De overgang van basis- naar voortgezet onderwijs

Vergelijkbare documenten
Onderwijskundig Rapport

Onderwijskundig Rapport

Onderwijskundig rapport ten behoeve van het schooladvies bij het verlaten van het primair onderwijs in Zoetermeer (Cursusjaar )

Cursusjaar: Gewenste locatie: Volledige voornamen Roepnaam

AANMELDING VOOR school: locatie:

Toelatingsprocedure PO en VO Velsen

Aanmeldingsformulier (locatie Aalderinkshoek, César Franckstraat 4, Almelo)

Hoe verloopt het traject van advisering en overgang naar het voortgezet onderwijs?

Protocol PO-VO: leerjaar 8 naar het voortgezet onderwijs

Protocol Overgang PO-VO Montessorischool Het Mozaïek

Adviesformulier VO Bijlage Sociaal-emotionele ontwikkeling

Overstap van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Rotterdamse plaatsingswijzer Schooljaar

CTC Procedure voor aanmelding en toelating voor het schooljaar

Procedure schooladvies VO Basisschool St. Dionysius

Adviesformulier VO Onderwijskundig Rapport t.b.v het schooladvies bij het verlaten van het primair onderwijs en t.b.v. LWOO/PrO-procedure.

Procedure schooladvies

Hoe verloopt het traject van advisering en overgang naar het voortgezet onderwijs?

Protocol Advisering PO VO OBS De Straap

POVO- procedure Afspraken over de overstap van leerlingen van primair onderwijs naar regulier voortgezet onderwijs

Toelatingsprocedure PO en VO Velsen

Overstap van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Rotterdamse plaatsingswijzer Schooljaar

Protocol overgang PO - VO

De aanmelding en plaatsing V.O. Hoogeveen september 2014

Beleid Schooladvies. Irene Verbeet Directeur

Informatieavond

Plaatsingswijzer. Versie mjp 1

Van advies naar aanmelding en toelating

SCHOOLJAAR:

Verplichte heroverweging basisschooladvies bij hogere eindtoetsscore

Protocol overgang PO - VO

Het Eemsdeltacollege Onderwijskundig Rapport PO - VO

Protocol verwijzing naar voortgezet onderwijs

Procedure schooladvies

Informatie-avond VO donderdag 29 november Van groep 8 naar de brugklas!

Naar welke opleiding kan mijn kind?

Protocol verwijzing voortgezet onderwijs

ONDERWIJSKUNDIG RAPPORT (in te vullen door de school) VERTROUWELIJK. 1 Leerling- en schoolgegevens. 2 Advies van de school.

D 1.35 Beleidsnotitie Eindtoets en schooladvies VO. STATUS: Vaststelling DB Besluit College van Bestuur

Toelating. tot het leerwegondersteunend- en praktijkonderwijs

Onderwijskundig rapport T.b.v.: leerwegondersteunend onderwijs en Praktijkonderwijs voor het schooljaar

De klacht over het schooladvies is ongegrond omdat het advies wordt ondersteund door objectieve gegevens en zorgvuldig tot stand is gekomen

Overgang van Primair naar Voortgezet Onderwijs Almere

Protocol advisering en uitstroom voortgezet onderwijs

Nieuwe afspraken over de overstap. 1. Basisschooladvies is leidend.! LVS-gegevens groep 6, 7 en 8 Werkhouding en gedrag Aanvullende gegevens

Aanmeldingsformulier klas 2 en hoger

GEEN LWOO MAAR PRO SHOW

Aanmeldingsformulier klas 2 en hoger

Ouderfolder POVO-procedure. Regio Utrecht West

Overgangsprocedure PO-VO 2019

Persoonlijke gegevens van de leerling Achternaam :... Voornaam/-namen :... Adres :... Postcode :... Woonplaats :... Geboortedatum :...

Hoofdstuk 2: De verschillende soorten onderwijsniveaus na de basisschool 3

Toelichting ouders Adviesbeleid VO groep 8

Het Eemsdeltacollege Onderwijskundig Rapport PO - VO

Doorverwijzen naar het voortgezet onderwijs

Van advies naar aanmelding en toelating

Beleid uitstroom leerlingen groep 8

BOVO Haaglanden Tijdpad VO op de Beets Hoe komt het advies tot stand? Adviesgesprek Cito eindtoets Tijdpad aanmelding Adviesformulier

LWOO / PrO-show. Voorlichting over LWOO-PrO Schooljaar

de directeur van [school1] te [vestigingsplaats], mevrouw [directeur], verweerder gemachtigde: de heer mr. F.J.J.M. Janssen

Overgangsprocedure PO-VO 2019

Richtlijnen plaatsing voortgezet onderwijs

Aanmeldingsformulier Zorgleerling

Povo. Ouderbrochure POVO. Uitleg voor ouders over de overstap van de basisschool naar het voortgezet onderwijs

AANMELDINGSFORMULIER VANAF KLAS 3 Schooljaar 2018/2019

Oost-IJsselmonde en West-Alblasserwaard. Onderwijskundig rapport. voor

Protocol. Doorstroom. CBS Mons Sinaϊ

Naam school. Datum [DOORSTROOMDOSSIER (NAAM LEERLING)]

Richtlijnen plaatsing voortgezet onderwijs

Procesgang PO-VO Leidend is de BOVO procedure

INSCHRIJVINGSBELEID VOOR SCHOOLJAAR 2018/2019

Onderwijskundig rapport

Inhoudsopgave. Hoofdstuk 2: De verschillende soorten onderwijsniveaus na de basisschool 4

BWS. Aanmelding, Toelating en Plaatsing. Draaiboek 2018

EINDADVISERING LEERLINGEN GROEP 8

Protocol. Overstap po-vo

Welkom. op de algemene voorlichtingsavond over het Voortgezet Onderwijs maandag 4 november Wilt u alstublieft uw mobiele telefoon uitzetten?

INSCHRIJVINGSBELEID VOOR SCHOOLJAAR 2018/2019

EINDADVISERING LEERLINGEN GROEP 8 SCHOOLJAAR

LWOO / PrO-show. Voorlichting over LWOO-PrO Schooljaar

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

Voorlichtingsavond Voortgezet Onderwijs 19 november 2018

Procesgang PO-VO. Leidend in deze is de BOVO procedure

Waarom deze folder? Met vriendelijke groet, Team Nicolaas Beets

Adviseer het Van Lodenstein College als ouders van harte achter de identiteit van deze school staan.

Doorstroom naar voortgezet onderwijs

ADVIES. inzake de klacht van: [klaagster] te [woonplaats], moeder van [de leerling], klaagster. tegen

Procedure Schooladvies Sint Jozefbasisschool

17 EK - OBS DE KLEINE KEIZER EINDADVISERING LEERLINGEN GROEP 8 SCHOOLJAAR

AANMELDINGSFORMULIER VANAF KLAS 3

Aanmeldformulier brugklas Schooljaar

Doorstromen, vertragen en versnellen.

Capellenborg. Plaatsingsbeleid in het eerste leerjaar

Beleid advisering basisschool De Duinsprong

Procedure PO-VO

Protocol. Verwijzing

Bovo procedure O.B.S. Prinses Catharina Amalia schooljaar

Aanmeldingsformulier klas 2 en hoger

P.O. V.O. Protocol advisering. Primair Onderwijs - Voortgezet Onderwijs

Definitieve plaatsing vindt plaats na bespreking in de toelatingscommissie.

