Bestemmingsplan Buitengebied - Algemeen



Vergelijkbare documenten
Gemeente Haaksbergen. Rood voor Rood beleid 2015

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

KGO-beleid. KGO-balansmodel. Gemeente Haaksbergen. Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Versie 2, december 15

Bestemmingsplan buitengebied

Korte samenvatting voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre

Notitie Reikwijdte en Detailniveau

BELEIDSREGEL BIJ BEEINDIGING AGRARISCHE

Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied

B&W voorstel Nr. : Onderwerp: Ruimtelijke onderbouwing Vliertwijksestraat 61. 1) Status

Notitie serre en boogstallen

Bouwen en wonen in het buitengebied

Zundertse Regelgeving

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten

Notitie Varianten grondgebonden agrarische bedrijven inclusief uitwerking bestemming 'Wonen' met hobbyboeren

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega

Vaststelling bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo)

Opdrachtgever: Gemeente Hilvarenbeek projectnummer:

Nota Plattelandswoningen Wijdemeren

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

VAB-bijeenkomst bedrijfsbeëindiging

Ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan. Buitengebied West, 1 e herziening. Ontwerp

Beleidsnota Plattelandswoningen gemeente Venray

Verklaring. In verband met wijziging agrarische bedrijfswoning tot status plattelandswoning

Voorblad B&W-advies. Onderwerp: Principeverzoek Worsumseweg 14. Vergadergegevens. Vervolgbehandeling. Toetsing voorafgaand aan B&W-vergadering

INLEIDING. 3 BjflO. Hoofdstuk 1

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

Onderstaand is uitsluitend de voor het onderhavige plan relevante regelgeving weergegeven.

Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland

Samenvatting: Voorgesteld wordt over te gaan tot vaststelling van het bestemmingsplan Barneveldsestraat 40a.

Raadsmededeling - Openbaar

Rood voor rood met gesloten beurs gemeente Dalfsen

Raadsnota. Raadsvergadering d.d.: 15 december 2008 Agenda nr: Onderwerp: voorstel tot delegatie in het kader van de nieuwe Wro. Aan de gemeenteraad,

Notitie Ruimte voor ruimte 2016, gemeente Drimmelen

1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER)

Buitengebied 2002 Wehl 22e wijziging (Broekstraat 1)

Beleidskader. Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Ontwikkelingsvisie Reestdal en Bergentheim-Zuid

Rood voor Rood. Gemeente Dinkelland september 2015

Bestemmingsplan buitengebied Baarle-Nassau

NOTA ZIENSWIJZE, COMMENTAAR EN WIJZIGING Bestemmingsplan Buitengebied, Weereweg 23 en 25a Tjuchem

Uitvoeringskader Rood voor rood met gesloten beurs in Overijssel

Handreiking transformatieplan herbestemming

Ruimtelijke Onderbouwing. Eikenkamp 5 te Hattemerbroek

Ruimte voor maatwerk april Hoe om te gaan met leegstand van schuren in het landelijk gebied?

gemeente Bunnik Discussienota De gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders Datum: 14 september 2017

ONTWIKKELINGSVISIE WESTERHUIZINGERVELD EN OMGEVING SLAGHAREN - DE KRIM - (OUD) LUTTEN

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011

Pagina 2. gemeente Nijkerk

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

ONTWERPBESLUIT WIJZIGING BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED ALPHEN-CHAAM, WIJZIGING DASSEMUSSESTRAAT 7

N o t i t i e t. b. v. A r e n a d e b a t b e s t e m m i n g s p l a n b u i t e n g e b i e d M o e r d i j k

Buitengebied e wijziging (Broekhuizerstraat 2 Wehl)

*Z073B5B20C6* Ruimtelijke onderbouwing. ten behoeve van het bouwen van het wijzigen van het bouwvlak op het perceel Oudelandsedijk 4b te Dirksland

Ruimtelijke onderbouwing

ONTWIKKELINGSVISIE WESTERHUIZINGERVELD EN OMGEVING NOORDELIJKE STADSRANDZONE HARDENBERG

Megastallen en kaders. Peter Broekmans Gemeente Cuijk

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Beleidsregels Rood voor rood met gesloten beurs gemeente Dalfsen

