1 De gemeenschap van goederen

Vergelijkbare documenten
Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per

Jouw schuld, mijn schuld?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Masterclass Beperkte Gemeenschap van Goederen. 22 maart Drs. J.O. Horsthuis MFP RFEA (Jasper)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De wet aanpassing gemeenschap van goederen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Lijst van verkort aangehaalde literatuur 17. Enkele afkortingen 19. Deel 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten 25

De huwelijksgemeenschap bij echtscheiding De omvang, ontbinding en verdeling door de rechter

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien?

Vereniging voor Estate Planners in het Notariaat, ALV Amersfoort, 8 september Insolventie, verhaal en familievermogen

Voorbeelden Schenkbelasting Voorbeeld 1

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr.

Invoering beperkte gemeenschap van goederen. Inleiding; voorgeschiedenis. Moderniseringswetgeving huwelijksvermogensrecht

Wetsvoorstel beperking gemeenschap en wijziging Faillissementswet: een rekenkundige uitwerking van het oude en nieuwe verhaal

Vragenlijst effectief verdelen huwelijkse voorwaarden

Dit artikel uit AdvoTip is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker. Afl september 2017

Studentnummer:

Huwelijksvermogensrecht. Goed geregeld

Het vernieuwde Nederlandse huwelijksvermogensrecht, in het bijzonder de wettelijke regeling van de vergoedingsrechten

12 Huwelijksvermogensrecht

PARTNERSCHAPSVOORWAARDEN

Split Online Congres CIVIELE ASPECTEN VAN DE EIGEN WONING IN DE ECHTSCHEIDING MR. DR. E.W.J. EBBEN MAART 2014

Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen

Vernieuwing van het Nederlandse huwelijksvermogensrecht: grote stappen, gauw thuis.

1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Snelontruiming.nl, en u de opdrachtgever.

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen

Inhoud. Relatievormen. Inleiding Huwelijk en geregistreerd partnerschap; de verschillen. Vindplaatsen relatievermogensrecht

VERMOGENSDELING BIJ ECHTSCHEIDING

THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

ERFRECHT EN SCHENKING

..., de man, ..., de vrouw, Partijen zijn op..., te..., gehuwd;

Uitgebreide inhoudsopgave Enige afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken

Algemene Voorwaarden Dockbite B.V.

Artikel 3 Contractsduur, uitvoeringstermijnen, risico-overgang, uitvoering en wijziging overeenkomst, prijsverhoging

Estate Planning Specialist 1 (Traject 19) Wettelijke gemeenschap van goederen algemeen. Wettelijke gemeenschap van goederen

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

Kluwer Online Research

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam.

/ / 1. Huwelijkse voorwaarden 2011/nr

A. Ondernemer en huwelijk

In- of uitsluiten: that s the question

Algemene Voorwaarden Visserij-innovatiecentrum Zuidwest-Nederland B.V.

Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle diensten van Mobiliteitsvisie.

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Ondergetekende: 1. de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren... hierna te noemen 'partijen'

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten.

Kluwer Online Research. EB. Tijdschrift voor scheidingsrecht, Wettelijke rente bij verrekenen en verdelen

Algemene voorwaarden Monteban ICT

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs

Algemene voorwaarden Stichting Salvage

Renovatie van de derde tranche tot herziening van het huwelijksvermogensrecht (Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen)

Conclusie. 1. Inleiding. 2. Begripsomschrijving van het aandeel

Hieronder staan de Algemene Voorwaarden van Wake n Walk Vierdaagseslaapplaats. Wanneer er onduidelijkheden of vragen zijn, kunt u altijd en.

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening

Aspecten van de aansprakelijkheid van de vennoten onderling en jegens derden in titel 7.13

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op het downloaden en gebruik van dit model zijn onze Algemene Voorwaarden van toepassing.

Aanpassing. op een oor na gevild. wettelijke gemeenschap van goederen. In mei 2003 is het Wetsvoorstel tot aanpassing van de algehele gemeenschap

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd

Tweede Kamer der Staten-Generaal

OVEREENKOMST INZAKE BEHEER EN BEWARING

HUWELIJK EN GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

Algemene Voorwaarden. Artikel 1: Definities

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN BOEKINGSOVEREENKOMSTEN DYON CARACTERE

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V.

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

MASTER SCRIPTIE ZAAKSVERVANGING

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 1 : Toepasselijkheid Algemene Voorwaarden

Advies Netwerk Notarissen m.b.t. wetsvoorstel beperking wettelijke gemeenschap van goederen

Expert Meeting 6 oktober Invoering beperkte huwelijksgemeenschap. mr. Margot E. Burger MfN RFEA Chantal M. Scherpenhuijzen MfN RFEA

ALGEMENE VOORWAARDEN HENDRIKS ASBESTSANERING B.V.

De knelpunten van het huwelijksvermogensrecht met betrekking tot schulden

Algemene Voorwaarden van de vereniging Nederlands Instituut van Psychologen (het NIP) Geldend vanaf 1 januari 2014

Algemene voorwaarden Jan de Boer Tuinontwerp & Adviesbureau

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten.