Informatiebrochure overgang van Primair Onderwijs naar Voortgezet Onderwijs

Transcriptie:

De overgang van basis- naar voortgezet onderwijs en onderzoek naar de praktijk van advisering in groep 8 en het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs in ijmegen Onderzoek in opdracht van de besturen voor basis- en voortgezet onderwijs in ijmegen ddie Denessen en Jorine Vermeulen September 211

Inhoudsopgave 1. Aanleiding van het onderzoek 4 2. Onderzoeksvragen en opzet van het onderzoek 4 3. Resultaten 6 De praktijk van advisering 6 Welke adviezen worden gegeven? 8 Vergelijking van Cito-scores met de gegeven adviezen 9 De instroom van leerlingen in het voortgezet onderwijs 1 De perceptie van mentoren in het voortgezet onderwijs van de overgang van basisnaar voortgezet onderwijs 13 Het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs 14 Discrepanties tussen het advies en het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs 16 4. Conclusies en aanbevelingen 17 Bijlage 1: Het onderwijskundig rapport 2 2

1. Aanleiding van het onderzoek De overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs is een belangrijk moment in de schoolloopbaan van kinderen. Met deze overgang vindt in ederland een selectie van leerlingen plaats, omdat zij instromen in brugklassen van verschillende niveaus, variërend van vmbo tot vwo. Het niveau van de brugklas is sterk bepalend voor de toekomstige loopbaan van leerlingen. De instroom van leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt voor een groot deel bepaald door het advies dat de leraar van groep 8 in het basisonderwijs aan de leerlingen verstrekt. In sommige gevallen speelt daarnaast ook de Cito-eindtoets een rol in het advies. In het aannamebeleid van de scholen voor voortgezet onderwijs wordt veel waarde gehecht aan het advies van de leraren in het basisonderwijs. Ook wordt door scholen voor voortgezet onderwijs veel waarde gehecht aan de score op de Cito-eindtoets. Het is van belang om leerlingen op een adequaat niveau van voorgezet onderwijs te laten instromen. Als een leerling op een te hoog of een te laag niveau instroomt, kan dit negatieve consequenties hebben voor de motivatie van leerlingen en hun uiteindelijke schoolloopbaan, maar ook voor de taakbelasting van de leraren in het voortgezet onderwijs en de beoordeling van de school op de kwaliteitskaart. De scholen in ijmegen investeren veel energie in het zo goed mogelijk laten verlopen van de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs, onder meer door het gebruik van een uitgebreid onderwijskundig rapport en het invoeren van een zogeheten warme overdracht, waarbij in mondeling overleg tussen betrokkenen van het basis- en voortgezet onderwijs het advies van de leraar van groep 8 en de aanmelding van leerlingen op een school voor voortgezet onderwijs worden besproken. In het licht van bovengeschetste context heeft het platform PO-VO ijmegen ons de opdracht gegeven om de situatie rondom de overgang van leerlingen van het basis- naar het voortgezet onderwijs in beeld te brengen. Het platform wilde graag inzicht in de praktijk van advisering door leraren in groep 8 van het basisonderwijs in relatie tot het niveau van functioneren van de leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. r zijn van leraren in het voortgezet onderwijs geluiden te horen dat de afgelopen jaren steeds hoger wordt geadviseerd en dat over een toenemend aantal leerlingen twijfels bestaan over de vraag of zij het geadviseerde niveau wel aankunnen. Om een beeld te schetsen van de situatie in ijmegen hebben we een onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van advisering in het basisonderwijs en de oordelen van afdelingsleiders en mentoren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs over deze adviezen en over het functioneren van leerlingen. 2. Onderzoeksvragen en opzet van het onderzoek De praktijk van advisering is aan de hand van de volgende onderzoeksvragen in kaart gebracht: 1 Op basis van welke informatie formuleren leraren in groep 8 hun advies voor plaatsing in het voortgezet onderwijs? 2 In hoeverre is in de praktijk van advisering een verschuiving zichtbaar in de richting van een algemeen hoger niveau van advisering? 3

Om zicht te krijgen op de praktijk van advisering en veranderingen gedurende de afgelopen jaren hebben we leraren in groep 8 gevraagd naar hun praktijk van advisering en hebben we de adviezen van leerlingen die in het schooljaar 21-211 in de leerjaren 1 tot en met 3 van het voortgezet onderwijs zitten geïnventariseerd. Vervolgens hebben we de oordelen over de praktijk van advisering door mentoren en afdelingsleiders en de oordelen van mentoren over het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs onderzocht aan de hand van de volgende vragen: 3 Hoe oordelen afdelingsleiders en mentoren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs over de overgang van leerlingen van het basis- naar het voorgezet onderwijs? 4 Hoe beoordelen mentoren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs het niveau van functioneren van hun leerlingen? Met de antwoorden op de eerste vier onderzoeksvragen kan inzicht worden gegeven in eventuele verschillen in het niveau van het advies en het ingeschatte niveau van functioneren van leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Deze verschillen zijn geanalyseerd met het oog op de beantwoording van de volgende onderzoeksvraag: 5 In hoeverre is sprake van discrepanties tussen beoordelingen van mentoren van het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs en het advies dat zij hebben gekregen van hun leraren van groep 8? Om zicht te krijgen op de achtergrond van discrepanties tussen percepties van mentoren en het advies in groep 8 hebben we een aantal leerlingen geïdentificeerd bij wie sprake is van een dergelijke discrepantie en hebben we met hun leraar van groep 8 gesproken over de informatie en overwegingen die tot het advies van deze leerlingen hebben geleid: 6 Wat waren, volgens de leraren in groep 8, de motieven om tot een advies te komen voor leerlingen van wie het niveau van functioneren door hun mentor in de onderbouw van het voortgezet onderwijs niet correspondeert met het niveau van het advies? Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden zijn in overleg met PO-VO-ijmegen vier scholen voor voortgezet onderwijs uit verschillende stadsdelen van ijmegen geselecteerd. Van elk van deze vier scholen is een afdelingsleider van het eerste leerjaar geïnterviewd over het aannamebeleid van de betreffende VO school. Van de leerlingen in de eerste drie leerjaren zijn de adviezen opgevraagd die zij van hun leraren in groep 8 hebben gekregen. Van tien mentoren (vijf van brugklassen en vijf van tweede klassen) zijn hun percepties van het niveau van functioneren van de leerlingen geïnventariseerd. Ook zijn twee bovenbouwcoördinatoren en vijf leraren van groep 8 van vijf basisscholen in ijmegen geïnterviewd over de praktijk van advisering op deze scholen. 4

3. Resultaten De praktijk van advisering Van vijf scholen voor basisonderwijs in ijmegen, De Lindenhoeve, De Prins Claussschool, De Wingerd, Het Octaaf en De Lanteerne, is de praktijk van advisering besproken met de leraren van groep 8 en van een tweetal scholen is gesproken met de bovenbouwcoördinator. Uit de interviews komt het algemeen beeld naar voren dat het proces van adviseren al ruim voor het verstrekken ervan in januari/februari van groep 8 start en dat er veel mensen betrokken zijn bij het tot stand komen van het advies. Op alle scholen wordt een voorlopig advies of pre-advies gegeven. Het moment van dit pre-advies varieert van de maand juni in groep 7 tot december in groep 8. Dit advies wordt op alle scholen door meerdere personen gegeven. Bij het pre-advies is de leraar van groep 7 betrokken en in enkele gevallen ook een intern begeleider, de bovenbouwcoördinator of de stamgroepleraar. In een enkel geval is de leraar van groep 6 bij het advies betrokken. De preadviezen worden met de leerlingen en ouders besproken en in sommige gevallen wordt leerlingen erop gewezen dat het definitieve advies eventueel hoger kan uitvallen als hij of zij een positieve werkhouding laat zien in de periode tussen het pre-advies en het definitieve advies. Het definitieve advies wordt verstrekt in de maanden januari of februari, voor de afname van de Cito-toets. a het verstrekken van de adviezen vindt er een adviesgesprek plaats met leerlingen en ouders. Het advies is hoofdzakelijk gebaseerd op twee bronnen van informatie: 1 Informatie over prestaties van leerlingen. Deze informatie wordt in alle gevallen verkregen uit het leerlingvolgsysteem. Daarnaast wordt informatie over de prestaties van leerlingen verzameld via aanvullende (methode gebonden) toetsen. 2 Oordelen over motivatie, werkhouding en zelfstandigheid van leerlingen. Deze oordelen baseren leraren van groep 7 en 8 op hun observaties van het functioneren van de leerlingen in de klas. aast deze bronnen betrekken twee leraren ook expliciet de thuissituatie in het advies. en ondersteunende thuissituatie wordt positief meegewogen in het advies. Ook schatten leraren in hoe het kind zich zal gedragen in de andere setting van een school voor voortgezet onderwijs. Ondanks dat de geïnterviewden een enkele keer druk van ouders hebben ervaren, waren zij unaniem van oordeel dat de ouders geen invloed hebben op de totstandkoming van de adviezen. In de gevallen waarin ouders niet overtuigd konden worden van het advies werd dit vermeld in het onderwijskundig rapport. Ook benadrukten de leraren dat het altijd de ouders en de leerling zijn die een school kiezen, maar dat zij het soms belangrijk vinden om extra informatie te geven (als ouders daar om vragen). Het gaat dan om informatie in aanvulling op wat er in de scholengids over een school voor voortgezet onderwijs staat. Sommige leraren geven een advies over welke school (of scholen) het beste bij de leerling zou passen vanwege bijvoorbeeld het schoolklimaat of bepaalde extra richtingen (zoals technasium of tweetalig onderwijs). Deze extra informatie verzamelen zij via verhalen van oud-leerlingen, bezoeken aan open dagen en informatiemarkten en aan de hand van informatie die door scholen voor voortgezet onderwijs wordt gegeven tijdens de warme overdracht. 5

