MENTRAAT AAN BEGINNENDE KERKELIJK WERKERS informatie voor de mentorant juli 2017
Inhoudsopgave: INLEIDING 3 I. MENTRAAT 4 1.1. pzet van de route van het mentoraat 4 1.2. Het eigene van het mentoraat als onderdeel van de Permanente Educatie in de eerste fase van het werken in de kerk 5 1.3. De doelen van het mentoraat 5 1.4. Model van mentoraat 7 1.5. Aandachtspunten in verband met specialistische functies 9 1.6. Procedure rond verwijzing 10 1.7. Valkuilen 10 1.8. Enkele aanbevelingen voor beginnende kerkelijk werkers 12 II. ANDERE VRMEN VAN BEGELEIDING 15 III. ADRESSEN 16 1
Uitgave van de het Protestants Landelijk Dienstencentrum. Informa e over het mentoraat voor beginnende predikanten en kerkelijk werkers van de Protestantse Kerk in Nederland. Utrecht, juli 2017 2
Inleiding Deze brochure is bedoeld voor kerkelijk werkers die kort geleden in de bediening zijn gesteld of zijn beves gd als ouderling-kerkelijk werker en staan geregistreerd in het register voor kerkelijk werkers. Het gaat om een aanstelling van minimaal 12 uur voor een periode van minstens een jaar. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) hee predikanten én kerkelijk werkers verplicht gesteld in de eerste vijf jaren van het werk een leerroute te volgen die (ruim) twee jaren omvat. Het is het begin van het traject van Permanente Educa e (PE) Dit programma bestaat uit twee opeenvolgende fasen: a: Het mentoraat (1 jr.) b: De primaire nascholing (1 jr./5x2 dagen) In deze brochure gaat het over het mentoraat aan beginnende kerkelijk werkers. 3
I. Mentoraat 1.1. pzet van de route van het mentoraat Het mentoraat aan een kerkelijk werker ziet er als volgt uit: Stap 1: In de eerste maanden na de benoeming en in bediening stelling of beves ging wordt voor de beginnend kerkelijk werker een mentor gezocht. Stap 2: De mentor hee snel daarna een eerste contact met de kerkelijk werker. De begeleiding zelf begint dan zo spoedig mogelijk. Dat is in de meeste gevallen twee tot drie maanden na datum van benoeming. De begeleiding bestaat uit een serie van en tot twaalf gesprekken van ongeveer twee uur, verspreid over een jaar. Stap 3 De in het begin toegezonden evalua eformulieren worden door mentor en kerkelijk werker aan het eind van het traject samen ingevuld. Wanneer deze formulieren zijn ontvangen en verwerkt door het secretariaat ontvangt de beginnende kerkelijk werker een verklaring. In de eindfase van het mentoraatstraject begint het tweede onderdeel van de 1 e 5 jaar van de nascholing: de primaire nascholing. Dit deel van de nascholing wordt gezamenlijk georganiseerd door Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en Hogeschool Windesheim in Zwolle. Voor deze nascholing wordt u uitgenodigd meestal aan het eind van het jaar nadat u voor het eerst in de bediening bent gesteld of beves gd als ouderling-kerkelijk werker in een gemeente. Mocht u geen uitnodiging hebben ontvangen dan kunt u contact opnemen met het Toerus ngscentrum van de Protestantse Kerk: pcte@protestantsekerk.nl Als beide trajecten afgerond zijn is de eerste fase van de Permanente Educa e (eerste vijf jaar) voltooid. Bij het mentoraat gaat het om de individuele begeleiding op de werkplek, meestal afgewisseld ten huize van de beginner of mentor. 4
