FPC FPC Algemeen Algemeen

Vergelijkbare documenten
Voorstel aan het AB. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. porten/ Onderwerp Ontwerp Meerjarenraming Begroting 2015

CABA + CMFB + CWS Agendapunt: CABA 9 CMFB 8 CWS 9

WATERSCHAPSBEDRIJF LIMBURG Maria Theresíalaan 99 Postbus KH Roermond KvK-nr Bank: NL61NWAB

! wrtieitr&crtap M en Overmaas 0 1 AUG AOJ. Cc, aem Dfr. Dit BEHANDELD DOOR . DATUM : 30jUÜ2012

Voorstel aan het AB. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. porten/ Onderwerp Uitgangspunten Meerjarenraming en Begroting 2016

Voorstel aan het AB. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. porten/ Onderwerp Ontwerp Meerjarenraming I + Ontwerp Begroting 2014

ļ QvAAJci

2042' Waterschap Roer en Overmaas 0 7 JUNI Cc. aen 1.. BEHANDELD DOOR TELEFOONNUMMER DATUM

Voorstel aan het AB * * Van Dagelijks Bestuur Corsanr. porten/ Onderwerp Werkbegroting 2015; 1e begrotingswijziging 2015

o i. CCD oniï É. 1 JU. LUIt»

WATERSCHAPSBEDRIJF LIMBURG Maria Theresialaan 99 Postbus KH Roermond KvK-nr Bank: «ifpl NO

Onderwerp: Meerjarenraming en ontwerpbegroting 2017 WBL

CONCEPT!! * * Waterschap Roer en Overmaas Algemeen Bestuur t.a.v. Postbus AD SITTARD DIR. (MARAP) t/m juni 2011.

WATERSCHAPSBLAD 2011, NUMMER 27 BIJL.: 1 Agendapunt: 12

Voorstel aan het AB. llllllllllllllllll IIIMI. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. zander/

1 8 DEC BEHANDELD DOOR TELEFOONNUMMER DATUM. 1. Inleiding Op 11 december 2013 is de Managementrapportage (MARAP) t/m september 2013 (3 e

Voorstel aan het AB. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. pjmans/ Onderwerp Vaststellen kredieten en uitgavenbudget 2015

0<mer ingen. BEHANDELD DOOR : WAS. Pörteners TELEFOONNUMMER : DATUM : 19 september 2011

Onderwerp: Zienswijze ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming Waterschapsbedrijf

BEHANDELD DOOR TELEFOONNUMMER DATUM

Voorstel aan het AB. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. pjmans/ Onderwerp Afsluiten kredieten + kredietvotering nieuwe projecten 2013

Voorstel aan het AB. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. schoen/ Agendapuntnr. 4.3 AB-vergadering

AGENDAPUNT 3.3 ONTWERP. Onderwerp: Ontwerp begroting 2015 Nummer: Voorstel

CONCEPT-brief aan de waterschappen

B2014/u186 Portefeuillehouder/Aandachtsveldhouder W. Stegeman M.J.L.A. Langeslag- Linssen Opsteller/indiener

Mededeling aan het AB

WATERSCHAPSBLAD 2010, NUMMER 30 BIJL.: 1 Agendapunt: 11. Onderwerp: Zienswijze ontwerpbegroting 2011 en meerjarenraming Waterschapsbedrijf

algemeen bestuur (financiële producten) Beraadslagen en besluiten Nee

Algemeen Bestuur. De commissie heeft geadviseerd het voorstel door te geleiden voor besluitvorming in het Algemeen Bestuur

DB-vergadering Agendapunt 11. Onderwerp Zienswijze ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming Waterschapsbedrijf Limburg

CONCEPT-brief aan de waterschappen

Energie uit afvalwater

Verslag Algemeen Bestuur

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de Raad

Voorstel aan algemeen bestuur

Graag vernemen wij uw advies ter zake. Het dagelijks bestuur, /LUT 4/4

Raadsvoorstel Onderwerp: Jaarstukken 2014 en zienswijze ontwerpbegroting 2016 GR Cocensus

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

Waterschap Vallei en Veluwe Meerjarenperspectief

Voorstel aan het AB. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. porten/ Onderwerp Ontwerp Meerjarenraming ontwerp-begroting 2018

2e wijziging programmabegroting

EMU-saldo vanuit het perspectief van de waterschappen

LIMBURG. Voorstel aan het AB

Synergie energie hergebruik overheden, agrarische sector en industrie

Voorstel aan het AB. Verlenging LGR beheer en onderhoud gemalen Gemeente Simpelveld

2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden

Kostendekkingsplan Water & Riolering

Voorstel aan het AB. III MIMI! Ml Ml Mil INI. Van Dagelijks Bestuur Corsanr. schoen/

documentnr.: INT/C/16/24902 zaaknr.: Z/C/16/27528 Raadsvoorstel

Beheerbegroting. Versie: D&H 29 Oktober Inclusief verplichte bijlagen en overige uitvoeringsinformatie

Bijlage 1. Noorderzijlvest Gemiddeld Nederland NZV t.o.v. gem ,2 83,7-5, ,6 86,6-5, ,6 86,6-2,0

Voorstel aan het AB. Uitbreiding rwzi Hoensbroek votering verhoging uitvoeringskrediet

De raden van alle gemeenten in de provincie Limburg

AGENDAPUNT 3.2 ONTWERP. Onderwerp: GOP Zuiveringstechnische werken Nummer: v9. Voorstel

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel waterketen

Voorstel aan het AB. bijdrage ws-en excl. KRW

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel begrotingswijziging maart 2017

Waterschap. Vallei en Veluwe. Meerjarenperspectief

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming 2016 Veiligheidsregio Brabant-Noord.

FAZ: Ja Opdrachtgever: Klaas de Veen

Voorstel aan het AB. De vaststelling van het jaaruitgavenbudget (JUB) 2017 zal plaatsvinden in de AB-vergadering van

Aan de gemeenten in de GR Breed Griffier ter attentie van gemeenteraad. Datum: 31 maart 2014 Onderwerp: gewijzigde begroting 2015

Aan AB AQUON. Van DB AQUON. Datum 24 april Steller. Theo Houterman. Onderwerp Ontwerp Begroting Korte toelichting

Wat gaat het kosten? Baten & lasten totaal. Bedragen * Inkomsten Lasten Bijdrage gemeente

Aan. V. Doorn. Portefeuillehouder

Financiële begroting 2015 samengevat

Kaders Financieel gezond Brummen

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

Voorstel aan dagelijks bestuur

Dit heeft in april 2011 geleid tot het ondertekenen door de genoemde koepelorganisaties en het Rijk van het BAW.

College van Gedeputeerde Staten Statenvoorstel. Ontwerp-besluit pag. 4. Toelichting: pag. 5

Voorstel begrotingswijziging september 2018 (BBV)

Raadsvoorstel agendapunt

Vergaderstuk Algemeen bestuur

bedrag * begrotingsoverschot bij begroting

Financiële begroting 2016

AB 4 JULI 2018 HIT/ 2018-AB Aan het Algemeen Bestuur. Datum : 14 juni 2018 Onderwerp : begroting 2019 en meerjarenraming

Aan de leden van het Algemeen Bestuur van Waterschap Roer en Overmaas Postbus AD SITTARD. Concept-brief!! Geldt ook als concept voor WPM

DB-vergadering Agendapunt 8. Onderwerp Zienswijze ontwerpbegroting 2011 en meerjarenraming Waterschapsbedrijf Limburg

Vergaderstuk Algemeen bestuur

Nota van toelichting bij de delegatiedocumenten

Financiële aspecten. Concept tweede KRW-maatregelenprogramma

Voorstel aan het Algemeen Bestuur:

Vergaderstuk Algemeen bestuur

Financiële verordening VRU

LIMBURG WATERSCHAPSBEDRI-JF. Waterschapsbedrijf Limburg is een samenwerkingsverband van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas

WATERSCHAPSBEDRI JF LIMBURG. Voorstel aan het AB

Meerjarenbegroting Gemeentefinanciën Bloemendaal

./. Hierbij doe ik u toekomen een concept-notitie aan de commissie Financiën inzake de eerste triaalrapportage per 30 april 2007.