Gevraagd naar het type adviezen (enkelvoudige of gemengde adviezen) spreekt een enkele leraar een voorkeur uit voor enkelvoudige adviezen, maar wordt in de praktijk van de meeste scholen de mogelijkheid van het geven van een gemengd advies als positief ervaren, omdat daarin een betere nuance kan worden aangebracht. Men ziet bijvoorbeeld een duidelijk verschil tussen een typische havo leerling en een vmbo-t/havo of havo/vwo leerling. en leraar merkt op dat een nadeel van louter enkelvoudige adviezen kan zijn dat de adviezen dan aan de veilige (lees: lagere) kant blijven. en enkele school heeft afgesproken alleen enkelvoudige adviezen te geven met als reden dat deze duidelijker zijn en dat de dakpanklas waarin de leerling het beste kan floreren apart kan worden aangegeven in het onderwijskundig rapport. Ter ondersteuning van het advies wordt een onderwijskundig rapport geschreven, waarin het advies wordt toegelicht aan de hand van informatie over prestaties op specifieke terreinen en oordelen over werkhouding en het gedrag van leerlingen (zie Bijlage 1). Ook kunnen bijzonderheden over de leerling worden vermeld en kan worden aangedrongen op een additioneel gesprek met de school voor voortgezet onderwijs waar de leerling wordt aangemeld. Daarnaast kan een advies worden gegeven over een eventuele dakpanklas. Zo kan een enkelvoudig advies worden gegeven, maar kan wel worden gemeld dat de leerling bij voorkeur in een bepaalde brugklas wordt geplaatst (bijvoorbeeld: een vmbo-t advies kan dan worden aangevuld met het advies voor een vmbo-t/havo brugklas). Het onderwijskundig rapport wordt formeel door de directeur vastgesteld, maar in de praktijk zijn directeuren slechts zijdelings bij de praktijk van adviseren betrokken. r blijkt veel variatie te zijn in de wijze waarop over de inhoud van het onderwijskundig rapport met ouders wordt gecommuniceerd. Op een enkele school krijgen ouders de rapporten niet te zien (deze zouden geen nieuwe informatie bevatten), op een andere school worden kopieën van het rapport voor ouders meegegeven, en op een andere school worden ouders geïnformeerd als de onderwijskundige rapporten er zijn en wordt hen gewezen op de mogelijkheid om het op school in te zien (overigens is van deze mogelijkheid tot op het moment van het onderzoek op deze school door geen van de ouders gebruik gemaakt). Leraren zijn huiverig om alle informatie over leerlingen in het onderwijskundig rapport op te nemen, omdat sommige informatie verkeerd geïnterpreteerd kan worden of een eigen leven kan gaan leiden. Men geeft er de voorkeur aan deze informatie mondeling aan een contactpersoon van het voortgezet onderwijs te verstrekken. Overigens is op geen van de scholen de exacte procedure omtrent de totstandkoming van de adviezen vastgelegd in een beleidsdocument. De gehanteerde procedures zijn op de scholen gaandeweg ontstaan. Wel zijn bepaalde momenten vastgelegd in jaarplanningen (zoals bijvoorbeeld de planning van adviesgesprekken). Uit de interviews met de leraren in groep 8 blijkt dat het geven van adviezen voor een beginnende leraar in groep 8 moeilijk kan zijn, maar dat met het toenemen van de ervaring steeds gemakkelijker wordt om te adviseren. Het samenwerken met collega s bij het adviseren wordt zeer positief gewaardeerd. De geïnterviewden delen niet de suggestie (die aanleiding was voor het onderzoek) dat het niveau van de adviezen de afgelopen jaren zou zijn gestegen. 6

Welke adviezen worden gegeven? Om zicht te krijgen op de gegeven adviezen, is het advies van leerlingen uit de eerste drie leerjaren van vier scholen voor voortgezet onderwijs (Montessori College, Kandinsky College, Mondial College en Stedelijk Gymnasium) in beeld gebracht. In totaal zijn de adviezen verzameld van 3554 leerlingen die in het schooljaar 21-211 één van de vier scholen voor voortgezet onderwijs bezochten. Leerlingen in leerjaar 1 hebben in het schooljaar 29-21 een advies gekregen, leerlingen in leerjaar 2 in het schooljaar 28-29 en leerlingen in leerjaar 3 in 27-28. Omdat de leerlingen van de scholen voor een deel van buiten de gemeente ijmegen afkomstig zijn en omdat we de situatie omtrent de advisering van het ijmeegse basisonderwijs object was van het onderzoek maken we een onderscheid in de adviezen in van leerlingen die in ijmegen wonen en leerlingen die buiten de gemeente ijmegen wonen. De adviezen zijn weergegeven in Tabel 1 op de volgende pagina. Uit deze tabel kan worden afgeleid dat de adviezen die aan de leerlingen van de vier scholen zijn gegeven een lichte trend laten zien van een stijging van de adviezen. Het aantal vmbo adviezen is licht gedaald en de adviezen voor havo en vwo zijn licht gestegen. De verschillen tussen de adviezen voor de leerlingen uit de verschillende leerjaren bleken significant voor de leerlingen van buiten de gemeente ijmegen; voor de leerlingen uit ijmegen was geen sprake van statistisch significante verschillen in de adviezen die de afgelopen drie jaren zijn gegeven. Ook blijkt uit Tabel 1 dat ongeveer een derde van de adviezen gemengd is. r waren geen verschillen tussen de basisscholen in ijmegen en basisscholen elders wat betreft de aard van de adviezen. Wel bleek voor de gehele groep leerlingen het percentage gemengde adviezen voor de leerlingen in het tweede leerjaar hoger te zijn (36.3 %) dan voor leerlingen in het eerste (31.3%) en derde leerjaar (3.1%). Tabel 1. Adviezen verstrekt aan 3554 leerlingen in groep 8 van basisscholen in ijmegen () en elders () van vier scholen voor voortgezet onderwijs in ijmegen Vmbo basis Vmbo basis t/m kader Vmbo basis t/m gemengd Vmbo basis t/m theoretisch Vmbo kader Vmbo kader t/m gemengd Vmbo kader t/m theoretisch Vmbo gemengd Vmbo gemengd t/m theoretisch Vmbo theoretisch Vmbo theoretisch t/m havo Havo Havo t/m vwo Vwo Leerjaar 1 2 3 f % f % f % f % f % f % f % f % 36 6.3 22 3.4 35 6.1 14 2.2 43 8.3 26 4.3 114 6.8 62 3.3 23 4. 21 3.2 23 4. 28 4.4 24 4.7 13 2.1 7 4.2 62 3.3 1.2. 1.2. 1.2. 3.2.... 1.2 2.4 1.2 2.1 2.1 34 5.9 31 4.8 44 7.7 26 4.1 38 7.4 37 6.1 116 7. 94 5. 5.9. 6 1. 6.9 3.6 3.5 14.8 9.5 32 5.6 43 6.6 29 5. 45 7.1 28 5.4 32 5.3 89 5.3 12 6.4 3.5 2.3 4.7 2.3 13 2.5 3.5 2 1.2 7.4 3.5 4.6 2 3.5 1.2 8 1.6 9 1.5 31 1.9 14.7 7 12.2 87 13.4 86 15. 92 14.5 62 12. 84 13.9 218 13.1 263 13.9 56 9.7 6 9.2 59 1.3 72 11.4 49 9.5 67 11.1 164 9.8 199 1.5 83 14.4 91 14. 62 1.8 87 13.7 54 1.5 96 15.9 199 11.9 274 14.5 65 11.3 71 1.9 59 1.3 89 14. 43 8.3 54 8.9 167 1. 214 11.3 165 28.6 217 33.4 147 25.6 171 27. 147 28.5 18 29.8 459 27.6 568 3.1 576 649 575 634 515 65 1666 1888 7

