ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG



Vergelijkbare documenten
Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren

26 april antwoorden

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Het Raadsel van Nijmegen. Programma / Programmanummer Cultuur / 1071

logoocw De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 5 december 2003 DCE/03/57350

RAA D. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap De heer drs. H. Zijlstra Postbusl januari 2012 Kenmerk: rc-2011.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verslag 2002 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG. Voorgeschiedenis. Beleidskader. Procedure

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

BEGELEIDINGSCOMMISSIE HERKOMST GEZOCHT SLOTAANBEVELINGEN. december 2004

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

Reglement van het Verantwoordingsorgaan

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Begripsomschrijving. Samenstelling en taak GESCHILLENREGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE BEROEPSCODE VOOR ERKEND HYPOTHEEKADVISEURS

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Verslag 2004 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG. Voorgeschiedenis. Behandelde zaken. Beleidskader.

Datum 6 juli Kenmerk HS. Locatienummer: Onderwerp Onderzoek museale verwervingen. Geachte collega s,

REGLEMENT KLACHTENCOMMISSIE. Artikel 1: Begrippen In dit reglement wordt verstaan onder:

Jaarverslag Jaarverslag Adviescommissie voor de bezwaarschriften kamer sociale aangelegenheden gemeente Bergen op Zoom

ARTIKEL XII ADVIESCOMMISSIE TOELATING EN BEGELEIDING

Verslag Afbeelding omslag: Veerboot met koeien op de Vecht bij Nijenrode van S.J. van Ruysdael (NK 1519) (Goudstikker claim)

De apostel Paulus tekening van Jan Toorop en Museum Het Valkhof. Symposium Herkomst Helder Centraal Museum Utrecht Maandag 6 september 2010

Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie

Reglement Geschillencommissie stichting Deurwaarders Collectief Nederland.

Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg

Tweede Kamer der Staten-Generaal

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Reglement museumregistratie

d. Secretaris: de medewerker van het LUMC die door de raad van Bestuur is aangesteld als ambtelijk secretaris klachtenadviescommissie;

Klager: Een klant of deelnemer aan het leerwerktraject van de Stichting TVZ

Reglement van orde van de Raad voor Cultuur 2014

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Klachtenregeling VeWeVe

Samenvatting. 1. Procedure

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

Regeling Beroep tegen Examenbeslissingen. MBO Utrecht. Colofon

Regeling Beroepscommissie Gedragscode Onderzoek & Statistiek

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

GORDIASS Bindend Advies Reglement ( Reglement )

Een toekomstgericht restitutiebeleid Over een duurzame, transparante en onomstreden organisatie rondom restituties

2. Format werkafspraken Gemeente Barendrecht en Bureau BIBOB

Reglement Klachtenloket ouders/oudercommissie Kinderopvang

Artikel 2 1. De leden van de commissie worden benoemd door de raad van toezicht op voordracht van het bestuur.

Samenvatting. 1. Procedure

BEZWARENREGLEMENT ex. artikel 7:13 Awb van de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio te Zwolle

Reglement Klachtencommissie Friesland College

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE VvE MANAGEMENT voor de zakelijke markt per 1 april 2013

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE STICHTING PAARD 11 december 2013

LVVP-reglement voor de behandeling van klachten van cliënten

Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering (CABF) Jaarverslag 2014

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

1. Procedure. 2. Feiten

Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering (CABF) Jaarverslag 2015

Procedureverordening planschade Arnhem 2011

Geschillenregeling Arbeidsverhoudingen (GRA) 2012

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 1 oktober 2012

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Besluit: Paragraaf 1 Algemene bepalingen

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Het geschil. De procedure

Reglement Klachtenadviescommissie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

Lid van de vereniging, waarover een klacht is ingediend. Een natuurlijk persoon waarover een lid tot curator, bewindvoerder of mentor is benoemd.

Klachtenreglement onafhankelijke. Klachtencommissie. Voor het vrijwilligerswerk in Haarlem en omstreken

Klachtenregeling Virenze

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Regeling Geschillen- en Bezwarencommissie Orionis Walcheren WSW

Reglement Adviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring VSO clusters 3 en 4 en Praktijkonderwijs

Reglement geschillencommissie Energievoorziening

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht; Regeling behandeling rechtspositionele bezwaren regio Drechtsteden

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ZORGINSTELLINGEN Per 7 juli 2015

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Klachtenregeling. Directeur De directeur van Pool Management & Organisatie b.v.

REGLEMENT LOKALE GESCHILLENCOMMISSIE WONINGCORPORATIES LEIDEN

KLACHTENREGLEMENT (februari 2008) ALGEMEEN

tegen het besluit van 13 maart 2017 in het kader van de subsidie SNL, kenmerk

VERGADERREGLEMENT ONAFHANKELIJKE ADVIESCOMMIS- SIE PRAKTIJKTOEPASSING BRANDVEILIGHEIDSVOOR- SCHRIFTEN Versie 12 april 2010

Mr TH.P.M. Moons, kantoorhoudende te Amersfoort, aan de Piet Mondriaanlaan nr. 75. de partners: mevrouw, wonende te. en de heer, wonende te ;

De secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid, Besluit:

Algemeen. Artikel 1. Begrippen

Algemene klachtenregeling van de instelling Nova voor Maatschappelijk Werk en Psychosociale Hulpverlening. Voorwoord 1

Regeling beroepen (privaatrecht)

PROCEDUREVERORDENING VOOR ADVISERING TEGEMOETKOMING IN PLANSCHADE GEMEENTE HARDENBERG

Reglement Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan 1 mei 2013 t/m 31 december 2015

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

Reglementen en verordeningen - Verordening rechtsbescherming

REGLEMENT BINDEND ADVIES HERSTELKADER RENTEDERIVATEN

Klachten Procedure en Reglement

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE SOCIAAL DOMEIN

Jaarverslag Jaarverslag Adviescommissie voor de bezwaarschriften kamer sociale aangelegenheden gemeente Bergen op Zoom

Klachtreglement Geschillencommissie Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen. Definities

Axent NabestaandenZorg N.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Verzekeraar.

Transcriptie:

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2008

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2008 Bezoekadres: Lange Voorhout 9 Postadres: Postbus 556 2501 CN Den Haag telefoon: 070 376 59 92 fax: 070 362 96 54 e-mail: info@restitutiecommissie.nl internet: www.restitutiecommissie.nl Afbeelding omslag: Gezicht op de Theems nabij London Bridge van Jan Toorop

Inhoudsopgave Voorwoord voorzitter 5 1. Inleiding 7 2. De Restitutiecommissie 8 2.1 Leden Restitutiecommissie en secretariaat 8 2.2 Een terugblik op het jaar 2008 9 3. Werkzaamheden Restitutiecommissie 12 3.1 Inleiding 12 3.2 Zaken betreffende objecten uit de rijkscollectie 12 3.3 Werkwijze met betrekking tot rijkscollectie -zaken 13 3.4 Bindend advies-zaken 16 4. Beleidskader en algemene overwegingen 18 4.1 Beleidskader 18 4.2 Algemene overwegingen van de Restitutiecommissie 18 4.3 Claims ingediend na 4 april 2007 20 5. Adviezen met betrekking tot objecten uit de rijkscollectie 21 5.1 Stand van zaken 2002 t/m 2008 21 5.2 Stand van zaken 2008 22 5.3 Toelichting kunsthandeladviezen 2008 23 5.4 Enkele zaken uitgelicht 25 5.5 In 2008 uitgebrachte adviezen betreffende objecten uit de rijkscollectie 30 6. Bindende adviezen 80 6.1 Stand van zaken 80 6.2 Samenvatting bindende adviezen 2008 80 6.3 In 2008 uitgebrachte bindende adviezen 84 7. Slotwoord 101 Bijlagen 102 3

Veelgebruikte afkortingen: BHG ICN NK-collectie OCW SNK Bureau Herkomst Gezocht Instituut Collectie Nederland Nederlands Kunstbezit-collectie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Stichting Nederlands Kunstbezit 4