Gemeente Woerden. Toetsing aan de wijzigingsregels Teckop 11 in Kamerik

B&W-voorstel. Onderwerp: Ruimtelijke onderbouwing Brugstraat 73C Vinkel (uitbreiding visvijver Slothoeve) 1) Status

"OPSLAG VAN MEST EN VEEVOER BUITEN AGRARISCHE BOUWPERCELEN

Handreiking voor de praktijk. Mr. A.P. Cornelissen en mr. M.I.J. Toonders Den Hollander Advocaten gevestigd in Middelharnis

Beleidsregel bebouwde kommen De Fryske Marren

* * * *

Bijlage 2: Nadere uitwerking beleidskeuzes Nota van Uitgangspunten met ambtelijk standpunt

Wijzigingsplan It West 2a Augustinusga

Omgevingsvergunningsvrije gebouwen: beïnvloedingsmogelijkheden

Niet meewerken aan een bestemmingsplanherziening Drostlerweg 2 in Eibergen. Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein

: Aanwijzing categorieën verklaring van geen bedenkingen (Wabo, artikel A. onder 3)

Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, locatie Braambergerweg 22 te Slagharen O N T W E R P

BELEIDSREGEL SCHUILGELEGENHEDEN IN HET BUITENGEBIED GEMEENTE VAALS

Besluit artikel 3.6 lid 1 onderdeel a Wro Buitengebied Asten 2008, wijziging Kokmeeuwenweg 22

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

WIJZIGINGSPLAN. Opdrachtgever D. Riemens Seydlitzweg RS Hoek. ZLTO Advies Bram Verhage 10 oktober 2013

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het. bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro. Weverwijk 7 rood te Meerkerk

Bijlage 4. Advies RCE

10 e Wijzigingsplan Bestemmingsplan Binnenstad

Wijzigingsplan Grootweg 13a, Berkhout Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

BEANTWOORDING INGEKOMEN ZIENSWIJZEN SAMENVATTING ZIENSWIJZE. Wijzigingsplan Zijderveldselaan te Zijderveld

9*-`" **"' * Raadsvoorstel Status: Besluitvormend Agendapunt: 8 Onderwerp: Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen Datum: 14 mei 2013

LIK KAART LANDSCHAP IDENTITEIT DEDEMSVAART ZUID - RHEEZERVEEN - HEEMSERVEEN

Ontwikkeling en Grondzaken

Transcriptie:

Bestemmingsplan Buitengebied - Algemeen Inhoud: 1. Algemeen 1.1 Inleiding 1.2 Proces 1.3 Ruimte voor ontwikkeling 1.4 Wabo 2. Specifieke onderwerpen: 2.1 Kostenverhaal 2.2 M.e.r. 2.3 Natura 2000 2.4 Uitbreidingsruimte voor agrarische bedrijven 2.5 Ruimte voor nieuwe stalconcepten 2.6 Duurzame energie 2.7 Rood voor Rood 2.8 Verbreed wonen 1. ALGEMEEN 1.1. Inleiding Er komt een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Hardenberg. De doelen die daarmee worden nagestreefd zijn: - het op een duurzame en efficiënte wijze ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies in het buitengebied; - het vergroten van de leefbaarheid van het platteland; - het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. (bron: visienota buitengebied). Voor de twee pilotgebieden Reestdal en Bergentheim Zuid is een concept-bestemmingsplan opgesteld. Deze notitie is bedoeld om te informeren over de hoofdlijnen van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is nog niet 100% af, zeker op detailniveau moet er nog het nodige aan worden bijgeschaafd. Het is onze bedoeling om nog voor de zomervakantie 2010 wat dat betreft de puntjes op de i te zetten. Afbeelding: ligging pilotgebieden Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 1