Vergelijking van Cito-scores met de gegeven adviezen In de praktijk wordt de Cito-eindtoets beschouwd als een check op de gegeven adviezen. In de praktijk worden doorgaans de schoolniveaus aan de volgende score-intervallen gekoppeld: 51-523 vmbo basisberoepsgerichte leerweg 524-529 vmbo kaderberoepsgerichte leerweg 53-536 vmbo gemengde / theoretische leerweg 537-544 havo 545-55 vwo Uitgaande van deze intervallen is nagegaan in welke mate de adviezen van de leerlingen door hun score op de Cito-toets zijn ondersteund. Dat leverde de volgende vergelijking op (zie Tabel 2). Tabel 2. De relatie tussen de scores op de Cito-eindtoets basisonderwijs en de adviezen verstrekt aan leerlingen in groep 8 van basisscholen in ijmegen () en elders () van vier scholen voor voortgezet onderwijs in ijmegen Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar 3 Cito-score is hoger dan het advies Cito-score correspondeert met het advies Cito-score is lager dan het advies f % f % f % f % 19 3.8 364 72.9 116 23.2 499 3 5.3 48 72.7 123 21.9 561 27 5.4 359 71.7 115 23. 51 34 6.3 413 76.2 95 17.5 542 22 4.9 326 72.8 1 22.3 448 44 8.5 45 78.2 69 13.3 518 68 4.7 149 72.4 331 22.9 1448 18 6.7 1226 75.6 287 17.7 1621 De gegevens in Tabel 2 laten zien dat in ruim 7% van de gevallen de score op de Citoeindtoets correspondeert met het gegeven advies. In ongeveer 2% van de gevallen scoort de leerling op de Cito-toets lager dan het geadviseerde niveau. Voor de leerlingen van de basisscholen in ijmegen geldt dat de relatie tussen de Cito-scores en de verstrekte adviezen de afgelopen drie jaren gelijk is gebleven. Voor de leerlingen van basisscholen elders blijkt dat de scores op de Cito-toets voor de leerlingen in het eerste jaar minder overeenkwamen met de adviezen dan voor de leerlingen in het tweede en derde leerjaar het geval was. Om zicht te krijgen op de vraag of discrepanties variëren per gegeven advies, is in Tabel 3 de relatie tussen adviezen en Cito-scores per gegeven advies in beeld gebracht. In deze tabel zien we dat met name bij de enkelvoudige adviezen discrepanties te zien zijn, wat een logisch gevolg is van het feit dat de marges van de Cito-scores dan smaller zijn. r is relatief vaak een verschil in de niveaus van het advies en de Cito-score van de leerlingen met een vmbo-kader, een vmbo-gemengd of een vmbo-theoretisch advies. Deze leerlingen scoren op de Cito-toets relatief vaak onder het niveau van het advies, alhoewel er tevens een 8

relatief groot aantal leerlingen is dat boven het niveau van het advies scoort (met uitzondering van de leerlingen met een vmbo-gemengd advies). Verder is bij de leerlingen met een havoadvies gedurende de drie leerjaren een stijging te constateren van het aantal leerlingen met lagere Cito-scores. Tabel 3. De relatie per gegeven advies tussen de adviezen en de scores op de Cito-eindtoets basisonderwijs Leerjaar 1 Vmbo basis Vmbo basis t/m kader Vmbo kader Vmbo kader t/m gemengd Vmbo kader t/m theoretisch Vmbo gemengd Vmbo gemengd t/m theoretisch Vmbo theoretisch Vmbo theoretisch t/m havo Havo Havo t/m vwo Vwo Leerjaar 2 Vmbo basis Vmbo basis t/m kader Vmbo basis t/m theoretisch Vmbo kader Vmbo kader t/m gemengd Vmbo kader t/m theoretisch Vmbo gemengd Vmbo gemengd t/m theoretisch Vmbo theoretisch Vmbo theoretisch t/m havo Havo Havo t/m vwo Vwo Leerjaar 3 Vmbo basis Vmbo basis t/m kader Vmbo basis t/m gemengd Vmbo basis t/m theoretisch Vmbo kader Vmbo kader t/m gemengd Vmbo kader t/m theoretisch Vmbo gemengd Vmbo gemengd t/m theoretisch Vmbo theoretisch Vmbo theoretisch t/m havo Havo Havo t/m vwo Vwo Cito-score is hoger dan het advies Cito-score correspondeert met het advies Cito-score is lager dan het advies f % f % f % f % 1 6 13 3 19 7 1 7 16 4 23 1 3 1 16 3 1 3 1 11 4.5 2. 22.4. 4.2.. 13.. 4.5.. 5. 16.3. 26.2. 5.9.. 14.8. 7.5.. 8.6 4.2.. 31.4. 5.5. 7.1 22.7.9 8... 21 24 16 5 54 2 2 8 99 95 117 257 19 36 1 22 4 45 1 14 86 114 92 119 219 32 23 1 3 11 5 4 7 7 71 12 12 85 242 95.5 8. 27.6 75. 4. 5. 54.8 93.4 6.9 94.4 77.4 95. 83.7 36.1 44.4 66.2 16.7 7. 55.5 92.7 68.7 93.7 79.3 91.4 95.8 21.6 83.3 72.7 46.7 5. 53.8 92.7 73.9 94.4 82.9 29 15 3 2 47 7 54 7 75 23 5 19 5 6 46 9 32 8 57 24 1 12 8 6 31 7 25 5 5.. 5.. 2.8 6. 5. 32.2 6.6 34.6 5.6 22.6... 37.7 55.6 27.9 83.3 3. 29.7 7.3 23.9 6.3 2.7.... 47.1 16.7 21.8 53.3 42.9 23.5 6.4 18.1 5.6 17.1 22 3 58 5 72 5 4 146 16 156 124 332 2 43 1 61 9 68 6 2 155 123 134 127 276 35 24 1 3 51 6 55 15 14 132 11 138 9 292 De instroom van leerlingen in het voortgezet onderwijs Met afdelingsleiders van de vier scholen voor voortgezet onderwijs is gesproken over het aannamebeleid op hun school, de contacten die er met het basisonderwijs zijn omtrent de 9