Voorwoord voorzitter In 1998 zijn tijdens een internationale conferentie de Washington Principles on Nazi Confiscated Art vastgesteld en de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa vaardigde het jaar daarop een resolutie uit inzake Looted Jewish Cultural Property. In deze verklaringen werd gepleit voor een soepel teruggavebeleid van tijdens de oorlog geroofd bezit, waarbij tevens werd aanbevolen te kiezen voor een vorm van alternatieve geschillenbeslechting buiten de reguliere rechtsgang om. Wij zijn nu tien jaar verder maar de aandacht voor roofkunst duurt onverminderd voort. Ook de uitgangspunten zijn nog springlevend. Voor Nederland kan dit bij uitstek blijken uit de sinds 2002 verschenen zeven jaarverslagen van de Restitutiecommissie. Ik weet dit uit eigen ervaring toen ik als per 1 januari 2009 benoemde nieuwe voorzitter mij zo snel mogelijk moest inwerken in de taakstellingen, beleidsregels en werkwijze van de commissie. De jaarverslagen waren hierbij een onmisbare bron. Al zijn de uitgangspunten ongewijzigd gebleven, dit wil niet zeggen dat de accenten steeds op dezelfde onderwerpen zijn blijven liggen. In het begin van de werkzaamheden lag het accent vooral op het uitbrengen van adviezen over claims op tot de rijkscollectie behorende kunstwerken die aan particulieren hebben toebehoord. Uit de meer recente jaarverslagen, zoals ook uit het nu voorliggende Jaarverslag 2008, is een verschuiving kenbaar in twee opzichten. Het eerste is dat er steeds meer zaken komen die betrekking hebben op kunsthandels. Die zaken zijn ingewikkelder door de subtielere verdeling van de bewijslast ten aanzien van zowel de oorspronkelijke eigendom als van de vrijwilligheid van het bezitsverlies. Daarnaast zorgt de door de nazi-bezetter gevolgde praktijk van het aanstellen van Verwalter voor Joodse kunsthandels voor bijzondere vragen. Het in recente jaren door de commissie in haar adviezen ontwikkelde beleid inzake de teruggave van tot een kunsthandel behorende objecten blijkt een goede basis voor de oplossing van de hier voorkomende problemen. Het tweede aspect waarop een verschuiving valt waar te nemen is de toenemende belangstelling voor de taak van de commissie die in artikel 2 lid 2 van haar Instellingsbesluit is beschreven: het uitbrengen van advies over geschillen over teruggave van cultuurgoederen tussen de oorspronkelijke eigenaar of diens erfgenamen en de huidige bezitter, niet zijnde de Staat der Nederlanden. Dit sluit aan op een vorm van alternatieve geschillenbeslechting buiten de reguliere rechtsgang om, zoals omschreven in de Washington Principles. In het onderhavige verslagjaar zijn voor het eerst drie van dergelijke adviezen uitgebracht. Vooral ook het initiatief waartoe de Nederlandse Museumvereniging in het najaar van 2008 heeft besloten, tot nader onderzoek van de collecties van haar leden, zal op wat langere termijn tot meer van deze soort zaken leiden. Het in 2007 door de commissie tot stand gebrachte Reglement inzake bindend adviesprocedure geeft een goede opzet voor een rechtvaardige en evenwichtige procedure waarin volgens het voorschrift van lid 4 - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet worden beslist. Dit Reglement is inmiddels door de minister van OCW dan ook als uitgangspunt aanvaard. Het is een grote verdienste van mijn voorganger, mr. R. Herrmann, dat hij leiding heeft gegeven aan een verdere ontwikkeling bij de toepassing van het door de commissie toe te passen beleidskader. De commissie prijst zich gelukkig dat hij erin heeft toegestemd als adviseur aan haar verbonden te blijven. Een bijzonder woord van dank komt toe aan de vice-voorzitter, mevrouw prof. dr. I.C. van der Vlies, die ook in het jaar 2008 gedurende enige tijd het voorzitterschap op bekwame wijze heeft waargenomen. Zonder het enthousiasme en de veelzijdige deskundigheid van het hoofd en alle medewerkers van het secretariaat zou het de commissie niet mogelijk zijn om haar taken te vervullen. W.J.M. Davids voorzitter 5

1. Een Amerikaanse soldaat in een kerk te Ellingen, een van de honderden bergplaatsen van het naziregime waar geroofde goederen en kunstschatten werden opgeslagen. 6

1. Inleiding Voor u ligt het zevende jaarverslag van de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (hierna: de Restitutiecommissie). De Restitutiecommissie is een onafhankelijke adviescommissie, die bij besluit van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) is ingesteld. 1 Vanaf januari 2002 onderzoekt en beoordeelt de commissie op verzoek van de minister van OCW claims op cultuurgoederen waarvan de eigenaar onvrijwillig het bezit heeft verloren door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. 2 Op basis van het geldende rijksbeleid brengt de commissie onafhankelijk advies uit aan de minister over de te nemen beslissingen op deze verzoeken tot teruggave. De onderhavige publicatie betreft een overzicht van de werkzaamheden van de commissie gedurende het jaar 2008. Het verslag dient te worden beschouwd als een vervolg op de eerder gepubliceerde jaarverslagen, waar dan ook meermalen naar zal worden verwezen. Hieronder zal in hoofdstuk 2 een korte introductie van de commissie en haar secretariaat worden gegeven, naast een algemene terugblik op het jaar 2008. In hoofdstuk 3 komen vervolgens de adviestaken van de commissie aan de orde en wordt inzicht gegeven in de procedure van de commissie en de werkzaamheden van het secretariaat. Hoofdstuk 4 betreft enkele opmerkingen over het relevante beleidskader en de algemene overwegingen die de commissie aan haar adviezen ten grondslag legt. De integrale tekst van alle in 2008 uitgebrachte adviezen zijn verdeeld over hoofdstuk 5 en 6. Hierbij zullen ook verschillende cijfermatige overzichten en een korte toelichting op enkele zaken worden gegeven. 1 2 Zie voor een uitgebreide beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de Restitutiecommissie de jaarverslagen over 2002 en 2005. De jaarverslagen van de Restitutiecommissie (over de jaren 2002 tot en met 2007) zijn te raadplegen via de website: http://www.restitutiecommissie.nl (Nederlandstalige versie) of http:// www.restitutionscommittee.org (Engelstalige versie). Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog,16 november 2001. Hierna: Instellingsbesluit. Bijlage 1. 7

2. De Restitutiecommissie 2.1 Leden Restitutiecommissie en secretariaat De Restitutiecommissie bestond in 2008 uit de volgende leden: De heer mr. R. Herrmann (voorzitter; tot 1 oktober 2008) Mevrouw prof. dr. I.C. van der Vlies (plaatsvervangend voorzitter) De heer prof. dr. J.Th.M. Bank De heer prof. mr. J.C.M. Leijten De heer mr. P.J.N. van Os De heer dr. E.J. van Straaten Mevrouw mr. H.M. Verrijn Stuart In 2008 kwam de Restitutiecommissie twaalf keer in reguliere vergadering bijeen en werden twee hoorzittingen georganiseerd. De commissie stond voor het grootste deel van het verslagjaar onder voorzitterschap van de heer mr. R. Herrmann. Vanaf 1 oktober 2008 heeft de heer Herrmann zijn taken als voorzitter neergelegd, waarna plaatsvervangend voorzitter mevrouw prof. dr. I.C. van der Vlies het voorzitterschap tot eind 2008 heeft waargenomen. De heer Herrmann is na zijn afscheid als adviseur aan de commissie verbonden gebleven. Met ingang van 1 januari 2009 is de heer mr. W.J.M. Davids benoemd tot voorzitter. 3 Om zich voor te bereiden op deze taak is de heer Davids vanaf november 2008 bij de commissievergaderingen aanwezig geweest. 2. Voorzitter van de Restitutiecommissie, de heer mr. W.J.M. Davids. Zoals al eerder in het Verslag 2007 is uiteengezet werd het Instellingsbesluit van de Restitutiecommissie dat had voorzien in een eenmalige herbenoeming van commissieleden in december 2007 gewijzigd, waardoor een tweede herbenoemingstermijn van drie jaar mogelijk werd voor de commissieleden die reeds bij de instelling van de commissie in 2001 als lid waren benoemd. Op grond van dit gewijzigde Instellingsbesluit zijn de leden Bank, Leijten, Van Straaten en Verrijn Stuart in december 2007 voor de tweede maal en Van Os en Van der Vlies (plaatsvervangend voorzitter) voor de eerste maal voor drie jaar herbenoemd als commissielid, tot 23 december 2010. 4 De heer Davids is tot 23 december 2010 benoemd als lid en voorzitter van de commissie, met ingang van 1 januari 2009. 3 Benoeming voorzitter Adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, 30 september 2008. Bijlage 4. 4 Benoeming lid/voorzitter en herbenoeming leden Adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, 12 december 2007. Bijlage 3. 8