1.2 Proces Het proces tot nu toe heeft er als volgt uitgezien: Juli 2006 oktober 2008 maart 2009 januari 2009 december 2009 juli 2009 juli 2010 Afbeelding: schematische uitwerking planproces In de visienota Buitengebied worden, op een grof niveau, gebiedskenmerken beschreven en ontwikkelingrichtingen aangegeven. Dit is in de Landschap Identiteit Kaarten (LIK) en de Ontwikkelingsvisie verfijnd per landschapstype. De LIK s en de Ontwikkelingsvisie zijn een bijlage bij het bestemmingsplan. Afbeelding:verfijning visienota in LIK en Ontwikkelingsvisie 1.3 Ruimte voor ontwikkeling Met de vaststelling van de visienota Buitengebied heeft de gemeente gekozen om voor het buitengebied een nieuwe aanpak voor het ruimtelijk beleid te hanteren: van toetsing achteraf naar richtinggevend vooraf. De gemeente wil daarbij ruimte bieden voor ontwikkeling, onder voorwaarde van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente speelt hiermee in op de extra mogelijkheden die de Omgevingsvisie Overijssel 2009 biedt ten opzichte van het Streekplan Overijssel 2000+. Voorwaarde voor het benutten van deze extra mogelijkheden is het investeren in ruimtelijke kwaliteit. Dit vraagt extra inspanningen, van zowel van de gemeente als van initatiefnemers. Het is van groot belang dat gemeente en initiatiefnemers elkaar in Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 2

een vroeg stadium bereiken en elkaar meenemen in het proces van initiatief tot realisatie, met het doel om in dat proces ruimtelijke kwaliteit te laten ontstaan. Deze nieuwe manier van werken stelt hoge eisen aan zowel initiatiefnemers als de gemeentelijke organisatie. Niet alleen wat betreft inhoudelijke kennis, maar ook wat betreft het (stroomlijnen van) het proces. Wij hebben hiermee inmiddels de eerste ervaringen opgedaan en zijn bezig een draaiboek ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen. Dit draaiboek dient als eigen kwaliteitskader, dat door initiatiefnemers kan worden gebruikt om een eerste indruk te krijgen over de kans van slagen van initiatieven en wat er moet gebeuren om een plan kansrijk te maken. Gemeentelijke medewerkers kunnen het handboek gebruiken om in gesprek te komen met initiatiefnemers, initiatieven te begeleiden en uiteindelijk te beoordelen. Bij de doorvertaling van ruimtelijke kwaliteit in het bestemmingsplan zijn de volgende principes gehanteerd: - algemeen: het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik; - per gebied: eigen gebiedskenmerken en een eigen ontwikkelingsrichting. Het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat wordt uitgegaan van (her)benutting van bestaande bebouwing en de combinatie van functies op bestaande erven, bijvoorbeeld bij hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan dan ook ruime mogelijkheden opgenomen. De gebiedsgerichte benadering komt er op neer dat de ontwikkelingsmogelijkheden per gebied verschillen. In het bestemmingsplan wordt daarom gewerkt met gebiedsbestemmingen, dat wil zeggen bestemmingen per landschapstype. Door de gebiedgerichte benadering wordt niet langer gewerkt met uniforme maatvoeringen, bijvoorbeeld voor de omvang van agrarische bouwpercelen, de inhoud van woningen en de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Deze maatvoeringen verschillen per gebied. In het essen- en hoevenlandschap geldt bijvoorbeeld een andere inhoudsmaat voor woningen dan in het veenontginningslandschap. Overigens worden daarbij bestaande rechten niet ingeperkt, maar in de meeste gevallen verruimd. Het bestemmingsplan kent ook ontwikkelingsmogelijkheden in de flexibiliteitregels waarbij er (nog) meer ruimte wordt geboden, als de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. In die gevallen wordt van de initiatiefnemer gevraagd een erfinrichtingsplan op te stellen. Via het (nog op te stellen) IDeeënboek worden hiervoor suggesties en handreikingen gedaan. Afbeelding: indeling landschapstypen Reestdal Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 3

Afbeelding: indeling landschapstypen Bergentheim-Zuid 1.4 Wabo Per 1 juli 2010 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking. In ieder geval vervallen de ontheffingen en de nadere eisenregeling. Ook kent de Wabo regels voor bouwvergunningvrije bouwwerken met bijbehorende gewijzigde terminologie. Het bestemmingsplan moet hierop nog worden aangepast. Bij het Wabo-proof maken van het bestemmingsplan zullen wij proberen om een aantal ontwikkelingsmogelijkheden die nu nog in de ontheffingsbepalingen zijn opgenomen (bijvoorbeeld voor nevenactiviteiten en vergroting inhoud woning) onder te brengen bij hetgeen bij recht is toegestaan. Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 4

