Bijlage 3.3 Rapportage van de Taakgroep Classicaal Beleid



Vergelijkbare documenten
Voorstel tot herindeling van de gemeenten in classes

Kleine Synode van de Protestantse Kerk in Nederland

Advies. Buitengewone gemeenten (ord. 2-17a) AZ Generale Synode april Inleiding

1. RESPONS 2. PROCEDURE 3. DE CONSIDERATIES INHOUDELIJK

In kerkordelijke voorstellen

Generale regeling voor de verkiezing van leden van de classicale vergadering, als bedoeld in ord

Besluitenlijst van de Kleine Synode van de Protestantse Kerk in Nederland gehouden op vrijdag 22 september 2017

VRAAG 8 Kunt u instemmen met de bredere mogelijkheden om huisgemeenten in te stellen?

Werkplan van Kerk 2025 (KS 15-19)

Deel 1 De gevolgen van de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland voor alle gemeenten.

Rapportnummer KTO generale synode november 2012

Korte toelichting bij de presentatie Kerk 2025 kerkordevoorstellen deel 1 Regio s en kerkelijke presentie

Concept. Aangepaste Bestuurlijke Structuur ( 5e) versie 13 april 2016

Samen geroepen en samengeroepen

Profiel en functieomschrijving voorzitter classicale college voor de visitatie versie 2 d.d

1. RESPONS 2. PROCEDURE 3. DE CONSIDERATIES INHOUDELIJK

Profiel, functieomschrijving en benoeming van de classispredikant

OZ Generale Synode april 2014

Raad voor de Plaatselijke Geldwerving van de Protestantse Kerk in Nederland

Evaluatie Kerkorde ord. 1 t/m 5, tweede lezing

Statistische Jaarbrief 2011

Generale regeling inzake de procedure bij fusie en splitsing van rechtspersoonlijkheid bezittende onderdelen van de kerk

EEN NIEUW GELUID EEN NIEUW BEELD. Protestantse gemeente te Hilversum AK /

EEN NIEUWE PROTESTANTSE GEMEENTE: visie en werkelijkheid

Generale regeling voor samenwerking en federatie. als bedoeld in ordinantie

Beleidsplan van de Protestantse Tweestromengemeente te Rossum Heerewaarden Hurwenen

Voorstel inzake wijziging ord. 3 c.a. (wijzigingen i.v.m. HBO-theoloog/kerkelijk werker) 1. Inleiding

van de Protestantse Kerk in Nederland

Aan: Wijkkerkenraden Van: Algemene Kerkenraad Betreft: Discussienotitie beleidsplan Hervormd Dordrecht Datum: mei 2013

HERVORMDE GEMEENTE TE PIJNACKER GEREFORMEERDE KERK PIJNACKER VAN DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND

Plaatselijke regeling Nieuwe Kerkgemeente Middelburg

Draaiboek van Ark naar Vredeskerk

Profielschets protestantse wijkgemeente Dubbeldam

HERVORMDE GEMEENTE TE CULEMBORG GEREFORMEERDE KERK VAN CULEMBORG VAN DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND

NAAR ÉÉN KERKENRAAD. visie en beleid

A. Algemene gegevens. Postadres: Kerkstraat 20

34 Statistische Jaarbrief van de Protestantse Kerk in Nederland

BELEIDSPLAN

Gegevens van de Protestantse Gemeente te Bilthoven in het kader van de ANBI-transparantie

Notitie over classicale indeling

VRAAG 4 Kunt u instemmen met de rol die de (nieuwe) ringen straks zullen krijgen voor de ontmoeting tussen de gemeenten?

Beleidsplan. Gapinge & Veere. Protestantse Gemeenten

CURSUS KERKRENTMEESTERS

18 Statistische Jaarbrief van de Protestantse Kerk in Nederland

Besluit tot vorming van een Protestantse Gemeente met wijkgemeenten

Profiel en functieomschrijving van de classispredikant

Uitvoering Stappenplan Fusieproces Pakket 7: Organisatie, positionering en werkverdeling Diaconieën

Kerkorde en migrantengemeenten (nieuw artikel in Ord. 2) AZ Generale Synode november Inleiding

Er moet wat gebeuren!! Een overzicht van de financiële positie van de Gereformeerde Kerk van Capelle aan den IJssel

gedaan. Beheer van vermogen blijft bij het eigen college, maar als de colleges samen besluiten alle bezittingen samen te voegen, dan kunnen de

VRAAG 10 Kunt u instemmen met de mogelijkheid om een gemeente op te heffen?

Op 16 en 17 november 2017 zal de generale synode deel III van de kerkordevoorstellen inzake

ANBI PAGINA GEREFORMEERDE KERK ZWARTSLUIS

Geboortejaar werkzame predikanten Gereformeerde gemeenten

PROGNOSES VAN INKOMSTEN, UITGAVEN EN OMVANG VAN DE SOW GEMEENTE ENSCHEDE VOOR DE PERIODE COLLEGE VAN KERKRENTMEESTERS

Kenmerk classicale regeling cv Veluwe

Generale regeling voor de kerkelijk werkers. als bedoeld in ordinantie

Adres: Zonnebrink 61

Van gemeenten tot gemeenten

PROTESTANTSE KERK NEDERLAND. ALGEMENE CLASSICALE VERGADERING OVERIJSSEL/FLEVOLAND CLASSIS ENSCHEDE.

DECENTRALISATIE FINANCIËLE VERANTWOORDELIJKHEID PROTESTANTSE GEMEENTE ZWOLLE

ANBI- gegevens van de. Protestantse gemeente [1] te Rijnsaterwoude. A. Algemene gegevens. Telefoonnummer (facultatief): RSIN/Fiscaal nummer:

Kerk Deel 1 : Classes en kerkelijke presentie. Voorstel voor de tweede lezing

Protestantse Gemeente te Nieuw- en Sint Joosland

Ordinantie Ordinantie voor het verband met andere kerken

ANBI gegevens van de Gereformeerde Kerk Dirkshorn en de Diaconie van de Gereformeerde Kerk Dirkshorn

SAMEN ONDERWEG VOORSTEL WIJKTEAMS

Evaluatie van de Kerkorde Deel II

Predikantstraktementen. Predikantspensioenen

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Protestantse Gemeente van Buitenpost

EBG NOORD-HOLLAND. Beleidsplan Oudstenraad EBG Noord-Holland

Classicale Vergadering van Nijmegen van de Protestantse Kerk in Nederland

We sluiten deze suggesties af met enkele methodische tips. Als bijlage 1 is een schematische samenvatting opgenomen. Mogelijkheden tot gesprek

A. Algemene gegevens. Gereformeerde Kerk Haarlem-West Telefoonnummer: RSIN/Fiscaal nummer: Nog niet bekend

Aan de Algemene Kerkenraad GKE Ermelo, 21 april Geachte kerkenraad,

PROTESTANTSE GEMEENTE APELDOORN ANBI. A. Algemene gegevens. Protestantse Gemeente Apeldoorn Telefoonnummer (facultatief): RSIN/Fiscaal nummer:

II. DE WERKBEGELEIDINGHET MENTORAAT EN DE PRIMAIRE NASCHOLING

BESLUIT TOT VORMING VAN EEN PROTESTANTSE GEMEENTE met wijkgemeenten

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

ANBI-transparantie Gegevens van de diaconie van de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Kampen, behorende tot de Protestantse Kerk in Nederland.

Welkom Aanvang bijeenkomst 20.00

Kerkenraad Burgwalkerk/Open Hof: gereformeerd en hervormd (wijkgem. 1)

PROGNOSES VAN INKOMSTEN, UITGAVEN EN OMVANG VAN DE SOW GEMEENTE ENSCHEDE VOOR DE PERIODE COLLEGE VAN KERKRENTMEESTERS

ORDINANTIE 11 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN

Naar een Verenigde Protestantse Gemeente in Delft. Toelichtende presentatie

Gegevens van de classis Achterhoek-Oost behorende tot de Protestantse Kerk in Nederland.