Nieuwe conflicten door gewijzigde voorwaarden

Transcriptie:

1 De gemeenschap van goederen De gemeenschap van goederen is het stelsel dat de wet aan het huwelijk verbindt ter regeling van de vermogensrechtelijke verhouding van de echtgenoten, indien daar niet bij huwelijkse voorwaarden van is afgeweken. Deze gemeenschap is geregeld in titel 7 van Boek 1 BW. Daarin is geregeld wanneer tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen bestaat en welke goederen en schulden in die gemeenschap vallen. Voorts regelt de wet wie van de echtgenoten bevoegd is om over goederen van de gemeenschap te beschikken. Ook regelt de wet exclusief de wijze waarop de schuldeisers van de echtgenoten verhaal kunnen uitoefenen op de goederen van deze gemeenschap. Toepassing ervan eindigt zodra de gemeenschap is ontbonden. Vanaf dat moment is titel 7 van Boek 3 BW op de (ontbonden) huwelijksgemeenschap van toepassing en is de ontbonden gemeenschap verder onder te brengen als een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW. In het verleden is er al veel nagedacht over de vraag wat nu precies een huwelijksgemeenschap is. Er zijn daarbij pogingen ondernomen om aan te sluiten bij enige in onze wet geregelde rechtsfiguren. Zo is getracht de huwelijksgemeenschap te kwalificeren als een maatschap, een gezamendehandse gemeenschap of als een rechtspersoon. 1 Geen van deze kwalificaties is op de huwelijksgemeenschap volledig toepasbaar gebleken. Thans geldt dan ook de algemene opvatting dat de gemeenschap van goederen een geheel eigen rechtsfiguur is met een zodanig eigen rechtskarakter dat zij is te beschouwen als een rechtsfiguur van geheel eigen aard. Gezien de geheel eigen regeling die op de gemeenschap goederen van toepassing is moet zij dan ook geheel onafhankelijk van elke andere rechtsfiguur worden beoordeeld. In het hierna volgende gebruik ik het begrip gemeenschap of huwelijksgemeenschap voor het samenstel van goederen en schulden van de echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. 1 Zie hierover Asser-De Boer, nr. 294; De Bruijn/Huigen/Reinhartz, p. 96 e.v.; E.A.A. Luijten, Het (nieuw) Huwelijksvermogensrecht (dissertatie 1962), p. 71-73; Van Mourik, Huwelijksvermogensrecht; p. 76. Pitlo/Van der Burght, Doek, nr. 312. Vgl. Van Mourik-Verstappen, p. 34; Klaassen- Luijten-Meijer, nr. 161.

2 Hoofdstuk 1 1. De omvang van de gemeenschap Artikel 1:94 lid 1 BW vermeldt dat vanaf het ogenblik van voltrekking van het huwelijk van rechtswege een gemeenschap van goederen bestaat. Welke goederen deze gemeenschap vervolgens omvat is geregeld in artikel 1:94 lid 2 BW. Op grond van de aanhef omvat deze gemeenschap in beginsel alle goederen van de echtgenoten, bij de aanvang van de gemeenschap aanwezig of nadien, zolang de gemeenschap niet is ontbonden, verkregen. Voor wat betreft de schulden regelt artikel 1:94 lid 5 BW dat de gemeenschap in beginsel alle schulden van ieder der echtgenoten omvat. Daarmee is sprake van een universele werking van de huwelijksgemeenschap aldus dat ook alle voorhuwelijkse goederen en schulden in de huwelijksgemeenschap vallen. Dat betekent dat op het moment dat het huwelijk tussen de echtgenoten is gesloten en de huwelijksgemeenschap een aanvang neemt ook alle op dat moment aanwezige goederen van de echtgenoten tot deze huwelijksgemeenschap gaan behoren en alle schulden van de echtgenoten vanaf dat tijdstip gemeenschapsschulden zijn geworden. Alleen die goederen en schulden vallen niet in de gemeenschap waarvan de wet in artikel 1:94 BW heeft bepaald dat deze van de huwelijksgemeenschap zijn uitgezonderd. Vervolgens zullen alle goederen die de echtgenoten verkrijgen deel gaan uitmaken van de gemeenschap en alle schulden worden gemeenschapsschulden, tenzij deze goederen en schulden weer vallen onder een van de in artikel 1:94 BW vermelde uitzonderingen. 2 Aanvankelijk omvatte het wetsvoorstel aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen (28 867) een afwijkende regel van deze universele werking doordat hetgeen ten huwelijk werd aangebracht geen deel zou uitmaken van de huwelijksgemeenschap. De gemeenschap zou dus enkel omvatten de goederen tijdens het bestaan van de gemeenschap verkregen en enkel de tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden. Hiermee zou worden aangesloten bij het uitgangspunt dat alleen hetgeen door beider inspanning tijdens het huwelijk verworven wordt aan beide echtgenoten behoort toe te komen. Bij Tweede Nota van wijziging is dit echter aangepast en is teruggekeerd naar het universele karakter ervan. Blijkens de toelichting is daarmee gehoor gegeven aan de kritiek die op dit onderdeel van het wetsvoorstel bestond, dat hierdoor bij aanvang van het huwelijk veelal sprake zou zijn van drie gescheiden vermogens, te weten het vermogen van de gemeenschap en de privévermogens van elk van de echtgenoten. Dit zou de complexiteit van het stelsel vergroten. Voorts werd aangenomen dat bij gebreke van een deugdelijke registratie, die anders dan bij huwelijkse voorwaarden middels een lijst van aanbrengsten ontbreekt, in de praktijk het er toch op zou neerkomen dat er nauwelijks een onderscheid zou bestaan tussen privégoederen en gemeenschapsgoederen, nu het privé van de goederen naderhand niet dan wel onvoldoende zou kunnen worden bewezen. Van gewicht werd ook het bezwaar geacht dat echtgenoten zeer dikwijls voorafgaand aan hun huwelijk gedurende een periode hebben samengewoond, waarbij het niet passend zou zijn om datgene wat zijn in die periode hebben vergaard uit te sluiten van de huwelijksgemeenschap. 3 2 Zie echter ook art. 7:808 BW Nieuw. 3 Tweede Nota van Wijziging, Kamerstukken II 2005/06, 28 867, nr. 9, p. 8.

