Test theorie: Autowegen en Autosnelwegen (wordt je aangeboden door Autorij-instructie.nl) Zie de Maximum toegestane snelheid op de Nederlandse wegen van de verschillende voertuigen Test theorie: Autosnelwegen en autowegen 1. Op autowegen kan je geen kruisend verkeer verwachten, op autosnelwegen wel 2. Gebruik van autosnelwegen is alleen bedoeld voor voertuigen die harder kunnen rijden dan 60 km per uur 3. Naast/aan de autosnelweg gelegen tankstations en parkeerplaatsen behoren ook tot de autosnelweg 4. De minimum toegestane snelheid op een autosnelweg is 60 km per uur 5. Matrixborden boven de autosnelweg geven adviessnelheden aan 6. Gebruik van de vluchtstrook op de autosnelweg mag alleen ingeval van nood 7. De maximum toegestane snelheid voor vrachtauto s en personenauto s met een aanhanger, zwaarder dan 3500 kg is A. zowel op een autoweg als op een autosnelweg maximaal 80 km per uur
B. op een autosnelweg 90 km per uur en op een autoweg 80 km per uur 8. De standaardregel is inhalen geschiedt links. Dit geldt niet bij file rijden 9. Wat helpt de doorstroming en het milieu A. bij file rijden zoveel mogelijk in de eigen rijstrook blijven rijden B. bij file rijden wisselend de vlotst rijdende rijstrook kiezen 10. De 2-seconden regel houdt in A. de minimale volgafstand tot je voorligger B. de maximale afstand tot je voorligger 11. Als je plotseling moet remmen of reageren bij opdoemend gevaar A. rem of handel je doorgaans direct B. is de reactietijd minimaal één seconde 12. Welke bestuurders mogen alleen de twee meest rechts gelegen rijstroken op een autosnelweg gebruiken A. bestuurders van autobussen, vrachtauto s en opleggers B. bestuurders van vrachtauto s én bestuurders van samenstellen van voertuigen, meer dan 7 meter 13. De volgafstand bij een snelheid van 120 km per uur is ongeveer A. 70 meter B. 50 meter 14. Bij verlaten van een autosnelweg via de uitrijstrook geef je richting aan op ongeveer A. 300 meter afstand B. bij het begin van de dubbele belijning van de uitrijstrook 15. Rijdend op de invoegstrook zet je zo snel mogelijk de richtingaanwijzer aan, ten teken dat je wilt gaan invoegen 16. Bij uitrijden op de autosnelweg mag je rechts van de blokmarkering rechts inhalen 17. Een doorgetrokken witte streep mag je met de auto niet overschrijden A. klopt altijd B. er zijn enkele uitzonderingen 18. Bij het bord verkeerstunnel (L13) geeft de weergegeven afstand aan A. de lengte van de tunnel B. de afstand tot de tunnel
Antwoorden en uitleg: Ga naar de afbeeldingen en uitleg en beschrijving van de de verkeersborden om de bij de vragen genoemde verkeersborden te bekijken. Vraag 01. NEE Hier geldt precies het omgekeerde. Op autowegen kan je kruisend verkeer en / of verkeerslichten verwachten. Op autosnelwegen alleen ongelijkvloerse kruisingen (tunnels en viaducten) Belangrijke verkeersborden: G1, G2, G3, G4, C9, C2, C16 Vraag 02. NEE Het gebruik van autosnelwegen is slechts toegestaan voor bestuurders van motorvoertuigen waarmee een snelheid van ten minste 60 km per uur mag en kan worden gereden. Door toevoeging van motorvoertuigen en mogen en kunnen, volgt automatisch dat alle andere voertuigen géén gebruik van de autosnelweg mogen maken. Voor een autoweg geldt: mag en kan 50 km per uur Belangrijke verkeersborden: G1, G2, G3 en G4 Vraag 03. NEE Op autosnelwegen geldt een maximum toegestane snelheid van 130 km per uur. Een bestuurder mag op een autosnelweg niet (vrijwillig) stilstaan op de rijbaan, achteruit rijden of keren. Daarnaast is het voetgangers verboden zich lopend op de autosnelweg te begeven, behalve in