Inleiding. Definiëring. Ontwikkelingen. Beleidsnotitie Vrijwilligersbeleid. : Werkgroep Vrijwilligersbeleid. Voor : Kleine Kerkenraad

Publicatie van gegevens van de Classicale vergadering van Zierikzee in het kader van ANBI-transparantie

CONCEPT d.d Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Protestantse Gemeente te Veenendaal

Generale regeling voor de kerkelijk werkers. als bedoeld in ordinantie

ANBI PAGINA GEREFORMEERDE KERK ZWARTSLUIS

Onderweg naar de kerk van de toekomst. Toelichting voor de Gemeentevergadering van de Gereformeerde kerk te Ermelo op 19 maart 2013

OVERGANGSBEPALINGEN. behorende bij de kerkorde, ordinanties (en generale regelingen) van de Protestantse Kerk in Nederland

Generale regeling voor de permanente educatie

PROTESTANTSE GEMEENTE APELDOORN ANBI. A. Algemene gegevens. Protestantse Gemeente Apeldoorn Telefoonnummer (facultatief): RSIN/Fiscaal nummer:

ORDINANTIE 11 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN

PGW. Onze toekomst. Gemeenteavond. 16 maart 2016 PGWT

GENERALE REGELING VOOR DE VORMING VAN EEN SAMENWERKINGSGEMEENTE

ACTIVITEITENPLAN 2013 GEREFORMEERDE KERK GAMEREN-ZUILICHEM

gevormd door de afgevaardigde ambtsdragers verkozen van de tot de classis behorende gemeenten.

Transcriptie:

Bijlage 3.3 Rapportage van de Taakgroep Classicaal Beleid 1. Inleiding: opdracht en aanpak In het besluit van de generale synode van april 2007 wordt de Taakgroep Classicaal Beleid gevraagd te onderzoeken - welke middelen de komende vijftien jaar bij de gemeenten beschikbaar zijn voor predikanten en kerkelijk werkers; - wat de voorwaarden zijn om terzake een classicaal beleid te ontwikkelen - welke modellen daarvoor denkbaar zijn - hoe onder verantwoordelijkheid van de classicale vergadering teamvorming van predikanten en kerkelijk werkers kan worden ontwikkeld - welke voordelen clustering en/of samenwerking van gemeenten kan hebben Om een goed beeld te krijgen van de problematiek heeft de Taakgroep besloten om het land in te trekken. In een vijftal bijeenkomsten, verspreid over het land, is er gesproken met vertegenwoordigers uit de breed moderamina 1 van vrijwel alle classicale vergaderingen. De Taakgroep heeft twee keer een bijeenkomst belegd met vertegenwoordigers van de regionale colleges voor visitatie en de behandeling van beheerszaken. De 87 breed moderamina hebben daarnaast vragenlijsten ontvangen. Er zijn 52 ingevulde lijsten teruggekomen. De respons van ongeveer 60% op de zeer uitgebreide vragenlijst is bijzonder goed te noemen. Dit, evenals de zeer hoge opkomst bij de vijf gesprekken, geeft aan dat men zich zeer betrokken voelt bij de onderhavige problematiek. In bijlage 2 wordt op hoofdlijnen weergegeven welke indrukken, meningen en suggesties uit het veld naar voren zijn gekomen. De Taakgroep ziet het als een uitdaging om een proactief beleid te ontwikkelen, dat ingaat op de veranderingen in kerk en samenleving, waardoor de Kerk ruimte behoudt om haar opdracht in deze wereld te vervullen. Aan de Stuurgroep en daarmee ook aan de Taakgroep is een specifieke, gerichte opdracht gegeven. Een nieuwe inzet van de werkers in de Wijngaard en teamvorming van deze werkers kan echter nooit los worden gezien van de gemeenten en heeft ook gevolgen voor de classicale vergaderingen en haar breed moderamina. In deze paragraaf komen ontwikkelingen en cijfers aan de orde, die veelal een negatieve klank hebben. De Taakgroep benadrukt echter, dat er door grote aantallen betrokken mensen met grote inzet veel werk wordt verricht in de gemeenten en meerdere vergaderingen. De Taakgroep heeft dit geproefd in de gehouden bijeenkomsten. Juist om deze betrokkenheid te stimuleren en als gemeenten en kerk in veranderende omstandigheden in onze samenleving uit het Evangelie te leven, is het goed ook de negatieve ontwikkelingen onder ogen te zien en samen te zoeken naar wegen als antwoord op de uitdagingen van onze tijd. A. De situatie 2. ONTWIKKELINGEN 2.1 Algemeen beeld Het samen leven en samen geloven in Nederland is in ontwikkeling. De Nederlandse bevolking zal tot 2034 toenemen; daarna vindt bevolkingsdaling plaats. Tegelijkertijd vergrijst de bevolking met het hoogtepunt in 2038; een kwart van de bevolking zal dan 65 jaar of ouder zijn. Binnen Nederland zijn echter grote regionale verschillen. In Limburg is sinds 2004 al sprake van een bevolkingsdaling; in het noorden vindt nog amper groei plaats 2. Deze demografische ontwikkeling gaat niet alleen gepaard met individualisering en een vraag naar vrijheid van keuze, maar ook met een ingrijpende kerkverlating. Gaf in 1960 18% van 18-plussers in Nederland aan tot geen enkele kerkelijke gezindte te behoren, in 2004 is dit opgelopen tot 41% 3. Het kan dan ook niet anders dan dat dit zijn invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de Protestantse Kerk in Nederland (kortweg PKN genoemd) 4. Als specifiek ingezoomd wordt op het percentage 18-plussers dat aangeeft tot de PKN te behoren, dan is dit afgenomen van 30% tot 18%. Deze daling is sterker gegaan dan de ontkerkelijking in algemene zin. Het aantal leden van de PKN daalde van 3,4 miljoen leden in 1990 naar 1,9 miljoen leden in 2007. Dat is bijna een halvering. 1 Hoewel de kerkorde in bijvoorbeeld ordinantie 2-20-2 van brede moderamina spreekt is het taalkundig juist om van breed moderamina te spreken. 2 Bron: CBS Bevolkingsprognose 2006-2050: belangrijkste uitkomsten, 2006. Een actualisatie van deze prognose wordt ultimo 2008 verwacht, dit naar aanleiding van hogere groeicijfers. 3 Bron: CBS, statline, mei 2008. 4 PKN: als het gaat om de periode tot de fusie dan wordt uitgegaan van het totaal van ELK, GKN en NHK. 24

2.2 Beschikbaarheid van bronnen Om een goed beeld van de ontwikkelingen in de Protestantse Kerk in Nederland te krijgen en een prognose op te stellen tot 2020 is informatie vereist over de afgelopen reeks van jaren. Die informatie blijkt binnen de Protestantse Kerk in Nederland niet beschikbaar. De Taakgroep constateert het volgende: er zijn geen volledige en consistente gegevens over de afgelopen jaren beschikbaar; het onderhoud en beheer van de diverse databestanden ligt in handen van verschillende eigenaren ; dit geldt voor het ledenbestand, de financiële informatie evenals de bestanden betreffende predikanten en kerkelijk werkers; tussen de gebruikers, beheerders en eigenaren onderling vindt nauwelijks uitwisseling van informatie plaats; er is geen sprake van afstemming van gegevens en/of informatie; het Landelijk Diensten Centrum heeft geen gebruikersrechten en heeft daardoor geen toegang tot de bestanden. Met het oog op toekomstig beleid is het van wezenlijk belang dat de kerk permanent beschikt over actuele, toegankelijke en betrouwbare gegevens. De taakgroep adviseert de synode en de dienstenorganisatie om daarvan werk te maken. De Taakgroep heeft de informatie die wél beschikbaar en toegankelijk is, verzameld, gesystematiseerd en beoordeeld om op hoofdlijnen een trendanalyse te maken. Gezien de beperkingen van die beschikbare bronnen, zijn indicaties voor de toekomst gegeven middels de presentatie van scenario s. Welke werkwijze daarin gevolgd is, staat in aanhangsel 1 Algemene trendgegevens 2020 beschreven. Daar zijn ook de gebruikte bronnen opgesomd. De volgende paragraaf 2.3 presenteert de uitkomsten van deze trendanalyse. Het gaat om uitkomsten op landelijk niveau, gezien de betrouwbaarheid van de gegevens. De regionale diversiteit wordt in paragraaf 2.3.6 geïllustreerd. In het aanhangsel zijn een paar overzichtstabellen opgenomen met indicaties van die regionale trends, en wel per classis en ACV. 2.3 Protestantse Kerk in Nederland in beeld 2.3.1 Ontwikkeling aantal leden In 1990 telde de participerende kerkgenootschappen van de PKN 3,4 miljoen leden 5. In de periode van 1990-2007 is dat aantal leden met gemiddeld 2% per jaar afgenomen. De laatste jaren ligt het dalingspercentage op ca. 2%. De achtergronden voor deze ontwikkeling zijn in paragraaf 2.1 reeds benoemd. De vergrijzing gaat door en zal tussen 2015 en 2020 mogelijk sterker worden 6. Daarnaast is bekend dat de gemiddelde leeftijd van de leden van de PKN hoger ligt dan de gemiddelde leeftijd van de Nederlandse bevolking 7. Rekening houdend met deze specifieke leeftijdsopbouw van de PKN heeft het KASKI een prognose gemaakt. Deze komt uit op een gemiddelde jaarlijkse daling van het aantal leden van ruim 2% tot 2020. De verwachting is dat in 2020 er ruim 1,4 miljoen leden zullen zijn. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat in 2020 het aantal leden meer dan gehalveerd zal zijn ten opzichte van 1990 (zie overzicht 1). 2.3.2 Ontwikkeling aantal predikantsformatieplaatsen In 1990 telde de participerende kerkgenootschappen van de PKN ongeveer 3000 predikantsformatieplaatsen 8 voor gemeentewerk. In de periode 1990 2007 is dat aantal predikantsformatieplaatsen afgenomen. In de eerste jaren van deze periode ging het om een daling van minder dan 1% per jaar, sinds de eeuwwisseling gaat deze in de richting van 2% per jaar. Gesignaleerd wordt dat de daling van het aantal predikantsformatieplaatsen vertraagd plaatsvindt op die van het aantal leden. De taakgroep heeft voor de trend van het aantal predikantsformatieplaatsen een eigen prognose gemaakt. Hierbij is uitgegaan dat er geen trendbreuk optreed en dat tot 2020 de jaarlijkse daling toeneemt van 1,5% tot een daling van 2,5% per jaar. De verwachting is dat gelet op de geraamde ontwikkeling van de predikantslasten en de inkomsten er in 2020 ongeveer 1600 predikantsformatieplaatsen mogelijk zullen zijn (zie paragraaf 2.3.5). Ten opzichte van het jaar 1990 betekent dit in 2020 een daling van ruim een derde (zie overzicht 1). Overzicht 1: Ontwikkeling aantal leden en predikantsformatieplaatsen PKN in Nederland, 1990 2020 5 Leden zijn de doopleden en belijdende leden;.anders geregistreerden zijn buiten beschouwing gelaten. 6 Bron: CBS, Bevolkingsprognose 2007 2014: tijdelijk hogere groei ; Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2008. 7 Bron: Statistische Jaarbrief 1998, tabel 10. De gemiddelde leeftijd van hervormde leden ligt op 45 jaar, die van de gemiddelde Nederlander op 38 jaar, dit in 1999. 8 Predikantsformatieplaats geeft het aantal gemeentepredikanten aan, dat een gemeente vraagt, ongeacht het percentage werktijd. Dus per predikantsformatieplaats kan het werktijdpercentage predikantsformatie (fte) tussen de 30 en 100% bedragen. 25