De gemeenschap van goederen 3 1.1 Van de gemeenschap uitgezonderde goederen en schulden Hoewel de huwelijksgemeenschap in beginsel universele werking heeft zondert artikel 1:94 BW bepaalde goederen en schulden uit van de gemeenschap. De echtgenoten kunnen daardoor te maken hebben enerzijds met goederen en schulden die in de gemeenschap zijn gevallen en anderzijds met goederen en schulden die daarvan zijn uitgezonderd. Deze uitzonderingen hebben daarmee tot gevolg dat het universele karakter wordt doorbroken en er naast het vermogen van de gemeenschap, privévermogens kunnen bestaan van een of beide echtgenoten. Tot de privévermogens behoren dan de goederen en de schulden die door de wet van de huwelijksgemeenschap zijn uitgezonderd. De navolgende goederen en schulden zijn op grond van artikel 1:94 lid 2 tot en met 5 BW van de gemeenschap uitgesloten: Goederen ten aanzien waarvan hij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen. Pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is almede met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen. Rechten op het vestigen van vruchtgebruik als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Boek 4, vruchtgebruik dat op grond van die bepaling is gevestigd, alsmede hetgeen wordt verkregen ingevolge artikel 34 van Boek 4. Goederen en schulden die aan één der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn. Vruchten van goederen die niet in de gemeenschap vallen. Hetgeen wordt geïnd op een vordering die buiten de gemeenschap valt. Vorderingen tot vergoeding die in de plaats van een eigen goed van een echtgenoot treden, waaronder begrepen een vordering ter zake van waardevermindering van zulk een goed. Schulden van ieder der echtgenoten betreffende van de gemeenschap uitgezonderde goederen; Schulden uit door één der echtgenoten gedane giften, gemaakte bedingen en aangegane omzettingen als bedoeld in artikel 126, eerste lid en tweede lid, onder a en c, van Boek 4. In navolging van Verstappen maak ik een onderscheid tussen specifieke uitzonderingen voor bepaalde rechtsfiguren en algemene uitzonderingen op de gemeenschap. 4 Onder de eerste vallen de uitzonderingen in artikel 1:94 lid 2 sub b en c BW betreffende de pensioenrechten, het vruchtgebruik, bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Boek 4, alsmede de schulden uit gedane giften, gemaakte bedingen en aangegane omzettingen als bedoeld in artikel 126 van Boek 4. 4 L.C.A. Verstappen, Rechtsopvolging onder algemene titel (dissertatie 1996), p. 328.

4 Hoofdstuk 1 De andere uitzonderingen gelden als algemene uitzonderingen op de gemeenschap, waarvan de erfrechtelijke verkrijgingen en giften waarvan is bepaald dat zij niet in de huwelijksgemeenschap zullen vallen, de verknochtheid en de schulden betreffende de van de gemeenschap uitgezonderde schulden, de belangrijkste zijn. 2. Het goederenrechtelijke karakter van de gemeenschap De regeling van de gemeenschap van goederen is goederenrechtelijk van aard. De goederen en schulden van de echtgenoten vallen namelijk in de huwelijksgemeenschap op grond van boedelmenging. De boedelmenging is geregeld in Boek 3 titel 4 BW: Verkrijging en verlies van goederen. Voor de verkrijging van goederen maakt artikel 3:80 lid 1 BW een onderscheid in verkrijging onder algemene titel en verkrijging onder bijzondere titel. Artikel 3:80 lid 2 BW bepaalt vervolgens dat men goederen onder algemene titel verkrijgt door onder meer boedelmenging. 5 De gemeenschap van goederen is vervolgens de enige in het Burgerlijk Wetboek omschreven wijze van een verkrijging onder algemene titel krachtens boedelmenging. Op de boedelmenging als wijze van verkrijging onder algemene titel zijn (in beginsel) van toepassing de bepalingen van het algemene vermogensrecht, uit Boek 3 en 6 BW, alsmede de bepalingen die de specifieke gevolgen regelen van de boedelmenging. Deze gevolgen zijn te vinden in titel 7 van Boek 3 BW. Met boedelmenging duidt men hier aan de rechtsgevolgen die aan het ontstaan en bestaan van de gemeenschap van goederen zijn verbonden. Dit is overigens nergens in de wet bepaald, maar dat is af te leiden uit de aan boedelmenging verbonden gevolgen: het samensmelten van goederen, schulden en rechtsbetrekkingen, die voordien tot twee afzonderlijke vermogens behoorden. 6 De wet verbindt dit gevolg alleen aan de goederen en schulden van de echtgenoten die gehuwd zijn in (algehele of beperkte) gemeenschap van goederen. 2.1 Boedelmenging De rechtsgevolgen van de boedelmenging, als bedoeld in artikel 3:80 lid 2 BW, zijn voor de huwelijksgemeenschap te vinden in artikel 1:94 BW. Krachtens artikel 1:94 lid 1 BW vangt de boedelmenging aan op het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk en omvat op grond van artikel 1:94 lid 2 BW alle tegenwoordige en toekomstige goederen (met uitzondering van de sub a, b en c vermelde goederen en 5 Er is sprake van een gesloten systeem. Alleen op de door de wet aangegeven wijze kunnen goederen onder algemene titel worden verkregen: erfopvolging, boedelmenging, fusie als bedoeld in art. 2:309 BW en splitsing als bedoeld in art. 2:334a BW. 6 Vgl. Pitlo/Van der Burght, Doek, nr. 93.

