiedag voilà daarzo. salut hallo voici hierzo. oui ja aussi ook. non nee d accord ok.

LE SUBJONCTIF OU L'INDICATIF

Exercice 18a De Franse schooldagen zijn lang (omdat er meer lesuren zijn dan in andere landen).

Parijs. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

4 nummer 1 nummer 2 nummer 3

Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze. Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering.

Een ideale school. Tijd voor een toets! Luister en vul aan of teken Naam:... Voornaam:... Klas:... Datum:...

C'est fini les vacances!

Op het potje Sur le petit pot

Neemt u creditcards aan? Acceptez-vous le paiement par carte? Vragen of je met een creditcard kunt betalen

Chapitre 4, Ensemble!

Je rijdt recht door, voorbij het sportpaleis, over de brug van het Albertkanaal tot aan de verkeerslichten.

Antwoorden Frans Étape 8 (Franconville)

Samenvatting Frans Grammaticatijden

Immigratie Bank. Bank - Algemeen. Bank - Openen van een bankrekening. Kan ik geld afhalen in [land] zonder provisies te betalen?

Voyage Sortir Manger. Sortir Manger - À l'entrée. Sortir Manger - Commander à manger

Immigratie Bank. Bank - Algemeen. Bank - Openen van een bankrekening. Est-ce que je peux retirer de l'argent en [pays] sans payer de commission?

J' à Amersfoort, Lindenlaan 23.

elke hap telt! 11 mei 2012 doe mee! participe! Chaque bouchée compte! 11 mai 2012 World Fair Trade Day

Elke morgen neem ik een stevig ontbijt met melk en granen.

Les gebruik je voor zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Mannelijk of vrouwelijk maakt niet uit: les frères de broers les soeurs de zussen

WAT MOET JE WETEN VOOR HET TAALDORP FRANS?

Voyage Se débrouiller

Dag, de verbinding werd verbroken Allô, la communication a été coupée Aaloo laa kommuuniekatjoñ aa eetee koepee

Hôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24, , oct. Petit-déjeuner 14, ,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50.

CA MARCHE 5 : Au carrefour : Nederlands en Franse tekst samen

Le Français des vacances. Niveau

Bijlage 1: levensloop kind

Unité 6 Diagnose Kopieerblad 1

Vocabulaire September - december Vijfde leerjaar klas Birgit

Voyage Sortir Manger. Sortir Manger - À l'entrée. Sortir Manger - Commander à manger

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Om ogenblikkelijke medische hulp vragen

Box and Blocks Test Of Manual Dexterity

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Qui est à l appareil?

Transcriptie:

1 Jaarwerkplan voor En action 6 Voor 21 De nouveaux élèves! - mezelf en anderen voorstellen. - zeggen hoe oud ik ben. - zeggen vanwaar ik ben en waar ik woon. welke taal iemand spreekt. - iets vertellen over mijn familie en hobby's. l'anglais (m.) la mer un oncle un pays un peu une tante un village une ville divorcé méchant seul on parler (français) travailler venir beaucoup beaucoup de (chats) encore peu peu de (chiens) jouer du (piano) parler à (Sam) près de (la mer) jouer de la (guitare) venir La France Mon oncle Hugo 22 À la télé cette semaine welke tvprogramma's er zijn. - zeggen wat ik graag zie op tv. - de weekdagen aanduiden. lundi... dimanche un film un jour un match (de foot) minuit (m.) la nuit une semaine le soir un week-end cet (homme) donner (à Luc) voir*: je vois, tu vois, il voit vouloir tard (donner) à (Joëlle) de (2) heures à (5) heures à minuit à la télé ce matin ce soir cette nuit (7 h) et demie Il est minuit. - de dagen van de week vouloir Le blog de Justine Les jours de la semaine 23 Le Tour de France! hoe je je verplaatst. - tijdsaanduidingen geven. - getallen van meer dan 1000 gebruiken. - informatie navertellen. un agent (de police) une année un avion un camion un directeur une directrice un docteur un million un million de (DVD) un mois un mot Paris une route autre chaque (jour) dernier tout aider passer prendre plus (vite) en avion en camion en (août) jusqu'à (l'école) le mois de (mai) pendant (la leçon) parce qie avoir besoin de (stylos) prendre Roule à vélo en toute sécurité! Dans Paris, à vélo (Joe Dassin)

2 Voor 24 Cédric veut des pommes. - zeggen wat iemand kan of mag doen. wat iemand graag eet. - zeggen dat ik iets (niet) begrijp. - een verhaal navertellen. au aux une banane une carotte un champignon un fruit un kiwi un légume un magasin une orange une poire une pomme une pomme de terre une salade une tomate acheter* comprendre manger pouvoir tomber trop (loin) trop de (livres) faire attention Bravo! avoir peur - het samengetrokken lidwoord met à: on va au village; on donne cela aux filles pouvoir Expérimentez! Une tomate qui parle anglais Révision 21-24 25 Ma journée! hoe mijn dag ingedeeld is. - de maaltijden benoemen. un dîner la gymnastique ('la gym') une journée un petit déjeuner un repas un souper un voisin une voisine dormir s'habiller se laver se lever lire*: je lis, tu lis, il lit partir sortir après (une heure) - se laver, se lever, s'habiller op -IR: partir Ton agenda de sommeil En chantant, en dansant 26 - vertellen wat ik On a joué, on gedaan heb. a nagé, on a - over ontspanning chanté! spreken. - zeggen in welke volgorde ik iets doe. une balle un bateau une carte un doigt un e-mail une jambe une main une promenade chaud froid arriver nager passer (l'aprèsmidi) raconter à bientôt d'abord enfin hier puis tôt avant (la leçon) en bateau jouer à (la balle) jouer aux cartes avoir chaud avoir froid j'ai gagné faire une promenade - zeggen dat iets in het verleden gebeurd is Quelques visites touristiques Chez Amédée