Leden: Aantal 1990 3.409.000 3.020 1.129 1998 2.835.000 2.835 1.000 2007 1.907.000 2.144 889 2020 1.411.000 1.587 889 Predikantsformatieplaatsen: aantal Gemiddeld aantal leden per predikantsformatieplaats 2.3.3 Ontwikkeling aantal predikanten In 1999 waren er ruim 2400 gemeentepredikanten die dienst deden binnen de participerende kerkgenootschappen van de PKN 9. In 2005 waren dat er circa 2200. Het Bureau predikanten heeft voor 2020 een prognose gemaakt, rekening houdend met de verwachte uitstroom van predikanten die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken en de verwachte nieuwe instroom 10. De verwachting was dat er in 2020 tussen de 45 tot 70% minder predikanten voor gewone werkzaamheden beschikbaar zouden zijn. Deze verwachting is later bijgesteld tot een daling van tussen de 30 50%. Momenteel mag ervan uitgegaan worden dat in 2020 het aantal beschikbare gemeentepredikanten zal liggen tussen de 1300 1500. De Taakgroep gaat uit van het gemiddelde, nl. circa 1400 predikanten. Als de ontwikkeling van het aantal predikanten vergeleken wordt met die van het aantal predikantsformatieplaatsen, dan blijkt dat in 2020 het aantal predikanten onder het niveau ligt van het aantal formatieplaatsen. Op dit moment is in ca. 12% van de beschikbare formatieplaatsen sprake van een vacature. In 2020 zal dit vacaturepercentage binnen de marges van 6%-20% liggen. Gemiddeld genomen betekent dit een stijging van het huidige vacaturepercentage en zal het voor gemeenten moeilijker zijn een predikant aan te trekken. 2.3.4 Ontwikkeling aantal kerkelijk werkers De afgelopen jaren is het aantal kerkelijk werkers toegenomen (zie overzicht 2). Zij hebben een belangrijker positie verworven binnen het professionele team voor gemeentewerk. In 2007 is ongeveer de helft van het aantal geregistreerde kerkelijk werkers bij de PKN werkzaam in één of meerdere gemeenten. Dit betekent tegelijkertijd dat er, volgens de beschikbare gegevens, een onbenut potentieel is van ongeveer 400 kerkelijk werkers. Er is slechts een beperkt aantal gegevens over de kerkelijk werkers bekend. Deze vormen vooralsnog een onvoldoende solide basis om een prognose tot 2020 te maken. Wel kan geconstateerd worden dat met het oog op de toekomst (zie voorgaande alinea) kerkelijk werkers een belangrijk potentieel zullen vormen voor de verdere professionele ondersteuning van het gemeentewerk. Overzicht 2 Ontwikkeling aantal kerkelijk werkers PKN in Nederland, 1990-2007 Geregistreerd aantal Aan gemeente verbonden Belang kerkelijk kerkelijk werkers kerkelijk wer- werkers* kers 1990 niet bekend 50 2 1998 656 180 6 2005 775 320 13 2007 751 360 14 * Belang van kerkelijk werkers is gedefinieerd als percentage aan gemeenten verbonden kerkelijk werkers van het totaal aantal gemeentepredikanten en kerkelijk werkers. 2.3.5 Financiële ontwikkeling Historische ontwikkelingen en huidige stand van zaken De totale inkomsten van de gemeenten zijn in de periode 2004-2007 met 2% gedaald. De inkomsten levend geld daalden in die periode met 1% en de overige inkomsten met circa 8%. In deze getallen is ongetwijfeld ook het effect van de fusie weerspiegeld. Het aandeel levend geld in de totale inkomsten is in deze periode stabiel, namelijk 86%. Als de predikantslasten in 2007 uitgedrukt worden als percentage van het levende geld, dan blijkt dat voor alle gemeenten samen de financiering van predikanten door middel van alleen levend geld mogelijk is. Dit betekent niet automatisch dat dit ook op per classis het geval is. Worden de predikantslasten afgezet tegen de totale inkomsten, dan zijn 3 classes in de problemen. Voor deze classes geldt, dat de predikantslasten meer dan 70% van de totale inkomsten van de gemeenten bedragen. 9 Bron: Statistische Jaarbrief 1998, tabel 14. 10 Bron: Bijlage Werken in de Wijngaard; bijlage. 26