De gemeenschap van goederen 5 de in lid 3 en 4 aangeduide goederen), alsmede op grond van lid 5 alle schulden (met uitzondering van de sub a en b vermelde schulden en de in lid 3 aangeduide schulden). Kern van de boedelmenging als een verkrijging onder algemene titel is, dat voor de overgang van het vermogen, meer in het bijzonder de goederen, geen afzonderlijke leveringshandelingen vereist is. 7 Door de boedelmening vindt de overgang van rechtswege plaats. En omdat artikel 1:94 BW als uitwerking van de boedelmenging bepaalt dat vanaf de voltrekking van het huwelijk tussen de echtgenoten van rechtswege gemeenschap van goederen bestaat en dat artikel eveneens de daaraan verbonden (goederenrechtelijke) gevolgen regelt, heeft het aangaan van het huwelijk, zonder dat daaraan voorafgaande afwijkende huwelijkse voorwaarden zijn gemaakt, boedelmenging tot gevolg. Van rechtswege vindt er een overgang plaats van de daaronder vallende goederen en schulden. 8 Ik noem dit uitdrukkelijk een overgang. Zoals hierna zal blijken doet deze boedelmenging een afzonderlijk vermogen ontstaan, het vermogen van de huwelijksgemeenschap, waartoe de goederen en schulden gaan behoren. De boedelmenging heeft echter geen vervreemding tot gevolg in die zin dat rechten op de goederen worden verloren. Bij de huwelijksgemeenschap is de boedelmenging beperkt tot een overgang naar een ander vermogen van dezelfde echtgenoot. 2.2 Vermogensovergang Zodra de huwelijksgemeenschap ontstaat vindt een overgang plaats van de goederen en schulden uit het eigen vermogen van de echtgenoten naar het afgescheiden vermogen van de huwelijksgemeenschap. Na deze overgang zijn op deze goederen en schulden van toepassing bijzondere bepalingen, die afwijken van het algemene vermogensrecht en de bepalingen van het algemene vermogensrecht in Boek 3 en 6 BW zo nodig terzijde schuiven. Ook de goederen en schulden die de echtgenoten nadien verkrijgen gaan vervolgens op grond van boedelmenging over naar de huwelijksgemeenschap, tenzij ze vallen onder een van de in artikel 1:94 BW vermelde uitzonderingen. Telkens wanneer een echtgenoot een goed verkrijgt, dat niet op grond van de wet van de boedelmenging is uitgesloten, is er sprake van een ondeelbaar moment dat het goed het (eigen) vermogen van de echtgenoot bereikt en direct overgaat in het (andere) 7 Kort samengevat wordt de verkrijging onder algemene titel in de handboeken omschreven als een verkrijging en bloc van een geheel of een gedeelte van een vermogen. Zie o.a. Asser-Mijnssen-De Haan-Van Dam, Goederenrecht, Algemeen goederenrecht (2006), nr. 193; Pitlo/Reehuis, Heisterkamp, Goederenrecht (2006), nr. 92. 8 Er bestaat geen specifieke bepaling waarin de overgang onder algemene titel van schulden is geregeld.

6 Hoofdstuk 1 vermogen van de huwelijksgemeenschap. Het goed kan de huwelijksgemeenschap dus niet bereiken zonder eerst op dat ondeelbare moment het eigen vermogen te hebben gepasseerd. Ook voor elke afzonderlijke verkrijging geldt hier de rechtsopvolging onder algemene titel. Het goed kan dus nooit rechtstreeks uit het vermogen van een derde in de huwelijksgemeenschap terechtkomen, maar zal eerst een ondeelbaar moment deel moeten uitmaken van het (eigen) vermogen van de echtgenoot om door boedelmenging in de huwelijksgemeenschap terecht te komen. Hierdoor vindt boedelmenging bij voortduring plaats. De wilsverklaring van de echtgenoten is voor deze overgang niet relevant. Zij kunnen de overgang niet tegenhouden. Ook indien de echtgenoten het rechtsgevolg van de boedelmenging van één of meer goederen bij de verkrijging niet beogen, gaat het goed toch over naar de huwelijksgemeenschap. Zolang de gemeenschap niet is ontbonden vindt de boedelmenging dus van rechtswege plaats en kan uitsluitend door opheffing van de gemeenschap of door het aangaan van huwelijkse voorwaarden worden beëindigd. Ongeacht een andere wilsverklaring is het de wet die het vermogensrechtelijke gevolg aan het huwelijk verbindt. Er is geen overdracht maar een overgang naar de huwelijksgemeenschap. 2.3 De rechtsbetrekkingen Bij boedelmenging is de rechtsopvolging onder algemene titel wederkerig. Ook voor de goederen van de andere echtgenoot geldt deze overgang. Maar na de boedelmenging is de rechtsverhouding van de ene echtgenoot tot de goederen van de andere echtgenoot, die zijn overgegaan uit diens vermogen, niet hetzelfde als de rechtsverhouding tot zijn eigen goederen die zijn overgegaan. Wederzijds vindt wel een vermogensovergang plaats maar de beide echtgenoten komen niet in een volledig zelfde rechtsverhouding tot deze goederen te staan. Hoewel artikel 6:249 BW anders doet vermoeden heeft de boedelmenging niet tot gevolg dat de beide echtgenoten als de rechtsopvolgers elkaar ook over en weer opvolgen in de obligatoire rechtsbetrekkingen. Op de boedelmenging is artikel 6:249 BW niet van toepassing en in zoverre is deze algemene regeling van de gevolgen van de rechtsopvolging onder algemene titel onjuist. 9 De boedelmenging heeft derhalve geen gevolgen voor de contractuele rechtsbetrekkingen van de echtgenoten en hun wederpartij. Deze blijven ongewijzigd en de andere echtgenoot wordt niet mede contractspartij. De wederpartij kan alleen de echtgenoot, die zijn contractspartij is tot nakoming aanspreken. 10 Gelijk de echtgenoot dat alleen kan jegens de wederpartij en (niet krachtens eigen titel) jegens de wederpartij van de andere echtgenoot. 11 9 Zie ook L.C.A. Verstappen, Rechtsopvolging onder algemene titel (dissertatie 1996), p. 49. 10 Uitgezonderd de verbintenissen als bedoeld in art. 1:85 BW. 11 Tenzij aan deze echtgenoot het bestuur is overgelaten (art. 1:90 lid 3 BW) of met toestemming dienstbaar is aan het beroep of bedrijf van de andere echtgenoot (art. 1:97 lid 2 BW).