3. Leden van de Restitutiecommissie met medewerkers van het secretariaat. Achterste rij v.l.n.r.: J.Th.M. Bank, E.J. van Straaten, C.C. Brienen, M. Stek, F.M. Kunert, T. Brandse, N.F. Dufais. Middelste rij v.l.n.r.: O.M. van Vessem, I.C. van der Vlies, J.C.M. Leijten, A. Marck, A.J. Kool, C.P.L. van Woensel. Voorste rij v.l.n.r.: R.E.D. van Egmond, W.J.M. Davids, I. el Achkar, H.M. Verrijn Stuart, P.J.N. van Os, A.M. Jolles-van Loo, E. Campfens. Bij de uitvoering van haar taak wordt de Restitutiecommissie ondersteund door het secretariaat, dat onder leiding staat van mevrouw mr. E. Campfens (secretaris/ rapporteur). Daarnaast bestond het secretariaat uit de volgende medewerkers: mevrouw A. Marck (adjunct-secretaris/onderzoeker), mevrouw T. Brandse (officemanager), mevrouw A.M. Jolles- van Loo (archivaris), mevrouw drs. A.J. Kool (onderzoeker), de heer drs. F.M. Kunert (onderzoeker), mevrouw drs. E. Muller (onderzoeker) en de heer mr. O.M. van Vessem (juridisch medewerker). Gedurende het verslagjaar is het secretariaat versterkt met de volgende nieuwe medewerkers en/of tijdelijke krachten: mevrouw I. el Achkar (secretaresse), de heer drs. C.C. Brienen (onderzoeker), mevrouw drs. R.E.D. van Egmond (onderzoeker), mevrouw mr. M. Stek (juridisch medewerker) en de heer mr. C.P.L. van Woensel (juridisch medewerker). Het secretariaat van de commissie is gevestigd aan het Lange Voorhout 9 in Den Haag en heeft eveneens de beschikking over een kantoor in het Nationaal Archief te Den Haag. 2.2 Een terugblik op het jaar 2008 In 2008 is oud-voorzitter mr. B.J. Asscher de commissie ontvallen. De leden en medewerkers van de Restitutiecommissie herdenken hem om de wijze waarop hij leiding heeft gegeven aan de vergaderingen: met veel juridische en historische kennis van zaken, puntig en rechtvaardig. Hij was bovendien een persoonlijkheid die op de juiste momenten ernstig kon zijn of door een kwinkslag de zwaarte van de discussie kon verlichten. Eerst 9

als vice-voorzitter en vanaf eind 2004 als voorzitter heeft hij een groot en soms beslissend aandeel gehad in de ontwikkeling van het commissiebeleid. In oktober 2008 heeft de Restitutiecommissie afscheid moeten nemen van mr. R. Herrmann, die eind 2007 als opvolger van de heer Asscher aantrad. De heer Herrmann heeft om persoonlijke redenen zijn voorzittersfunctie ter beschikking gesteld, maar is als adviseur aan de commissie verbonden gebleven. De commissie heeft zeer kunnen profiteren van de grondige wijze waarop de heer Herrmann zich de materie van de restitutie eigen heeft gemaakt. Hij heeft de Restitutiecommissie voor het eerst geleid in de procedure van de bindende adviezen de zogeheten artikel 2 lid 2-zaken (zie hoofdstuk 3 en 6) en daarin het beleid van de commissie vorm gegeven. In een interview met de heer Herrmann in het NRC Handelsblad van 5 september 2008 5 heeft hij als voorzitter benadrukt, dat juist ook particulieren zich tot de Restitutiecommissie moeten kunnen wenden in geval van een discussie over restitutie van kunstwerken in hun bezit. Hij betoogde dat in de Nederlandse rechtscultuur de vraag of een kunstwerk aan de oorspronkelijke (joodse) eigenaar moet worden teruggegeven een weloverwogen antwoord verdient in een zorgvuldige en zakelijke procedure. Zij moet niet zijn onderworpen aan de druk van juridische raadslieden of kunsthistorische experts. Duidelijk is, dat in toenemende mate de restitutie van geroofde kunstwerken mede een aangelegenheid is geworden van de advocatuur. In de eerste jaren van haar bestaan heeft de Restitutiecommissie alleen restitutieverzoeken voorgelegd gekregen betreffende kunst die oorspronkelijk in particulier bezit was en thans tot de rijkscollectie behoort. Na de totstandkoming van het restitutiebeleid voor kunsthandelzaken in 2003, heeft de commissie ook te maken gekregen met kunsthandelzaken. Door een publicitaire campagne van het Ministerie van OCW in 2006 en 2007 6 zijn meer personen opmerkzaam gemaakt op de kunstwerken die in de oorlog zijn geroofd of gedwongen verkocht. Voor de indiening van claims onder het verruimde restitutiebeleid was toen ook door de minister op aanbeveling van de Commissie Ekkart een einddatum bepaald, namelijk 4 april 2007. 7 Deze eindtermijn leidde destijds tot een nieuwe golf van aanvragen, die voor een belangrijk deel werden ondersteund en begeleid door binnenlandse en buitenlandse advocaten. Vanaf oktober 2008 heeft de minister van OCW de Restitutiecommissie ook om advies gevraagd inzake dossiers, die ná 4 april 2007 bij het departement zijn ingediend. 8 Mede door deze toename van zaken heeft de commissie nog altijd te maken met een wachtlijst van claims die nog niet in actieve behandeling worden genomen. Thans is een maximum van vijftien zaken in actieve behandeling. 5 6 7 8 Lien Heyting, Particulier kan ook bij ons terecht. Dick Herrmann over de toekomst van de Restitutiecommissie, in: NRC Handelsblad, Cultureel Supplement, 5 september 2008. Bijlage 6. Zie Verslag 2007, pp. 9-10. Zie Verslag 2007, pp. 17-18. Zie paragraaf 4.3 van dit verslag. 10