overgang, hun perceptie van de kwaliteit van de adviezen in het basisonderwijs en de rol die de adviezen en andere informatie spelen bij de aanname van leerlingen en de plaatsing van leerlingen in een brugklas van een bepaald niveau. Ook is met tien mentoren van eerste klassen van drie van de geselecteerde vier scholen voor voortgezet onderwijs gesproken over hun perceptie van de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs. Uit de interviews met afdelingsleiders bleek dat de adviezen van het basisonderwijs als leidend worden beschouwd bij de aanname van leerlingen. De Cito-score wordt als ondersteunend gezien voor het advies, hoewel een enkeling het betreurt dat de Cito-toets langzamerhand op de achtergrond verdwijnt bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs. Als de Cito-toets lager is dan het advies, dan wil een aantal geïnterviewden graag van de leraar in groep 8 weten wat daarvan de reden is. Wat betreft het inzicht in het cognitief functioneren van leerlingen wordt veel waarde gehecht aan informatie die wordt verstrekt uit het leerlingvolgsysteem. Op de scholen voor voortgezet onderwijs wordt gewerkt met aannameteams die van de leerlingen die zich aanmelden de onderwijskundige rapporten lezen en contacten onderhouden met basisscholen. Op een enkele school is voor elk type brugklas één persoon belast met de aanmeldingen. Contacten met de basisscholen variëren. én afdelingsleider meldt geen contact met ouders te hebben. Andere scholen hebben mondeling contact met basisscholen over de aanmelding van leerlingen (de warme overdracht). Deze warme overdracht vindt niet standaard plaats. r wordt vaak telefonisch overleg gepleegd met basisscholen, maar voor de meeste afdelingsleiders heeft een mondelinge afspraak de voorkeur, omdat dan meer informatie wordt gedeeld over het functioneren van een leerling. Het zijn op deze scholen vooral logistieke problemen die een mondeling overleg over alle leerlingen in de weg staan. Om deze reden kiezen scholen er in de praktijk voor om het mondeling overleg te beperken tot die scholen waarvan meer leerlingen zich hebben aangemeld. Volgens de afdelingsleiders is er nogal wat variatie in de kwaliteit van de advisering van verschillende basisscholen. Basisscholen hebben bij de afdelingsleiders een imago dat is gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Aan de adviezen van scholen met een positief imago wordt minder getwijfeld dan aan de adviezen van scholen met een minder goede reputatie op dit terrein. en slechtere reputatie wordt veroorzaakt door slordigheden in het onderwijskundig rapport, te optimistische advisering en oordelen van het voortgezet onderwijs over de kwaliteit van het onderwijs op de betreffende basisschool. rvaring van leraren in groep 8 met adviseren is volgens de afdelingsleiders belangrijk voor het geven van goede adviezen. Leerlingen met een bepaald advies worden doorgaans zondermeer tot een brugklastype van het geadviseerde niveau toegelaten. Bij twijfelgevallen is het totale aantal aanmeldingen voor de school mede bepalend voor het aannemen van een bepaalde leerling. Scholen met veel aanmeldingen blijken strenger te zijn in het selecteren van leerlingen. Het in 1

21 ingevoerde systeem van loting en de afschaffing van wachtlijsten wordt niet door iedereen als positief ervaren (hoewel men evenmin pleit voor een terugkeer naar een wachtlijstensysteem). Met name het ontbreken van een heldere procedure omtrent de selectie van leerlingen voor een tweede lotingsronde wordt als problematisch ervaren. De afdelingsleiders is gevraagd naar hun percepties van ontwikkelingen gedurende de afgelopen jaren in de praktijk van advisering. en enkele afdelingsleider verkeert in de veronderstelling dat sprake is van een toename van het aantal gemengde vmbo-t/havo adviezen en een afname van het aantal enkelvoudige vmbo-t adviezen. Ook wordt door een aantal afdelingsleiders gesuggereerd dat adviezen door grote druk van ouders hoger uitvallen. Deze uitspraken worden echter niet ondersteund door de gegevens die we in het basisonderwijs hebben verzameld. Overigens lijkt er behoefte te bestaan bij scholen die specifieke trajecten aanbieden, zoals een technasium of tweetalig onderwijs, aan specifieke informatie van basisscholen over leerlingen die kan worden gebruikt om te bepalen of een leerling voor zo n traject in aanmerking komt. De leerlingen over wie de adviezen en de oordelen in beeld zijn gebracht zitten in klassen van verschillende niveaus. Tabel 4 bevat een overzicht van de klassen waarin de leerlingen in het schooljaar 21-211 zaten. Tabel 4. Verdeling van de leerlingen die in het onderzoek zijn betrokken per klastype van vier scholen voor voortgezet onderwijs in ijmegen. Montessori College 4 53 Kandinsky college Mondial College 36 Stedelijk Gymnasium Leerjaar 1 vmbo basis vmbo basis-kader 76 53 vmbo kader 34 34 vmbo kader-theoretisch vmbo theoretisch vmbo theoretisch-havo havo-vwo vwo 118 21 55 85 21 81 135 58 31 1 76 22 266 118 52 236 296 367 393 274 299 266 1232 Leerjaar 2 vmbo basis 46 46 vmbo basis-kader vmbo kader vmbo kader-theoretisch vmbo theoretisch vmbo theoretisch-havo havo-vwo vwo 35 19 129 27 57 81 18 8 161 56 83 41 19 72 19 192 118 19 129 68 246 314 285 412 297 324 192 1225 Leerjaar 3 vmbo basis vmbo kader vmbo gemengd 54 115 22 34 61 88 176 22 vmbo theoretisch havo vwo 9 71 61 49 84 112 99 86 39 212 238 241 424 413 245 319 212 1189 In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de relaties tussen het huidige klastype en het advies dat de leerlingen in groep 8 hebben gekregen enerzijds (Tabel 5) en het niveau van de Cito-scores anderzijds (Tabel 6). 11

Tabel 5. De vergelijking van het klastype in het voortgezet onderwijs met de adviezen verstrekt aan leerlingen in groep 8 van basisscholen in ijmegen () en elders () van vier scholen voor voortgezet onderwijs in ijmegen Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar 3 Kind zit in een lager klastype dan het niveau van het advies Klastype correspondeert met het advies Kind zit in een hoger klastype dan het niveau van het advies f % f % f % f % 14 2.4 555 96.4 7 1.2 576 8 1.2 621 96. 18 2.8 647 31 5.4 52 9.6 23 4. 574 16 2.5 63 95.3 14 2.2 633 4 7.8 392 76.4 81 15.8 513 59 9.8 478 79.6 63 1.5 6 85 5.1 1467 88.2 111 6.7 1663 83 4.4 172 9.5 95 5.1 188 Tabel 6. De vergelijking van het klastype in het voortgezet onderwijs met de Cito-scores van leerlingen in groep 8 van basisscholen in ijmegen () en elders () van vier scholen voor voortgezet onderwijs in ijmegen Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar 3 Klastype is lager dan het niveau van de Cito-score Klastype correspondeert met het niveau van de Citoscore Klastype is hoger dan het niveau van de Cito-score f % f % f % f % 11 2.2 41 82. 79 15.8 5 9 1.6 459 81.7 94 16.7 562 13 2.6 413 82.3 31 15.1 52 18 3.3 454 83.3 16 13.4 545 47 1.4 229 5.8 175 38.8 451 74 14.2 325 62.3 123 23.6 522 71 4.9 152 72.4 33 22.7 1453 11 6.2 1238 76. 29 17.8 1629 Uit deze tabellen blijkt dat leerlingen overwegend op de schooltypen zitten die overeenkomen met het advies. In het derde leerjaar is de overeenstemming zichtbaar minder. Dat kan voornamelijk worden verklaard doordat de overeenstemming vanwege dakpanklassen in de eerste twee leerjaren groter is dan in het derde leerjaar, waar sprake is van enkelvoudige klassen. Waar er verschillen zijn in het niveau van het advies en het huidige klastype, zitten leerlingen in ongeveer even grote aantallen in klassen onder het niveau van het advies als erboven. De Cito-scores corresponderen minder sterk met het klastype. In vergelijking met de Cito-scores blijkt dat meer leerlingen in klastypen zitten van een hoger niveau dan het niveau waaop de Cito-scores wijzen. De perceptie van mentoren in het voortgezet onderwijs van de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs Uit de gesprekken met de mentoren bleek dat alle mentoren aan het begin van het eerste jaar kennis nemen van de onderwijskundige rapporten met de adviezen en de Cito-scores van de leerlingen in hun klas. De rapporten worden in de administratie van de school bewaard en zijn 12