Algemeen Bestuur WBL van 29 juli 2015 Corsa-DMS-nr.:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

B november Datum: Agendapunt nr: Aan de Verenigde Vergadering. Burap

Kwaliteit begrotingsprogramma's Gemeente Dordrecht Bijlage 2

Voorstel raad en raadsbesluit

Voortgang en resultaat regionale uitwerking Bestuursakkoord Water, onderdeel afvalwaterketen

CMFB Agendapunt: CMFB 5

Toekomst Riegmeer: 3 e sessie werkgroep Raad 5 juli. 1. Inleiding

Raadsvoorstel 26 juni 2014 AB RV

Transcriptie:

FPC FPC Algemeen Algemeen ISO 9001 ISO 14001 OHSAS 18001 WATERSCHAPSBEDRIJF LIMBURG Maria Theresialaan 99 Postbus 1315 6040 KH Roermond KvK-nr. 504.534.83 Bank: 63.67.60.464 Tel: 088-8420000 Fax: 0475-311605 Waterschap Roer en Overmaas het Algemeen Bestuur Postbus 185 6130 AD SITTARD www.wbl.nl info@wbl.nl UW KENMERK : BEHANDELD DOOR : W.A.S. Pörteners UW BRIEF VAN : TELEFOONNUMMER : +31 655742253 ONS KENMERK : porten/2013.08407 E-MAIL : W.A.S.Porteners@wbl.nl BIJLAGE(N) : 1 DATUM : 14 mei 2013 ONDERWERP : ontwerp-meerjarenraming 2014-2018 en ontwerp- Begroting 2014 Geachte Waterschapsbestuurders, Hierbij bieden wij u de ontwerp-meerjarenraming 2014-2018 en de ontwerp-begroting 2014 van het Waterschapsbedrijf Limburg aan. De hierbij gehanteerde rekentechnische uitgangspunten zijn afgestemd met de Waterschappen Roer en Overmaas resp. Peel en Maasvallei. Financiële gevolgen Ontwikkeling in Meerjarenperspectief Onderstaand is het verloop van de netto kosten (= waterschapsbijdrage) volgens de nieuwe MJR 2014-2018-2023 vergeleken met de ontwikkeling van de netto kosten volgens de MJR 2013-2017-2022. Deze vergelijking is zowel cijfermatig als grafisch weergegeven. Totaal netto kosten 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 bedragen x 1.000 bijgesteld MJR 2013-2017 72.510 69.199 66.440 67.237 72.707 74.899 76.220 76.432 75.856 76.574 76.728 77.426 MJR 2014-2018 72.510 69.199 66.440 68.615 71.829 72.278 72.924 72.909 72.982 74.534 75.212 75.119 75.823 mutatie netto kosten 0 0 1.378-878 -2.621-3.296-3.523-2.874-2.040-1.516-2.307 *2013.08407*

- 2 - MJR 2013-2017 MJR 2014-2018 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 Met het jaar 2011 als referentiejaar ( 72,5 mln) heeft het WBL als doelstelling om gerekend in meerjarenperspectief uit te komen op een gemiddelde stijging van 0% per jaar inclusief inflatiecorrectie ten opzichte van 2011 (exclusief het effect van KRW-maatregelen). Schommelingen over de jaren heen kunnen worden opgevangen door de bij de waterschappen aangehouden egalisatiereserve. Uit vorenstaande tabel en grafiek blijkt dat de netto kostenontwikkeling volgens de nieuwe MJR 2014-2018 zich over bijna de gehele periode op een lager niveau beweegt dan de vorige MJR. Alleen de begroting in het jaar 2014 heeft een hoger netto kostenniveau dan in de vorige MJR maar alle opvolgende jaren vertonen een lager netto kostenniveau dan de vorige MJR. Geconcludeerd kan worden dat: - dat volgens de MJR 2013-2017 het gemiddelde van de kosten over de periode 2011-2022 overeenkomt met 73,5 mln zijnde 1 mln hoger is dan het niveau van het referentiejaar 2011; - dat volgens de MJR 2014-2018 het gemiddelde van de kosten over dezelfde periode 2011-2022 overeenkomt met 72,3 mln zijnde 0,2 mln lager is dan het niveau van het referentiejaar 2011; - met de nieuwe MJR de netto kosten over de jaren 2014-2022 in totaliteit dalen met 17,7 mln. Uitgangspunt hierbij is dat de jaarlijkse schommelingen in het niveau van de netto kosten van het WBL kunnen worden opgevangen door de inzet van de egalisatiereserves die bij de beide waterschappen worden aangehouden en beheerd. Middels een verantwoorde opbouw en inzet van de egalisatiereserves wordt het streven van de waterschappen ondersteund, om het effect van de netto kosten van het WBL op het tarief voor de zuiveringsheffing op een stabiel niveau te houden (niveau netto kosten 2011 is 72,5 mln). Bij de beoordeling van deze ontwikkeling van de netto kosten WBL = de waterschapsbijdrage, is relevant dat: - conform afspraak met het Algemeen Bestuur het jaar 2011 als referentiepunt wordt gehanteerd; - een zo vlak mogelijke ontwikkeling van de netto kosten wordt nagestreefd;

- 3 - - in de berekening van de netto kosten alle bekende effecten en maatregelen zijn meegenomen, zoals: o de kostenverhogende effecten van aanpassing van het BTW-percentage van 19% naar 21% en de effecten van het CAO-akkoord 2013; o de te realiseren MDR s in Roermond, Simpelveld, Weert en dat de MDR Maastricht gerealiseerd kan worden binnen de investeringsruimte die in de planperiode wordt aangehouden; o dat wordt afgezien van de clustering van de rwzi s Simpelveld en Wijlre; o het gemiddelde jaarlijkse investeringsniveau is verlaagd van 25 mln naar 22,5 mln; o de te nemen KRW-maatregelen afgestemd op de door de beide moeders gestelde eisen; o investeren in nutriëntenterugwinning; o beëindigen van de contracten met gemeenten voor onderhoud IBA s. Begroting 2014 ten opzichte van Begroting 2013 Volgens de bovenstaande cijfers van de Meerjarenraming stijgt de bijdrage van de waterschappen van 66,44 mln in 2013 naar 68, 62 mln in 2014 hetgeen overeenkomt met een verhoging met 2,18 mln. Deze toename ten opzichte van 2013 bestaat uit: - een stijging van de kapitaallasten met 0,71 mln als een saldo van lagere rentelasten ad 0,2 mln en hogere afschrijvingen ad 0,9 mln. De lagere rentelasten zijn daarbij een gevolg van de lagere realisatie aan investeringsuitgaven in 2012 dan gepland en de verlaagde planning van de investeringsuitgaven in 2013 en 2014 (totaal verlaagd over deze 2 jaren: 14 mln). Dit door het afzien van de voorgenomen clustering van de rwzi s Wijlre en Simpelveld. Het investeringsniveau wordt verlaagd van gemiddeld jaar 25 mln naar gemiddeld 22,5 mln. Dat de afschrijvingskosten toenemen bij een ten opzichte van de vorige MJR verlaagde raming van het investeringsniveau, is te verklaren uit het feit dat het moment van realisatie van grote investeringen nu eerder ligt dan in vorige MJR. Daarom treden in 2014 al kapitaallasten op die de vorige MJR pas in 2015 optraden. Oorzaak hiervan is de realisatie als MDR-concept van middentrein Simpelveld en voortrein Roermond gepland voor eind 2013/begin 2014, terwijl de in de vorige MJR geplande clustering van Simpelveld en Wijlre pas voor eind 2014 was voorzien. Nu is deze clustering komen te vervallen; - een stijging van de netto bedrijfsvoeringkosten met 1,47 mln bestaande uit hogere personeelslasten ad 0,78 mln gerelateerd aan inflatie en de CAO-effecten 2013 (o.a. introductie Individueel Keuze Budget) en hogere kosten goederen en diensten van derden ad 0,69 mln bestaande uit diverse plussen en minnen met inbegrip van inflatiecorrectie en verhoging van het BTW-percentage. Strategische relevantie/beleidsgevoeligheid In de DB-vergadering van 20-3-2013 is ingestemd met de bestuurlijke notitie Uitgangspunten Meerjarenraming 2014-2018 + Begroting 2014. In de onderhavige MJR + Begroting is invulling gegeven aan de in die notitie verwoorde uitgangspunten, met als belangrijk punt dat ten gevolge van het afzien van de clustering van de rwzi s Wijlre en Simpelveld het investeringsniveau jaarlijks gemiddeld 25 mln bedraagt. In de vorige MJR werd dit