De Restitutiecommissie heeft in 2008 haar eerste bindende adviezen uitgebracht, betreffende geschillen die haar kunnen worden voorgelegd door twee partijen, niet zijnde de Nederlandse Staat. 9 Deze taakstelling van de commissie is omschreven in artikel 2 lid 2 van haar Instellingsbesluit. 10 Twee van deze zaken hadden betrekking op een geschil tussen particulieren en een museum. Het derde bindende advies lag in het verlengde van het besluit van de minister in 2006 tot teruggave van grote delen van de Goudstikkercollectie. 11 Dit bindend advies betrof een dispuut tussen de erven Goudstikker en de Gemeente Den Haag. In hoofdstuk 3 en 6 zal nader op de bindende adviezen van de commissie worden ingegaan. Restitutie en restitutiebeleid zijn onderwerpen die internationaal gezien volop in de aandacht staan. Dat betekent dat de commissie in toenemende mate contact onderhoudt met commissies en onderzoeksinstellingen in het buitenland. In 2008 liet de commissie zich vertegenwoordigen bij verschillende internationale symposia en colloquia. Zo gaf vice-voorzitter Van der Vlies op 30 januari 2008 een lezing op het Sotheby s Restitution symposium te Amsterdam en gaf secretaris/rapporteur Campfens bij twee gelegenheden een voordracht over het werk van de commissie, te weten op 15 september 2008 bij de conferentie The plundering of artworks: acknowledging and compensating te Parijs en bij een colloquium georganiseerd door The Institute of Art & Law te London op 5 november 2008. Tot slot woonde vice-voorzitter Van der Vlies op 11 en 12 december 2008 de internationale conferentie Taking Responsibility. Nazi-looted Art a challenge for Libraries, Archives and Museums te Berlijn bij, waar zij tevens een voordracht hield. 4. Vice-voorzitter Van der Vlies op de internationale conferentie Taking Responsibility. Nazi-looted Art a challenge for Libraries, Archives and Museums te Berlijn. 9 Zie hoofdstuk 3 en 6 van dit verslag. 10 Instellingsbesluit, artikel 2, tweede, derde en vijfde lid. Bijlage 1. 11 Zie voor de integrale tekst van de in 2008 uitgebrachte bindende adviezen paragraaf 6.3 van dit jaarverslag. 11

3. Werkzaamheden Restitutiecommissie 3.1 Inleiding De Restitutiecommissie heeft op grond van het Instellingsbesluit van 16 november 2001 tot taak de minister van OCW op zijn verzoek te adviseren: a) over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die zich thans in bezit van de Staat der Nederlanden bevinden (Instellingsbesluit, artikel 2 lid 1); b) over geschillen over teruggave van cultuurgoederen tussen de oorspronkelijke eigenaar die door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit verloor of diens erfgenamen en de huidige bezitter niet zijnde de Staat der Nederlanden (Instellingsbesluit, artikel 2 lid 2). 12 Wanneer een cultuurgoed waarvan teruggave wordt verzocht zich in bezit van de Nederlandse Staat bevindt en daarmee deel uitmaakt van de zogenaamde rijkscollectie (zie a) adviseert de commissie binnen het kader van het geldende rijksbeleid. Dit restitutiebeleid is tot stand gekomen op basis van aanbevelingen aan de regering van de zogenaamde Commissie Herkomst Gezocht beter bekend als de Commissie Ekkart een commissie onder voorzitterschap van dr. R.E.O. Ekkart. 13 Bij restitutiezaken waarin de geclaimde kunstvoorwerpen niet in bezit zijn van de Nederlandse Staat, maar van bijvoorbeeld een particulier, een stichting, een provinciale of gemeentelijke overheidsinstelling (zie b), heeft de commissie maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te nemen bij haar advisering. 14 3.2 Zaken betreffende objecten uit de rijkscollectie Van de 18 in 2008 door de commissie uitgebrachte adviezen betreffen 15 zaken restitutieverzoeken die op grond van artikel 2 lid 1 van het Instellingsbesluit aan de commissie waren voorgelegd. 15 Deze zaken hebben betrekking op verzoeken tot teruggave van kunstwerken uit het bezit van de Nederlandse staat. De geclaimde kunstvoorwerpen in deze zaken maken veelal deel uit van de collectie Nederlands Kunstbezit (NK-collectie), een onderdeel van de rijkscollectie. 16 Genoemde NK-collectie bestaat thans uit circa 3700 12 Instellingsbesluit, artikel 2, eerste en tweede lid. Bijlage 1. 13 Zie paragraaf 4.1 van dit jaarverslag voor een overzicht van de stukken waaruit het restitutiebeleid volgt. Voor een uitgebreide beschrijving van het rijksbeleid wordt verwezen naar Verslag 2002 en Verslag 2005, onder meer te raadplegen via de website van de Restitutiecommissie. 14 Instellingsbesluit, artikel 2, vierde en vijfde lid. Bijlage 1. 15 Zie voor de integrale tekst van deze adviezen paragraaf 5.5 van dit verslag. 16 De NK-collectie omvat ongeveer 3700 objecten en bestaat uit schilderijen, tekeningen, prenten, keramiek, zilver, meubels, tapijten en andere bijzondere voorwerpen. Het Instituut Collectie Nederland (ICN) beheert de collectie. De voorwerpen bevinden zich deels bij musea en overheidsinstellingen in binnen- en buitenland en deels in depot bij het ICN. 12

kunstvoorwerpen met een oorlogsverleden. Het betreft onder meer objecten die gedurende het naziregime zijn geroofd of verkocht en voornamelijk in Duitsland terecht zijn gekomen, waarna ze na 1945 door de geallieerden naar Nederland zijn teruggevoerd en onder beheer van het rijk zijn gesteld. De Restitutiecommissie ontving gedurende het verslagjaar 12 17 nieuwe adviesverzoeken betreffende cultuurgoederen uit staatsbezit. Eind 2008 had de commissie 36 van deze rijkscollectie-zaken voorliggen. 18 3.3 Werkwijze met betrekking tot rijkscollectie -zaken Om licht te werpen op de procedure van de commissie bij rijkscollectie-zaken wordt hieronder ingegaan op de werkwijze van de commissie en het secretariaat bij de behandeling van een voorgelegd adviesverzoek. De gemiddelde behandelduur van aan de commissie voorgelegde zaken betrof circa 61 weken, gerekend vanaf het moment van binnenkomst van de adviesaanvraag bij de commissie tot de vaststelling en ondertekening van het advies. In verband met het grote aantal zaken dat aan de commissie is voorgelegd, wordt sinds 2007 een wachtlijst gehanteerd van claims die nog niet in actieve behandeling worden genomen. De commissie heeft besloten dat een maximum van vijftien zaken in actieve behandeling kan zijn en dat de overige zaken aangehouden worden. Dit betekent overigens niet dat daarmee ook het voorbereidend feitenonderzoek in de wachtlijst-zaken stilligt. Het onderzoek wordt in elke zaak zo spoedig mogelijk ingezet. In de procedure van de commissie kan globaal onderscheid gemaakt worden tussen een ontvangst-, een onderzoeks- en een adviesfase. 5. Medewerkers van het secretariaat: A. Marck en F.M. Kunert. 17 18 De Restitutiecommissie kreeg in 2008 in totaal 13 adviesverzoeken voorgelegd, waarvan 12 op grond van artikel 2 lid 1 en 1 op grond van artikel 2 lid 2 van haar Instellingsbesluit. In totaal had de commissie eind 2008 nog 36 te behandelen zaken voorliggen, waaronder 1 bindend advieszaak. 13

