Tentamen Genetica 22-10-2004 Studentnr:



Vergelijkbare documenten
HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007

Genetica & Evolutie Deeltentamen 1 Versie

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT

Welke combinatie van twee celorganellen en hun respectievelijke functies is correct?

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?


BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

Hand-out bij de oefen- en zelftoets-module bij hoofdstuk 7 van 'The Molecular Biology of the Cell', Alberts et al.

Hetzelfde DNA in elke cel

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld :00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie)

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Biologie 1997 Augustus

STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT

OPEN VRAGEN. Genetica en Evolutie (5502GEEV9Y) Biologie en Biomedische Wetenschappen. Deeltoets 2

Biotechnologie deel I

Genetica & Evoltie Deeltentamen a. X- chromosoom gebonden recessief. b. Autosomaal recessief. c. X- chromosoom gebonden dominant.

Genetica & Evolutie Deeltentamen 1

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

vwo eiwitsynthese 2010

(~30 minuten; 20 punten)

Tentamen Van Mens tot Cel

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

biologie vwo 2017-I Gespierder door gendoping

DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.)

Humane levenscyclus 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

1. Welk van de onderstaande DNA sequenties zijn mogelijke herkenning-sites voor restrictie-enzymen? c 5' GAATTC 3' c 5' GGGGCCCC 3' c 5' CTGCAG 3' 5'

Examen Voorbereiding DNA. Teylingen College Leeuwenhorst 2015/ JasperOut.nl. Thema 2 DNA

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1

Vragenlijst Module cellen


Oefenvragen Mens tot Cel

Paragraaf Homologe chromosomen

De antwoorden op vragen 1 en 2, 3 en 4, en 5 t/m 8 graag op verschillende vellen schrijven. Vergeet ook niet op de 3 vellen je naam en studentnr.

Een modificatie is een verandering in je fenotype, je geeft dit echter niet door aan volgende generaties het is dus geen genotype.

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens!

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Begrippenlijst Biologie DNA

Samenvatting Biologie B2

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Level 1. Vul het juiste woord in


Tobianopatroon Een hengst met tobianopatroon en een merrie met normale kleuring krijgen een veulen met een tobianopatroon Kun je bepalen welke

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2016 woorden 4 november keer beoordeeld

Een bijzondere band tussen grootvader en kleinkind

T G7091. G1-fase en bevat A chromosomen en B DNA. M-fase en bevat 1 2 A chromosomen en 1 2 B DNA. S-fase en bevat A chromosomen en 1 2 B DNA

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P)

Basisstof 7 Genetische variatie

Samenvatting Biologie DNA

Computer Ondersteund Onderwijs (COO).

Let er op dat je voor iedere vraag een uitwerking maakt met kruisingsschema en/of berekening.

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA

Level 1. Vul het juiste woord in

<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine.

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine.

Tentamen Celbiologie. DATUM TIJD 14 tot 17 uur ZAAL N109 Wentgebouw. Beantwoord elk onderdeel op een apart vel. Veel succes!

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1

Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met

STEMPEL DE WEG VAN GEN NAAR EIWIT

Examentraining onderwerp: diagrammen Lees eerst de vraag. ga dan naar de tekst! onderwerp: Bloedsomloop Lees eerst de vraag. ga dan naar de tekst!

Welke combinaties tussen een celorganel en zijn functie zijn correct?

Blok RGGK-VOORBEELD

Newsletter April 2013

3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu?

Oefenvraagstukken genetica

GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING

Samenvatting Biologie Thema 3 en 4

1. Welk(e) van de volgende baseparen komt(en) van nature voor in een DNA dubbele helix. Omcirkel deze. C-G

4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

Synthetische biologie in de praktijk. igem TU Eindhoven 2016

- 1 - Microbiologie en Biochemie (MIB-10306) Biochemie deel Vrijdag 29 februari 2008, uur

Onderstaand is een stukje peptide getoond dat deel uit maakt van een groter eiwit en de naam draagt van een lokaal beroemde biochemicus:

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P) LLORETDEMAR (iedere fout -1P)

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn.

Biologie (jaartal onbekend)

Monohybride en dihybride kruisingen vmbo-kgt34

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur.