Toekomstige ontwikkelingen vanuit vraagzijde Het vraagscenario gaat uit van de financiële ontwikkeling binnen de classis. Op basis daarvan is bepaald hoeveel predikantsformatieplaatsen deze classes in 2020 zouden kunnen financieren 11. Dit aantal ligt afhankelijk van de ontwikkeling in de inkomsten en de ontwikkeling in predikantslasten tussen de ca. 1600 en de 2100. Waarbij wordt aangetekend dat de taakgroep het aantal van 1600 het meest reëel acht. Ter informatie is ook doorgerekend wat het beeld is als de classes het huidige aantal predikantsplaatsen in stand zouden willen houden. In elk van de scenario s komen er classes in de problemen, omdat de predikantslasten hoger zijn dan 70% van de totale inkomsten. In het meest optimistische scenario zijn dat er ca.30, in het minst gunstige scenario zijn dat er ca. 65. Tegelijkertijd moet onderkend worden dat andere financiële bronnen benut worden om de financiering rond te krijgen. Legaten, verhuur en verkoop van panden (kerken en pastorieën) kunnen voor gemeenten van levensbelang zijn. Zo kunnen financiële buffers ingezet worden om een zekere periode financieel te kunnen overbruggen. Hierdoor zou het aantal financierbare predikantsformatieplaatsen in 2020 hoger dan de nu reëel geraamde 1600 fte kunnen liggen. Overzicht 3 Financiële ontwikkeling PKN in Nederland, 2004-2020 x miljoenen Inkomsten levend geld Overige inkomsten Totale inkomsten Kosten predikanten Aantal classes in financiële problemen 2004 231 40 271 niet bekend niet bekend 2007 229 37 265 160 3 2020 Vraag 2020 Aanbod 204-248 47 251-295 185-210 30 tot 65 204-248 47 251-295 140-160 7 tot 24 Toekomstige ontwikkelingen vanuit aanbodzijde Het aanbodscenario gaat uit van de financiële ontwikkeling van gemeenten die tot een classis behoren op basis van het aantal beschikbare predikanten tot 2020 12. Het aantal beschikbare predikanten daalt naar verwachting tot ca.1400 in 2020 (zie paragraaf 2.3.3). De predikantslasten in 2020 liggen op basis van deze daling in de scenario s tussen de 140 mln. en de 160 mln. In het meest gunstige scenario raken 7 classes in de problemen, in het minst gunstige scenario 24 classes. De taakgroep acht dit laatste scenario een reële weergave van de toekomstige ontwikkelingen. Op landelijk niveau zijn er voldoende middelen voor de financiering van de gemeentepredikanten, regionaal zijn er echter forse verschillen waardoor er toch 24 classes financieel niet of moeilijk rond kunnen komen. Dit scenario sluit aan bij het beeld van een kerk die zowel in ledental, als in predikanten, als in financiële middelen een krimpende trend laat zien. Op landelijk niveau lijkt de daling van de verschillende factoren in evenwicht. Regionaal is dit niet het geval. De volgende paragraaf laat deze regionale differentiatie zien. 2.3.6 Regionale differentiaties Gemeenten bevinden zich ieder in een specifieke situatie met vandaaruit af te leiden ontwikkelingen. Zo zijn er zijn gemeenten met relatief veel inkomsten uit levend geld, andere gemeenten met juist veel opbrengsten uit vermogen. Zo zijn er gemeenten die groeien en gemeenten die krimpen. De algemeen landelijke trends moeten dan ook nader gedifferentieerd worden. De beschikbare gegevens laten dat momenteel in onvoldoende mate toe. In deze paragraaf worden daarom indicaties gegeven van de diversiteit in regionale ontwikkelingen per classis (zie overzicht 4). Uit overzicht 4 blijkt dat de drie ontwikkelingen in ledental, predikantsformatieplaatsen en financiën op classisniveau niet parallel lopen. Een sterk dalend ledenaantal behoeft niet altijd tot financiële problemen te leiden en ook niet tot een relatief sterke daling van het aantal predikantsformatieplaatsen. Omgekeerd geldt hetzelfde. Er kunnen financiële reserves zijn of andere zaken die als buffer fungeren (zie paragraaf 2.3.5). Tegelijkertijd wordt uit het overzicht duidelijk dat de situatie per classis verschilt. Onder de relatief (on)gunstige classis bevinden zich zowel meer verstedelijkte als meer landelijke regio s. Overzicht 4 Diversiteit van regionale ontwikkelingen in Nederland, dit op classisniveau PKN Leden Predikantensformatieplaatsen Financiën Relatief ongunstige Emmen Noordoost- Emmen Groningen Franeker Sneek Assen Emmen Barendrecht Delft 11 In aanhangsel 1 is een toelichting gegeven op dit scenario en is de werkwijze beschreven. 12 In aanhangsel 1 is een toelichting gegeven op dit scenario en is de werkwijze beschreven. 27

ontwikkelin- Groningen Winssum Alphen aan de Westerkwartier Leiden Oost-Groningen Zwolle gen Noordoost- Groningen Rijn Goes Oost-Groningen Dokkum Rotterdam-1 Rotterdam-2 Apeldoorn Buitenpost s Hertogenbosch Hardenberg Walcheren s Gravenhage-1 Dokkum Limburg Doetinchem Zeeuws- Rotterdam-1 Winterswijk Vlaanderen Zutphen West-Brabant Alkmaar Heusden-Altena Edam-Zaandam De Peel en Hoofddorp Kempenland Hoorn-Enkhuizen Limburg Relatief gun- Leeuwarden Hoogeveen Winterswijk Noord Oost Gro- Doorn stige ontwikkelingen Almelo Flevoland Hardenberg Almelo Ommen Zwolle Zutphen Doorn Woerden ningen Leeuwarden Sneek Utrecht Woerden Tiel Kampen Bommel-Tiel Alblasserdam Alblasserdam Nijkerk Ommen Ede Dordrecht Dordrecht Harderwijk Harderwijk Harderwijk Katwijk Gorinchem Almelo Hattem Hattem Rotterdam-1 s Gravenhage-1 Deventer Nijkerk Nijkerk Zoetermeer s Gravenhage-2 Kampen Woerden Nijmegen Heusden-Almkerk Schiedam Zwolle Katwijk Tiel Zoetermeer Haarlem 2.4 Conclusies In de Protestantse Kerk in Nederland is een geleidelijk proces gaande. De verwachting is dat dit proces na 2020 versnelt. Ieder jaar wordt de ontkerkelijking meer voelbaar. In Limburg en in bepaalde classes in het noorden van land zijn de gevolgen van de ontwikkeling nu al duidelijk aan te wijzen. Afhankelijk van de specifieke situatie van de classis en meer specifiek van de gemeente zal iedere gemeente, c.q. classis op kortere (tot 2020) of langere termijn (tussen 2020 en 2040) met krimp te maken krijgen. Hierbij mag niet uit het oog worden verloren, dat niet alleen de beschikbaarheid van financiën maar ook de beschikbaarheid van predikanten op termijn een zorg zal worden. Het potentieel aan kerkelijk werkers zal in bepaalde classis nodig zijn om professionele ondersteuning aan het gemeentewerk te kunnen blijven bieden. Op landelijk niveau bezien lijken de dalende trends van leden, predikanten en financiën redelijk parallel te lopen. Op regionaal niveau zijn er grote verschillen die specifiek en soms urgent aandacht verdienen. Op het niveau van gemeenten en classes zal samengewerkt moeten worden om deze trend van een krimpende kerk adequaat het hoofd te kunnen bieden. Het is van wezenlijk belang dat de beschikbare informatiebronnen toegankelijk gemaakt en waar nodig geïntegreerd worden. Pas dan kunnen op gemeentelijk, classicaal en landelijk niveau weloverwogen keuzen worden gemaakt en de consequenties daarvan op de verschillende aspecten worden overzien. Er zal tijdig beleid ontwikkeld moeten worden om te kunnen anticiperen op de ontwikkelingen. 3. Vanuit het veld 3.1. De breed moderamina van de classicale vergaderingen: De classicale vergaderingen hebben zich na 2004 moeten heroriënteren. In en na de verwerking van een vereniging van kerken, een andere kerkorde en helaas ook de breuk in meerdere gemeenten, hebben zij met veel inzet hun taken opgepakt. Vele zijn nu ook toegekomen aan vragen rondom beleid en de betekenis van de classicale vergaderingen voor de gemeenten. Naast het vele positieve zijn er ook zorgpunten. In veel classes kampen de gemeenten met het probleem om de bemensing rond te krijgen. Ongeveer 2/3 geeft aan dat de gemeenten moeite hebben om voldoende ambtsdragers te rekruteren, ruim 1/3 weet dat er nog wel over voldoende vrijwilligers op projectbasis kan worden beschikt, terwijl maar de helft zegt dat hun gemeente over voldoende afvaardiging naar de classis beschikt. Het classicale werk leeft niet of 28