Ontvangstfase Na ontvangst van de adviesaanvraag, soms voorzien van aanvullende informatie, van het Ministerie van OCW, vindt op het secretariaat de administratieve verwerking van de aanvraag plaats. Verzoekers worden hierbij schriftelijk op de hoogte gesteld van de ontvangst van de adviesaanvraag en hun wordt meegedeeld dat het restitutieverzoek op de wachtlijst wordt geplaatst. Vervolgens vindt op het secretariaat een onderzoek plaats naar de ontvankelijkheid van verzoekers. Vragen die daarbij een rol spelen zijn namens wie verzoeker optreedt, welke zijn relatie is met de oorspronkelijke eigenaar van de geclaimde objecten en of het aannemelijk is dat verzoeker tot de kring van rechthebbenden/ erfgenamen behoort. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de Restitutiecommissie niet vaststelt wie de rechthebbenden/erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaar zijn, maar dat zij deze vraag slechts marginaal onderzoekt. Eventuele vragen die naar aanleiding van dit onderzoek naar boven komen, worden aan verzoekers voorgelegd bij de volgende stap gedurende deze fase, te weten het verzenden van een brief aan verzoekers waarin de procedure van de commissie wordt uiteengezet. Bij deze procedurebrief wordt een vragenformulier gevoegd dat door verzoekers ingevuld dient te worden. Hierin komen alle basisvragen die voor het claimonderzoek van belang zijn aan de orde. Mede gezien het feit dat de commissie dikwijls te maken heeft met buitenlandse verzoekers dient in veel gevallen rekening te worden gehouden met een reactietermijn voor verzoekers van meerdere weken. De voertaal van de commissie is Nederlands en zij correspondeert met buitenlandse verzoekers tevens in het Engels. Onderzoeksfase In de onderzoeksfase maakt het onderzoeksteam van de commissie allereerst een inventarisatie van de beschikbare documentatie, te weten de door het Ministerie van OCW meegezonden informatie, de resultaten van het (archief)onderzoek van Bureau Herkomst Gezocht 19 en de gegevens die verzoekers zelf hebben toegezonden. Op basis van deze informatie vindt op het secretariaat een eerste toetsing plaats van de vragen die conform het Instellingsbesluit van belang zijn, te weten: 1) betreft het geclaimde object een cultuurgoed uit de rijkscollectie, 2) is het aannemelijk dat het object eigendom was van de gestelde oorspronkelijke eigenaar en 3) was er sprake van onvrijwillig bezitsverlies gedurende de relevante periode? Bij twijfel of een claim deze marginale toets doorstaat bijvoorbeeld wanneer er geen enkele aanwijzing is dat het geclaimde kunstwerk ooit heeft toebehoord aan de door verzoekers genoemde oorspronkelijke eigenaar kan besloten worden dat wordt overgegaan tot het opstellen van een conceptonderzoeksrapport (zie hieronder), waarin de op dat moment beschikbare gegevens en de openstaande vragen opgesomd worden. Verzoekers krijgen daardoor de gelegenheid hun claim nader toe te lichten en duidelijkheid te verschaffen over de lacunes. Bij de claims die de marginale toets wel doorstaan, blijkt in de praktijk in alle gevallen nader archiefonderzoek en kunsthistorisch onderzoek noodzakelijk om de voor advisering 19 Bureau Herkomst Gezocht (BHG) is het projectbureau dat onder verantwoordelijkheid van de Commissie Ekkart onder meer onderzoek heeft uitgevoerd naar de herkomst van alle objecten uit de NK-collectie. Zie voor meer informatie http://www.herkomstgezocht.nl. 14

6. Medewerkers van het secretariaat: secretaris/rapporteur E. Campfens met op de achtergrond v.l.n.r. A. Marck, A.M. Jolles, A.J. Kool en C.P.L. van Woensel. relevante vragen te kunnen beantwoorden. Van belang zijn gegevens omtrent de oorspronkelijke eigendomssituatie, de aard en omstandigheden van het bezitsverlies en de afhandeling van een eventueel na de oorlog ingediend verzoek om restitutie. Ook de huidige juridische en feitelijke status van het kunstvoorwerp worden onderzocht. De medewerkers van de commissie verrichten hun onderzoek met name in archieven opgeslagen bij het Nationaal Archief te Den Haag en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam, maar in vrijwel alle zaken worden ook dossiers geraadpleegd bij andere (archief)instellingen in binnen- en buitenland. Daarnaast blijkt het soms noodzakelijk een beroep te doen op externe specialisten, zoals een handschriftdeskundige of een restaurator van schilderijen. Ook worden verzoekers dikwijls aanvullende vragen voorgelegd. Mede vanwege de uitgebreidheid van het onderzoek, het inschakelen van externe instellingen en specialisten, en de reactietermijn waarmee bij verzoekers rekening moet worden gehouden, kan de procedure van de commissie tijdens de onderzoeksfase veel tijd in beslag nemen. Een en ander is ook afhankelijk van de omvang van de claim. Gedurende de onderzoeksfase wordt de zaak van de wachtlijst gehaald en in actieve behandeling genomen. Verzoekers worden hiervan per brief op de hoogte gesteld. Doorgaans wordt een zaak van de wachtlijst gehaald wanneer deze voor het eerst wordt besproken in een commissievergadering. De tijdens de onderzoeksfase verzamelde gegevens worden in een conceptonderzoeksrapport neergelegd. Verzoekers worden in de gelegenheid gesteld op dit conceptrapport te reageren, waarvoor bij verzoekers uit Nederland een reactietermijn van vier weken en bij buitenlandse verzoekers een reactietermijn van zes weken geldt. Het conceptrapport wordt ook toegezonden aan de minister van OCW, waarmee hem de gelegenheid wordt geboden eventueel aanvullende feiten onder de aandacht van de commissie te brengen. Naar aanleiding van de reacties kunnen vragen rijzen die nader onderzoek wenselijk maken. In sommige gevallen zal de commissie het nodig achten om verzoekers uit te nodigen voor een hoorzitting. Naar aanleiding hiervan kan het conceptrapport op punten 15

worden aangepast. Het definitieve onderzoeksrapport wordt uiteindelijk vastgesteld bij de vaststelling van het advies (zie volgende fase). Adviesfase Wanneer de relevante feiten in een zaak zijn verzameld, beraden de commissieleden zich tijdens een vergadering over de inhoud van het advies. De juristen en onderzoekers die bij het secretariaat van de commissie werken, stellen daarvoor de concepten op. Na de vaststelling van het uiteindelijke advies en het onderzoeksrapport wordt het advies ondertekend door de voorzitter en de secretaris/rapporteur. Vervolgens worden advies en onderzoeksrapport verzonden naar de minister van OCW, die een beslissing op het restitutieverzoek zal nemen. De commissie stelt verzoekers op de hoogte van het feit dat het advies aan de minister is uitgebracht, waarbij wordt gemeld dat de inhoud van het advies en het onderzoeksrapport door de minister aan verzoekers bekend zullen worden gemaakt. De minister informeert verzoekers binnen zes weken na ontvangst van het advies over zijn beslissing en de inhoud van het advies. Elk advies van de commissie wordt na de bekendmaking van de beslissing van de minister gepubliceerd op de website van de commissie en in het jaarverslag. De in 2008 uitgebrachte adviezen over objecten uit de rijkscollectie zijn, na een cijfermatig overzicht en een korte toelichting, integraal opgenomen in hoofdstuk 5. 3.4 Bindend advies-zaken In 2008 bracht de commissie voor de eerste keer adviezen uit op grond van artikel 2 lid 2 van het Instellingsbesluit. In totaal betrof dit 3 van de 18 uitgebrachte adviezen. 20 De adviezen over dergelijke claims betreffen geschillen tussen de erfgenamen of rechtsopvolgers van de oorspronkelijke eigenaar enerzijds en de huidige bezitters van een cultuurgoed anderzijds. Het onderscheidende kenmerk ten opzichte van de in paragraaf 3.2 genoemde claims is dat de betrokken huidige bezitter niet de rijksoverheid is, maar bijvoorbeeld een particulier, een stichting of een provinciale of gemeentelijke overheidsinstelling. In de toelichting op het Instellingsbesluit is het volgende vermeld over dergelijke zaken: De overheid wil ook particulieren die onderling een geschil hebben dat betrekking heeft op een voorwerp waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband houden met het Nazi-regime onvrijwillig het bezit verloor, een faciliteit bieden. Bij de beoordeling van deze verzoeken van particulieren zal het advies van de commissie worden ingegeven door overwegingen van redelijkheid en billijkheid. De tussenkomst van de minister - het is immers de minister die de particuliere geschillen aan de commissie voorlegt - is ingegeven door pragmatische redenen. De minister heeft immers voor adequate ondersteuning van de commissie zorg te dragen. Daarvoor is het 20 De commissie kreeg op grond van artikel 2 lid 2 van haar Instellingsbesluit in 2006 2 adviesverzoeken, in 2007 1 adviesverzoek en in 2008 1 adviesverzoek voorgelegd. 16