- 4 - niveau verhoogd met het bedrag van deze clustering waardoor het uitgavenniveau over de jaren 2013-2017 gemiddeld 29 mln per jaar bedroeg. Na afzien van deze clustering resteert een gemiddeld investeringsniveau van 25 mln per jaar, welk niveau in de nieuwe planperiode 2014-2018 verder is verlaagd naar 22,5 mln per jaar. Naar aanleiding van bespreking in het Dagelijks Bestuur van 7-5-2012 is besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende reserve volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. In het licht van dit perspectief wordt bij de vaststelling van de jaarrekening 2012 uitgegaan van afdracht van het positieve rekeningresultaat 2012 ad 4,9 mln naar de beide waterschappen. Naar aanleiding van bespreking van de Jaarrekening 2012 met onze accountant is het WBL voornemens om in 2013 een onderzoek uit te voeren naar het instellen van een bestemmingsreserve gericht op het egaliseren van de ontwikkeling van de kapitaallasten. Dit gelet op de verwachte schommelingen op de langere termijn in het daadwerkelijke verloop van het investeringsvolume. Een dergelijke bestemmingsreserve moet ruimte bieden om in jaren dat het investeringsvolume relatief laag ligt te kunnen reserveren voor bekende stijgingen van het investeringsvolume in toekomstige jaren. Toelichting Zie voor een verdere toelichting de tekst van de bijgevoegde Ontwerp-Meerjarenraming 2014-2018 + Ontwerp-Begroting 2014. In de vergadering van 8-5-2013 heeft het Dagelijks Bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg de MJR 2014-2018 en de Begroting 2014 in ontwerp vastgesteld. Deze ontwerp-meerjarenraming en ontwerp- Begroting wordt conform de Gemeenschappelijke Regeling aan de Algemeen Besturen van de twee deelnemende waterschappen voorgelegd voor het maken van bemerkingen. Op verzoek van het Dagelijks Bestuur WBL wordt u bij deze verzocht om uw bemerkingen uiterlijk 5 juli a.s. aan ons kenbaar te maken. Na kennis te hebben genomen van uw bemerkingen zal het Algemeen Bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg de eventueel aangepaste Meerjarenraming en Begroting definitief vaststellen en deze voor 1 augustus aanbieden aan het College van Gedeputeerde Staten. Hoogachtend, namens het Dagelijks Bestuur, de directeur, de voorzitter, ing. E.M. Pelzer MMO mr. A.M.G. Gresel

Algemeen Bestuur WBL van 24 juli 2013

INHOUD 1 Inleiding 5 2 Uitvoerend beleid in de planperiode 2014-2018 7 2.1 Het Waterschapsbedrijf in 2014-2018 7 2.1.1 Missie, visie, strategische doelen 7 2.1.2 Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL 8 2.1.3 Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL 11 2.1.4 Bestaand uitvoerend beleid 14 2.2 Financiële gevolgen 2014-2018 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf 16 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) 16 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 16 2.3 Beschouwing bij de Begroting 2014 22 2.3.1 De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2013 22 2.3.2 Uitgangspunten en normen 24 2.3.3 Incidentele baten en lasten 24 2.3.4 Kostentoerekening 24 2.3.5 Onttrekkingen aan overige bestemmingsreserves en voorzieningen 25 2.3.6 Waterschapsbelastingen 25 2.3.7 Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten 25 2.3.8 Financiering 26 3 Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater 32 3.1 Bouwen en Renoveren 32 3.1.1 Wat willen we bereiken 33 3.1.2 Wat gaan we doen 33 3.1.3 In hoofdzaak werkt de unit Bouwen en Renoveren aan: 33 3.1.4 Wat gaat het kosten 34 3.2 Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling 36 3.2.1 Wat willen bereiken 37 3.2.2 Wat gaan we doen 38 3.2.3 Wat gaat het kosten 39 3.2.4 Risico s 40 3.3 Operations 41 3.3.1 Wat willen we bereiken 42 3.3.2 Wat gaan we doen 42 3.3.3 Wat gaat het kosten 43 3.3.4 Risico s 48 3.4 Onderhoud 49 3.4.1 Wat willen we bereiken 50 3.4.2 Wat gaan we doen 52 3.4.3 Wat gaat het kosten 53 3.4.4 Risico s 55 3.5 Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning 56 3.5.1 Wat willen we bereiken 57 3.5.2 Wat gaan we doen 57 3.5.3 Wat gaat het kosten 58 3.5.4 Risico s 59-3 -

3.6 Financiën, Planning, Concerncontrol 60 3.6.1 Wat willen we bereiken 61 3.6.2 Wat gaan we doen 62 3.6.3 Wat gaat het kosten 62 3.7 Kapitaallasten 63 3.8 Bestuur, Directie en Bovenformatief 68 3.8.1 Positionering 68 3.8.2 Wat gaat het kosten 68 3.8.3 Bovenformatief 70 4 Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet 72 4.1 MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet 72 4.2 MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet 73 5 De Begroting 2014 (naar kostendragers + naar kostensoorten) 74 5.1 De Begroting 2014 naar kostendragers 74 5.2 De Begroting 2014 naar kosten- en opbrengstsoorten 76 5.2.1 De Begroting 2014 naar kostensoorten 76 5.2.2 De Begroting 2014 naar opbrengstsoorten 77 5.3 Verdeling van de Begroting 2014 naar de bijdrage van de waterschappen 78 BIJLAGEN : 1. Rekenuitgangspunten MJR 2014-2018 en Begroting 2014 2. Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werken 3. Staat van vaste schulden 4. Staat van reserves en voorzieningen 5. Berekening van het rente-omslagpercentage 6. Staat van personeelslasten 7. Kostenverdeelstaat met toelichting 8. Meerjarenraming 2013-2017 - 4 -

