Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel.

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

Spijsverteringsstelsel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

2,7. Samenvatting door Niels 1791 woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

Werkstuk Biologie Lichaamstelsels

Samenvatting H H7 Eten H9 Je lichaam werkt

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

basisstof 1 gaswisseling bij dieren om te onthouden

1. We ademen om te leven

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop

Samenvatting Biologie Thema 3 Verbranding en ademhaling

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand

Spijsvertering vmbo-b12

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Aantekeningen B4T1 Voeding en vertering

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

Samenvatting Biologie Thema 5 Transport

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces).

Samenvatting Biologie Transport

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld

Gaswisseling. Samenvatting voor de toets

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

Voeding en vertering. Hoofdstuk 2

aerobe dissimilatie gaswisseling ademhaling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

7,9. Samenvatting door een scholier 2305 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie thema 3. Basistof 2

6,5. Samenvatting door een scholier 1940 woorden 21 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting NaSk Verbranding en ademhaling

Samenvatting Biologie Verbranding en ademhaling

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

5,2. bs.1 Verbranding. bs 2 Ingeademde en uitgeademde lucht. Samenvatting door een scholier 1756 woorden 7 november keer beoordeeld

Examen Voorbereiding Transport

6 groepen voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water mineralen en vitamines. Je hebt alle 6 voedingsstoffen nodig om gezond te blijven.

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd

boek: biologie voor jouw ; klas 5 hoofdstuk 4 voeding hoofdstuk 4 paragraaf 1 geen belangrijke informatie hoofdstuk 4 paragraaf 2 voedingsmiddelen:

5,8. Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Samenvatting door een scholier 1678 woorden 31 oktober keer beoordeeld.

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

beschermende bouwstoffen brandstoffen reservestoffen eiwitten x x vetten x x x vitamine x x water x Mineralen x x koohlydraten x x x

Verbranding bij een kaars: kaarsvet + zuurstof --> water+ koolstofdioxide (+ energie)

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Hart anatomie en fysiologie

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen?

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Samenvatting. Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.

Energie-uitwisseling en stofomzetting in organismen. Plantyn Copyright

Samenvatting Biologie thema 2 voeding en vertering

Mitochondriële ziekten

> waterdamp < zuurstof Aan ingeademde lucht = stikstof

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

Spijsvertering. Voorwoord. Mijn spreekbeurt gaat over de reis van het voedsel. Met een moeilijk woord heet dat Spijsvertering.

Hart en bloedsomloop vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Casuïstiek voor doktersassistenten Ik heb pijn op de borst ISBN Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

6,1. Werkstuk door een scholier 2069 woorden 7 april keer beoordeeld. 2 Vertering

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Thema 4 voeding en vertering

Samenvatting Voeding en Vertering Biologie voor Jou VMBO 4. M.b.v. melkzuurbacteriën kun je melk omzetten in yoghurt Kaas en zuurkool

- Yoghurt: aan melk worden speciale soorten bacteriën toegevoegd. Deze bacteriën zetten energierijke stoffen in melk om in melkzuur.

Antwoorden door een scholier 1481 woorden 26 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Ademhalingsstelsel vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Mitochondriële ziekten Spijsvertering

- Bij dierlijke voedingsmiddelen wordt bederf vaak veroorzaakt door salmonellabacteriën.

Ademhalingsstelsel vmbo-b34

6,5. Antwoorden door Een scholier 2083 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

- De allereerste moedermelk bevat eiwitten. Daardoor is de melk gelig van kleur, eiwitten zijn belangrijk voor een baby om nieuwe cellen te maken

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4

Boekverslag door Anoniem 860 woorden 16 april Samenvatting Hoofdstuk 2 Voeding en vertering

Ademhalingsorganen/luchtwegen. Ademhaling. De neus. De neus. De keelholte. De keelholte Bouw algemeen Van binnen naar buiten

Examen VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 18 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan?

6,8. Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

5,5. Verslag door A woorden 2 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Basisstof 1 : Wat is verbranding?