noodzakelijk dat de minister op de hoogte is van het aantal adviezen dat de commissie geacht wordt uit te brengen. 21 In verband met de behandeling van zaken die krachtens artikel 2 lid 2 van het Instellingsbesluit aan de commissie worden voorgelegd, heeft de commissie in 2007 een reglement vastgesteld, waarin de procedure voor dergelijke claims is uiteengezet. Uit dit reglement volgt dat de commissie aan haar adviestaak in deze zaken uitvoering geeft door een bindend advies in de zin van artikel 7:900 BW uit te brengen of door een schikking tussen partijen te bevorderen. 22 Betrokken partijen verzoeken de minister hun geschil voor te leggen aan de Restitutiecommissie. Na voorlegging door de minister neemt de commissie het geschil in behandeling wanneer partijen een overeenkomst ondertekenen waarin zij verklaren het advies van de commissie als bindend te zullen beschouwen. 23 Het reglement, dat als bijlage 5 bij dit verslag is gevoegd, geeft onder meer regels ten aanzien van de bevoegdheid van de commissie, de ontvankelijkheid van verzoekers en de behandeling van de geschillen door de commissie. In artikel 4 van het reglement wordt een overzicht gegeven van overwegingen die de commissie onder andere bij haar advisering in deze zaken kan betrekken: Artikel 4 De commissie adviseert naar redelijkheid en billijkheid, waarbij de commissie in ieder geval in de overweging kan betrekken: a. de beleidslijnen van de regering inzake de restitutie van roofkunst voorzover zij van overeenkomstige toepassing zijn; b. de omstandigheden waaronder het bezit van het werk verloren is gegaan; c. de mate waarin de verzoeker zich heeft ingespannen om het werk te achterhalen; d. de omstandigheden van de verwerving door de bezitter en het door hem verrichte onderzoek voor de verwerving van het bezit; e. het belang van het werk voor verzoeker; f. het belang van het werk voor bezitter; g. het belang van het openbaar kunstbezit. Voor een introductie op de in 2008 uitgebrachte bindende adviezen en de volledige tekst daarvan wordt verwezen naar hoofdstuk 6. 21 22 23 Zie de toelichting op het Instellingsbesluit. Bijlage 1. Reglement inzake bindend adviesprocedure in het kader van artikel 2, tweede lid, en artikel 4, tweede lid, Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (hierna: Reglement). Voor de volledige tekst van het Reglement: zie bijlage 5 bij dit verslag. Voor de geciteerde tekst: zie artikel 2, tweede lid van het Reglement. Reglement, artikel 6, tweede lid. Bijlage 5. 17

4. Beleidskader en algemene overwegingen 4.1 Beleidskader Het Instellingsbesluit bepaalt dat de Restitutiecommissie haar adviestaak, voor zover het restitutieverzoeken betreft van voorwerpen in de rijkscollectie, verricht met inachtneming van het rijksbeleid ter zake. Dit beleidskader is uitvoerig beschreven in de jaarverslagen over 2002 en 2005, hetgeen hier niet zal worden herhaald. 24 Wel wordt hieronder een overzicht gegeven van de stukken waaruit het betreffende beleidskader voortvloeit. Een deel van deze stukken is terug te vinden in de bijlagen bij de eerdere jaarverslagen van de commissie. Datum Omschrijving april 1998 Aanbevelingen begeleidingscommissie Herkomst Gezocht 20 mei 1998 Reactie van de staatssecretaris op aanbevelingen begeleidingscommissie Herkomst Gezocht 21 maart 2000 Brief aan Tweede Kamer betreffende het algemene regeringsstandpunt inzake Tegoeden Tweede Wereldoorlog 14 juli 2000 Brief aan Tweede Kamer met regeringsstandpunt inzake restitutie en recuperatie cultuurgoederen 26 april 2001 Aanbevelingen restitutie kunstwerken Commissie Ekkart 29 juni 2001 Regeringsreactie op aanbevelingen Commissie Ekkart 16 november 2001 Aanvullende regeringsreactie op aanbevelingen Commissie Ekkart 28 januari 2003 Aanbevelingen Commissie Ekkart inzake de restitutie van kunstwerken van kunsthandelaren 5 december 2003 Regeringsreactie op kunsthandelaanbevelingen Commissie Ekkart 14 december 2004 Slotaanbevelingen Commissie Ekkart 8 maart 2005 Regeringsreactie op slotaanbevelingen Commissie Ekkart 4.2 Algemene overwegingen van de Restitutiecommissie Tot het einde van 2008 heeft de Restitutiecommissie in al haar adviezen betreffende objecten uit de rijkscollectie algemene overwegingen weergegeven. Inmiddels heeft de commissie echter besloten de algemene overwegingen vanaf begin 2009 niet meer in volle omvang in haar advies op te nemen. Dat heeft een aantal redenen. Een daarvan is nog buiten beschouwing gelaten dat zij nu langzamerhand bij betrokkenen algemeen bekend 24 Zie voor Verslag 2002 en Verslag 2005 de website van de Restitutiecommissie. 18

kunnen zijn dat het in het verleden regelmatig is voorgekomen dat deze overwegingen in hun geheel aan het begin van het advies prijken zonder dat zij geheel of voor een deel een rol spelen bij de totstandkoming van het advies. Voor zover een of meer van die overwegingen wel een rol spelen, zal dat voortaan blijken uit de bijzondere overwegingen die op de concrete zaak betrekking hebben. Een andere reden is dat de algemene overwegingen beschouwd moeten worden als richtlijnen, die in de loop van de tijd ontwikkelingen hebben doorgemaakt als gevolg waarvan zij als statische en onveranderlijke waarheden niet altijd meer in volle omvang voldoen of zullen gaan voldoen aan de eisen die aan een goede advisering moeten worden gesteld. De algemene overwegingen zoals tot het eind van 2008 opgenomen in de adviezen: 25 a) De commissie laat zich bij haar advisering leiden door de beleidslijnen terzake van de Commissie Ekkart als overgenomen door de regering. b) De commissie heeft zich de vraag gesteld of een uit te brengen advies invloed mag ondervinden van mogelijke consequenties in latere zaken. De commissie beantwoordt die vraag, behoudens onder bijzondere omstandigheden ontkennend omdat een dergelijke invloed bezwaarlijk kan worden tegengeworpen aan de betrokken verzoeker. c) De commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, indien het betreft particulier kunstbezit, behoudens onder bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid. d) De commissie is van mening dat inzichten en omstandigheden die naar algemene maatschappelijke opvattingen sinds de Tweede Wereldoorlog klaarblijkelijk zijn veranderd, gelijk mogen worden gesteld aan nova (nieuwe feiten). e) Onvrijwillig bezitsverlies is in hoge mate waarschijnlijk indien is verkocht zonder instemming van de kunsthandelaar door Verwalters of andere niet door de eigenaar aangestelde beheerders uit de onder hun beheer gestelde oude handelsvoorraad, voor zover de oorspronkelijke eigenaar of zijn erven niet het volledige profijt van de transactie heeft genoten of voor zover de eigenaar niet na de oorlog uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van rechten. 25 Zoals beschreven en toegelicht in het Verslag 2007 (p. 16) hadden algemene overweging c en e tot 12 november 2007 een andere redactie: c) De commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, behoudens onder bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid. e) Onder onvrijwillig bezitsverlies wordt ook verstaan verkopen zonder instemming van de kunsthandelaar door Verwalters of andere niet door de eigenaar aangestelde beheerders uit de onder hun beheer gestelde oude handelsvoorraad, voor zover de oorspronkelijke eigenaar of zijn erven niet het volledige profijt van de transactie heeft genoten of voor zover de eigenaar niet na de oorlog uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van rechten. 19