1 Inleiding Waterschapswet Met betrekking tot de Meerjarenraming (MJR) is in de nota van toelichting op de waterschapswet het volgende opgenomen: In de besprekingen ter voorbereiding van en over de meerjarenraming geeft het algemeen bestuur het dagelijks bestuur de beleidsmatige en financiële kaders mee die gelden voor de uitwerking van het meerjarenbeleid voor het komende jaar. Bij de toelichting op artikel 4.6 wordt dit nog eens benadrukt: Voor de kaderstellende en beleidsbepalende functies van het algemeen bestuur is het jaarlijks ontwikkelen en bespreken van het meerjarig beleidskader essentieel. Verder wordt hierbij het volgende aangegeven: De MJR moet in beginsel structureel sluitend zijn, dat wil zeggen dat lasten en baten aan het einde van de meerjarenperiode in evenwicht moeten zijn. De MJR wordt behandeld voorafgaand aan de Begroting. Bij de begroting stelt het algemeen bestuur de kaders voor zowel het beleid als de financiën voor het komende jaar vast. Bij de behandeling van de begroting dient te worden aangegeven in de situatie dat de MJR op een eerdere datum (bijv. in het voorjaar) behandeld wordt dan de begroting welke van de gehanteerde normen en uitgangspunten in belangrijke mate afwijken van het voorafgaande begrotingsjaar én van de MJR. Bij het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) worden MJR + Begroting gelijktijdig in het voorjaar behandeld; voor de beleids- en verantwoordingscyclus betekent dit dat een fysiek gescheiden document MJR en Begroting niet noodzakelijk is. In deze opzet worden de beleidsmatige en financiële kaders van en over de MJR door het Dagelijks Bestuur behandeld in het eerste kwartaal van het jaar van het opstellen van de MJR en de Begroting. De indeling van zowel de Meerjarenraming als de Begroting dient te voldoen aan de in de wetgeving opgenomen kaders, concreet: er dient een programmabegroting te worden opgesteld. Met de beide waterschappen is afgestemd dat de programma s voor het WBL overeenkomen met de taakstelling van de onderscheiden units: zuiveren en verwerken van afvalwater o bouwen en renoveren o informatie-technologie, product- en procesontwikkeling o operations (incl. bemonsteren en analyseren) o onderhoud o ondersteuning: human resource management, facilitair, bestuurs- juridische ondersteuning financiën, planning, concerncontrol directie en bestuur Functie van Meerjarenraming en Begroting De meerjarenraming bevat het beleid dat door de waterschappen zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan voor het waterschapsbedrijf, waaronder de lasten en baten van het bestaande en het nieuwe beleid. - 5 -

De Begroting 2014 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenraming 2014-2018. In de begroting wordt de uitvoering van het beleid, de doelstellingen en de daaraan verbonden kosten voor het desbetreffende jaar toegelicht. De functie van de Begroting is meerledig: Allocatiefunctie; toewijzen van middelen naar programma s en kostensoorten; Autorisatiefunctie; door het vaststellen van de begroting wordt het Bestuur van het WBL gemachtigd om de opgenomen middelen conform de begroting in te zetten; Taakstellende functie; uitoefening van de aan het WBL opgedragen activiteiten moet binnen de vastgestelde begroting blijven; Beheersfunctie; tijdens het jaar, en aan het einde van het jaar via de jaarrekening, worden de werkelijke resultaten getoetst aan de in de begroting opgenomen middelen. De Begroting 2014 van het WBL vormt input voor de bepaling van de heffingstarieven voor het jaar 2014 door de beide all-in waterschappen. Inhoudelijk Na een korte terugblik komt in hoofdstuk 2 de strategie en de hoofdlijnen van de uitvoering van het beleid van het Waterschapsbedrijf voor de periode 2014-2018 aan de orde alsmede de beschouwing bij de Begroting 2014. Hoofdstuk 3 bevat de Meerjarenbegroting en de Begroting 2014 naar de onderscheiden programma s. Voor de overzichtelijkheid is bij de toelichtingen steeds hetzelfde stramien toegepast: wat willen we bereiken ( = de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten) wat gaan we doen ( = de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken) wat gaat het kosten ( = de netto kosten). In hoofdstuk 4 is een opstelling van de Begroting 2014 naar de kosten- en opbrengstsoorten alsmede een presentatie van de cijfers conform het voor de waterschappen gebruikelijke BBPformat opgenomen. - 6 -

2 Uitvoerend beleid in de planperiode 2014-2018 2.1 Het Waterschapsbedrijf in 2014-2018 Overeenkomstig het gestelde in de wetgeving voor waterschappen volgt onderstaand een toelichting op het bestaande respectievelijk het nieuwe uitvoerend beleid, alsmede de consequenties hiervan voor de baten en de lasten. 2.1.1 Missie, visie, strategische doelen Het WBL is een bedrijfsmatige organisatie met de kerntaken transporteren afvalwater, zuiveren afvalwater en verwerken van slib. Ter ondersteuning van een doelgerichte aansturing wordt gewerkt met een unitstructuur, strakke financiële aansturing, de cultuurcompetenties, servant leadership, creatief en innovatief gebruik van de technische mogelijkheden. De missie van het WBL, gerelateerd aan financiële consequenties, kan als volgt beknopt worden weergegeven: a. transporteren en zuiveren afvalwater, verwerken van slib b. een hoogwaardige bestemming voor gezuiverd water / ontwaterd slib c. het zuiveringsproces vergt een zo laag mogelijke energiebehoefte d. investeren in kwaliteitsorganisatie e. voldoen aan wet- en regelgeving f. bedrijfsvoering tegen zo laag mogelijke kosten De visie van het WBL kan als volgt beknopt worden weergegeven: - optimaliseren afvalwaterinfrastructuur - bedrijfsvoering waarin centraal staat vernieuwing, innovatie en continu verbeteren - samenwerken met sterke partners waardoor waarde gecreëerd wordt voor WBL - samenwerken gericht op schaalvoordelen leidend tot lagere kosten en beter en duurzamer product - organisatie inrichten naar model van high performance organisatie (betere financiële en niet-financiële resultaten dan vergelijkbare bedrijven voor periode van minimaal 5 jaar) De volgende strategische doelen worden onderkend: a. optimale werking en capaciteit installaties; zuiveren b. transporteren afvalwater binnen gestelde normen c. verbruik grondstoffen verminderen en milieubelasting als gevolg van reststoffen beperken d. kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit e. tevredenheid partners verbeteren f. kwaliteit organisatie aan top in branche met gemotiveerde medewerkers/management in veilige werkomgeving g. maatschappelijk verantwoord ondernemen De transparantie van de kosten, baten in relatie tot de prestaties wordt vergroot, waarbij de performance door het WBL wordt gevolgd aan de hand van KPI s (Kritieke Prestatie Indicatoren). Voorbeelden van Kritieke Prestatie Indicatoren zijn: a. totaal gestandaardiseerde kosten transport, zuiveren, slib b. voldoen aan lozingseisen c. specifiek energieverbruik transport en zuiveren (en deels combinatie) d. specifiek chemicaliënverbruik e. KAM certificering f. medewerkers- en klanttevredenheid g. extra maatregelen die in het kader van de KRW (Kader Richtlijn Water) getroffen moeten worden, vallen buiten het scenario voor ombuigen. - 7 -