weinig in de afzonderlijke gemeenten. Tijdgebrek ligt hier ook aan ten grondslag. Dat is waarschijnlijk ook een van de redenen dat het steeds moeilijker wordt om gekwalificeerde mensen te krijgen voor de Generale Synode of andere organen, zoals ACV, visitatie en RCBB. In de middelensfeer blijkt dat veel plaatselijke gemeenten het vooral moeten hebben van de (eigen vrijwillige) menskracht, die steeds schaarser wordt. Maar ook de financiële middelen nemen af. Men is van mening dat in de komende jaren te verwachten is dat het aantal predikanten moet worden teruggebracht, vanwege de terugloop in het aantal leden en, daarmee verband houdend, de financiën. Om een classicaal beleid op te zetten is inzicht nodig in de beschikbare middelen. Vanuit de classicale vergaderingen wordt echter duidelijk gemaakt dat dit inzicht er vrijwel niet is. Er is niet alleen weerstand in de gemeenten zelf, maar vanuit de breed moderamina vindt men doorgaans dat inzicht in de financiën van de gemeenten geen taak is van de classicale vergadering, maar opgedragen is aan het regionale college voor de behandeling van beheerszaken (RCBB). Dit college heeft geen meldingsplicht naar de classicale vergadering toe. Deze is daardoor niet op de hoogte van de financiële problemen in gemeenten, tenzij in een (te) laat stadium 3.2. De vertegenwoordigers van de regionale colleges voor visitatie en voor de behandeling van beheerszaken: Deze colleges zien als allergrootste bedreiging waar de kerk mee te kampen heeft het feit, dat er te weinig jongeren zijn om de plaatsen van de ouderen in te nemen. De demografische ontwikkeling en de ontkerkelijking hebben hierin een versterkend effect. Hierbij komen grote regionale verschillen naar voren zoals in delen van Groningen, Friesland, Noord-Holland en Limburg waar veel kleine plattelandskerken dreigen te marginaliseren. Het kerkelijke werk steunt in toenemende mate op vrijwilligers. Omdat vrijwilligers, die vaak beperkte tijd beschikbaar hebben, over minder ervaring en deskundigheid beschikken, zouden zij, om hun werk goed te kunnen doen, moeten kunnen terugvallen op een ondersteunend orgaan. 4. De situatie: een conclusie De Protestantse Kerk in Nederland is een krimpende kerk in een veranderende, seculariserende samenleving. Wanneer de huidige trend zich voortzet 13 zullen koerswijzigingen nodig zijn om het kerkelijke leven met minder mensen voort te zetten. Niet alleen de ledenaantallen maar ook de financiën dalen. Dit betekent dat er minder middelen beschikbaar zullen zijn om predikanten en kerkelijk werkers in de Wijngaard te laten werken. Ook de huidige structuur van ambtelijke vergaderingen, ambtelijke colleges en de Dienstenorganisatie zal de gevolgen hiervan ondervinden. Om tijdig te kunnen anticiperen op deze ontwikkelingen, zal beleid geformuleerd dienen te worden. Iedere gemeente, iedere classicale vergadering en de generale synode zullen zich op de toekomst moeten beraden. De Taakgroep adviseert om dit niet ieder voor zich te doen, maar in gezamenlijkheid. Dit vraagt samenwerking en openheid naar elkaar. B. Een classicaal beleid 5. De gemeente In de opdracht aan de taakgroep wordt gesproken van een classicaal beleid ten aanzien van teamvorming van predikanten en kerkelijk werkers en daarmee samenhangend de voordelen van clustering en/of samenwerking van gemeenten. De Taakgroep Classicaal Beleid onderkent de onderlinge samenhang. Naarmate samenwerking tussen gemeenten meer omvattend wordt, zullen ook predikanten en kerkelijk werkers dikwijls meer in teamverband gaan werken. En waar teams worden gevormd en meer werkzaamheden in gezamenlijkheid worden gedaan, zullen afspraken tussen gemeenten moeten worden gemaakt en groeit een samenwerkingsverband. Beleid heeft te maken met inhoud en vormgeving. Een verandering in vormen alleen zal niet voldoen. Teamvorming en samenwerking vragen een mentaliteitsverandering, waarin solidariteit en een samen staan voor dezelfde zaak sleuteltermen zijn. Een classicaal beleid kan bijdragen aan dit proces, maar de verandering kan niet met dwang bereikt worden. Anderzijds zijn er situaties waarin een gemeente niet zonder meer verder kan wegens gebrek aan menskracht en/of financiën. Een remmende factor is de zelfstandigheid van de gemeente, zoals deze in een lange traditie vorm gekregen heeft. Naast ecclesiologische motieven zijn er ook sociologische en psychologische factoren, die het moeilijk maken om tot veranderingen te komen. Dit constateren ook de breed moderamina: 13 Zie paragraaf 2.3 29

Duidelijk komt naar voren dat men vanuit de plaatselijke gemeenten enorm hecht aan de eigen lokale autonomie, soms tegen beter weten in. Pas in uiterste noodzaak is men bereid tot samenwerking en/of de oriëntatie daar op. Opvallend is dat men bij het maken van keuzen een onderscheid maakt tussen de materiële en immateriële kant van het kerk-zijn. De immateriële aspecten van het kerkelijke werk, zoals het geloofsgesprek en het pastorale werk krijgen vanuit de historie en traditie vaak meer aandacht dan de materiële, zoals de bedrijfsvoering van de kerkelijke organisatie, terwijl dit laatste in verband met de toenemende schaarste aan middelen juist in belang toeneemt. Als het over samenwerking tussen gemeenten gaat, vindt men dat alleen financiële redenen niet voldoende zijn om gemeenten tot samenwerking te brengen. Gemeenten dienen bij elkaar te passen, waarbij ligging (zowel geografisch als theologisch) en cultuur zeer belangrijke factoren zijn. Er zit dus een spanning tussen het zoeken naar samenwerking enerzijds en het behoud van de eigen lokale identiteit anderzijds. De Taakgroep adviseert een aantal stappen op de kortere termijn, die opening bieden naar vernieuwing, waarbij rekening wordt gehouden met de wens tot behoud van (zoveel mogelijk) zelfstandigheid van de gemeenten, zodat op langere termijn fundamentelere keuzen gemaakt zullen worden. In de Protestantse Kerk is een groot draagvlak voor het behoud van kleinschalige geloofsgemeenschappen. Tegelijkertijd wordt het steeds moeilijker om ambtsdragers te vinden. De Taakgroep zoekt dan ook een bundeling van bestuurskracht 14 èn een zoveel mogelijk present blijven of worden in dorpen en wijken. Het gaat om een versterking van het samen kerk-zijn èn om ruimte voor de basiseenheid die een plaatselijke geloofsgemeenschap biedt. Voor de komende 10 à 15 jaar zal binnen de grondstructuur die de Kerkorde biedt enige aanpassing nodig zijn om de samenwerking van gemeenten te bevorderen. De Taakgroep wijst hierbij op een onderscheid, dat de Reformed Church in America biedt. Deze kerk kent de begrippen congregation (de geloofsgemeenschap) en local church (de geordende locale kerkgemeenschap, waaraan een kerkenraad leiding geeft). Modellen voor samenwerking en eventueel samengaan van gemeenten zijn maatwerk en daarom pleit de Taakgroep voor meer mogelijkheden dan de huidige kerkorde biedt en ook vloeiender grenzen tussen de mogelijkheden. De breed moderamina Kerkordelijke regels vormen soms een knelpunt. Men ondervindt bijvoorbeeld een hindernis bij het begrip aangrenzend. In de kerkorde worden soms drempels opgeworpen, die het gemeenten moeilijk maken om onderling nauwer samen te werken. De kerkorde geeft een grondstructuur aan, die de Taakgroep niet ter discussie stelt. De Taakgroep adviseert wel om voor de langere termijn (na 2020) deze structuur niet als vanzelfsprekend te continueren, maar het hele complex van gemeente, ambt, kerkenraad en bijbehorende verantwoordelijkheden opnieuw te doordenken. De structuur kent immers naast elementen die typerend zijn voor een protestantse kerk ook historisch gegroeide onderdelen. Vergelijking met andere protestantse kerken laat zien, dat er meer variatie mogelijk is. De Taakgroep adviseert wel om ook voor de langere termijn te werken vanuit de plaatselijke geloofsgemeenschap, waarin de eredienst, het pastoraat, het leren, de dienst aan de samenleving etc. een plaats krijgen. Hierbij is de kerkordelijke notie van het openbare ambt van Woord en Sacrament als opdracht aan de geloofsgemeenschap van essentieel belang. De geloofsgemeenschap wordt daarin ondersteund en geleid door een ambtelijke vergadering, die ervoor verantwoordelijk is dat in de geloofsgemeenschappen afzonderlijk en/of met elkaar het kerkelijke leven mogelijk is. Door middel van (be)geleide experimenten kan op al voor 2020 worden nagedacht over vernieuwing van de structuur, waarbij helder blijft waar verantwoordelijkheden liggen. Uitgangspunt in de kerkorde is de enkelvoudige gemeente met een kerkrenraad volgens het klassieke model. Naast dit model bestaan al een aantal alternatieven. 15 - Een kerkenraad met werkgroepen (ord. 4-10), - De vorming van wijkgemeenten (ord. 2-16), - De vorming van een streekgemeente (ord. 2-17), 14 Bestuur in de zin van het leiding geven zoals bedoeld in Kerkorde artikel VI-4. 15 Niet genoemd wordt de combinatie van gemeenten, omdat daarin geen sprake is van een alternatief voor het klassieke model, maar alleen een overeenkomst vanwege het samen delen van een predikant. 30