2. SPECIFIEKE ONDERWERPEN 2.1 Kostenverhaal Als het bestemmingsplan buitengebied nieuwe rechten biedt, die aan te merken zijn als een bouwplan in de zin van art. 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, is een exploitatieplan of kostenverhaalovereenkomst verplicht. Het gaat o.a. om de bouw van een of meer hoofdgebouwen of om uitbreiding van gebouwen met meer dan 1.000 m2. Voor bestaande bouwmogelijkheden, die nog niet benut zijn, geldt dit niet. Bij agrarische bedrijven zal, wanneer een groter bouwvlak wordt toegekend, al snel sprake zijn van de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan of het sluiten van een kostenverhaalsovereenkomst. Waar dit verplicht is zullen wij komen tot kostenverhaal. Daarbij hoort ook het verhaal van (eventuele) planschade die ontstaat door het toekennen van de ruimere bebouwingsmogelijkheden.. 2.2. M.e.r. De milieueffectrapportage (m.e.r.) is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit milieu-effectrapportage 1994. De m.e.r. levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Het bestemmingplan Buitengebied wordt m.e.r. plichtig (plan-m.e.r.), als in het plan ongelimiteerd uitbreidingsmogelijkheden worden geboden aan intensieve veehouderijen. Vanaf 60.000 mesthoenders, 45.000 hennen, 2.200 mestvarkens of 350 zeugen zijn veehouderijen m.e.r.-beoordelingsplichtig. De m.e.r. beoordelingsplicht houdt in dat het bevoegd gezag in deze situaties moet beslissen of een m.e.r. noodzakelijk is. Dit gebeurt op grond van kenmerken van de activiteit, de plaats, de samenhang met andere activiteiten en de kenmerken van de milieueffecten. Vanaf 85.000 mesthoenders, 60.000 hennen, 3.000 mestvarkens of 900 zeugen zijn veehouderijen m.e.r.-plichtig. Ook gezondheidsaspecten worden in een m.e.r. afgewogen. Een m.e.r. kan worden gevoerd op strategisch niveau (plan-m.e.r.) of op concreet niveau (besluitm.e.r.). Ons uitgangspunt is, dat er voor het bestemmingsplan Buitengebied geen plan-m.e.r. wordt gevoerd, maar dat dit gekoppeld wordt aan concrete projecten/aanvragen. De belangrijkste reden hiervoor is, dat een plan-m.e.r. op het niveau van het bestemmingsplan Buitengebied een zuiver theoretisch karakter heeft. Er moet dan namelijk worden gerekend met uitbreidingsmogelijkheden die zich in de praktijk misschien niet eens zullen voordoen. In de regels van het bestemmingsplan is dit vertaald door mer-plichtige bedrijven niet toe te staan. Als een bestaand bedrijf dus wil uitbreiden met het aantal dieren, boven de in het Besluit m.e.r. genoemde aantallen, dan is een planherziening nodig. 2.3 Natura 2000 De gemeente Hardenberg heeft te maken met de doorwerking van drie Natura 2000-gebieden: Engbertsdijksvenen, Vecht en beneden Regge en Mantingerzand (Drenthe). Op basis van de Natuurbeschermingswet kan het nodig zijn om een passende beoordeling uit te voeren, als onderdeel van een plan-m.e.r.. Die passende beoordeling is nodig voor alle plannen en programma s die een significant effect kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden. Probleem daarbij is, dat het nu nog niet te zeggen is hoe de veehouderij zich in de komende planperiode gaat ontwikkelen. Ook zijn er nog geen beheersplannen voor beide Natura 2000-gebieden. Een passende beoordeling krijgt daardoor een volstrekt theoretisch karakter. Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 5