2.1.2 Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL Doelmatigheidswinst Bestuursakkoord Water De economische situatie en de daaruit voortvloeiende rijksbezuinigingen hebben nu al en zullen ook de komende jaren een aanzienlijk effect hebben op de samenleving. Ook de waterschappen blijven hier niet van verschoond en worden geconfronteerd met een financiële situatie die zich kenmerkt door zuinigheid met vlijt en verantwoord kostenbewustzijn. Op waterschapsniveau hebben de rijksbezuinigingen hun vertaalslag gevonden in het Bestuursakkoord Water, waarbij een doelmatig en rationeel waterbeheer als kerntaak voorop staat. In het Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat partijen gezamenlijk streven naar een doelmatigheidswinst die oploopt tot jaarlijks 750 miljoen in 2020. Deze 750 mln is daarbij als volgt opgebouwd (bron: Bestuursakkoord Water, april 2011): Te bereiken doelmatigheidswinst volgens Bestuursakkoord Water van April 2011 Waterketen ( in mln ) - waterschappen en gemeenten 380 - drinkwaterbedrijven 70 - rijk, provincies, waterschappen, gemeenten 300 750 Doelmatigheidswinst van 750 mln ( in mln ) - gemeenten (riolering) 140 - waterschappen (zuivering) 100 - waterschappen en gemeenten 140 - drinkwaterbedrijven 70 - overdracht bestrijding muskus- beverratten van provincie naar waterschappen 19 - aanleg/verbetering primaire waterkeringen van rijk naar ws-en (gedeeltelijk) * 181 - waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven 100 750 (*) periode 2011-2013: 81 mln; in jaar 2014: 131 mln; vanaf jaar 2015: 181 mln Deze doelmatigheidswinst zal door de waterschappen gerealiseerd dienen te worden door gezamenlijk invulling te geven aan het begrip gematigde lastenontwikkeling. In de brief d.d. 27-4-2012 van de Unie van Waterschappen wordt hieromtrent vermeld dat als ieder individueel waterschap erin slaagt om de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen zoals deze eind 2009 voor de referentieperiode 2010-2013 werd geraamd (landelijk 3,5%), door doelmatigheidswinst met 0,8% per jaar naar beneden bij te stellen, als sector waterschappen het vereiste aandeel in de gemaakte afspraken wordt geleverd. Hierbij moeten dan wel de extra kosten van de muskusrattenbestrijding en HWBP-bijdragen eveneens zijn terugverdiend. Om adequaat op bovengenoemde Rijksbezuinigingen te kunnen inspelen hebben de waterschappen enerzijds gezocht naar ombuigingsmogelijkheden binnen de eigen begrotingen, maar hebben anderzijds reeds bij het opstellen van de MJR 2012-2016 het WBL verzocht om ook de ombuigingsmogelijkheden binnen de WBL-begroting te onderzoeken. Bepaald is dat daarbij het begrotingsjaar 2011 als referentiejaar geldt. Uit bovenstaande tabel blijkt een voor waterschappen en gemeenten beoogde landelijke bezuinigingsoperatie van 380 mln, verdeeld over: 140 mln riolering gemeenten 140 mln integratie riolering en zuiveringen 100 mln zuiveringen - 8 -

De ombuigingsoperatie heeft voor het WBL vooralsnog enkel betrekking op de 100 mln Zuiveringen. De overige besparingen vallen op dit moment buiten de invloedscirkel van WBL. De onderliggende veronderstelling is dat deze besparingen op termijn, mede te realiseren zijn door optimalisatie in de afvalwaterketen (beheer gemeentelijke rioleringen door de waterschappen). Qua verantwoordelijkheden en het initiëren van samenwerking in de afvalwaterketen met gemeenten zijn in de Limburgse situatie de volgende punten relevant: de verantwoordelijkheid voor het identificeren, het vormgeven en het organiseren van de samenwerking met gemeenten ligt bij de twee waterschappen WRO en WPM; van de vier essentiële elementen van een geslaagde marktstrategie (prijs, product, plaats en promotie) kan eigenlijk alleen bij prijs enige eigen invloed worden uitgeoefend door het WBL. Voor het overige ligt de verantwoordelijkheid voor het grijpen van kansen voor besparingen in de afvalwaterketen bij WRO en WPM. In het bijzonder wordt vermeld dat er landelijk geen verdeelsleutel is afgesproken waarbij rekening is gehouden met de inspanningen van de waterschappen in het afgelopen decennium. De Limburgse waterschappen hebben zich in deze periode sterk gefocust op het realiseren van zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De benchmarks, waaronder die van zuiveringsbeheer laten de effecten daarvan zien. Limburg is voor wat betreft de gestandaardiseerde kosten (kapitaalslasten en exploitatie) voor transporteren en zuiveren gemiddeld 25% goedkoper dan het landelijk gemiddelde (*benchmark 2009). Ontwikkeling van de zuiveringstarieven Daarnaast is gekeken naar de vergelijking van de zuiveringstarieven zoals gepresenteerd met Waterschapspeil 2013, ter bepaling van de relatieve positie van de zuiveringsheffing van de Limburgse waterschappen en het aandeel van het WBL in deze heffing. Hieruit resulteert het volgende beeld: Ontwikkeling landelijk gemiddelde zuiveringstarief: o periode 2011-2013 4,2% o periode 2009-2013 9,3% tarieven Limburg 2009-2013 2,4% Onderstaand is een vergelijking weergegeven van de zuiveringsheffing van de top 7 van grootste zuiverende waterschappen, hieruit blijkt dat Limburg tot de top 3 van laagste zuiveringstarieven behoort (zie de tabel). Jaar 2013 tarief in aantal v.e. euro per v.e. Amstel, Gooi en Vecht 1.602.000 54,00 WRO resp. WPM 1.580.000 49,73 en 49,35 Rijnland 1.525.000 52,38 Vallei en Veluwe 1.471.000 48,54 Hollands Noorderkwartier 1.433.000 52,64 Delfland 1.402.000 89,40 Hollandse Delta 1.345.000 49,68 Waterschapsbedrijf - netto kosten per v.e. 1.580.000 42,05 - netto kosten per verwijderde i.e. 1.732.000 38,36-9 -

In voorafgaande tabel zijn ter vergelijking tevens netto kosten van het WBL opgenomen, uitgedrukt in netto kosten per v.e. resp. in netto kosten per verwijderde i.e. Bij vergelijking van de netto kosten WBL per v.e. met het gemiddelde tarief per v.e. van WRO en WPM, dan blijkt dat het aandeel van deze netto kosten circa 85% uitmaken van het tarief per v.e. Het aantal v.e. kan door het WBL echter niet worden beïnvloed. Door het WBL wordt gestuurd op de hoeveelheid te verwijderen i.e. Geconstateerd wordt dat het aantal verwijderde i.e. significant hoger ligt dan het aantal geheven v.e. Naarmate de geheven v.e. s meer in de buurt zouden komen van de verwijderde i.e. s dan dalen ook de netto kosten per v.e. Zoals uit de tabel blijkt zijn de netto kosten per verwijderde i.e. gelijk aan 38,36 Scenario s ontwikkeling netto kosten WBL Onderstaand wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van de netto kosten bij het WBL volgens de Meerjarenraming 2013-2017-2022 zich verhoudt tot de te bereiken doelmatigheidswinst. Hierbij worden de volgende scenario s getoond: 1. kosten WBL incl. inflatie - volgens MJR in de periode 2010-2022 2. kosten WBL incl. inflatie op basis van de bijdrage 2010 + de in het feitenrapport verwachte kostenstijging van 18% tot 2020 (overeenkomend met 1,8% per jaar) 3. kosten volgens variant 2 aangevuld met het halen van de doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (volgens het Feitenrapport betekent dit voor WBL: kosten incl. inflatie + stijging kosten met 1% per jaar) 4. kosten volgens variant 3 aangevuld met de volgens het Feitenrapport te behalen extra doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar bij realisatie van integraal afvalwaterbeheer. 110.000 105.000 100.000 95.000 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 1. netto kosten incl. inflatie - vlgs MJR 2013-2017-2022 2. netto kosten + verwachte stijging waterschapswereld (18%) 3. netto kosten + besparing afvalwaterketen (stijging daalt tot 10%) 4. netto kosten + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 Jaar Jaar stijgings bedragen x 1.000 euro 2010 2020 percent. 1. netto kosten incl. inflatie - vlgs MJR 2013-2017-2022 van het WBL 72.510 76.574 6% blauwe lijn 2. netto kosten incl. inflatie + verwachte stijging waterschapswereld (18%) 72.510 105.652 46% rode lijn 3. netto kosten incl. inflatie + besparing afvalwaterketen (stijging daalt tot 10%) 72.510 97.637 35% groene lijn 4. netto kosten incl. inflatie + besparing waterketen (stijging daalt tot 5%) 72.510 92.910 28% paarse lijn - 10 -