1.2. Het eigene van het mentoraat als onderdeel van de Permanente Educatie in de eerste fase van het werken in de kerk - een individuele benadering van collega tot collega. - het beoefenen van collegialiteit. - kri sche reflec e op het eigen func oneren. Mentoraat biedt aan de kerkelijk werker de mogelijkheid om, met het groeien in zijn/haar nieuwe werksitua e, te reflecteren op het eigen func oneren, onder begeleiding van een collega, die de taak van mentor op zich genomen hee. Mentoraat is geen supervisie of pastoraat. Een collega trekt een jd met een beginnende collega op en men richt zich daarbij op de breedte van het werk. 1.3. De doelen van het mentoraat Per 1 september 2012 geldt ook voor kerkelijk werkers dat zij gebonden zijn aan de 1 Permanente Educa e voor predikanten en kerkelijk werkers. Het mentoraat richt zich er op de mentorant te begeleiden bij het zelfstandig func oneren in het geheel en in de verschillende onderdelen van zijn/haar werk. Dit zelfstandig func oneren wordt ges muleerd door systema sche en kri sche reflec e. Een mentor s muleert de mentorant daartoe een methodiek te ontwikkelen, met de bedoeling dat dit kri sch reflecteren ook na de verplichte werkbegeleiding zelfstandig (alleen of met anderen) wordt voortgezet. De volgende doelen worden nagestreefd. De kerkelijk werker: 1. heeft een groeiend vertrouwen in en zicht op de eigen mogelijkheden en grenzen van de beroepsuitoefening. Dit houdt in: - een rich nggevend beeld hebben van de kerkelijk werkerfunc e, - kunnen reflecteren op de verhouding van mogelijkheden en 1 Informatie hierover is te vinden bij www.protestantsekerk.nl/pe 5
onmogelijkheden in het werk, - vertrouwdheid met de rol, - het omgaan met de balans tussen afstand en nabijheid, - het omgaan met lof en kri ek. 2. is in staat tot automatisch (= methodisch) werken. 3. is in staat in deze werksituatie voldoende in staat tot timemanagement. 4. kan gestructureerd werken, onder andere: - waar gaat het nu om in mijn rol als kerkelijk werker? - welke prioriteiten stel ik en kan ik in overleg met de kerkenraad stellen? - hoe vertaal ik dat in mijn agendaplanning? - hoe maak ik keuzen? - hoe en waar trek ik grenzen? 5. kan ruimte nemen voor de eigen spiritualiteit en ook voor een eigen leven. 6. kan het eigen functioneren kritisch en gericht bevragen en, zo nodig, verworven inzichten vertalen in ander gedrag. Dit kan resulteren in aanwijsbare effecten, zoals bijvoorbeeld: - een andere planning, - een werkplan op de kerkenraad bespreken, - meer jd voor studie, bronnen van inspira e en spiritualiteit, - duidelijker a akening tussen werk en vrije jd, - betere voorbereiding van ac viteiten, enz. 7. heeft toenemende bereidheid tot collegiaal overleg, collegiale consultatie en intervisie. In het persoonlijk ontwikkelingsplan kan ook een traject collegiaal overleg of intervisie gekozen worden. Het opzetten van een nieuwe intervisiegroep kan bijvoorbeeld met hulp van de modellen voor overleg en intervisie: h ps://www.protestantsekerk.nl/ac ef-in-de-kerk/werken/gemeentepredika nt/begeleiding 8. heeft de innerlijke ruimte om, voor zover mogelijk op basis van de huidige 6
werkervaring/-situatie, zichzelf te bevragen met betrekking tot - de vraag of kerkelijk werker zijn de juiste beroepskeuze is; - de vraag of hij/zij werkzaam is in de meest passende werksoort (pastoraal werker, jeugdwerker, opbouwwerker, etc.) 1.4. Model van mentoraat pzet mentoraat Na intake en kennismakingsgesprek vinden er 10 gesprekken van 1,5 tot 2 uur plaats in de periode van een jaar. Verplichte werkbegeleiding Inhoud gesprekken Intakegesprek Kennismaking, waarna een mentor wordt gezocht. Kennismakingsgesprek (mentor < Kennismaking, informa e > kerkelijk werker) uitwisselen. Doel en opzet mentoraatsgesprekken; klikt het? Zo ja, afspraken maken. 1 e gesprek Verdere kennismaking; vragen en uitdagingen in werk. Intro in oefening, gericht op verheldering van het eigen func oneren. 2 e gesprek Bespreking uitkomsten oefening.[5 kolommen] Welke items wil je aan de orde stellen? 3 e -11 e gesprek Uitdiepen items(s) 12 e gesprek afronding en evalua e 7