De gemeenschap van goederen 7 Bijzonder is dat de wet juist een hiervan afwijkende regel geeft zodra de boedelmenging door de ontbinding van de huwelijksgemeenschap is geëindigd. Vanaf dat moment wordt de rechtsbetrekking aldus gewijzigd dat ook de echtgenoot, die niet de contractspartij is geweest, kan worden aangesproken voor de schulden die in de gemeenschap zijn gevallen. Artikel 1:102 BW bepaalt daartoe dat deze echtgenoot hoofdelijk naast de andere echtgenoot aansprakelijkheid wordt met dien verstande dat de verhaalsrechten van de schuldeiser op het vermogen van deze echtgenoot beperkt zullen zijn omdat slechts uitgewonnen zal kunnen worden hetgeen hij uit de hoofde van verdeling van de gemeenschap heeft verkregen. 12 Wat betreft de verhaalsrechten van een schuldeiser ligt dat anders. Daarvoor geeft de wet een op het algemene vermogensrecht aanvullende regeling. Artikel 3:276 BW bepaalt als algemene regel dat een schuldeiser in beginsel zijn vorderingen op alle goederen van zijn schuldenaar kan verhalen. In aanvulling daarop bepaalt artikel 1: 96 lid 1 BW dat alle schulden van een echtgenoot, door de schuldeiser verhaald kunnen worden op zowel de goederen van de gemeenschap als op de eigen goederen van de echtgenoot/schuldenaar. Voor de schuldeiser van een echtgenoot heeft de boedelmenging derhalve niet het gevolg dat zijn verhaalsrecht beperkt blijft tot de goederen van de echtgenoot die zijn schuldenaar is, maar wordt uitgebreid tot alle goederen die door de boedelmenging deel zijn gaan uitmaken van het (afgescheiden) vermogen van de huwelijksgemeenschap. Daarvoor is niet noodzakelijk dat de schuld een gemeenschapsschuld is. In zoverre ontstaat er een niet-contractuele rechtsbetrekking met de andere echtgenoot zodra de schuldeiser krachtens deze bevoegdheid zich op deze goederen, die in de gemeenschap zijn gevallen, gaat verhalen en deze goederen onder de betreffende echtgenoot gaat uitwinnen. 2.4 Einde boedelmenging Anders dan het tijdstip van aanvang van de boedelmenging is in de wet niet uitdrukkelijk bepaald wanneer de boedelmenging eindigt. Hiervoor is echter van belang dat artikel 1:94 lid 2 BW bepaalt dat de gemeenschap de goederen omvat bij aanvang aanwezig of nadien, zolang de gemeenschap niet is ontbonden. 13 De boedelmenging is gekoppeld aan het bestaan van de huwelijksgemeenschap en eindigt op het tijdstip van ontbinding van ervan. Hiermee zij tevens duidelijk dat deze (onvolledige) regeling meebrengt dat het einde van de (voortdurende) boedelmenging niet gekoppeld is aan het einde van het huwelijk. De boedelmenging eindigt daarmee van rechtswege op het tijdstip van ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Op grond van artikel 1:99 lid 1 onder b BW is dat in geval van het beëindigen van het huwelijk door echtscheiding het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding. 12 Hoofdstuk 5. 13 In art. 1:94 lid 6 BW is dit niet opgenomen voor de schulden.

8 Hoofdstuk 1 De rechtsgrond die de overgang bewerkstelligt komt op dat tijdstip te vervallen en de nadien verkregen goederen gaan niet meer van rechtswege over. Gelijktijdig gaat op dat tijdstip de huwelijksgemeenschap over in de ontbonden huwelijksgemeenschap als afgescheiden vermogen. Met de ontbinding zijn de specifieke voor de boedelmenging geldende regels van titel 7 Boek 1 BW vanaf dat moment niet langer van toepassing en gaan de regels van titel 7 van Boek 3 BW de rechtsverhouding verder bepalen, inclusief de in artikel 3:192 BW opgenomen verhaalsexclusiviteit van de gemeenschapsschuldeisers. 3. Afgescheiden vermogen Uit de aanduiding van goederen en schulden die in de gemeenschap vallen of goederen van de gemeenschap volgt dat de gemeenschap is op te vatten als een geheel van goederen en schulden dat van ander vermogen is afgescheiden. 14 In relatie tot de eventueel daarvan op grond van de wet uitgezonderde goederen en schulden moet de huwelijksgemeenschap dan ook worden beschouwd als een afgescheiden vermogen. Afgescheiden vermogen kent ons recht op diverse plaatsen maar een algemene omschrijving van deze rechtsfiguur is niet gegeven. Van Mourik omschrijft het begrip afgescheiden vermogen als een geheel van goederen en schulden dat gebonden is aan een bepaald doel of een bepaalde bestemming en op die grond een eigen identiteit heeft binnen, en zich daarom onderscheidt van, het overige (afgescheiden) vermogen van het betrokken rechtssubject. 15 Ook hij geeft aan dat het belangrijkste juridische gevolg ervan in bepaalde gevallen tot uitdrukking komt in de bijzondere verhaalspositie van (bepaalde) schuldeisers. Steneker ziet als wezenskenmerk van afgescheiden vermogens de verhaalsexclusiviteit van schuldeisers. 16 Alleen de vermogens die bestaan uit goederen waarop slechts door bepaalde schuldeisers van de rechthebbende verhaal kan worden genomen, zijn afgescheiden vermogens. Wolfert beschouwt de verhaalsuitsluiting als het gemeenschappelijke kenmerk van afgescheiden vermogen. 17 Het afgescheiden vermogen is uitgesloten van verhaal door bepaalde of alle schuldeisers van de rechthebbende. Het bijzondere van de huwelijksgemeenschap is echter dat het kenmerk van de verhaalsexclusiviteit of de verhaalsuitsluiting van bepaalde schuldeisers ontbreekt. Op grond van artikel 1:96 lid 1 BW hebben alle schuldeisers van de echtgenoten een gelijk verhaalsrecht op alle goederen van deze echtgenoot, zij het dat de wet daar een bepaalde volgorde aan toe kent in artikel 1:96 lid 2 BW. Zowel de privéschuldeiser als de schuldeiser betreffende een gemeenschapsschuld kunnen verhaal uitoefenen op 14 Zie bijvoorbeeld artikel 1:96 BW. 15 Van Mourik, Gemeenschap, p.10. 16 A. Steneker, Kwaliteitsrekening en afgescheiden vermogen (dissertatie 2005), p. 112 e.v. 17 E.C.M. Wolfert, De kwaliteitsrekening (dissertatie 2007), p. 88 e.v.