Uit deze vergelijking blijkt dat de kostenontwikkeling WBL volgens de vastgestelde MJR 2013-2017 (de blauwe lijn) zich al duidelijk beweegt onder het kostenniveau overeenkomend met de landelijk afgestemde doelmatigheidsreductie van 0,8% per jaar (de groene lijn). Ook ligt die blauwe lijn (WBL) nog duidelijk lager dan het kostenniveau overeenkomend met de landelijk te behalen aanvullende doelmatigheidsreductie van 0,5% per jaar, bij realisatie van de voordelen verbonden aan integraal waterbeheer (zie de paarse lijn). 2.1.3 Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL Uitgangspunten Meerjarenraming 2014-2018 + Begroting 2014 Overeenkomstig het besluit van het Dagelijks Bestuur van 20-3-2013 worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Referentiekader voor de nieuwe MJR resp. Begroting 2014 vormen: a. Begroting 2011 (reeds vorig jaar besloten bij de behandeling van de Begroting 2012) b. MJR 2013 2017 + MIP 2013-2017 2. Ter beoordeling van de ontwikkeling van de netto kosten op langere termijn, wordt de scope van een beoordelingsperiode van 10 jaar aangehouden. 3. Uitgangspunt is dat de volgende rwzi s van het WBL moeten voldoen aan de KRW-normen en ingangsdata, zoals die door de beide Waterschappen op 20-11-2012 schriftelijk aan het WBL zijn kenbaar gemaakt. Hierbij is de keuze gemaakt voor chemisch defosfateren op rwzi s waar alleen maatregelen nodig zijn voor fosfaatverwijdering (Gennep, Meijel, Hoensbroek) en keuze voor biologisch defosfateren op rwzi s waar ook maatregelen nodig zijn voor stikstofverwijdering (Roermond, Simpelveld). 4. Specifiek voor rwzi Wijlre wordt vooralsnog uitgegaan van het voldoen aan de KRW-eisen per 2020 overeenkomend met de oude KRW-planning van het moment voordat sprake was van clustering van Simpelveld en Wijlre. Nu de clustering van tafel is, wordt geopteerd voor het aanhouden van de oude ingangsdatum. In de brief van 20-11-2012 is als ingangsdatum vermeld 31-12-2014. De rwzi Wijlre zal volgens het MDR-concept worden aangepast. 5. Als vertrekpunt voor de bouw van een MDR (Modulaire Duurzame Rwzi) gelden de door het Algemeen Bestuur vastgestelde bestuurlijke randvoorwaarden: a. stel voor elke rwzi een jaartal vast, waarin de conventionele rwzi wordt gesloten en de bouw van een MDR gereed is, en waarbij sprake is van lagere netto bedrijfskosten. Het uitwerken van een stip op de horizon scenario geschiedt in nauwe samenwerking met WRO en WPM met aandacht voor locatiekeuze en grootte van de MDR, waarbij het watersysteem een prominente plaats krijgt in het afwegingskader; b. kies in overbruggingsperiode tot moment sluiten van conventionele rwzi voor bouwkundige/ elektromechanische renovaties met een technische levensduur voor deze overbruggingsperiode, die leiden tot lagere netto bedrijfskosten; c. pas innovaties toe als sprake is van een aanvaardbaar risico. Eventuele risico s worden gespreid door samenwerking te zoeken met sterke partners (ondernemingen, overheden, onderwijs); d. stel een (Europese) businesscase op, die de basis vormt voor verkrijgen van (Europese) subsidies; e. voer onderzoek uit naar noodzaak/ haalbaarheid transformatiefonds voor realisatie paradigmashift MDR; f. voer onderzoek uit naar de keuze van de juridische structuur/rechtspersoon van het WBL met aandacht voor mogelijkheden tot valorisatie van het MDR-concept. 6. In de nieuwe MJR 2014-2018-2022 wordt uitgegaan van de volgende MDR-projecten: a. Het niet clusteren van Simpelveld en Wijlre - 11 -

b. MDR-realisatie voortrein Roermond (uiterlijk 2014) c. MDR-realisatie middentrein KRW-proof rwzi Simpelveld (uiterlijk 2015) d. MDR-realisatie rwzi Weert (uiterlijk 2018) 7. Voor de realisatie van een MDR te Maastricht in samenwerking met het bedrijfsleven, wordt in 2013 een businesscase uitgewerkt. 8. Vooralsnog wordt voor de MDR-uitwerking uitgegaan van een afschrijvingstermijn voor het bouwkundig gedeelte van 30 jaar en van het elektromechanisch gedeelte van 15 jaar; gelet op de wens om flexibel in te kunnen spelen op innovatieve ontwikkelingen in combinatie met het realiseren van verplaatsbare en elders in te zetten installatiecomponenten. 9. Uitvoeren van een verkenning naar potentiële waardecreërende marktpartijen/fabrikanten in de keten van ontwikkelen en bouw van onderdelen van de MDR. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich een aantal marktpartijen gemeld, waarmee verkennende gesprekken worden gevoerd. Centraal in deze gesprekken staat steeds wat kan de wederpartij toevoegen. 10. Uitvoeren van een verkenning naar waardecreërende samenwerkingspartners voor het (internationaal) vermarkten van de MDR. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich hiervoor grote marktpartijen gemeld en zijn er in het kader van internationaal vermarkten gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het EIP (Entrepreneurship and Innovation Programma) in Brussel en Den Haag. De Europese Commissie is akkoord met de MDR als Action Group. Middels deze contacten is het mogelijk gebruik te kunnen maken van het netwerk van de Europese Commissie. 11. Het WBL stopt met het drogen van slib per 1-7-2018 zijnde de datum van afloop contract met de Enci. Met betrekking tot slibverwerking heeft het Algemeen Bestuur in maart 2012 de volgende bestuurlijke randvoorwaarden geformuleerd: - Behoudt maximale flexibiliteit zodat snel kan worden ingespeeld op de veranderingen in de afzetmarkten voor zuiveringslib; - Investeer op dit moment niet zwaar in eigen grootschalige verwerkingscapaciteit; - Zorg dat verwerkingscapaciteit snel kan worden op- en afgeschaald; - Duurzaamheid biedt kansen voor lagere kosten; - Door modulaire opbouw van slibverwerking ontstaan kansen voor diverse vormen van samenwerking en organisatie; - Spreidt de risico s waar mogelijk; - Zoek naar mogelijkheden voor strategische samenwerking met sterke partners zoals bijvoorbeeld: Duitse waterschappen en industrie; - Geef nieuwe innovatieve verwerkingstechnologieën een betere kans door zo kort mogelijke terugverdientijden; - Pas innovatieve oplossingen uitsluitend toe indien de risico s calculeerbaar zijn; - Maak maximaal gebruik van (Europese) subsidies door (Europese) business cases op te stellen. 12. Ondanks alle in het investeringsprogramma opgenomen maatregelen wordt het jaarlijkse investeringsniveau bij de MJR 2014-2018 gehandhaafd op jaarlijks 25 mln. 13. Tevens is relevant dat in dit investeringsprogramma geen rekening is gehouden met extra investeringen (buiten het reguliere investeringsprogramma) voor innovatieve zaken welke zich binnen 7 of 8 jaar terugverdienen. De accordering van dit soort investeringen zal steeds leiden tot een verhoging van het investeringsvolume (omdat deze investeringen zichzelf op korte termijn terug verdienen). - 12 -