2 Aandachtspunten gesprekken In het begin van het contact tussen mentor en kerkelijk werker is er duidelijkheid over de doelen en wordt er een werkcontract (wanneer, waar, wat en hoe) gesloten. Het gaat om het leren stellen van vragen over het eigen func oneren; het serieus nemen van die vragen; het zo helpen verwoorden van die vragen dat ze uitnodigen tot het zoeken van antwoorden; het samen willen zoeken naar verdieping van die vragen. Het gaat bij dit alles om inzicht in disposi e en gedrag; het leren kri sch te kijken naar de grondhouding en grondstructuur van en voor het handelen. De gesprekken hebben daarom een herkenbare structuur, er wordt gewerkt met structurerende methodes, schri elijke reflec es en tussen jdse evalua e. Regel is dat de kerkelijk werker steeds de agenda aanreikt over het gekozen onderwerp (werkvormen als pastoraat, catechese, toerus ng, gemeenteopbouw, enz.) dat aan de orde is. De mentor ziet erop toe dat in de loop van de jd alle face en van het werk de revue passeren. Inhoudelijke aandachtpunten/gesprekthema s Bij het bespreken van de werkvormen wordt ook gelet op vragen/ ervaringen rond: rganisa e van het werk: jdsbesteding, werklast, werkdruk, taaka akening, invulling en a akening van verantwoordelijkheden Verhouding werk en privé: hoe is de balans in geloven-leven-werken, hoe gaat de kerkelijk werker om met vrije jd, studie, eigen spiritualiteit etc. Posi e in het werkveld: de rela e tot 1. de kerkenraad: o.a. communica e en informa evoorziening; kerkenraad 2 Dit is gebaseerd op kerkelijk werkers in gemeenten. Informatie over kerkelijk werkers in specialistische functies, zoals geestelijk verzorger in een instelling is te verkrijgen via Gemeentecontacten. In 1.5 wordt in het kort gesproken over mogelijke trajecten. 8
als werkgever; personeelsbeleid; helderheid afspraken; beleid en uitvoering; rol/par cipa e in vergaderingen/ overlegsitua es, evalua e/verantwoording werk; func oneringsgesprekken; mogelijkheden tot deskundigheidsevordering; 2. de predikant(en): o.a. samenwerking, taakverdeling, communica e en werkoverleg 3. organisa es/instan es buiten de gemeente: bijvoorbeeld maatschappelijke, jeugdorganisa es. Kerkordelijke posi e en bevoegdheden De kerkelijk werker is in de bediening gesteld, niet in het ambt, welke prak sche vragen/problemen leert dit op; geheimhouding, etc. Eigen competen es/kwaliteiten: eigen beoordeling daarvan (voldoende toegerust voor deze taken?); hoe verder ontwikkelen van eigen competen es; vormen van deskundigheidsbevordering of intervisie? Wat is mijn iden teit als pastoraal werker, jeugdwerker etc.? Eventueel de betekenis van het par me karakter van de func e. Hoe is de plek van eventuele huisgenoten in het geheel van de gemeente. mgaan met lof, feedback en kri ek. 1.5. Aandachtspunten in verband met specialistische functies Bij de werkbegeleiding van een kerkelijk werker in een specialis sche func e zijn drie uitgangssitua es denkbaar: 1. Een introduc eweek (of iets dat daarmee vergelijkbaar is), gevolgd door supervisie-intervisie verzorgd door de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) 2. Een introduc eweek (enz.), zonder daaropvolgende supervisie en intervisie 3. Een blanco start. 9