op elk moment te raadplegen. Vaak worden de rapporten geraadpleegd in geval van bijzonderheden, zoals verschillen in prestaties op diverse vakken, of als een leerling een problematische werkhouding heeft of een geringe motivatie voor school. Op een enkele school worden de adviezen en Cito-scores ter voorbereiding van rapportvergaderingen verspreid. r wordt positief gesproken over onderwijskundige rapporten die uitgebreid worden ingevuld, omdat daarin vaak voor leraren in het voortgezet onderwijs nuttige informatie te vinden is, met name over de specifieke persoonlijke en thuissituatie van leerlingen. Sommige mentoren maken weinig gebruik van de informatie die wordt verstrekt, omdat ze zich niet te sterk in hun beeldvorming over leerlingen willen laten beïnvloeden door de informatie die ze over de leerlingen krijgen en zij de leerling onbevooroordeeld willen bejegenen. Over de wijze waarop de adviezen tot stand zijn gekomen zijn de mentoren niet goed geïnformeerd. Velen denken dat het een individuele aangelegenheid is van leraren in groep 8, dat de nadruk ligt op cognitieve aspecten en minder op de werkhouding en het gedrag van leerlingen en dat in veel gevallen ouders een stempel drukken op het advies. Dit gevoel wordt versterkt door ervaringen van leraren in dakpanklassen die constateren dat ouders verwachten dat hun kind naar het hoogste niveau van een dakpanklas zal doorstromen. Door deze ervaringen verkeren zij in de veronderstelling dat een gemengd advies door druk van ouders wordt gegeven. De oordelen van de mentoren over de kwaliteit van de adviezen is wisselend. en enkele mentor is uiterst kritisch, vooral als de adviezen teveel discrepantie met de Cito-score vertonen. en meerderheid van de mentoren is positief over de kwaliteit van de adviezen. De mentoren van de vwo-klassen waren het positiefst over de kwaliteit van de adviezen. Het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs Van de vier scholen voor voortgezet onderwijs hebben 47 mentoren van het eerste en tweede leerjaar een inschatting gemaakt van het huidige functioneringsniveau van de leerlingen uit hun mentorklas. Hen is gevraagd om van elke individuele leerling een inschatting te maken van het huidige functioneren in de categorieën die bij de advisering in groep 8 worden gebruikt. In eerste instantie is nagegaan in hoeverre de mentoren van oordeel zijn dat de leerlingen functioneren op het niveau van de klas waarin zij zitten. Deze informatie is weergegeven in Tabel 7 13

Tabel 7. De vergelijking van oordelen van mentoren van vier scholen voor voortgezet onderwijs over het functioneren van hun leerlingen met het niveau van de huidige klas in het voortgezet onderwijs van leerlingen afkomstig van basisscholen in ijmegen () en elders () Leerjaar 1 Leerjaar 2 Kind functioneert lager dan het niveau van de klas Functioneren correspondeert met het klastype Kind functioneert hoger dan het niveau van de klas f % f % f % f % 14 6.3 29 93.3 1.4 224 16 4.8 314 94.6 2.6 332 26 9.8 237 89.1 3 1.1 266 18 5.4 313 94. 2.6 333 4 8.2 446 91. 4.8 49 34 5.1 627 94.3 4.6 665 Uit Tabel 7 blijkt dat ruim 9 procent van de leerlingen volgens hun mentor op het niveau functioneert van de huidige klas. Van de overige leerlingen beoordelen de mentoren het functioneren lager dan het niveau van de klas, uitgezonderd enkele leerlingen over wie de mentoren oordelen dat ze boven het klasniveau functioneren. Bij leerlingen uit ijmegen wordt vaker een lager niveau van functioneren dan het advies geconstateerd dan bij leerlingen van buiten ijmegen. Het oordeel van de mentoren is ook vergeleken met het advies dat de leerlingen in groep 8 hebben gekregen en hun Cito-score. De vergelijking van de mentoroordelen en de adviezen is weergegeven in Tabel 8; die van de oordelen met de Cito-scores in Tabel 9. Tabel 8. De vergelijking van oordelen van mentoren van vier scholen voor voortgezet onderwijs over het functioneren van hun leerlingen en de adviezen verstrekt aan de leerlingen in groep 8 van basisscholen in ijmegen () en elders () Leerjaar 1 Leerjaar 2 Kind functioneert lager dan het niveau van het advies Functioneren correspondeert met het advies Kind functioneert hoger dan het niveau van het advies f % f % f % f % 8 3.6 212 95.9 1.5 221 1 3. 32 91.8 17 5.2 329 29 11. 216 82.1 18 6.8 263 16 4.9 295 9.8 14 4.3 325 37 7.6 428 88.4 19 3.9 484 26 4. 597 91.3 31 4.7 654 14

Tabel 9. De vergelijking van oordelen van mentoren van vier scholen voor voortgezet onderwijs over het functioneren van hun leerlingen en het niveau van de Cito-scores van leerlingen in groep 8 van basisscholen in ijmegen () en elders () Leerjaar 1 Leerjaar 2 Kind functioneert lager dan het niveau de Cito-score Functioneren correspondeert met het niveau van de Citoscore Kind functioneert hoger dan het niveau van de Cito-score f % f % f % f % 9 4.5 169 83.7 24 11.9 22 13 4.4 235 79.9 46 15.6 294 23 9.9 168 72.4 41 17.7 232 16 5.6 219 77.1 49 17.3 284 32 7.4 337 77.6 65 15. 434 29 5. 454 78.5 95 16.4 578 Uit de tabellen 8 en 9 blijkt dat de oordelen over het huidige functioneren van leerlingen sterk overeenkomt met het niveau van het advies. In mindere mate stemmen de mentoroordelen overeen met de Cito-scores. Leerlingen blijken vaak volgens hun mentor op een niveau te functioneren dat hoger is dan het niveau van hun Cito-score. Dat leerlingen lager functioneren dan het niveau van de Cito-scores komt minder vaak voor. Discrepanties tussen het advies en het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs Uit ons onderzoek bleek dat er discrepanties zijn tussen de adviezen die leerlingen hebben gekregen en het niveau waarop ze volgens hun mentor in het voortgezet onderwijs functioneren. en deel van de leerlingen blijkt op een hoger niveau te functioneren, een ander deel op een lager niveau. Met de mentoren is gesproken over hun ideeën over de oorzaken van deze discrepanties. en enkele mentor is van mening dat het advies niet terecht is gegeven en uit twijfels over het advies. r zijn voorbeelden gegeven van casussen van wie de mentor van oordeel was dat het advies te laag was en van casussen van wie de mentor van mening was dat het advies te hoog was. In de meeste gevallen echter, werden oorzaken gezocht in de werkhouding, motivatie en gedrag van de leerling waardoor de leerling veel beter of slechter presteert dan werd voorzien. Ook spelen in sommige gevallen onvoorziene omstandigheden in de persoonlijke sfeer of in de thuissituatie van de leerling een rol. De mentoren wijzen op het verschil in setting van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Voor een aantal leerlingen is het moeilijk te voorspellen hoe hij of zij zich zal manifesteren in het voortgezet onderwijs. en deel van de leerlingen ervaart stress door de overgang naar het voortgezet onderwijs en dat heeft een negatieve invloed op de prestaties van de leerling. Van andere leerlingen wordt geconstateerd dat ze juist opbloeien in het voortgezet onderwijs en een uitdaging zien in de nieuwe schoolomgeving, waardoor hun prestaties veel hoger zijn dan werd voorzien. In het algemeen is er begrip voor de adviezen van de leraren in groep 8 en wordt er in een incidenteel geval getwijfeld aan de kwaliteit van het advies. 15