Ten opzichte van de vorige MJR zijn in de onderhavige MJR 2014-2018 de volgende wijzigingen doorgevoerd: Verhoging BTW-percentage van 19% naar 21%: 0,45 mln in 2014. Verwerking effecten nieuwe CAO (introductie Individueel Keuze Budget): 0,20 mln in 2014. Treffen van KRW-maatregelen op de door WRO en WPM aangewezen rwzi s Besluit tot het niet-clusteren van de rwzi s Simpelveld en Wijlre Realiseren van middentrein rwzi Simpelveld volgens MDR-concept Realiseren van voortrein rwzi Roermond volgens MDR-concept Effect aanbesteding laboratoriumwerkzaamheden De volgende punten zullen in de loop van dit jaar of begin volgend jaar voor bestuurlijke behandeling geagendeerd zullen worden: de businesscase met betrekking tot realisatie MDR in Maastricht; de toepassing van thermische drukhydrolyse in Hoensbroek; de resultaten en toepassingsmogelijkheden van verbeteronderzoeken met betrekking tot slibontwatering en de daaraan gekoppelde bedrijfsvoering; terugwinning van fosfaat (struviet). De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR, is onderstaand zowel in een tabel als in een grafiek inzichtelijk gemaakt (ten opzichte van referentiejaar 2011). Uit onderstaande grafiek blijkt dat in het jaar 2014 de netto kosten van het WBL hoger zijn dan in het vergelijkbare jaar volgens de vorige MJR. Vanaf 2015 ligt het niveau van de netto kosten echter lager dan in het vergelijkbare jaar van de vorige MJR. Vanaf 2015 blijft het niveau van de netto kosten ook lager dan het niveau volgens de vorige MJR. Totaal netto kosten 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 bedragen x 1.000 bijgesteld MJR 2013-2017 72.510 69.199 66.440 67.237 72.707 74.899 76.220 76.432 75.856 76.574 76.728 77.426 MJR 2014-2018 72.510 69.199 66.440 68.615 71.829 72.278 72.924 72.909 72.982 74.534 75.212 75.119 75.823 mutatie netto kosten 0 0 1.378-878 -2.621-3.296-3.523-2.874-2.040-1.516-2.307 90.000 MJR 2013-2017 MJR 2014-2018 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023-13 -

High Performance Organisatie Het WBL bevindt zich in een transitieproces naar een High Performance Organisatie, die zich op financiële en niet-financiële prestaties positief wil onderscheiden van vergelijkbare bedrijven. Het transitieproces kenmerkt zich verder door het proces van denken naar handelen als een bedrijf. Waar het WBL staat als organisatie, wordt gemonitord door benchmarks (benchmark Zuiveringsbeheer; benchmark overhead; e.d.). De bestuurlijke uitgangspunten vormen de grondslag voor de Begroting en Meerjarenraming. Centraal staat het realiseren van een kostenbesparing ten opzichte van het begrotingsjaar 2011 met als referentiekader een totaal van de netto kosten van 72, 5 mln. 2.1.4 Bestaand uitvoerend beleid Met betrekking tot het zuiveringsstelsel betreft het met name de sluiting van de zuivering in Heerlen. De uitgevoerde studies (veelal samen met het Waterschap Aa en Maas) over de toekomst van de zuivering in Meijel heeft uitgewezen, dat zelfs met medeneming van de investeringen om deze zuivering kaderrichtlijn-proof te maken, het openhouden van deze zuivering voorshands goedkoper is dan welk alternatief dan ook. Zo is dan ook door het bestuur besloten. De studies over het toekomstige zuiveringsstelsel rond Maastricht zijn nog niet afgerond. Een daarop afgestemde businesscase op basis van het MDR-concept is gepland voor 2013. De positieve consequenties voor de geplande energielasten door sluiting van de droger Hoensbroek, de realisatie van thermische drukhydrolyse te Venlo en bouw van een WKK-installatie (warmtekrachtkoppeling) op de rwzi Wijlre zijn reeds geëffectueerd bij de vorige MJR. In de vorige MJR 2013-2017 is rekening gehouden met de effluenteisen die middels een brief van 20-9-2011 in het kader van de KRW zijn geformuleerd door de beide waterschappen (conform de mededeling aan het DB op 11-11-2011). Het betreft in dezen de installaties Wijlre, Kaffeberg en Rimburg (vanaf 2015) en Venray (vanaf 2016). In de onderhavige MJR 2014-2018 zijn op basis van een brief van 20-11-2012 van de beide waterschappen de normen en ingangsdata waarop de rwzi s van het WBL moeten gaan voldoen aan de effluenteisen in het kader van de KRW aangepast. De consequenties voor de rwzi s in de periode 2014-2018-2023 zijn in de onderhavige MJR opgenomen conform het voorstel aan het DB op 20-3-2013. Dit betreft de rwzi s Gennep, Meijel, Roermond, Hoensbroek. Ten aanzien van rwzi Wijlre wordt in afwijking van de brief maar overeenkomstig het DB-voorstel uitgegaan van voldoen aan de KRW-eisen per 2020. Er zijn de afgelopen jaren belangrijke beslissingen genomen over het beleid met betrekking tot de verwerking van ons zuiveringsslib. Dit beleid heeft een aantal elementen: Sluiting drogers Venlo en Hoensbroek (beide al gerealiseerd) Verdergaande ontwatering en vergisten van slib. Voortzetten van het drogen van slib tot medio 2018. Afzetten van het niet gedroogde maar wel ontwaterde slib naar derden; middels een openbare aanbesteding (reeds gerealiseerd). - 14 -

Samenwerking in de afvalwaterketen Landelijk (Bestuursakkoord Water) is er toenemende aandacht voor de mogelijkheden tot efficiencyverbeteringen in de afvalwaterketen. Inmiddels hebben we veel ervaring opgedaan in 7 samenwerkingsprojecten met gemeenten voor beheer en onderhoud van gemalen (middels Lichte Gemeenschappelijke Regelingen). Daarnaast werken we al veel samen met gemeenten op projectplanning, projectmanagement en informatiebeheer. Echter de schaal en het niet gestructureerde karakter leiden bij het WBL niet tot substantiële inkomsten c.q. kostenverlagingen. Zowel de schaal (middels een hoger ambitieniveau, met name op beheer en onderhoud van rioleringen) als een gestructureerde aanpak zullen leiden tot substantiële kostenverlagingen in de orde zoals aangegeven bij het Bestuursakkoord Water. Alleen bij een gestructureerde aanpak (kwaliteitsgaranties) is het realistisch om van gemeenten te verwachten dat ze een deel van de besparingen doorgeven aan het WBL (en dus aan de waterschappen). In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investerings- als uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. Door het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Eind 2012 is in opdracht van de waterschappen een business case uitgevoerd. De resultaten van de business case bevestigen dat WBL financieel en kwalitatief een interessante samenwerkingspartner is. - 15 -