3 27 Je voudrais du fromage. 28 Un chien malheureux Révision 25-28 - boodschappen doen. - hoeveelheden aanduiden. hoeveel iets kost. hoe iemand zich voelt. wat iemand wil eten. du de la le beurre une bouteille une bouteille d'eau un centime [c] la charcuterie la confiture l'eau (v.) un euro [ ] le fromage un gramme (de fromage) [g] le jambon un kilo(gramme) (de poires) [kg] un pot un prix le sucre un supermarché le chocolat un dessert une fois un malade, une malade une tartine la viande heureux malade malheureux ne...rien quelque chose quoi? compter coûter attendre entendre faut: il faut (travailler) trouver Voor combien? combien de (chansons)? Je voudrais (du sucre). Combien coûte le beurre? (2 ) le kilo Et avec ça? Ça fait combien? Ça fait (8) euros. Au revoir! pourquoi? d'accord avoir envie de (poires) avoir faim - het lidwoord bij een onbepaald deel: du sucre, de la confiture, de l'eau - het lidwoord na een hoeveelheid: peu d'eau, un kilo de poires op -RE: attendre On voit quoi dans la rue? Le vétérinaire répond... Au marché de Provence Pour faire une chanson (Dorothée)

4 Voor 29 Deux croissants - iets bestellen. - me verontschuldigen. - een gesprek navertellen. une baguette la bière le café le chocolat le coca un croissant un jus de fruits le lait la limonade des lunettes (v.) un menu un pain une tasse (de thé) le temps le thé un verre (de limonade) le vin notre (enfant) nos (livres) leur (livre) leurs (livres) boire*: je bois, tu bois, il boit demander à (Ria) dire*: je dis, tu dis, il dit mettre vendre peut-être ne...plus sans (vêtements) C'est fini. avoir soif mettre Recette: une tarte à la banane Petit Gervais 30 Je suis malade. - telefoneren. - zeggen wat er scheelt als ik ziek ben. - me uit de slag trekken als mijn taal tekort schiet. un ami une amie une faute un GSM un médicament un message une page une phrase une tête un texte un ventre qui (le apprendre garçon devoir qui écrire* chante) mieux à demain si avoir mal à (la tête) avoir mal au (ventre) avoir mal aux (pieds) à la page (5) Allô? Qui est à l'appareil? Je peux parler à? À demain! devoir Un petit dictionnaire SMS Bon anniversaire, maman! (La Compagnie créole) 31 - de weg vragen en Vous savez où tonen. c'est? du des un carrefour un chemin un cinéma une entrée un feu un hôpital une place un restaurant un rond-point une sortie droit gauche arrêter s'arrêter savoir à droite à gauche tout droit à côté de (l'école) par (Arlon) prenez (la première rue à droite) - het samengetrokken lidwoord met de: l'entrée du métro; la classe des élèves savoir Un plan de Paris Besoin d'un ami

5 Voor 32 Il a mal aux dents! - lichaamsdelen aanduiden. une bouche un bras une dent un dos un genou fermé intéressant mauvais ouvert (avec) moi, toi, lui, elle, nous, vous, eux, elles s'amuser courir*: je cours, tu cours, il court fermer ouvrir*: j'ouvre, tu ouvres, il ouvre - het persoonlijk voornaamwoord na een voorzetsel: avec moi, à toi, chez lui Tu as mal au dos? Quand je pense à toi Révision 29-32 33 Bon appétit! - in een restaurant bestellen. - uitdrukkingen bij het eten gebruiken. une assiette une caisse (magasin) un couteau une cuillère / cuiller une fourchette des frites (v.) une glace la mayonnaise un œuf une pizza une sauce la soupe des spaghettis connaître passer payer* À table! Bon appétit! Encore un peu de? merci bien mettre la table Passe-moi (la viande), s'il te plaît. s'il te plaît Santé! connaître Les jeunes et leur petit déjeuner Vous avez faim?

6 Voor 34 L'année en quatre temps - over de natuur en de seizoenen spreken. l'été...l'hiver un bois la campagne une chaussette un cheval un cochon un coq l'europe (v.) une feuille (d'un arbre) la Flandre une fleur une montagne la nature la neige une poule le soleil une vache une valise le vent un voyage la Wallonie Que se promener (prenez -vous)? tout le monde au printemps en été en automne en hiver à la campagne bonne chance Il y a de la neige. Il y a du soleil. Il y a du vent. - de ontkenning (herhaling): ne...pas, ne...jamais, ne...plus, ne...rien Mes accessoires d'été Les nouveaux animaux 35 - een toneeltje Vite, tu dois te spelen. lever! un mur un (ordinateur) portable un sac le, la, les moins (chaud) contre (le mur) On y va! - le, la, l', les om naar een woordgroep te verwijzen Abonnezvous! Si j'étais président (Gérard Lenorman) 36 - een verhaal Il faut compter navertellen. les secondes. Au revoir! Révision 33-36