noodgevallen. Om deze redenen kunnen parkeerplaatsen en tankstations niet tot de autosnelweg behoren. Belangrijke verkeersborden: G1, G2, E4 Vraag 04: NEE Op autowegen en autosnelwegen is géén minimum toegestane snelheid vastgesteld (zie vraag 2). Enige maatregel zou kunnen zijn dat je het overige verkeer niet mag hinderen of in gevaar mag brengen. Belangrijke verkeersborden: G1, G2, G3 en G4 Vraag 05: NEE De op matrixborden oftewel elektronische signaleringsborden aangegeven snelheden op of boven de autosnelweg zijn maximum toegestane snelheden Belangrijke verkeersborden: A3 en F9 Vraag 06: JA Politie, brandweer, ziekenauto s en hulpverleningsdiensten die een dringende taak uitoefenen mogen gebruik maken van de vluchtstrook. Voor alle andere weggebruikers geldt dat dit alleen is toegestaan in noodgevallen Belangrijke verkeersborden: L14, L15, L16, L17, L18 en L19 Vraag 07: A Zowel op een autoweg als een autosnelweg geldt voor vrachtauto s én voor bestelauto s en personenauto s met een aanhangwagen zwaarder dan 3500 kg. een maximum toegestane snelheid van 80 km per uur
Belangrijke verkeersborden: G1, G2, G3 en G4 Vraag 08: JA Bij fileverkeer behoeft, als de rijbaan is verdeeld in rijstroken in dezelfde richting, niet de meest rechts gelegen rijstrook te worden gevolgd. Files mogen aan de rechterzijde worden ingehaald Belangrijke verkeersborden: J33 Vraag 09: A Het rustig blijven rijden in de eigen rijstrook zal de file sneller oplossen en maakt dat er minder geremd én gas gegeven hoeft te worden Vraag 10: A De 2-seconden regel houdt de minimale volgafstand in. Als je het overige verkeer niet hindert, is 3 á 4 seconden veiliger omdat dit je meer tijd tot reageren en handelen geeft Vraag 11: B Bij de ideale omstandigheden (voldoende scherp, alert en uitgerust) heb je minimaal één seconde reactietijd nodig, vóórdat je iets onderneemt / handelt. Vraag 12: B Op autosnelwegen met drie of meer rijstroken mogen bestuurders van een samenstel van voertuigen met een totale lengte van meer dan 7 meter én bestuurders van vrachtauto s alleen de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken. Dit verbod geldt niet als zij moeten voorsorteren (splitsing van autosnelwegen) Vraag 13: A Globaal ga je uit van het volgende: 1. bepaal je snelheid 2. deel de snelheid door twee 3. tel hier 10% bij op. (dus: 120 : 2 = 60, plus 10% = 66 km, afgerond 70 meter afstand) Vraag 14: A Bij uitrijden of uitvoegen op de autosnelweg geef je op een afstand van plusminus 300 meter richting aan. De richtingaanwijzer laat je aan staan tot het begin van het witte puntvlak en de dubbele belijning, waarna je de richtingaanwijzer neutraal zet. Nadien maak je met de richtingaanwijzer een eventuele nieuwe keuze kenbaar (voorsorteren, afslaan), ongeveer vanaf het bordje uit Vraag 15: NEE De richtingaanwijzer mag niet dwingend gebruikt worden. Je geeft pas dan richting aan, nadat je de snelheid hebt aangepast aan het overige verkeer en jezelf hebt overtuigd dat je voldoende ruimte hebt om veilig in te kunnen voegen Vraag 16: JA Rechts van een blokmarkering mag je inhalen. Wel extra aandacht voor andere bestuurders die op het laatste moment alsnog besluiten de autosnelweg te verlaten (richtingaanwijzer, gedrag)
Vraag 17: B Ingeval van pech of nood mag je de doorgetrokken witte strepen overschrijden. Dit geldt met name voor de belijning grenzend aan een vluchtstrook. (opengestelde) spitsstrook of vluchthaven Vraag 18: A Het verkeersbord L13 wordt geplaatst voor elke tunnel, langer dan 250 meter. De lengte van de tunnel wordt vermeld in het onderste deel van het bord.