Hart en bloedsomloop hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

- melkzuurbacteriën maken van melk yoghurt - melkzuurbacteriën worden gebruikt om zuurkool te maken

Korsakow-Syndroom = Minder denkvermogen, geheugenverlies, veranderingen in het gedrag als gevolg van alcohol

Werkstuk Biologie Bloed

Kijk, zo klopt het! EEN KIJKJE IN JE HART INHOUD. Je hart? Hard nodig!

Werkstuk ANW Spijsvertering

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

hart longen Werkboekje van...

Examen VMBO-BB 2005 BIOLOGIE CSE BB. tijdvak 12. Naam kandidaat Kandidaatnummer. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Daarmee verklein je het voedsel en wordt er speeksel doorheen gemengd, zodat het een papje wordt.

8.3. Boekverslag door T woorden 19 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4. 2 voedingsmiddelen en voedingsstoffen

THEMA: VOEDING EN VERTERING VWO

Transcriptie:

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5 8.1 Het werkt! Organen zijn delen van het lichaam met een bepaalde taak (hart, longen, darmen, enzovoort). De meeste organen liggen in je romp. Je kan de romp verdelen in de borstholte (bovenste gedeelte) en de buikholte (onderste gedeelte). Tussen de borstholte en de buikholte zit een dik vlies: het middenrif. Een orgaanstelsel is een stelsel van meerdere organen die werken aan één grote taak. Orgaanstelsel Bestaat uit Taak Verteringsstelsel Het grootste gedeelte van je Het verteren van je voedsel buikholte Ademhalingsstelsel Neus/mond, luchtpijp, longen Neemt zuurstof op en ademt koolstofdioxide uit Bloedvatenstelsel Hart en bloedvaten Vervoert bloed met stoffen door het lichaam Beenderstelsel Al je botten Zorgt voor stevigheid, beweging, vorm en bescherming Spierenstelsel Al je spieren Zorgt ervoor dat je kan bewegen Uitscheidingsstelsel Nieren, urineblaas Afvalstoffen kwijtraken In alle cellen vind verbranding plaats. Dit is de regel voor verbranding: glucose + zuurstof energie + koolstofdioxide (co2) + water Via het verteringsstelsel komt glucose in het bloed. Via het ademhalingsstelsel komt zuurstof in het bloed. Via het bloedvatenstelsel krijgen je cellen die stoffen. Bij de verbranding worden de glucosedeeltjes stukgemaakt. Daarvoor is zuurstof nodig. Tijdens de verbranding ontstaan ook twee afvalstoffen: Co2 en water. Via het ademhalingsstelsel adem je Co2 uit. Door je uitscheidingsstelsel raak je water kwijt. Water raak je ook kwijt door zweten en ademen. Energie gebruikt je lichaam om te bewegen, om warm te blijven, stoffen te maken en stoffen af te breken. je Romp (ook wel torso genoemd)