Situatie 1 : De supervisor hee de rol van mentor op zich genomen. Situatie 2 : Mentoraat is aangepast. Een mentor wordt uitgezocht die zelf ook werkzaam is in de zorgsector. Elementen uit de introduc eweek kunnen verder besproken worden in het mentoraat. Situatie 3 : Mentoraat is aangepast, een reeks van en gesprekken wordt voorbereid. Een mentor wordt gezocht in de zorgsector. Bij de werkbegeleiding is op de vragen een uitgebreide omschrijving van de thema s die in de verschillende werksoorten aan de orde kunnen komen. 1.6. Procedure rond verwijzing Als er vragen zijn, die niet behoren tot het terrein van de mentor dan wordt doorverwezen naar andere deskundigen. De mentor neemt in overleg met de mentorant daartoe contact op met het Landelijk Dienstencentrum/Gemeentecontacten. De mentor kan dan samen met de kerkelijk werker gaan zoeken naar de juiste verwijzing, bijvoorbeeld naar een psychotherapeut of supervisor. De mentor neemt in ieder geval in geen enkele situa e contact op met de kerkenraad of andere werkgever. Mocht overleg nodig zijn, dan zal dit geschieden door en in overleg met de werkbegeleider van de regio. 1.7. Valkuilen Kerkelijk werker zijn is een zwaar beroep. De taken zijn vaak niet helder omschreven, verwach ngen van de gemeente kunnen te hoog gespannen zijn. Gemeenteleden zijn mondig(er) geworden, de pluriformiteit is toegenomen en de secularisa e staat niet s l voor de kerkdeur. Mede daardoor tobben vele werkers in de kerk met hun iden teit. Is het kerkelijk werkerschap een roeping, gewoon een beroep, of draagt het beide elementen in zich? Hoe verhouden zich die twee elementen tot elkaar? Wat laat het werk van mij als persoon en als gelovige over? Wat zijn de valkuilen waar je voor op moet passen, op voorbereid moet zijn? Wanneer je begint als kerkelijk werker weet je nog niet in welk krachtenveld je je beweegt. Je bent bijvoorbeeld de pastoraal werker, de jongerenwerker of de 10
gemeenteopbouwwerker voor de gemeenteleden, welke rol heb je en welke verwach ngen spelen mee? Hoe kun je met onverwachte situa es omgaan? De mentor gee aan de beginnend kerkelijk werker gelegenheid om te reflecteren over de eigen plek. Hierbij kan inzicht gegeven worden in de verschillende face en van het werk. Voor de duidelijkheid geven we hieronder een paar veel voorkomende valkuilen weer. riënteringsfase Een van de grootste valkuilen is ons inziens direct aan het veranderen te (willen) slaan. mdat het in de ogen van de nieuwkomer beter/anders kan of moet. Maar men stapt in een rijdende trein: de gemeente was er al voordat hij/zij er kwam en zal er ook nog zijn als hij/zij er niet meer is. En dat geldt misschien ook voor de predikant(en). Daarom is het een gulden regel om in de oriënteringsfase van het eerste jaar slechts de afgesproken taken zorgvuldig te vervullen en geen veranderingen tot stand te brengen voordat er werkelijk een wederzijds vertrouwen is ontstaan. Vertrouwen is het eerste waar aan gewerkt moet worden. Dat kan o.a. ook betekenen dat in dit eerste jaar gewerkt moet worden aan goede communica e of aan verbetering van overleg. Als het goed is, zijn de verwach ngen van kerkelijk werker, gemeente, kerkenraad en predikant duidelijk, zijn bij de benoeming de taken zakelijk en helder met elkaar afgesproken, is er een werkplan gemaakt en is een en ander ook bekend gemaakt aan de gemeente. Die uitgesproken en beschreven verwach ngen en taken kunnen dan vervolgens onderwerp van gesprek en evalua e zijn, om problemen te voorkomen. Betrokken raken bij conflicten Wat helaas nogal eens gebeurt, is dat een kerkelijk werker in een vrij vroeg stadium van de werkzaamheden in de gemeente betrokken raakt in een conflictsitua e in de gemeente. Voordat je het weet ben je als kerkelijk werker deel van het conflict. Zeker als je je laat verleiden om je te iden ficeren met een van de par jen, die willen scoren. p het moment echter dat je par j kiest, ben je verdacht voor de andere par j en is de vertrouwensbasis aangetast. Werk en privé Een volgende valkuil is dat kerkelijk werkers zich volledig op het werk storten en geen ruimte voor zichzelf en hun eventuele partner en omgeving reserveren, met alle ellendige gevolgen van dien. 11