Met een drietal leraren van groep 8 van het basisonderwijs is een aantal casussen besproken van leerlingen bij wie werd geconstateerd dat ze volgens hun mentor in het voortgezet onderwijs lager presteren dan het niveau van het advies. Deze discrepanties waren voor de leraren op een enkele uitzondering na geen verrassing. Over een aantal leerlingen vreesden de leraren reeds dat het niveau van het advies misschien te hoog zou kunnen zijn als de leerling een slechte werkhouding zou laten zien in het voortgezet onderwijs. In een enkel geval had de leraar geen aanwijzingen voor een oorzaak van de discrepantie. Op de vraag of de leraar met de kennis van nu de leerling destijds een ander advies zou hebben gegeven werd in alle gevallen negatief geantwoord. De leraren waren overtuigd dat het advies op dat moment het juiste was en een goede inschatting was van de kwaliteiten van de leerling. 4. Conclusies en aanbevelingen In dit onderzoek hebben we gepoogd om zicht te krijgen op de overgang van leerlingen voor basis- en voortgezet onderwijs in ijmegen. We hebben van een groot aantal leerlingen van diverse basisscholen de adviezen en Cito-scores bestudeerd en met enkele leraren en bovenbouwcoördinatoren in het basisonderwijs en mentoren en afdelingsleiders in het voortgezet onderwijs de overgang van leerlingen besproken. Ook hebben we mentoren van de eerste leerjaren in het voortgezet onderwijs gevraagd om hun oordeel over het functioneren van leerlingen in hun klas. Ondanks dat ruim drieduizend leerlingen in het onderzoek zijn betrokken, kent het onderzoek een kleinschalig karakter, omdat we de praktijk rond het adviseren hebben geïnventariseerd bij slechts vijf scholen voor basisonderwijs en de instroom in het voortgezet onderwijs bij vier scholen voor voortgezet onderwijs. We hebben geen zicht op de mate waarin deze scholen representatief zijn voor de totale scholenpopulatie in ijmegen. Voor de conclusies geldt daarom enig voorbehoud ten aanzien van de scholen die niet in het onderzoek zijn betrokken. Uit ons onderzoek is gebleken dat op basisscholen zeer adequaat en zorgvuldig wordt geadviseerd. r wordt niet over één nacht ijs gegaan en de adviezen krijgen in samenspraak met meerdere personen in de school gestalte. Het werken in teams maakt dat leraren in groep 8 meer vertrouwen hebben in de kwaliteit van het advies en dat de leraren in groep 8 minder kwetsbaar zijn voor druk van buitenaf, bijvoorbeeld van ouders, om hun adviezen bij te stellen. In de praktijk lijkt het erop dat de kwaliteit van de adviezen (zowel in de perceptie van leraren in het basisonderwijs zelf als van afdelingsleiders in het voortgezet onderwijs) toeneemt als leraren in groep 8 langer ervaring hebben met het adviseren. De basisscholen in dit onderzoek hebben zorgvuldige procedures voor het advies ontwikkeld. Deze procedures zijn echter niet formeel gedocumenteerd. Tijdens het onderzoek bleek dat er verschillen zijn tussen basisscholen in de wijze waarop ouders geïnformeerd worden over de inhoud van het onderwijskundig rapport. Waar de ene school de ouders niet 16

informeert geeft een andere school kopieën van het rapport aan de ouders en weer een andere school nodigt ouders uit om het rapport op school te komen inzien. Leerlingen komen in de overgrote meerderheid terecht op het schooltype dat is geadviseerd, ook al blijft bij ongeveer twintig procent van de leerlingen de Cito-score achter bij het advies. De kwaliteit van de adviezen blijkt onder meer uit de oordelen van mentoren in het voortgezet onderwijs over het functioneren van de leerlingen. Deze oordelen stemmen sterk overeen met de gegeven adviezen. Ook de mentoren zijn van oordeel dat een deel (ongeveer vijftien procent) van de leerlingen beter presteert dan op basis van de Cito-score was te verwachten. Van een kleine tien procent van de leerlingen oordeelt de mentor dat het functioneren van de leerling achterblijft bij het advies. In gevallen van discrepanties wordt niet in eerste instantie het advies betwijfeld, maar zijn het veeleer factoren die met het gedrag en de werkhouding van de leerlingen te maken hebben of problemen van leerlingen met de overgang naar een nieuwe school, die als oorzaken van deze discrepanties worden beschouwd. Met dit onderzoek zijn drie leerjaren in beeld gebracht. We hebben de adviezen en Cito-scores geanalyseerd die zijn gegeven in de schooljaren 27-28, 28-29 en 29-21. r zijn in de praktijk van advisering in deze drie jaren weinig veranderingen te zien. Het niveau van de adviezen is in de periode 27-21 op basisscholen in ijmegen nauwelijks veranderd. Van de basisscholen buiten ijmegen lijkt het niveau van de adviezen te zijn toegenomen. In de overdracht van leerlingen wordt door zowel de respondenten uit het basisonderwijs als door die uit het voortgezet onderwijs veel belang gehecht aan goede communicatie over leerlingen. Het onderwijskundig rapport, informatie uit het leerlingvolgsysteem, informatie over de werkhouding en motivatie van leerlingen worden als belangrijke bronnen voor een goede overdracht beschouwd, evenals informatie over bijzonderheden op persoonlijk vlak en over de thuissituatie van leerlingen. Het onderzoek heeft een drietal knelpunten in de communicatie tussen basis- en voortgezet onderwijs aan het licht gebracht: 1 De communicatie over de overdracht verloopt niet altijd naar wens. De onderwijskundige rapporten worden door vertegenwoordigers van het voortgezet onderwijs niet altijd ter voorbereiding van een gesprek over leerlingen gelezen; 2 r vindt in veel gevallen geen mondeling gesprek plaats tussen het basis- en voortgezet onderwijs. De zogeheten warme overdracht wordt door afdelingsleiders van het voortgezet onderwijs als zeer tijdsintensief gezien en op enkele scholen beperkt men zich tot telefonisch contact of tot gesprekken met scholen waarvan veel leerlingen zich hebben aangemeld. en enkele school voor voortgezet onderwijs heeft nauwelijks contact met het basisonderwijs; 3 Mentoren van leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn niet goed op de hoogte van de praktijk van advisering in het basisonderwijs. r heersen vooroordelen over de wijze waarop de adviezen tot stand komen. Zo kan op basis van de resultaten uit de gesprekken met 17

leraren en bovenbouwcoördinatoren in het basisonderwijs worden geconcludeerd dat ouders geen invloed hebben op het niveau van het advies. Door mentoren lijkt de invloed van ouders op het niveau van het advies te worden overschat. De aanbevelingen die uit dit onderzoek volgen hebben vooral betrekking op bovengenoemde knelpunten. r lijkt op basisscholen behoefte te bestaan aan meer duidelijkheid over de procedures rond de overdracht van leerlingen. Kan een mondeling gesprek worden verwacht en kan van de vertegenwoordigers van het voortgezet onderwijs worden verwacht dat de onderwijskundige rapporten ter voorbereiding zijn gelezen? Voor het beeld dat mentoren in het voortgezet onderwijs hebben van de praktijk van advisering lijkt het raadzaam om hen beter te informeren over de wijze waarop de adviezen tot stand komen. Daarnaast is bij afdelingsleiders in het voortgezet onderwijs en bij leraren in het basisonderwijs behoefte aan meer duidelijkheid over de regels van de toelatingsprocedure van leerlingen. Met name over de wijze waarop de tweede lotingsronde wordt vormgegeven heerst onduidelijkheid. Al met al levert dit onderzoek een positief beeld op van de afstemming van het basis- en het voortgezet onderwijs in ijmegen. De adviezen die leerlingen in groep 8 krijgen lijken een zeer adequate inschatting te zijn van het functioneren van leerlingen in het voortgezet onderwijs. 18

Bijlage 1: Het onderwijskundig rapport 19

Onderwijskundig Rapport 211-212 Advies & Inlichtingenformulier voor de toelating brugjaar 211-212 Voortgezet Onderwijs Onderwijskundig Rapport 211-212 Pagina 2 van 25