De gemeenschap van goederen 9 de goederen van de gemeenschap en/of het privévermogen van de betreffende echtgenoot Toch is naar mijn opvatting de huwelijksgemeenschap wel degelijk een afgescheiden vermogen. Ik meen dat dit rechtstreeks voortvloeit uit de gevolgen die de wet aan het bestaan van de huwelijksgemeenschap verbindt. Zo bepalen de artikelen 1:95 en 1:96 BW dat een echtgenoot uit wiens eigen goederen een schuld van de gemeenschap is voldaan een recht op vergoeding heeft uit de goederen der gemeenschap of omgekeerd. Als gevolg van de draagplicht van het ene vermogen heeft het andere vermogen een vergoedingsrecht. Indien bij een rechtssubject ten aanzien van de tot zijn vermogen behorende goederen een onderscheid wordt gemaakt in de draagplicht van de tot zijn vermogen behorende schulden impliceert dit dat het vermogen van dit rechtssubject niet als één vermogen is te beschouwen. Een bepaalde groep goederen het ene vermogen is uitgezonderd van de draagplicht van een bepaalde groep schulden van het andere vermogen. Bij voldoening uit de niet draagplichtige groep ontstaat een vorderingsrecht op de wel draagplichtige groep. Deze vordering en schuld gaan niet door vermenging teniet. Deze wettelijke regeling van de draagplicht en de daaruit voortvloeiende aanspraak op een vergoedingsrecht maakt dus dat zonder het onderscheid in de verhaalsmogelijkheden van schuldeisers toch sprake is van een afgescheiden vermogen. Bovenal valt het afgescheiden zijn van het vermogen af te leiden uit de wettelijke regeling van de boedelmenging zelf. Boedelmenging als vorm van verkrijging of verlies van goederen krachtens rechtsopvolging onder algemene titel brengt mee een overgang vanuit het eigen vermogen van het rechtssubject naar het daarvan afgescheiden vermogen van de huwelijksgemeenschap waarin het zelfde rechtssubject deelgenoot is. De relatieve zelfstandigheid van het afgezonderde vermogen komt hierbij met name tot uiting door de afzonderlijke positie die het inneemt ondanks de wisseling van de samenstelling. 18 De huwelijksgemeenschap is daarmee een afgescheiden vermogen. 19 4. Deelgerechtigdheid De exclusief voor de huwelijksgemeenschap geldende regeling in titel 7 van Boek 1 BW bevat geen bepaling over de gerechtigdheid van de echtgenoten tot de goederen. De huwelijksgemeenschap is niet onder te brengen bij het begrip gemeenschap van artikel 3:166 lid 1 BW. 20 Artikel 3:189 lid 1 BW vermeldt specifiek dat de bepalingen 18 Vgl. Asser-Mijnssen-De Haan-Van Dam, Goederenrecht, Algemeen Goederenrecht (2006), nr. 69 over de algemeenheid van goederen. De huwelijksgemeenschap wordt hier als een algemeenheid van goederen aangeduid, zijnde een complex van rechten en verplichtingen die als afzonderlijk vermogen worden gedacht. Zie echter nr. 70, waarin alleen de ontbonden huwelijksgemeenschap wordt genoemd. 19 Zie W.D. Kolkman, Schulden der nalatenschap (dissertatie 2006) Ars Notariatus 132, p. 246; Van Mourik, Gemeenschap, p. 7. 20 Anders Kraan, p. 55.

10 Hoofdstuk 1 van de in de wet geregelde gemeenschap niet gelden voor een (niet ontbonden) huwelijksgemeenschap. Evenmin geldt daarom voor de huwelijksgemeenschap de regel van artikel 3:166 lid 2 BW dat de aandelen van de deelgenoten gelijk zijn. Zolang deze niet is ontbonden is de huwelijksgemeenschap niet te beschouwen als een gemeenschap waarvan de goederen toebehoren aan de deelgenoten gezamenlijk. Eerst voor de ontbonden huwelijksgemeenschap bepaalt artikel 1:100 BW dat de echtgenoten een gelijk aandeel hebben. Vanaf dat moment is ook titel 7 van Boek 3 BW op de (ontbonden) huwelijksgemeenschap van toepassing en is de ontbonden gemeenschap verder onder te brengen onder het begrip gemeenschap van artikel 3:166 BW. Van de van diens zijde in de huwelijksgemeenschap vallende goederen is deze echtgenoot eigenaar of rechthebbende geworden en deze rechten zijn overgegaan naar de huwelijksgemeenschap. Maar daarmee heeft de andere echtgenoot deelgenoot in de gemeenschap geen aandeel in de gerechtigdheid tot het goed verkregen, evenmin als de andere echtgenoot zijn rechten op het goed deels heeft verloren. De echtgenoot van wiens zijde het goed in de gemeenschap is gevallen blijft eigenaar/ rechthebbende. Het goed is gaan behoren tot een afgescheiden vermogen met twee deelgenoten maar niet met twee deelgerechtigden. De andere echtgenoot kan van het goed gaan profiteren, zoals van het goed gebruik maken of verbruiken, maar heeft overigens geen rechten verkregen. Het feit dat een schuldeiser van de andere echtgenoot, zich op deze goederen kan verhalen maakt de andere echtgenoot nog niet tot rechthebbende van deze goederen. Omdat de goederen zijn gaan behoren tot het afgescheiden vermogen van de huwelijksgemeenschap, heeft de schuldeiser op grond van de wet de bevoegdheid tot uitwinning van alle goederen van de gemeenschap zonder een onderscheid te moeten maken aan wie de goederen toebehoren. 21 4.1 Deelgenoten zonder deelgerechtigdheid Omdat de huwelijksgemeenschap een gemeenschap is zijn de echtgenoten wel als deelgenoten te beschouwen. Welke de rechtsverhouding is tussen de goederen van de gemeenschap als rechtsobjecten en de beide afzonderlijke deelgenoten als rechtssubjecten, is niet geregeld. In de goederen van de gemeenschap zijn geen aandelen aan te wijzen die de gerechtigdheid van de beide echtgenoten en de omvang ervan op voorhand over en weer bepalen. Beide echtgenoten zijn deelgenoten zonder invulling van hun gerechtigdheid, of minder zorgvuldig geformeerd zonder invulling van de (mede-)eigendom. Met het bestaan van de huwelijksgemeenschap is er nog geen wederzijds eigendomsrecht voor de echtgenoten in de zin dat de ander mede-eigenaar 21 Art. 1:96 lid 1 BW.