8.2 Je eet Brood en kaas zijn voedingsmiddelen. In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen. - zetmeel - eiwitten - mineralen - suikers - water - vetten - vitamines Je organen krijgen die voedingsstoffen via het bloed. Water, mineralen en vitamines kunnen meteen in het bloed worden opgenomen. Eiwitten, vetten, zetmeel en suikers moeten eerst verteerd worden voor ze in het bloed kunnen worden opgenomen. Vertering is het zó kleinmaken van voedingsstoffen zodat ze in het bloed opgenomen kunnen worden. Dit gebeurt in het verteringsstelsel. In de organen van het verteringsstelsel zitten speciale cellen die verteringssappen maken. In verteringssappen zitten enzymen. Enzymen knippen grote voedingsstoffen in kleinere stukjes. Dat gebeurt in 3 stappen. - Het enzym bindt zich aan de voedingsstof - Het enzym knipt de voedingsstof in tweeën - Het enzym laat los en kan daarna opnieuw een dezelfde soort voedingsstof afbreken Vlak boven de minimumtemperatuur werken enzymen langzaam. Bij stijgende temperatuur gaan ze sneller en beter werken. De enzym werkt het beste op je lichaamstemperatuur (ongeveer 37 graden celsius). Dit noemen we de optimumtemperatuur. Wordt de temperatuur nog hoger, gaat het enzym weer langzamer werken doordat het enzym beschadigd is. Boven de maximumtemperatuur is het enzym stuk en werkt het niet meer. De weg van het verteringsstelsel: - Mond Door het kauwen in je mond verklein je je voedsel, zodat de verteringssappen er beter op kunnen inwerken. In de mondholte zitten speekselklieren die het verteringssap speeksel maken. Speeksel bestaat uit slijm, water en enzymen. De enzymen in speeksel verteren zetmeel. Bovendien maakt speeksel een papje van je gekauwde voedsel. Dat papje slik je door. - Slokdarm In de wand van de slokdarm zitten kringspieren en lengtespieren. Als de lengtespieren samentrekken, wordt de buis korter en wijder. Als de kringspieren samentrekken, wordt de buis smaller. Deze bewegingen noemen we peristaltische bewegingen. - Maag In je maag blijft het voedsel 3 tot 5 uur. Je maag is een soort gespierde zak, waarin het voedsel flink wordt gekneed. De maagwand maakt maagsap met daarin enzymen die eiwitten verteren. In het maagsap zit ook maagzuur. Dit maagzuur doodt bacteriën, die met het voedsel mee naar binnen komen. - Twaalfvingerige darm (eerste stuk dunne darm, 25 cm) Hier komt alvleessap bij het voedsel, dat wordt gemaakt in de alvleesklier. Alvleessap bestaat uit water en enzymen. De enzymen gaan verder met de vertering van zetmeel en eiwit en beginnen aan de vertering van vet. Gal (GEEN VERTERINGSSAP) wordt gemaakt in de lever en wordt opgeslagen in de galblaas. Vanuit de galblaas komt in de twaalfvingerige darm bij het voedsel. Gal verdeelt vet in kleine druppeltjes zodat de enzymen makkelijker op het vet kunnen inwerken. - Dunne darm Hier wordt darmsap gemaakt. Darmsap bevat water, slijm en enzymen. De enzymen maken de vertering af. Alle voedingsstoffen zijn nu klein genoeg om in het bloed opgenomen te kunnen worden.

Je dunne darm is ongeveer 5 meter lang en bestaat uit 2 delen: 1. De twaalfvingerige darm Hier vind de vertering plaats 2. Het kronkelige deel Hier wordt de vertering voltooid en gaan de voedingsstoffen naar het bloed De lengte van het kronkelige deel is ongeveer 4,5 meter. De binnenkant is echter veel langer. Dat komt omdat de binnenwand uit heel veel darmplooien bestaat. Elke darmplooi bestaat weer uit kleinere plooien, de darmvlokken. De buitenkant van de cellen van de darmvlokken zijn ook weer geplooid: de microvlokken. Het oppervlak van je dunne darmwand is dus heel groot. Je dunne darm kan zo heel veel voedingsstoffen opnemen. Deze voedingsstoffen gaan dan naar de velen haarvaten die in je dunne darmwand zitten. Sommige stoffen, zoals voedingsvezels, zijn onverteerbaar en blijven achter in de dunne darm. Deze onverteerde stoffen gaan als een soort waterige pap naar de dikke darm. De dikke darm haalt het meeste water eruit. Dat water wordt via de dikke darm opgenomen. In de dikke darm leven bacteriën die een deel van de onverteerde massa afbreken. Door het werk van de bacteriën komen soms stinkende gassen vrij. Van die voedselbrij blijft uiteindelijk poep over, dat in je endeldarm terechtkomt. Als je endeldarm vol is, voel je dat je moet poepen. 8.3 Je ademt Borstademhaling: Inademen/uitademen: - Tussenribspieren trekken samen/ontspannen - Je ribben en borstbeen gaan omhoog/gaan naar beneden - Je longen worden groter omdat ze vastzitten aan de borstholte/je longen worden kleiner - Je ademt in/uit Buikademhaling: Inademen/uitademen: - Middenrif word platter/boller - Borstholte en longen worden groter aan de onderkant/kleiner aan de onderkant - Je ademt in/uit - Je buikwand gaat naar voren/naar binnen De weg van je ademhalingsstelsel: - Neus/Mond Door je neus of mond komt zuurstof in je lichaam. Je neus is bedekt met (neus)slijmvlies. Het reinigen en vochtig maken van de ingeademde lucht gaat als volgt: - Haren in de neusgaten houden grove stofdeeltjes tegen. - In het slijm van het neusslijmvlies blijven kleine stofdeeltjes plakken. - Het natte neusslijmvlies maakt de ingeademde lucht vochtig. - Luchtpijp en Bronchiën De ingeademde lucht komt via de neus/mond (en het strottenhoofd) in de luchtpijp. De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën (luchtpijptakken). Ook hier is de wand bekleed met slijmvlies: - In het slijm blijven kleine stofdeeltjes plakken. - De heen en weer gaande trilhaartjes van het slijmvlies duwen als een soort roeispanen slijm met stofdeeltjes naar boven. Daarna hoest je het uit of slik je het door. - Het natte slijmvlies maakt de ingeademde lucht vochtig.