Er is gezocht naar een planologische regeling waarbij op dit moment geen passende beoordeling heeft te worden uitgevoerd. Als gevolg daarvan is in het bestemmingsplan een zogenaamde verplichtende voorwaarde opgenomen. Dit betekent voor de bestaande veehouderijbedrijven (intensief of grondgebonden) dat er niet mag worden gebouwd, tenzij vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet niet nodig is of kan worden verleend. Voor meer informatie over de doorwerking van Natura 2000 verwijzen wij naar de notitie bestemmingsplan Buitengebied en intensieve veehouderij. 2.4 Ruimte voor agrarische bedrijven In de lijn van de visienota Buitengebied biedt de gemeente ruimte aan de landbouw om te komen tot een rationele, op de markt gerichte productie, die in evenwicht is met zijn omgeving. Een van de instrumenten daarbij is het bestemmingsplan. In de visienota Buitengebied zijn 4 gebieden aangewezen, waar landbouwontwikkeling voorop staat: Westerhuizingerveld, Dedemsvaart-Zuid, Slagharen/De Krim en Bergentheim-zuid. Bestaande bedrijven In het bestemmingsplan is aan alle agrarische bedrijven (bij de gemeente bekend via een milieuvergunning of melding) een agrarische bestemming toegekend. Bij de toekenning van het bouwvlak is rekening gehouden met de landschapskwaliteiten en de ontwikkelingsrichting van het betreffende gebied. De omvang van het bouwvlak is in het Reestdal bepaald op maximaal 1,5 ha. en in Bergentheim-Zuid op maximaal 3 ha. Niet elk bedrijf krijgt een bouwvlak van de maximale omvang, de daadwerkelijke grootte hangt af van een aantal factoren, zoals de kadastrale situatie en reeds aanwezige bebouwing en functies in de omgeving. Omdat de bouwvlakken in Bergentheim-Zuid erg groot (kunnen) zijn, kan er veel nieuwe bebouwing worden opgericht. Om enige grip te hebben op de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, wordt bij een grote uitbreiding (meer dan 1.000 m 2 aan gebouwen) een erfinrichtingsplan gevraagd. Nieuwe bedrijven In de gemeentelijke landbouwontwikkelingsgebieden wordt volgens de visienota ruimte geboden voor nieuwvestiging. Dit is, voor zover mogelijk vanwege de m.e.r.-plicht, in het bestemmingsplan overgenomen. In de lijn van de discussienota landbouw wordt in de andere gebieden nieuwvestiging alleen toegestaan in de vorm van bedrijfsverplaatsing in hetzelfde gebied. De voorgestelde regeling in tabelvorm: Landschapstype Nieuwvestiging grondgebonden Nieuwvestiging intensief agrarisch bedrijf agrarisch bedrijf Beekdallandschap Niet toegestaan Niet toegestaan Essen- en hoevenlandschap Ja, via wijzigingsbevoegdheid 1,3 Ja, via wijzigingsbevoegdheid 1,3 Heideontginningslandschap Ja, via wijzigingsbevoegdheid 1,3 Ja, via wijzigingsbevoegdheid 1,3 Veenontginningslandschap Ja, via wijzigingsbevoegdheid 1,3 Ja, via wijzigingsbevoegdheid 1,3 Open veenontginning Ja, via wijzigingsbevoegdheid 2,3 Na planherziening 3,4 Besloten veenontginning Ja, via wijzigingsbevoegdheid 2,3 Na planherziening 3,4 1 = Mits het gaat om bedrijfsverplaatsing binnen hetzelfde gebied. 2 = m.u.v. t Lijntje en de Rauwbloksweg (wens komt uit het gebied zelf voort). 3 = In verband met de nabijheid van Natura 2000-gebieden geldt hier een nadere onderzoeksverplichting. 4 = In verband met het MER-besluit geldt hier een nadere onderzoeksverplichting. De huidige provinciale voorschriften beperken de door de gemeente gewenste mogelijkheden in de landbouwontwikkelingsgebieden, omdat de provincie uitsluitend nieuwvestiging in de vorm van bedrijfsverplaatsing toe staat (salderingsprincipe). De omgevingsvisie biedt echter de mogelijkheid om in de toekomst gebieden aan te wijzen met een specifieke doelstelling voor landbouwontwikkeling. Dat zou voor Hardenberg een oplossing kunnen bieden. Hierover zijn wij met de provincie in gesprek. Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 6