4.3 Claims ingediend na 4 april 2007 Zoals in het jaarverslag over 2007 is vermeld, adviseerde de Commissie Ekkart de regering in haar Slotaanbevelingen van 14 december 2004 om de mogelijkheid tot claimen van kunstwerken uit de NK-collectie open te laten tot twee jaar nadat het op basis van deze slotaanbevelingen geformuleerde regeringsbeleid in de Staatscourant is gepubliceerd. 26 De regering nam de betreffende Slotaanbevelingen over en publiceerde deze met een reactie van de regering in de Staatscourant van 4 april 2005. 27 Daarmee werd duidelijk dat het tot 4 april 2007 mogelijk was restitutieverzoeken in te dienen bij de minister van OCW met een beroep op het verruimde regeringsbeleid, zoals dat op aanbeveling van de Commissie Ekkart vanaf 2001 tot stand was gekomen. 28 Inmiddels heeft het Ministerie van OCW de Restitutiecommissie meegedeeld dat zij ook ten aanzien van restitutieverzoeken die ná 4 april 2007 bij de minister zijn ingediend kan adviseren op basis van het door de commissie vormgegeven beleid. Vanaf oktober 2008 heeft de commissie dan ook een nieuwe toestroom van adviesverzoeken ontvangen die mede betrekking hebben op claims ingediend na 4 april 2007. De commissie streeft ernaar de continuïteit in haar advisering te waarborgen. 7. Leden van de Restitutiecommissie met de secretaris/rapporteur. V.l.n.r. J.Th.M Bank, E. Campfens, I.C. van der Vlies, W.J.M. Davids, J.C.M. Leijten, H.M. Verrijn Stuart, E.J. van Straaten, P.J.N. van Os. 26 27 28 Slotaanbevelingen Commissie Ekkart, 14 december 2004. Gepubliceerd in: Staatscourant, 4 april 2005, nr. 64, p. 13 en als bijlage 4 gevoegd bij het Verslag 2004 van de Restitutiecommissie. Ibidem. Zie ook Verslag 2004, paragraaf 4.4 en Verslag 2005, paragraaf 3.3. 20

5. Adviezen met betrekking tot objecten uit de rijkscollectie 5.1 Stand van zaken 2002 t/m 2008 De minister van OCW heeft de Restitutiecommissie sinds de aanvang van haar werkzaamheden in januari 2002 tot eind 2008 in totaal over 107 zaken om advies verzocht. 103 van deze zaken hebben betrekking op cultuurgoederen uit de rijkscollectie en de overige 4 zaken betreffen bindend advies-zaken. 29 De in dit hoofdstuk weergegeven overzichten en getallen staan alleen in verband met de eerstgenoemde claims, namelijk claims die aan de commissie zijn voorgelegd op basis van artikel 2 lid 1 van haar Instellingsbesluit. 30 Van de 103 rijkscollectie-zaken die de commissie tot eind 2008 zijn voorgelegd, werden 2 verzoeken ingetrokken en werd 1 adviesverzoek samengevoegd met een later ingediend restitutieverzoek, waardoor sprake is van een totaal van 100 voorgelegde adviesverzoeken. In dezelfde periode heeft de Restitutiecommissie 64 adviezen op grond van artikel 2 lid 1 van het Instellingsbesluit uitgebracht. 31 Deze adviezen betroffen enkele honderden cultuurgoederen uit de Nederlandse rijkscollectie, variërend van zeventiende-eeuwse Hollandse meesters tot zilveren of porseleinen gebruiksvoorwerpen. De omvang van de zaken verschilt van claims op een enkel kunstwerk tot claims die de teruggave van enkele honderden objecten beogen. Van de 64 uitgebrachte adviezen zijn er 37 geheel in het voordeel van verzoekers uitgevallen, bevatten 16 adviezen een volledige afwijzing van de claim 32, terwijl 9 adviezen een gedeeltelijke toewijzing en een gedeeltelijke afwijzing betreffen. 33 In 2 zaken heeft de commissie zichzelf onbevoegd geacht tot een inhoudelijk advies te komen. 34 Aan de RC voorgelegde rijkscollectie-zaken per jaar Door de RC uitgebrachte adviezen per jaar 2002 12 2002 5 2003 4 2003 7 2004 9 2004 2 2005 16 2005 7 2006 15 2006 12 2007 35 35 2007 16 2008 12 2008 15 Totaal 103 36 Totaal 64 37 29 Zie paragraaf 3.1, 3.2 en 3.4 van dit verslag. Aan het einde van 2008 is nog één bindend advies-zaak in behandeling. 30 Zie voor de bindend-advies zaken hoofdstuk 6 van dit verslag. 31 De commissie bracht 64 adviezen uit, waaronder één advies waarin twee afzonderlijke restitutieverzoeken zijn samengevoegd. In totaal zijn derhalve 65 adviesaanvragen afgehandeld. Alle door de commissie uitgebrachte adviezen zijn te raadplegen via de website van de Restitutiecommissie. 32 RC 1.6 (Koenigs), RC 1.9, RC 1.11, RC 1.27 (Lemaire), RC 1.43 (Goldsteen), RC 1.55 (Ter Laare), RC 1.59 (Letowski), RC 1.51 (Mossel), RC 1.53 (Van Brabant), RC 1.57 (Van Messel), RC 1.62 (Staal), RC 1.64 (Rubens), RC 1.68 (Weijers), RC 1.72 (Dotsch), RC 1.73 (Von Podwinetz) en RC 1.76 (May). 33 RC 1.10, RC 1.15 (Goudstikker), RC 1.18, RC 1.19, RC 1.26, RC 1.37 (Mogrobi), RC 1.39 (Von Marx-May), RC 1.50 (De Vries) en RC 1.49 (Stodel II). 34 RC 1.13; RC 1.38 (nalatenschap Anne Frank). 21

35 36 37 Tot eind 2008 bracht de commissie bij benadering over 634 geclaimde cultuurgoederen advies uit. Voor wat betreft 385 (ca. 61 %) objecten was dit advies toewijzend, terwijl de commissie met betrekking tot de overige 249 objecten (ca. 39 %) afwijzend adviseerde. Hieronder volgt een overzicht van het aantal objecten waarover de commissie vanaf 2002 tot 2008 adviseerde: 38 Jaar Toewijzend advies Afwijzend advies 2002 100 0 2003 5 73 2004 4 1 2005 220 72 2006 15 1 2007 31 22 2008 12 80 Totaal 387 249 5.2 Stand van zaken 2008 In 2008 had de Restitutiecommissie in totaal 54 rijkscollectie-zaken in behandeling. Daarvan werden haar 12 zaken in 2008 voorgelegd, vloeide 1 zaak voort uit de aangehouden advisering betreffende een object uit een claim die voor wat betreft de overige voorwerpen in 2007 werd afgehandeld en dateerden de overige 41 zaken uit voorgaande jaren. Gedurende het verslagjaar bracht de commissie 15 adviezen uit met betrekking tot objecten uit de rijkscollectie. Hiervan zijn 5 adviezen geheel toewijzend, 39 9 geheel afwijzend, 40 en 1 deels toewijzend en deels afwijzend. 41 Een en ander betekent dat er eind 2008 nog 35 rijkscollectie-zaken voorliggen die in 2009 of later moeten worden afgehandeld. 35 Feitelijk legde de minister in 2008 34 rijkscollectie-zaken ter advisering aan de commissie voor. Het in de tabel weergegeven aantal van 35 adviesverzoeken is inclusief 1 zaak betreffende de in 2007 aangehouden advisering over het kunstwerk NK 414, voortvloeiende uit de zaak Mogrobi (RC 1.37). Zie voor meer informatie het advies Mogrobi in het Verslag 2007 onder paragraaf 5.3. 36 In totaal zijn 103 adviesverzoeken aan de RC voorgelegd, waarvan 2 adviesverzoeken zijn ingetrokken en 1 adviesverzoek is samengevoegd met een later ingediend verzoek. 37 Zie noot 31. 38 In deze tabel is geen rekening gehouden met objecten waarbij noch van een toewijzend noch van een afwijzend advies sprake was, bijvoorbeeld het restitutieverzoek van diverse objecten uit de nalatenschap van Anne Frank (RC 1.38), waarin de commissie zichzelf onbevoegd achtte de minister te adviseren op grond van het feit dat het bezitsverlies in deze zaak niet gelieerd was aan omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. 39 RC 1.63 (Van Leeuwen), RC 1.66 (Lachmann), RC 1.67 (Oppenheimer), RC 1.71 (Behrens) en RC 1.86 (Wassermann). 40 RC 1.51 (Mossel), RC 1.53 (Van Brabant), RC 1.57 (Van Messel), RC 1.62 (Staal), RC 1.64 (Rubens), RC 1.68 (Weijers), RC 1. 72 (Dotsch), RC 1.73 (Von Podwinetz) en RC 1.76 (May). 41 RC 1.49 (Stodel II). 22