- De vorming van een federatie (protestantse gemeente in wording), m.n. de variant waarin een gemeenschappelijke kerkenraad voor de deelnemende gemeenten samen en afzonderlijk als kerkenraad functioneert (ord. 2-11-6), - Bij toepassing van een gemeenschappelijke regeling worden taken overgedragen aan een gezamenlijke commissie, die daarmee verantwoordelijkheden draagt voor meerdere gemeenten (ord. 4-11). Binnen deze vormen is enige variatie mogelijk, maar er zijn duidelijke leemtes. We geven drie voorbeelden van alternatieve vormen, die in bijlage 3 nader worden toegelicht: 1) In het model kerkenraad met werkgroepen wordt een onderscheid gemaakt tussen de kerkenraad en de kleine kerkenraad. De Taakgroep adviseert voor verruiming door een kleine kerkenraad ook in andere modellen toe te staan. 2) een bijzondere vorm van het model kerkenraad met werkgroepen biedt de Nederlandse Kerk in Duitsland, waarin een algemene kerkenraad en een aantal wijkkerkenraden de ambtelijke verantwoordelijkheid hebben, maar het eigenlijke gemeenteleven zich op kleinere schaal afspeelt in zogenaamde kernen, die geleid worden door kernraden. Deze kernen vertonen ook trekken van de huisgemeente, die in ordinantie 2-17 binnen de streekgemeente genoemd wordt. De Taakgroep adviseert om huisgemeente en/of kern ook in andere modellen een plaats te geven. 3) De collegiate church (Reformed Church in America), waarbij meerdere gemeenten (congregations) door één kerkenraad worden geleid. Dit model past de Protestantse Kerk in Nederland in zekere zin toe in de federaties. De Taakgroep adviseert een ruimere toepassing. Een variant kan dan zijn, dat één kerkenraad meerdere gemeenten met ieder eigen rechtspersoonlijkheid en zonodig eigen colleges van kerkrentmeesters en/of diakenen leidt. De Taakgroep noemt deze voorbeelden om aan te tonen dat er meer mogelijk is binnen de grondstructuur van de Protestantse Kerk. De Taakgroep pleit dan ook voor een breed palet aan mogelijkheden en verschillende gradaties van zelfstandigheid en samenwerking. Een nadere uitwerking in het kader van de evaluatie kerkorde wordt dringend aanbevolen. De huidige mogelijkheden met hun vrij strakke afgrenzing zijn in toenemende mate ontoereikend. Wanneer er meer mogelijkheden met vloeiender grenzen komen, is er ook meer ruimte voor differentiatie. Zowel in de grote steden als in kleinere gemeenten is de kerkorde in sommige opzichten eerder een belemmering dan een middel tot bevordering van het leven en werken van de gemeente. Voor vele Evangelisch-Lutherse gemeenten kunnen we spreken van een acuut probleem vanwege de terugloop in ledental, de grote geografische afstand tussen de gemeenten, de regelgeving voor aantallen kerkenraadsleden en de minimumeisen voor een predikantsformatie. De Taakgroep is ervan op de hoogte, dat de Evangelisch- Lutherse synode momenteel een denkrichting voor de toekomst ontwikkelt, waarin nieuwe wegen worden gezocht. Deze kunnen wellicht ook voor andere gemeenten in de toekomst dienstbaar zijn. Het hierboven genoemde model van de Nederlandse Kerk in Duitsland biedt eveneens mogelijkheden voor zowel kleinere gemeenten op grotere afstand van elkaar als voor bijvoorbeeld grotere gemeenten waarin het model met wijkgemeenten niet meer voldoet. Bij verruiming van de mogelijkheden geeft de kerkorde anderzijds aan waaraan een gemeente als bestuurlijke eenheid minimaal moet voldoen, oftewel binnen welke grenzen vrijheid van inrichting is. De classicale vergadering is de toetsingsinstantie van buiten de gemeente, die deze grenzen bewaakt. Bij samengaan van gemeenten biedt de kerkorde geen mogelijkheid tussen alles of niets. De Taakgroep pleit voor een kunnen samengaan op onderdelen, dus in fasen. In een federatie kan in verschillende gradaties worden samengewerkt. De Taakgroep denkt echter hier eerder aan opeenvolgende gradaties als bijvoorbeeld 1. het vormen van een collegiate church met één kerkenraad maar aparte rechtspersonen, 2. een samengaan van de diaconieën als rechtspersonen, 3. het samengaan van het geheel. Deze vergroting van het aantal mogelijkheden biedt niet alleen meer maatwerk. Wanneer vanuit bovenplaatselijke instanties geconcludeerd wordt dat een gemeente niet meer voldoende zelfstandig kan functioneren, zal de bevoegde bovenplaatselijke instantie (zie paragraaf 6) niet alleen samenwerking of samengaan verplichten maar zal tegelijkertijd met de gemeente zoeken welke meerdere mogelijkheden er zijn en welke het beste past. Dus ook in een situatie van noodzakelijke dwang blijft een vrijheid van keuze behouden. 6. De Classicale Vergadering Het proces van teamvorming van predikanten en kerkelijk werkers en de samenwerking vraagt in het algemeen betrokkenheid van de classicale vergadering en haar breed moderamen. Er zijn niet alleen goedkeuringen nodig voor besluiten van kerkenraden, die gevolgen hebben voor meerdere gemeenten, maar samenwerking en nadenken over een eventueel samengaan heeft begeleiding en stimulering nodig. 31

Bij begeleiding van processen kan ook de gemeenteadviseur vanuit de Dienstenorganisatie een belangrijke rol spelen. Deze doet dat echter vanuit het verzoek om ondersteuning uit de gemeenten. De classicale vergadering daarentegen kan als ambtelijke vergadering met haar eigen verantwoordelijkheden zelf initiatieven ontplooien. Zij kan samenwerking en eventueel samengaan ook stimuleren of, zo nodig, zelfs sturen. De vraag is echter of de classicale vergadering en haar breed moderamen de taken van sturing, stimulering en begeleiding op zich kan nemen. De breed moderamina geven zelf aan dat er knelpunten zijn in zowel de gemeenten als in de breed moderamina zelf. Pogingen om vanuit de classicale vergadering samenwerking te stimuleren roepen verdeelde reacties op bij de gemeenten. Bevoegdheden om in te grijpen als het wenselijk of noodzakelijk zou zijn, ontbreken of zijn onvoldoende. En als de kerkorde ze biedt, dan maken de classicale vergaderingen er liever geen gebruik van, tenzij de kerkorde duidelijke, dwingende voorschriften geeft. Een proactief beleid om de zelfstandige gemeenten tot samenwerking te brengen is hier en daar bij uitzondering te vinden. In de laatste alinea van paragraaf 5 is daarom een helder, consequent handelen bepleit, waar nodig, maar met de ruimte om met de gemeente verschillende keuzen te kunnen maken. Ook de bestuurskracht en professionaliteit in de classicale vergadering zelf is een belemmering. Naast de onduidelijkheid of het ontbreken van bevoegdheden is er het probleem dat er steeds minder mensen beschikbaar zijn om taken in de classis op zich te nemen. Degenen die er zijn, worden steeds zwaarder belast. Ook wordt soms een specialistische kennis verwacht, die een classicale vergadering niet altijd in huis heeft. De Taakgroep concludeert: onder de huidige omstandigheden kan er geen sprake zijn van een taak van de classicale vergadering in een classicaal beleid zoals voorgesteld in de opdracht van de Generale Synode aan de Stuurgroep. De Stuurgroep zal dan de synode op dit punt negatief moeten adviseren. De breed moderamina: Op de vraag welke oplossingen men ziet, lopen de antwoorden uiteen van het optuigen van de classicale vergadering met deskundige ondersteuning tot en met een verregaande fusie en/of samenwerking tussen vele kleinere (plattelands)gemeenten. Welke wijzigingen zijn dan nodig om wel tot een positief advies te kunnen komen? In de beantwoording van die vraag is van belang dat de twee hoofdtaken van de classicale vergadering tot hun recht komen, nl. i. de classicale vergadering is grondvergadering van de Kerk; in haar ontmoeten de gemeenten de meest nabije gestalte van de Kerk als bovenplaatselijke gemeenschap. Dat gebeurt niet in het minst omdat de gemeenten in deze vergadering door middel van haar afgevaardigden elkaar ontmoeten 16. De classicale vergadering is als een geestelijk platform, 17 waar het kerkelijk gesprek wordt gevoerd. ii. de classicale vergadering is een ambtelijke vergadering met kerkordelijk-bestuurlijke taken en bevoegdheden, die deels door de vergadering zelf maar grotendeels door haar breed moderamen worden uitgeoefend. Een classicaal beleid als voorgesteld in het synodebesluit vraagt versterking van het kerkordelijkbestuurlijke element èn een beleid in de classicale vergadering als plaats van ontmoeting, onderling gesprek en stimulans om waar mogelijk samen te werken. Zowel de classicale vergadering zelf als de Taakgroep laten in hun overwegingen het belang van het element van ontmoeting zwaar wegen. Daarom wordt door beide een vermindering van het aantal classes afgewezen. Het samenkomen en daarmee het kerkelijk verband zal door deze vermindering worden verzwakt. Versterking van deze elementen echter zal plaatsvinden als de classicale vergaderingen de agenda grotendeels laten bepalen voor wat haar gemeenten nodig hebben aan uitwisseling van gedachten, ondersteuning, stimulering en leiding. De classicale vergadering heeft ook een betekenis als schakel tussen gemeente en generale synode. De betrokkenheid van de gemeenten bij de classicale vergaderingen wordt dan ook bevorderd wanneer de generale synode de classicale vergaderingen niet alleen raadpleegt na genomen besluiten, maar waar mogelijk betrekt voordat besluitvorming heeft plaatsgevonden. De ontwikkelingen, zoals in de eerste paragrafen geschetst, vragen een gezamenlijk beleid. 16 Ontmoeten is dus vooral ervaren dat de Kerk meer is dan de eigen gemeente en gemeenten als gemeenten van één Kerk ook verantwoordelijkheid hebben t.o.v. elkaar juist in alle verscheidenheid tussen en binnen de gemeenten. 17 Term van B. Wallet, Een duurzame classis. Lezing bij het afscheid van Annelies Bouwman als hoofd PDC, 2007, 7. 32