- Luchtpijptakjes In de longen vertakt elke bronchie zich weer in kleinere buisjes; de luchtpijptakjes. Aan het einde hiervan zitten longblaasjes. - Longblaasjes De longblaasjes zijn teer. De wand is maar 0,0002 mm dik. Daarom wordt de ingeademde lucht gereinigd en vochtig gemaakt door het slijmvlies in de neusholte, luchtpijp en bronchiën. In de longblaasjes vind gaswisseling plaats. Tijdens de gaswisseling gebeuren er twee dingen: 1. Zuurstof gaat vanuit de lucht in de longblaasjes naar het bloed. Dit kan omdat de longblaasjes omgeven zijn door een netwerk van haarvaten. 2. Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de longblaasjes. Ook dit gaat via de haarvaten. Door het grote aantal longblaasjes is het oppervlak van de longen samen ongeveer 70-90 m2. Daardoor kan er veel gaswisseling plaatsvinden. 8.4 Bloed stroomt Bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Je hebt vooral veel rode bloedcellen. Je hebt er zoveel van, dat je bloed er rood van ziet. Via het bloed komen zuurstof en glucose bij al je cellen. Voedingsstoffen en afvalstoffen (bijvoorbeeld glucose) zitten opgelost in het bloedplasma. Zuurstof word door de rode bloedcellen vervoerd. In rode bloedcellen zit namelijk de kleurstof hemoglobine. Deze kleurstof bevat het mineraal ijzer. Dankzij dit ijzer kan hemoglobine zuurstof aan zich binden. Je hebt 3 typen bloedvaten. - Slagaders Slagaders vervoeren stoffen naar al je organen. De grootste slagader is de aorta (die begint bij de linkerkamer). Vanaf daar lopen kleinere slagaders naar ieder orgaan. Slagaders lopen van het hart af en zijn genoemd naar het orgaan waar ze naartoe lopen. Het bloed in de slagaders stroomt snel, en kleppen zitten alleen bij het begin (bij het hart). Slagaders hebben een dikke, gespierde wand. - Haarvaten Haarvaten zijn dunne bloedvaatjes die bloed vervoeren door al je organen. Vanuit de haarvaten gaan voedingsstoffen naar je organen. Afvalstoffen komen vanuit de organen in de haarvaten. Haarvaten hebben een zeer dunne wand met kleine openingen. Het bloed stroomt langzaam. - Aders Aders vervoeren het bloed met afvalstoffen terug naar je hart. Aders zijn genoemd naar het orgaan waar ze vanaf lopen. Alle aders komen samen in twee holle aders bij het hart. Aders hebben een dunne slappe wand en kleppen over de gehele lengte op regelmatige afstand. Het bloed in de aders stroomt heel langzaam. De kleine bloedsomloop begint in het hart. Vanuit de rechterkamer loopt de longslagader naar de longen. Daar neemt je bloed zuurstof op. Dan gaat het zuurstofrijke bloed via de longader naar de linkerboezem. Vanuit de linkerboezem begint de grote bloedsomloop. Die gaat via de aorta naar al je organen in je lichaam. De grote bloedsomloop eindigt in de rechterboezem. Je hart bestaat uit 4 ruimtes. Twee kamers (de rechterkamer en de linkerkamer) en twee boezems. Dat is wel eens verwarrend, want de kamer die rechts zit, heet de linkerkamer en de kamer links, is de rechterkamer. Tussen de boezems en de kamers zitten hartkleppen. Bij de longslagader en de aorta zitten slagaderkleppen.