2.5 Ruimte voor nieuwe stalconcepten Om aan de tegenwoordige wensen van de boeren en hun koeien tegemoet te komen, zijn in de afgelopen jaren nieuwe stalconcepten op de markt gekomen. Deze concepten komen tegemoet aan de wensen ten aanzien van licht, lucht en ruimte en niet in de laatste plaats aan de wens van lagere huisvestingskosten. Van de nieuwe stalconcepten voldoen in elk geval de boogstal en de serrestal niet aan de bouwvoorschriften van de huidige bestemmingsplannen. Boogstal Serrestal Tentstal Zaagtandstal Afbeelding: voorbeelden nieuwe stalconcepten Wij willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van nieuwe stalconcepten, maar tegelijkertijd sturen op ruimtelijke kwaliteit. Dat wil zeggen dat nieuwe bebouwing passend moet zijn in de omgeving, danwel nieuwe kwaliteit toevoegt aan de omgeving. De nieuwe stalconcepten zijn wat betreft vormgeving en materiaalgebruik dusdanig afwijkend van de bestaande bebouwing op het boerenerf, dat deze concepten niet op ieder erf en in ieder landschapstype gewenst zijn. Bij de beoordeling van nieuwe stalconcepten kiezen wij daarom voor de gebiedsgerichte benadering. Via het welstandstoezicht zullen wij toezien op de kleurstelling van de nieuwe stallen. Er zijn gebieden in de gemeente die dermate waardevol zijn, dat toepassing van nieuwe stalconcepten ten koste kan gaan van de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat hierbij om de volgende landschapstypen: - Het beekdallandschap; - Het essen en hoevenlandschap langs de Reest en de Vecht, met daarin de beschermde dorpsgezichten Oud-Avereest en Rheeze. In deze gebieden kiezen wij voor een nee, tenzij benadering. Toepassing van nieuwe stalconcepten is in beginsel niet toegestaan, tenzij de stal op een zodanige wijze kan worden gesitueerd en ingepast dat de structuur van het landschap en het erf niet wordt aangetast. Omdat het gaat om besloten landschappen met relatief kleinschaligere bebouwing zijn boogstallen en tentstallen hier niet gewenst. Het uitgangspunt in deze gebieden blijft dus het traditionele stalconcept. Voor de overige gebieden kan worden uitgegaan van een ja, mits benadering. De situering op het erf is in deze gebieden belangrijker dan de vorm van de stal. In deze gebieden kan worden volstaan Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 7

met de reguliere voorschriften uit het bestemmingsplan. De opstelling van een erfinrichtingsplan kan nodig zijn, zodra er meer dan de in het bestemmingsplan voorgeschreven oppervlakte wordt gebouwd. Ook bij beëindiging van het agrarisch gebruik hanteren wij een gebiedsgerichte benadering. In de kwetsbare landschapstypen geldt het uitgangspunt dat de stallen moeten worden afgebroken. In de overige gebieden wordt maatwerk geboden, wat inhoudt dat i het ene geval hergebruik mogelijk is en in het andere geval afbraak de beste optie is. 2.6 Bio-energie Een nieuw verschijnsel in het buitengebied is duurzame energieopwekking door middel van biomassavergistingsinstallaties. In een biomassavergistingsinstallatie worden in hoofdzaak mest en co-producten (maïs, gras) vergist met het doel om gas en/of stroom op te wekken. De vergiste biomassa (digestaat) wordt afgezet als meststof. Op dit moment onderneemt een aantal agrariërs (veehouders) initiatieven tot de bouw van een dergelijke installatie. Biomassavergisters passen volgens de rechter niet onder de gangbare definitie van een agrarisch bedrijf en kunnen in onze gemeente alleen via bestemmingsplanherziening worden toegestaan. Wij houden rekening met een toename van het aantal bouwplannen voor biomassavergisters bij agrarische bedrijven. Over bio-energie wordt door ons een afzonderlijke beleidskader opgesteld. 2.7 Rood voor Rood In september 2006 heeft de gemeenteraad de beleidsregel Rood voor Rood met gesloten beurs vastgesteld. Inmiddels is er ruim 3 jaar mee gewerkt en hebben wij een evaluatie uitgevoerd. Het doel van de evaluatie was om te kijken of: 1. Het rood voor roodbeleid functioneert; 2. Er aanpassingen nodig zijn; 3. Het beleid kan worden opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Tijdens de evaluatie hebben wij geconstateerd dat het doel van het rood voor roodbeleid nog steeds actueel is. De ruimtelijke kwaliteit in ons buitengebied kan verbeteren door de sloop van landschapsontsierende gebouwen en betere erfinrichting. Ook is er veel animo voor deelname aan het beleid. Wel kost de behandeling van aanvragen relatief veel tijd, doordat er veel discussie (mogelijk) is over zaken als kavelwaarde, financiële onderbouwing, sloopkosten,erfinrichting, combinatie met VAB-beleid e.d.. Wij zien vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit voldoende reden om door te gaan met het rood voor roodbeleid, maar willen de regeling vereenvoudigen, om deze in de praktijk beter en efficiënter te laten werken. De belangrijkste aanpassingen zijn: - De mogelijkheid om bedrijfsgebouwen van meerdere bedrijven te bundelen wordt aangepast. Het mag gaan om maximaal 2 slooplocaties. - Het is mogelijk om rood voor rood te combineren met bedrijfsmatige vervolgactiviteiten onder de noemer verbreed wonen (zie onder 2.7). - Het uitgangspunt blijft de situering van het nieuwe bouwkavel op het (voormalige) agrarische erf. Voor woningbouw op een andere locatie geldt het nee, tenzij principe. Dat wil zeggen Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 8