De gemeenschap van goederen 11 of rechthebbende is geworden. Een gelijke gerechtigdheid van de echtgenoten/ deelgenoten ontstaat pas nadat de gemeenschap is ontbonden. Voorafgaande aan dat moment staat slechts vast dat zij beiden deelgenoten zijn in de huwelijksgemeenschap zonder dat bepaald is welke de gerechtigdheid is tot de daartoe behorende goederen. Wel staat vast dat de gemeenschap eens weer zal worden ontbonden. 22 Pas dan ontstaat voor de deelgenoten een deelgerechtigdheid. Het zijn van deelgenoot heeft van rechtswege tot gevolg een wederzijdse toekomstige deelgerechtigdheid in de goederen van de gemeenschap met een voor beiden gelijk aandeel in de alsdan daartoe behorende goederen. Alleen de op het moment van ontbinding van de gemeenschap daartoe behorende goederen gaan immers aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoren en de regels van de gemeenschap van titel 7 Boek 3 BW zijn alleen daarop van toepassing. Voor de goederen die op enig moment voordien in de gemeenschap zijn gevallen maar daar ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap geen deel meer van uitmaken heeft het zijn van deelgenoot nooit tot een medegerechtigdheid geleid. Hetzelfde geldt ook in omgekeerde zin voor de schulden van de gemeenschap. Gedurende de huwelijksgemeenschap wordt de ene echtgenoot niet mede aansprakelijk voor de schulden van de andere echtgenoot. Eerst na ontbinding wordt deze aansprakelijkheid gewijzigd. 23 De huwelijksgemeenschap maakt de echtgenoten over een weer dus geen deelgerechtigden tot alle daartoe behorende goederen. De beide echtgenoten zijn evenmin gerechtigd voor het geheel, onder respectering van het gelijke recht van de ander. Het zijn van deelgenoot op zichzelf maakt de echtgenoot niet gerechtigd, het geeft slechts een vooruitzicht op deelgerechtigdheid. 24 Eerst vanaf het tijdstip van ontbinding van de gemeenschap zijn de echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd in de (ontbonden) gemeenschap als geheel, zonder gerechtigd te zijn in de afzonderlijke goederen ervan. 5. Objectieve lotsverbondenheid Het aangaan van het huwelijk is de rechtshandeling, die de gemeenschap doet ontstaan indien niet daaraan voorafgaand bij huwelijkse voorwaarden daarvan is afgeweken. De huwelijksgemeenschap is de uitwerking van de vermogensrechtelijke lotsverbondenheid die door de wet aan het huwelijk wordt verbonden. 25 De wet verbindt door de boedelmenging aan deze lotsverbondenheid goederenrechtelijke gevolgen. De boedelmenging is dus de objectieve vermogensrechtelijke invulling van 22 Art. 1:99 lid 1 BW: de gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden door het eindigen van het huwelijk. Dat is in ieder geval door de dood van één van hen tijdens het huwelijk, maar mogelijk eerder bijvoorbeeld door echtscheiding. 23 Art. 1:102 BW. 24 Anders: Pitlo/Van der Burght, Doek, nr. 313. 25 J. van Duivendijk-Brand, Afrekenen bij echtscheiding (dissertatie 1990), p. 18.