De breed moderamina: De grootte van de classes varieert van 6 tot 57 (wijk)gemeenten per classis. Gemiddeld komt dat op 23 gemeenten per classis. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat er een bijna unanieme negatieve reactie is gekomen op de vraag naar vergroting van de schaal van de classis. Deze vraag is in alle bijeenkomsten nadrukkelijk voorgelegd, waarbij is aangegeven dat een vermindering van het aantal classes tot een versterking van de bestuurskracht zou kunnen leiden (bundeling van professionaliteit). De classicale vergadering is in de eerste plaats een platform om elkaar te ontmoeten, zo redeneert men. Hierbij hoort geen grote schaal, want er is namelijk behoefte aan een inhoudelijke discussie binnen de classicale vergadering, waarbij intimiteit, vertrouwelijk met elkaar om kunnen gaan en geborgenheid een groot goed is. Dit vereist een schaal waar iedereen elkaar goed kent en gemakkelijk aanspreekbaar en benaderbaar is. Een oplossing zou kunnen zijn, om een extra bestuurslaag in de vorm van een Provinciale Synode, opnieuw in te stellen. De Taakgroep adviseert dit niet. Een extra bestuurslaag vraagt juist meer mensen. De Taakgroep zoekt een andere oplossing binnen de bestaande structuur. De Taakgroep wil daarbij aantekenen dat op langere termijn met de veranderingen in de gemeenten ook andere wijzen van werken op het middenniveau van de Kerk zullen ontstaan, die ingrijpender aanpassingen in de ambtelijke structuur van de Kerk zullen vragen. Wanneer op het niveau van de gemeenten eenheden ontstaan ter grootte van ongeveer een classis of aanzienlijk deel van een classis, met daarbinnen kleinere geloofsgemeenschappen, vraagt dit aanpassing van het classicaal niveau en komt zelfs de vraag op of dit niveau dan nog nodig is. En zo ja, zal dat dat zijn in de vorm van een collegiaal bestuur zoals nu of een in een college ingebedde superintendent of in een geheel nieuwe vorm? De Taakgroep laat dit open, maar adviseert wel dringend vanaf heden een permanent proces van doordenking, aanpassing en vernieuwing te voeren om ook na 2020 in de veranderde omstandigheden een helder georganiseerde Kerk te zijn. Voor de kortere termijn bepleit de Taakgroep om gebruik te maken van de kerkelijke lichamen, die voorhanden zijn. De Taakgroep wil in principe het huidige aantal classes handhaven. 18 In de classicale vergaderingen wordt het gesprek gevoerd over het samen kerk zijn, de onderlinge solidariteit en de onderlinge verantwoordelijkheid, waarbij de verschillen tussen gemeenten een plaats krijgen. Het gesprek wordt niet alleen in de classicale vergaderingen gevoerd, maar kan ook plaatsvinden tussen kerkenraden, colleges en in gemeenteavonden, waarbij de classicale vergadering een stimulerende rol heeft. De Taakgroep denkt hierbij aan de aanpak van de hervormde classicale vergadering Tiel, die ruim 10 jaar geleden een integrale aanpak van de kleine gemeentenproblematiek is gestart en clusters van gemeenten heeft gevormd. Dit betekent wel een taakverzwaring voor een breed moderamen van de classicale vergadering, waar het optreedt als een coördinerend en in zekere mate leidinggevend lichaam. De classicale vergadering Tiel heeft de taakverzwaring verminderd door een classicale commissie in te stellen in de vorm van een stuurgroep. Toch is er ook dan een taakverzwaring voor het breed moderamen zelf. Het blijft het kerkelijk lichaam dat allerlei taken heeft met betrekking tot goedvinden of eigen besluitvorming. Hoewel het per classis verschillend zal zijn, zal voor vele breed moderamina de taakverzwaring te groot zijn. De Taakgroep meent dan ook dat er ondersteuning nodig is en ziet daartoe mogelijkheden binnen de bestaande structuren, zij het met enige aanpassingen. De Taakgroep betrekt daarbij de noodzaak voor classicale vergaderingen en haar breed moderamina om tot een goede samenwerking te komen met de regionale colleges voor de behandeling van beheerszaken respectievelijk de visitatie. Op het classicaal niveau bevindt zich het samenwerkingsverband van classicale vergaderingen in een regio, de Algemene Classicale Vergadering. Het takenpakket is na de laatste kerkordewijziging betreffende de Dienstenorganisatie nog maar beperkt. Daarnaast is er in de meeste regio s een periodiek overleg van de breed moderamina van classicale vergadering. Dit platform heeft geen bevoegdheden, maar biedt wel mogelijkheden voor uitwisseling van gedachten en een zekere onderlinge afstemming. De Taakgroep stelt als eerste voor om ACV en periodiek overleg ineen te schuiven en dat ook kerkordelijk te verwoorden. Anders gezegd: de ACV krijgt als taak erbij een platform te bieden zoals dat nu gezocht wordt in het periodiek overleg. 18 De variatie in aantallen leden is echter nu erg groot (tussen minder dan 20 en ca. 100 afgevaardigden). Mogelijk kunnen grenzen voor de grootte van de classicale vergaderingen aangegeven worden. 33