Wanneer je je totaal laat opslokken door je werk, je laat leegzuigen kun je op den duur voor niemand meer iets betekenen. Gewerkt zal moeten worden aan een gezonde scheiding tussen werk en vrije jd. Zuinig zijn op bestaande vriendschappen is derhalve een nu ge aanbeveling. Positie en rol ok het op een adequate manier omgaan met de rol en posi e van de kerkelijk werker moet geleerd worden. Dat zelfs kleding en zaken als tutoyeren hierin een rol spelen, is iets dat velen met vallen en opstaan ontdekken. Hoe gewoon je ook wilt zijn, vergeet niet dat je voor gemeenteleden als kerkelijk werker een bepaalde rol kunt hebben, die nu eenmaal anders is dan die van buurman of fietsenmaker. Nabijheid en distan e spelen hierin ook mee. Je zult je eigen grenzen moeten leren bewaken en in acht nemen. Te veel beloven Een fout die velen maken en zeker niet alleen beginners, is dat nogal eens iets beloofd wordt: Ik kom binnenkort nog weer eens langs of U hoort nog van mij. De ander vergeet dergelijke belo en niet. Het niet nakomen van een gedane belo e schaadt de vertrouwensrela e. Beloof daarom alleen wat je werkelijk waar kunt maken of maak met de agenda er bij een nieuwe afspraak. ngestructureerd werken Dit is een fenomeen dat we ook nogal eens tegenkomen, met alle kwalijke gevolgen van dien. Planma g, effec ef werken en een daarbij behorende goede agendaplanning zijn dringend noodzakelijk. ok het leren onderscheiden van hoofd- en bijzaken om prioriteiten te kunnen stellen. Structuur en duidelijkheid zijn bevrijdend en verhelderend voor jezelf en voor hen met wie je samenwerkt. Met name bij par me kerkelijk werkers dienen er goede afspraken gemaakt te worden over de jdsbesteding. Als je bijvoorbeeld bij pastoraat ook uitvaarten verzorgt, zal je om moeten leren gaan met onverwachte veranderingen in de planning. f denk aan de flexibiliteit, die van een jeugdwerker gevraagd kan worden als het gaat om jongerenac viteiten. En dan geldt het zowel voor de full mer als de par mer dat ze moeten uitbreken uit hun vaste structuur van werk en andere jd. 1.8. Enkele aanbevelingen voor beginnende kerkelijk werkers Wie begint als kerkelijk werker kan vaak de indruk hebben dat er veel ruimte is voor 12
een eigen indeling van het werk. Maar er blijkt al snel meer vast te liggen dan hij/zij dacht. Bovendien kunnen veel mensen en groepen in deze beginfase een beroep doen op de nieuwe kerkelijk werker. ( het zou fijn zijn als u eens, Het is belangrijk dat u. ) Alhoewel elke gemeente en predikant uniek is en een kerkelijk werker voor eigen vragen stelt en iedere kerkelijk werker eigen mogelijkheden en grenzen hee, toch zijn ons inziens de volgende aandachtspunten met betrekking tot het eerste jaar in een eerste gemeente van belang: - Als het goed is, liggen je taken vast. Houd je het eerste jaar strikt aan de afgesproken taken en neem geen nieuwe taken (van grote omvang) op je. Een eenmaal door je manier van werken geves gd verwach ngspatroon laat zich niet gemakkelijk ombuigen (bijvoorbeeld al jd aanwezig zijn of leiding hebben bij bepaalde werkgroepen; of zelf alle voorbereiding doen voor ac viteiten) verigens: de taken die in de fase van benoeming zijn afgesproken, kunnen in de prak jk nog veel open einden vertonen; of niet helder afgebakend zijn, bijvoorbeeld ten opzichte van het werk van de