2.2 Financiële gevolgen 2014-2018 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) Voor de jaren van de meerjarenraming worden de volgende kwantitatieve uitgangspunten gehanteerd, voor het doorrekenen van de kostenontwikkeling en de raming van de eigen baten : 2014 2015 2016 2017 2018 Inflatie (excl. energie) 2% 2% 2% 2% 2% Salaris + sociale lasten 2% 2% 2% 2% 2% Rente lang 4% 4% 4,5% 4,5% 5% Rente kort 0,75% 1,0% 1,5% 2% 2,5% Hierbij dient te worden aangetekend dat over de posten: kapitaallasten, energie en laboratorium, geen inflatie wordt berekend. De inflatiecorrectie heeft daardoor betrekking op 44% (= 30,7 mln) van het begrotingstotaal, waarvan het aandeel personeelslasten 11,4 mln bedraagt. De inflatiecorrectie bij personeelslasten wordt daarbij voor een groot deel opgesoupeerd door de relatief sterker stijgende sociale lasten. Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1. 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 2.2.2.1 Wat gaan we investeren Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP 2014-2018) is verkort weergegeven (naar de BBP beleidsproducten) in paragraaf 4.2. Elk jaar bij het opstellen van de meerjarenraming wordt het investeringsvolume opnieuw beoordeeld. Bij de vorige MJR (2013-2017-2022) is dit gebeurd op grond van een tweetal van belang zijnde ontwikkelingen. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander concept voor ontwerp en bouw van een zuiveringsinstallatie de MDR (modulair van opzet) waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. In het meerjaren investeringsprogramma voor het WBL (MIP) wordt ten behoeve van de investeringsplanning en de berekening van de kapitaallasten geanticipeerd op de bovenstaand vermelde ontwikkelingen. Omdat de omvorming van traditionele naar Modulaire Duurzame Rwzi s (MDR) grotendeels niet binnen de planperiode van het MIP plaatsvindt, kenmerkt het MIP zich vooral door het uitstellen van investeringen en het doen van onderhoudsinvesteringen om de installaties aan wet- en regelgeving te laten voldoen. Daarnaast bevat het nieuwe MIP (2014-2018- 2023) concrete ramingen om de rwzi s te laten voldoen aan de gestelde KRW-eisen alsmede concrete ramingen voor MDR-projecten ter realisatie van de middentrein Simpelveld, van de voortrein rwzi Roermond en de MDR voor rwzi Weert. In relatie tot Simpelveld is daarbij van belang dat is afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi s Simpelveld en Wijlre. Tevens zijn in het nieuwe MIP opgenomen de maatregelen die op de diverse rwzi s getroffen moeten worden in het kader van de voorschriften volgens Kader Richtlijn Water, zoals die door de beide waterschappen kenbaar zijn gemaakt. Rekening houdend met deze MDR-projecten, de KRW-maatregelen en de concrete verwachtingen voor de planperiode is het mogelijk gebleken het investeringsniveau voor de nieuwe planperiode te stellen op gemiddeld 22,5 mln per jaar. Dit niveau is 2,5 mln per jaar lager dat het in de vorige MJR aangehouden gemiddelde niveau aan investeringsuitgaven (was 25 mln excl. clustering rwzi s Simpelveld en Wijlre). - 16 -

2.2.2.2 Wat gaat het kosten Specifieke ontwikkelingen in de periode 2010-2012 van invloed op de MJR Op landelijk niveau zijn in 2010 afspraken gemaakt over bezuinigingen binnen de waterschapswereld. Het Bestuursakkoord Water poogt bezuinigingen en doelmatig/rationeel waterbeheer samen te brengen. De onderhavige MJR borduurt voort op de uitgangspunten die daartoe zijn behandeld in het bestuur van het WBL. De overige middels bestuursbesluiten vastgestelde maatregelen zijn in deze begroting / meerjarenbegroting verwerkt. Ontwikkeling totale kosten volgens de MJR (t.o.v. referentiejaar 2011) De kosten-/batenontwikkeling ziet er in de periode 2014-2018 ten opzichte van 2011 als volgt uit. Referentie Bestuurs gemiddeld stijging vergelijk met Bedragen x 1.000 euro Begroting Begroting Begroot begroot gemiddelde stijging 2011 2014 2018 2014-2018 tov 2011 conform inflatie kapitaallasten 34.210 31.316 31.497 32.395-5,3% -20,2% personeelslasten 11.910 12.233 13.300 12.718 6,8% -8,1% goederen en diensten van derden 29.314 27.942 31.038 29.465 0,5% -14,4% bijdragen aan derden 141 152 165 159 12,5% -2,3% toevoeging aan voorzieningen 176 80 86 83-52,9% -67,8% onvoorzien 130 282 292 288 121,8% 106,9% totaal lasten 75.881 72.004 76.378 75.107-1,0% -15,9% eigen baten incl. kapitaalbaten 3.371 3.390 3.469 3.397 0,8% -14,1% netto kosten 72.510 68.615 72.909 71.711-1,1% -16,0% - netto kapitaallasten 33.844 30.886 31.067 31.965-5,6% -20,4% - netto bedrijfsvoeringskosten 38.666 37.729 41.842 39.746 2,8% -12,1% bijdrage waterschappen 72.510 68.615 72.909 71.711-1,1% -16,0% exploitatie-saldo 0 0 0 0 Personeelsformatie 150,6 150,0 146,9 148,1 Voor de ontwikkeling van de netto kosten in relatie tot de bijdragen van de beide waterschappen is door het Algemeen Bestuur besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende reserve volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. Volgens deze insteek vertoont de bijdrage van de waterschappen het volgende verloop: - bijdrage in 2011 en 2012 bedroeg 72,5 mln; - bijdrage in 2013 bedraagt 66,4 mln en is daarmee 6,1 mln lager dan in 2011; - bijdrage gevraagd voor 2014 bedraagt 68,6 mln en is daarmee 3,9 mln lager dan in 2011. In de opvolgende jaren stijgt de waterschapsbijdrage tot 72,9 mln in 2018. Gemiddeld over de vijfjarige planperiode bedraagt de bijdrage 71,7 mln overeenkomend met een daling van 1,1% ten opzichte van de bijdrage voor 2011. De stijging van de netto kosten komt overeen met het verloop van de waterschapsbijdrage, omdat uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een sluitende begroting. De daling van de netto kosten met 3,9 mln in 2014 ten opzichte van 2011 bestaat uit: - daling van de kapitaallasten met 2,9 mln (van 33,8 mln in 2011 naar 30,9 mln); - daling van de bedrijfsvoeringkosten met 0,9 mln (van 38,6 mln in 2011 naar 37,7 mln). - 17 -

Het bovenstaande blijkt ook uit de navolgende tabel resp. grafiek: Begroot Bijgesteld Begroot Begroot Begroot Begroot Begroot Begroot bedragen x 1.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 netto kapitaallasten 33.844 30.720 30.176 30.886 33.718 32.238 31.913 31.067 netto bedrijfsvoeringkosten 38.666 38.479 36.264 37.729 38.110 40.040 41.011 41.842 bijdrage ws-en 72.510 72.510 66.440 68.615 71.829 72.278 72.924 72.909 procentuele stijging van de bijdrage tov 2011 0,0% -8,4% -5,4% -0,9% -0,3% 0,6% 0,6% 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 netto kapitaallasten bijdrage ws-en netto bedrijfsvoeringkosten 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 De netto kapitaallasten ten opzichte van referentiejaar 2011 In de planperiode 2014-2018 ten opzichte van 2011: De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten én de investeringen zoals geraamd voor de komende jaren. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden (zie ook paragraaf 3.7). Als een gevolg van de ontwikkeling van een nieuw zuiveringsconcept en het zo lang mogelijk in bedrijf houden van bestaande installaties, is een verhoging van de afschrijfperiode vooralsnog niet aan de orde. Ten opzichte van 2011 dalen de kapitaallasten in de planperiode eerst van 33,8 mln naar 30,2 mln in 2013 om in de opvolgende jaren weer te stijgen en zich te stabiliseren rond een niveau van 32 mln vanaf het jaar 2016. Deze ontwikkeling is het gevolg van: o het beëindigen van de droogactiviteiten te Hoensbroek ultimo 2011 en het wegvallen van 2011 op 2012 van de afschrijving ineens als gevolg van het amoveren van de droger Venlo en van de versnelde afschrijving van onderhoudsinvesteringen op droger Hoensbroek, hetgeen in 2012 leidt tot ca. 1,8 mln lagere kapitaallasten; o het wijzigen van de investeringsraming waarbij wordt afgezien van clustering van de rwzi s Simpelveld en Wijlre. Het totale investeringsniveau bedraagt daardoor 25 mln per jaar; o aanvullend is op grond van actualisatie van de investeringsplanning besloten tot verdere verlaging van het gemiddelde investeringsniveau tot 22,5 mln per jaar. In de periode 2011-2018 bedraagt de gemiddelde daling van de kapitaallasten 5,3% (dit effect is 20,2% lager dan een stijging overeenkomend met de inflatie). Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8) blijken de kapitaallasten over de periode 2014-2018 lager te zijn; de aanpassingen in de investeringsplannen, waarbij wordt afgezien van de voorgenomen clustering van rwzi s Simpelveld en Wijlre en het - 18 -