De Taakgroep pleit daarbij voor een aangepaste samenstelling van de ACV 19, waarbij het huidige rooster wordt losgelaten. Het specifieke karakter van deze vergadering met de voorgestelde aanpassing is er meer bij gebaat als een of twee leden vanuit een breed moderamen worden aangewezen. De voorzitters van de regionale colleges voor de behandeling van beheerszaken en de visitatie zijn als adviseurs aan de vergadering toegevoegd. Tevens is de regionaal adviseur classicale vergaderingen aan deze vergadering verbonden. Het locatiehoofd van het betreffende steunpunt woont de vergaderingen bij omwille van de lijn naar de gemeenteadviseurs. Daarmee ontstaat een platform, waarin afstemming tussen ambtelijke vergaderingen, regionale colleges en Dienstenorganisatie kan plaatsvinden. In de ACV worden ook persoonlijke contacten gelegd, waardoor een samen optrekken bij problemen wordt bevorderd. Een overleg tussen de verschillende gremia komt gemakkelijker tot stand, wat nodig is om een op elkaar afgestemde begeleiding van gemeenten te geven en een totaal overzicht te hebben van de beschikbare gegevens over die gemeenten. De Taakgroep stelt tevens een nieuwe mogelijkheid voor de ACV voor. Door middel van een aanvullende bepaling in de kerkorde zou er ruimte moeten worden gemaakt om taken van de breed moderamina van classicale vergaderingen aan de ACV te kunnen toevertrouwen. Momenteel kan dat niet, maar de Taakgroep doet dit voorstel om een of meer pilots mogelijk te maken. De huidige ontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat de problematiek van gemeenten de afzonderlijke classicale vergaderingen en haar breed moderamen te boven gaat. De situatie in een groot deel van Noord-Brabant/Limburg en in delen van het noordoosten van ons land vraagt volgens de mening van de Taakgroep al om een regionale aanpak op niet al te lange termijn. Wanneer de ontwikkelingen daarom vragen en de bestuurskracht in de classicale vergaderingen blijft afnemen, kan aan de ACV meer taken worden toevertrouwd of zelfs overgedragen. 20 De Taakgroep pleit voor kerkordelijke ruimte om ontwikkelingen mogelijk te maken en tegelijk ruimte om als classicale vergaderingen samen met de generale synode wegen te zoeken voor bestuurlijke vernieuwing, wanneer deze nodig is. Ondertussen benadrukt de Taakgroep dat goed, gestructureerd overleg op het classicaal en interclassicaal niveau nodig is om gemeenten adequaat te kunnen helpen en elkaar daarbij niet in de weg te zitten. 21 Daarnaast zal de teamvorming van predikanten en kerkelijk werkers, zo deze tot ontwikkeling is gekomen, begeleiding vragen 22. Elders in het rapport van de Stuurgroep wordt gesproken van een verbinding tussen de teams en de afdeling HRM van de Dienstenorganisatie in het kader van loopbaanbegeleiding. De regio met haar ACV biedt hiervoor een goede tussenschakel. 23 De invulling van allerlei functies op bovenplaatselijk niveau vraagt meer dan een aanpassing van de ACV. De Taakgroep pleit voor een verruiming van de afvaardiging. Naast kerkenraadsleden kunnen ook andere gemeenteleden, te weten oud-ambtsdragers, worden afgevaardigd, maar wel zo dat er minstens één kerkenraadslid per kerkenraad wordt afgevaardigd. Zij die ter plaatse geen ambtsdrager zijn, kunnen daarom toch als lid van een ambtelijke vergadering of haar (breed) moderamen worden benoemd. Ze hebben een vergelijkbare positie als de oud-ambtsdragers onder de visitatoren, die lid zijn van een ambtelijk college 24. Het rooster met een strakke verdeling van ambten dient geheel of voor een groot deel 19 De Taakgroep neemt de bestaande indeling in regio s als gegeven, maar tekent daarbij aan dat de regio s Zuid-Holland en Gelderland qua aantallen classes duidelijk uit de pas lopen, terwijl Zeeland een klein aantal classes kent. Te overwegen valt om voor deze regio s een nieuwe indeling te maken. 20 De Taakgroep heeft aanvankelijk een krachtenbundeling op kortere termijn voorgesteld, geldend voor alle regio s en met gelijke regels. Gedacht werd aan een gezamenlijk breed moderamen, dat wil zeggen een kerkelijk lichaam dat zou optreden als breed moderamen van elk van de classicale vergaderingen in de regio. Dit voorstel werd teveel gezien als de introductie van een nieuwe bestuurslaag en ontmoette onvoldoende draagvlak in de breed moderamina van de classicale vergaderingen. De Taakgroep sluit daarom in het huidige voorstel aan bij de bestaande structuur, en spreekt daarin van een aanpassing van de ACV in plaats van een vervanging van de ACV door een Gezamenlijk Breed Moderamen. 21 De ACV zou daarmee ook een vangnet kunnen zijn voor classicale vergaderingen waarin het breed moderamen tijdelijk of voor langere duur onderbezet is. Wanneer de huidige regelingen strikt gevolgd worden, is zelfs een herindeling in classes niet mogelijk waar de breed moderamina geraadpleegd moeten worden. 22 Een stap verder zou zijn om de werkers in de Wijngaard te verbinden aan de classis en vervolgens te detacheren. De Taakgroep beseft dat hieraan vele haken en ogen zitten, maar geeft in overweging om voor en tegen nader te onderzoeken. De Taakgroep heeft dit niet zelf gedaan, omdat het meer tijd vraagt dan nu ter beschikking staat. 23 Dit alles vraagt een nadere uitwerking, die echter voor dit rapport te vroeg is. 24 In de praktijk worden nu dikwijls ambtsdragers bevestigd in hun gemeente omwille van bovenplaatselijk werk. Zij krijgen vrijstelling van alle taken in de gemeente voorzover de kerkorde toelaat. In het voorstel 34

losgelaten te worden ter bevordering van de mogelijkheden en betrokkenheid van de gemeenten en haar kerkenraden. De verruiming van de afvaardiging dient naar het oordeel van de Taakgroep samen te gaan met een heldere taakomschrijving en profielschets voor het lidmaatschap van de classicale vergadering en in het bijzonder van breed moderamen en algemene classicale vergadering. De Taakgroep adviseert om de deskundigheid van de leden van breed moderamen en ACV te bevorderen en te streven naar specialisatie van de leden. 25 De Taakgroep stelt tevens voor om de ondersteuning van de ACV aan de classicale vergaderingen en gemeenten te bevorderen door ondersteuning van vrijgestelden. Al eerder is genoemd de schakelfunctie tussen de teams van predikanten en kerkelijk werkers en de afdeling HRM van de Dienstenorganisatie. Per ACV wordt gedacht aan ca. 1,0 fte. En per ACV aan administratieve ondersteuning vanuit de programmalijn Institutionele Ondersteuning van ca. 0,1 fte met het oog op continuïteit, communicatie, archivering en een vast postadres. De Taakgroep is zich ervan bewust dat op deze manier met een verhoging van de bestaande ondersteuning een beroep wordt gedaan op de financiële middelen van de Kerk, maar vindt deze investering noodzakelijk en verantwoord, in ieder geval tot ongeveer 2020, juist om dat Protestantse Kerk in Nederland op weg is naar meer inzet van niet-betaalde krachten en dezen wel ondersteuning nodig hebben. Wanneer de classicale vergaderingen via de aangepaste ACV ondersteuning krijgen, ziet de Taakgroep mogelijkheden om een classicaal beleid te ontwikkelen met betrekking tot gemeenten en teamvorming. 7. Conclusies en aanbevelingen 1. De Taakgroep adviseert dringend met bovenstaande veranderingen een permanent proces te starten om ook voor de langere termijn beleid te ontwikkelen voor een krimpende kerk in een geseculariseerde samenleving. 2. Het is van wezenlijk belang dat de kerk beschikt over toegankelijke, betrouwbare en geïntegreerde gegevens. 3. Zowel de financiële problemen als de ontwikkelingen in het predikantenbestand vraagt een beleid dat niet tot de gemeenten zelf beperkt kan blijven, maar aandacht vraagt van de bovenplaatselijke organen van de kerk. 4. De Taakgroep adviseert om meer mogelijkheden te bieden voor vormen van gemeentezijn met vloeiender grenzen tussen deze vormen, en daarmee samenwerking van gemeenten te bevorderen. 5. De Taakgroep concludeert dat de teamvorming van predikanten en kerkelijk werkers gevolgen heeft voor de onderlinge verhoudingen van gemeenten. 6. De Taakgroep is ervan overtuigd dat de gemeenten hierin niet alleen begeleiding nodig hebben, maar dat vanuit de meerdere vergaderingen ook stimulering en leiding gegeven moet worden. 7. De Taakgroep pleit voor een aanpassing van de Algemene Classicale Vergadering om de nodige steun aan gemeenten en classicale vergaderingen te kunnen bieden in een meer geíntegreerd beleid van classicale vergaderingen, regionale colleges en ACV. 8. De Taakgroep pleit voor een verruiming van de mogelijkheden voor afvaardiging naar de classicale vergadering en vervulling van de bovenplaatselijke functies. 9. De Taakgroep adviseert om de deskundigheid van de leden van breed moderamen en ACV te bevorderen en te streven naar specialisatie van de leden. 10. De Taakgroep adviseert om de ondersteuning van de algemene classicale vergaderingen aan classicale vergaderingen en gemeenten te bevorderen door middel van vrijgestelden. 11. De door de Taakgroep genoemde adviezen en voorstellen, ook voor de langere termijn, zijn naar de vaste overtuiging van de Taakgroep slechts bespreekbaar en realiseerbaar als de classicale vergaderingen voortdurend door de generale synode nauw en actief bij de processen worden betrokken. Aanhangsels: 1. Cijfermateriaal met toelichting 2. Samenvatting van de ontmoetingen met vertegenwoordigers van breed moderamina van classicale vergaderingen en regionale colleges 3. Drie voorbeelden van alternatieve vormen voor gemeenten van de Taakgroep is geen sprake van een noodzakelijk lidmaatschap van de kerkenraad, maar is het mogelijk om onder genoemde condities uitsluitend lid van de meerdere vergadering te zijn. 25 Er zijn ondertussen vanuit de Dienstenorganisatie cursussen ontwikkeld voor beginnende afgevaardigden en voor leden van de breed moderamina. Daaraan zou een cursus leden (aangepaste) ACV kunnen worden toegevoegd. 35