1. Leerling- en schoolgegevens Achternaam leerling Tussenvoegsel Roepnaam Geboortedatum - - (dd-mm-jjjj) Geboorteland Adres Postcode en woonplaats Telefoonnummer ationaliteit leerling: ederlandse Anders namelijk: Woont in ederland sinds: - - (dd-mm-jjjj) Meisje Geheim Land van herkomst ouders: ederland Anders namelijk: Thuis wordt ederlands gesproken: Ja ee 2. Huidige school basisonderwijs aam school Adres Postcode en woonplaats Telefoonnummer aam contactpersoon -mailadres contactpersoon speciaal basisonderwijs 3. Advies: overgang primair onderwijs naar voortgezet onderwijs 3a. Advies voortgezet onderwijs. r kunnen meerdere keuzes aangekruist worden. vwo havo theoretische leerweg gemengde leerweg kaderberoepsgerichte leerweg basisberoepsgerichte leerweg praktijkonderwijs 3b. Indien van toepassing ook het advies voor plaatsing in bepaalde dakpan invullen: 3c. Komt de leerling in aanmerking voor een lwoo-beschikking? Ja ee Bij ja ook de bijlage Aanvraag RVC-beschikking invullen. 3d. Gaan de ouders akkoord met het schooladvies? Ja ee Overige opmerkingen: 4. Schoolloopbaan Basisonderwijs 1 2 3 4 5 6 7 8 Verzuimt de leerling opvallend veel? Ja ee Indien ja, wat is de reden van het verzuim? Onderwijskundig Rapport 211-212 Pagina 21 van 25

5. Persoonlijke ontwikkeling Leerontwikkeling Kruis aan hoe de leerling op de onderstaande items scoort Technisch lezen Begrijpend lezen Spelling Rekenen vwo havo vmbo-g/t vmbo-k vmbo-b praktijkonderwijs Leerlingkenmerken Bij leerlingkenmerken geeft de leerkracht aan hoe hij/ zij de kwaliteiten van de leerling de afgelopen periode heeft ervaren, gerelateerd aan het opgegeven advies. De leerkracht geeft niet het oordeel goed of slecht. maakt makkelijk contact met medeleerlingen maakt makkelijk contact met leerkrachten kan samenwerken kan zelfstandig werken veel doorzettingsvermogen positief zelfbeeld uit zichzelf gemotiveerd werkt geconcentreerd kan reflecteren op het eigen gedrag veel aanpassingsvermogen makkelijk corrigeerbaar hoog werktempo nauwkeurig met werk/materiaal huiswerk altijd in orde maakt moeilijk contact met medeleerlingen maakt moeilijk contact met leerkrachten kan niet samenwerken heeft problemen met zelfstandig werken weinig doorzettingsvermogen negatief zelfbeeld moet gemotiveerd worden snel afgeleid vindt reflecteren op het eigen gedrag moeilijk weinig aanpassingsvermogen moeilijk corrigeerbaar laag werktempo slordig met werk/materiaal huiswerk nooit in orde Opmerkingen: Medische bijzonderheden: 6. Overige A. Toetsgegevens Heeft de leerling deelgenomen aan de CITO-eindtoets? Ja ee Indien nee, welke toets is dan afgenomen? Is de leerling getest door het SWV VO-ROC ijmegen e.o.? Ja ee Is er een andere relevante toets afgenomen? Zo ja, welke? Ja ee B. Leerproblemen Heeft de leerling ernstige en/of langdurige spellingsproblemen? Ja ee Heeft de leerling ernstige en/of langdurige leesproblemen? Ja ee Is de leerling in het bezit van een dyslexieverklaring? Ja ee Heeft de leerling ernstige en/of langdurige rekenproblemen? Ja ee Is de leerling in het bezit van een dyscalculieverklaring? Ja ee Heeft de leerling ernstige en/of langdurige problemen met Ja ee begrijpend lezen? Ontving de leerling structureel speciale extra leerhulp in de bovenbouw van de basisschool? Ja, in groep ee Onderwijskundig Rapport 211-212 Pagina 22 van 25

C. Sociaal emotionele problemen Heeft de leerling ernstige en/ of langdurige sociale en/ of emotionele problemen, zoals die bv. voortkomen uit adhd, pdd-nos, e.d.? Zo ja, heeft de leerling hier externe hulp voor gekregen? Zo ja, door welke deskundige(n)? Toelichting: Opmerkingen: Heeft de leerling een LGF-beschikking? Cluster 1 2 3 4 Toelichting: 7. Korte typering van de leerling Ja Ja Ja ee ee ee Het is gewenst dat de ontvangende school vóór de aanname contact opneemt met de basisschool. 8. Ondertekening Datum: - - (dd-mm-jjjj) aam directeur: Handtekening directeur (namens bevoegd gezag): aam contactpersoon: Handtekening contactpersoon: en kopie van dit ingevulde Onderwijskundig Rapport is aan de ouders overhandigd of toegestuurd op: - - (dd-mm-jjjj) Let op: Bij punt 9 wordt aangegeven welke documenten als bijlage dienen te worden meegezonden. Onderwijskundig Rapport 211-212 Pagina 23 van 25

9. Indien u over de volgende documenten beschikt, dienen deze bijgevoegd te worden: Gegevens CITO LVS (grafische weergave) Gegevens op basis van onderzoek door externe instanties Kopie handelingsplannen/begeleidingsverslagen van remedial teaching/extra hulp op het gebied van cognitieve en sociaal/emotionele ontwikkeling Rapportage psychologisch onderzoek (IQ) Kopie dyslexieverklaring/ dyscalculieverklaring Strookje CITO-eindtoets Bijlage eigen testgegevens en motivering t.b.v. de aanvraag RVC-beschikking Rapportage Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs ijmegen e.o. Beschikking indicatiestelling LGF (Leerling Gebonden Financiering) Onderwijskundig Rapport 211-212 Pagina 24 van 25

Bijlage: igen testgegevens en motivering t.b.v. aanvraag RVC-beschikking Deze bijlage dient als aanvulling op het algemene deel van het onderwijskundig rapport. Als de leerling is getest door het Samenwerkingsverband VO-ROC ijmegen e.o., zijn er in principe voldoende gegevens beschikbaar voor de aanvraag RVC-beschikking. igen gegevens kunnen echter wel een bijdrage leveren aan de plaatsingsbeslissing op de VO-school en de beoordeling van het dossiers door de RVC. Dit is onder andere het geval als de eigen gegevens afwijken van de gegevens uit het Drempelonderzoek. Leervorderingen Aanvulling op vraag 5 en 6 met eigen gegevens uit het schooldossier. A. CITO - leerlingvolgsysteem Leergebied/ onderdeel aam en niveau gebruikte toets Ruwe score Vaardigheidsscore DL Datum afname toets Technisch lezen Spelling Begrijpend lezen Inzichtelijk rekenen B. igen testen Leergebied/ onderdeel aam en niveau gebruikte toets C. Psychologisch / orthopedagogisch / medisch onderzoek Is er tijdens de schoolloopbaan van de leerling (psycho-)diagnostisch onderzoek verricht, volgend op de gesignaleerde problematiek, ter verheldering van de hulpvraag van de leerling? Ja ee Door wie en wanneer? Wie: Wanneer: - - (dd-mm-jjjj) Wie: Gericht op de volgende problematiek Conclusies en aanbevelingen vanuit het onderzoek Wanneer: - - (dd-mm-jjjj) Wie: Wanneer: - - (dd-mm-jjjj) Motivering en toelichting LWOO / PRO advies verwijzende school Geef op basis van een integratie van alle leerlinggegevens aan waarom u vindt dat de leerling in aanmerking komt voor plaatsing op een school voor vmbo met leerwegondersteunend onderwijs of een school voor praktijkonderwijs: Onderwijskundig Rapport 211-212 Pagina 25 van 25