predikant. f de communica e en informa evoorziening tussen kerkelijk werker, predikant en kerkenraad verloopt niet goed. Maak juist in deze fase onduidelijkheden bespreekbaar en verbeter de afspraken. - Gebruik het eerste half jaar, in overleg met kerkenraad, predikant en eventueel groepen/organen, met name als oriënteringsfase : om het werk te verkennen, om mensen en de verhoudingen te leren kennen en om vertrouwen te winnen. - Dat het belangrijk is ruimte te houden voor jezelf en voor je rela e met de eventuele partner lijkt vanzelfsprekend. Het blijkt vaak geen kwaad te kunnen elk weekend te bekijken welke dagdelen de komende week zeer waarschijnlijk vrij gehouden kunnen worden. Het is goed dan tevens de agenda s te vergelijken. - Houd in het begin ook werk jd over om buiten de grenzen van je eigen werk of van de eigen gemeente rond te kunnen kijken. Bijvoorbeeld: wat is er oecumenisch aan de hand en hoe ziet de omgeving van deze kerkelijke gemeente er uit? - Zoek en onderhoud contact met collega s. Eventueel in groepsverband. Bij collegialiteit denken we aan overleg met het plaatselijke team van predikanten, kerkelijk werkers in de regio en zo mogelijk ook aan lidmaatschap van de 13
werkgemeenschap van de classis. ok worden in de verschillende regio s dagen georganiseerd voor de kerkelijk werkers. Informeer eens hoe dat zit bij de gemeenteadviseur in je eigen regio. - Doe geen belo en waarvan je niet zeker weet dat je ze kunt nakomen. (bijvoorbeeld aan het slot van een kennismakingsbezoek: Komt u nog eens langs? Ja, u ziet mij vast weer eens. Het beeld blij hangen: hij/zij zou toch nog komen?) Beter is: Ik kan dat nog niet goed overzien. f: ver zoveel jd zal ik met u een afspraak maken. en die dan in de agenda vastleggen. - Denk na over je presenta e (bijvoorbeeld de manier waarop je je kleedt en de manier waarop je je laat aanspreken). Uiteraard volgt iedereen hierin eigen smaak en s jl. Maar ook de cultuur van de gemeente of de s jl van de predikant spelen hierin mee. Wel krijgen we in de werkbegeleiding van beginnende kerkelijk werkers regelma g te horen dat de kleding toch een belangrijke factor kan zijn bij de beleving van de eigen rol. - Datzelfde geldt voor het zich laten noemen bij de voornaam. Soms hebben beginnende kerkelijk werkers er spijt van dat ze dat te weinig selec ef gedaan hebben. Bij kleding en het al dan niet tutoyeren gaat het o.a. om het omgaan met nabijheid en distan e in deze nieuwe rol. 14
II. Andere vormen van begeleiding Intervisie en collegiale consultatie De laatste jaren zijn nieuwe vormen van (onbegeleide) intervisie ontwikkeld. Dit biedt groepen kerkelijk werkers en predikanten ondersteuning aan bij het opstarten van intervisiegroepen en begeleiding in de beginfase. Zie hiervoor de verschillende modellen op www.protestantsekerk.nl/ac ef-in-de-kerk/werken/gemeentepredikant/begeleiding NB Individuele coaching en begeleiding op verzoek wordt niet aangeboden door de Protestantse kerk. Wel kunnen we beginnende kerkelijk werkers helpen met het vinden van goede begeleiding. Hiervoor kunt u terecht bij Gemeentecontacten. 15
III. Adressen Algemene Informatie over het mentoraat: Gemeentecontacten Protestants Landelijk Dienstencentrum Joseph Haydnlaan 2a, 3533 AE Utrecht; Postbus 8504, 3503 RM Utrecht. tel: 030-8880 1880 e-mail: info@protestantsekerk.nl Permanente Educatie en secretariaat mentoraat Protestants Centrum voor Toerusting en Educatie (PCTE) Protestants Landelijk Dienstencentrum Joseph Haydnlaan 2a, 3533 AE Utrecht; Postbus 8504, 3503 RM Utrecht Contactpersoon: Mw M. Helsdingen tel: 06 547 558 14 pcte@protestantsekerk.nl 16