Een hartslag bestaat uit 3 delen: 1. De beide boezems trekken samen. Het bloed wordt vanuit de beide boezems naar de kamers gepompt. De hartkleppen zijn open, de slagaderkleppen zijn dicht. 2. De beide kamers trekken samen. Het bloed word in de longslagader en de aorta gepompt. De slagaderkleppen zijn open, de hartkleppen zijn dicht. 3. De hartpauze. De hartspier is ontspannen. De slagaderkleppen zijn dicht, de hartkleppen zijn open. Zo kan er vanuit de longader en de holle aders nieuw bloed in de boezems stromen. Bij de rechterboezem zitten speciale cellen die seintjes ontvangen: de sinusknoop. De sinusknoop krijgt elektrische stroomstootjes binnen vanuit de hersenen waardoor de boezems en de kamers samentrekken. De stroomstootjes in het hart kun je meten. Als je daar een diagram van maakt, zie je het hartritme. Dat noem je een elektrocardiogram. Bij inspanning krijgt de sinusknoop vanuit de hersenen sneller achter elkaar seintjes. Daardoor gaat de hartslag omhoog. Bij sommige mensen is het hartritme niet helemaal goed. Vaak helpen medicijnen, maar soms is er een pacemaker nodig. Een pacemaker is een klein apparaatje in de borstholte met een batterij erin. De batterij geeft stroomstootjes. Via draden gaan die stroomstootjes naar het hart, zodat de boezems en de kamers samentrekken. Als je je inspant zorgen ingebouwde sensoren in de pacemaker ervoor dat de pacemaker meer stroomstootjes afgeeft. 8.5 Rond je cellen Glucose en zuurstof komen als volgt bij je cellen: - Glucose zit opgelost in het bloedplasma en zuurstof wordt vervoerd door rode bloedcellen. - In de haarvaatjes van een orgaan laten de rode bloedcellen zuurstofdeeltjes los. De zuurstof komt in het bloedplasma terecht. - Het bloedplasma lekt uit de haarvaten door kleine openingetjes. Buiten het bloedvat heet deze vloeistof weefselvloeistof. - Het weefselvloeistof geeft voedingsstoffen af aan je cellen. Het weefselvloeistof neemt ook afvalstoffen op. Het weefselvloeistof zit nu dus vol afvalstoffen. Deze afvalstoffen kunnen op twee manieren terugkomen in het bloed: 1. Direct via de haarvaten. 2. Via de lymfevaten. Dat zijn dunne vaatjes die door het weefsel lopen. Lymfevaten hebben ook kleine gaatjes in de wand. Daardoor stroomt het weefselvloeistof in de lymfevaten. Zodra het weefselvloeistof in de lymfevaten zit, heet het lymfe. De wand van lymfevaten is slap, de druk is laag en er zitten kleppen in. Door de kleppen kan de lymfe maar een kant op stromen. Vlak bij de sleutelbenen komt de lymfe weer in het bloed terecht via de rechter lymfebuis. Lymfevaten voeren samen met de lymfeknopen (lymfeklieren) het lymfevatenstelsel. In de lymfeknopen wordt door de witte bloedcellen gecontroleerd op ziekteverwekkers of ongewenste stoffen. Alles wat ongewenst is, houden de witte bloedcellen tegen en proberen ze op te ruimen. Zijn er veel ongewenste stoffen of ziekteverwekkers, dan kan een lymfeknoop opzwellen en pijn doen. Bij een verkoudheid kun je last hebben van gezwollen lymfeknopen in je hals. Die geven pijn bij het slikken. De bekendste lymfeknopen in je hals zijn je (keel)amandelen.