dat nieuwbouw elders alleen mogelijk is als bouw van een extra woning op de slooplocatie leidt tot negatieve gevolgen voor de omgeving. - Uitgaan van vaste kavelwaarden. Deze worden jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke grondprijsbrief. - De berekening van de investering in de ruimtelijke kwaliteit wordt vereenvoudigd door uit te gaan van een vast percentage van de kavelwaarde. Voorgesteld wordt om uit te gaan van 1 bouwkavel, waarbij 25% van de kavelwaarde moet worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat daarbij om de kosten van de daadwerkelijke maatregelen (landschappelijke en architectonische inpassing); de onderzoeks-, sloop en advieskosten blijven hier buiten. - Het opnemen van een hardheidsclausule, die het mogelijk maakt om in voorkomende gevallen af te wijken van de regels, omdat de ruimtelijke kwaliteit aanzienlijk verbetert. Wij zullen komen met een voorstel om de beleidsregel Rood voor Rood met gesloten beurs overeenkomstig het bovenstaande aan te passen en door de gemeenteraad vast te laten stellen (procedure Awb). De beleidsregel zal als bijlage bij het bestemmingsplan worden gevoegd. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid in het plan opgenomen om de toepassing van rood voor rood mogelijk te maken; voor de overwegingen wordt doorverwezen naar de beleidsregel (procedure Wro). 2.8 Verbreed wonen De woonfunctie is in het buitengebied nadrukkelijk aanwezig. In de lijn van de visienota Buitengebied wordt het wonen niet (meer) gezien als een ongewenste functie, maar een waardevol bestanddeel van het totale woningaanbod in de gemeente. De toename van de woonfunctie is grotendeels het gevolg van de afname van het aantal boerenbedrijven. Bij veel woningen in het buitengebied is de oorspronkelijke agrarische functie nog goed herkenbaar: behalve de voormalige boerderij staan op het erf meerdere voormalige bedrijfsgebouwen en er is sprake van een karakteristieke erfindeling. Steeds vaker worden initiatieven ontplooid om, naast het wonen in de voormalige boerderij, een zinvolle herbestemming te geven aan de overige gebouwen. Soms uit hobby, maar ook daarmee een aanvulling op het inkomen te verkrijgen. Het gaat dan om initiatieven in de toeristisch/recreatieve sfeer, maar ook om kleinschalige bedrijvigheid, opslag, ateliers e.d.. Wij staan hier positief tegenover, omdat dit leegstand en verval voorkomt en de leefbaarheid van het platteland ten goede komt. Ook kunnen daardoor karakteristieke boerenerven worden behouden. De (her)benutting van bestaande bebouwing past tenslotte ook goed bij het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In het bestemmingsplan zijn daarom ruime mogelijkheden voor nevenactiviteiten bij de woning opgenomen. De belangrijkste randvoorwaarden zijn: - De woonfunctie blijft de belangrijkste functie. - De nevenactiviteit moet qua aard en schaal passen in het gebied ; - De maximale oppervlakte die in gebruik wordt genomen bedraagt 300 m 2; - Omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Notitie voor O-ronde raad 29 juni 2010 9