12 Hoofdstuk 1 de lotsverbondenheid die aan het huwelijk ten grondslag ligt. 26 Deze goederenrechtelijke gevolgen kunnen de echtgenoten niet nader invullen of wijzigen en bestaan onafhankelijk van de mate waarin zij zelf de lotsverbondenheid ervaren. De goederenrechtelijke gevolgen ervan bestaan en blijven doorlopen tot de ontbinding, tenzij de echtgenoten op de door de wet voorgeschreven wijze door het aangaan van huwelijkse voorwaarden verbintenisrechtelijk daarvan afwijken. De enkele wil van de echtgenoten noch hun gedragingen kunnen hierin verandering brengen. Bestaat de huwelijksgemeenschap dan zullen tot de ontbinding ervan de goederenrechtelijke gevolgen ongewijzigd eraan verbonden blijven. Hierdoor kunnen echtgenoten in verband met echtscheiding geen afwijkende afspraken maken, die de goederenrechtelijke gevolgen van de gemeenschap doorbreken, door overeen te komen dat de gemeenschap op een ander tijdstip is geëindigd of zal eindigen. Een andere peildatum voor de vaststelling van de samenstelling van de huwelijksgemeenschap dan het tijdstip van de ontbinding heeft geen goederenrechtelijk gevolg en werkt uitsluitend verbintenisrechtelijk. Bij een (overeengekomen) eerder tijdstip gaat de boedelmenging gewoon door. De nadien verkregen goederen en schulden blijven overgaan in het afgescheiden vermogen. Na ontbinding moeten ook deze goederen worden verdeeld, terwijl de aansprakelijkheid en het verhaal voor dergelijke schulden niet anders is. 27 Man en vrouw zijn op 18 maart 2010 feitelijk uit elkaar gegaan. Pas op 15 augustus 2012 dient de vrouw een verzoek tot echtscheiding in welke tot echtscheiding leidt. Man en vrouw spreken met elkaar af dat zij de huwelijksgemeenschap verdelen per datum van het feitelijk uit elkaar gaan. Goederenrechtelijk heeft deze afspraak geen gevolgen. De nadien door de echtgenoten verkregen goederen en aangegane schulden tot aan 15 augustus 2012 vallen gewoon in de gemeenschap. Zijn deze goederen nog aanwezig op 15 augustus 2012 de datum van de ontbinding van de gemeenschap moeten ook deze goederen worden verdeeld. De schulden op 15 augustus 2012 nog aanwezig, zijn gemeenschapsschulden waarop artikel 1:102 BW van toepassing is. In hun onderlinge verhouding kunnen de echtgenoten wel afspreken dat de betreffende goederen worden verdeeld met toedeling aan de echtgenoot door wie het goed is verkregen en de schulden gedragen worden door de echtgenoot wiens schuld het betreft, dit alles zonder nadere verrekening. Anders dan in artikel 3:166 lid 3 BW is geregeld voor de ontbonden huwelijksgemeenschap wordt de (goederenrechtelijke) rechtsbetrekking van de echtgenoten tijdens het bestaan van de gemeenschap niet bepaald door de redelijkheid en billijkheid. Deze rechtsverhouding is ook niet onderworpen aan enige andere wetsbepaling die tot gevolg kan hebben dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid invloed kunnen hebben op de samenstelling van de huwelijksgemeenschap. De 26 Deze vermogensrechtelijke lotsverbondenheid staat naast de lotsverbondenheid van het huwelijk zelf, zoals dat invulling krijgt in art. 1:81 BW 27 Hetgeen ten onrechte wel vaak wordt gevorderd of verzocht.

De gemeenschap van goederen 13 gedragingen van de echtgenoten tegenover elkaar en jegens derden hebben niet tot gevolg dat afhankelijk van die gedragingen een goed wel of niet in de gemeenschap valt. Hetzelfde geldt voor de schulden van de echtgenoten. Dat is niet anders in verband met echtscheiding. De lotsverbondenheid blijft ongewijzigd van kracht. Met het vorenstaande zij niet gesteld dat de wet in het geheel geen rekening houdt met de gedragingen van de echtgenoten. In artikel 1:164 BW is geregeld dat bepaalde gedragingen van een echtgenoot die in het zicht van de echtscheiding plaatsvinden en die tot een benadeling leiden van de gemeenschap, door deze echtgenoot (na de ontbinding) aan de gemeenschap zal moeten worden vergoeden. De goederenrechtelijke gevolgen van de lotsverbondenheid blijven onverkort in stand maar het daaruit voorvloeiende nadeel leidt tot een verbintenisrechtelijke aanspraak tot vergoeding van de schade. 28 6. De aanzuigende werking van de gemeenschap Uit het vorenstaande volgt dat in beginsel alle goederen en schulden van de echtgenoten voorafgaande en tijdens het huwelijk verkregen tot de gemeenschap gaan behoren. De echtgenoten kunnen dat niet tegenhouden. Artikel 1:94 lid 6 BW bevat daartoe nog een bewijsregel. Indien tussen de echtgenoten een geschil bestaat aan wie van hen beiden een goed toebehoort en geen van beiden kan zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed als gemeenschapsgoed aangemerkt. Hieruit valt af te leiden dat bij gebreke van afdoende bewijs dat een goed een privégoed is van een van de echtgenoten het goed geacht wordt in de huwelijksgemeenschap te zijn gevallen. Hoewel het een regel van bewijs is heeft deze regel aanzienlijke gevolgen bij ontbinding van de gemeenschap. Immers als het goed als gemeenschapsgoed wordt aangemerkt zal het als een goed van de ontbonden huwelijksgemeenschap worden beschouwd en voor verdeling in aanmerking komen. Gezien het beperkt aantal uitzonderingen van goederen en schulden die niet in de huwelijksgemeenschap vallen, alsmede het goederenrechtelijke karakter ervan, geldt dat bij ontbinding van de gemeenschap in beginsel als uitgangspunt zal gelden dat de alsdan aanwezige goederen en schulden vermoed worden gemeenschapsgoederen en schulden te zijn. Slechts die goederen waarvan kan worden vastgesteld dat zij een privégoed van een van de echtgenoten en dus niet in de huwelijksgemeenschap zijn gevallen, zullen niet behoeven te worden verdeeld. 29 Bij gebreke van overeenstemming zal de echtgenoot die zich op het privé zijn ervan beroept moeten bewijzen dat het goed een privégoed is. Dit bewijs zal slechts geleverd kunnen worden door te bewijzen dat het goed bij de verkrijging ervan niet in de gemeenschap is gevallen en de aanzuigende werking van de gemeenschap voor dat specifieke goed is doorbroken. 28 Zie hierover verder hoofdstuk 7. 29 Het is mogelijk dat er tussen echtgenoten onduidelijk hierover bestaat, maar dat zij die onduidelijkheid oplossen door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. MvT 28 897, nr. 3, p. 22.