5.3 Toelichting kunsthandeladviezen 2008 Van de 15 adviezen die de commissie in 2008 uitbracht over objecten uit de rijkscollectie hebben 8 zaken betrekking op cultuurgoederen die oorspronkelijk in particulier bezit waren. 7 adviezen betreffen kunsthandelzaken, waarbij sprake is van geclaimde objecten die ten tijde van het bezitsverlies deel uitmaakten van de handelsvoorraad van een kunsthandel. De commissie beoordeelt kunsthandelzaken volgens de criteria van het specifieke restitutiebeleid voor kunsthandels, dat in 2003 op basis van de kunsthandelaanbevelingen van de Commissie Ekkart tot stand is gekomen. 42 In 2007 was de commissie, in lijn met deze kunsthandelaanbevelingen van de Commissie Ekkart en de regeringsreactie daarop, tot het oordeel gekomen dat restitutieverzoeken met betrekking tot objecten afkomstig uit de handelsvoorraad van een kunsthandel anders beoordeeld moeten worden dan verzoeken betreffende particulier kunstbezit. De commissie heeft daarbij onder meer in aanmerking genomen de overweging van de Commissie Ekkart in de inleiding bij haar genoemde aanbevelingen dat de kunsthandel verkoop van handelsvoorraad als doelstelling heeft, zodat een belangrijk deel van de verrichte transacties, ook bij joodse kunsthandelaars, in principe gewone verkoop was. Zo kan, aldus de commissie, bij de kunsthandel meer dan bij particulier kunstbezit een zekere mate van administratie en daarmee van de mogelijkheid tot bewijs worden verondersteld. Ook is voor de commissie van belang dat de Commissie Ekkart in de genoemde inleiding als toelichting geeft: Met name de aanbeveling verkopen door particulieren vanaf het begin van de oorlog te beschouwen als gedwongen verkopen tenzij nadrukkelijk anders blijkt, kan voor de kunsthandel niet ongewijzigd worden overgenomen. Zou het tijdsverloop (mede) de oorzaak zijn van de onmogelijkheid de nodige bewijzen bij te brengen, dan ligt het risico daarvan anders dan ingeval van particulier kunstbezit niet bij de overheid, maar bij de verzoeker. De uitzonderlijke omkering van de bewijslast zoals die geldt bij particulier kunstbezit is derhalve niet van toepassing op kunsthandelzaken. 43 Dit heeft geleid tot een aan deze categorie van verzoeken aangepast toetsingskader, waarin achtereenvolgens van belang zijn: een hoge mate van waarschijnlijkheid van eigendom van het object bij de kunsthandelaar; het behoord hebben van het object tot de zogenoemde oude handelsvoorraad ; een hoge mate van waarschijnlijkheid van onvrijwillig bezitsverlies. Het begrip oude handelsvoorraad heeft betrekking op de handelsvoorraad die is verworven door de kunsthandelaar zelf, vóórdat deze doorgaans vanwege door de bezetter genomen maatregelen de handel moest staken en er in de kunsthandel een door de nazi s aangestelde beheerder (Verwalter) werd geplaatst. De onder het beheer van de Verwalter aangekochte handelsvoorraad wordt aangeduid met het begrip nieuwe handelsvoorraad. 42 43 Zie bijlage 1b bij het Verslag 2005. In het Verslag 2005, onder meer te raadplegen via de website van de commissie, wordt het restitutiebeleid in kunsthandelzaken nader beschreven. 23

In het verslagjaar heeft de commissie 7 adviezen uitgebracht over in totaal 78 objecten afkomstig uit de kunsthandel. 44 Met betrekking tot 2 objecten is het verzoek ingetrokken. 9 objecten kwamen voor restitutie in aanmerking, maar 2 daarvan bleken niet meer aanwezig en dus niet beschikbaar voor afgifte. Voor deze beide objecten heeft de commissie geadviseerd tot schadeloosstelling. Met betrekking tot de andere 7 is teruggave geadviseerd. De verzoeken om restitutie van de overige 67 kunstvoorwerpen voldeden niet aan de voor kunsthandelzaken geldende toetsingscriteria. Van 13 hiervan kon de eigendom niet in de vereiste hoge mate aannemelijk worden gemaakt, 45 objecten behoorden niet tot de oude handelsvoorraad en van 9 objecten is niet in hoge mate waarschijnlijk gemaakt dat het bezitsverlies onvrijwillig was. Wat opvalt bij deze kunsthandelzaken, is het betrekkelijk grote aantal restitutieverzoeken waarvoor tot afwijzing is geadviseerd op grond van het ontbreken van het vereiste dat een object tot de oude handelsvoorraad heeft behoord. In de gevallen waarin de verzoekers zelf niet in staat bleken de nodige aanwijzingen aan te brengen heeft de commissie zelf onderzoek gedaan. Wanneer ook dan op grond van de beschikbare gegevens niet was vast te stellen wanneer de kunsthandel het object had gekocht, moest besloten worden dat onvoldoende was aangetoond dat het object tot de oude handelsvoorraad had behoord en heeft de commissie moeten adviseren tot afwijzing van het verzoek. Een voorbeeld van een in 2008 uitgebracht afwijzend advies in een kunsthandelzaak is de zaak Van Messel (RC 1.57). In deze zaak was sprake van twee kunsthandels, die tijdens de oorlog werden samengevoegd. Uit het claimonderzoek bleek dat de joodse Samuel van Messel in 1921 een kunsthandel vestigde aan de Nieuwe Spiegelstraat 39 te Amsterdam onder de naam S. van Messel. Dit filiaal werd beheerd door zijn twee zonen, A. van Messel en J. van Messel. In 1924 vestigde J. onder de naam J. van Messel zijn eigen kunsthandel in Amsterdam, terwijl A. vanaf 1925 de kunsthandel van zijn vader onder de naam Firma S. van Messel voortzette. In 1935 verhuisde J. zijn kunsthandel naar de Nieuwe Spiegelstraat 49 te Amsterdam. Derhalve waren de kunsthandels Firma S. van Messel en J. van Messel ten tijde van de Duitse inval in Nederland op een steenworp afstand van elkaar gevestigd. Gedurende de Tweede Wereldoorlog nam de Duitse bezetter in Nederland verschillende maatregelen om achtereenvolgens tot registratie, beheer en liquidatie van bedrijven van joodse ondernemers over te gaan. Een van de gevolgen hiervan was dat deze bedrijven onder beheer werden gesteld en vervolgens vaak geliquideerd door een Verwalter. Firma S. van Messel en kunsthandel J. van Messel kwamen beide onder beheer te staan van dezelfde Verwalter, die vervolgens de beide kunsthandels samenvoegde. De claim inzake Van Messel werd ingediend door twee verzoeksters, die respectievelijk stelden erfgenaam c.q. familie te zijn van A. van Messel en J. van Messel. Het restitutie- 44 Het betreft de zaken RC 1.49 (Stodel II ), RC 1.51 (Mossel), RC 1.57 (Van Messel), RC 1.62 (Staal), RC 1.63 (Van Leeuwen), RC 1.64 (Rubens) en RC 1.67 (Oppenheimer). Zie voor de volledige tekst van de adviezen paragraaf 5.5 van dit verslag. 24