Desoxyribose heeft 5 C-atomen. De fosfaatgroep zit aan het 5e C-atoom en de stikstofbase aan het 1e C-atoom.

Tentamen Biochemie,, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, Antwoorden

4 VWO thema 4 Genetica EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

4.5. Boekverslag door N woorden 11 april keer beoordeeld. Biologie voor jou BS1

Moleculaire mechanismen. De connectie tussen interacties van eiwitten en activiteiten van cellen

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

1 (~20 minuten; 20 punten)

Transcriptie:

CONTROLEER OF DIT TENTAMEN 11 PAGINA S BEVAT. Veel succes! Je mag de achterkant van het papier ook zo nodig gebruiken, maar beantwoord vragen 1-6 niet op blaadjes van vraag 7 en de daarop volgende. 1. Vijf stabiele klonen van semi-hybride muis/mens cellen worden onderzocht op de aanwezigheid van het menselijk enzym E, terwijl ook wordt nagegaan welke menselijke chromosomen in de klonen zijn overgebleven. De volgende resultaten werden gevonden: Kloon overgebleven menselijke chromosomen enzym E activiteit 1 1,2,10,16,19,21,22,23-2 5,10,11,12,14,20 + 3 3,8,13,18,23-4 4,9,10,11,17,20 + 5 6,7,15,16,20,21 - Op welk van de chromosomen 1 t/m 23 ligt vermoedelijk het gen dat verantwoordelijk is voor de vorming van enzym E? Licht je antwoord toe. 2. In Drosophila zorgen de recessieve allelen van het w gen voor witte ogen en recessieve allelen van het eb gen voor een ebony-kleurig lijf. Vrouwtjes met normale (rood-bruine ogen) en een normaal (grijs) lijf worden gekruist met mannetjes die normale (rood-bruine) ogen en een ebony-kleurig lijf hebben. De kruising levert de volgende nakomelingen op: Mannetjes :9 wildtype, 11 witogige, 10 ebony, 12 witogig, ebony; vrouwtjes: 19 wildtype, 21 ebony. a) Erft het w gen en/of het eb gen geslachtsgekoppeld over? Licht je antwoord toe. 1

b) Wat zijn de genotypes van de ouders? c) Teken de relevante chromosomen. 3. Benoem de verschillende onderdelen: a) A en B zijn: C en D zijn: E is : F en G zijn: R en r zijn: 2

b) Beschrijf kort de verschillen tussen de mitose en de meiose: 4. In een bepaald knaagdier is de vachtkleur zwart (B) dominant over bruin (b) en volledig gekleurd (C) is dominant over chinchilla (c). Heterozygote zwarte, volledig gekleurde ratten worden gekruist met bruine chinchilla ratten, dit levert de volgende nakomelingen: 31 zwart, volledig gekleurd 16 bruin volledig gekleurd 34 bruin, chinchilla 19 zwart, chinchilla a) Zijn de loci gekoppeld? (Motiveer je antwoord) b) Teken de chromosomale posities van de allelen in de ouders: 3

c) Wat is de genetische afstand tussen de twee loci (motiveer je antwoord) 5. 100% wildtype nakomelingen (F1-generatie) zijn gevonden uit een kruising van twee fenotypisch wild-type erwten (Rond en Geel) (P-generatie). Deze nakomelingen worden onderworpen aan een proefkruising (homozygoot recessief voor allelen gerimpeld (r) en groen (g)). De volgende nakomelingen (F2-generatie) worden gevonden: 25% wild-type, groen, gerimpeld, groen en gerimpeld (in de verhouding 1:1:1:1) 25% wild-type 25% groen en wild-type ( in de verhouding 1:1) 25% gerimpeld en wild-type (in de verhouding 1:1) a) Geef de genotypes van de F1-generatie b) Geef de genotypes van de beide ouders (P-generatie). 6. Een plasmide wordt geknipt met de restrictie-enzymen BamHI, EcoRI en HindIII. Elk enzym knipt slechts een maal in het DNA. De resultaten van de verschillende digesties zijn hieronder weergegeven: Enzym: Fragment lengte (Kb) EcoRI 7 EcoRI & BamHI 1,2 en 5,8 EcoRI & HindIII 4,6 en 2,4 EcoRI & BamHI & HindIII 1,2 en 3,4 en 2,4 Teken een restrictie-kaart van het plasmide: 4

7. Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn, door het goede te omcirkelen. a. Een ribosoom is een ribozyme GOED/FOUT b. RNA polymerase kan drie nucleotide-strengen vasthouden GOED/FOUT c. DNA polymerase start bij de TATAA-box GOED/FOUT d. snrnp ( snurp ) bevatten een cap GOED/FOUT e. Meerdere ribosomen kunnen tegelijk één mrna vertalen GOED/FOUT f. RNA polymerase stopt bij het stopcodon GOED/FOUT g. Prokaryotisch mrna kan direct na transcriptie worden vertaald in eiwit GOED/FOUT h. De splicing reactie kan verlopen zonder eiwit GOED/FOUT i. Prokaryotische ribosomen starten bij de cap GOED/FOUT j. Het anticodon van 5 -AUG-3 is 5 -CAT-3 GOED/FOUT 8. Een muis wordt besmet met bacteriestam Streptococcus pneumoniae type A. De muis gaat dood. Als de bacterien vóór injectie worden verhit, blijven de muizen in leven. Bij een experiment met levende Streptococcus pneumoniae stam B blijven de muizen in leven. Als verhitte bacterien stam A worden gemengd met levende stam B bacterien gaan de muizen dood. Wat is de verklaring? Geef de namen van de processen die je beschrijft. ANTWOORD: 5

9. Wat is semi-conservatieve DNA replicatie? 10. Teken een replicatievork tijdens DNA synthese. Geef (A) enzymen en moleculen, (B) polariteit, (C) richting synthese aan. 11a. Waarom is het schadelijk voor je DNA om een dag onbeschermd in de zon te liggen? 11b. En hoe lost je lichaam dat op? 6

12. Een bacterie-cultuur wordt bestraald met röntgenstraling. Na bestraling blijkt dat sommige bacterien geen tryptofaan meer kunnen gebruiken, en dus afhankelijk zijn van tryptofaan in het medium. In welke genen kan de bacterie mutaties kan hebben opgelopen en licht elke oplossing kort toe. 13. Wat zijn telomeren? Geef een korte toelichting. 14. Wat is een snurp? Wat voor functie heeft het? 7

15. Teken een ribosoom tijdens eiwitsynthese met een gebonden mrna en gebonden trna s. Geef (A) moleculen, (B) polariteit, (C) richting synthese en (D) sites aan. 16a. Hoeveel leesramen zijn er in een mrna sequentie? 16b. Hoe weet het ribosoom welk leesraam het goede is? 17. Van mrna naar eiwit moet een streng nucleotiden worden omgezet in een streng aminozuren. Welke moleculen spelen daarbij een centrale rol? Licht je antwoord kort toe. 8

18. Gegeven een stukje van de volgende eukaryotische DNA streng, de sense streng, van 5 naar 3. Gegeven: stopcodons zijn: taa, tag, tga. 5 -...gaggtataatctgacgaaccttggcagtcctagtggctagataagccgccgccatgggcttcctcatgg agcactaaaattaagagccttgaaaatttaaataaaaaaggcgtagctgatacg...-3 a. Welke element herken je dat belangrijk is voor RNA synthese? b. Waar verwacht je dat RNA polymerase ongeveer start? c. Schrijf de eerste 10 nucleotiden van een mogelijke mrna sequentie. c. Schrijf de codons van het (mini-)eiwit dat je maakt van het mrna. d. Welke betekenis heeft de onderlijnde sequentie aataaa? e. Welke gevolgen heeft deze aataaa sequentie? f. Welke gevolgen verwacht je als er door een mutatie een insertie van een C gebeurt tussen de ag, die vet en onderlijnd is? 9

19. Beschrijf de transcriptie-regulatie van het bacteriële lac-operon. Gebruik daarbij een tekening. 20. Hoe verspreiden plantenvirussen zich? 21. Teken schematisch een transcriptiefactor met zijn domeinen. 10

22. Beschrijf hoe een humaan gen, bijvoorbeeld albumine, gekloneerd zou kunnen worden. Je beschikt over een plasmide, en over een stuk chromosomaal albumine DNA. 23. Beschrijf en teken de verschillende stappen van een PCR. Geef de polariteit aan van de strengen. 11